WAT
R-NET WEL NIET IS
LIJN 327: ALMERE HAVEN – AMSTERDAM AMSTEL
LIJN
320: AMSTERDAM AMSTEL – HUIZEN – HILVERSUM
GEEN R-NET in IJMUIDEN
LIJN 311: AMSTERDAM IJSEI – MARKEN
Wat is dat nieuwe R-net
(Randstad-net) nu eigenlijk precies?
In ieder geval een net van snelbussen in een wijde kring rond
Amsterdam.
Wat R-net niet is, is gauw
verteld. Het is niet echt vernieuwend,
want het is slechts een nieuwe verzamelnaam voor al lang bestaande
verbindingen,
zoals de Zuidtangent,
die nu ook R-net heet. Er is ook geen nieuwe infrastructuur
aangelegd voor R-net.
Wat R-net óók niet is: een nieuwe
maatschappij. R-netlijnen
worden gereden door Connexxion, Pouw Vervoer voor lijn 320 (Amsterdam
Amstel –
Hilversum) en EBS. Dat laatste bedrijf is wel een nieuwe vervoerder op
de Nederlandse
markt. Ze rijden voorlopig alleen in Waterland en dat dan voornamelijk
onder de
paraplu van R-net. Maar ze hebben ook eigen buslijnen met een eigen
huisstijl.
Wat R-net al evenmin is: een
concessie. R-net-lijnen behoren
tot bestaande concessiegebieden, zoals Waterland, Almere en Gooi- en Vechtstreek.
Maar wat is R-net dan wel? Kort door
de bocht: een nieuwe
huisstijl met rood-zwarte bussen, dito abri’s en nog veel meer
roodzwarte
dingen. Een kleurstelling die ook alweer niet echt nieuw is, want
bovengenoemde
Zuidtangent tooit zich er al jaren mee.
R-Net is tevens een set
kwaliteitseisen waaraan busmaatschappijen
moeten voldoen om met zulke mooie rooie bussen te mogen rijden langs
zulke mooie
rooie abri’s. Het gaat om eisen ten aanzien van frequentie, gemiddelde
reissnelheid en nog zo een paar zaken. R-net is kortom: een mix van een
kwaliteitszegel en een huisstijl.
Wat zou ik graag de overkoepelende
R-net-website linken, zodat
ze zelf in een paar welgekozen woorden aan ons kunnen uitleggen wat ze
wel niet
zijn! Maar die site ontbreekt, hoewel je die nou juist wel zou
verwachten bij
een product dat vooral iets uiterlijks is (en dan liefst een heel kecke
site
met zoveel mogelijk toeters en bellen, die in vrijwel elke browser en
op elke
computer vastloopt).
Wel heb je de website van OV-bureau
Randstad, dat R-net
heeft uitgedacht. Maar die staat vol bereikbaarheidsbeleidsretoriek en
is
bedoeld voor verkeersdeskundigen. Zeker niet voor het publiek, dat wil
weten hoe
laat de bus vertrekt en wat dat moet kosten. Busreizigers kunnen
daarvoor nog
gewoon terecht op de site van de maatschappijen. Daar moet je vast ook
klagen
als R-net daarvoor aanleiding geeft. R-net wil zelf liever geen gezeur
aan het
hoofd, denk ik; R-net is geen loket.
Weet je, misschien kan ik het
intrinsieke van dit nieuwe
product ontdekken als ik gewoon maar een paar lijnen neem. Dat ga ik
hieronder
dan ook doen.
Het valt niet eens mee om een overzicht van alle R-netlijnen te verkrijgen. R-net zelf sprak in een persbericht van 29 lijnen om mee te beginnen op 11 december 2011, de ingangsdatum van de nieuwe dienstregeling. Maar in de Wikipedia staan er 31 opgesomd; het is het enige lijstje van R-netlijnen dat ik heb kunnen vinden op het web. Een aantal van die lijnen zijn de Bizzliners van EBS, speciaal bedoeld voor het forenzenvervoer vanuit Waterland naar Amsterdam ZO of bedrijventerrein Riekerpolder.
