‘Beminde
zaterdag’ is een rubriek over treinreizen op die dag met mijn
Weekend Vrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn
Huygens
die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangeen, Deze reeks is
geïntroduceerd in deel 1. Het overzicht van alle tot dusverre
verschenen afleveringen vind je aan de onderkant van deze webpagina.
Vanaf augustus 2015 tot / met november 2016 verscheen deze rubriek maandelijks. Daarna is het meer een incidenteel gebeuren geworden. De vorige aflevering, die voerde naar verschillende stations waar een normaal mens nooit uitstapt, dateert van maart 2017. In april hield de actualiteit van het OV me bezig, met stukken over de Hoekse Lijn, HOV Velsen en de invoering van de Rhein-IJssel-Expresse Arnhem – Düsseldorf.
Nu is dan de r voorlopig uit de maand, en wordt het voor de mooiweerfietser die ik ben, tijd om eens een OV-Fiets uit de stalling te gaan halen.
De start was niet erg veelbelovend. Op zaterdag 6 mei deed ik het Wekeromse Zand in de gemeente Ede, waar ik al snel merkte dat je op een ‘Zand’ nou juist beter kunt lopen dan fietsen. Bovendien had ik mijn hoofd zo intensief bij het me verplaatsen op twee wielen, wat ik een half jaar niet gedaan had, dat ik de voornaamste archeologische attractie van de streek over het hoofd zag.
Dat waren de Celtic Fields aan de rand van het Wekeromse Zand. Daarheen wilde ik de week daarop terugkeren, maar toen waren er (onterechte) voorspellingen van regen en onweer. De week dáár weer op regende en onweerde het daadwerkelijk, en dook ik het Museum Oud Lunteren in. Uiteindelijk zag ik die zogeheten Keltische Velden nog op een extra ingelaste beminde zaterdag op donderdag 25 mei, Hemelvaartsdag.
Hieronder dan toch nog verslag van een en ander. En omdat dat een erg karige mei-aflevering van Beminde zaterdag zou opleveren, komen hieronder t.z.t. mijn fietsavonturen van juni, met hopelijk beter weer en een betere planning.
Oh ja, alles over het mooiweerfietsen in de juniaflevering van 2016, toen ik de OV-Fiets pas ontdekt had.
Valleilijn, Amersfoort en derailleertong - Weer
mooiweerfietsen - Zonder bereik op het Wekeromse Zand - Peultjes op Celtic
Fields - Lunteren, fout vóór de oorlog? - v/h VAD - Leiden – Goor – Leiden: Enkele reis in de rondte - Diepenheim: 6 kastelen,
één verhaal
Deze
fietsaflevering begint toch met treinen. Op zaterdag 6 mei 2017 is het weer
eens laveren op een spoorwegnet vol geplande weekendstremmingen. Niet minder
dan 16 telt het spoorwegkaartje er op de website van NS. Daar komt nog een 17e,
spontane bij; Leiden – Haarlem raakt in de loop van de middag ook nog eens
gestremd. Geen bollen kijken vanuit de trein, dus, voor horden teleurgestelde
toeristen.
Op mijn route
naar Ede ligt Amersfoort – Barneveld eruit en Utrecht – Arnhem voor de helft.
De snelste weg naar het natuurschoon van de Veluwe voert vandaag via Amsterdam
Zuid. Ik bereik Ede-Wageningen, waar die fiets voor me klaarstaat.
Voordat ik
opstap, fotografeer ik een ongebruikelijke trein (rechtsonder). In verband met
het uitvallen van de helft van de IC’s is er een extra sprinter ingelegd van Driebergen-Zeist
naar Arnhem, zodat je deze zaterdagmiddag bij wijze van uitzondering
rechtstreeks van Maarn naar Arnhem kunt. Er zijn tijden geweest dat dat elk
half uur kon, altijd.
We doen het in
deze aflevering thematisch in plaats van chronologisch, en maken meteen de
sprong naar twee zaterdagen verder, 20 mei. Deze keer kan ik wel via
Amersfoort. Waar zich in het zuidoosten vette cumulonimbuswolken samenpakken en
waar in de verte gerommel klinkt.
Dat fietsen
stel ik maar even uit. Een mooie gelegenheid om het gebied achter het station
eens uitgebreid te gaan verkennen.
Dat nieuwe
stadsdeel ten noorden van het spoor kwam in de plaats voor een verrommeld
terrein met Veluwse mengvoerfabrieken. Het vormt een hypermodern contrast met
de oude stad, met zijn middeleeuwse muren. Het strekt zich uit van het Piet
Mondriaanplein achter het station tot het Eemplein, een ruime kilometer
verderop, achter de Koppelpoort.
Daartussenin
heb je alles wat een moderne stad een moderne stad maakt: kantorencomplexen,
appartementen, winkels, een bioscoop en ander vertier. En alles modern
vormgegeven, behalve het quasi-oude haventje.
Vanzelfsprekend
in deze Mondriaan-stad is De Stijl prominent aanwezig. Dat is feitelijk in het
hele land het geval. Zelfs in Leiden, waar De Stijl ontstaan is, begint het nu
langzaam op gang te komen. Wat zou er gebeuren als je die enorme QR-code scant?
Of is dat ook een kunstwerk? Bij Media Markt koop je voor 1429 euro, of voor 38
euro per maand totaan je dood of langer, een heuse drone-camera. Maar mag je
die zomaar overal oplaten?
