‘Ik heb altijd heel gauw werk kunnen vinden’, zegt mijn moeder. ‘ Ik
kreeg zelfs een keer anciënniteit 3, zo noemden ze dat, als ik maar
wilde komen. Ja, ik had een diploma steno, dat was natuurlijk een pre.
Maar één keer ben ik afgewezen. Daar kan ik me nog kwaad om maken! Ik
had verteld dat ik studeerde voor de onderwijsakte Engels. Die man, die
chef van die afdeling, dacht dat ik dat niet met mijn werk kon
combineren. Maar dat had ik al tijdenlang gedaan. Had ik mijn mond maar
gehouden over die cursus!’
Mijn moeders werkanekdotes dateren uit de vroege jaren 50, toen ons in wederopbouw verkerende vaderland ieder handje kon gebruiken, en alles so wie so nog met de hand ging. Iedereen die bezit van diploma’s paarde aan een gezonde werklust, had de banen maar voor het uitkiezen.
Zestig jaar, een paar crises en diverse automatiseringsslagen later, ligt het wat moeilijker. Je moet echt opvallen binnen de stapel van tientallen binnengekomen sollicitaties om niet meteen een afwijzing retour te krijgen. En dan liefst niet alleen opvallen door het bezit van 55 levensjaren op je kilometerteller, met toch nog de wens, een stap te maken in je loopbaan.
Toch kun je die jaren ook nog in je voordeel ombuigen, als je je verkooppraatje goed opzet. Je gewaagt dan van een ruime werk- en levenservaring en onmisbaarheid voor de coaching van de jongere generatie. En je benadrukt, dat je tenminste niet tot de grote groep leeftijdgenoten behoort, die alleen de dagen tot hun pensionering nog maar af zitten te tellen.
Een werknemer hoeft niet echt een schaap met vijf poten te zijn om in deze barre tijden een baan te vinden. Met drie poten kun je het ook nog wel voor elkaar krijgen, mits je dat drietal verkoopt als bijzonderheid, en niet als gebrek. Met alleen maar vier poten, zonder iets extra’s, zal het lastig worden.
Wijsheid die ik allemaal niet van mezelf heb, maar uit moderne boeken en websites op dit terrein. Die deden een nieuwe wereld voor me opengaan. De sollicitatiebrief met postzegel erop, en het curriculum vitae met een dorre opsomming van personalia, diploma’s en twaalf eerdere ambachten, die hebben hun tijd gehad.
Een cv begint tegenwoordig niet meer met je persoonsgegevens. Nee, voorop staan nu de ‘Persoonlijke kwaliteiten en competenties’, een wat snauwerige, kreterige opsomming van alle goede eigenschappen die je bij je werk in de strijd kunt werpen. Zelf heb ik bijvoorbeeld onder andere ‘Accuratesse, kwaliteits- en resultaatgerichtheid’ opgevoerd. Daar gaat wervingskracht vanuit. Een werkgever heeft per slot van rekening weinig aan een slome sloddervos die zich om alles liever bekommert dan om de kwaliteit en het resultaat van zijn professioneel handelen.
Als zo’n cv is opgesteld, plaats je dat natuurlijk op een van de vele banensites die er zijn op het WWW. Maar als je denkt dat je er daarmee bent, heb je het mis. Die sites vragen je het hemd van je gat. Ik moest ook nog in maximaal 750 lettertekens mijn persoonlijkheid schetsen, mijn ideale werkdag beschrijven, mijn meest doorslaande successen vermelden, en wat allemaal niet. Ik ben er al weken mee bezig. Dat de mens altijd de waarheid moet spreken en nooit mag jokken, is een maxime die ik zal moeten loslaten, als ik ooit nog een andere baan wil vinden.
Een verhaal apart is LinkedIn. Zonder een netwerk bereikt een mens niets. Dat was al zo voordat LinkedIn honderden miljoenen professionals verbond; een eenzame wolf staat moederziel alleen in de jungle. Ik nam een keer in een onbewaakt ogenblik een account op LinkedIn, en een paar weken later had ik al twintig links. Waaronder de meest uiteenlopende mensen: collega’s van mijn voor-voor-vorige werkgever, maar ook personen van wie ik nauwelijks of nooit gehoord had, maar die gewoon linkjes sparen zoals een ander suikerzakjes of sigarenbandjes.
