Warffum,
Usquert, Uithuizermeeden,
Eemshaven, Loppersum,
Kropswolde, Sappemeer Oost, Zuidbroek, Hurdegaryp, (Veenwouden),
Dronrijp,
Sneek Noord, Koudum-Molkwerum, Vroomshoop, Almelo de Riet, Wijhe,
Hengelo Oost,
Arnhem Presikhaaf, Duiven, Hemmen-Dodewaard, Zetten-Andelst,
Nijmegen
Heyendaal, (’t Harde), Veenendaal West, (Den Dolder), Hollandse Rading,
Diemen,
Heemskerk, (Wormerveer), Krommenie-Assendelft, Den Helder Zuid,
Rotterdam
Noord, Dordrecht Zuid, (Gilze-Rijen), ’s
Hertogenbosch Oost,
Helmond Brouwhuis, Geleen Oost, Voerendaal, (Klimmen-Ransdaal),
Hoensbroek, Landgraaf en Eygelshoven Markt.
Een paar stations staan tussen
haakjes. Dat zijn
twijfelgevallen; ik ben er wel eens geweest, maar alleen in-, uit- of
overgestapt, en dat telt voor mijn gevoel eigenlijk niet mee. Je wilt
ook wat
zien van zo’n plaats zelf.
Deze weken, in het prille
voorjaar
van ’18, werk ik twee
stations van het lijstje af. Dat zijn het
Limburgse
Voerendaal en ’t Harde op de Veluwe.
Voerendaal doe ik op de terugweg uit
Heerlen, waar ik het Nederlands
Mijnmuseum bezocht heb voor een aflevering van mijn museumblog.
Het is bereikbaar met de Arriva-Stoptrein Heerlen –
Maastricht
Randwijck, lijn S4.
Ik stap uit om halfvier, met het
vooruitzicht van nog 7
kwartier wandelen in de winter. Het is vandaag dinsdag 20 maart 2018 en
exact
om 17:15 zal de officiële, astronomische lente beginnen.
Ik heb vandaag een
seniorenvrijreisdag, net als precies 15
maanden geleden, toen ik voor het eerst van dat voorrecht der
60-plussers
gebruik maakte. Ook toen was Limburg – lekker ver weg!
- mijn reisdoel. Ik deed de Limburgse
stoptreinen die toen, na een hoop vervelend
concessiegedonder, overgegaan
waren van NS en
Veolia naar Arriva.
Station Voerendaal is wel een van de
mooiste en bijzonderste
van dit land (overigens een look alike van het volgende
station: Klimmen
–
Ransdaal). Het station dateert, net als deze spoorlijn, van
1914 en
herbergt
tegenwoordig een bovenwoning en enkele bedrijfjes.
Voerendaal, Voerendaal, was dat
laatst niet in het nieuws?
Inderdaad. Wil Houben, de burgemeester, keek enkele weken geleden, op
weg van
zijn woning naar het gemeentehuis, in de loop van een pistool en moest
er in
allerijl met zijn auto vandoor gaan. Hij deed er later nogal luchtig
over, maar
moet zich toch een hoedje geschrokken zijn. Niet lang geleden werd de
auto van
een wethouder in brand gestoken. Station Voerendaal onderging in 2012
hetzelfde
lot, maar is kundig gerestaureerd, zodat het toch zijn eeuwfeest kon
vieren.
Ik kom wel vaker in plaatsen waar het
niet pluis is, zoals
afgelopen herfst in het eveneens Limburgse Blerick.
Als je er zelf
poolshoogte
gaat nemen, zie je nooit iets verontrustends. Hier in Voerendaal heerst
arcadische
lieflijkheid en doet niets denken aan wildwesttoestanden. Nu schieten
ze bij
mijn weten alleen op politici en niet op wandelaars, zelfs al komen ze
uit
Holland. Wat leer je nou over de duistere kanten van zo’n gemeente, als
je er
een middag in het zonnetje kuiert?