Ineens striemen
kille regenvlagen op Amersfoort neer. Ik vlucht de abri van het Eemplein in en
pak de eerste de beste bus terug naar het station. Het fietsen schrap ik voor
vanmiddag. Op met de Valleilijn naar Lunteren.
Over dit door
Connexxion geëxploiteerde lijntje, Amersfoort – Ede-Wageningen, schreef ik in
de aflevering van februari 2016 dat die ten onder dreigt te gaan aan een
luxeprobleem, een te grote populariteit: veel te volle treinen in de spits. De
oplossing zou gevonden worden in het bijbestellen van nieuwe treinen, het
invoeren van kwartierdienst op het hele traject (nu alleen tussen Amersfoort en
Barneveld), daartoe de aanleg van een extra perron op station Ede Centrum en
het vergroten van de rijsnelheid tussen Barneveld en Lunteren.
Dat heeft
allemaal zijn beslag nog niet gekregen; bij dit soort maatregelen duurt het
jaren voordat ze ingevoerd zijn. Bovendien kwamen er protesten uit de
bevolking, onder andere van de exploitant van een concerthal in de oude
Noorderkerk bij Ede Centrum. Kwartierdienst, acht treinen per uur om zijn
concerten te verstoren! Wat hem betreft mag de spoorbaan verlegd worden buiten
het centrum van Ede om.
Maar ik zou
denken dat bijvoorbeeld een sonatine voor piano, hobo en trein niet te
versmaden is voor de ware klassiek-liefhebber. En laat hij anders zelf op de
hei gaan zitten met zijn muziektent! Die trein was er eerder dan hij.
Connexxion heeft twee dieselstellen laten overkomen van Breng Direct, die normaal pendelen tussen Arnhem en Doetinchem. Waarmee dan meteen overcapaciteit ontstaat, want op zaterdagmiddag is zo’n sliert bakken beslist niet nodig.
Echt rustig is
het op Hemelvaartsdag, dus eigenlijk zondag, met een aantal passagiers per
Valleitrein dat op de vingers van twee handen te tellen is. Je zou de
Valleilijn bijna aanraden, te doen wat deze streek doet: de zondagsrust te
respecteren, en niet te rijden. Moeilijk voor te stellen dat het op een normale
donderdag dringen is om in de trein te komen.
Het is zelfs zo dat de reizigerswaarderingscijfers voor de Valleilijn door al het gedrang aan
het dalen zijn. Maar, als ik nog even mijn stokpaardje mag berijden in plaats
van een OV-Fiets: die cijfers bewijzen juist dat je op de goede weg bent. In
NS-tijden reed er elk halfuur een aftands treintje met vierkante wielen langs
de vier stationnetjes tussen Amersfoort en Ede-Wageningen. Iedereen gebruikte
toen de denigrerende benaming: Kippenlijntje. Maar de waardering van de weinige
passagiers was vast heel hoog, want men wist niet beter, en anders waren ze er ook
niet ingestapt.
Onder Connexxion en de provincie Gelderland werd
kwartierdienst ingevoerd tot het transferium Barneveld, werden moderne treinen
op de baan gebracht, nieuwe stations geopend… De reizigers stroomden toe en
verdrongen elkaar. En deelden onvoldoendes uit voor zitplaatskans. Een
luxeprobleem, zoals ik al zei.
Nog even terug naar de middelste zaterdag van dit hoofdstuk,
de regenzaterdag; dit was tenslotte geen chronologisch verhaal. Op
Ede-Wageningen was de dag daarvoor op een zijspoortje een FLIRT ontspoord, de
Sprinter naar Arnhem. Naderhand bleek dat een zogenaamde derailleertong
daarvoor verantwoordelijk was. Of eigenlijk de machinist, die door een rood
sein was gereden. Die tong zorgt ervoor dat een trein dan – met zeer lage
snelheid - ontspoort, wat minder rotzooi en doden geeft dan als hij de
hoofdbaan op zou rijden, waar dan bijvoorbeeld net een ICE aan zou komen
stormen.
Zo’n derailleer- of ontspoortong is een ouderwets
paardenmiddel uit de tijd van de stoomtram, toen zulke apparaten wel lagen op
gelijkvloerse kruisingen van tram- en spoorbanen. Het werkt nog wel, ook in
onze digitale tijden. Vreemd is wel, dat NS sprak van een gestrande trein, en
niet van gederailleerde…
Valleilijn gezien vanaf de Hessenweg tussen Barneveld en Lunteren
Barneveld Centrum
‘Hierbij verklaar ik dan het mooiweerfietsseizoen geopend’, zeg ik plechtig, als ik op een OV-Fiets
de stalling van Ede-Wageningen uitrijd. Het is even wennen na een winter alleen
wandelen. Ik moet meteen tegen een vrij straffe bries in, en ben al bijna óp voordat
ik Ede uit ben. Het is ook knap heet, vandaag. Gisteren liep ik nog in een winterjas
en nu in overhemd. Zo snel kan het gaan; wie nou de opwarming der Aarde nog
niet serieus neemt...
Vandaag zal ik
geen een keer bijna ten val komen, en ook geen een keer een bijna-aanrijding
veroorzaken. Vermoedelijk heeft de bewaker van de fietsenstalling, meteen nadat
hij me slingerend heeft zien wegrijden, een sms- of WhatsApp-alert doen
uitgaan: ‘Waarschuwing voor alle verkeersdeelnemers in omgeving Ede: De
digitale reiziger heeft zojuist een fiets gehuurd op Ede-Wageningen en is
daarop in noordelijke richting vertrokken’.
