Jaargang 5 Aflevering 41 VRIJDAG 20 SEPTEMBER 2002
Deze column is afkomstig uit het archief van REFLEXXIONZZ!
Klik hier voor de meest recente aflevering.

MEDEDELING van de DIRECTIE

Dit weekend helaas geen aflevering van REFLEXXIONZZ! De eerstvolgende aflevering hopen wij op vrijdag 27 september te kunnen produceren.


OV-reisverhaal

Als de rook om je hoofd is verdwenen - De bus in en om Haarlem (2)

Valt het je op dat de zon feller schijnt
als de rook om je hoofd is verdwenen.
Valt het je op dat de wind harder waait
als je hem tegen hebt in plaats van mee.

Uit een song van Boudewijn de Groot

Dit is het tweede deel van een serie over het busvervoer in en om Haarlem. In deel 1, dat een week geleden verscheen, “deden” wij het beoogde tracé van de Zuidtangent tussen Haarlem en IJmuiden. In deze aflevering iets plezierigers, meer passend bij een zonnige septemberdag: het landgoed Elswout en het dorp Spaarndam. Of dat ook een aardig artikel oplevert, moet nog worden afgewacht; veelal is treurnis en gekanker meer bevorderlijk voor de schrijverij dan opgewektheid.


Zij dreven een Plannensmederij

Zoals vorige week al verteld, is van de lijnenbundel 6, 7 en 8 alleen de middelste lijn nog intact. Alle drie de lijnen verbonden het Haarlemse station met het Ramplaankwartier, in het westen van de stad. Daarbij reed 6 via de Leidsevaart, 7 via Overveen en 8 over de Zijlweg. Nu is alleen dus lijn 7 nog overgebleven; de rest van de trajecten is min of meer verdeeld over andere stads- en streeklijnen. ’s Avonds na 21.00 uur ligt het allemaal weer anders: dan houdt 7 er mee op, en rijdt 8 ineens weer wel; geen mens die snapt, waarom.

Lijn 7 rijdt in halfuurdienst. Ik stel me op bij de halte op het stationsplein, voor de bus van 12.33. Twee hoogbejaarde dames koesteren zich op een bankje in de nazomerzon.
-“Een paar jaar geleden liep ik wel eens helemaal van Aerdenhout naar Bloemendaal. En dan lekker ergens op een terrasje een kop koffie met een broodje.”
-“Oh, heerlijk!”
-“Maar ja, dat kan ik nu niet meer; nee, dat is voorbij”.

De bus komt, en de dames stappen kwiek in, verre van slecht-ter-been, nog. Met mij, en nog twee of drie andere mensen erbij, is de zoveelste verlieslatende rit een feit. Haarlem lijdt aan de beruchte spiraal van steeds minder bussen, steeds minder klanten en steeds minder bussen.

De bus rijdt met krijsende remmen door de binnenstad; een paar schoolmeisjes op de stoep houden hun oren dicht. Bij de halten Nassaulaan en Raaxx is geen interesse voor het Ramplaankwartier; we rijden door.

Vanaf het begin van de 20ste eeuw tot in het midden van de jaren 30 was het dorp Overveen, behalve met de trein, ook bereikbaar met twee tramlijnen. Eén liep via de Julianalaan, de ander over de Zijlweg. Beide lijnen liepen dood op de spoorbaan, aan weerszijden van het station.

Bus 7 rijdt zoals gezegd over de Zijlweg, een vrij smalle winkelstraat, maar moet momenteel, wegens wegwerkzaamheden, ook nog een stuk omrijden via de Julianaweg. Dit gedeelte van de route voert door de meer paradijselijke wijken van Haarlem en Overveen: ik zie, in kromme lanen, huizen in chalet-stijl, en rieten daken die villa’s overhuiven.

Ter hoogte van station Overveen kruisen we de spoorbaan Haarlem - Zandvoort. Even later slaan we de Ramplaan in, die gelovik genoemd is naar een burgemeester. Ramp: de meeste burgemeesters zijn het, maar deze heette zo. Leiden heeft medio de 19e eeuw jarenlang een burgervader gehad die François Was heette. Daardoor kent deze stad een Wasstraat, waarvan mensen die er nooit geweest zijn, zich altijd een heel vreemde voorstelling maken.