Deze blijkbaar problematische gemeente telt 12.000 inwoners, verdeeld over vijf dorpen (naast Voerendaal ook nog Kunrade, Klimmen, Ransdaal en Ubachsberg) en een oneindige sleep van hyperkleine gehuchten. De omgeving van Voerendaal is boeiender voor een fotowandeling dan het dorpje zelf. Niet minder dan drie kastelen staan hier in het mild glooiende Limburgse land. In het Twentse Diepenheim lachen ze daarom; zo is het wél; Diepenheim kan bogen op het dubbele aantal.
Alle drie de Voerendaalse kastelen
zijn uitgebreide
complexen met de nodige bijgebouwen, afkomstig uit heel uiteenlopende
eeuwen. Ze
hadden ook allemaal middeleeuwse voorlopers. Geen een ervan kan van
binnen
bezichtigd worden, maar er lopen wel – momenteel wat modderige,
drassige – wandelpaden
omheen.
Het eerste kasteel dat ik tegenkom is
Puth, even ten noorden
van het station. Het werd tot 1945 bewoond door Duitse edellieden, werd
na WO
II als oorlogsbuit geconfisqueerd, maar later weer teruggegeven. De
huidige
bewoner heeft het slot laten restaureren. Zijn tuinknechten blokkeren
de weg
erlangs aardig, als ik passeer; kleine verkeersopstopping.
Deze wandeling balanceert dus op de
grens van winter en
voorjaar. Het weer doet dat ook. Een gure noordenwind strijd om de
voorrang met
de al krachtige lentezon. De helft van mij wordt steenkoud en de andere
helft
zweet uit zijn hemd.
Ineens blijk ik me op een golfcourse te bevinden. Snel wegwezen, voordat ik een bal tegen m’n kanis krijg en vervolgens nog ‘Fore’ hoor roepen (die ballen gaan sneller dan het geluid). Ik vind de weg naar het volgende kasteel, dat omringd wordt door grazige weiden. Het heet Haeren en is gebouwd rond een binnenplaats.
Het is gesplitst in 5 appartementen
die particulier bewoond
worden. Een mooie deal: voor misschien niet meer dan de prijs van een
doorzonwoning als een baron of barones wonen op een echt slot!
Langs rijtjeshuizen van minder
fortuinlijken dan die van
Haeren loop ik naar het derde kasteel. Ondanks het gevaar, beschoten te
worden,
wil hier toch iedereen in het gemeentebestuur, te oordelen naar de vele verkiezingsposters
voor de ramen, in de
tuinen en op volgeplakte aanplakborden.
Morgen is de dag van de waarheid: wel
of niet op het pluche.
Voerendaal volgt de landelijke trend: ook hier zijn de lokalo’s groot.
VA (Voerendaal
Actief), DV
(Democratisch Voerendaal,
met ‘Doelgericht Verder’ als slogan), en Het beste BOD veur uch
(Betrokken, Onafhankelijk,
Deskundig) doen een gooi naar de raadszetels.
Kieswijzers vullen ze niet in, in
Limburg. Je stemt hier op
iemand die algemeen bekend is, bijvoorbeeld de voorzitter van de
kegelclub of
de schutterij. Iemand uit je eigen dorp in de gemeenteraad, dan weet je
dat je
belangen behartigd worden.
Het derde kasteel, ten oosten van het
dorp, is het lastigst
fotografeerbaar (de twee foto’s rechtsonder). Het heet Cortenbach en
bestaat
uit een veelheid van gebouwen. Er zit het hoofdkantoor in van een
schoonmaakbedrijf.
Maar 300 jaar geleden woonde hier een zekere Herman Lamberts.