Zo had ik al een aardig beginnetje op LinkedIn. Maar als ik werkelijk wil profiteren van dat mondiale netwerk, zal ik zelf om belangrijke links, en erger nog, ‘recommendations’, aanbevelingen, moeten gaan bedelen. Wat treurig; ik zou nog liever gaan studeren voor een stenodiploma …
Tot slot mag de elevator pitch niet ongenoemd blijven. Een pitch is goed Hollands voor een verkooppraatje; een elevator is dito voor een lift. Het is een praatje waarin je binnen een halve minuut vertelt wie je bent en wat je kunt. Je moet dat, als je hogerop wilt in de wereld, paraat hebben voor als je toevallig met een belangrijke bobo in de lift staat, of zo iemand tegenkomt op een receptie, en je je al ellebogend in zijn richting hebt kunnen bewegen.
Een elevator pitch dient, net als een krantenadvertentie, te beginnen met een pakkende slogan. De mijne luidt dat ik een klassieke archivaris ben met oog voor de toekomst. Maar dat is een verrekt rare zin om een lift mee binnen te komen. Ik moet hier intensief mee gaan oefenen , net zolang totdat ik zelf geloof wat ik zeg.
Waar je wel voor moet oppassen op Internet: je huidige en toekomstige werkgever lezen alles wat je schrijft. Misschien kan ik dit stukje beter helemaal maar niet publiceren.
FHM
30 maart 2012
Verscheidene kranten meldden het onlangs: de Wassenaarse
Konijnenlaan is de duurste straat van Nederland, gemeten naar
WOZ-waarde. Alle
huizen langs deze smalle, lange, geasfalteerde laan zijn meer waard dan
een
miljoen euro (volgens de aanslagbiljetten gemeentelijke belasting die
hier in
de brievenbussen rollen; je moet het er in de praktijk dan nog maar
voor zien
te krijgen). De gemiddelde woning op deze allee nabij de duinen van
Meijendel
wordt aangeslagen voor 2 miljoen.
Nog twee andere straten in dit
lommerrijke buurtje haalden de
nationale top-tien: de Groot Haesebroekseweg en de Bloemcampstraat.
Ik zag lang geleden een
tv-documentaire over een rijke wijk
in de USA. Daar weerde een tot de tanden bewapende burgerwacht iedereen
die geen
geldige reden kon opgeven voor zijn aanwezigheid. Wandelaars zijn op
dat
continent so wie so al verdacht. In Nederland zou je echter overal
ongestoord
op de openbare weg moeten kunnen lopen, zelfs in dit Wassenaarse
multimiljonairsparadijs. En het fotograferen van alles wat vanaf de
openbare
weg zichtbaar is, is niet minder dan een grondrecht. Ik waag een
poging, hoewel
ik nota bene in mijn eigen Voorburg al eens op iemand gestuit ben die
mij het
recht probeerde te ontzeggen, zijn straat te fotograferen en
beschrijven.
Wassenaar bevestigt met dit rijtje
van miljonairsstraten zijn
reputatie van puissant rijk dorp. Maar die weet het niet echt waar te
maken als
je met de bus vanuit Leiden naar die drie dure straten rijdt. Onderweg
zie ik
veel doodgewone rijtjeshuizen, heel eenvoudige flatjes en geen
luxueuzere
woonerven dan elders. En ik ken in Wassenaar, vlak bij pretpark
Duinrell, ook
een volkswijkje dat niet veel verschilt van De Kooi in Leiden.
De Groot Haesebroekseweg, waar ik
uitstap, heeft inderdaad
aardige optrekjes, waaronder dat van een artsenechtpaar met een dubbele
naam
(mevrouw dus vier namen).De zeer exclusieve Koninklijke Haagsche Golf
&
Country Club is hier vlakbij. En Zijne Heiligheid de Maharishi, de Indiase
goeroe der rijken, had in deze buurt een ‘universiteit’ om zijn
dwaalleer te
verbreiden, maar die is er volgens mij niet meer.
Ik sla de Koekoekslaan in, die de
huizen-top-10 niet wist te
bereiken, dank zij enkele wat bescheidener optrekjes tussen de paleizen
in.
Maar deze straat haalde onlangs wel de krant met een heuse moord. Een
gekgeworden jonker, een steenrijke zakenman, hielp zijn vrouw om zeep
omdat hij
haar ervan verdacht, louter met hem getrouwd te zijn om zijn centen.
