LAATSTE
ZES AFLEVERINGEN
235. HUN EN DE HUNNEN; TAALPEDANTIE (02/04/2017)
234. 'RODIN,
GENIUS AT WORK' IN GRONINGEN (19/03/2016)
233. OV IN
VERKIEZINGSPROGRAMMA's (19
en 26/02/2017; 05/03/2017)
232. 'BINT'
VAN BORDEWIJK: DE ROMAN, HET
STUK EN DE POLEMIEK (22/01 en 05/02/2017)
231. BROOD
EN SPELEN; EEN DAG ALS GLADIATOR IN DE
ARENA (08/01/2017)
230. TERLOUWS
TOUWTJE (25/12/2016)
Soms
verander je ook
op mijn gevorderde leeftijd van 60 jaar nog wel eens van mening. Mij
overkwam
dat vorige week woensdag in het Mondriaanhuis
in Amersfoort.
Lange
tijd heb ik
niets willen weten van het vakjeskleuren waarmee Piet Mondriaan
(1872-1944)
beroemd is geworden en waarmee vooral anderen dan hijzelf, na zijn
dood, schathemelrijk
zijn geworden. In 1998 knapte er bijna iets in me toen ik las dat het
doek Victory Boogie Woogie uit 1942
voor de
somma van 40 miljoen US Dollar, ofwel 82
miljoen gulden, ofwel 37 miljoen euro, was aangekocht van onze
belastingcenten.
Dat kwam
slechts neer
op een briefje van 5 gulden plus 2 losse kwartjes per Nederlander
(‘Vijftien
miljoen mensen’ indertijd; zo heette dat liedje). Maar ik was beslist
niet de
enige die het zonde van het geld vond, voor zo’n prul, zo’n lor van een
schilderij: een
ruit, of liever: een aan
zijn punt opgehangen vierkant met kleurige vlakken en stroken. In de
kleuterklas werden aansprekender kunstwerken vervaardigd, vond ik.
Een
schilderij dat ook
nog geeneens helemaal af was; Mondriaan werd tijdens het schilderen
ervan ingehaald
door de dood. Ik vond het allemaal zo weerzinwekkend dat ik niet eens
zin had
om er een aflevering van REFLEXXIONZZ!, de voorloper van FHM’s, aan te
wijden.
De man
achter de deal
(waarover deze aflevering van Andere Tijden uit 2007
ging) was niemand minder dan
Gerrit Zalm, toentertijd minister
van
Financiën. Hij zorgde ervoor dat de Stichting Nationaal Fonds
Kunstbezit het
geld kreeg om het doek te kopen van een rijke Amerikaanse verzamelaar.
Deze
geldsmijterij
door Zalm, die toch was ingehuurd om de hand op de knip te houden, was
ter
gelegenheid van het vervangen van de gulden door de euro.
Dat was wel een
feestje waard: de euro heeft ons allemaal nog veel en veel meer gekost
dan dat
vijfje de man. Daar schreef ik dan wel weer over, in
het eurojaar 2002.
Victory Boogie Woogie wordt sinds de aankoop in 1998 tentoongesteld
in het Haags Gemeentemuseum, waarvan ik me heilig voornam, het nooit
meer te betreden.
Door een wonderlijke caprice van het noodlot vond ik me er in 2004 toch
terug.
Mijn toenmalige werkgever, een detacheringsbureau voor
archiefpersoneel, had
een archiefklus voor dat museum aangenomen.
Maandenlang
heb ik
papieren uit de eerste helft der 20ste eeuw over kunstaankopen en
-schenkingen
zitten ordenen, oervervelend werk. De tentoonstellingszalen hoefde ik
er niet
voor te bezoeken, zodat ik nooit oog in oog stond met Mondriaans
gekladder,
zoals ik zijn werk toen beoordeelde.
Maar toen
kwam vorige
week dus de ommekeer in Amersfoort. In dit De Stijl-eeuwjaar waagde ik
me toch
aan een bezoek aan het Mondriaanhuis waar de schilder in 1872 geboren
werd als
zoon van een onderwijzer. Dat ritje naar Amersfoort was dan nog eens
een moetje
ook. Ik ‘moest’ nog gauw een NS-ouwelullen-vrijreisdag opmaken voordat
die zou
vervallen, en kon door een privé-afspraak pas na 13:00 uur vertrekken.