Op weg, nu!
Ik betreed het centrum van Almere na
een rechtstreekse rit vanuit
Leiden met de Schiphol- en Flevolijn. Mijn entree in Almere maak ik
via één
van de twee gelijkwaardige uitgangen die station Almere Centrum heeft
(zie het
gelinkte artikel, waar ik die twee uitgangen uitleg, voor zover ik ze
zelf
snap).
Almere’s centrum op een maandagmorgen
is net zo desolaat als
elk stadscentrum in Nederland. Desolater zelfs, wellicht, want in
andere steden
is dit het uitgelezen tijdstip om te genieten van de monumentenpracht
in het
stadshart. Maar Hoofd Monumentenzorg van Almere is het luiste
ambtenarenbaantje
dat er is, in een stad die nog maar een paar decennia op de landkaart
staat.
Het winkelhart van Almere is wijd
uitgespreid over vele
hectaren en bestaat op vele niveaus, onderling verbonden door trappen, roltrappen en glooiende hellingen.
Er zijn
plenty overzichtelijke, brede winkelstrada’s, die nergens echt knus
willen
worden. De laagstaande decemberzon ketst knijterhart op het plaveisel
dat hier
en daar onverwachts spekglad is door natte sneeuw en hagel die lang is
blijven
liggen; toch nog een beetje winter? Ik ga twee keer net niet onderuit.
Ik passeer een kerststal, die
hartgrondig vloekt met de
omgeving: Almere heeft een opvallend laag Bethlehem-gehalte. We zitten
nog in
de kersttijd; ik had dat nog niet verteld. Dit stukje ziet ruim in het
nieuwe
jaar pas het daglicht, maar de opnames zijn gemaakt vóór kerstmis.
Er is een mooie V&D in
Almere, die hier nu eens niet het
grootste betonblok is van de stad. En er is een ‘Krakelinggarage’, er
zijn hoogteverschillen
die je in een polder niet verwacht, en de bus rijdt ergens door een
soort
spookhuis heen, zo merkte ik van de zomer, toen ik Almere deed op de
‘Zure
Zarterdag’ na afschaffing van de strippenkaart. De Meerreizenkaart, over het voortbestaan waarvan toen onzekerheid bestond, is er nog steeds anno '12.
Vandaag stap ik bij de halte Passage in de stadsbus naar Almere Haven. Bij de Passage stopt ook R-net-bus 322: Almere Parkwijk – Amsterdam Amstel; die had ik ook net zo goed kunnen nemen.
Ook normale stads- en
streekvervoerreizigers profiteren van
R-net, qua abri’s. Zij mogen er gewoon in gaan staan, en zien ook hun
niet-R-netbus verschijnen op het display. Als dat tenminste werkt. Ik
zal
vandaag zeer weinig complete R-net-abri’s zien, en ook vele klokken die
een
onjuiste tijd aangeven.
Bij Almere Haven Centrum stap ik over
op R-net 327 naar
Amsterdam Amstel. Deze bus onderneemt vanuit Amsterdam een lus linksom
door
Almere Haven, van busstation ’t Oor naar Almere Haven Centrum, en weer
terug
naar ’t Oor, om daarna weer koers te zetten naar het Amstelstation. Dat
doet
hij zeven dagen per week 18 uur per dag. In de spits rijdt hij in de
drukste
richting kwartierdienst. De lijn wordt, zoals alle R-netten, gereden volgens normaal
chipkaarttarief, wat
me erg meevalt; voor die roodzwarte bussen hoeft niet extra betaald te
worden.
Vanaf Almere Haven Centrum duurt de
rit naar Amstel een dik
halfuur in de daluren en een kleine 40 minuten in de spits; veel korter
dan met
bus, trein en metro via Amsterdam CS.
Desondanks telt mijn bus, genomen
rond het noenuur, maar
vijf passagiers. De bus lijkt op die die ik straks zal nemen op lijn
320, met
een lang, schuin oplopend achterwerk, maar is toch net weer een tikje
anders.