Over app
gesproken: nieuw dit jaar is dat je al in de trein kunt zien hoeveel fietsen er
klaar staan op het station waar je er een wilt halen. Ergens afgelopen winter
zijn ook de abonnementskosten voor de OV-Fiets afgeschaft; je betaalt nu alleen
een bedrag per dag dat je er een huurt.
Het Wekeromse Zand wordt straks onder een apart hoofdje
behandeld. Wekerom zelf is niet veel meer dan het dorp waarnaar die
zandverstuiving is genoemd. Het lijdt aan het euvel waaraan veel Veluwse dorpen
lijden: ze zijn minder bezienswaardig dan hun omgeving. Het ruim 2500 inwoners
tellende plaatsje is gebouwd rond de kerk en het Kulturhus. Dat was eerder deze
eeuw een poosje mode, om het dorpshuis op z’n Scandinavisch Kulturhus te noemen.
Wat voor cultureels er plaatsvindt, zou ik niet weten; bonte winteravonden,
wellicht.
Hoe klein Wekerom is, er zijn toch toestanden: ‘Geen mestvergister in het mooie, schone Wekerom’, lees
ik op een protestbord.
Ik mis zoals gezegd de Celtic Fields aan de rand van het
Wekeromse zand, ga me voeden met appelgebak bij Eethuis ’t Hek in de buurtschap
Meulunteren, en keer terug op Hemelvaartsdag voor die Celtic Fields die ook een
apart hoofdstuk krijgen.
Die keer start mijn fietstocht op Barneveld Centrum, waar 2
fietsen gereedstaan volgens de app en ook in werkelijkheid. Ik had ook op
Barneveld Noord kunnen opstappen, maar daar stond er nog maar 1, en
veronderstel als iemand die net eens voor mijn neus zou wegkapen? Lunteren kent
geen OV-Fietsenstalling.
Tussen Barneveld en Wekerom neem ik de Hessenweg, ook alweer
een oude handelsroute, net als de Arnhemse / Harderwijker Karweg.
Deze Hessenweg liep van Amersfoort naar Arnhem, langs de
pleisterplaats Het Planken Wambuis. Dergelijke wegen liepen altijd achter de
dorpen langs. In het dorpshart wilde men ze niet hebben, die grote, plompe hessenwagens
met handelswaar, getrokken door kakkende paarden en met voerlieden die
misschien liederlijke taal uitsloegen.
Ze zijn hier
gesteld op stilte en die heerst volop op deze Hemelvaartsdag. Waar zitten de
mensen? Nee, niet in de Barnevelder mega-kerken; de parkeerplaatsen zijn leeg.
Ik denk dat ze allemaal in de recordfile naar de kust staan. ‘Record
hemelvaart’, zal morgen in de krant staan, wat iemand deed twitteren: ‘Die gaat nog komen’.
Wat me allemaal
doet denken aan de Christenunie, en die weer aan D66, want hét formatienieuws
van deze korte werkweek was dat Alexander Pechtold niet kan leven met de CU. Daardoor
zit de formatie na ruim 2 maanden nu echt volkomen in het slop. Het stuitte af
op verschillende meningen over het beëindigen van een voltooid leven.
Nou is het met
ondergetekende kiezer zo gesteld: ik ben een even overtuigde democraat als
godsloochenenaar, maar ik zou desondanks eerder op de CU stemmen dan D66. Ik
ben 2002 nog niet vergeten. Onze Alexander was verkeerswethouder in Leiden. Hij
drong de gemeenteraad een buitengewoon onverstandig lightrailplan op, dat het
OV rond Leiden wel ten gronde had kunnen richten als het was doorgegaan. Alleen
het enige raadslid van de CU stemde tegen het plan. Pechtold weigerde een
referendum over de kwestie te laten plaatsvinden, hoewel daarvoor voldoende
handtekeningen waren verzameld onder de bevolking. Onder Pechtolds opvolger
kwam dat referendum er toch en die tram nooit.
Je vraagt je af, wat D66 nu zoal bereikt heeft, de afgelopen
51 jaar. Ze wilden een bom leggen onder de partijpolitiek, maar wat doen ze nu
anders dan partijpolitiek bedrijven? Ze zagen al het heil voor de natie komen van
de gekozen burgemeester, maar verder zag niemand daar iets in. Ze waren de
kampioenen van het referendum, maar schaffen dat liever af als ze er een dreigen
te verliezen. Zou die partij haar eigen bestaan zo onderdehand niet eens als
voltooid kunnen gaan beschouwen?
Gedachten tijdens 30 km fietsen. Dit speelt zich af op
Hemelvaartsdag. Hoe zou de formatie ervoor staan met Pinksteren, als dit stuk
online gaat?
Zand
fietst erg
slecht. Dat maakt het Wekeromse Zand geen geschikte bestemming voor de
allereerste fietstocht van deze zomer. Bij de parkeerplaats aan de rand
ervan speur
ik rond of ik ‘mijn’ tweewieler ergens aan vast kan ketenen. Dat
ijzeren hek
lijkt wel stevig. Maar het moet geloof ik open kunnen, hoewel ik de
functie
ervan niet helemaal kan doorgronden, want daarnaast is een veel bredere
doorgang zonder hek. Dan maar aan het gammele, licht vermolmde
houten hek ernaast. Ach, wie zal een fiets stelen die je niet kunt
verkopen,
omdat het zo overduidelijk een huurfiets is?
