De
treinreiziger heeft de Hanzelijn
een jaar na de opening
toch nog in het hart gesloten. Het 50 km lange nieuwe spoortraject
tussen
Lelystad en Zwolle wordt nu goed gebruikt, zowel de IC-treinen als de
Sprinters.
Ik maakte deze winter wat
ritten op de
Hanzelijn en de
uitlopers daarvan, die helemaal reiken tot Amsterdam en Den Haag in het
westen en
Groningen en Leeuwarden in het noorden. Daarbij stapte ik uit de trein
in
Grou(w), waar ik het
wereldkampioenschap klunen had kunnen zien,
Leeuwarden,
waar ik het Fries Museum
zag (zie de aflevering van FHM’s), Lelystad,
waar ik
Lely zag, Kampen,
waar kerken, poorten en teksten strijden om
de
blik van de
bezoeker, Dronten, waar ik weinig nieuws zag (en ook weinig ouds),
Assen, waar de mummies terugkeken,
en nog
even
Almere, waar 's avonds meer te zien is dan overdag.
Dit verhaal verschijnt in 3 afleveringen, maar is zelf feitelijk al deel 4 over de Hanzelijn. In maart 2011 deed ik hem per bus, uit voorpret, in augustus 2012 was ik bij de grote Hanze-buitendienststelling op station Zwolle en in december van dat jaar nam ik de Hanzelijn op de eerste serieuze werkdag na de opening.
Dit is dan deel 3 en laatst. Deze zaterdag, de laatste van februari,
reis ik naar Assen voor een
tentoonstelling over mummies. Die is in het Drents Museum. In 1994 zag
ik in
hetzelfde museum ook al een expositie over slechts één mummie: het
meisje van
Yde.
Dat meisje is nu ook weer van de
partij. Zij is een
veenlijk; geconserveerd door bepaalde stoffen die in de grond zitten in
het
veen, en die verhinderen wat lijken vrijwel overal ter wereld doen:
snel hun
vlees verliezen. Het meisje leefde en stierf rond het begin
van de
jaartelling. Ze had een klein gebrek: scoliose (ruggengraatvergroeiing)
dat
wellicht in de ogen van haar stamgenoten een groot bezwaar was. Ze is
vermoord.
Geofferd, zelfs; zo denken de geleerden. Als straf of juist omdat ze
uitverkoren was; we zullen het nooit weten.
Toen dat gebeurde, had ze nog maar de
leeftijd bereikt van
16 jaar. In 1993 heeft men haar gezicht gereconstrueerd met
computertechnieken
die toen blijkbaar al bestonden. Achter dat veenlijk ging een
beeldschone
blonde deerne schuil. Ter begeleiding van de tentoonstelling werd een
bizarre
wedstrijd gehouden. Daardoor heb ik het vermoedelijk twintig jaar
onthouden.
Er was namelijk een verkiezing: Miss
Veenlijk 1994. Men
zocht de ware veenlijk-lookalike. Het meisje dat het meest op het
veenlijk zou
lijken, won de prijs. Het werd een vrouw die niet alleen blond was,
maar ook
lichtelijk lichamelijk gehandicapt. Hete tranen schreiend van emotie,
nam zij
de gladiolen in ontvangst; het stond in alle kranten.
Dit meisje van Yde, en die rare
verkiezing, hebben ruim bijgedragen
aan mijn
Drenthe-stereotypie, die ik in dit
stukje omschreef als: ‘Heel
erg
‘oer’, heel erg dicht bij de natuur, heel erg dicht bij de oorsprong,
heel erg
dicht bij de bodem die ons draagt en zal verzwelgen’. Mooi gezegd, al
zeg ik
het zelf.
