Warandewandelen (2): Spoorlijn Bilthoven - Zeist

De Blookervijver; Huis ter Heide 

< < < < < Lees deel 1

Deze zomer bewandel ik de Stichtse Lustwarande, de landstreek met zijn vele landhuizen en landgoederen ten zuidoosten van Utrecht. In deel 1 ging het over de tram Utrecht – Zeist, die gereden heeft van 1879-1949 en zijn begin- en eindpunt had bij station Zeist. Deze keer ga ik vanaf dat punt het spoorlijntje Zeist-Bilthoven belopen, dat reizigers heeft vervoerd in de periode 1901-1941. Als intermezzo in dit stuk ook nog een paar alinea’s over nieuwe tramplannen voor deze streek.

Station Zeist verrees in 1901 naast de tramremise die er al stond. Het nieuwe spoorlijntje erheen was een aftakking van de lijn Utrecht – Zwolle van de Nederlandsche Centraal-Spoorweg-Maatschappij (NCS), die in 1934 opging in de NS. De aanleg van de lijn werd uitgevoerd door de NBM (Nederlandsche Buurtspoorweg-Maatschappij), die ook het materieel leverde. Tot 1936 vond de exploitatie plaats met stoomtreinen. Daarna ging men over op diesel. Een bovenleiding heeft hier nooit boven het spoor gehangen.

Stations kwamen er, behalve in Zeist, ook nog in Huis ter Heide en bij het villapark Bosch en Duin, die tegenwoordig beide onder de gemeente Zeist vallen. Bij Bilthoven takte de lijn zoals gezegd aan op die uit Amersfoort. In Utrecht vonden de treinen hun stootblok op het Buurtstation. Dit kopstation lag even ten noorden van het ‘gewone’ station, aan de andere kant van de Leidsche Rijn (de rivier van die naam, waar nu die wijk naar genoemd is, met dat nieuwe station). Alle stoptreinen richting Bilthoven vertrokken er. Tegenwoordig worden op Utrecht CS de sporen 1 t/m 4 geloof ik nog steeds wel ‘buurtsporen’ genoemd; ze liggen nog altijd wat apart van de rest, bereikbaar vanuit een uithoek van de stationshal.

De maximumsnelheid op het traject Zeist - Bilthoven bedroeg slechts 40 km/uur. Een rit Zeist – Utrecht nam ongeveer 25 minuten in beslag. Het lijntje kende een publiek dat vergelijkbaar was met dat van de tram Zeist – Utrecht: forenzen op doordeweekse dagen; dagjesmensen op lente- en zomerzondagen. De populariteit van de trein was echter veel geringer dan die van de tram; gemiddeld werden er zo’n 1000 passagiers per dag vervoerd.



Station Zeist lag op de plek waar nu een groot appartementencomplex staat, tussen de Antonlaan en de Slotlaan (linksboven op de foto). Dat was indertijd een landelijke, beboomde weg, maar nu een drukke winkelstraat. Waar nu het busstation is, moet de tramremise geweest zijn; je kunt het niet goed voorstellen als je hier anno 2013 staat.

Tegenwoordig ligt dit OV-knooppunt dus midden in een woonwijk. Toen lag het op het punt waar Zeist ophield en uitgestrekte bossen begonnen; dat verklaart de aantrekkingskracht op toeristen.

In 1911, zo weet ik dank zij het onvolprezen Stationsweb, vertrokken er 21 treinen per dag uit Zeist, ongeveer in uurdienst, met een paar extra ritten in de spits. ‘ Ongeveer’, want de klokvaste dienstregeling was nog niet uitgevonden. Op zonnige zondagen reden er extra treinen, en ook extra lange.

Net als de tram ondervond ook dit spoorlijntje steeds zwaardere concurrentie van de bus. Het boette in de loop der jaren in aan betekenis. In 1929 reden er nog maar 16 treinen per dag per richting; in 1940 nog maar 10. In het jaar daarop staakte de bezetter de dienst en roofde de lijn leeg. Na de oorlog werd hij weer in gebruik genomen, maar alleen nog als enkelsporige goederenlijn, met een gemiddelde frequentie van één trein per dag.

