Nr. 236a - zondag 16 april 2017 (week 15 & Pasen)
'Kijk eens goed!'; Mondriaan toch nog gewaardeerd

LAATSTE ZES AFLEVERINGEN

235. HUN EN DE HUNNEN; TAALPEDANTIE (02/04/2017)
234. 'RODIN, GENIUS AT WORK' IN GRONINGEN (19/03/2016)
233. OV IN VERKIEZINGSPROGRAMMA's (19 en 26/02/2017; 05/03/2017)
232. 'BINT' VAN BORDEWIJK: DE ROMAN, HET STUK EN DE POLEMIEK (22/01 en 05/02/2017)
231. BROOD EN SPELEN; EEN DAG ALS GLADIATOR IN DE ARENA  (08/01/2017)
230. TERLOUWS TOUWTJE (25/12/2016)



 

Victory Boogie Woogie overgenomen van Wikipedia, Victory Boogie Woogie

Soms verander je ook op mijn gevorderde leeftijd van 60 jaar nog wel eens van mening. Mij overkwam dat vorige week woensdag in het Mondriaanhuis in Amersfoort.

Lange tijd heb ik niets willen weten van het vakjeskleuren waarmee Piet Mondriaan (1872-1944) beroemd is geworden en waarmee vooral anderen dan hijzelf, na zijn dood, schathemelrijk zijn geworden. In 1998 knapte er bijna iets in me toen ik las dat het doek Victory Boogie Woogie uit 1942 voor de somma van 40 miljoen US Dollar, ofwel 82 miljoen gulden, ofwel 37 miljoen euro, was aangekocht van onze belastingcenten.

Dat kwam slechts neer op een briefje van 5 gulden plus 2 losse kwartjes per Nederlander (‘Vijftien miljoen mensen’ indertijd; zo heette dat liedje). Maar ik was beslist niet de enige die het zonde van het geld vond, voor zo’n prul, zo’n lor van een schilderij:  een ruit, of liever: een aan zijn punt opgehangen vierkant met kleurige vlakken en stroken. In de kleuterklas werden aansprekender kunstwerken vervaardigd, vond ik.

Een schilderij dat ook nog geeneens helemaal af was; Mondriaan werd tijdens het schilderen ervan ingehaald door de dood. Ik vond het allemaal zo weerzinwekkend dat ik niet eens zin had om er een aflevering van REFLEXXIONZZ!, de voorloper van FHM’s, aan te wijden.

De man achter de deal (waarover deze aflevering van Andere Tijden uit 2007 ging) was niemand minder dan Gerrit Zalm, toentertijd minister van Financiën. Hij zorgde ervoor dat de Stichting Nationaal Fonds Kunstbezit het geld kreeg om het doek te kopen van een rijke Amerikaanse verzamelaar.

Deze geldsmijterij door Zalm, die toch was ingehuurd om de hand op de knip te houden, was ter gelegenheid van het vervangen van de gulden door de euro. Dat was wel een feestje waard: de euro heeft ons allemaal nog veel en veel meer gekost dan dat vijfje de man. Daar schreef ik dan wel weer over, in het eurojaar 2002.

Victory Boogie Woogie wordt sinds de aankoop in 1998 tentoongesteld in het Haags Gemeentemuseum, waarvan ik me heilig voornam, het nooit meer te betreden. Door een wonderlijke caprice van het noodlot vond ik me er in 2004 toch terug. Mijn toenmalige werkgever, een detacheringsbureau voor archiefpersoneel, had een archiefklus voor dat museum aangenomen.

Maandenlang heb ik papieren uit de eerste helft der 20ste eeuw over kunstaankopen en -schenkingen zitten ordenen, oervervelend werk. De tentoonstellingszalen hoefde ik er niet voor te bezoeken, zodat ik nooit oog in oog stond met Mondriaans gekladder, zoals ik zijn werk toen beoordeelde.

Maar toen kwam vorige week dus de ommekeer in Amersfoort. In dit De Stijl-eeuwjaar waagde ik me toch aan een bezoek aan het Mondriaanhuis waar de schilder in 1872 geboren werd als zoon van een onderwijzer. Dat ritje naar Amersfoort was dan nog eens een moetje ook. Ik ‘moest’ nog gauw een NS-ouwelullen-vrijreisdag opmaken voordat die zou vervallen, en kon door een privé-afspraak pas na 13:00 uur vertrekken. Musea in Groningen of Limburg zou ik voor sluitingstijd niet meer halen, dus vooruit, Amersfoort, waarom niet?

