Beminde zaterdag (8)
maart 2016: Meer stations waar je nooit uitstapt



Ravenstein (NB)

< < < < < Deel 7 al gelezen? 


Beminde zaterdag

Dit is aflevering 8 van de rubriek ‘Beminde zaterdag’ over treinreizen op die dag met mijn WeekendVrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn Huygens die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen. Deze reeks is geïntroduceerd in deel 1. Het overzicht van alle tot dusverre verschenen afleveringen vind je aan de onderkant van deze webpagina.

Het is alweer maart 2016, de winter is alweer bijna vergangen. Maar het thema van deze maand is hetzelfde als dat van de vorige: stations waar je nooit uitstapt.

In februari stelde ik een lijstje op van spoorwegstations in Nederland waar ik nog nooit was uit- of ingestapt. Dat lijstje is in februari 6 stations korter geworden: Dalen, Gramsbergen, Zaandam Kogerveld, Koog aan de Zaan, Terborg en Doetinchem de Huet kon ik schrappen.

Maar er blijven er nog genoeg over voor een ruime keuze:

Baflo, Warffum, Usquert, Uithuizermeeden, Bedum, Stedum, Loppersum, Delfzijl West, Kropswolde, Sappemeer Oost, Zuidbroek, Weener (D), Grijpskerk, Zwaagwesteinde, Hurdegaryp, Dronrijp,  Sneek Noord, Koudum-Molkwerum, Vroomshoop, Vriezenveen, Almelo de Riet, Wijhe, Hengelo Oost, Wezep, Klarenbeek, Lochem, Ruurlo, Arnhem Presikhaaf, Didam, Duiven, Hemmen-Dodewaard, Zetten-Andelst, Nijmegen Heyendaal, Veenendaal West, Hollandse Rading, Diemen, Heemskerk, Wormerveer, Krommenie-Assendelft, Den Helder Zuid, Rotterdam Noord, Capelle Schollevaar, Nieuwerkerk a/d IJssel, Dordrecht Zuid, Arkel, ’s Hertogenbosch Oost, Rosmalen, Etten-Leur, Gilze-Rijen, Vught, Helmond Brouwhuis, Deurne, Horst-Sevenum, Geleen Oost, Bunde, Houthem-Sint Gerlach, Voerendaal, Spaubeek, Schinnen, Hoensbroek, Landgraaf en Eygelshoven Markt.


 

Een dag met een tijdslot; Den Bosch – Nijmegen, w/o RosmalenOpen-jassendag in WezepSalto mortale van een toetsenist: Keith Emerson overleden - Elburg: Admiraal Kinnenbak - Deurne, soort van eindpuntDeurne, Hét Dorp - De Wieger: ‘Langs het tuinpad van mijn vader.’- Hoekse lijn (3) - MerwedeLingeLijn, NL-Alert en een winter(?)jas van V&D - Onderweg langs de Onderweg: Hoogblokland en Arkel - Via Baflo naar Bowie - 'Baffelder'- David Bowie was



Een dag met een tijdslot; Den Bosch – Nijmegen, w/o Rosmalen







De eerste Weekend Vrij-dag van de maand, zaterdag de 5e, heb ik het time slot 16:00-17:00 uur weten te veroveren in het Noordbrabants Museum in ’s-Hertogenbosch. En dat om die tentoonstelling te zien over Jeroen Bosch; ik schreef er vorige week over op FHM’s.

Met zo’n vooruitzicht loop je de rest van de dag wat stromenloos rond te lummelen en zit je al even stromenloos heen en weer te rijden in de trein. Je hebt natuurlijk tijd zat om vóór vieren nog iets te zien en te doen. Maar er blijft boven je hoofd hangen dat je op tijd moet zijn, en dat er geen stremmingsellende moet ontstaan, want dan mis je je slot en vind je de museumdeuren op slot; daarom heet zoiets ook een tijd-SLOT.

Wat ik wel even kon doen: ik ben van plan, in de retro-reeks ‘Uyt d’oude modem’ een stuk uit de prullenbak te gaan vissen dat ik in de winter van 2003 (een echte winter, met echte sneeuw!) schreef over het boemellijntje Den Bosch – Nijmegen. Dat was een ongeïllustreerd artikel. Als ik er nou vanmiddag, 13 winters later, de plaatjes eens bij ging maken…

Enfin, ik zeg maar zo: zo gezegd, zo gedaan. Ik befotowandel het mini-stadje Ravenstein, dat evenveel recht heeft als Rotterdam om zich Maasstad te noemen, shop nog even in het Nijmeegse winkelcentrum Dukenburg en keer daarna terug naar ’s-Hertogenbosch.

Die Sprinter-treinserie Nijmegen – Den Bosch – Eindhoven – Deurne is wel een schrootlijntje, zeg! Het meest voorkomende treintype is daar nu de ouwe DDAR-knar, die driebakse dubbeldekkers met hardgroene bankjes die evenveel pijn doen aan je ogen als aan je kont. Ik zag er vandaag ook een Plan-V, zo’n Apenkop met de negen levens van een kat. En een hoop DDZ’en, maar die wat luxueuzere, opgelapte dubbeldekkers rijden als IC Zwolle – Roosendaal, en stoppen tussen Nijmegen en Den Bosch alleen in Oss. Terwijl sommige IC’s op die verbinding IRM’s zijn, zoals die op de foto van Ravenstein. Op het materieel is weinig peil te trekken bij NS. Behalve dat je er in moet staan in de spits.

Dat oude artikel met die nieuwe plaatjes is inmiddels verschenen op mijn site. ‘Blanco erover’, luidde en luidt nog steeds de titel, wat sloeg op correctielak, wit goedje dat in Ravenstein vervaardigd bleek te worden. Maar die fabriek heb ik niet meer gezien; het spul verloor ongetwijfeld de concurrentie met de Backspace-knop.

Ik ben natuurlijk veel te vroeg in Den Bosch, om maar niet te laat te zijn voor dat slot, en loop een rondje over de Markt. Daar heeft Jeroen Bosch nog gewoond en gewerkt, in een smal pandje dat nu een winkel is, en ‘De kleine winst’ heet. Maar de toeristen hebben alleen maar oog voor het pand ernaast, of liever gezegd: de plek waar het tot zaterdagavond 27 februari stond.

Dat stortte toen namelijk in. Het was een brillenwinkel van de keten Pearle (…Pearle, Pearle). Nu zijn we de laatste tijd wel gewend aan omvallende winkelketens. Maar dit ligt anders; dit filiaal viel letterlijk om. Er was die avond een bouwbedrijf aan het werk geweest voor een verbouwing. Maar die pakte wat drastischer uit dan de bedoeling was volgens de werktekeningen: het hele pand zeeg in luttele seconden ineen tot een hoop puin. Gelukkig toen de bouwers net hun hielen gelicht hadden, want zo’n dood gun je zelfs beunhazen niet.

Het lijkt wel of de winkel door een bom getroffen is; er is niets meer van over. Hoe het kon, wordt nog onderzocht. Maar ik heb zo’n vermoeden dat die bouwlieden alvast een paar steunbalken omgezaagd hebben die erg in de weg stonden.

Een bord vertelt de klanten van Pearle wat ze nu moeten doen om nog in het bezit te komen van hun bestelde bril. ‘Was nou maar naar Specsavers gegaan’, zeg ik, hyper-melig, tegen mezelf, en tegen niemand in het bijzonder. ‘De kleine winst’ ernaast heeft Mariabeeldjes in de aanbieding, uit dank dat het pand behouden mocht blijven bij het instorten van de buurman.

Goed, die Bosch-tentoonstelling viel dus niet helemaal mee, zoals ik op FHM’s schreef. Na afloop en zonsondergang loop ik naar het station, langs eetgelegenheden die allemaal, weinig origineel, een Jeroen Bosch-menu serveren, en net zo overvol zijn als dat museum.

Ik geloof die Bosch-maaltijden wel, (vet-Bourgondisch, vast en zeker ook nog) en pak de trein naar Rosmalen, want ik wilde ook vandaag nog een station van dat lijstje doen. Rosmalen is ook weer zo’n doorsnee- station met aan beide zijden een perron met wachtgelegenheid en aan één kant een patatgelegenheid.

De eerste versie van dit station lag driekwart kilometer meer naar het westen, waar nu nog de Stationsweg is. Dat station ging open in 1881. Indertijd kon je maar 5 keer per richting per dag instappen. In 1938, het grote stations-opheffingsjaar, werd ook station Rosmalen gesloten. Dat oude stationsgebouw is nu kantoor. Het huidige station opende zijn poorten in 1981, precies een eeuw na het eerdere.






Ik loop Rosmalen in om wat dorpsschoon te fotograferen, dat het altijd zo goed doet, ook op avondfoto’s. Het bestaat hier, zo in de gauwigheid en in de kou gezien, uit niet veel meer dan de kerk.

Daarna loop ik aan de andere kant van de spoorbaan af op een dwaallicht, waarvan ik hoop dat het de neonreclame is van een goed, gerenommeerd Rosmalens restaurant. Toch nog een Bosch-diner? Maar als ik voor het gebouw sta, blijkt het een filiaal te zijn van het Jeroen Bosch Ziekenhuis. Wat bizar, om een ziekenhuis naar een schilder te noemen! Nu ik er bij stilsta: weinig hospitalen zijn genoemd naar een geneesheer, hoewel dat toch veel meer voor de hand zou liggen.

Goed, dat wordt dus een patatje en een loempia op het perron. Maar veel hogere verwachtingen had ik ook niet mogen koesteren van een dag, gedomineerd door een tijdslot. En dit is tenslotte een reeks over stations. Dus laat ik me er dan ook maar voeden; niet?

