De digitale reiziger's vakantieplakboek 2005
Deel 11: Langs de Laan van Avant Garde; Nesselande



190.000 gemeenteambtenaren vlogen elkaar huilend om de hals, vorige week donderdag: eindelijk hadden ze de gewenste loonsverhoging gekregen van om en nabij anderhalf tientje per maand, waarvoor ze maandenlang geknokt en gestaakt hadden. Meteen werden alle boze vakbondsacties van ambtenaren afgeblazen. In Rotterdam dus geen gratis stadsvervoer tijdens de Wereldhavendagen op 3 en 4 september 2005, zoals eerder was aangekondigd; helaas dus geen publieksvriendelijke acties - die het publiek uiteindelijk via-via toch zelf betaalt.

Was er dan nog wel een reden om op zaterdag de 3e af te reizen naar de Maasstad? De Wereldhavendagen zelf laat ik gaarne links liggen; ik ben een landrot en geen zeerob; ook het mediale opklopsel ‘Sail’ heb ik niet bezocht.

Ja, er was toch een reden om het RET-net met een bezoek te vereren: de verlenging van de Calandlijn, en de opening van het nieuwe metrostation Nesselande, in het uiterste noordoosten van de stad, zo ver mogelijk bij de havens vandaan. Op maandag 29 augustus had wielrenkampioene Leontien van Moorsel, de beroemdste wijkbewoonster, het lint doorgeknipt; ziehier een feestelijke fotorapportage van dit gebeuren.

De nieuwe wijk Nesselande, die na voltooiing ruim 10.000 inwoners zal tellen, is nu door middel van een 1500 meter lang metroviaduct verbonden met station De Tochten, dat twintig jaar lang het eindpunt is geweest van de Zevenkampse tak van de Calandlijn. De aanleg van het viaduct kostte circa € 36.000.000, een verbijsterend hoog bedrag voor zo’n peststukkie; bijna even veel als de complete Carnisselandelijn, die op maaiveld is uitgevoerd. Het komt neer op € 24.000 per meter. Gemeente en rijk hebben lang aangehikt tegen dit bedrag, maar uiteindelijk werd de knoop doorgehakt. De Calandlijn, die als ‘snel’tram met een snelheid van 40 km/uur door de Alexanderpolder en Zevenkamp sukkelt, heeft daardoor nu een snel, metroachtig laatste stukje gekregen.

Nesselande had, geografisch gezien, evengoed een wijk kunnen zijn van Nieuwerkerk aan den IJssel als van Rotterdam. De inwoners van Nesselande, wier stukje polder hemelsbreed dichter bij het stadhuis van Gouda ligt dan bij dat van Rotterdam, zijn 25 metrominuten verwijderd van de genoegens en zonden van de grote stad. Ze overschrijden op hun rit daarheen drie zonegrenzen, nog één meer dan de bewoners van oorden als Carnisselande, Nootdorp en Ypenburg, waar ook niets je aan de grote stad doet denken, behalve de (snel)tram of metro die je er brengt.

 

Ik heb maar vier strippen afgestempeld; mijn wandeling begint op metrohalte / -station Hesseplaats in Zevenkamp. Ik zal mijn doel via een omweg benaderen.

Als overal in Rotterdam wordt op Hesseplaats de indruk gewekt dat de apparatuur voor de OV-chipkaart ieder moment in gebruik genomen kan worden. De toegangspoortjes staan zeker tot 2007 uitnodigend open voor zowel wit- als zwartrijders, maar ze lijken levensecht met die groene en rode lampjes, die de richting aangeven waarin je er doorheen mag lopen. Overal hangen gebruiksaanwijzingen voor het chipsysteem, waarvan nog afgewacht moet worden of het ooit bruikbaar zal zijn. De aantrekkelijk vormgegeven kaartlezers vertonen teksten als: ‘Houd u kaart voor de lezer’ en ‘Initialisation in progress’. De oplader meldt in vier talen dat hij buiten werking is. De Duitse uitleg is in het Engels, gevolgd door het woord: ‘German’.

Wat zou de schrootwaarde zijn van al die rotzooi? Ik vrees dat dit herhaaldelijk uitgestelde project, evenals al zijn voorgangers, zal mislukken, en de strippenkaart in 2030 zijn halve eeuwfeest zal vieren.

Langs 20-hoge flats met hoogtevreesgalerijen zoek ik mijn weg naar buiten. De overgang van stad naar land is ook hier heel abrupt. Plotseling sta ik ten plattelande. De stoep eindigt op een zandhoop.