Deze man, die geen onrecht zegt te
kunnen verdragen, was de
geldschieter van de campagne om Ernest Louwes vrij te pleiten van de
moord op
de Deventer Weduwe, waarover ik het hieronder had. Hij betaalde al
Maurice de
Honds boetes voor het beschuldigen van de Klusjesman. Nu zit hij zelf
in de beklaagdenbank,
en in tegenstelling tot Louwes heeft hij het hoogstwaarschijnlijk wél
echt
gedaan.
Dan de Konijnenlaan, die parallel
loopt aan de Groot Haesebroekseweg.
Wandelen wordt hier niet gestimuleerd; een trottoir ontbreekt. Paard-
en
autogereden wordt er wel, getuige de vele platgewalste drollen op het
wegdek.
De huizen aan weerszijden van het
asfaltweggetje zijn groot
en duur, maar niet eclatant, en vaak wat donker van gesteente. Het
enige pand
met protserige Griekse zuilen is natuurlijk de ambassade van een
verwegge
politiestaat.
Niet opvallen is het beste, als je
erg rijk bent. Dat is een
vloek die geld onvermijdelijk met zich meebrengt, ongeacht hoe je er
aan
gekomen bent: de angst, er iets van kwijt te raken.
De schrik voor inbraak zit er hier
dan ook dik in. Letterlijk
op elk hek staat de naam van een bewakingsbedrijf. Ze lopen elkaar ’s
nachts in
de weg; er zal op de Konijnenlaan dan drukker verkeer zijn dan overdag.
Ene
Wyler belooft kennismaking met een Rott-Wyler als je zijn erf betreed.
Als je
weten wilt, wie Wyler is, moet je de Quote
lezen, waarvan de journalisten kind aan huis zijn in Wassenaar. Ze
weten alles;
in ieder geval tot op de ton nauwkeurig het kapitaal van iedere
rijkaard in hun
eigen top 500. Wie zou ze dat toch allemaal vertellen?
De Stoeplaan bezit gelukkig wel een
stoep. Die laan brengt
me in villapark Nieuw Wassenaar, aan de rand van Den Haag, en in de
derde
straat op dat lijstje, de Bloemcamplaan. Deze laan doet wel een beetje
onder
voor de andere twee. Het huizenaanbod bestaat grotendeels uit wat ruim
uitgevallen twee-onder-een-kapwoningen waarvoor ik zelf geen miljoen
zou neertellen,
als ik het bezat.
Maar er is een feit dat deze straat
extra glans geeft: de
prinsesjes zitten er op school, gewoon maar tussen normale kindertjes
in – dat
is: tussen normale Wassenaarse multimiljonairskindertjes. Voor de
basisschool
staat niet het regiment veiligheidsmensen dat ik verwacht had. Maar ze
zullen
er ongetwijfeld zijn, onopvallend aanwezig.
Via een soort brandpoortje bereik ik
de Wittenburgerweg, een
geasfalteerde laan langs een weiland. Hier neem ik het
armeluisvervoermiddel
bij uitstek: de streekbus.
Er is me niets in de weg gelegd.
Mogelijk hield men mij voor
een potentiele koper: een aanzienlijk percentage van de woningen staat
TE KOOP.
Ook in Wassenaar heeft de crisis toegeslagen, misschien nog wel harder
dan
elders.
En misschien vooral tussen de oren.
Weet je aan wie ik sterk
moest denken tijdens deze wandeling? Aan Warenar,
de vrek uit het gelijknamige
blijspel, die in zelfverkozen armoede leefde op een grote pot met goud,
bezeten
van de vrees voor diefstal.
Er wordt al eeuwen gespeculeerd over
het ontstaan van de
naam Wassenaar. Volgens de volksetymologie wonen er letterlijk rijke
stinkerds:
ze gaan nooit in bad (ze vinden ‘wassen naar’). Waarschijnlijker is de
lezing
dat de naam Wassenaar uit het Oudnederlands stamt, en zoveel betekent
als: bij
(naer) het drassige laagland (wasa).
Maar ik zie een duidelijke relatie
met Warenar. Wacht eens
even! Heette het plaatselijke theater van Wassenaar geen Warenar?
Inderdaad.
En dat is vast geen toeval.