Frans Mensonides
20 maart 2016
Er geweest: zaterdag 5 maart





Open-jassendag in Wezep

De zaterdag daarop begint met nachtvorst maar wordt voortgezet met een zonovergoten morgen en een zachtaardige middag. Het is, drie dagen voor de Idus van maart, weliswaar nog geen rokjesdag, maar zeker wel open-jassendag. Ik verklaar het natuur-wandelseizoen voor geopend, en keer vanmiddag terug naar de Veluwe. Daar liep ik in 2014 / 2015 in de zomerherfstwinter en lente, terug te blikken op onze vakanties in de jaren 60. Maar nog nooit eerder stapte ik uit of in op station Wezep.

Het noorden van de Veluwe is tegenwoordig vanuit Leiden het snelst bereikbaar met de Hanzelijn, via Zwolle. Daar stap ik over op de Sprinter naar Utrecht Centraal, wat me het gevoel geeft dat ik alweer op de terugweg ben, nog voor mijn bestemming bereikt te hebben.

Wezep is het eerste station op deze lijn. Mijn trein rolt er binnen tegen het noenuur, tegelijk met de trein in de andere richting. Wezep is een van de zeldzame stations met omgekeerde bajonetligging. Bajonetligging is spoorjargon voor perrons die schuin tegenover elkaar liggen, elk aan één kant van een overweg. Meestal zijn de perrons dan zo gesitueerd dat de trein eerst de overweg kruist en dan stopt. Maar op Wezep is dit net andersom. Het zal vast een reden hebben.

Een stationsgebouw van betekenis heeft Wezep niet. Volgens de meest recente cijfers van NS, op Treinreiziger.nl telt het station gemiddeld ruin 1000 instappers plus uitstappers per dag. Het bezit uitgebreide stallingsruimte voor twee- en vierwielers.

We hadden daarnet in de Hanzetrein weer zo’n vervelende leuterkont als conducteur, wiens lippen niet weken van de microfoon. Bij elk station riep hij onder meer om, of je het perron, met je neus in de rijrichting, aan je linker- of rechterhand zou vinden. Dat zijn nou typisch dingen, die word je zelf ook wel gewaar. Er zijn maar twee mogelijkheden, en als de ene zich niet voordoet, is de andere wel het geval.

Ik las verder in de trein in een krant een stuk over de nieuwe trend op kantoor: staande werken. Dat is gezonder – vandaar dat kappers en tandartsen allemaal platvoeten en spataderen hebben, denk ik. Maar: ‘Zitten is het nieuwe roken’. Daarom zie je rokers tegenwoordig ook altijd staande roken, buiten; dat is pas gezond!

De kul! In de tijd van Scrooge stonden kantoorklerken de hele dag achter een lessenaar. Eeuwen hebben we moeten vechten om zittend werk te mogen doen. En als staan werkelijk zo gezond is, moeten we straks ook nog blij zijn met de overvolle spitstreinen van NS!

 





 


Ik loop meteen de vrije natuur maar in, die gelegen is ten zuiden van de spoorbaan. Een deel van dit bos- en heidegebied bevat een kostbare bodemschat, zoals een informatiebord van Vitens meldt. Het is geen goud, zilver of diamant, maar iets veel onmisbaarders: water. In het waterwingebied Wezepsche Heide wordt het kostbare goedje gedolven op een diepte van 35 tot 80 meter. De natuur daarboven wordt rein en zuiver gehouden om het water niet te verpesten: geen bestrijdingsmiddelen, geen mest.

Even buiten het waterwingebied grazen Schotse Hooglanders. Hun territorium is afgebakend met hekken en veeroosters. Aan het begin ervan hangen weer de bekende waarschuwingen voor de wandelaars die het gebied betreden. Ook hier luidt regel 1 dat je de beesten niet mag naderen tot minder dan 25 meter afstand, en regel 2 dat je ze niet mag aaien. Ik word altijd gefrappeerd door het volkomen overbodige tweede gebod in de omgang met deze viervoeters. Als je je aan het eerste houdt, kun je het tweede onmogelijk overtreden. En als je het eerste aan je laars lapt, zou je het tweede dan wel naleven?

Hoe dan ook, met deze Schotten is het oppassen. Er liggen er een paar langs het pad waar ik langs wilde, in de schaduw, alsof er vandaag al een hittegolf heerst. Ze zien er sloom en weinig vervaarlijk uit, maar ik sla toch maar een ander pad in. Tegen fotograferen met sterke zoom maken ze overigens geen bezwaren kenbaar.

Meer gevaren dan deze beesten bedreigen de wandelaar. De stapels stammen die hier liggen te wachten op verwerking tot haardhout (?) mogen niet beklommen worden, anders gaat de boel schuiven en beland je eronder.

Het is een mooi, gevarieerd natuurgebied, meer door runderhoeven betreden dan mensenvoeten, zelfs op deze mooie dag. Er is zon maar er staat nog wel een vrij frisse wind; het is weer voor koude neuzen en soppende oksels.

Aan mijn rechterzijde hoor ik het vage gezoem van de A50. Aan de overkant van die snelweg weet ik landgoed Molecaten bij Hattem.

Ik beland op een geasfalteerde weg, de Keizersweg, en sla een stuk verderop een zijweg in die het spoor kruist. Deze spoorovergang, daar kijk ik de volgende keer naar uit als ik Wezep met de trein passeer: oh ja, daar liep ik toen, op die mooie winterdag…

 


Aan de overkant van het spoor kom ik terecht in een Wezepse woonwijk. Het is een stil, wat saai villapark met brede asfaltlanen en straatnamen zoals Schapendrift. Och, ik schreef in die Veluwereeks geloof ik al een keer, dat je op de Veluwe gaat wonen voor je rust en niet voor de reuring.

Het hart van het dorp bestaat dan ook uit een weinig opwindend winkelcentrum. Een echt centrum ligt niet op mijn route, als het er al is. Maar wel zie ik kerk en tattoo-shop.

Dat natuurgebied was wat minder uitgestrekt dan ik verwacht had. Ik houd een stuk middag over. Hé, ik kon wel even naar dat museum in Elburg, waar ik vorige winter aan voorbijliep. Dat is vast een museum zonder tijdslot, waar je zo kunt binnenwandelen. Die musea zijn meestal ook een stuk verrassender dan zo’n hype-tentoonstelling als over Jeroen Bosch. Als je daar eindelijk binnen bent, zie je dingen die je al maanden zag in alle media.

Op de Zuiderzeestraatweg, de oude verkeersader van deze streek, pak ik bus 100. Maar niet voor nog een weetje genoemd te hebben over Wezep: wie er geboren is, spreekt het uit als Wezèp. Dat had ik eerder moeten zeggen; nu moet je het hele stuk gaan overlezen met de juiste uitspraak. En, oh ja, de hond op die foto is niet echt, maar een beeld.



Salto mortale van een toetsenist: Keith Emerson overleden


 

Keith Emerson, foto overgenomen van Wikipedia

Even een intermezzo. Vanmorgen, voordat ik de deur uitging, had ik nog vijf minuten tijd voor een rondje teletekst op tv. Die bracht het bericht dat er gisteren weer één van mijn pophelden van weleer is overleden.

Het is de toetsenist Keith Emerson (71), bekend van o.a. The Nice en Emerson, Lake and Palmer (ELP)). In de loop van deze dag druppelt er steeds meer nieuws over binnen op mijn phone. Hij heeft zichzelf doodgeschoten. Hij leed al tijdenlang aan een zenuwaandoening aan zijn rechterhand, waardoor hij tijdens concerten zijn oude niveau niet meer kon halen. De gedachte, niet meer te kunnen spelen, was ondraaglijk voor hem, en leidde tot zijn zelfmoord. Een tragisch verhaal.

Ik had ooit op deze site een rubriek waarin ik schreef over een onderwerp waarvan ik totaal geen verstand heb: muziek. Twee keer besteedde ik aandacht aan de supergroep ELP; HIER en HIER.

Zie in het laatste stukje de rechterkolom. In het eerste stukje figureert mijn oude bovenmeester, die ons in het beat-tijdperk eerbied trachtte bij te brengen voor de klassieken – die kort daarna ineens een grote rol gingen spelen in de popmuziek. 

Als je die stukjes leest, zie je dat het niet echt een wonder is dat Emerson problemen kreeg met zijn handen. Maar het volgende wist ik nog niet, en zal ik pas komende week zien op YouTube: Emerson maakt een salto mortale, met piano en al. Het gaat met een hijstoestel dat buiten beeld blijft; hoe hij het deed, deed hij het. De piano was nep, alleen een houten kast, minder zwaar dan hij eruit zag. Die stunt heeft hij maar een paar keer uitgehaald; na een keer zijn neusbeentje gebroken te hebben, had hij er zijn bekomst van.   

ELP speelde symfonische hardrock, met invloeden van jazz en klassiek. Het was een band die je niet ‘wel aardig’ kon vinden. Je was er fan van of vond het verschrikkelijk; een tussenweg was er niet. Voor Emerson was die er ook niet. En normaal mens zou het wat kalmer aan zijn gaan doen op zijn leeftijd. Maar genieën gaan niet met pensioen. Je kunt niet half of een beetje of part-time geniaal zijn; het is: alles of niets.

In Nederlandse nieuwsberichten noemen ze van ELP alleen de hits ‘Lucky Man’ en ‘Peter Gunne’, nummers die niet helemaal representatief zijn voor hun werk. Engelse artikelen bespreken de band uitgebreider.