De eindhalte van lijn 7 heet Vijver. Die vijver is er niet; de bus keert op een pleintje dat ligt op het kruispunt van twee brede singels. In deze wijk is de architectuur wat minder exuberant dan die ik onderweg gezien heb; misschien is hier voor minder dan een half miljoen ook nog wel iets aardigs te koop voor een arme sloeber.

Ik loop langs een vaartje, op de grens van Haarlem en Overveen, welk dorp onder de gemeente Bloemendaal ressorteert. Hier wordt een “Plannensmederij” gedreven; althans die naam staat vermeld op een vierkant bouwwerkje dat een koetsgebouw van een voormalig landhuis zou kunnen zijn. Ik heb eerlijk gezegd geen voorstelling van wat er precies in een plannensmederij plaatsgrijpt.

Het is fantastisch weer vandaag, en het is misschien daaraan te danken dat alle rook uit mijn hoofd is verdwenen, die daar de afgelopen 48 uur zo hardnekkig en troebel in aanwezig was; tijdens twee saaie kantoordagen.

Een weiland biedt opnieuw een “gezicht op Haarlem”; de torens van de Basiliek Sint Bavo priemen de blauwe hemel in.

Overveen ligt in een zone van parken. Ik kan er zo al drie opnoemen in deze omgeving: het Brouwerskolkpark, rond de duinplas waar Haarlemse bierbrouwers ooit het water vandaan haalden; Middenduin, het duingebied dat je ziet als je in de trein naar Zandvoort zit, en Elswout. Dat laatste park, een 17e eeuws landgoed van bijna een vierkante kilometer, is altijd het rustigste: er wordt nl. entree geheven, ook al is het maar een halve euro. Daarom kies ik voor Elswout, met de opmerking dat je dit het best kunt bewandelen op een gure, bewolkte novembermiddag, zo tegen halfvier. Het park heeft iets grimmigs en spookachtigs, dat in de deemstering veel beter tot zijn recht komt dan vandaag, in de klaterende zon.


Hamerhuis der gruwel

Ik betaal mijn halve euro aan een bejaarde man in een groen boswachterstenue, en loop in de richting van het Huis. Dit is gebouwd rond 1880, al lijkt het veel ouder. Het zou een geschikt decor zijn voor een deel uit de gruwelserie “Hammer House of Horror”, waarvan ik op TV helaas al jaren geen herhaling meer gezien heb. Aan het begin van elke aflevering hoorde je zo'n naargeestige melodie, en zag je foto’s, genomen met een fisheye-objectief, die je meteen al in een stemming brachten van gespannen griezelige afwachting.

Het huis is gerenoveerd, sinds de vorige keer dat ik Elswout bezocht, maar heeft zijn spookachtige karakter behouden. Het is opgetrokken uit grote steenblokken; grijswit van kleur. De zijkant, waar je tegenaan kijkt als je het park binnenkomt, is recht en hoekig, zonder lief of loof, met een paar Grieks bedoelde zuilen, waar het geheel niet echt van opknapt. De deur bevat ribbeltjesglas, ordinair modern.

Aan de voorzijde bevindt zich een groot marmeren uitkijk-bordes; het lijkt weggelopen uit een schilderij van Carel Willink. De achterkant telt twee wanstaltige erkers, als de borsten van een forse barones. Dit gedeelte van het huis maakt een bewoonde indruk. Zag ik een schim achter de ramen? Schielijk loop ik door, niet zozeer bang voor spookverschijningen, als wel voor een eigenaar van vlees en bloed, die mij in de weer heeft gezien met papier en potlood, en denkt dat ik plannen smeed voor een inklimming. “Ik oefen voor schrijver, en probeer uw huis te beschrijven”, zal ik zeggen als hij rekenschap verlangt, maar het klinkt me absurd in de oren, al is het de waarheid.