Ik verlaat vanmorgen mijn woonwijk,
de Leidse Fortuinwijk,
met een enigszins bekommerd gemoed. Voor vanmiddag zijn er massale
demonstraties aangekondigd tegen de huisvesting van de pedofiel Benno
L. in de
wijk (zie dit artikel op
FHM’s). Gisteren heeft de burgemeester bekend gemaakt
dat Benno L. zijn reclasseringsperiode verder op de Apollolaan mag
blijven uitzitten,
begeleid, beschermd en in de smiezen gehouden door een klein legertje
vrijwilligers. Vanmiddag om 17:00 uur wordt er gedemonstreerd, ondanks
het
samenscholingsverbod. Een massale demonstratie, waartoe is opgeroepen
door
volkshitser Marcel Groenendijk. Vind ik vanavond bij terugkomst niet
minstens
al mijn ruiten gesneuveld? Toch blijf ik er niet voor thuis.
De rit naar het noorden gaat toch
heerlijk snel met die
Hanzelijn. Ik verlaat de Sleutelstad om kwart voor tien, een mooie tijd
voor in
het weekend, en zal tegen het noenuur al in de hoofdstad van Drenthe
arriveren,
zonder over te hoeven stappen.
Deze keer grazende konikspaarden in
natuurgebied
Oostvaardersplassen; beesten die zich niets aantrekken van die
langsrazende
treinen. Apart,
toch, dat natuurgebied;
altijd iets anders te zien. De zon schijnt fel (nu nog wél) op stroken
rietland
in de verte.
Assen, waar ik 3 jaar geleden vergeefs stond te
wachten op de bus naar Kamp
Westerbork. Deze bescheiden provinciehoofdstad is
er qua treinverbindingen toch wel op vooruit gegaan met de invoering
van de
Hanzelijn. Er is een min of meer kwartierdienst met Groningen en één
met
Zwolle, steeds met afwisselend stoptreinen en IC’s. De eerste naar
Zwolle
vertrekt op werkdagen om 5:24 uur, de laatste naar Groningen om 1:37.
De
Randstad is feitelijk vlak om de hoek, met rijtijden van 2:24 uur naar
Den Haag
Centraal, 2:23 naar
Rotterdam Centraal en
1:47 naar Amsterdam Zuid.
De zon is weg. Het is een kille,
klamme, winderige, gure,
nare dag geworden, weliswaar in de warmste winter aller tijden. Tot
verhoging
van de sfeer begint het ook nog te plenzen, nu ik net vijf minuten
geleden voet
op Drentse bodem heb gezet. Ik schuil onder het afdak van het
OV-Servicepunt,
dat op zaterdag is gesloten. Diverse Drenten sta ik desgevraagd
terzijde met
advies over bus en trein, waarvoor zij dit gebouwtje hadden
willen
betreden. Een beetje de omgekeerde wereld; ík ben hier de vreemdeling.
Nee, dit wordt geen fotodag, zie ik, als ik onder druilregen
toch maar in de richting van het centrum loop. In 2005 fotografeerde ik dit
aardige stadshart onder florissantere weersomstandigheden. Ik ben toch
al 48
uur te vroeg in Assen. Maandag worden hier de olympiërs gehuldigd, die
beladen
met medailles terugkeren uit Sotchi.
Verregend loop ik Plein
Tien binnen, een grote lunchroom,
die zich dit hele jaar de nummer-1 mag noemen in Koffie-top-100;
een nog grotere eer dan Miss
Veenlijk te zijn.
Op een tv-scherm zie ik beelden van
rellen, straatschenderijen,
waterkanonnen, bebloede koppen, meppende agenten, af- en aanrijdende
ambulances, rookwolken uit gebouwen. Jezes Gristes, dit zijn toch
hopelijk geen
rechtstreekse beelden uit de Fortuinwijk?! Schielijk treed ik naderbij.
Nee,
nee, gelukkig niet; wat een opluchting; pffff, nee, gelukkig, het is
Kiev maar.
Het is hier druk; dit is een
gerenommeerde tent. Ik vind nog
net een plekje aan de leestafel. Het populairste broodje heet Plein Tang. Plein
Tang in Plein Tien; betekent dat dat 10 als ‘tang’ wordt uitgesproken
in het
Drents?