Elburg: Admiraal Kinnenbak



Ik ben terug in Elburg. Dat is op zaterdag het hart van de hele streek, zoals valt op te maken uit de dikke drom bezoekers die zich vanaf de parkeerplaats bij de bushalte een weg zoekt naar de binnenstad. De mensen zoeken dan vooral de gezelligheid die in hun Veluwse dorpen ontbreekt, denk ik. Een groot winkelapparaat heeft Elburg niet, wel knusse zaakjes en heel veel horeca.

Waarom ik dan vorig jaar net uitgerekend de meest foutieve tent binnenliep, kan ik niet meer reconstrueren. Maar ik heb de naam en de straat onthouden, en breng er deze keer geen bezoek.

Wel doe ik dat dus aan Museum Elburg. Het zit in een groot kloostercomplex, het Agnietenconvent, dat een fraaie binnentuin heeft en tegenwoordig tevens dienst doet als VVV.

De medewerkster achter de kassa legt uit, hoe het museum werkt. Excuses voor het ongemak, maar het is in verbouwing. Dat zijn musea in toeristenplaatsen meestal in de winter (net als die keer in Nijkerk). Dat verhoogt de amusementswaarde alleen maar, naar mijn ervaring. Nog minder lijn in de collectie, nog meer verrassingen in elke zaal.




Er is een zogenaamde dubbelkapel, vertelt de dame van de kassa. Op de benedenverdieping droegen nonnen de mis op. De leken stonden boven op een groot balkon en konden niet in aanraking komen met de nonnen; dat vonden ze beter, of veiliger. In de kapel is volop informatie over de dagindeling van de nonnen. Ik veronderstel dat die toch wel voornamelijk uit bidden zal hebben bestaan. ‘Ja, hou op, minstens een keer of tien per dag. Waar ze maar zín in hadden!’, zegt zij. Maar och, baat het niet, schaadt het niet; zo kun je ook denken.

Nou voerden ze nog wel iets meer uit, zie ik, als ik het balkon beklommen heb. Ook nog bierbrouwen, en alles wat er zoal gedaan moest worden in het huishouden. Maar bidden deden ze zo ongeveer om de twee uur. En dat begon op het onzalig tijdstip van 4:00 uur met de metten, het ochtendgebed. ‘Korte metten maken’, komt daar ongetwijfeld vandaan.

Dat is iets wat de beroemdste Elburger aller tijden, vice-admiraal Jan Hendrik van Kinsbergen (1735-1819), ook graag deed. Hij is Elburgs trots en troef; een belangrijk deel van het museum is aan hem gewijd. Deze zeeheld won voor Nederland in augustus 1781 de Slag op de Doggersbank. Dat was tijdens de Vierde en gelukkig laatste Engelse Oorlog; althans: de Vijfde is tot de dag van heden nooit uitgebroken.

Voor de Slag sprak hij de manschappen van het schip Argo toe. Zijn rede (in soms wat kreupele zinnen, maar admiralen werden niet geselecteerd op stijl en grammatica) is bewaard gebleven.

Hij was gericht tot de ‘brave Matroosen en Soldaten van de Argo, (…) die de eer van de Argo tot den Laatsten man zullen verdeedigen, en liever als een braaff Matroos of Soldaat sterven dan als een Kontlekker en een oud wijf te leeven.’

De admiraal zei o.a.:

‘Indien teegen alle verwagtingen er onder ons van de Argo zo een slechte schelm of oude hoer mogte gevonden worden, die vrees of lafhartigheid in een gevegt bewijst het zij door praaten als andersints zo gelast de Capitein aan alle Heeren Officieren en onder Officieren om zoo een Bloodaart en Schelm voor de kop te schieten, zijn lichaam hier of daar needer te werpen, (…) bij zijn benen aan de grote Raa zal opgehangen worden , om zo daar door de schande, die hij aan de Argo gedaan heeft af wasschen (…).

De Heeren Commandeurs van de batterijen en stukken, worden wel gelast om zorg te dragen dat niemand zijn stuk of post verlaat, zo iemand dat teegens zijn wil doet, geef ik hem de magt om zoo een over den kop te houwen en als een onnut meubel voor de Argo, maar overboord te werpen (…)’

Nou, dat is tenminste mannentaal! Die hield beslist niet van halve maatregelen! Dat was nou eens geen softie! Zo praat een ware houwdegen! Die Van Kinnenbak was het tegendeel van een Jan Salie! Kom daar tegenwoordig nog eens om! Daarmee win je een Engelse Oorlog, ongeacht met welk nummer.

Heel anders zal Gerrit van Kolthoorn in elkaar steken; hij zal qua sereniteit die nonnen wel evenaren. In de periode 2002-2012 werkte hij elke avond aan de maquette van het 17e-eeuwse Elburg, die in het museum te zien is. Tien jaar werk voor wat je in tien seconden zou kunnen platstampen, als je iemand was die zoiets misselijks zou overwegen; moge zo iemand driewerf gekielhaald worden!

Nee, ik ga maar niet, met mijn moeie museumbenen, zitten op de schandbank, een brede houten bank waarop vier stoute Elburgers konden plaatsnemen. Ze werden vastgebonden en gingen dan drie dagen op water en brood.

Wel neem ik plaats in de scheerstoel in de mooi nagebouwde barbierswinkel, waar je sterke verhalen kon horen en nog steeds kunt horen over avonturen van de stedelingen. Tegenwoordig komen ze uit een digitaal apparaat, en verschijnen er lichtbeelden bij op de spiegel.

Bijvoorbeeld over de ijsvissers die voor een karige boterham op spiering visten en daartoe een bijt hakten in het ijs, in strengere winters dan die van 2015/2016. Het geviel eens dat enkele van zulke vissers door dooi overvallen werden. Het ijs begon scheuren te vertonen, die snel uitgroeiden tot grote kloven vol water. Die ijsvissers zaten gevangen op een grote schots. Goede raad was duur. Maar zij hakten uit die grote schots een kleinere schots, en gebruikten die als roeiboot om de veilige oever te bereiken en alles in geuren en kleuren te kunnen vertellen bij de barbier.

Sluitingstijd nadert. Ik verlaat het klooster en pak bus 100 richting Nunspeet, en daar de trein naar Utrecht Centraal, nu echt op de terugweg.

Frans Mensonides
20 maart 2016
Er geweest: zaterdag 12 maart 2016




10 x Elburg; archieffoto 2015

Deurne, soort van eindpunt



Deurne 



Deurne, Brabants Peeldorp op de grens met Limburg, is deze zaterdag de plaats die ik geselecteerd heb voor een bezoek. Ik heb er zoals gewoonlijk in deze reeks van te voren niets over opgezocht, behalve dan of er misschien een museum is. Om me te warmen, want 19 maart, de laatste dag van de astronomische winter, dreigt een donkere, kille, gure zaterdag te worden.

Een museum is er inderdaad. Het heet De Wieger en is het voormalige woonhuis van de arts en schilder Henk Wiegersma, van wie ik nooit gehoord heb maar wiens naam me toch vaag bekend voorkomt.

Onderweg naar Deurne lees ik de kranten bij, die ik gedurende de afgelopen week verzameld heb in mijn tas. Er wordt driftig geschreven over een kwestie die sommigen intensiever lijkt bezig te houden dan de vluchtelingendeal, Donald Trump, de uitgeklede pensioenen en de kernraketten van Kim Jong-un bij elkaar (NB: de afschuwelijke aanslagen op reizigers in Brussel liggen deze dag nog in de toekomst).

Wat is het geval? Na HEMA, die zijn paaseieren ‘verstopeieren’ is gaan noemen, viel deze week Albert Heijn op door de paasartikelen als lenteartikelen aan te prijzen. Pasen is dit jaar ineens taboe. Rechtgeaarde vaderlanders zien daarin de zoveelste knieval voor de oprukkende islam. Liggen er over een paar jaar alleen nog suikerfeestspullen in de schappen?

Maar het zou te maken kunnen hebben met het feit dat ook 85% van de autochtonen al lang geen paasfeest meer viert. Ik denk dat we Pasen heel goed zouden kunnen omdopen in Voorjaarsfeest (wat het oorspronkelijk was) en Kerstmis in Midwinterfeest (waarop het gebaseerd is). Maar wie die feesten nog steeds wil vieren als Kerstmis en Pasen, mag dat uiteraard blijven doen; we leven nog steeds in een min of meer vrij land.

Dan moeten we natuurlijk ook nog een Hoogzomerfeest en een Najaarsfeest hebben in juni, respectievelijk september, met ook dan voor elke studerende en werknemer recht op een paar vrije dagen. Ja, waarom het ene seizoen vieren en het andere niet? In ruil voor die extra vrije dagen kunnen buitenbeentjes als Tweede Pinksterdag met een gerust hart geschrapt worden. Geen mens weet, wat er dan gevierd wordt; er zijn zelfs al heel weinig mensen die weten wat er op Eerste Pinksterdag gevierd wordt. Idem-dito voor de Vrijdag-Na-Hemelvaartsdag, een van de raarste feestdagen die ooit zijn uitgevonden.

Verder houden natuurlijk alleen Oranjegezinden nog recht op een vrije dag op Koningsdag. De anderen vieren voortaan Katozze Zwiejè, zoals de Fransen zeggen, 14 juli; Vive la république! Internationale Vrouwendag, Dankdag voor het Gewas, Leidens Ontzet, Dierendag, Chinees Nieuwjaar, iedereen voortaan zijn eigen vrije dagen, naar keuze. Personeelszaken houdt het allemaal bij in een systeem; wie wanneer wat; flexibiliteit in alles.