Even verder ligt de oranjerie, opgetrokken in dezelfde stijl, maar iets vriendelijker ogend. Wij, dat wil zeggen mijn moeder en ik, zijn hier eens binnengelopen, omdat we veronderstelden dat het een theehuis was. We belandden in een besloten gezelschap van aanzienlijke lieden die ons niet uitgenodigd hadden, en afkeurende blikken in onze richting wierpen.

Ik loop aan de oranjerie voorbij en kies uit twee gemarkeerde wandelroutes de langste, 4 kilometer, volgens een zeer voorzichtige schatting af te leggen in 90 minuten. Je mag wel kruipen…

Elswout bestaat uit voor Hollandse begrippen geaccidenteerd terrein, dat niet helemaal natuurlijk is ontstaan: in vervlogen eeuwen was hier een zandwinningput. Behalve beboste duinen zijn er ook weilanden, die fraaie doorkijkjes opleveren.

In een blokhut bestudeer ik de overwegend vunzige teksten aan de wand, waaronder “Natte dromen zijn geen bedrog” en “Welkom, poephaantjes”. Een hele diepzinnige is: ”Wie dit leest, is niet blind”.
“Ik was hier op 01.04.01”, staat ook nog op de muur geschreven. Nou, en? Ik ben hier op 12.09.02, maar waarom zou ik dat boekstaven?

Na een klein uur ben ik terug bij de ingang van Elswout. Het eerste van de drie levende wezens die ik tijdens mijn wandeling ben tegengekomen, had meteen agressieve bedoelingen: een klein keffertje van een hondje, met een hysterische gil-blaf, wilde me aanvliegen. De eigenaars, een jong echtpaar, riepen het beest tot de orde. De vrouw zei: “hij houdt niet van mannen met een tas. We hebben hem namelijk gekregen als vondeling”. Wijs en begrijpend heb ik geknikt, hoewel de oorzakelijke samenhang van het verhaal me volstrekt ontging.


Moe

De terugrit met lijn 7 trekt wat meer publieke belangstelling. Er liggen veel onderwijsinstellingen op de route van de bus, die zich vult met scholieren; de bekende paarse kaartjes worden getoond. Tussen 8.00 en 9.00 worden er extra ritten gereden op deze lijn.

Een paar jaar geleden heeft de verkeersgedeputeerde van Noord-Holland zich sterk gemaakt voor een lightrailverbinding over het bestaande spoor tussen Haarlem en Zandvoort; er zou dan een extra stop komen halverwege Haarlem en Overveen, ten gerieve van de studerenden. Maar ook deze zeepbel is al lang uiteengespat; de lijn zou geëxploiteerd worden met metromaterieel van het GVB, dat in de hoofdstad echter niet gemist kon worden.

Er heerst een wat geeuwerige, hangerige stemming in de bus; men is uitgeput, al is de week nog niet afgelopen.
“Ik dacht, ik wacht lekker op de bus. Ik ga dat hele kankereind naar het station lopen, ja doei!”
“Nog drie jaar MBO, en dan nog drie jaar HBO, of zo….” [uiterst lijzig]
“Zo, héé, ik ben moe…”
“Weet jij niet eens, op welke school je zusje zit?”
“Ja hoor [gaapt hartgrondig], ze zit ergens in de derde of vierde van, maar ze is wel de beste van d’r klas, jongen!”
Dat ligt hierbij dus vast.


Lucide

Het OV naar Spaarndam is ook alweer zo’n bezuinigingsverhaal. Eens reed vanaf het station lijn 4 er heen, langs het Spaarne; daarna sommige ritten van lijn 5, doorgetrokken vanaf de Noorderbegraafplaats. Lijn 5 is opgeheven; lijn 4 heeft een andere route gekregen. Wat resteert is een ultrakort lijntje 14. Vanaf het Delftplein bereikt de bus het dorp binnen 10 minuten. Je moet dus eerst met een andere bus naar het Delftplein; mijl op zeven.