Het journaal is afgelopen. Nu
vertoont de tv life-beelden
van de voorlaatste dag van de Winterspelen. Er is biatlon aan de gang,
een
spectaculair kijkspel (zeker vergeleken met curling). Langlaufen met
een nogal
zwaar en massief ogend geweer op de rug, alsof langlaufen zonder dat
ding al
niet inspannend genoeg is. En dan dat geweer bij een bepaald punt
afdoen om er
mee te gaan schieten.
Je komt helemaal uitgewoond aan bij
dat schietpunt, je staat
nog te shaken van de inspanning, en dan moet je dat geweer zien stil te
houden
om vijf kleine doelen op een behoorlijk grote afstand te kunnen raken.
En je
kunt niet minutenlang staan te mikken en te richten, want de klok, die
tikt
maar door. En als je dan misschiet, moet je voor straf een extra rondje
van 150
meter lopen. Twee keer misschieten: twee strafrondjes, etc. Mismoedig
doen de
slachtoffers dat zware geweer weer om, en gaan die hatelijke rondjes
lopen. Biatlon,
die sport moet wel uitgevonden zijn door een doorgewinterde sadist.
Oranjesucces zit er niet in, bij
biatlon. Maar met
langebaanschaatsen heeft Nederland tot dusverre een tweederde
meerderheid van alle
medailles gewonnen. Het is een soort open Nederlands kampioenschap. Je
wordt er
gewoon blasé van: wederom een oranjepodium, gááp!
Komt dat nou doordat wij zo
verschrikkelijk goed zijn, of is
de rest van de wereld zo verschrikkelijk slecht? De Russen hebben het
thuisvoordeel niet kunnen uitbuiten. Logisch, want dat bestaat ook niet
in
schaatsen: ijs is overal ter wereld glad. De Amerikanen kwamen met de
verkeerde
schaatspakken, de Noren met de verkeerde instelling. Aan de 10
kilometer wilden
ze niet eens meer deelnemen. Nederland zou toch wel weer één, twee en
drie
worden. Defaitisme dat helemaal in strijd is met de olympische
gedachte. Ze
hadden op z’n minst toch nog een poging kunnen wagen om de bijna
bejaarde Bob
de Jong zijn bronzen medaille te ontroven.
Vandaag staan de finales van de
achtervolging voor
landenteams op het programma. Dat onderdeel heeft voor het buitenland
als
voordeel dat er in ieder geval een zilveren en een bronzen medaille te
verdienen zijn. Een geheel Nederlands podium is bij dit nummer niet
mogelijk,
daar elk land maar één team mag inschrijven. Gisteren heb ik gekeken
naar de
voorrondes; een beschamende vertoning. De Nederlanders maakten er een
ontspannen trainingsritje van, maar keken hun tegenstanders toch na
anderhalve
ronde al in de rug.
Er is in het buitenland een hoop
kinnesinne en jalousie op de
Nederlandse suprematie, maar dat vind ik een beetje flauw. Er gaan nu
stemmen
op voor allerlei rare maatregelen om de schaatssport internationaal
aantrekkelijker te maken: massastart, de baan korter maken. Maar hij is
dan ook
voor Nederlanders korter, en er is geen enkele garantie dat er ook dan
weer
niet een Nederlander als eerste aan de meet zal zijn. Al die
buitenlanders
moeten de komende vier jaar maar iets harder trainen, denk ik. Of
een keer
een stage lopen in Heerenveen, of zo.
Goed, ik begeef me nu naar de mummies, in het Drents Museum. Er staan er 60, in alle soorten, maten en standen; dode mensen en ook dieren. Mummies vallen in twee groepen uiteen. De eerste bestaat uit degenen die bewust door mensenhand gemummificeerd zijn, zoals mummies uit de Egyptische oudheid, of opgezette dieren. De tweede bestaat uit de mummies die vanzelf ontstaan zijn op plekken met een bijzondere samenstelling van lucht en bodem, zoals het Meisje van Yde.