FHM
21 maart 2012
Er geweest: Idus Martis MMXII
De vorige aflevering van deze rubriek, FHM’s A-viertjes, was de honderdste. Toch de honderd nog gehaald, deze winter, al moest ik in januari een winterstop inlassen, een winterstop in een winterrubriek. Dat ‘winterrubriek’ moet je ook maar niet te serieus nemen; de eerste jaargang, 2009-2010, liep door tot in juli en de tweede altijd nog tot in mei.
De naam van de rubriek, ik breng het nog maar even in herinnering, is ontleend aan mijn initialen, die ‘FHM’ luiden. Dat dat tevens de naam is van een glossy voor mannen, dat kan ik ook niet helpen. Om verwarring te voorkomen, heb ik mijn logo in een andere kleur uitgevoerd dan dat periodiek, en heb ik altijd geschreven over heel andere dingen dan zij. Dat is ook niet zo moeilijk, als je de onderwerpen: geld, auto’s, hebbedingetjes en domme blondjes met tieten weet te vermijden.
Het tweede deel van de naam FHM’s A-viertjes slaat op de omvang van de afleveringen. Ik deed de lezer geloven, dat de tekst, uitgeprint in een normaal leesbaar lettertype en met normale marges, maximaal één blad A4 zou beslaan. Een bondigheid waaraan iedereen die mij kent, toch meteen al grote twijfels moest krijgen. Maar ik had een verborgen agenda: ik bedoelde eigenlijk voor- plus achterkant van een A4-tje.
200 pagina’s gevuld dus. En om me van deze jubileumaflevering-plus-één als Leidenaar met een Jantje-van-Leiden af te maken, een overzicht van de schaarse hoogtepunten die wellicht (her)lezing waard zijn. Daar gaan we!
5 en 7 Realisme
Een
tentoonstelling op twee locaties (Haarlem en Laren) van de
realistische schilder Mauve (Mauve, en niet Móóf, s.v.p.) zette me aan
het denken over het begrip realisme.
18 Intake
De
drie winters van deze rubriek stonden in het teken van mantelzorg voor
een moeder met lichamelijke en geestelijke klachten, die in de winter
harder toe lijken te slaan dan in de lichte helft van het jaar. In deze
aflevering belandde ze in het ziekenhuis, waar ze idiote vragen te
beantwoorden kreeg, waar je hoofd in zo’n ziekenhuis helemaal niet naar
staat.
28 Teambuilder
Werkellende
zal ik nog wel een winter of tien moeten doorstaan, voordat ik ‘in
ruste’ achter mijn beroep kan vermelden. In deze aflevering ondergingen
wij het soort training waarvan alleen de trainer beter wordt.
33 Afgekeurd
De
diensttijd, zo niet de mooiste tijd van je leven, dan toch wel de
rijkste bron van rijke anekdotes. Die van mij bleven beperkt tot de dag
van mijn (af)keuring. Ik ben een hoop keren afgewezen in mijn leven.
Maar van deze keer had ik geen spijt.
38 Levenspad
Het
dorp Voorburg aanschouwde mijn geboorte en ziet me er nog regelmatig
rondwandelen. Herinneringen liggen hier op straat; op de plattegrond
lees ik mijn levenspad.
48 Woordensculptuur
Eén
dorp verder wordt elk jaar een beeldententoonstelling in de open lucht
gehouden. Den Haag Sculptuur 2010 viel qua beeldhouwwerken zwaar tegen,
maar de begeleidende teksten hadden een hoge amusementswaarde, al zei
iets me, dat ze bloedserieus bedoeld waren.
54 Mirakel
Toen
eind 2010 ook Harry Mulisch sterfelijk bleek, waagde ik me aan een
vierluik met leeservaringen (waarvan het laatste deel nooit verschenen
is, want Mulisch blijft soms ongrijpbaar en onbeschrijfelijk). Het
stukje over zijn bundel Het
mirakel leverde echter een enthousiaste
reactie op van een lezer: ‘Eindelijk eens iemand die Mulisch
nou
eens helder weet uit te leggen!’ Och, wat moet ik daarop zeggen? Een
mens doet zijn best…
58 Winterklaar
Ook zo’n rode draad in drie winters: spoorleed. In december 2010
strandde ik in Zaandam.