De Nederlandse spoorsector viert Pasen dit jaar trouwens met grootscheepse stremmingen rond Utrecht en Weesp en op nog vele andere plekken. Een NS-medewerker reikt er deze palmpaaszaterdag folders over uit in de trein. Tijdens het paasweekend volgende week mag je met je Weekend Vrij wel vier dagen onbeperkt reizen, ook op Goede Vrijdag en Tweede Paasdag, maar dat dan op een grotendeels lamliggend spoorwegnet. Ze weten wel wat ze weggeven.


Deurne ligt aan de spoorlijn Eindhoven – Venlo. Het kent voor een dorp met ruim 20.000 inwoners een vorstelijke bediening met treinen: er stoppen zowel IC’s als Sprinters.

De IC’s Den Haag Centraal – Venlo houden voorbij Eindhoven halt op het hoofdstation van Helmond, maar slaan de drie andere stations in die stad over. Die worden bediend door de Sprinter Nijmegen – ’s Hertogenbosch – Eindhoven – Deurne, die ik een paar hoofdstukken hierboven al eens geleden al eens had. Dat is dat schrootlijntje met oude, ongewassen DDAR’s. Die lijn gaat niet verder dan Deurne, waar ook de IC stopt zodat stoptreinreizigers de gelegenheid hebben om over te stappen naar Venlo.

Deurne is dus zowel eindpunt als knooppunt en telt drie perronsporen. Je hebt er vier verbindingen per uur met Eindhoven. Als je van hier naar Nijmegen wilt, moet je nou net niet die DDAR naar Nijmegen nemen, maar doen wat ik straks zal doen op de terugweg: in Venlo overstappen op de Maaslijn, dan ben je er iets sneller.

Station Deurne dateert van 1866, toen de lijn Eindhoven – Venlo werd geopend. Het stationsgebouw weerspiegelt niet de grandeur van een IC-station en is niet veel meer dan een frietkot.

Meer valt er over Deurne niet te vertellen; over het station van die naam, bedoel ik dan.


Deurne, Hét Dorp




Vanaf het station loop ik naar het centrum via wijken met aardige optrekjes uit het fin de siècle, de periode rond 1900. Het meeste bezienswaardige in Deurne dateert uit die tijd. Daarvoor was het een armoeierig Peeldorp, maar toen begon de industrie tot bloei te komen. Je kunt een hoop te weten komen over de historie van een plaats, gewoon door er rond te lopen en om je heen te kijken.

Maar dit dorp houdt de geschiedenis ook zelf levend, met in bijna alle etalages nostalgische foto’s, meestal uit het verenigingsleven tijdens het interbellum. Het is in het kader van de Tijdlijn Deurne. Je ziet RK-fanfares, idem sportclubs en de deelnemers aan een cursus koemelken, onder leiding van een ‘voormelker’.

Nu moet Deurne ook wel oog hebben voor zijn historie. Het is niet zo maar een doorsnee-dorp, zoals er honderden zijn in dit land. Nee, Deurne is veeleer Hét Dorp. Daar zal ik echter in dat museum pas achter komen, in het volgende hoofdstuk; straks verklaar ik me nader.

Eén van Deurnes grootindustriëlen was Hub van Doorne, grondvester, samen met zijn broer Wim, van een fabriek van vrachtwagens en later ook van handige autootjes waar zelfs oude dames in konden rijden zonder al te veel brokken te maken. Samen met zijn echtgenote staat Van Doorne vereeuwigd in een parkje.

Minstens even baanbrekend werk als Van Doorne deed de zenuwarts Anna Terruwe, grondlegger van de bevestigingsleer. ‘Mens worden is alleen mogelijk door bevestiging’, staat op het aan haar gewijde beeld van ook weer een echtpaar. Ik vind dat zelf ook heel erg belangrijk, bevestiging, en bevestig bij dezen dan ook schriftelijk, voor de goede orde, en wellicht ten overvloede, dat ik De digitale reiziger ben.

Huize Landzicht keek echt nog uit op landouwen, toen het gebouwd werd, maar nu niet meer. Hoe dan ook: redding vind je ongetwijfeld in het Reddingiushuis. Hotel Plein 5 heeft maar 4 sterren en geen 5. De kruidenier verkoopt geen verstopeieren maar een ‘verscholen ei’ voor 1,20 euro, en daarnaast toch ook nog een paashaasje voor 15 cent meer; geen lentehaasje.

Sommige plaatsen hébben het op zaterdagmiddag, qua streekcentrum. Elburg had het vorige week, Deurne heeft het vanmiddag duidelijk niet. Ik weet niet waarom, maar de mensen trekken hiervandaan naar Eindhoven, Helmond en Venlo voor hun zaterdags vertier. Het is vrij stil op straat in het dorpshart.

Het kan aan het weer liggen, waterkoud zoals voorspeld, maar als je er flink de pas in hebt, heb je er geen last van. Minder mee vallen de foto’s, vandaag; ik word niet blij van de grauwheid die ik op mijn scherm zie. Geen fleur of kleur erin. Dat wordt Photoshoppen, zoveel is wel zeker.

Het plaatselijke ziekenhuis heet Elkerliek. Dit is zo mogelijk een nog gekkere naam dan Jeroen Bosch Ziekenhuis (zie hierboven), want Elckerlijc ging hartstikke dood in de laatmiddeleeuwse allegorie die zo heette. Eén groot memento mori was dat stuk. En dat is een ziekenhuis ook, als je er niet hoeft te zijn, maar alleen een pijl ernaartoe ziet; dus bij nader inzien is er niets mis met die naam.








Weinige hectometers voorbij het dorp heb je twee kastelen in een park: het Groot Kasteel en het Klein Kasteel, beide daterend uit de 14e eeuw. Het Klein en wat bescheiden Kasteel werd indertijd bewoond door de Heren van Deurne, ‘De oude hoge heren van het dorp’, een prachtig liedje over een dorp was dat. In het Groot Kasteel woonden in die tijd nóg rijkere heren.

Het Klein Kasteel is goed geconserveerd gebleven. Het Groot Kasteel werd in september 1944 door de geallieerden finaal aan barrels geschoten omdat enkele nazi’s zich erin verschanst hadden. Het verwerd in een mum van tijd tot een ruïne, iets waar de meeste kastelen eeuwen voor nodig hebben. De resten van het eens zo fiere slot zijn niet meer bewoonbaar, maar doen nu nog wel dienst als clubhuis voor een of andere vereniging.

Ik loop terug naar het dorp en De Eeterij binnen. Kijk, híér is al het volk gebleven! Het is levendig druk. Acht onverstaanbaar converserende Brabo’s zitten aan een lange, houten tafel. Ze waren er al uren voor mijn binnenkomst en zullen er na mijn vertrek ook nog uren blijven plakken.

 

De Wieger: ‘Langs het tuinpad van mijn vader.’



Hoe vind je je weg in een dorp waarover je van te voren niets hebt opgezocht? Ik heb bij aankomst een foto gemaakt van de plattegrond bij het station. Door die te raadplegen beland ik, na de nodige malen verkeerd afgeslagen te zijn, uiteindelijk toch nog op de Oude Liesselseweg, waar Museum De Wieger staat.

Huize De Wieger lijkt veel ouder dan het is. De arts / schilder Henk Wiegersma (1891-1969) liet het in 1922 bouwen. In 1976, zeven jaar na zijn dood, werd het museum. Dat bestaat nu dus 40 jaar en ter gelegenheid daarvan is er een tentoonstelling in 3 afleveringen. De eerste is momenteel te zien, deel 2 aanstaande zomer en deel 3 straks in de herfst en winter.

De gastvrouw achter de kassa houdt een korte inleiding over Wiegersma, vraagt voor de statistieken waar ik vandaan kom, en daarna of ik speciaal uit Leiden ben gekomen voor het museum. Ik bevestig ook hier wat ik zoal doe op zaterdag: half Nederland doorreizen en zo hier en daar een museum binnenlopen. ‘Wat leuk, wat grappig, wat een bijzondere hobby!’

Of ik het museum gemakkelijk heb kunnen vinden? Ze hebben overal bordjes laten aanbrengen. Ik zeg dat ik borden heb gezien naar de gekste dingen in Deurne, maar niet naar dit museum. Daar wordt wel meer over geklaagd en daar gaan ze iets aan doen. Misschien een grote informatiezuil op het station?, suggereer ik. Maar hopelijk krijgt het museum niet zoveel aanloop dat er straks ook time slots nodig zijn, net als bij Bosch.

Wiegersma was een opmerkelijk en veelzijdig man. Hij genoot een immense populariteit als huisarts en stond wijd en zijd bekend als ‘wonderdokter’. Hij werkte veel met kruiden. Ja, nuchtere zielen vonden hem een charlatan. Maar ik geloof dat wonderdokters echt wonderen kunnen verrichten voor mensen die in wonderen geloven, mits ze geen dodelijke ziekten onder de leden hebben. En Wiegersma was typisch zo’n type die zulke wonderen zou kunnen verrichten; je ziet het al af aan zijn selfies. Zijn patiënten kwamen van ver buiten de Peel; zelfs wel uit België en Duitsland.

Van een arme drommel wilde Wiegersma vaak niet eens geld aannemen voor een consult. Rijke boeren waren hem een varken schuldig voor een wondergenezing. En als ooit een koning of keizer zich bij zijn praktijk zou melden, zou die een gouden kroon moeten meenemen als betaling.