In 1972 was het ook met het goederenvervoer gedaan. Zes jaar later werd de spoorbaan opgebroken. NS behield de grond nog een poosje, omdat er nog vage plannen waren om het traject opnieuw in gebruik te nemen. Vage railplannen, daarin grossiert deze streek! Aan het eind van de jaren 80 kwam de grond in Zeist en Huis ter Heide beschikbaar voor woningbouw. Het traject Huis ter Heide – Bilthoven werd een fiets- / wandelpad door de bossen.

Andere spoorzoekers zijn me voorgegaan naar de binnenlanden van de provincie Utrecht, zoals Livingstone Stanley voorging. Op Wikipedia staat een routekaartje. Toch, al zou ik de eerste geweest zijn die ging zoeken naar het Zeister Spoortje, dan zou ik het ook nog wel hebben kunnen vinden. Aanwijzingen te over!

Langs een lange, rechte spoorbaan zet je natuurlijk lange rechte huizen, ook al is die spoorbaan er al lang niet meer (rechtsboven). Hoeveel bewoners van de Gandhilaan zouden weten dat door hun achtertuin een historisch spoortracé loopt? En wat een vreemde hobby heb ik eigenlijk. Brutaalweg betreed ik een labyrint van brandgangen tussen eengezinswoningen, waar ik niets te zoeken heb – behalve een stoomtreinlijntje. Kinderen rennen wild en gillend om de hoeken heen; ze spelen terroristje met enorm lange watermitrailleurs.

Even verder ligt ineens een heel smal strookje bos. Daar reed die trein ooit doorheen, en ze hebben het laten liggen als herinnering. Niet alleen de trein, trouwens; de tramlijn Arnhem – Amersfoort liep hier een stuk parallel aan de spoorlijn.

Weer verder vervolgden tram en trein hun weg over een strook land tussen de Bergweg en de Borneostraat. Die is nu bebouwd met moderne huizen annex bedrijfspanden. Ook alweer een aanwijzing; op de plek van het oude spoor konden natuurlijk pas na het opbreken ervan huizen verrijzen.

Ik loop over de Dijnselburgerlaan, langs een bedrijventerrein, en moet weer denken aan de vier – half doorwaakte – nachten die ik in de Utrechtse Lustwarande heb doorgebracht. Dat weinig geslaagde schooluitje, waarover ik het laatst had. Een van de lange reeks dieptepunten in die halve week was de wandeling, anderhalf uur heen, anderhalf uur terug, van onze barak in Austerlitz naar zwembad De Dijnselburg. Dat zwembad, daar was niks an. Het was het zusje van zwembad De Vliet in onze eigen stad, met een ligweide en een trapveldje; daarvoor hoefde je niet naar een lustwarande.

Ik herinner me een eindeloze, saaie wandeling door Zeister wijken die ik nu na 45 jaar opnieuw doorkruis. Raar idee dat ik toen dat goederenspoortje nog gezien moet hebben waar ik nu zo naarstig naar op zoek ben.

Je had hier vroeger, nog veel vroeger, ‘gezondheidskoloniën’ in de buurt. Die waren er voor bleekneusjes uit Amsterdam en Utrecht, die aangevoerd werden met dat treintje. Een hele zomer gezonde boslucht inademen. En natuurlijk met een streng regime van je bord griesmeelpap leegeten en elke dag tientallen kilometers wandelen in de vrije natuur. Je zat er voor je heil, niet voor je lol. Die vakantiebarak van ons, in 1968, was er vermoedelijk een opvolger van.

Er staat een Connexxion-garage langs de route van het voormalige spoor. Indertijd was hier een garage van de NBM, die ook met bussen reed; groene waren het, als ik het me goed herinner. Even verder zie ik nog een overblijfsel van het spoorlijntje: het viaduct over de A28. Toch heeft er nooit een trein de A28 gekruist. Toen de spoorlijn werd opgeheven, lag er al heel lang een zandlichaam voor de snelweg. Maar de weg zelf werd pas in de jaren 80 opgeleverd.