In het Mondriaanhuis hangen vooral vroege Mondriaans. De latere zijn niet te betalen voor een museum in een provinciestad, als de minister van financiën niet opnieuw een greep in de schatkist doet.

Mondriaan begon in zijn jeugdjaren schilderijen, voornamelijk land- en stadsschappen te vervaardigen die in die tijd als aardig vooruitstrevend te boek stonden, maar nu toch erg traditioneel ogen. Langzamerhand zie je een ontwikkeling naar steeds meer kleurvlakken en steeds minder zuivere weergave van de werkelijkheid. Het museum vestigt daar in de bijschriften nadrukkelijk de aandacht op met kanttekeningen als: ‘Wist u dat?’ en ‘Kijk eens goed!’

Nou, goed kijken, dat deed ik. Maar vooral naar twee presentaties, beide zonder gesproken woord maar met des te meer beeld. Bij de eerste, bij de ingang, worden op een levensgroot beeldscherm op de maat van jazzy pianomuziek kunstwerken opgebouwd met de bekende rechthoeken in elementaire kleuren. Het eindigt met de Boogie Woogie´s die Mondriaan aan het eind van zijn leven schilderde in New York, en de piano is dan ook overgegaan op die muziekstijl.

Maar nog indringender is de tweede presentatie, op de bovenverdieping. Als ik er binnen wil gaan, zitten twee bejaarde vrienden, die het zojuist ondergaan hebben, groggy op een stoel voor de ingang. Epilepsiepatiënten kunnen die ruimte beter niet betreden. Doe je dat wel dan kun je plaatsnemen op hoekige zitbanken in Mondriaan-zwart die staan opgesteld rond een grote kubus. Daarbinnen beginnen op de maat van wilde boogiewoogie-muziek kleurvlakken te wervelen, sneller en sneller; puur hypnotiserend.

Tussen die twee experiences in ben ik voldoende te weten gekomen over Mondriaan om langzamerhand begrip en waardering te krijgen voor zijn werk. De man wiens schilderijen tegenwoordig voor tientallen miljoenen onder de hamer komen, had als jongeman de centen niet voor een opleiding in de schilderkunst. Maar hij kreeg in 1892 namens Koningin Emma een studiebeurs van 100 toen nog keiharde guldens, die hem in staat stelden, te studeren aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Later vertrok naar dé kunststad: Parijs.

De twee wereldoorlogen die Mondriaans generatie te doorstaan kreeg, hadden een grote invloed op zijn loopbaan, en geen ongunstige. In 1917, in het neutrale Nederland afgesneden van de Parijse kunstscene, was hij in Leiden medeoprichter van De Stijl. En kort voor WO II uitbrak, nam hij de wijk naar de States.

Daar raakte de bejaarde schilder verslingerd aan moderne jazz. In danszalen kon men de wat stijve man zich woest zien bewegen op de Charleston en andere eigentijdse dansen. Tijdens het schilderen had hij altijd boogiewoogiemuziek opstaan. Het past allemaal helemaal niet in het beeld dat je van hem hebt, en dat maakt het juist zo interessant. De man die bekend werd door zijn kleurige vakjes, was zelf te kleurrijk om hem in een vakje te stoppen.

Zijn in New York gemaakte boogiewoogie-schilderijen beelden die stad uit: de loodrechte stratenpatronen, het gewemel van een drukke metropool. Ik had het er niet in gezien, in Victory Boogie Woogie, maar hoe goed heb ik, in mijn ergernis over die 82 miljoen weggegooid belastinggeld, nou echt naar dat schilderij gekeken? ´Kijk eens goed!´ En als je je verdiept in Mondriaans levensloop en karakter, wordt het allemaal een stuk begrijpelijker.

Wat De Stijl was, begin ik nu zo langzamerhand door te krijgen. Wat De Stijl NIET is, zag ik een paar weken geleden trouwens al in Museum Arnhem.

Even bijkomen in het museumrestaurant met kopjes, taartjes, menu’s en zitbanken in De Stijl-design. En daarna verder op pad met de trein, in een ‘FLIRT’ met motieven vrij naar Mondriaan, een flirt met De Stijl. Deze treininterieur-designer heeft het begrepen: Mondriaans Boogie Woogie luisterde hij op met boogiewoogieënde dansers.

Ik ga nu toch echt ook een keer naar het origineel kijken in het Haags Gemeentemuseum, dat beloof ik plechtig.