Veel tijd heb ik niet meer deze middag. Ik besluit anders: ik neem 71 langs het Spaarne, de route van vorige week, zal uitstappen bij de Jan Gijzenvaart, en verder lopen; dat gaat misschien nog sneller.

Lijn 71 laat op zich wachten. Hetzelfde geldt voor nummer 2, en de Zuidtangent; op het halteperron van de laatste bus staat al een heel troepje bozen en geërgerde reizigers. Het zit weer eens vast bij de Turfmarkt, denk ik. Twee chauffeurs staan dit leed te bespreken. Uiteindelijk komen alle drie de genoemde bussen tegelijk aan. Een van de twee chauffeurs loopt met een mismoedige uitdrukking naar de rode tangent-bus; “sterkte”, roept zijn collega hem na.

Volgens plan stap ik uit bij de Gijzenvaart. Nabij dit punt staat nog steeds de in 1923 door mijn grootvader ontworpen garage voor Studebaker-automobielen. Indertijd spraken de trotse eigenaars van zo’n automobiel liefkozend van hun “kachel”; het besturen ervan werd “stoken” genoemd.

Mijn opa heeft nooit zo'n automobiel bezeten. Hij was een sober man, die minstens 25 jaar reed op één dezelfde fiets. Zijn laatste exemplaar zie ik nog voor me, een oudmodisch geval met een hoog stuur en knijpremmen die niet meer voor de volle 100% functioneerden. Die fiets heeft zijn levenseinde ingeleid. In de herfst van 1972 kreeg hij in de binnenstad van Leiden op een hoge brug een aanrijding met een bromfiets. Van dat ongeval hebben wij de toedracht nooit helemaal goed vernomen; hij bleef volhouden dat het zijn schuld niet was. Hij belandde in het ziekenhuis, en raakte daarna aan het sukkelen. Een half jaar later werd longkanker geconstateerd. In de zomer van 1973 is mijn grootvader overleden.

Hem is de aanblik bespaard gebleven van wat er anno 2002 is overgebleven van zijn indertijd alom geroemde garage. Na een handvol verbouwingen, gevolgd door een paar decennia verwaarlozing, resteert er een onttakeld, wat vervallen gedrocht dat je met de beste wil van de wereld niet meer op de monumentenlijst kunt zetten. Een garage is het nog steeds, maar van het aanpalende restaurant-annex-zalencentrum is vrijwel niets meer over.

Spaarndam 2, staat op een ANWB-wijzer. Ik zet er stevig de pas in. Rust hier; ik hoor het Spaarnewater klotsen tegen de beschoeiing. Weer valt me op hoe breed de rivier hier is. Zeilboten spelevaren op en neer.

Ik voel de neiging om de armen uit te strekken naar het zwerk, en uit te roepen: “ruimte, ruimte!”, net als die wat geëxalteerde vrouw in die Bouwfonds-reclame. Deze dag is zo lucide; het lijkt alsof de helderheid van de hemel zich ook ineens aan de binnenkant van mijn schedelpan manifesteert. Niet dat ik nou van die heldere ideeën krijg; dat ook weer niet; je hebt er feitelijk weinig aan.

Na iets meer dan een kwartier passeer ik het gemaal van Hoogheemraadschap Rijnland, dat hier sedert 1843 staat te pompen, al die tijd met dezelfde schepraderen, en in 1936 is overgegaan van stoomkracht op elektriek.

Spaarndam is bereikt. Het dorp dankt zijn naam en bestaan aan Graaf Floris V die in 1285 op deze plek een dam liet aanleggen. De inwoners hielden zich in leven met visserij en palingroken, later ook met scheepsbouw. Aan veelvuldige overstromingen kwam een einde toen rond 1870 het IJ werd ingepolderd en het Noordzeekanaal gegraven. In de jaren 60 van de vorige eeuw werd Spaandam uitgebreid met een nieuwbouwwijk, die gelegen is ten oosten van het Zijkanaal C, en daarmee valt onder de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Het oude dorp rond de havenkom, bestuurd vanuit het stadhuis van Haarlem, kreeg in 1972 in zijn geheel de status van beschermd dorpsgezicht.