Ik loop hier
een uurtje rond, me oriënterend met mijn locatie- en plattegrond-app, die zelfs
de zandpaadjes op een zandverstuiving in zijn databank heeft. Voor het
Wekeromse Zand geldt ook wat ik over het Hulshorster Zand schreef:
‘Met zandverstuivingen
is het gesteld net als met alle ‘natuur’ in Nederland. Er is weinig natuurlijks
aan, maar ze zijn veeleer het gevolg van menselijk ingrijpen op menselijk
ingrijpen op menselijk ingrijpen. Die zandvlaktes ontstonden door overbegrazing
van heidegrond. Bovendien werd de bodem regelmatig afgeplagd: boeren
verplaatsten de vruchtbare laag schapenstront naar hun akkers. Het zand
daaronder kreeg zodoende steeds meer vrij spel, naastgelegen bossen werden
verstikt, en de Veluwe veranderde langzaam maar zeker in een filiaal van de
Sahara. De naam Veluwe betekent volgens sommige taalvorsers oorspronkelijk: het
schrale land’.
Pioniers zoals
Lunterse notarissen (zie hieronder) plantten bossen aan om de opmars van het
zand te stuiten. Met een zo goed resultaat dat de eens zo gevreesde
zandverstuivingen zeldzaam werden en tegenwoordig zelfs beschermd moeten
worden. Er wordt nu juist weer bos weggekapt om het zand de ruimte te kunnen
geven.
Ik beklim een
heuvel. Ja, we zijn weer in beeld; hier is toch nog dekking! Ik volg nu een met
witte palen uitgezet pad dat me terug zal voeren naar het rijwiel. Dit is
helemaal geen wandel-, doch een ruiterpad, zo te zien aan de hoefafdrukken. Maar
ik ben alleen in dit landschap en zie hier geschoeiden noch hoevigen.
Die zijn er wel
als ik terugkom bij de fiets. Beruiterde paarden lopen net in de ganzenpas door
dat ijzeren hek waar ik mijn fiets aan vast had willen ketenen. Goed dat ik dat
niet gedaan heb, zeg! Dan had mij nu een woedend welkomstcomité van ruiters
staan op te wachten, die er niet door konden. Waarom niet? Nu zie ik het pas: naast
dat op het eerste gezicht overbodige hekje ligt een wildrooster waar paarden
niet overheen kunnen.
Goed, blunder
vermeden; ‘Voordat ik een fout maak, máák ik die fout niet’, zoals Johan
Cruijff placht te zeggen.
'Celtic' spieker
Voor die zogenaamde Celtic Fields kom ik 19 dagen later
terug. Er is weinig Keltisch aan die velden; raatakkers, heten ze ook wel, met
een juistere, en bovendien Nederlandse term.
Ze liggen aan de noordwestkant van het Wekeromse Zand, vlak
bij Meulunteren. Het zijn kaveltjes akkerland van 30x30 meter met een aarden
wal eromheen. Eeuwen voordat de Romeinen kwamen om hier de boel te
moderniseren, werd daar landbouw bedreven. Er werden groenten geteeld die je tegenwoordig
koopt in HAK-potten. Ze hebben die raatakkers nu geaccentueerd om ze
duidelijker uit te laten komen, en er ook weer dingen op gezaaid. Als je het
prikkeldraad en het bordje ‘Peultjes’ wegdenkt, kun je je een beetje
voorstellen hoe ze hier zo rond 500 v.C. boerden.
De Veluwnaren van toen woonden in boerderijtjes, knus onder
EEN dak met het vee. Ze sloegen hun voorraad op in 'spiekers', voorraadschuren
op pootjes, zodat muizen zich er niet tegoed aan konden doen. Ook hadden ze waterputten,
die bestonden uit een holle boom in een kuil. Het is hier allemaal
gereconstrueerd. De fiets weer aan een paal gebonden, want er is een
wandelroute van 2,5 km uitgezet rond die ´Celtic Fields´.
De boeren anno 500 v. C. hadden vast een stuk minder
plezierig leven dan wij. Elke winter leven in zo´n tochtig hol zonder cv, op een
schamele wintervoorraad van die akkertjes. Het enige voordeel is nog dat hun ellende
niet al te lang duurde: ouder dan een jaar of 30, 40 werden de mensen toen niet.
Ik klaag er dan ook maar niet over dat ik hier, wederom bij
Wekerom, geen bereik heb met mijn phone. Dat het nog bestaat anno ´17 in
Nederland, witte vlekken op de kaart!
Hoe komen ze toch aan een naam als Meulunteren? Meuh? Is dat
een blijk van walging of koeiengeloei? Hielden ze hier opvallend veel melkvee? Nee,
Meu was oorspronkelijk Meul, ofwel: molen. Het gedeelte van Lunteren bij de
molen, kortom. Maar wat betekent dan Lunteren zelf?
Het komt van Slunthari: slingerende beekjes op een begroeide
heuvel, althans naar de opvatting van wijlen Dr. P. Hoekstra, die een standaardwerk
schreef over de Lunterse historie (‘Lunteren, Een historische Studie’, 2e druk,
Barneveld 2011), dat ik doorbladerde in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag.
En dat deed ik dan onder meer om iets naders te weten te
komen over het Middelpunt van Nederland waarnaar je overal pijlen ziet als je
in deze omgeving fietst. Maar ook voor Hoekstra was dit een raadsel. Ik houd
het er maar op dat het een slap verhaaltje is, en dat het ware middelpunt, ofwel:
zwaartepunt bij Putten ligt; dat is tenminste uitgeknobbeld door een echte
landmeter, en geen fantast.