Musea in
Groningen of Limburg zou ik voor sluitingstijd niet meer halen, dus
vooruit,
Amersfoort, waarom niet?
In het
Mondriaanhuis hangen
vooral vroege Mondriaans. De latere zijn niet te betalen voor een
museum in een
provinciestad, als de minister van financiën niet opnieuw een greep in
de
schatkist doet.
Mondriaan
begon in
zijn jeugdjaren schilderijen, voornamelijk land- en stadsschappen te
vervaardigen die in die tijd als aardig vooruitstrevend te boek
stonden, maar
nu toch erg traditioneel ogen. Langzamerhand zie je een ontwikkeling
naar steeds
meer kleurvlakken en steeds minder zuivere weergave van de
werkelijkheid. Het
museum vestigt daar in de bijschriften nadrukkelijk de aandacht op met
kanttekeningen als: ‘Wist u dat?’ en ‘Kijk eens goed!’
Nou, goed
kijken, dat
deed ik. Maar vooral naar twee presentaties, beide zonder gesproken
woord maar
met des te meer beeld. Bij de eerste, bij de ingang, worden op een
levensgroot
beeldscherm op de maat van jazzy pianomuziek kunstwerken opgebouwd met
de bekende
rechthoeken in elementaire kleuren. Het eindigt met de Boogie
Woogie´s die Mondriaan
aan het eind van zijn leven schilderde in New York,
en de piano is dan ook overgegaan op die muziekstijl.
Maar nog indringender is de tweede presentatie, op de bovenverdieping.
Als ik
er binnen wil gaan, zitten twee bejaarde vrienden, die het zojuist
ondergaan
hebben, groggy op een stoel voor de ingang. Epilepsiepatiënten kunnen
die ruimte
beter niet betreden. Doe je dat wel dan kun je plaatsnemen op hoekige
zitbanken
in Mondriaan-zwart die staan opgesteld rond een grote kubus. Daarbinnen
beginnen op de maat van wilde boogiewoogie-muziek kleurvlakken te
wervelen,
sneller en sneller; puur hypnotiserend.
Tussen
die twee
experiences in ben ik voldoende te weten gekomen over Mondriaan om
langzamerhand begrip en waardering te krijgen voor zijn werk. De man
wiens schilderijen
tegenwoordig voor tientallen miljoenen onder de hamer komen, had als
jongeman de
centen niet voor een opleiding in de schilderkunst. Maar hij kreeg in
1892 namens
Koningin Emma een studiebeurs van 100 toen nog keiharde guldens, die
hem in
staat stelden, te studeren aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten
in
Amsterdam. Later vertrok naar dé kunststad: Parijs.
De twee
wereldoorlogen
die Mondriaans generatie te doorstaan kreeg, hadden een grote invloed
op zijn
loopbaan, en geen ongunstige. In 1917, in het neutrale Nederland
afgesneden van
de Parijse kunstscene, was hij in Leiden medeoprichter van De Stijl. En
kort
voor WO II uitbrak, nam hij de wijk naar de States.
Daar
raakte de
bejaarde schilder verslingerd aan moderne jazz. In danszalen kon men de
wat
stijve man zich woest zien bewegen op de Charleston en andere
eigentijdse
dansen. Tijdens het schilderen had hij altijd boogiewoogiemuziek
opstaan. Het
past allemaal helemaal niet in het beeld dat je van hem hebt, en dat
maakt het
juist zo interessant. De man die bekend werd door zijn kleurige vakjes,
was
zelf te kleurrijk om hem in een vakje te stoppen.
Zijn in
New York
gemaakte boogiewoogie-schilderijen beelden die stad uit: de loodrechte
stratenpatronen, het gewemel van een drukke metropool. Ik had het er
niet in
gezien, in Victory Boogie Woogie,
maar hoe goed heb ik, in mijn ergernis over die 82 miljoen weggegooid
belastinggeld, nou echt naar dat schilderij gekeken? ´Kijk eens goed!´
En als
je je verdiept in Mondriaans levensloop en karakter, wordt het allemaal
een
stuk begrijpelijker.