Daarna betreed ik Huis ter Heide. De trein- en trambaan gaan hier weer verloren in een nieuwbouwwijk. Ze moeten achter de Korte Bergweg langs hebben gelopen.





Langs de Amersfoortseweg staat nog altijd station Huis ter Heide. Het is al sinds mensenheugenis bekend als café-restaurant Spitfire, dat ooit de pleisterplaats was van de vliegeniers die op Soesterberg landden en opstegen. Even voor dit station sloeg de tram naar Amersfoort rechtsaf. De trein ging rechtdoor. 

Huis ter Heide speelt ook nog een minieme bijrol in mijn sixties-nostalgie. Wij hielden er altijd halt op onze jaarlijkse vakantiereis naar Putten. Mijn opa had een kennis gecharterd die een volkswagenbusje bezat. Die bracht ons altijd weg. De A28 lag er nog niet; al het autoverkeer naar Oost-Nederland kwam door Huis ter Heide. En natuurlijk over ‘De Rotonde’ ten westen van Utrecht, op de plek waar nu Verkeersplein Oudenrijn ligt. Het stond daar altijd helemaal vast, met prehistorische files.

Die VW-bus was maar net groot genoeg voor de vele kubieke meters bagage die wij altijd meenamen voor vier weken in een bungalow: fietsen, een garderobe voor elk weertype, paraplu’s en –sols, een transistorradio, onze cavia’s, meters boeken voor de televisieloze avonden, tientallen bordspelen voor de in Nederlandse zomers onvermijdelijke regendagen. Onze vakantieboedel was niet veel kleiner dan die van de families die hier hun buitenhuis hadden.

In Huis ter Heide, ruim halverwege de wereldreis Leiden – Putten, streken we neer bij een café-restaurant bij het Panbos, waar wij, mijn broertje en ik, in de jongenskiel, even konden uitrennen. Het was niet Spitfire; ik kan het niet meer vinden.

Hier verlaat ik mijn wandelmissie langs het niet meer bestaande spoor even voor een uitstapje in een villapark. Het bestaat uit kronkelige straten die genoemd zijn naar schilders. De grond ervoor was ooit de overtuin van huize Oud-Zandbergen, in het bezit van de familie Blooker, die deden in cacao en tabak. Rond 1900 besloten zij hun bezit te gelde te maken door er huizen te laten bouwen.

De wijk heeft een fraaie zichtas naar Oud-Zandbergen. Het is een brede grasbaan die luistert naar de naam Gezichtslaan, een naam die je vaker aantreft in deze contreien. Er werd ook een park aangelegd, het Blookerpark, met natuurlijk weer zo’n folly, die nu bekend staat als Het Theehuis van mevrouw Blooker. Het kreeg een quasi-verweerd uiterlijk; het jaartal 1700, in Romeinse cijfers, kan niet serieus worden genomen. Enkele recreanten hebben lege frietbakjes op het grasveld achtergelaten voor wijlen mevrouw Blooker, ‘als dank voor het aangenaam verpozen.’

Sommige huizen hier hebben dikke hekken met drukbellen en een intercom ernaast. De meeste zijn echter wat bescheidener dan die in dat miljonairsbuurtje in Wassenaar waar ik vorig jaar was. Er staan er dan ook minder te koop. Ze dateren uit de tijd dat de trein hier stopte. Tegenwoordig wonen er weinig OV-gebruikers, volgens mijn inschatting. Toch rijdt er een bus langs het park, in lage frequentie: lijn 59 (Zeist – Den Dolder – Hilversum).


Op naar villapark Bosch en Duin. Dat begon zich, evenals Huis ter Heide, te ontwikkelen aan het begin van de 20ste eeuw. Bemiddelde mensen kozen er domicilie. Die moesten in passende spoorwegwagons vervoerd worden, zelfs tijdens een kort ritje naar de stad. En dus zette de NCS de super-de-luxe NCS-wagons van de serie B 111-127 in, teakhouten wagens met een interieur als een salon, waar je desnoods de koningin zou kunnen ontvangen.