De R-bus verlaat Almere bij Almere
Poort (zonder daar te
stoppen), waar ik ook nog even was op die Zure Zaterdag. Ook deze
lijnbus mag,
net als de 320, bij file op de vluchtstrook. Maar rond het middaguur is
er een
goede doorstroming op het wegennet. Al snel bereiken we de Maxis bij
Muiden,
het mega-winkelcentrum waar ik in 2008 al eens een kijkje nam, en waar
ik me
nu wil voorzien van een lunch bij de HEMA.
Wat R-net ook is, het is nog niet af. Halte Maxis.
Mijn opa legde HEMA altijd uit als:
Hier Eet Men Afval. Maar
die was geen grote eter. Aan mij kun je vrijwel alles kwijt; ik vreet
als een
vullesbak alles, overal, en let niet op sterren of het ontbreken
daarvan. Honger
maakt rauwe bonen zoet; zo’n uitdrukking
uit de hardere tijden waaronder onze (groot)ouders zijn opgegroeid. De
huidige
jeugd kent zulke uitdrukkingen niet meer, kent helemaal geen
uitdrukkingen meer,
volgens mij. Die passen niet meer in een dynamische wereld
waar alles elke dag nieuw en anders is;
eerder in een statische maatschappij waar de jongen piepten zoals de
ouden
zongen.
Houden ze tegenwoordig ook al
zakenlunches bij de HEMA? Aan
het volgende tafeltje zitten drie heren in het Engels te converseren
over
reclameposters voor voedsel, waarvan voorbeelden over tafel gaan. Eén
van de
drie is niet erg bedreven in de Engelse taal, en reageert op elke
opmerking met
een bedachtzaam en betekenisvol ‘Yeah, yeah’. Zijn het wel echte
reclamemensen,
of alleen verzamelaars? Verzamelaars van reclameposters met voedsel
erop? Twee
van de drie dragen een soort zakenpak, maar er zit ook een man bij met
gewoon
maar een jas met capuchon.
Nutteloze observaties in een stukje
over de bus. Ik reis
verder, en wel met lijn 320. Die nam ik van de zomer al toen hij nog
gewoon
120 heette. Het is die bus die met veiligheidsriemen over de snelweg
rijdt, met
100 kilometer per uur. Ook bij de Maxis is de abri niet af.
In de zomer kon ik nog volhouden dat
de slechte bezetting
van de bus te wijten was aan gewenning en vakantie. Maar nu, hartje
winter,
telt mijn bus naar Hilversum nog steeds slechts een stuk of tien
opvarenden.
De chauffeurs zijn al lang opgehouden
met zeggen dat de
veiligheidsriemen om moeten. Ik ben de enige in de bus die hem om
heeft; die
riem, bedoel ik. Die knelt met een winterjas aan nog meer dan in de
zomer. Ik
heb mijn netbook weer bij me, waarop ik alvast een concept in
telegramstijl typ
van het artikel dat je nu leest, en heb het gevoel, in een dwangbuis te
zitten.
Ik stap uit in een woonwijk in
Huizen. Na die riem
losgeklikt te hebben, vanzelfsprekend. Er staat een ijskoude wind. De
sloten
zijn bedekt met een flinterdun ijslaagje en op sommige stukken stoep is
het spekglad
na een winterse bui. Had
KNMI dit nou eigenlijk
voorspeld, gisteren? Ik heb er niets over gehoord, deze kleine
koudegolf,
waarvan ik achteraf lees dat hij zich alleen in Midden-Nederland heeft
voorgedaan; de winter viel op een maandag in Midden-Nederland, zullen
we later
zeggen.
Als ze móéten waarschuwen, doen ze
het niet. Op hun site
staan ook al hun missers niet vermeld. Ze hebben voorspellingen
beschikbaar voor
de komende 9 dagen, en weerstatistieken vanaf 1900 tot en met gisteren.
Maar
hun misvoorspellingen van vorige week voor vandaag staan er niet op.
Ik loop door een groene, parkachtige
woonervenbuurt met, net
als in het centrum, groene daken op de huizen. Een tweeverdienersbuurt;
het is
ijzingwekkend stil rond de huizen van Huizen.