Wat De
Stijl was,
begin ik nu zo langzamerhand door te krijgen. Wat De
Stijl NIET is, zag ik een
paar weken geleden trouwens al in Museum Arnhem.
Even bijkomen in het museumrestaurant met kopjes, taartjes, menu’s en
zitbanken
in De Stijl-design. En daarna verder op pad met de trein, in een
‘FLIRT’ met
motieven vrij naar Mondriaan, een flirt met De Stijl. Deze
treininterieur-designer
heeft het begrepen: Mondriaans Boogie
Woogie luisterde hij op met boogiewoogieënde dansers.
Ik ga nu
toch echt ook
een keer naar het origineel kijken in het Haags Gemeentemuseum, dat
beloof ik
plechtig.
FHM
16 april 2017
Er geweest: woensdag 5 april 2017
Bart van der Leck, ‘De zieke’
(1912)
Piet Mondriaan, ‘Compositie no.
IV, met rood, blauw en geel’ (1929)
Marlow Moss, ‘Red, Blue, Yellow
and White’ (1957-1958), matige
Mondriaan-imitatie
Chris Beekman, ‘Wat doet hij
hierna’ (eind jaren 40).
Het goede voornemen waarmee ik
bovenstaand stukje afsloot,
wilde ik meteen ten uitvoer brengen, anders zou er weer niets van
terecht komen;
jarenlang niet. Ik toog daarom meteen op tweede paasdag naar het Haags
Gemeentemuseum om de echte, onvoltooide Victory Boogie Woogie te zien
en vijf
dagen later ook nog naar het Stedelijk Museum Amsterdam, waar ik onder
meer een
onechte, doch wel affe versie van het kunstwerk zag.
In het Gemeentemuseum loopt momenteel
de tentoonstelling ’Piet
Mondriaan en Bart van der Leck’. Werkelijk alles gaat dit
jaar in stijl in dat museum,
of liever: in De Stijl, tot de dassen van de suppoosten aan
toe.
De
samenwerking van
Mondriaan en van der Leck was dat wél, maar was niet van lange duur.
Net als Peter
Alma – zie het intermezzo in Arnhem in mijn treinenstukje van
vorige maand –
kreeg ook van der Leck bonje met de aartsvaders van De Stijl. Ook in
dit geval ging
het over het door De Stijl verfoeide gebruik van diagonale lijnen en
het niet
minder verguisde vasthouden aan de figuratieve kunst, de weergave van
de
werkelijkheid.
Van der Leck had geen ongelijk dat
hij uiteindelijk toch
zijn eigen weg ging. De lol van die schilderijen met lijnen en
kleurvlakken die
hij maakte tijdens zijn vrijage met De Stijl, is erin gelegen dat je
die
elementen met je ogen volgt. Tenminste, dat vind IK; misschien denkt de
slagersknecht van Laren daar anders over. Uren kun je ermee zoet zijn,
denkbeeldige lijnen trekken tussen vlakken van gelijke vorm of kleur,
lijnen
doortrekken tot buiten het doek. Net zoals sommige Mondriaans je
verleiden om
met je ogen paadjes te volgen in het labyrint van lijnen dat hij
schildert. Een
kunstwerk als doolhofpuzzel.
Maar hoe fascinerend zulke
schilderijen ook zijn, ontroeren
doen ze niet. Dat deed van der Leck wel vóór
zijn flirt met De Stijl
en weer nadat hij zich van de invloed ervan bevrijd had. Die naïeve,
kinderlijke
stijl, die eenvoudige alledaagse voostellingen, het spreekt me allemaal
erg
aan. Zijn ´Zieke´ uit 1912 steekt voor wat mij betreft Gabriel
Metsu´s ´Het
zieke kind´ naar de kroon.