Als je langs de vele weelderige woningen van Lunteren
fietst, is het moeilijk voor te stellen dat Schraalhans hier ruim een eeuw
geleden niet alleen keukenmeester was, maar de streek met harde hand regeerde.
Arme donders, keuterboertjes in plaggenhutten, dat was Slunthari.
Totdat drie successieve notarissen het dorp opstuwden in de
vaart der dorpen: Dinger, van der Ham en Wilbrink. Van der Ham zorgde voor
aanleg van het Buurtbos bij de Goudsberg, de heuvel waar ik op Hemelvaartsdag
met de fiets niet tegenop kwam. De notaris werd bijgestaan door legers van
arbeiders die daar nou niet echt een riant loon voor beurden: 30 cent per dag. Van
der Ham ontwikkelde in Lunteren ook bijenteelt en de kweek van een speciaal
appelras: de notarisappel. De Appelhof in het hart van het dorp (foto
rechtsonder) is aangelegd ter nagedachtenis aan hem.
Wat je bij Hoekstra niet te weten
komt, vertellen ze je wel in Museum Oud Lunteren, waar een leger van
enthousiaste vrijwilligers de bezoeker bijlicht.
Het imago van Lunteren moet ook
wel enigszins worden opgepoetst. Al vóór de oorlog was het dorp net zo berucht als
Schalkhaar ín de oorlog was. Vanaf 1936 organiseerde de NSB elk voorjaar in
Lunteren een Landdag. Bij ´De muur van Mussert’ - die ik op mijn fietstochten
niet heb kunnen vinden, wat me maar matig spijt – hield de foute ingenieur dan
een ‘hagespraak’, een nazistische donderspeech. De muur van Mussert, die zelf
tegen de muur zou eindigen.
Dat NSB-verleden kun je Lunteren
natuurlijk niet tegenwerpen. Ze kwamen daar samen omdat een hoge NSB-bons er
een stuk grond bezat - en ook wel een beetje omdat Lunteren dat mysterieuze
Middelpunt van Nederland binnen de grenzen had, denk ik, dat de Germanen al als
het middelpunt van hun wereld zagen. Maar ja, die NSB’ers moesten natuurlijk
allemaal gelaafd en gespijzigd worden. En dat geschiedde door leveranciers uit
de omgeving. Maar die moesten dan, letterlijk om den brode, wel lid van deze
foute partij worden; brood-NSB’ers heetten ze.
Op tweede pinksterdag van 1939 stroomden
hier 25.000 mensen samen, aangevoerd in 800 automobielen, 180 autobussen en 7
extra treinen. Heel wat bammetjes!
De vrijwilliger benadrukt dat in
de oorlog veel Lunternaars kozen voor het verzet. Met de hagespraken was het
ook snel afgelopen: de bezetter verbood ze. Zelf zagen ze Mussert ook maar
matig zitten.
Nog veel meer over de geschiedenis van de streek is te zien in
dit aardige dwaalmuseum, dat binnenkort gaat uitbreiden. Ook de mammoetkaak,
zonder welke een bezoek aan een dorpsmuseum niet compleet is, ontbreekt niet.
Wat ik nog wel zag, zie je er nu niet meer: een
tentoonstelling van toverlantaarns die op de dag van mijn bezoek zijn finale
beleeft. Deze 17e-eeuwse voorloper van de diaprojector en de beamer is mogelijk
uitgevonden door mijn beroemde dorpsgenoot Christiaan Huygens. Als dat zo is,
heeft hij er zelf alles aan gedaan om dat feit geheim te houden; hij wilde niet
in de Wikipedia komen te staan als bedenker van een onserieuze kermisattractie.
De toverlantaarn wordt ook wel toegeschreven aan de geleerde
Duitse jezuïet Athanasius Kircher. Die had een soortgelijk apparaat verborgen
onder zijn mantel, waarmee hij beelden van de duivel projecteerde op muren, om
onnozele boeren schrik aan te jagen. De kerk zat de zondag daarop dan weer vol.
Jezuïeten hebben wel een bepaalde reputatie…
De bus dan, tot slot, de VAD-bus, ben ik op de Veluwe nog
geneigd te zeggen, al heeft Syntus de winkel hier al lang overgenomen. Aan een
bus met ‘Putten’ op de lijnfilm kan ik geen weerstand bieden, en op de eerste
zaterdag van mei stap ik bij Ede-Wageningen dan ook in lijn 107 naar ons
voormalige vakantiedorp, waar ik wat ga eten. Daarna kan ik ook weer met bus
107 naar het excentrisch gelegen station van Putten.
Mij wacht dan een rit van in totaal 38 km, af te leggen in
een klein uurtje, dwars over de Veluwe. Ongeveer een kwartier na vertrek uit Ede
passeren we Wekerom weer, met dat Kulturhus. Bij busstation Wittenberg zie ik
een abri staan in USA – jaren 50 – rock-’n-roll-stijl, met het opschrift Short
Story.
Twee zaterdagen later pak ik in Ede weer de bus naar Putten,
maar deze keer wil ik het mijne, en in ieder geval een foto hebben van die
opvallende abri, en stap bij Wittenberg uit.