Aan het begin van de tentoonstelling staat een waarschuwing.
Mummies zijn spannend en zelfs confronterend, om niet te zeggen:
controversieel. Deze tentoonstelling is opgezet met respect voor de
doden. Maar
mummies lijken wel erg veel ons, echte, nog niet gestorven mensen.
Ja, dat haalt je allemaal de koekoek;
daar komen de mensen toch
juist op áf, op een middagje lekker griezelen? Confronterend? We gaan
allemaal
een keer dood, en staan misschien over 2000 jaar ook te pronk in een
museum.
Maar dat weet je ook als je de mummietentoonstelling overslaat. Die
mummies
zijn niet veel confronterender dan grafzerken, schoorsteenpijpen van
crematoria, mausolea, knekelputten, plus standbeelden en vergeelde
foto’s van
mensen die ook al heel lang dood zijn.
Maar het gaat de museumdirectie
vooral om de kwetsbare
kinderziel. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders, of ze dit hun
kinderen willen aandoen: deze tentoonstelling bekijken. Maar ga nou nog
eens
terug, bij de ingang van de tentoonstellingszaal, na je kinderen een
middagje
mummies beloofd te hebben; dat kun je echt niet verkopen!
Ik zie nergens huilende, paniekerige,
brakende of
wegrennende kinderen. Zijn kinderen van tegenwoordig überhaupt nog wel
ergens door
te choqueren? Wel zijn ze opvallend rustig en bedaard, valt me op. ‘Kan dat nu nog steeds?’,
fluistert een meisje,
wijzend op een gemummificeerde foetus. Als ze voortijdig doodgaan
bedoelt: ja,
dat kan nog steeds. ‘Ja hoor’, zegt haar oudere broer, ‘dan worden ze
helemaal
binnenstebuiten gekeerd!’
Even verder twee geïmponeerde meisjes
bij het Paar van
Weerdinge, twee gemummificeerde mannen: zwagers, compagnons,
strijdmakkers of
billenmaatjes, die in 1904 gevonden zijn. De piemels van die twee
mummies waren
zichtbaar, wat een professor indertijd deed verzuchten:
‘Een minder kiesch voorkomen om aan alle jonge meisjes te
laten kijken’.
Je mag de mummies niet fotograferen;
daarvan zouden ze
kunnen schrikken. Ze zijn banger voor ons, levenden, dan wij voor hen.
Vroeger
werden die Egyptische exemplaren wel vermalen tot poedertjes die een
lang leven
garandeerden; die mummies hadden immers ook millennia overleefd? Van
die vieze,
groezelige poedertjes werden de mensen dan juist ziek, vrees ik.
Veel informatie wordt hier gegeven
over het fenomeen:
mummie. Sensatiezucht heeft niet voorop gestaan bij de samenstellers
van de
tentoonstelling, maar zal de bezoekerscijfers wel opkrikken. Ik ga niet
alles
samenvatten. Nog tot 31 augustus 2014 kun je terecht in de Drentse
Hoofdstad om het te zien.
Het Drents Museum herbergt momenteel
ook een aardige
schilderijententoonstelling over het museum zelf.
Die is verzorgd door het Drents
Schildergenootschap, dat dit jaar 60 jaar bestaat. Op een schilderij
zie ik
twee kinderen naar die gigantische mammoet kijken, waarnaar ik vijf
minuten
geleden zelf nog stond te kijken. Eens hebben de Drenten hun stukje
aarde
moeten delen met deze monsters, met hun waanzinnige, gekrulde
slagtanden. Die
beesten waren gelukkig geen vleeseters.
Ook de twee makkers van Weerdinge en
het meisje van Yde
keren terug in deze tentoonstelling over een
museum in datzelfde museum; aardig gevonden!
Het drenst nog steeds een beetje als ik het museum uit kom. Op deze verregende dag blijf ik zitten met een stuk middag. Wat te doen? Ik besluit bus 21 naar Emmen te pakken, en daarvandaan terug te keren naar Leiden. Ik reis vandaag op een Kruitvat-kaartje; overal in den lande kan ik in of uit de trein stappen.