FHM
16 april 2017
Er geweest: woensdag 5 april 2017

 

 

 

VOLGENDE  AFLEVERING:  STAAT HIERONDER


Nr. 236b - zondag 30 april 2017 (week 17)
De afvalligen van De Stijl



Bart van der Leck, ‘De zieke’ (1912)  
Piet Mondriaan, ‘Compositie no. IV, met rood, blauw en geel’ (1929)
Marlow Moss, ‘Red, Blue, Yellow and White’ (1957-1958), matige Mondriaan-imitatie
Chris Beekman, ‘Wat doet hij hierna’ (eind jaren 40).

Het goede voornemen waarmee ik bovenstaand stukje afsloot, wilde ik meteen ten uitvoer brengen, anders zou er weer niets van terecht komen; jarenlang niet. Ik toog daarom meteen op tweede paasdag naar het Haags Gemeentemuseum om de echte, onvoltooide Victory Boogie Woogie te zien en vijf dagen later ook nog naar het Stedelijk Museum Amsterdam, waar ik onder meer een onechte, doch wel affe versie van het kunstwerk zag.

In het Gemeentemuseum loopt momenteel de tentoonstelling ’Piet Mondriaan en Bart van der Leck’. Werkelijk alles gaat dit jaar in stijl in dat museum, of liever: in De Stijl, tot de dassen van de suppoosten aan toe. 

Piet Mondriaan en Bart van der Leck (1876-1958) ontmoetten elkaar voor het eerst rond 1915 in het kunstenaarsdorp Laren. Het leek de samenstellers van de expositie daarom wel aardig om als leidraad vier fictieve plaatselijke middenstanders uitvoerig te laten discussiëren over De Stijl, aan de wieg waarvan beide schilders stonden. Dat levert grote borden vol volkomen onwaarschijnlijke teksten op. Bakkers en kruieniers die het kubisme van Picasso analyseren, die heb je zelfs niet in een dorp vol bohemiens. Weinig geslaagd, deze benadering.

 De samenwerking van Mondriaan en van der Leck was dat wél, maar was niet van lange duur. Net als Peter Alma – zie het intermezzo in Arnhem in mijn treinenstukje van vorige maand – kreeg ook van der Leck bonje met de aartsvaders van De Stijl. Ook in dit geval ging het over het door De Stijl verfoeide gebruik van diagonale lijnen en het niet minder verguisde vasthouden aan de figuratieve kunst, de weergave van de werkelijkheid.

Van der Leck had geen ongelijk dat hij uiteindelijk toch zijn eigen weg ging. De lol van die schilderijen met lijnen en kleurvlakken die hij maakte tijdens zijn vrijage met De Stijl, is erin gelegen dat je die elementen met je ogen volgt. Tenminste, dat vind IK; misschien denkt de slagersknecht van Laren daar anders over. Uren kun je ermee zoet zijn, denkbeeldige lijnen trekken tussen vlakken van gelijke vorm of kleur, lijnen doortrekken tot buiten het doek. Net zoals sommige Mondriaans je verleiden om met je ogen paadjes te volgen in het labyrint van lijnen dat hij schildert. Een kunstwerk als doolhofpuzzel.

Maar hoe fascinerend zulke schilderijen ook zijn, ontroeren doen ze niet. Dat deed van der Leck wel vóór zijn flirt met De Stijl en weer nadat hij zich van de invloed ervan bevrijd had. Die naïeve, kinderlijke stijl, die eenvoudige alledaagse voostellingen, het spreekt me allemaal erg aan. Zijn ´Zieke´ uit 1912 steekt voor wat mij betreft Gabriel Metsu´s ´Het zieke kind´ naar de kroon.

Ja, en dan de unvollendete Victory Boogie Woogie. Je ziet dat hij niet af is; hadden ze geen reductie kunnen bedingen op die somma van 80 miljoen gulden? Nee, ik zou geloof ik niet meer klagen over dat bedrag. Er zitten kleurstrookjes op plekken waar Mondriaan nog iets aan het schilderij had willen veranderen. Maar de dood overviel hem. Daar het schilderij niet af is, onttrekt het zich aan een eindoordeel. Ik kan er in ieder geval nog steeds niet veel mee.

Maar als ik vijf dagen later in het Stedelijk Museum Amsterdam oog in oog sta met een voltooide versie ervan, in 1949 geschilderd door ene Willy Kock, moet ik toch erkennen dat het iets mist wat die van Mondriaan wel heeft. Het is net als in de popmuziek, waar maar weinig covers het origineel overtreffen. Wat er precies aan ontbreekt, weet ik ook niet; misschien wel de onvoltooidheid zelf.