63 Twittero
Toegegeven:
dit stukje over de verontmenselijking en Hyves-ificatie van
vriendschappen heeft een hoog René Diekstra-gehalte. Diens zure,
zouteloze stukje over menselijke relaties neem ik altijd maandagmorgen
vroeg tot me uit het Leidsch Dagblad, als een late preek. Ik verafschuw
zulke moralistische sermoenen, maar deze moest me echt hartgrondig van
het hart.
65 Forenzen
De tredmolen van elke dag hetzelfde reisje en elke dag dezelfde
gezichten.
71 Memoriam
Aan
mijn vader, overleden toen ik vier jaar oud was, heb ik alleen wat
fragmentarische herinneringen. Op 3 maart 2011 herdacht ik zijn 50ste
sterfdag.
81/82 Hoogbegaafdheid
Nee,
weet je wat een lolletje is? Hoogbegaafd zijn, lid zijn van allerlei
hoogbegaafdenclubjes, en hoogbegaafdheidsdagen bijwonen. Tijdens de
Bollebozendag op de Olympus in Arnhem had ik aan een tweezijdig A4-tje
niet genoeg; ik vulde er twee achterelkaar.
88 Gebiedend
Een
aardige taalobservatie: we gebieden zelden met de gebiedende wijs, en
de gebiedende wijs wordt meestal voor heel andere dingen gebruikt dan
om te gebieden.
En nu op naar aflevering 200, die ergens in 2015 of 2016 wel zal gaan
verschijnen, als ik in dit tempo doorga.
FHM
16 maart 2012
Meer
op mijn Thuispagina over de Deventer Moordzaak in dit
stukje over een pamflet van Maurice de Hond,
in dit ‘soundbiteje’ over Bob
Dylans Hurricane en in deze ‘moordwandeling’
door een voor mij bekend stuk Deventer.
Rechters zijn krommers. Dat wordt al heel lang
gezegd; ik heb het al zien staan in een prozatekst van een
14e-eeuwse maatschappijkritische
kloosterbroeder. Het is blijkbaar een oud verhaal. Je zou de
rechtspraak ook
best de ‘kromspraak’ kunnen noemen.
Behalve dat rechters krom denken en
kromme beslissingen
nemen, praten ze soms ook krom. Bijvoorbeeld in die beruchte scene in
de
rechtszaal. De financieel specialist Ernest Louwes is zojuist in hoger
beroep
veroordeeld voor de moord op de Deventer weduwe Wittenberg, wier
executeur-testamentair hij was. Hij weigert, zich te laten afvoeren
door de parketwachters, die hem met veel
kabaal in de nek springen. ‘De camera’s en foto's zijn nu stop’, snerpt
het stemgeluid
van de rechtbankpresidente door de ruimte. ‘Er mogen nu geen opnamen
meer gemaakt worden’, bedoelde zij
vermoedelijk.
Ik vraag me dan altijd af hoe die
dame met die stem van
ijzerdraad ’s avonds heeft teruggekeken op zo’n werkdag. Ik kan me niet
voorstellen dat ze bij haarzelf iets zei van: ‘Mooi zo, weer een
onschuldige
huisvader tegen beter weten in veroordeeld voor moord!’ Dat wil er bij
mij niet
in, zo verdorven kan zelfs een overheidsdienaar niet zijn.
Maar wie Leugens
over
Louwes leest, het recent verschenen boek van
wetenschapsfilosoof prof. Ton
Derksen, kan tot geen andere conclusie komen dan dat ze Louwes de moord
bewust in
de schoenen hebben geschoven. Op talloze momenten hebben politie,
justitie en
deskundigen gelogen over Louwes, of in ieder geval ontlastend materiaal
over hem
over het hoofd gezien, verdonkeremaand uit dossiers, onvoldoende
onderzocht…
Psychologisch klopt die moord
natuurlijk al helemaal niet,
heb ik altijd gevonden. Louwes zou zijn gedreven door honger naar
financieel
gewin. Maar zou hij die moord dan niet heel clean en efficiënt
aangepakt
hebben, met een gifpilletje in haar koffie, of zo? (Ik weet niet
precies hoe je
dat doet; me nooit afgevraagd). Waarom zou hij zijn beste cliënte dan
als een
beest hebben afgeslacht, en vervolgens nog met het lijk zijn gaan
zeulen om het
onder het portret van wijlen haar echtgenoot neer te vleien? En zou
Louwes dan
vertrokken zijn zonder de aanwezige contanten en kostbaarheden van de
schatrijke weduwe bij zich te steken?