Verroest, zou ik daar misschien een achter-achter-achter-etc.-etc.-kleinzoon van zijn? Tenslotte heette mijn moeder Lia Lamberts, voordat ze trouwde met mijn vader. Vermoedelijk uit bescheidenheid heeft ze me nooit verteld dat ze eigenlijk een Limburgse jonkvrouw was. Ik wist niet beter of die tak van de familie kwam van de Veluwe.
Uiteindelijk vind ik de kern van
Voerendaal: het kerkplein
en het moderne gemeentehuis, waarvan de gevel groot genoeg is om de
namen van
alle dorpen en gehuchten te kunnen bevatten. Voerendaal zelf heet
Voelender in
het Limburgs.
Net als ik het gemeentehuis passeer,
komen er drie bijzonder
fraai uitgedoste herauten uit tevoorschijn. Zij steken hun zilveren,
blinkende trompetten
de hemel in om de lente van 2018 met enkele sonore klaroenstoten te
verwelkomen. Ik kijk op mijn horloge. Ja, het is kwart over vijf. Dan
ineens een
dreunend kanonschot. Nee, geen schietpartij meer. Het is de eerste van
101 saluutschoten
voor de lente.
Dat doen ze hier altijd. Als het
moment suprême in sommige
jaren in de nacht valt, wordt het niet door iedereen gewaardeerd. Het
is een
eeuwenoude Limburgse traditie, hier ter plaatse door mij verzonnen. Ook
een
realistische schrijver moet je niet altijd geloven.
De kou krijgt de overhand en de zon
daalt ter kimme. Ik moet
nog helemaal terug naar Leiden; morgen weer aan het werk, vroeg dag, en
ik wil
onderweg ook nog ergens dineren. Ik pak de stoptrein naar Maastricht.
Het spijt
me voor die ene lezer uit Ransdaal, maar ook deze keer zal ik aan zijn
dorp
voorbijrijden.
Dat doe ik ook met Meerssen,
waar
huwbare jonge mannen
binnenkort wel weer de meiboom zullen erigeren als
vruchtbaarheidssymbool. Hoe
vreemd dat ook moge klinken, dat is écht een Limburgse
voorjaarstraditie en ik
verzin het niet.
Frans Mensonides
25 maart 2018
Er geweest: dinsdag 20 maart 2018
’t Harde, aan de lijn Zwolle –
Amersfoort, bereik je
tegenwoordig vanuit Leiden het snelst via de Hanzelijn, met overstap in
Zwolle.
Ik reis erheen op zaterdagmiddag 10 maart, alweer na museumbezoek:
aan Rijksmuseum
Boerhaave in Leiden.
Tussen Almere Oostvaarders en
Lelystad kijk ik in de verte, of
er nog demonstranten rondlopen in natuurgebied
Oostvaardersplassen. Nee,
alles in diepe
rust, hier. Ik dacht ook wel van niet; de echte kou is nu uit de lucht.
Maar gedurende de afgelopen arctische
weken was er het
nodige krakeel rond de Oostvaarders. De hier uitgezette runderen en
paarden
verhipten, net als wij mensen, van de kou, maar hadden geen warme
stallen met
centrale verwarming om te schuilen. En vrijwel geen voedsel ook.
De zwakkere exemplaren gaan dan dood.
‘Dat is de natuur’,
zegt de ware natuurliefhebber dan. Maar de al even ware
dierenliefhebbers
vonden het zielig, en eisten dat Staatsbosbeheer de dieren bij zou
voederen. Boswachters
werden zelfs bedreigd met de dood of erger, of uitgescholden voor
nazi’s, omdat
ze de dieren lieten verkommeren. Op zondag 4 maart moest het
treinverkeer
tussen Almere en Lelystad voor enige tijd gestaakt worden
omdat dierenliefhebbers
de sporen overstaken, met veekoeken en zakken krachtvoer en zo.
In arren moede besloot
Staatsbosbeheer de verkleumde dieren
dan maar bij te voederen, met grote balen hooi. Volgens deskundigen
verplaatsen
ze het probleem daardoor alleen maar naar de volgende strenge winter,
als er
nog meer zwakke exemplaren zijn en er nog meer tonnen voedsel
aangesleept zullen
moeten worden.