Wittenberg ligt aan een kruising van doorgaande wegen voor
automobielen, de N344 en de N310. Officieel valt het busstation onder de
woonplaats Stroe, maar het ligt daar kilometers vandaan, met in de wijde
omgeving nauwelijks woningen. De enige bebouwing in de buurt vind je op een
kazerneterrein. Dat is op Google Maps ´geblokt´ in camouflagekleuren, opdat Poetin
niet kan zien wat daar plaatsgrijpt. Alsof die toch al niet alles van ons weet!
Busstation Wittenberg mogen de Russische spionnen wel zien.
Rond het hele uur is het toch een drukte van belang op deze verlaten plek, want
er komen dan uit alle hoeken en gaten bussen aanrijden, 5 stuks op 3 lijnen:
102 Amersfoort - Apeldoorn, 107 Ede - Putten en 112 Nunspeet - Wittenberg.
In die opvallende abri bevindt zich een jukebox. Als je op
een nummertje drukt, wordt er een kort verhaal verteld. Net wil ik er een
kiezen, of bus 112 uit en naar Nunspeet verschijnt, waarop ik wilde overstappen.
Ik laat de jukebox de jukebox. Er zitten een stuk of 20 verhalen in. Als je
hier alle bussen mist, kun je ze in een uur tijd allemaal horen.
Met bus 112 passeren we een aankondigingsbord van ‘tractor
pulling’ in Speuld, huize ´Zuuk t maar uut´, het Uddelermeer waar ik in 2014
was, Uddel en Garderen. Die twee dorpen waren in het nieuws, gisteren. Een
ouderling uit Uddel zou een demente vrouw uit Garderen een bedrag met 4 nullen
afhandig gemaakt hebben - maar daarvan wel de helft geschonken hebben aan
charitatieve instellingen.
Duistere zaken grijpen plaats in de Veluwse wouden, zelfs
als je alle onheilspellende volkslegenden en sagen negeert die hier al eeuwen
rondzingen, en je beperkt tot de krantelijke feiten van nu. Met deze Robin Hood
op z´n Veluws eindigt dit mei-hoofdstuk uit Beminde zaterdag, omdat er ooit een
einde aan moest komen, en ook omdat het al juni is.
Frans Mensonides
4 juni 2017
Er geweest: zaterdag 6 en 20 mei; donderdag (Hemelvaartsdag) 25 mei 2017
Zutphen - Goor - Hengelo - Zwolle
De zaterdag na Hemelvaartsdag deed ik in een tropische hitte
de Vincent van Gogh-fietstocht rond Nuenen, met Eindhoven als vertrekplaats.
Verslag daarover komt binnenkort op mijn culturele rubriek FHM’s. De zaterdag
daarop, Luilak, 3 juni 2017, befietste ik de Hoekse Lijn, die omgebouwd wordt
tot metro. En nu, weer een week later, de 12e, wordt het tijd om deze rubriek
‘Beminde Zaterdag’ weer eens op te gaan pakken.
Ik heb gekozen voor de 6 kastelen van het Twentse
Diepenheim, net als ik precies 52 weken geleden al deed. Toen was echter de
OV-Fietsenstalling bij station Goor defect en reed ik uiteindelijk rond in Enschede, Boekelo en Lonneker. Deze keer een herkansing in Goor.
Straks de kastelen, eerst de trein. Ik maak er vandaag een
sport van om het zo te regelen dat ik geen enkel spoorwegtraject meer dan één
keer afleg. Een rondreis dus; een retourtje dat zodoende een soort enkele reis
wordt.
Het valt niet mee, met ook deze zaterdag weer een lange lijst van stremmingen door werkzaamheden. Ik kom tot: Leiden Lammenschans – Utrecht Centraal – Arnhem ook Centraal – Zutphen – Goor – Hengelo – Deventer – Zwolle – Leiden Centraal, 416 km in totaal, en niet eens echt helemaal rond.
Goor
Ik reis weer eens eerste klas, vandaag. Deze keer heb ik dat
niet te danken aan een dankbare lezer of aan die aardige collega die zelf nooit
met de trein reist, maar wel upgrades eerste klas in de brievenbus kreeg. Nee,
NS zelf verstrekte me die ´upgrades´, als goedmakertje voor het feit dat er in
het weekend regelmatig te korte treinen waren ingezet als IC naar Groningen.
Daar heb ik inderdaad wel eens mee gereisd de afgelopen tijd (zoals in de
maart-aflevering voor Bedum en Rodin). Blijkbaar
houdt de NS dat allemaal bij; ik had er geen klacht over ingediend. Twee
weekenddagen eerste klas, dat was het douceurtje.
Ik moet die upgrade op mijn beginstation Lammenschans eerst
éérst ophalen bij de kaartautomaat en daarna kan ik pas inchecken. Andersom kan
niet; het systeem blijft voor verrassingen zorgen.
Tot Arnhem gebeurt er niets bijzonders, dat wil zeggen: veel
overbodig geleuter door de luidsprekers van de trein (‘We zijn op tijd
vertrokken en dat was precies volgens dienstregeling’) en in Utrecht weer zo’n
horde studenten die reizigers proberen te doordringen van de noodzaak van
afvalscheiding.
In de stationshal van Arnhem staan wel 6 veiligheidsmensen geschaard
rond één dronken aardbei, een beschonken reiziger die onsamenhangend staat te
oreren. Wat doen al die NS-medewerkers nou precies? Kunnen ze dit wel hèndelen met
z´n zessen, of wordt er gewacht op assistentie?