Wollefoppenweg, heet het hier. Het is raar weer; zonnig en wat drukkend, maar ook mistig, met kille flarden die opstijgen vanuit de weilanden, en je ineens om het hart slaan. Enkele koeien staan met belangstelling een informatiebord te lezen. Daar zie ik ook een oude bekende: diezelfde fotograaf die laatst in Utrecht bus 50 stond te fotograferen. Ook hier, met die koeien, is hij me vóór.

Oud-Verlaat, behorende tot de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle, is een buurtschap met een paar rijtjes nieuwbouw en met 514 inwoners (‘onder voorbehoud’, zegt de gemeentelijke site; er komt er wel eens één bij, en er gaat er wel eens één af). Gek, zo’n los stukje woonwijk midden in de weilanden! Er bestond ooit ook een Nieuw-Verlaat, maar dat is nu omarmd door Zevenkamp. De naam leeft nog voort in die van een metro-sneltramstation op de Calandlijn.

Via een weg langs een weiland loop ik per ongeluk Zevenkamp weer binnen; mijn oriëntatievermogen blijkt me alweer verlaten te hebben. Dan bereik ik de Zevenhuizerplas, een put van ongeveer een vierkante kilometer. Aan de andere kant, bij de Rotte, heb je een drukbezocht strand. Hier, waar ik nu sta, heerst een bijna onheilspellende stilte.

De geschiedenis van dit gebied kan bijna niet Hollandser. Het was ooit een enorm moeras, werd toen ontgonnen voor landbouw, en later afgegraven voor turf - om de historie van vele eeuwen in één zin samen te vatten. Door die turfafgravingen ontstonden grote plassen, die stad en land bedreigden. Die werden daarom weer drooggemalen. Waarna, een paar eeuwen later, opnieuw een grote put werd gegraven; deze keer om zand te winnen voor alle nieuwbouwprojecten die zich op dit laaggelegen stukje Nederland manifesteerden. Ziedaar de Zevenhuizerplas. Die kreeg al snel een recreatieve bestemming, en wordt momenteel uitgebreid.

Daar heb je die ellendeling weer! Hij fotografeert de plas voordat ik dat kan doen; hij fotografeert van alles het mooie af. Daarnet heb ik hem achtergelaten bij die koeien, waarmee hij nog lang niet klaar was toen ik passeerde; hoe is hij hier zo snel gekomen?

Verderop beland ik in een proto-wijk met achter hoge zandhopen een torenflat die ik wat vaag zie, door de mist en door de zandstormen. Overal zie je dat flatgebouw, dat later tegenover metrostation Nesselande zal blijken te staan.

Twee vissers, een veel te dikke man met zo’n buik-shirt, en zijn dunne zoon, hebben een batterij hengels opgesteld bij hun groene legertent. Watervogels heffen een naargeestig gekras aan. Met piketpaaltjes zijn kaveltjes grond afgespeld. Het laat zich wel raden wat hier komt: huizen rond die plas, voor wie nog wat geld in zijn ouwe sok heeft. Er zwemt hier niemand, hoewel borden geruststellend gewagen van een goede zwemwaterkwaliteit.

Geschreeuw vanuit de richting van de legertent.
- ‘Zo, hee!!’
- [Onverstaanbaar]
- ‘Nee, ik ben serieus; hij was maar zo 80 centimeter!!’.

De zoon spreekt in de verleden tijd over het zoetwatermonster; hij is gevloden – maar zal steeds langer worden in de verhalen.

Ik betreed de bewoonde wereld van Nesselande. Het laatste boerenerf houdt dapper stand, te midden van billboards: ‘Je treft het in Haag en Park’. De omgeving wordt hier sterk gedomineerd door het op een eiland gelegen metrostation, een fraaie glazen en metalen constructie van architect Hans Moor. Een waardiger eindpunt dan die kale halte De Tochten; Nesselande is een compleet station, met een toegangshalletje, een fatsoenlijke overkapping, trappen, roltrappen en een lift. En toegangspoortjes.

De metro dringt niet echt diep door in de wijk, die nog zeker een kilometer doorloopt voorbij het station. De RET-bus is met de komst van de metro verdreven uit Nesselande. Wel kun je de streekbus nemen; connexxion lijn 175 (Rotterdam Alexander – Waddinxveen / Boskoop) en doordeweeks zelfs de Interliner, helemaal naar Den Haag. Je doet maar een dik halfuur over het ritje naar de residentie; een stuk korter dan met metro plus trein.