Lijn 21 verzorgt een rechtstreekse
verbinding tussen de twee
grootste nederzettingen van Drenthe. Je kunt van Assen ook in Emmen
komen met
lijn 110 naar Winschoten, en dan overstappen in Gieten op lijn 300.
Mijn bus is
niet erg druk; ik kan breeduit zitten, twee stoelen in beslag nemen,
mijn jas
op twee andere leggen, en mijn tas weer op een vijfde. Gedurende de rit
van
bijna een uur zal de bus 52 tussenhaltes passeren. Slechts bij 5
daarvan wordt
gestopt. Het maximale aantal medepassagiers dat ik zal hebben, bedraagt
2.
Foto
rechts overgenomen van Wikipedia, Bartje
In Rolde, een van de eerste dorpen
die we aandoen op onze 44
km lange weg van Assen naar Emmen, is het Streekmuseum Het Dorp van
Bartje
gevestigd. Bartje, in Assen vereeuwigd in de buurt van het Drents
Museum,
levert ook een ruime bijdrage aan mijn oerbeeld van Drenthe. Hij is de
hoofdfiguur uit de boeken van Anne de Vries (1904-1964) die in deze
contreien
opgroeide.
Nationale roem kreeg Bartje pas door
de legendarische gelijknamige
tv-serie, die werd uitgezonden in de winter van 1972 op 1973.
-‘Ik bid
niet veur
brune boon’n!’
-‘Verduld, jong’n, dan kriege veur de boks mette
klabatse!’
Iedereen
zei dat; het werden legendarische
woorden. Letterlijk iedereen, jong en oud, keek ook naar die serie; die
haalde
kijkcijfers waarvan geen enkele tv-zender tegenwoordig nog zou durven
dromen.
Deze serie vol armoede, vol volgzame
berusting daarin, vol
opstandigheid ook daarover, werd gemaakt door de befaamde regisseur
Willy van
Hemert. Hij liet de rollen spelen door amateur-acteurs die écht Drents
spraken.
De serie werd ondertiteld.
De zomer daarop werd Drenthe
overspoeld met toeristen, die
wel wat sipjes keken toen ze de wereld van Bartje daar niet meer
aantroffen:
het Armhoes, de Lange Jammer. De serie speelde in beroerde goeie oude
tijden;
aan het begin van de 20ste eeuw. Maar het spel was zo levensecht, dat
men het gevoel
had, naar een documentaire te kijken. Knap, hoe hij dat deed, van
Hemert. Regelmatig
dolf hij een oude streekroman op uit de bibliotheek, blies het stof
eraf en
maakte er een pakkende tv-serie van, waarvan we nu kunnen zeggen: ‘Zo
worden ze
niet meer gemaakt!’
Ik ga daar eens heen, naar Rolde, van
de zomer, of van een
volgende zomer; desnoods over tien jaar. Zulke uitstapjes blijven vaak
lang bij
plannen, maar komen er uiteindelijk toch wel van, als ik tijd van leven
heb.
Bij Hotel Erkelens kun je eten en slapen, net als bij veel andere hotels in dees’ wereld. De bus vervolgt zijn weg langs lange, licht slingerende, beboomde wegen, langs weilanden met paarden waaruit klamme nevel begint op te stijgen (uit de weilanden, niet uit de paarden; laat ik s.v.p. duidelijk zijn over zo’n detail), langs kleine dorpen met een brink en oude kerkjes. De gepasseerde dorpen heten achtereenvolgens: Deurze, Rolde dus, Nooitgedacht, Grolloo, Schoonloo, De Kiel, Schoonoord, Noord Sleen, Sleen en Erm. Ik bedenk dat ik in dit stukje over de Hanzelijn daarvan wel erg ver afdwaal; zowel in kilometers als in onderwerpskeuze. Het zij zo.