Ik wacht het niet af, pak mijn trein naar Zutphen en daar die naar Goor. De eerste stop is dat spookstation Almen waar ik ook al was in die maartaflevering. Wij moeten halt houden, de tegenligger passeert ons.
Het eerste echte station is Lochem. Juist hier, op dit moment
zie ik op mijn smartphone een mail van
een lezer die reageert op dat stukje, met de vraag of ik ook weet wat voor soort
‘kutvogels’ dat precies waren die krasten in de bomen bij station Lochem. Mijn
antwoord, dat ik op ornithologie weinig kijk heb, zal hij later te onvolledig
en te kort door de bocht vinden.
Hét moment om aan te tekenen dat zinvolle vragen en op- en aanmerkingen van lezers vanzelfsprekend
altijd welkom zijn in mijn brievenbus.
Ik bereik Goor volgens plan, weet daar een fiets uit de
stalling te kapen, rijd langs die kastelen en daarna verder met de trein, via Hengelo,
Deventer (alwaar kermis) en Zwolle naar huis. Geheel volgens plan. Op mijn
terugwegen gebeurt er zelden iets vermeldenswaardigs, en de meeste foto’s die
ik maak, maak ik ook op de heenweg.
Kasteel Weldam
Fietsen langs kastelen, nu. Onderweg naar Goor blijft de
spanning er lang in. De NS-reisplanner meldde gisteren nog de aanwezigheid van
3 OV-Fietsen op station Goor. Maar in de loop van mijn treinreis zakt dat tot
2. Die staan er allebei nog als ik in Goor de voet aan de grond heb gezet; de
lampjes brandden groen. Net als vorig jaar. Maar deze keer slaag ik er zonder
slag of stoot in, de hand te leggen op een rijwiel.
De kastelen van Diepenheim heten Weldam, Wegdam, Nijenhuis,
Warmelo, Westerflier en last but not least Diepenheim zelf. De laatste ligt tegen
de bebouwde kom van Diepenheim aan; de andere 5 in een straal van hoogstens 4
kilometer daaromheen.
De geschiedenissen van die 6 optrekjes lopen wonderlijk
parallel; je zou ze in één paragraaf en bloc kunnen behandelen, en dat is
precies wat ik ga doen.
Ze dateren allemaal in hun oorspronkelijke gedaante uit de
middeleeuwen. Wat je nu ziet, is het resultaat van ingrijpende verbouwingen in
de 17e en 18e eeuw.
Het waren havezaten en dat is in oostelijke regionen de
benaming van kastelen of versterkte woningen die toebehoorden aan ridders die
lid waren van de Ridderschap. Die hadden iets te brokken in de melk van het
regionaal bestuur. Vóór de Reformatie stond dat
onder leiding van de bisschop van Utrecht en daarna onder die van de
Staten van Overijssel. Napoleon maakte een eind aan het fenomeen: Ridderschap.
Al de Diepenheimse kastelen staan te midden van een landgoed
dat erbij hoort. Boerderijen daarop hadden en hebben nog steeds luiken in de
kleuren van de kasteelheer, ten teken van hun onderhorigheid aan hem. Ik zie
hier vanmiddag een hele regenboog aan luikenkleuren.
Met 6 van zulke haantjes in een gebied van nog geen 50 km2,
moet deze streek wel het toneel geweest zijn van eeuwenlange Twentse Twisten,
zou je denken; ze zullen elkaar de streek wel uitgevochten hebben. Maar niets
blijkt minder waar als je het nazoekt in de geschiedenisboeken. Ze hadden een
gemeenschappelijke vijand in de hertog van Gelre, met wie vooral aan het begin
van de 16e eeuw de nodige bonje was.
Aan het eind van die eeuw was de Opstand der Nederlanden
gaande, alias: de Tachtigjarige Oorlog. Prins Maurits trok door deze streek om
die te zuiveren van Spanjaarden. Het Twents-/Oranjemuseum Nieuwe Haghuis
(rechtsboven op de foto) herinnert aan die tijd. Hetzelfde doet de Prinsendijk die ik een tijdje gevolgd
heb.
Klik d'rop! Fietsen door Diepenheim en omstreken
De Diepenheimse kastelen leveren allemaal plaáátjes van
foto’s op en vallen sterk op door hun strakke symmetrie. Die zet zich ook voort
in de bijgebouwen, die vaak elkaars volkomen spiegelbeelden zijn.
Alle 6 de kastelen worden tegenwoordig bewoond door
particulieren; zijn het geen oude baronessen, dan zijn het wel nieuwe rijken. Ze
zijn dan ook niet toegankelijk voor bezichtigingen. Slechts twee
kasteelbewoners laten volk toe in hun tuinen. Daarvan lijkt Weldam dat niet van
harte te doen, terwijl Warmelo is uitgegroeid tot dé toeristische attractie van
Diepenheim en wijde omgeving. De landerijen kunnen meestal wel vrij bewandeld
en befietst worden.
Dat laatste doe ik vanmiddag dus. Ik beperk me tot fietsen
en fotograferen, en sla deze keer niet aan het wandelen door parken of flaneren
door kasteeltuinen. Ik ging vanmorgen iets later op pad dan bij het
ochtendkrieken en heb niet eens zo’n verschrikkelijk lange middag meer.
Gisterenavond heb ik op de plattegrond een handige route
uitgestippeld van Goor tot Goor via alle zes kastelen. Die route staat hierboven
al. In hoeveel verschillende volgorden kun je die monumenten bezoeken? Dat zijn
er 720. Het geldt niet alleen voor Diepenheimse kastelen maar voor alles waar
er 6 van zijn.