Met hypochonders had Wiegersma weinig op. Maar ook dat is een echte ziekte, weten we nu. Moeilijk te genezen, want lijders eraan geloven niet alleen niet in wonderdokters, maar zelfs niet in gewone dokters.

Als je Wiegersma ontbood, kwam hij soms te paard, net zoals ziektes kwamen (‘Het komt te paard en het gaat te voet’, verzuchtte mijn grootmoeder vaak). Maar ook reed hij zijn visites wel per racefiets, racemotor of auto.

In religieus opzicht was hij al even veelzijdig als qua transportmiddelen; hij was twijfelend katholiek maar shopte ook bij allerlei andere leren, zoals het antroposofisme. Ook als kunstenaar was hij veelzijdig; niet gebonden aan één bepaalde stijl of één bepaalde stroming.

‘Heb duizenden getroost/ En zelf geen troost gevonden’, schreef hij na de dood van zijn vrouw Nel 1962. Het echtpaar Wiegersma had vijf zonen. Twee ervan traden in hun vaders voetspoor als beeldend kunstenaar en hangen ook in het museum. Een daarvan was Friso Wiegersma (1925-2006).

Daarom kwam de naam Wiegersma me zo bekend voor; Friso was de levensgezel van Wim Sonneveld en schreef voor hem ook alweer een prachtig liedje over een dorp : ‘Het dorp’ uit 1966. Het werd Sonnevelds signature song en een vaste waarde in de bovenste regionen van lijstjes als de Radio Nostalgia Evergreen top 1000.

Bij het schrijven ervan zal Wiegersma vast en zeker gedacht hebben aan het dorp waar hij zelf was opgegroeid, dit Deurne. Sterker nog: ‘Het tuinpad van mijn vader’ is niets anders dan het beboomde pad naast zijn geboortehuis, De Wieger. Zijn vader had die tuin aangelegd. En hier kun je er nog overheen lopen, het enig echte Tuinpad-van-mijn-vader uit het liedje; een bijzondere ervaring. Dáárvoor ben ik helemaal uit Leiden gekomen, al weet ik dat nu pas.

Terug naar het station loop ik de weg die ook Wiegersma’s patiënten gingen. Heen strompelden ze, terug huppelden ze, stel ik me voor. Ik zie nu ook een pijl naar het museum, veel te klein en onopvallend.

De moderne buitenwijken van Deurne heb ik niet bezocht, om te zien ‘hoe of het bankstel staat bij Mien, en haar dressoir met plastic rozen’. En wat ik helaas ook niet meer gezien en gehoord heb: jeugd met Beatle-haar die meejoelt met beatmuziek. Voor Wiegersma’s generatie was dat het toppunt van verwording, voor mij: jeugdsentiment. Tijden komen, tijden gaan, en nostalgie blijft altijd bestaan. Het stemt me wat melancholiek.

Frans Mensonides
30 maart 2016
Er geweest: zaterdag 19 maart 2016

 

'Tuinpad van mijn vader'


Hoekse lijn (3)


De reiziger met Weekend Vrij geniet een royaal paasweekend, zoals gezegd. Op Goede Vrijdag regent het tot na het middaguur, waarna plotseling en onverwachts de zon nog doorbreekt. Toch nog maar even gaan profiteren van die extra reisdag! Ik kon wel weer eens gaan kijken op de Hoekse Lijn.

Die lijn, de spoorlijn (Rotterdam Centraal) – Schiedam – Hoek van Holland langs de Nieuwe Waterweg, wordt omgebouwd tot metrolijn, een klus die in de herfst van 2017 geklaard moet zijn. Ik ging afgelopen nazomer kijken bij het strand van Hoek van Holland en in Vlaardingen. Op Tweede Kerstdag deed ik Maassluis, waar een derde metrostation gaat komen bovenop de twee spoorwegstations die er al zijn. Die worden ook omgebouwd tot metrostations, net als Hoek van Holland Haven, Schiedam Nieuwland en de drie stations in Vlaardingen die van links naar rechts West, Centrum en Oost heten.

Op die decemberdag zag ik dat er voorbereidende werkzaamheden in gang waren bij Vlaardingen West en tussen Schiedam Centrum en Schiedam Nieuwland. Op deze Goede Vrijdag is dat nog steeds zo en heb ik verder geen nieuwe bouwputten kunnen ontwaren. Voor het oog van een leek zijn ze geen steek opgeschoten in drie maanden tijd.

Mijn rit over de Hoekse Lijn zou ik dus ‘vergeefs’ kunnen noemen, als het geen uitstekend weer was voor een wandeling over het  Natuurpad. Dat ligt in Hoek van Holland in een duingebied ten noorden van de laatste 9 hectometers spoorlijn op het Europese continent.

Het eindstation, Hoek van Holland Strand, daar schreef ik vorige keer over dat het verplaatst zou worden naar een plek waarvandaan je echt het strand kunt zien. Maar helaas moet de metro dan rijden door de habitat van de paarse, geelgevlekte, oranjegestreepte breedbekbrulkikker. Nee, herstel: de nauwe korfslak, was het, een beestje te onooglijk om te zien met het blote oog, maar wel op de lijst van beschermd ongedierte. Ik heb er de laatste tijd niets meer over gelezen, of die verlenging naar het strand nog doorgaat.

Station Hoek van Holland Strand wordt buiten het strandseizoen maar 6 keer per dag bediend, en de laatste trein is al vertrokken als ik erlangs loop. De treinen hebben de rest van de dag Hoek van Holland Haven als eindpunt en staan daar 24 minuten te wachten totdat ze de terugtocht mogen aanvaarden. Ze zouden in die tijd toch best even heen en weer kunnen rijden naar dat rare eindstation in de duinen, voor een verdwaalde wandelaar of voor iemand die daar woont.


Overgenomen van Hoekse Lijn (Metropoolregio Rotterdam Den Haag)


Hoek van Holland is een dorp in de gemeente Rotterdam; die metrolijn begint en eindigt straks in Rotterdam. Het dorp telt om en nabij 10.000 inwoners, een paar monumentale gebouwen als je goed kijkt, en straten die de namen hebben die je verwacht: van personen die ooit iets deden in de scheepvaart.

En natuurlijk een promenade langs de Nieuwe Waterweg met zicht op brakende schoorstenen aan de overzijde van die brede plas. Een jongetje van een jaar of twee, aan het handje van zijn moeder, wijst me op de mooie zeepbellen die hij aan het blazen is. Hij rukt zich los van zijn moeder, loopt achter zo’n bel aan, probeert hem te grijpen, maar ziet hem tot zijn ontzetting uiteenspatten: ‘Hij is weg, mamma, hij is weg!!’

Ik heb in mijn studietijd nog eens een werkstuk geschreven over de symboliek van zeepbellen. Maar dat opus begrijp ik zelf niet meer als ik het overlees. Dus het deugde niet! Als je iets ingewikkelds niet helder weet  uit te leggen, was het ook te ingewikkeld voor jezelf. Het was een miskleun; dat ze me ooit nog cum laude toegekend hebben! Over een zeepbel gesproken…

Het ging over emblemen, praatjes met moralistische praatjes, niet echt 100% mijn ding, maar ik had de studiepunten nog nodig. Dat bellenblazende jongetje langs de Nieuwe Waterweg bedoelde ik niet symbolisch; dat liep daar echt.

Op het perron van station Haven staan bij de kaartjesautomaten vertwijfelde Britten, te midden van valiezen, rugzakken en tassen, zich te verdiepen in ons ondoorgrondelijke treintarievensysteem. Ik zag de Stena Line uit Harwich een half uur geleden aan komen varen; een monstrueuze schuit, een drijvend flatgebouw. Een Engelsman hoor ik tegen een reisgezel zeggen: ‘Ze hebben geen bergen en bijna geen heuvels in Nederland, maar wel overal langs de wegen speciale paden voor fietsers’. Iemand die zijn paasvakantie in ons land terdege heeft voorbereid.

Laat ik dit hoofdstuk niet beëindigen alvorens een man te herdenken die vele jaren geleden op Goede Vrijdag is gestorven. Ik doel op Constantijn Huygens, de huisdichter van deze site, die me een dichtregel leende voor de titel van deze rubriek. Hij ging heen in 1687, op de zeer gezegende leeftijd van 90 jaar. Tot bijna zijn laatste snik heeft hij het vaderland gediend. Over de hoogte van de pensioenen klaagden ze niet in zijn tijd; die bestonden namelijk nog niet. Raar einde van dit hoofdstukje, maar het is hiermee toch echt afgelopen.



Portret door Caspar Netscher 
Overgenomen uit Wikipedia, Constantijn Huygens

 

MerwedeLingeLijn, NL-Alert en een winter(?)jas van V&D


Ook in eigen provincie zijn er nog stations waar ik nooit een voet gezet heb. Op paaszaterdag ben ik op weg naar Arkel aan de MerwedeLingeLijn (Dordrecht – Gorinchem    Geldermalsen). Deze regionale, door Arriva gereden spoorlijn is onderwerp van een langlopende, laagfrequente reeks op mijn site. HIER het meest recente deel, van waaruit je het pad terug kan volgen.

Die serie heet: ‘Spurten op Papland’, naar de Spurt-GTW’s van Stadler die hier rijden, en naar station Gorinchem Papland. Dat had in 2012 al open moeten gaan, maar het is er nog niet, en ze maken ook niet echt aanstalten meer om het in het leven te roepen. Bovendien is de naam op voorhand al gewijzigd in het fantasieloze Gorinchem Noord; jammer!