Maar ik geef de demonstranten ergens
ook wel gelijk. Die Oostvaardersplassen,
dat is natuurlijk helemaal geen natuur. Mensenhanden hebben daar
beesten
uitgezet, en er vervolgens een hek omheen geplaatst. Dan heb je geen
natuurgebied, dan heb je een dierentuin of hooguit een safaripark. En
in een
dierentuin wil je als bezoeker geen uitgemergelde kadavers zien liggen.
Ik vraag me wel af, of dit gedoe nou
ook een traditie gaat
worden in de kringloop van seizoensellende die ons jaar in, jaar uit
teistert. Na
de Zwartepietendemonstraties ieder jaar de bijvoederdiscussie?
Ik bereik Zwolle, ga mezelf
bijvoederen op een zeer laat
lunchuur en pak de Sprinter naar Utrecht. Het eerste station
is Wezep,
dat ik
twee prille voorjaren geleden al geschrapt heb van mijn emmerlijst; het
tweede
is ‘t Harde.
Dat heeft een beruchte klank onder
IC-reizigers naar het
noorden. Want als ’t Harde vermeld staat als eindbestemming van de
trein, weet
je dat Zwolle eruit ligt en je van hier verder moet met de bus. Laatst
was dat
een hele week het geval, in verband met voorbereidende werkzaamheden
voor plaatsen
van een busbrug aan de westkant van Station Zwolle. Gedurende de rest
van dit jaar
gaat
Zwolle door diezelfde brug opnieuw regelmatig een poos plat.
Waarom is ’t Harde dan overstappunt,
en niet Wezep, dat een
iets kortere busreis zou vergen? Nou, Wezep is maar een ‘halte’ in
spoorwegjargon, zonder overloopwissels, en bij ’t Harde ligt een heel
rangeeremplacement. De
treinen kunnen er dus keren en er is achter het station een enorme
parkeerplaats voor de vervangende bussen. ’t Harde heeft een noodperron
gekregen, zodat ook heel lange IC’s hier kunnen halteren.
Deze keer dus een verkenning van ’t
Harde en omgeving. Maar
ik moet zeggen dat die minstens even onaantrekkelijk oogt als het zicht
op
vervangende bussen, die hier vanmiddag niet zijn. Onderweg heb ik eerst
tientallen borden gezien: SCHIETTERREIN LEVENSGEVAARLIJK. Dan een kale
entree
langs een bedrijventerrein waar hijskranen naar de wolken reiken.
Het station ‘t Harde is geopend in
1863,
maar heeft in de eerste
eeuw van zijn bestaan achtereenvolgens Elburg-Epe, Elburg-Oldebroek en
Legerplaats Oldebroek geheten. In 1963 kreeg het zijn huidige naam.
Het oorspronkelijke stationsgebouw ging in 1980 tegen de vlakte. Dat
droeg bij
aan de desolaatheid van deze plek.
Daar ik er zo snel mogelijk vandaan
wil, stap ik op de
OV-Fiets. Wel wat overmoedig voor de mooi-zomerweer-fietser die ik ben,
maar
vooruit: de thermometer wijst 14 graden en de wind laat zich niet
voelen – en
de zon niet zien, maar je kunt niet alles hebben.
Ik ga in zuidelijke richting heuvelop
de Woldberg op, dan
kom ik er meteen weer in, in het laten rondgaan der pedalen. Vaag heb
ik de
hoop, ergens links- of rechtsaf te kunnen slaan, een aantrekkelijk
bosgebied
in. Maar ook hier blijven de borden SCHIETTERREIN LEVENSGEVAARLIJK
zichtbaar.