Reizigers zaten letterlijk op het pluche. Lampen en asbakken waren van koper. En dat alles mocht je gewoon betreden met een 2e-klassekaartje in je zak. Buurtspoorwegen mochten volgens een vreemde wet uit de late middeleeuwen alleen maar 2e- en 3e-klassewagons hebben, en geen 1e. Maar op het Zeister spoorlijntje was de 2e klasse veel luxueuzer dan de 1e op gewone lijnen.



Overgenomen van
Wikipedia



Kiosk van station Bosch en Duin (1910. Het Utrechts Archief nr. 9057

Overgenomen van stationsweb http://www.stationsweb.nl

Ik volg het spoor richting Bilthoven. Eerst passeer ik een militair terrein, bewaakt met honden. Geen stukje natuur of het leger pikt er een stuk van in. Maar het wordt leger en leger in het leger; steeds meer militaire terreinen worden opgedoekt.

Ach, deze wandeling is op zich niet veel bijzonders. Over bos weet ik niet uit te weiden. Het spoorverleden maakt het nog aardig.

Station Bosch en Duin is helaas gesloopt. Het zag er aardiger uit dan Spitfire; het zou een folly kunnen zijn als het geen station geweest was.

Bosch en Duin is een villapark waar de optrekjes verscholen staan in dichte bossen. Anders dan dat park daarnet in Huis ter Heide was het geen eigendom van rijke fabrikanten. Nee, de spoorwegmaatschappij zelf had deze grond in bezit, exploiteerde hem en zorgde zo voor klanten op het perron. Deze kruisbestuiving zag je ook bij de wijken rond de Admiraal de Ruijterweg in Amsterdam. Die gronden waren van de trammaatschappij die de lijn Zandvoort-Amsterdam exploiteerde.

Spoorlaan, dat is ook alweer zo’n niet mis te verstane aanwijzing dat hier ooit een trein heeft gereden. Ongeveer op de plek van de stationsfolly Bosch en Duin staat nu een tot bungalow omgebouwde spoorwegwagon. Eén die hier nooit heeft gereden; hij is van de Hofpleinlijn, ofwel vanouds de ZHESM (foto liinksboven).

Bij een golfcourse, waar je de eerste huizen van Bilthoven nadert, heeft ook nog een station gelegen, tijdelijk. Dat was van 1904-1908 en opnieuw van 1912-1919, tijdens de Mobilisatie. Het heette Schietbanen de Pan en er is geen enkel relict meer van zichtbaar. Het diende voor aanvoer van militair materieel; er was ook hier een kampement.

Even verder loop ik dus Bilthoven binnen, waar het spoorbaantje weer is overwoekerd door nieuwe huizen. Bij huize De Overweg (linksonder op de foto) aan de Julianalaan was een spooroverweg, zo zou een slimme spoorwegarcheoloog kunnen concluderen. De trein ging verder met een flauwe bocht richting station Bilthoven. Het baantje loopt hier door achtertuinen van particulieren, onzichtbaar vanaf de openbare weg, maar nog heel goed op luchtfoto’s. Het lijkt wel of een spoorbaan een wond in het landschap achterlaat die nooit meer dicht wil. En alleen maar schreeuwt om nieuwe railverbindingen.



Intermezzo: meer / weer rail in de Warande?

 

Klik voor de schermbrede versie. In zwart de voormalige tramlijn Utrecht – Zeist (zie vorige deel); in rood de in aanleg zijnde Uithoflijn, in blauw de mogelijke (?) doortrekkingen daarvan naar Zeist of Bilthoven. Kaartje overgenomen van Wikipedia en er zelf nog in gekladderd.

 
Waar spoor geweest is, moet het dus ook altijd weer terugkeren, volgens sommigen en volgens anderen weer niet. Ook in deze streek wordt geroepen om de terugkeer van de tram, die er in 1949 werd uitgebonjourd voor hét OV-middel der wederopbouw: de bus. Er is in die jaren nog een plan geweest voor een sneltramnet Utrecht – Zeist – Amersfoort / Doorn, maar het stuitte af op geldgebrek.