De lijn – zo staat vast ergens ook wel in die stukjes – werd in 1883 geopend en ging in 2007 over van NS naar Arriva. Hij wordt sindsdien gereden in opdracht van Provincie Zuid-Holland (hoewel de twee laatste stations, Beesd en Geldermalsen, in Gelderland liggen). Onder het regime van Zuid-Holland werden diverse nieuwe stations geopend en werd de frequentie verdubbeld: kwartierdienst op het traject Dordrecht – Gorinchem; halfuurdienst op de rest van de lijn.

Door deze maatregelen veranderde de MLL van een stoptrein meer in een soort tramlijn. Maar ze hadden wel een zeer gunstige uitwerking op de vervoerscijfers. Die stegen tussen 2006 en 2013 van 2,2 naar 3,3 miljoen reizigers per jaar (ofwel: van ca. 7500 naar ca. 11.000 per werkdag). Men mikt op 4,4 miljoen aan het eind van de concessieperiode in 2018, een mooie klimmende reeks.

Ik heb op treinzaterdagen altijd mijn smartphone van de zaak bij me om aantekeningen op te maken. Die heeft als voordeel dat ik hem niet uit hoef te zetten in stiltecoupés en musea, want hij gaat toch nooit, in de weekenden. Maar vandaag doet hij dat ineens wel: BUZZ-BUZZ, klinkt uit het apparaat.

Wat is dat nu? O jee, een NL-alert! Ja, die app zit in die telefoon, een waarschuwing bij noodsituaties in de omgeving van waar je je bevindt. Maar ik heb er nog nooit eerder een gehad.

Dat is schrikken; het zal toch geen aanslag zijn, uitgerekend hier, in de buitengewesten van Zuid-Holland? Ik kijk. Nee, er is een grote brand op een bedrijventerrein in Waspik (NB); binnenblijven, als je daar woont, en deuren en ramen dicht. Ventilatoren uit.

Gelukkig, het is geen aanslag; niets, niets om ons zorgen over te maken – tenzij je in Waspik vertoeft. Maar dat ligt toch wel een kilometer of 20 van hier.

Na de aanslagen in Brussel werd in Nederland het nieuws toch al weer snel gedomineerd door belangwekkende binnenlandse kwesties. Vandaag schrijven de kranten in geuren en kleuren over de chaos bij de opheffingsuitverkoop van V&D. Mensonterende taferelen: klanten uit dit welvaartsland scheuren elkaar de koopjes uit de handen. En dat allemaal om de zak van een paar aasgieren te spekken. Anderen, zoals de leveranciers van het spul dat nu aan de man gebracht wordt, zien geen cent van de opbrengt.

Als V&D in zijn bloei-jaren een kwart van de clientèle had getrokken die afgelopen week over de vloer kwam, was het nooit failliet gegaan. Ze weten de ondergang van de keten aan de zachte winter, waardoor winterjassen onverkocht bleven.

Ik heb er afgelopen herfst wel een gekocht, een winterjas bij V&D. Hij was niet verschrikkelijk goedkoop, maar wel van matige kwaliteit. Hij is bekleed met een synthetisch, soort wolachtig spul dat vrijwel meteen in de rui ging. Momenteel is hij zo dun geworden dat ik er nog een goeie zomerjas aan heb. Toch nog waar voor mijn geld, uiteindelijk. Ik hoefde me van de week dus niet in het krijgsgewoel te storten bij de V&D-poorten, voor een goedkope zomerjas.

Het Leidse filiaal van V&D was het mooiste van heel Nederland; pas nog ingrijpend gemoderniseerd. Maar dat helpt niet als je er net zulke rommel verkoopt als elders. Ik waardeerde deze vestiging vooral om de La Place op de hoogste etage, met een schitterend panorama over de Leidse binnenstad.

Bedrijventerrein Papland ligt halverwege de stations Gorinchem en Arkel. Wanneer gaat dat nieuwe station nu eindelijk eens open? In de verte zie ik schuin links voor me een kerkje met een dorp eromheen. En hoewel dat Arkel niet is – want dat is net de andere kant op – wil ik er beslist heen.

 

Onderweg langs de Onderweg: Hoogblokland en Arkel

 

Weer ‘onderweg’ op de zaterdag, deze keer in Hoogblokland

En wat je dan onderweg allemaal niet ziet

 

Station Arkel is ook weer zo’n geval van een station dat maar één vertrekspoor heeft en dus per definitie niet meer is dan een halte. Het stationsgebouw is net zo oud als de spoorlijn erlangs. Er zit nu een reclamebureau, SQSI Concept Studio, met ‘likkebaardend lekkere werken’ (volgens hun website) – en een optimale bereikbaarheid per trein daarbovenop.

Een heel rustig-rustieke stationsomgeving, hier in Arkel. Op een bedrijventerrein staan paar mannen die een drone oplaten. Bij een villa blaft een grote rothond achter het hek. Maar verder is er geen geluid te horen.

De kerk waar ik op af wilde lopen, blijkt van het dorp Hoogblokland. Hij is maar een kwartiertje verderop. Het dorp is bereikbaar via de Dorpsweg, een smalle asfaltweg langs villa’s, met daar achter weiland. Er is weinig verkeer, maar de paar auto’s die er rijden, rijden dan ook zo ongeveer de vouwen uit mijn broek. Ze kunnen zich niet meer laven aan de verroeste, vergane benzinepomp langs de weg.

Het is geen aangename wandelweg. Maar de foto’s vallen me mee als ik ze thuis bekijk. En hij maakt wel deel uit van een officiële wandelroute, het 22 km lange Gorcums Postpad.

Ik zie de Plusbus rijden, een vorm van besloten vervoer, denk ik. Daarnaast heb je buurtbus lijn 705: Arkel – Hoogblokland – Hoornaar – Gorinchem. Die bus heeft zowel vaste ritten als belritten, in nogal grillige afwisseling, zonder veel systeem. Ik krijg vanmiddag een paar van die bussen voor mijn lens, druk steeds te laat af, en heb alleen de achterkant op de foto, met de tekst: ‘Koffiebeleving in perfectie’.

Bij de ingang van het dorp Hoogblokland hangt een plattegrond. Je kunt hier moeilijk verdwalen, met hooguit vijf, zes zijstraten langs die doorgaande Dorpsweg. Waaronder dus Onderweg, en ‘t Hoekje.

Via een smalle brug (extra opletten voor tegemoetkomende auto’s!) kruis ik de ader voor automobielen A27. Laatst dook in mijn timeline van Twitter weer een heel oud verhaal op: het aanleggen van een spoorlijn Breda – Utrecht langs deze weg. Dan zou je ook een mooie, snelle, extra treinverbinding met België kunnen creëren: Amsterdam – Utrecht – Breda – Antwerpen.

De spoorverbinding Breda – Utrecht is al anderhalve eeuw een ontbrekende schakel in het spoorwegnet. Maar de strijd ervoor moet doorgaan. Tenslotte hebben plannen als de Kanaaltunnel en de inpoldering van de Haarlemmermeer ook letterlijk eeuwenlang in een lade liggen te rusten, en zijn die uiteindelijk toch ook nog uitgevoerd.

De Dorpsweg strekt zich uit naar de einder. Daar is heel in de verte de kerkspits zichtbaar van het dorp Hoornaar – bekend van de voetbalclub Stedoco, STErk DOor COmbinatie. Die speelt toch maar op het hoogste amateurniveau, uit zo’n nietig dorpje.

Maar ik wil eigenlijk helemaal niet naar Hoornaar, verder langs die smalle weg, en keer bij de buurtschap Minkeloos op mijn schreden terug.

Terug zie ik veel van wat ik heen niet zag. Bijvoorbeeld een standbeeld van mensen die emmertjes water doorgeven om een brand te blussen. Dat moet lastig te beeldhouwen zijn: water dat uit een emmer gegooid wordt.

En dit historische feit; een straathoek nabij station Arkel. Die plek heet: Bloklandse Paal. Hier begonnen vroeger de dijkinspecties van het waterschap. Van de jaren 20 tot de jaren 60 stond er op deze plek een houten gebouwtje met een weegbrug.

Ik zou me kunnen voorstellen dat de lezer niet echt ondersteboven is van de mededelingen in de vorige alinea. Maar ik ben gek op historische informatieborden langs de weg. Ik zal er nooit een ongelezen laten, en dit is de enige die ik tegenkom. Afgezien van de bouw en later afbraak van die weegbrug, is er hier in de 20ste eeuw weinig gebeurd, vrees ik.








Aan de andere kant van het station kom je na enig doorstappen uiteindelijk in Arkel zelf. Het ligt aan een slinger van de sLINGErende Linge, die enkele kilometers verder bij Gorinchem uitmondt in de Boven Merwede, na een tocht van meer dan 100 km door de Betuwe. En het ligt langs het Merwedekanaal. Aan de overkant daarvan zie ik een pluk hoogwerkers gereed staan voor een hoogwerkersoorlog; ze zijn duidelijk verdeeld in twee kampen en staan klaar om elkaar te lijf te gaan.

Ja, met een beetje fantasie, als je er een beetje oog voor hebt, kun je zelfs in Arkel nog een verhaal optekenen. Ik doe vervolgens de buitenwijk van het dorp. Die is de meest saaie en onopvallendste van heel Nederland na de wijk waar ik zelf woon.

Ik zoek vergeefs naar de kerkspits van Arkel en de dorpse gezelligheid die daarmee meestal gepaard gaat. Maar ik ben een jaar of tien, vijftien te laat om nog iets te zien van het authentieke Arkel, als dat er ooit al geweest is. Ik loop door één grote renovatiewijk.