Dat loopt nogal snel op. Had ik behalve die kastelen ook nog
een bezoek aan de Watermolen Den Haller in mijn route willen opnemen (die ik in
werkelijkheid onderweg spontaan tegen kwam) dan had ik de keuze gehad uit 5040
volgorden. De pizzabezorger die zijn pizza’s in één rondje moet afleveren op 10
verschillende adressen, heeft 3.628.800 mogelijkheden tot zijn beschikking, de
gemeentebode die bij 13 adressen van raadsleden een spoedstuk in de brievenbus
moet doen, komt op het onbegrijpelijk hoge aantal van 6.227.020.800. Ik ben toen
ik in Ter Aar werkte, eens meegereden met de bode om al die brieven in de bus
te doen terwijl hij in de auto bleef, zodat hij die niet 13 keer op slot hoefde
te doen; zo kwam ik op dit uit het leven van een gemeenteambtenaar gegrepen
voorbeeld.
Heb je 30 of 40 adressen, dan heb je aan de grootste
supercomputer niet genoeg om de optimale route uit te rekenen – maar kun je nog
altijd heel ver komen met een plattegrond, kennis van de omgeving en een
feilloos oriëntatievermogen.
Dat is nou net waar het bij mij aan ontbreekt. Ik heb een
plattegrond-app op mijn telefoon, de zon wijst me deze hele warme middag eerst
het zuiden en later het zuidwesten, maar ik heb een paar keer toch weer alle
moeite om de kastelen te vinden.
Het begint al met de eerste twee. Weldam en Wegdam scheelt
maar één letter en maar een ruime kilometer hemelsbreed op de kaart. Maar ik
ben langer dan 20 minuten onderweg van de een naar de ander.
Enfin, dat is in een streek die in Randstelijke oren
opvallend stil en rustig is. Je komt echt tot rust, na een week vol hectiek op
kantoor. Nou moet ik zeggen dat je bij ons op de zaak vrijdagmiddag ook alleen
het gerinkel in je oren maar hoort, en het voortijlen van de minuten in de
klok; verder weinig.
Hieronder dan alle kastelen op de foto.
Wegdam, toch nog gevonden, anders was het: ‘Weg, dam!’ geweest. Dat ene zijweggetje van de weg langs Wegdam, dat loopt dood. Dat weet ik nu nog niet, maar ik zal het spoedig ondervinden.
Nijenhuis, waar ooit het politici-geslacht Schimmelpenninck
resideerde. Het kasteel is de naamgenoot van dat tussen Olst en Heino, filiaal
van Museum de Fundatie.
Watermolen Den Haller is gebouw in de 12e eeuw en daarmee
waarschijnlijk de oudste nog werkende watermolen van het land.
Op Warmelo zou ik een zandsculpturententoonstelling kunnen
zien. Maar met zandsculpturen is het net zo gesteld als met ijssculpturen.
Het
is allemaal wel kunstig en mooi en knap gedaan, maar echt in vuur en
vlam raak ik er niet van - wat in het geval van die ijsbeelden maar
goed was ook, zoals ik al flauw opmerkte in dat stukje.
Net had ik het over een ontaarde moeder, maar op Warmelo
woonde ooit de moeder van een ontaarde zoon, Prinses Armgard, die in 1911 Prins
Bernhard baarde.
Westerflier ligt op een strategische plek bij de splitsing van
de rivieren Regge en Schipbeek en vlak bij de grens van Overijssel met Gelre.
Dit kasteel ving de eerste klap op als de hertog van Gelre het weer eens op
zijn heupen had.
Op het tol-lijstje bij Westerflier staat geen tweewieler
vermeld en ik ga er dus maar vanuit dat ik hier gratis mag fietsen.
Tot slot huize Diepenheim.
En dat kasteel is dan de naamgever van het kleinste van de 8
traditionele Twentse steden, met momenteel ruim 2500 inwoners. Vergelijk dat
eens met Hengelo (80.000) dat eigenlijk niet eens een stad is.
‘Een kleine stad is ook een stad’, zeg ik altijd. Maar
Diepenheim doet eerder knus dorps aan dan stedelijk. Op een van de vele
terrassen bestel ik koffie en appelgebak.
Nu moet ik straks als een gek naar station Goor racen, daar
nog net de trein halen, Hengelo schrappen en via de kortste weg terugreizen
naar Leiden, en afzien van een diner onderweg; dan ben ik misschien nog net op
tijd op de Kennedylaan om De Verwarde Man te spelen in het straattheaterstuk
‘Droomland’.
Nee, onzin, ik heb al afgezegd en er is al een vervanger
gevonden. Maar ik merk dat ik de sfeer, de roem en het applaus al nauwelijks
meer kan missen.
Nog vier voorstellingen. Vandaag over een week is er een
openlucht-afscheidsdiner met de hele cast, en daarna de laatste uitvoering. Daar wil ik
persé bij zijn. Geen Beminde Zaterdag, dan; excuses voor het ongemak!
Frans Mensonides
25 juni 2017
Er geweest: zaterdag 10 juni 2017.
PS: En op de laatste zaterdag van juni was het herfstweer in het hele land. Dit is dus meteen het einde van de mei-juniaflevering. We hopen op betere mooiweerfietszaterdagen in juli!
Lees verder in deel 19 > > > > >
© Frans Mensonides, Leiden, 2017