Ik zie een bus aan komen rijden, en
daar ik genoeg heb van
de kou, neem ik hem maar, hoewel het geen R-net is, maar een groene
Connexxion.
Ooit reed in deze wijk met kronkelstraten een rechtstreekse bus naar
Hilversum;
ik had hem eind 2010 nog, in een stukje over de moeizame totstandkoming
van de vrije
busbaan Huizen – Hilversum. Die kronkelbus deed er een eeuw over. Dan
zou je
verwachten dat men blij is met een snelbus. Maar nee, die rijdt leeg
heen en
weer omdat hij niet bij iedereen voor het tuinhekje stopt, en deze bus,
waar ik
nu in zit, ook, omdat je er niet mee in Hilversum komt.
Behalve mij zit er alleen een oude
dame in met een wandelstok.
Een mooie kwartierdienst door alle hoeken en gaten van Huizen, met
overstapmogelijkheden op R-net en op de trein bij Naarden-Bussum. Wat
wil men
hier dan eigenlijk wél? In de auto blijven kleumen, als ik de Gooier
goed ken;
elke smoes om erin te blijven zitten is goed. En omdat toch iedereen
liever in
de auto zit, hoeft er ook geen busbaan te komen, alzo is de mening van
de
gemeente Blaricum. Het busverkeer loopt ook nooit vast, zo weten ze in
deze
gemeente, dus een busbaan is helemaal niet nodig. En omdat het
autoverkeer toch
nooit vastloopt, gaat toch niemand in de bus zitten. Dus de bus is ook
helemaal
niet nodig.
Ik neem bij busstation Huizen de 320 naar Hilversum NS. Op de A27 komen ons roodzwarte bussen tegemoet met iets meer passagiers, nu. Ik zou in Hilversum nog een uur kunnen wachten tot de middagspits losbreekt en ik misschien nog iets meer drukte zie. Maar ik heb er al lang weer genoeg van, van die kwijnende bussen in het Gooi, en neem de trein naar huis.
Winters Huizen
Nee, geen R-net in IJmuiden. Bus 75
(Haarlem – IJmuiden) en
spitssneldienst 575 (idemdito) krijgen niet die status. En dat terwijl
ik bij
mijn wandeling laatst door de gemeente Velsen toch overal
R-net-displaytjes bij
de haltes zag. Ik denk dat het hangt op de gemiddelde snelheid, die 30
km/uur
schijnt te moeten bedragen voor het plakken van het felbegeerde
R-net-zegel.
Lijn 75 haalt met pijn en moeite de 20. En de snelbus 575 zal met vier
ritten
per uur wel een te lage frequentie hebben om ervoor in aanmerking te
komen.
Velsen zal dus moeten wachten tot
rond 2015 HOV-Velsen af
is. En dan nog maar moeten hopen dat de buurgemeente Haarlem tegen die
tijd
iets beters verzonnen heeft dan wat ik eind 2010 ‘Hoogwaardig
doodlopend
vervoer’ noemde.
Nu heeft het OV-bureau Randstad in ieder
geval alle tijd met zijn
R-net. Pas in 2028 moet het af zijn, en zijn tentakels hebben
uitgestrekt over
heel de Randstad en zijn verste uitlopers. 2028, omdat we dan de
Olympische
spelen na 100 jaar terug in Nederland denken te hebben. En R-net, dat
levert
Olympische kwaliteit, wat ik me daar ook maar bij mag voorstellen.
R-net zou ook lightrailverbindingen kunnen inlijven, en zelfs spoor-, al lijkt de Oude Lijn daarvoor niet meer in aanmerking te komen, gezien het tergend lage tempo. Maar als ze zich ook op de luchtvaartmarkt gaan begeven, wie zal het zeggen, dan zullen ze hun naam toch moeten veranderen in Airnet.
Het is kerstavondmiddag, zogezegd,
zaterdag 24 december om
een uur of halfeen. Dank zij een strakke planning en een goede
organisatie zijn
alle boodschappen voor twee zondagen al gedaan. Wat doen we met deze
vrije middag?
Even nog een R-netje pakken, dacht ik zo.