Zeist is daarom tegenwoordig armetierig bediend per spoor, met alleen het station Driebergen-Zeist, dat ver buiten het centrum ligt. Daardoor is het juist wel weer goed bereikbaar per bus. Vanuit elke wijk is er een verbinding met Utrecht en met Driebergen-Zeist.

De Uithoflijn, de 8 km lange tramlijn van Utrecht Centraal naar Utrecht Science Park, gaat nu definitief door en is al in aanleg. Hij eindigt bij P&R De Uithof, op maar 2 kilometer van Zeist en 1 van De Bilt. Doortrekken, dus?

Er circuleren heel wat railplannen in en rond de stad Utrecht, en de meeste doen dat al heel lang. Dat ze erg concreet geworden zijn, kan ik niet zeggen. Op het WWW heb ik alleen wat losse flodders gevonden, naast streef- en ambitiebeelden voor 2030 of 2040.



Huidige busnet Zeist

Wat is daarbij in petto voor Zeist? Het mooiste zou het, volgens sommige plannenmakers, zijn als de tram van De Uithof via Zeist door zou rijden naar station Driebergen-Zeist. Dat zou een snelle verbinding naar De Uithof opleveren voor treinreizigers uit Arnhem / Rhenen. Maar die lijn zou over de Utrechtseweg moeten rijden, waarvan het me vorige keer duidelijk werd dat die niet erg geschikt is voor inpassing van een sneltrambaan. Plannen voor een HOV-busbaan op die route zijn aan het begin van deze eeuw al gesneuveld.

Villa Mooi Zeist, alias de halte Jordanlaan, wordt vaak genoemd als eindpunt van een sneltram Utrecht Centraal - De Uithof - Zeist. Daar zou een busstation moeten komen met aansluiting op de tram, die dan dus niet verder komt dan de eerste halte in de bebouwde kom. Een onzinnig plan. Er rijden nu, zoals gezegd, rechtstreekse bussen vanuit Utrecht naar alle wijken in Zeist. Wie zit te wachten op een overstap? Die bovendien nog extra tijd gaat kosten ook, want de tram zal Mooi Zeist niet sneller bereiken dan de bus, die tussen Utrecht en Zeist al gebruik maakt van vrije busbanen.

Kansrijker is misschien nog een tramverbinding met de wijk Vollenhoven, achter de A28. Deze wijk is het Zeister equivalent van de Bijlmer; een stuk grootstad binnen een dorp. Hier kan een trambaan gemakkelijk ingepast worden, en hier wonen ook de meeste OV-gebruikers, denk ik. Eventueel zou de tram dan via de Dijnselburgerlaan en de Boulevard naar het centrum van Zeist gevoerd kunnen worden. Maar de vraag is, of ook deze lijn langs hoogbouw wel voldoende reizigers trekt. Als dat niet het geval is, krijgt de tram een veel te lage frequentie.

Huidige busnet Bilthoven

Dan Bilthoven. Vanuit de Uithof kun je de tram ook via de Universiteitsweg en langs De Bilt doortrekken naar station Bilthoven. Die twee dorpen vormen een gemeente en agglomeratie met in totaal 40.000 inwoners. Potentiële klanten genoeg voor een tram, aldus de plannenmakers. En met een verbinding naar de Uithof vanaf Bilthoven NS zullen in ieder geval de reizigers uit Amersfoort gediend zijn.

Maar de enige voorstelbare tramroute door Bilthoven loopt via de Soestdijkseweg; tenminste: ik ga niet uit van een tram over het landgoed Houdringe. Die Amersfoortseweg is evenmin geschikt als trambaan als de Utrechtseweg in Zeist.

Geen van de tramplannen voor Zeist en Bilthoven vind ik erg sterk. Dat geldt ook voor de geprojecteerde tramlijnen naar Zuilen, Overvecht, Leidsche Rijn…. Meestal komt het neer op vertrammen van al aanwezige HOV-busbanen, en dat heeft niet zo gek veel zin. De tram is op zulke trajecten niet sneller dan de bus, en een tramproject heeft dan weinig meerwaarde.