Ik moet wel aannemen dat het mooiste stuk Veluwe rond ’t Harde in
beslag wordt
genomen door militairen. Hun bivak passeer ik ook, de Luitenant-kolonel
Tonnetkazerne. Je kunt hier, als je echt kickt op pief-paf-poef, het
Artilleriemuseum
bezoeken.
Als er na kilometers vals plat nog
geen eind is gekomen aan
het schietterrein waar men oefent voor straks tegen Poetin, maak ik
rechtsomkeert. Met aanzienlijke snelheid heuvelaf kruis ik het spoor
weer en doorkruis
de kern van ’t Harde, waar ik op de terugweg wel even ga kijken.
Als ik nog 6 kilometer rechtdoor zou
rijden, zou ik terecht komen
in Elburg.
Maar daar ben ik nog niet zo lang geleden geweest. Ik kies
daarom
voor Oldebroek. Zowel op de heen- als terugweg volg ik een onnavolgbare
route
over B-wegen en over zanderige bospaden die uitermate geschikt zouden
zijn voor
een fietscross. 't Harde heet zo omdat de ondergrond hier steviger zou
zijn dan op de rest van de Veluwe, maar ik merk er weinig van.
Uiteindelijk kom ik wel terecht in
Oldebroek. Dat ligt aan
de Zuiderzeestraatweg
die al 200 jaar Zwolle verbindt met Amersfoort
en
waarlangs tientallen landhuizen en landgoederen liggen; ik schreef er
een paar jaar geleden over.
Dit is ineens een fietsstuk op deze
site, maar het OV blijft
toch in mijn blikveld komen. Eerst in de vorm van bus 101 (Zwolle –
Nunspeet),
en vervolgens het oude stationsgebouw, omgebouwd tot woonhuis
(rechtsboven op
de foto). Station? Dat moet dan wel een tramstation zijn, want de
spoorbaan is
kilometers verderop.
Dat klopt ook. Van 1908-1931 reed er
een stoomtram van
Zwolle via Hattemerbroek, Oldebroek, Elburg en Doornspijk naar
Nunspeet. Het
was de hoofdlijn van de Zuiderzeetramweg, een stoomtrambedrijf op
normaalspoor.
Tussen Zwolle en Hattemerbroek maakten de trams gebruik van de
spoorlijn
Zwolle-Amersfoort.
De tramlijn werd pas aangelegd toen de THT-datum voor het stoomtramvervoer al bijna verstreken was. Stoomtramlijnen werden in de jaren 10 en 20 overal vervangen door de snellere en goedkopere streekbus.
Oldebroek
Op de terugweg naar station ’t Harde
rijd ik langs
Zwaluwenburg, een van de vele landhuizen in deze streek. Op landgoed
Zwaluwenburg zijn de befaamde kruidentuinen van Doctor
A. Vogel
gelegen. Ze gaan pas op 1 mei weer open. Maar ik beloof niet dat
ik er
dan naar zal terugkeren.
Alfred Vogel (1902-1996) was een
Zwitserse kruidendokter die
een miljoenenconcern opbouwde met onder meer zijn Echinaforce-druppels.
Zijn
ideeën doen heel sterk denken aan die van Klazien-uut-Zalk,
zo niet:
Berendien-uut-Wisp. Hij beval onder meer het slikken van gemalen
stierenkloten aan
tegen kwalen als multiple sclerose en polio. Als overtuigde Jehova’s
Getuige
was hij bovendien gekant tegen bloedtransfusies. Door toedienen van
vreemd
bloed zou je persoonlijkheid veranderen, want die zit in je bloed,
zoals wij
allen weten.
Het riekt allemaal erg naar
kwakzalverij, en door
organisaties als Skepsis en de Vereniging tegen Kwakzalverij worden de
producten van A. Vogel ook als zodanig betiteld.