Ik spoor naar IJsei, het busstation
aan het IJ, schuin boven
Amsterdam CS. Daar komt ongeveer de helft van de R-net-vloot tezamen,
met
snelbussen naar Purmerend, De Rijp, Middenbeemster, Edam, Volendam,
Monnickendam, Zaandam, Hoorn en Marken. Ik ben van plan, wat te gaan
rondkijken
op dat busplatform, en vervolgens bij spontane ingeving een bus te
nemen die op
punt van vertrek staat.
Wat is IJsei nu weer voor
nieuwlichterij? Het staat voor
IJzijde StationsEIland, maar lijkt op ‘IJzijde’ zonder meer,
uitgesproken op
zijn Amsterdams. Het is in langzame groei, en zal na voltooiing plek
bieden aan
alle bussen die vertrekken van Amsterdam Centraal. Daarmee zal een
einde komen
aan die schotse en scheve busperrons overal aan de stadszijde van het
station.
Ook voorziet het project in een autotunnel langs het IJ, achter het
station
langs.
Nu vertrekken er voornamelijk de
bussen van EBS, de nieuwe
concessiehouder voor Waterland. Het busplatform is drastisch veranderd
sinds
mijn vorige bezoek in de zomer van ’10. Er is nu een glazen
overkapping met zo
ongeveer dezelfde vorm als die van het station. Het ziet er allemaal
mooi open
en doorzichtig uit. Via roltrappen kom je op het eilandperron met 24
halteplaatsen; nooit zal je pad dat van een bus kruisen.
Volgens een informant uit het
Waterland (ik heb ze overal!)
was EBS erg laat met het verspreiden van informatie over de nieuwe
dienstregeling. Wel ergerde men de Waterlanders maandenlang met een
oubollige
reclamecampagne met lullige woordspelingen op de naam EBS, zoals Echte
Bus
Service, en een Eerste Busje Snoep dat uitgedeeld werd aan de kleintjes.
Op de eerste dag van exploitatie
blokkeerden actievoerders in
Amsterdam bussen van EBS, omdat hun Israëlische moederbedrijf, Egged,
ook rijdt
in de door Israël bezette Palestijnse gebieden. Egged, geëid bij het
IJ, een
woordspeling waar ze zelf niet eens opgekomen zijn. Een onzinnige actie
van die
actievoerders; laat die mensen liever protesteren tegen de deportatie-praktijken
van Connexxion, en daarbij onschuldige busreizigers ongemoeid laten.
Verder waren er weinig wanklanken
rond de start van EBS, wat
wel anders was in ’06, toen Arriva de winkel overnam van Connexxion
(zie dit
stukje van toen over het snelverkeer naar Purmerend). Toen werden er
ook bussen
geblokkeerd – door reizigers die graag mee wilden.
De overgang was wel wat verwarrend
voor het publiek. Op de
dikke, drukbeklante lijnen rijden de roodzwarte bussen van R-net, met
heel
klein de naam van EBS op de zijwand. Alleen de weinige lijnen die niet
onder R-Net
vallen, laten de EBS-kleurstelling zien. De snellijnen zijn volgens mij
niet
erg veranderd sinds de vorige dienstregeling. Alleen is er bij elk
lijnnummer
200 opgeteld, om ze te laten beginnen met een 3, net als alle andere
R-net-lijnen. Bij de stopbussen, zoals ik ze maar zal noemen, zijn de
routes
wel ingrijpend gewijzigd, zei mijn zegsman uit Purmerend.
Net zo spontaan als ik me had
voorgenomen, pak ik de 311
naar Marken. Die rijdt op zaterdagen elk halfuur via Monnickendam naar
het
voormalige eilandje in de Zuiderzee, en dat in gecombineerde
kwartierdienst met
115, die niet verder gaat dan Monnickendam.