Ik heb het al vaker geconstateerd: soms valt het mee en soms valt het tegen, zo'n onvoorbereide wandeling in een plaats waar je zonder echt goede reden uit de trein bent gestapt. Ik pak de trein naar Gorinchem, en ben ook daar nog een poosje onderweg:

 

 







Frans Mensonides                                                                                          
3 april 2016
Er geweest: Hoek van Holland vrijdag 25 maart; Arkel zaterdag 26 maart



Via Baflo naar Bowie

Baflo


De laatste zaterdag van de maand maart is nu dus verstreken en daarmee zou deze aflevering normaliter afgelopen zijn. Deze keer is er echter een bonus: Tweede Paasdag. Ik ga vanmiddag met een andere liefhebber van popmuziek naar de Bowie-tentoonstelling in het Groninger Museum. Tussen 15:00 en 16:00 uur, want dit is weer zo’n time slot-tentoonstelling. Waarvoor je niet te laat wilt komen, dus we hebben expres een tijdstip wat later in de middag gekozen, en ik ga bijtijds op pad.

Er kan van alles misgaan onderweg; altijd al, maar deze week was er elke dag wel ergens een stremming in verband met een valse terreurmelding door een verdacht pakketje. Daarnaast blinkt ook vandaag het KNMI weer uit in woeste weerswaarschuwingen. Windkracht 11 langs de Noordzee- en Waddenkust, zware windstoten in het binnenland; alle kans op weggewaaide bovenleidingen. Ik had beslist een andere dag uitgekozen als ik dat van te voren geweten had.

Mijn metgezel zal vanmiddag wel op tijd zijn voor Bowie; hij komt per auto en heeft de wind mee. Zelf zie ik wel of ik vandaag nog in Groningen kom en zo ja, of ik vanavond nog terugkom. Reizen is avonturen, tenslotte.

Op het redelijk matineuze tijdstip dat ik uit Leiden vertrek (onder volkomen windstilte, tussen haakjes), rijdt de IC Den Haag – Groningen via de Hanzelijn nog niet - althans op de feestdag die deze maandag is. Ik stap in de trein van 9:27 die even na 7 uur vertrokken is uit Vlissingen en dik 5 uur later zal arriveren in de hoofdstad van de provincie waar niets meer boven gaat. Die trein stopt niet in Amsterdam Zuid, maar maakt een omweg via Amsterdam Centraal. De eerste ‘snelle’ IC naar het noorden vertrekt op zon- en feestdagen pas om 10:16 uit Leiden Centraal.

Onderweg trekt de wind wel wat aan, zonder dat je nou direct kunt spreken van een orkaan. Wonder boven wonder gaat er onderweg verder ook niets fout, en ik arriveer ik precies op tijd, om 12:15 in Groningen.

Nu houd ik natuurlijk een halve middag over. Ik kon nog wel even een station gaan doen van mijn bucket-list. Er staat nog een hele reeks Groningse stations op, en hier rijden dieseltreinen die geen last kunnen krijgen van draadbreuken. Grijpskerk, aan de lijn naar Leeuwarden, en Baflo, aan die naar Roodeschool, komen in eerste instantie voor een bezoek in aanmerking; allebei op zo’n dik kwartier sporen van Groningen stad.

De trein naar Roodeschool staat op punt van vertrekken, dus het wordt BAF!-lo, een plaats die klinkt als een onomatopee. Het is hier, net als op de meeste Groningse lijnen, maar uurdienst op feestdagen.

De 2 Arriva-Spurt-GTW’s die vandaag rijden op de lijn naar Roodeschool (De diesel-versies van die van eergisteren) heten Mata Hari en Foppe de Haan, oprjochte Friezen die in Groningen verbaasd opkijken dat ze elkaar steeds tegenkomen. Raar om een trein te noemen naar een (vermeende) spionne die in WO I de kogel heeft gekregen. Wij waren toch neutraal, toen? Foppe de Haan is natuurlijk alom gerespecteerd, tot ver buiten Friesland. Behalve rond station Leeuwarden Camminghaburen, zoals iedere voetballiefhebber weet. Daarom sturen ze die Spurt ook niet naar Leeuwarden; ik snap het.

Voordat ik in Baflo ben, stopt Foppe de Haan nog op Groningen Noord, Sauwerd en Winsum. Ik schop het deze keer één station verder op deze lijn dan die keer in 2014.

Maar één keer in mijn bestaan ben ik helemaal tot Roodeschool geweest met deze lijn. Dat was toen er nog Wadlopers reden, in 1996, in de nulde jaargang van deze site. Die werd een paar maanden later pas opgericht. Ik heb het verhaal over Roodeschool en andere nevenlijnen er later alsnog op gepubliceerd.

Roodeschool, daar moet je als treinreiziger één keer in je leven geweest zijn (vaker hoeft niet). Maar ik ga nog een tweede keer als deze al zo noordelijke lijn nog verder wordt doorgetrokken richting de noordpool. Station Eemshaven moet het nieuwe eindpunt worden. Maar dat is net zo’n onduidelijk verhaal als Gorinchem Papland; onzeker of we dit nog gaan beleven, en zo ja, wanneer.

De trein rijdt door kaal weidelandschap met hier en daar plukjes bomen. Zou het hier nu zo alleen zo deprimerend zijn omdat het een donkere, winderige paasmaandag is, of is dit landschap nou altijd zo deprimerend?



 



‘Baffelder’

Baflo, aankomst 12:42. Drie mensen verlaten de trein, inclusief schrijver dezes. Terwijl ik het station sta te fotograferen, verzamelt zich een menigte van 7 man en één hond voor de trein van 12:52 naar Groningen. Deze lijn heeft een gekantelde dienstregeling. Treinen kruisen elkaar ongeveer om kwart vóór en over in plaats van op heel en half. Dat heeft alles te maken met aansluitingen op de IC’s in Groningen, die ook kwart vóór en óver aankomen en vertrekken. Plus met het feit dat je net in twee uur tijd op en neer kunt naar Roodeschool.

Ook deze regionale spoorlijn dateert uit het eind van de 19e eeuw; uit 1893, om precies te zijn. Baflo is het enige station dat nog kan beschikken over zijn oorspronkelijke stationsgebouw.

Het waait nu echt wel hard, hoor; zou KNMI een keer terecht weeralarm hebben afgegeven? De wind huilt en brult en giert door de kieren van het wachthokje op het perron.

Ik ga het plaatsje toch maar verkennen. Het is voor het jaar 800 ontstaan rond een wierde, een kunstmatige heuvel waarmee de Groningers zich wapenden tegen het water van de Waddenzee. Een wierde is in Groningen wat een terp is in Friesland. Er staat op die ‘Baffelder Wierde’ een markant kerkje met losse toren, de Sint-Laurentiuskerk, thans Hervormde Kerk. Dat godshuis is iets jonger dan de wierde zelf; het had een nog oudere voorloper. Maar het staat er toch al een ruime 9 eeuwen en is daarmee een van de oudste kerken van Groningen. De losse toren is een slordige 300 jaar jonger.

Hoe komt Baflo nou aan zijn zonderlinge naam? ‘Baft’, of zelfs: ‘beft’ betekende: ‘achter’ in de tijd dat de wierde bebouwd werd; ‘loo’ ‘moerasbos’. Achter het moerasbos, dus.

Het dorp kwam tot ontwikkeling door het spoor, zoals zoveel plaatsen op het platteland. Er kwam een beetje industrie en er kwamen veel renteniers wonen uit Stáád. Rentenierswoningen, dat zijn hier ook de meest opvallende en fotogenieke bouwwerken, na de kerk. Eén lijkt heel sterk op Villa Kakelbont.

 



Dit is typisch zo’n dag dat een mens binnenblijft als hij er niet persé uit moet - met uitzondering van een zonderling die 275 kilometer heeft afgelegd om hier en nu te kunnen wandelen. Behalve hem, loopt hier alleen een trimster die de elementen trotseert. Als je de wind niet zou horen suizen, zou de stilte hier onheilspellend zijn.

De Heerestraat is de voornaamste winkelader van Baflo. Je hebt hier onder meer .J. Bos Slagerij – Worstmakerij, Rutgers, uw warme bakker, Topslijter Sietsema op de hoek met de Sijtsmaweg, de Fixit, het Dorpshuis annex bibliotheek, en Lifestyle Pronkjewail, een winkel in zeepjes, theepotten en Joost mag weten wat verder nog. Alleen de supermarkt Op&Top COOP is open; het staat aangekondigd op grote posters. Verschillende zijstraten van de Heerestraat lopen dood. Ik loop erin en keer op mijn schreden terug.

En dan ineens een plaatsnaambord: Rasquert. Ik kende die naam nog niet toen ik vanmorgen op pad ging, maar waarom niet even een kijkje genomen?

Rasquert telt een kleine 200 inwoners, een tiende van het aantal waarop Baflo kan bogen. Ze wonen vooral in boerderijen voor herenboeren uit de stad, herenboeren die nimmer een koeienuier in de hand hadden of klompen vol koeienstront aan hun voeten.

Ook dit dorp ligt op een wierde. Maar er staat tegen de verwachting in geen kerk op maar een grote woning, zo te zien, met boom’n d’r om toe, zoals ze in Groningen zeggen. Het is, zonder kerk,  een beetje weirde wierde, noteer ik in mijn notities, knap flauw. Even flauw als het zonnetje dat nu doorbreekt en dat deze wandeling eigenlijk wel goed kan gebruiken.



Baflo en Rasquert. Klik erop voor grotere plaatjes

Achter de twee dorpen langs loopt de N363. Als het geen zon- of feestdag is, kun je daar Qbuzz 68 (Winsum - Leens) nemen naar nog hogere noorderbreedten. 