Zijn dokterstitel was nep. Hij had
nooit een universiteit
van binnen gezien, maar verwierf een schimmig eredoctoraat van een niet
bestaande afdeling van een opgeheven universiteit in California, of
zoiets. Een
doctoraat in de botanie, bovendien. Daarmee had hij evenmin recht om
zich voor
arts uit te geven als ik met mijn masterbul in de schone letteren. Op
aanraden
van zijn advocaten schrapte hij uiteindelijk zijn doctorstitel.
Door, of ondanks zijn eigen kruiden,
bereikte hij de gezegende
leeftijd van 93 jaar. Maar in 1996 mochten zijn middelen niet meer
baten en
bleek hij toch sterfelijk. Zijn druppels en zalfjes worden tegenwoordig
nog
steeds onder zijn naam aan de man gebracht, onder meer hier bij ’t
Harde.
A. Vogel werkt nauw samen met de Stichting Geldersch Landschap en Kasteelen, eigenaar van landgoed Zwaluwenburg. Van die stichting ben ik donateur, zodat ik die kwakzalverij nog mede subsidieer, ook. Maar aan de andere kant: vermoedelijk zul je van de producten uit die tuin meestal ook weer niet zieker worden dan je al was. Bij uitblijven van genezing of terugkeer van je klachten lijkt het me wel raadzaam om een échte arts te raadplegen.
Huize Zwaluwenburg
Ik heb mijn aandacht zo bij het
fietsen, dat ik bijna vergeet, foto´s te maken, en helemaal vergeet te
gaan kijken in ’t Harde
zelf. Daarvoor keer ik twee weken later terug.
Opnieuw kies ik voor de Hanzeroute. Bij de
Oostvaardersplassen staan nu zo’n kleine honderd dieren op een kluitje
rond de
plek waar het voer gedeponeerd is. Het is bijna op, en ze kijken
reikhalzend
uit naar de komst van de boswachter met meer lekkernijen. Dit is zo
langzamerhand
een parodie op een natuurgebied geworden.
In Zwolle ga ik nu die busbrug in
aanleg eens bekijken. Het
busstation wordt begin 2019 verplaatst naar de achterzijde van het
station,
waar nu al enkele stadslijnen rijden, als kwartiermakers. Die busbrug
gaat daarvandaan
met een slinger over het spoor naar Amersfoort / Lelystad heen en
vervolgens
over dat naar Kampen. Hij komt uit op de Willemskade, waarvandaan de
bussen
kunnen uitwaaieren over heel de stad.
Na dat rondje gelopen te hebben –
kilometers óm, om van de
voor- bij de achterkant van het station te komen - pak ik de trein naar
’t
Harde. Nooit geweest in 61 jaar, en nu twee keer in één maand. Het
behoort tot
de zeldzame plaatsen die jonger zijn dan hun station. Dat laatste was
er eerder
dan de legerplaats en die weer eerder dan het dorp. Tot WOII stonden
hier in de
buurt slechts een handjevol primitieve daglonerswoningen, waar de
mensen onder
één dak woonden met hun geiten. Daarna kwam de groei en bloei tot
woonoord voor
redelijk bemiddelde forenzen.
Ik hoef in ‘t Harde dus niet al te
hard te zoeken naar een
oud en beschermd dorpsgezicht. De moderne winkelgalerij vormt het
middelpunt
van ’t dorp, als Elim dat niet doet.
Ik loop verder langs Zwaluwenburg en
die Vogeltuinen naar de
eerste halte van bus 100 die ik tegenkom, aan de rand van
Elburg. Uitgelezen
wandelweer op deze late middag. De zon duikt langzaam weg achter
nevelige wolken
en een milde grondmist stijgt op uit de bossen en weiden. Wandelen is
hier een
stuk aangenamer dan fietsen, dat wel weer even wennen zal worden, deze
zomer...
Frans Mensonides
25 maart 2018
Er geweest: zaterdag 10
en 24 maart 2018
Laatste aanpassing: 3 mei 2018.
't Harde
©
Frans Mensonides, Leiden, 2018