Voldoet deze lijn wel aan de
snelheidsnormen? Onder het IJ schiet het lekker op. De bus heeft het Buikslotermeerplein
op zijn route (gelukkig maar; bij dit enorme winkelcentrum stappen
zeker op
zaterdag de meeste mensen in en uit). Eenmaal buiten de stad gaat het
in hoog
tempo langs Broek in Waterland. Maar in Monnickendam stopt de bus op
elke
straathoek. De rit duurt een minuut of 40. Toch wordt de 30 km/uur wel
gehaald, en is de bus op het traject Marken – Amsterdam niet veel langzamer dan
de auto (die je bovendien nog maar moet zien te parkeren) en ook dat is een
kwaliteitseis onder het R-net-regime.
Dan de dam naar Marken, die het
eiland een halve eeuw
geleden uit zijn isolement haalde. Een prachtig weids uitzicht; ik heb
er niet
verkeerd aan gedaan, spontaan voor de 311 te kiezen.
In 2001 was ik hier in de lente; zie dit stukje,
opgeluisterd met foto’s uit een digitale camera die toen modern was.
Vandaag
stap ik uit bij de halte nabij de Kerkbuurt en de Havenbuurt, de twee
grootste
nederzettingen op dit 200 hectare en 2000 inwoners tellende eiland. De
bus rijdt
nog door naar de Minneweg, een nieuwbouwwijk aan de oostkant.
Op de zomerdag is een rondwandeling over de dijk en langs de vuurtoren een aardige attractie. Nu beperk ik me tot de bebouwde kom van die twee dorpen, die samen een minuscule agglomeratie vormen.
Een toeristenoord in de winter is
verfrissende ervaring, in
dubbele zin. Marken is nu eens gewoon wat het is: geen levend museum,
maar een
dorp waar autochtonen doen wat autochtonen doen: de kerstinkopen, de
schone was
buitenhangen (vuile was wordt zelden letterlijk buitengehangen; waarom
zou je?).
Kinderen voetballen, gillen, spelen en kibbelen, zoals overal, en de
enige bejaarde
vrouw die nog in klederdracht loopt, daarvan weet je zeker dat ze het
niet voor
de toeristen doet. Het museum is dicht, de kassa van de rondvaart
gesloten, de
smakeloze souvenirs staan in het donker achter winkelramen.
Alle huizen, oud of nieuw, zien er
hetzelfde uit, met groene
balken. Die steegjes, te smal voor brede schouders, dat pleintje, nog
te klein
voor een potje jeu de boules; het lijkt allemaal des te mooier, doordat
niet
duizenden ogen het mooie ervan af lopen te kijken.
Wat er nog aan toeristen aanwezig is, heeft zich verzameld in eetcafé De Visscher. Ik hoor Engels, Frans en Limburgs, en ben hier, naast de exploitanten, ongetwijfeld de enige Hollander. Ze noemen zich ‘wereldberoemd’ op hun site, en dat klopt ook wel. Warme chocolademelk is wat ik hier wil drinken, terwijl aan de ander zijde van het raam het duister het havenwater langzaam opslorpt.
‘Have you tasted our Dutch Bitter
Balls yet?’, vraagt de
serveerster aan enkele Australiërs, die de hitte van hun zomer
ingeruild hebben
tegen onze gure winter, en nu geen keuze kunnen maken uit de tientallen
hapjes
om hun ingewanden te verwarmen. ‘Bitter
Balls taste just like kroket. ‘Don’t your know our Dutch krokets?’
Als ik geen kerstscepticus was, bleef
ik zitten tot
middernacht, om alle nationaliteiten schreiend aan de borst te drukken:
vrede
op aarde! In werkelijkheid reken ik af en loop terug naar die bushalte,
nog
geen 5 minuten lopen
vanaf de haven.
De terugreis gaat in pikkedonker. Het
duurt een kleine 40
minuten voordat ik weer op IJsei arriveer. En aangezien het dan zes uur
is, en
kerstavond, schiet ik toch maar…, nee niet vol, maar een sfeervol
plaatje van
een kerstbus.
Frans Mensonides
9 januari 2012
Er geweest: Almere, Muiden en Huizen: maandag 19 december 2011; Marken:
zaterdag 24 december 2011.
Deze foto op panoramaformaat >>>
© Frans Mensonides, Leiden, 2012.