Ook hier kost het me moeite, door te dringen tot de kwintessens van de De Stijl-kunst. Museumteksten zoals deze leveren daaraan ook niet echt een vruchtbare bijdrage:

 ´Mondriaan zocht naar een absoluut evenwicht van vorm en kleur, dat de hogere werkelijkheid zou uitdrukken. Dit evenwicht kon alleen bestaan in een schilderij dat ´universele rust´ bezit. De kunstenaar stond daarbij een beperkt aantal ´beeldingsmiddelen´ ten dienste. Vorm was beperkt tot rechthoekige vlakken en kleur tot het primaire spectrum van rood, geel en blauw, of de ‘niet-kleuren’ wit, grijs en zwart. Elke primaire kleur mocht slechts één keer voorkomen. Horizontale en verticale lijnen (die respectievelijk het vrouwelijke en het mannelijke symboliseerden) werden ingezet om de kleurvlakken van elkaar te scheiden. De totale abstracte compositie diende asymmetrisch te zijn'.

Of, erger nog:

'Mondriaan was ervan overtuigd dat alles in de natuur een eenheid vormt die niet in taal kon worden uitgedrukt, en dat de ervaring hiervan de diepste grond van de natuur was. Die eenheid probeerde hij steeds zuiverder uit te beelden, omdat hij deze beschouwde als de onveranderlijke en tijdloze bron voor de intuïtie in de schilderkunst. In een essay in De Stijl beschreef hij de kunst als de ‘de zuiverste uitdrukking van die onbegrijpelijke kracht, welke universeel werkt en die we dus het universeele kunnen noemen’. 

Komt dat nou doordat ik zo’n barbaar ben, dat ik dit niet begrijp, of doordat ik geen drogist ben uit het kunstdorp Laren, of doordat hier gewoon je reinste wartaal staat? Daar kan ik me knap aan ergeren: mensen die beweren dat een gevoelen van hen of een verkregen inzicht niet in woorden is te vatten, en die stelling vervolgens met heel veel woorden gaan bewijzen.

Toch werken de kleur- en vormvoorschriften die Mondriaan geeft, in de praktijk wel. Dat zie je als je werk van navolgers ziet hangen, die ook wat leuks wilden doen met elementaire kleuren en vormen. Er zitten er een paar in deze tentoonstelling, die tussen twee haakjes ’De Stijl in het Stedelijk´ heet. De meeste halen het niet bij Mondriaan, zonder dat ik kan uitleggen waaraan het ligt. Ik kan het niet in woorden uitdrukken, en doe dat dan ook maar niet.  

Ook op deze expositie aandacht voor een kunstenaar die brak met De Stijl, Chris Beekman (1887-1964). Hij was net als Alma communist en was een kunstbroeder van Van der Leck. Hij zei het wat simpeler dan Mondriaan, tenminste zoals de toelichting zijn mening verwoordt: ‘Abstractie [is] een doodlopende weg: de revolutie is meer gebaat bij figuratieve kunst met een sterk sociale inslag’.

Wat je ook moet denken van die communistische revolutie; ook de werken van Beekman doen me meer dan die van de ware De Stijl-adepten. Zodat een voorzichtige conclusie moet luiden dat de dissidenten en afvalligen de meest boeiende vertegenwoordigers van die stroming zijn.

FHM
30 april 2017
Er geweest: Den Haag maandag 17 april, Amsterdam zaterdag 22 april 2017.

PS: ’Piet Mondriaan en Bart van der Leck’ is nog te zien t/m 21 mei en ‘De Stijl in het Stedelijk’ nog t/m 6 augustus 2017. Daarmee is het De Stijl-jaar beslist nog niet afgelopen. Ook in de zomer en herfst zullen er overal in het land tentoonstellingen gehouden worden over deze stroming. Ik loop er vast nog wel eens een binnen.

PPS: Over ‘Kijk eens goed’ gesproken: Piet Mondriaan wilde graag gezien worden en had als bijnaam: Piet-zie-je-me-niet. Dat weet ik dank zij dit stukje van iemand die ook graag gezien wordt, en mijn vroeg om een linkje. Waarom niet?

Laatste aanpassing: 3 februari 2019



VOLGENDE  AFLEVERING:  TUSSEN WOLKEN EN AARDE ; DE PARAPSYCHOLOGIE (14/05/2017)

© Frans Mensonides, Leiden, 2017.