Ik meen ergens een bordje Tramweg te zien in het
voorbijgaan, maar dat kan ik me moeilijk voorstellen. Ergens bij een
lekke abri
stapt mijn laatste medepassagier uit. Uit balorigheid ga ik nu ook maar
eens
een selfie maken. Dat valt nog om de drommel niet mee; je hebt dan een
houding
als van een tandarts die in zijn eigen gebit probeert te boren, en
staat dan
ook op de foto als een boer met kiespijn. Dit wordt helemaal niks; de
ene keer
sta ik er half op, de andere keer te donker tegen de achtergrond van
het raam,
de derde keer alsof ik zelf een veenlijk was, de vierde
keer met
een benepen gelaatsuitdrukking, alsof ik bang ben dat de medepassagiers
die ik
niet heb, mijn portemonnee zullen rollen. Die hierboven zijn nog de
beste
pogingen uit een serie van 29.
Kwart over vijf; die demonstratie in
de Fortuinwijk moet nu
in volle gang zijn.
Mijn broertje uit Den
Haag belt op, met de mededeling dat Nederland goud heeft gewonnen bij
de
ploegenachtervolging; zowel de mannen als de vrouwen. Nou, nou, wat een
verrassing! Ik vraag of hij even op TV West wil kijken, of de zaak al
uit de
hand loopt in Leiden. Dat is niet het geval. De demonstratie heeft een
veel
minder massaal karakter dan verwacht. Bovendien moeten ze buiten de
wijk om,
gezien het samenscholingsverbod.
Die Groenendijk beweert, heel Leiden te vertegenwoordigen, maar hij heeft mij niet gevraagd of hij namens mij mocht spreken. En ik zit nog wel op twee handdrukken van deze BL (Beroemde Leidenaar). Ik ken iemand die hem kent. Die zegt dat Groenendijk slechts één, of hooguit anderhalve hersencel bezit. Maar dat heb ik dus maar van horen zeggen.
We bereiken Emmen. Ik stap over op de Vechtdallijn. De
stoptrein staat gereed, die me in ruim een uur in Zwolle zal brengen.
Deze
GTW-treinen van Arriva, dat is toch een klasse beter dan dat puffende
NS-Plan-V-tje, waarin ik in 2011 deze rit maakte. Waar NS zijn hielen
licht,
wordt alles beter. Voor de rit met deze non-NS trein mag ik mijn Kruitvat-kaartje ook nog gewoon stempelen i.p.v. chippen.
Toch maar weer met NS over de
Hanzelijn. Ik stap uit in
Almere, waar ik iets wil eten. Het hart van Almere maakt een betere
indruk dan
dat van Lelystad; het heeft smoel (althans bij donker gezien).
Silhouetten van jongeren
zwermen over een fel oranje verlichte trap waarvan de treden naar
nergens
voeren. Bijzonder, vind ik; heel origineel. Maar een lezer zal me
schrijven dat
ze het hebben afgekeken van net zo’n trap op het Time Square in New
York. Hoe
bereisder je bent, hoe minder vaak je nog iets nieuws ziet.
Aanvankelijk kan ik de horeca niet
vinden. Dan beland ik op
een pleintje dat een waar Las Vegas is; behalve eten, kun je er ook
gokken en
wie weet wat nog meer doen. Ik besluit dat ik geen honger heb. Die is
me eigenlijk
al vergaan toen ik bij die mummies las over dat gemalen mummiepoeder,
en ook
toen die ene mummie die ik bekeek, terugkeek; ik zag het duidelijk. Ik
ga dan in
Leiden straks wel een pannenkoek eten,
of zoiets.
Slot, dan toch nog onverwachts, van
dit triptiek over de
Hanzelijn. Mijn eerdere scepsis over dit project ten spijt, kan ik niet
anders
zeggen dan dat de lijn een succes geworden is; het eraan uitgegeven
bedrag met
9 nullen beslist waard, zo luidt de mening van
Frans Mensonides
16 maart 2014
Er geweest: zaterdag 22 februari 2014
© Frans Mensonides, Leiden, 2014