Ja, en dan de unvollendete Victory
Boogie Woogie. Je ziet
dat hij niet af is; hadden ze geen reductie kunnen bedingen op die
somma van 80
miljoen gulden? Nee, ik zou geloof ik niet meer klagen over dat bedrag.
Er
zitten kleurstrookjes op plekken waar Mondriaan nog iets aan het
schilderij had
willen veranderen. Maar de dood overviel hem. Daar het schilderij niet
af is,
onttrekt het zich aan een eindoordeel. Ik kan er in ieder geval nog
steeds niet
veel mee.
Maar als ik vijf dagen later in het
Stedelijk Museum Amsterdam
oog in oog sta met een voltooide versie ervan, in 1949 geschilderd door
ene Willy
Kock, moet ik toch erkennen dat het iets mist wat die van Mondriaan wel
heeft. Het
is net als in de popmuziek, waar maar weinig covers het origineel
overtreffen.
Wat er precies aan ontbreekt, weet ik ook niet; misschien wel de
onvoltooidheid
zelf.
Ook hier kost het me moeite, door te
dringen tot de
kwintessens van de De Stijl-kunst. Museumteksten zoals deze leveren
daaraan ook
niet echt een vruchtbare bijdrage:
Of, erger nog:
'Mondriaan
was ervan overtuigd
dat alles in de natuur een eenheid vormt die niet in taal kon worden
uitgedrukt, en dat de ervaring hiervan de diepste grond van de natuur
was. Die
eenheid probeerde hij steeds zuiverder uit te beelden, omdat hij deze
beschouwde als de onveranderlijke en tijdloze bron voor de intuïtie in
de
schilderkunst. In een essay in De Stijl beschreef hij de kunst als de
‘de
zuiverste uitdrukking van die onbegrijpelijke kracht, welke universeel
werkt en
die we dus het universeele kunnen noemen’.
Komt dat nou doordat ik zo’n barbaar
ben, dat ik dit niet
begrijp, of doordat ik geen drogist ben uit het kunstdorp Laren, of
doordat
hier gewoon je reinste wartaal staat? Daar kan ik me knap aan ergeren:
mensen
die beweren dat een gevoelen van hen of een verkregen inzicht niet in
woorden
is te vatten, en die stelling vervolgens met heel veel woorden gaan
bewijzen.
Toch werken de kleur- en
vormvoorschriften die Mondriaan geeft,
in de praktijk wel. Dat zie je als je werk van navolgers ziet hangen,
die ook
wat leuks wilden doen met elementaire kleuren en vormen. Er zitten er
een paar in
deze tentoonstelling, die tussen twee haakjes ’De Stijl in het Stedelijk´
heet. De meeste halen het niet bij Mondriaan, zonder dat ik kan
uitleggen
waaraan het ligt. Ik kan het niet in woorden uitdrukken, en doe dat dan
ook
maar niet.
Ook op deze expositie aandacht voor
een kunstenaar die brak
met De Stijl, Chris Beekman (1887-1964). Hij was net als Alma communist
en was
een kunstbroeder van Van der Leck. Hij zei het wat simpeler dan
Mondriaan, tenminste
zoals de toelichting zijn mening verwoordt: ‘Abstractie [is] een
doodlopende
weg: de revolutie is meer gebaat bij figuratieve kunst met een sterk
sociale
inslag’.
Wat je ook moet denken van die
communistische revolutie; ook
de werken van Beekman doen me meer dan die van de ware De
Stijl-adepten. Zodat
een voorzichtige conclusie moet luiden dat de dissidenten en afvalligen
de meest
boeiende vertegenwoordigers van die stroming zijn.
FHM
30 april 2017
Er geweest: Den Haag maandag 17 april, Amsterdam zaterdag 22 april 2017.
PPS: Over ‘Kijk eens goed’ gesproken: Piet Mondriaan wilde graag gezien worden en had als bijnaam: Piet-zie-je-me-niet. Dat weet ik dank zij dit stukje van iemand die ook graag gezien wordt, en mijn vroeg om een linkje. Waarom niet?
Laatste aanpassing: 3 februari 2019
© Frans Mensonides, Leiden, 2017.