De zon houdt niet lang stand. Regen striemt neer, als ik terugloop naar het station. Op grond van de APV is het daar verboden, (brom)fietsen buiten de rekken te plaatsen. ‘Plaats dus het voor- of achterwiel van de fiets in de gleuf van het rek’, heeft de gemeentelijke Dorknoper ten zeer veel overvloede op het gebodsbord laten zetten; een akelig precies mannetje.

Alleen van de  eerste mogelijkheid wordt gebruik gemaakt; geen enkele fiets staat met het achterwiel vastgeklemd. Ik realiseer me dat ik dat ook nog nooit en nergens gezien heb, een rijwiel met het achterwiel vastgeklonken in een fietsenrek. Geen fietser draait zijn karretje 180 graden om hem te parkeren. En allen gooien ze hem altijd met een ruk achteruit om hem weer uit de wolfsklem te bevrijden, zonder er acht op te slaan of er iemand achter ze loopt.

Naast mij staan nog tien anderen op het perron klaar voor de trein naar Groningen. Als ik meer tijd had ging ik me wel even warmen bij Café Beuvink tegenover het station, de enige horeca die ik ben tegengekomen in het dubbeldorp Baflo / Rasquert. Maar Bowie lokt.

 

David Bowie was


We hadden er al veel eerder heengewild, de expositie ‘David Bowie is’ in het Groninger Museum. Maar er kwamen dingen tussen. Toen gebeurde wat de penningmeester van het museum wellicht minder betreurd zal hebben dan de doorsnee-muziekliefhebber: David Bowie (1947-2016) kwam te overlijden.

Dat werd bekend op maandagmorgen 11 januari 2016, uitgerekend de dag dat de meeste musea gesloten zijn, en zo ook dat van Groningen. Maar het ging in allerijl open om de menigte rouwenden voor de ingang toegang te verschaffen tot de expositie. Die werd in verband met de toegenomen belangstelling verlengd tot 10 april.

Bowie, met zijn extravagante muziek, uiterlijk en levensstijl, is typisch een exponent van de seventies. Maar ik kocht mijn eerste Bowie-plaatje al in de nadagen van de sixties. Ik schreef er al eens een stukje over (rechterkolom, onderaan): ’Space Oddity’ was in de herfst van 1969 een van mijn eerste singletjes. Na die eerste hit, geïnspireerd op de eerste maanwandeling van die zomer, viel Bowie even snel als hij was opgekomen terug in de anonimiteit. Pas een paar jaar later dook hij daar weer uit op als onder meer Ziggy Stardust.

Ziggy stond centraal op de elpee met de onmogelijke titel ‘The Rise and Fall of Ziggy Stardust and the Spiders from Mars’. In het verhaal van dit conceptalbum had de mensheid nog vijf jaar te leven; daarna zouden alle natuurlijke bronnen opgeraakt zijn (de Club van Rome roerde zich aardig in die jaren). De rock-ster Ziggy Stardust kondigde echter de komst aan van een ‘Starman’ die alles nog ten goede zou kunnen doen keren – of zoiets; het verhaal is iets minder helder dan glashelder.

Ik behoorde weliswaar tot de platenkopers die Bowie zijn eerste succes gaven, maar ben nooit een verstokte Bowie-fan geworden. ‘Space Oditty’, ‘Ziggy’, het nummer ‘Life on Mars’, het album ‘Scary Monsters (and Super Creeps)’ vond ik hoogtepunten. Maar hij heeft toch ook een hoop gemaakt waarvan ik dacht: wat moet je ermee…

Misschien ligt daarin juist wel de kracht van Bowie en de oorzaak dat het zo druk is hier, met mensen van alle leeftijden. Bowie is in een loopbaan van bijna een halve eeuw een keer of vijftien veranderd van uiterlijk en stijl. Iedereen kan zich wel vinden in één van de successievelijke Bowies die er geweest zijn.

Het reserveringssysteem, met die time-slots, leidt er niet toe dat je in het museum snel kunt doorlopen. Eerst staan we in een lange rij voor de kaartcontrole, dan om de tentoonstellingsruimte binnen te mogen gaan en dan voor de uitreiking van de oortjes voor de audiotour. Al met al neemt het wachten een dik halfuur in beslag.

Daarna betreden we een duistere ruimte waarin we elkaar snel uit het oog verliezen in de drommen bezoekers. Maar praten kun je hier toch niet, door die oortjes – die, naast muzikale omlijsting met fragmentjes uit Bowie-nummers, weinig informatie toevoegen.

In helverlichte vitrines worden fases uit Bowie’s leven en carrière belicht. De titel: ‘David Bowie is’, is goed gekozen. David Bowie was van alles, en steeds iets anders. Hij was een totaal-artiest: filmster, ontwerper, componist, zanger, schilder. Zijn leven was al een kunstwerk op zich.

Als we elkaar bij de uitgang hervonden hebben, zijn we het erover eens dat de tentoonstelling nogal caleidoscopisch en ook knap chaotisch was, en daardoor juist een hommage aan Bowie. Toen de expositie zijn deuren opende, leefde Bowie nog. We vragen aan de garderobedame of het toen ook al zo druk was. Ja, de loop zat er van begin af aan meteen al in.

180.000 mensen hebben de tentoonstelling gezien, evenveel als er in de stad Groningen wonen. Maar ze kwamen ver van buiten, zelfs uit verre buitenlanden. Er was een speciale busdienst ingesteld van vliegveld Eelde naar het museum; de Bowie-bus.

Daarmee sla ik, aan het eind van een ook weer knap caleidoscopische aflevering, meteen een bruggetje naar de volgende. Die gaat over busvervoer en heeft – het spijt me voor de verstokte railfans – als werktitel: ‘Weg van de spoorweg’.

Binnenkort in dit theater.

Hoesfoto overgenomen van Wikipedia (E), Aladdin Sane


Frans Mensonides
8 april 2016
Er geweest: maandag 28 maart 2016

Lees  ook deel 9 > > > > >





     

Eerder verschenen afleveringen:

februari 2016: Waar je nooit uitstapt - Vechtdal - Dalen; (g)een verdacht pakketjeWederom: Emmen ZuidZonder gram in Gramsbergen - Driehuis en Amsterdam Muiderpoort - Zaankanters - Van Zaandam Kogerveld naar Koog aan de Zaan - Kilometers makenDe meest kletsgrage conducteur van NS -Arriva SpurtTerborg en Silvolde: in het rijk van de Tonater - Huet; De dichteren van Doetinchem januari 2016: Stadsbussen, met voorbedachten rade of op de bonnefooi -  Breda Princenhage: ontdekking van het tweede Den Haag -  Roermond: gekte in de Outlet - Met de ICE niet over de Valleilijn - Enschede Kennispark - Stokhorst revisited - Microdienst van Deventer - Schiphol Airport - Stadsbus Lelystad - In het voetspoor van de Maharishi - Museum Nieuw LandStrijp-S: het ‘nieuwe’ station en de nieuwe wijkHOV en Phileas-sof in Eindhoven8 met achtbaan door Acht - Flehite, land van de vele waterlopen - Vathorst, wederom -  Nog een keertje de Valleilijn  december 2015: Rotterdam - Tilburg / Tilburg: verrassende contrasten - Museum De Pont Apeldoornse roots - CODA - Oss, of wat gebeurde er met de halteloze bus? - Oss, de stad en Museum Jan Cunen - Maassluis aan de Hoekse lijn   november 2015: Boven het Noordzeekanaal - Blindganger: Sprinter Hoofddorp – Hoorn KersenboogerdWognum; Scheringa geschoren -  Bastaard van Holland; Schagen schimmig in de schemer (Skagen skimmig in de skemer) - Leiden versus Deventer - Cultureel weekendZwaan op het spoor: Sloterdijk-Hoorn - Power to the pieper: Opperdoes - Met de blik op Medemblik - Toegift: Geestlijn exit  oktober 2015:  1e klas-maand  - IRM - SLT - 'Berliner'- Sprinter - Twello - Protos - Van Boxtel: kip zonder kop - Koploper - IC Direct - Plan V - Station Breda verbouwt zich - De Evangelist van de Lichtstad - Venlo - Velios - DDZ en DDAR - Assen - Arriva-Vechtdallijn - Buffelen naar Kampen - Bilthoven-Lage Vuursche- Den Dolder: herfstkleuren - de 'Panwag', ICE, de 1e der 1e klassen - MerwedeLingeLijn - Wolfheze en Oosterbeek - Achterhoekse Spurt - Twents/Syntus-LINT - And da winner izzzzz:  - september 2015: Hoekse Lijn vermetrood (of: verlightraild?) - Harderwijk; architectuur en moraalStation Zwolle zonder dolle (en zonder winkels)Utrecht Centraal mag best wat meer kosten - Culemborg, waar dode schrijvers voortleven / Weeshuis: van weldoenster tot helleveeg; juli-augustus 2015: Introductie - Een dag met gegeven omstandigheden (zomerstorm)  - Veenboemel Alphen a/d Rijn-Gouda - Op Papland  - Doesburg: goed geconserveerd - Nijmegen Lent  en De Oversteek -  Westerscheldetunnel - Terneuzen, waar het licht bijna te zout is voor het oog - Museum Schooltijd: zwijmelen in nostalgie -  Haagse School in Dordrecht - Oudenbosch: de koepel in de kop  -  Boheemse Rapsodie, of: haat-liefdeverhouding met RandstadRail  

© Frans Mensonides, Leiden, 2016