Ik bewandel de wijk om het metrostation heen. Overwegend laagbouw; die torenflat is een uitschieter. Er is hier een Ladagestraat, genoemd naar een schilder; niet naar de patatkoning, zoals ik even gehoopt had. Ik volg de Laan van Avant Garde (ook een schilder, denk ik; A. Garde; nooit van gehoord; klinkt Frans).

Drie donkergetinte meisjes zijn de weg kwijt in deze nieuwe wijk. ‘Het tweede blok, nee het derde, daar, daar rechts, daar is het, dáár wonen wij’. Alles lijkt hier op elkaar. Weinig opzienbarends is hier te zien; de architectuur is allesbehalve avant-gardistisch.

Dan stap ik aan boord van de metro. We razen over het metroviaduct. ‘We’ is overdreven, ik zit alleen in een metrostel met 80 van die groene, hardplastic bankjes. Het is een breed viaduct, met aan weerszijden van de metrobaan een vluchtstoep. Halverwege De Tochten is een trappenhuis waardoor je in geval van calamiteiten toch nog naar beneden kunt komen. Of een veilig heenkomen kunt zoeken op de metrobaan, als dit lage land, 20 voet onder zeeniveau, bij een onverhoopte dijkdoorbraak onder water komt te staan. Grapjes maken over ‘New Orleans’ kan niet, vind ik, maar je kunt niet voorkomen dat het je door het hoofd spookt.

Vanaf het viaduct zie je voorlopig alleen maar een enorme bouwput. Het ritje naar het oude eindpunt in De Tochten duurt niet veel langer dan 100 seconden; het is zó voorbij.

Alle metro’s uit Nesselande hebben Schiedam Centrum als eindpunt. Zolang blijf ik niet zitten. Ik passer De Tochten, maar stap plotseling uit bij Ambachtsland. Dat ritje over het viaduct was me veel te kort; ik wil nog een keer. Op Ambachtsland staan Nesselanders met zware boodschappentassen. Hun nieuwe wijk kent nog geen winkelvoorzieningen. Ik neem de metro naar Nesselande, blijf erin zitten tot het eindpunt, en ga meteen weer terug.

36 miljoen voor een metrobaan van 100 seconden, dat komt neer op € 360.000 per seconde. Maar dat is een demagogische berekening. Reken eens met een afschrijvingstermijn van 25 jaar.

RET verwacht uiteindelijk 6500 reizigers per dag te trekken op dit nieuwe trajectje. Het lijkt me rijkelijk optimistisch, maar laten we er even vanuit gaan, dat ze gelijk hebben: 6499 dan; Leontien zal wel blijven fietsen. In totaal zullen al die reizigers in 25 jaar 89 miljard meter afleggen; daar zullen ze in totaal 6 miljard seconden over doen. Dan komen de aanlegkosten neer op slechts 0,04 eurocent per meter en 0,6 eurocent per seconde. Ofwel: 60 eurocent per rit. Het is te geef, en het geld meer dan waard!

Frans Mensonides (die achteraf, bij het overlezen, vindt, dat er opvallend veel getallen voorkomen in dit verhaal)
10 september 2005.

 

Met dit calculerende stukje eindigt het vakantieplakboek, om geen andere reden dan dat de vakantie voorbij is. Voorlopig geen OV-reisverhalen meer. Mijn Internetactiviteiten zullen voortgezet worden met een nieuwe reeks 'soundbite-jes'. Ook heb je het tweede deel nog tegoed van onze wandeling om Leiden.

FM

Lees ook:

deel 10: St(r)andplaats Castricum
deel 9: Huis Doorn, een keizerlijke hakplaats
deel 8: Inclusief lijst en museumglas; cultuurstad Ootmarsum
deel 7: Juicht, Belgen, juicht! - Jubelpark Brussel
deel 6: Nuldernauw
deel 5: Zwaar bewolkt met buien - D'n 'Orticole Kalmthout
Deel 4: Terreurpaniek - Het vernieuwde spoorwegmuseum
Deel 3: Quo vadis? Vorstendom Thorn
Deel 2: Cappuccinoslurper doet Hofpleinlijn
Deel 1: Verhaal van twee plaatsen: Edam-Volendam
Deel 0: De Bronnenzaal en Halte Adelheidstraat

<< naar thuispagina Frans Mensonides