Ook Derksen – die zich eerder
verdienstelijk maakte in de
zaak-Lucia de B., een andere beruchte rechterlijke dwaling -
constateert dat
dit niet kan kloppen. Maar een bewijs is het niet, en zijn enige doel
is: waarheidsvinding.
Minutieus onderzoekt hij alle ‘bewijzen’ die tegen Louwes zijn
ingebracht.
Telkens weer constateert hij dat de magistraat ernaast zat. Het zijn
technisch-
wetenschappelijke verhalen over DNA, over Louwes’ mobieltje dat vanaf
de
snelweg bij Nunspeet een zendmast in Deventer bleek aan te stralen,
over
hondenneuzen die wat minder nauwkeurig zijn dan hondengeleiders
veronderstellen. Alle onderzoeken van Derksen pleiten de financieel
deskundige
vrij van schuld, hoewel hij de schijn op een aantal punten tegen zich
had.
De hoogleraar verdiept zich niet in
de vraag waarom rechters
en officieren zo vaak en graag hebben gelogen over Louwes. Dat zou ook weer
speculatie zijn; hij kan
magistraten niet onder de hersenpan kijken.
Uit het boek komt intussen wel een
duidelijk beeld naar
voren van de denkwijze van het justitiële apparaat. Als je verdacht
bent,
terecht of onterecht, dan ben je feitelijk al veroordeeld. Alles wordt
zo
gedraaid dat je in het beeld past van een sluwe, nietsontziende killer.
Zo bleek de weduwe, alvorens ze op de
slachtbank belandde,
wijn gedronken te hebben met haar moordenaar, gezien de stille getuigen
op het
tafelblad. Nu staat Louwes bekend als lid van de blauwe knoop. Maar
natuurlijk was
het dan juist heel slim van hem om die flessen en glazen neer te
zetten, om de
verdenking te laden op een ander.
Behalve geslepen, moet Louwes ook nog
paranormaal begaafd
zijn. Hij ‘verzon’, in de ogen van justitie, als alibi een file door
een zwaar
transport bij Harderwijk, die niet was omgeroepen op de radio. En na
onderzoek
bleek die file ook werkelijk bestaan te hebben.
Maar hoe slim Louwes ook was, hij
deed – nog steeds volgens
justitie – ook een paar heel stomme dingen. Hij heeft half Deventer
afgezeuld
met het moordwapen, om dit vervolgens te dumpen op een drukke plaats,
in plaats
van het discreet in de IJssel te laten verdwijnen. En hij heeft als
executeur-testamentair een volkomen legale manier over het hoofd gezien
om 100.000
gulden uit de nalatenschap van de weduwe in zijn eigen zak te steken.
Derksen pleit ervoor, ook altijd
alternatieve scenario’s te
onderzoeken (stel, dat Louwes dat telefoontje écht vanuit Nunspeet
pleegde, en
niet vanuit Deventer, zodat hij dus écht een alibi had). Daarbij moet
goed in
de gaten gehouden worden, wat hij ‘omgekeerde waarschijnlijkheid’
noemt. Hoe
waarschijnlijk is het dat het scenario van het Openbaar Ministerie
klopt, en
dat bijvoorbeeld Louwes gokt op een file die er in werkelijkheid
toevallig echt
gestaan heeft?
Leugens over
Louwes
vormt soms wat taaie kost voor een alfa als ik, maar is desondanks
adembenemender
dan een normaal detectiveverhaal over een verzonnen moord. Het boek
schiet wel
wat tekort als whodunit. Wie gretig
vooruit
bladert naar de laatste pagina, om de naam van de ware moordenaar te
lezen, zal
bedrogen uitkomen. Daar is Derksen niet achter gekomen, en dat was ook
niet de
opzet van zijn onderzoek.
Ook een happy
ending
ontbreekt. Het Openbaar Ministerie zag in het boek van de
wetenschapsfilosoof
geen aanleiding, de rechtszaak tegen Louwes (die zijn straf overigens
al lang heeft
uitgezeten) te herzien. Een nieuw boek is nog geen nieuw feit in
juridische
zin. Een redelijk denkend mens kan na lezing van het boek geen twijfel
meer
hebben aan Louwes’ onschuld. Maar die kloosterbroeder had gelijk: recht
is
krom.
FHM
6 maart 2012
© Frans Mensonides, Leiden, 2012