Het mooiste, best uitgewerkte, maar tevens duurste railplan zag ik op deze site (de rest link ik allemaal maar niet). Het behelst onder andere een net van bovengrondse light-metrolijnen rond Utrecht, met automatische voertuigen, vergelijkbaar met de VAL die rijdt in de Noord-Franse stad Lille (wanneer ga ik daar eens heen?). Het plan komt niet van een overheidsorgaan of vervoersbedrijf, maar van een technisch goed ingevoerde particulier. Deze wenst anoniem te blijven en meldt ook niet, wat hem drijft. Een pure hobbyist, denk ik.

Het is hier in Utrecht precies zo als elders: RidderkerkGroningenRGL-landHaarlemNijmegen. Alleen door er een miljard tegenaan te slingeren voor een metro-achtig systeem, kun je het stadsgewestelijk OV echt een sprong voorwaarts laten maken. Maar mag het niks kosten, begin dan helemaal niet aan rail, en houd het gewoon bij de bus. Er is niks mis met een bus.


Einde intermezzo. Ik loop nog steeds in Bilthoven.


Fris, open, modern, overzichtelijk; zulke kreten zijn ongetwijfeld geslaakt bij de feestelijke opening van het gedeeltelijk overdekte Winkelcentrum De Kwinkelier, op het oog geschat een jaar of 40 geleden. Maar nu ligt er een patina van beginnend verval over. Je kunt niet eens goed zeggen waar het hem in zit. Het valt je vast niet op als je er dagelijks boodschappen doet.

In de reiswereld is een fusie op komst die hier gaat leiden tot weer een leeg winkelpand. Een Bulgaarse straatmuzikant trekt treurig kattengejank uit zijn trekzak. De (K)winkeliersvereniging zou hem een aanzienlijke som gelds moeten doneren om hem te laten ophouden, te vertrekken en nooit meer terug te keren.

Van Bilthoven kun je op twee manieren terug naar Utrecht, met de trein en de bus. Station Bilthoven ziet per uur 16 treinen passeren, waarvan er 8 doorrijden en 8 stoppen. Bij de laatste bevinden zich ook Plan-V’tjes op de lijn naar Baarn; ik dacht dat die al lang uit de Randstad verdwenen waren.

De spoorbomen over de Amersfoortseweg zitten per uur bijna net zo lang dicht als dat ze open staan. Maar niet voor lang meer; er is een tunneltje in aanbouw dat met bijna een haarspeldbocht onder het spoor door gaat lopen.

De enige busverbinding met Utrecht wordt onderhouden door lijn 77 (Nieuwegein Zuid – Bilthoven), die heel Bilthoven en De Bilt aandoet. Hij rijdt in de spits om de 10 minuten, maar slechts tot aan een flatwijk in Bilthoven. De wijk De Leijen, ten noorden van het spoor, en het winkelcentrum De Kwinkelier, worden slechts in halfuurdienst bediend.

Ik pak de bus. Hij rijdt in De Bilt over de Hessenweg, een winkelstraat. Over die weg circuleert een vreemde anekdote. Ook deze aflevering eindigt met een OV-anekdote, maar deze keer een hele nare.

In de oorlog nam Rudolf Hess, een top-nazi, met een vliegtuigje de wijk naar Engeland. Een buschauffeur op de lijn Utrecht – Bilthoven kondigde de volgende dag de halte Hessenweg aan als ‘Hess is weg’. De dag daarop werd hij door de Duitsers - zoals bekend gespeend van ieder gevoel voor humor - van zijn bed gelicht en in een kamp gestopt. Ook in dit geval sta ik niet in voor de waarheid.

Bus 77 komt Utrecht binnen bij het Veemarktterrein. Einde van een uitstapje in twee delen in het railverleden en de (niet florissante) railtoekomst van deze streek. Later deze zomer gaan we verder wandelen door de Stichtse Lustwarande.

Frans Mensonides
14 juli 2013
Er geweest: donderdag 6 juni en nog even op zondag 16 juni 2013
Laatste wijziging: 14 mei 2017

Lees deel 3 > > > 






© Frans Mensonides, Leiden, 2013.