Tot zover de historische feiten. Maar Spaarndam is wereldwijd bekend door een legende, nl. die van Hans Brinker, de jongen die zijn vinger in een lekke dijk stak, en daardoor een watersnoodramp voorkwam. Hoe het precies zit, weet ik niet; het verhaal is in Amerika bekender dan in ons eigen land.

Ik loop dit rustieke en prachtig geconserveerde dorp rond. Mijn lucide stemming houdt aan, totdat ik op een gevel een rijmpje zie, luidende: “Eerst komt het leven / Daarna de strijd / Dan komt de dood / En ben je alles kwijt” (uit mijn hoofd geciteerd). Wel een domper, ook al bevat het gedicht geen nieuwe informatie. Na op deze manier met de neus op de harde feiten gedrukt te zijn, wil ik hier eigenlijk wel weg.


Haastig

Ik beklim de dijk, en zie een connexxionbusje passeren, naar de nieuwbouw aan de overzijde van het zijkanaal. Dit is vermoedelijk lijn 14. Ik ga bij de halte staan. Vijf minuten later keert het 12-persoonsvoertuig terug.

Het busje kart de hele dag in halfuurdienst heen en weer. De chauffeur heeft het traject vast al 1000 keer afgelegd. Hij zou het met het gas op de plank, en met zijn ogen dicht kunnen rijden, en doet dat vermoedelijk ook. Vanuit het over slecht asfalt hotsebotsende busje zie ik fortificaties langsflitsen; ze maken deel uit van de stelling van Amsterdam. Ook de Noorderbegraafplaats suist voorbij.

Gelukkig komt snel een eind aan deze kermisrit. Op de Rijksstraatweg, bij de halte Muiderslotweg, stap ik over op lijn 2. Deze halte biedt opvallend veel verbindingen met het station van Haarlem: 10 per uur; in de spits zelfs het dubbele.

Lijn 2, Delftplein - Station Haarlem Spaarnwoude, rijdt nog in een ouderwetse frequentie: 10 minutendienst, althans in de ochtendspits, ’s middags na 14.00 uur en op zaterdagen overdag. De bus kronkelt zich naar het station via Delftwijk en Sinnevelt, buurten die heel sterk lijken op mijn eigen woonwijk; een weinig boeiende rit. Ook deze bus heeft van die naargeestig knerpende remmen; zelfs op smeermiddelen wordt in Haarlem bezuinigd.

Een vrouw op leeftijd, ingestapt bij een van de bejaardentehuizen, zoekt vergeefs naar voldoende kleingeld voor haar enkeltje. Zij komt 40 cent tekort. Er volgt een uitgebreide zelf-fouillering in tassen, zakken, lappen en plooien, en een wat fragmentarisch verhaal over het bezit van twee portemonnees, waarvan er één hoogstwaarschijnlijk op het dressoir is blijven liggen.

“Tjezus, met dat getut komen we nooit bij het station”, hoor ik een driftige, jonge vrouw zeggen, die blijkbaar erg gepresseerd is. Zij doet een greep in haar eigen geldbeugel, brengt er twee munten van 20 uit te voorschijn, en knalt deze op de betaaltafel van de bestuurder, met de woorden: “dan leg ik ze er wel bij”.

Daarmee denkt ze, het incident afgesloten te hebben, maar de oude dame neemt met veel omslag naast haar plaats, en bedankt haar gedurende de rest van de rit wel twintig keer voor de aalmoes. Ik kan het gezicht van de gulle geefster niet zien, maar in een stripverhaal zou er een zwarte donderwolk boven haar hoofd getekend staan.

De bus biedt uitzicht op een stukje groen midden in de stad, de Stadskwekerij bij de Kleverlaan. Dan komt het spoor in zicht; einde van een busmiddag door Haarlem, die voornamelijk te voet werd afgelegd.

***

Hiermee zou ik een streep kunnen zetten onder deze aflevering, ware het niet, dat de kwestie Hans Brinker nog niet is opgehelderd. Maar een halfuurtje Google’en doet wonderen.

Hans Brinker is de held uit het boek “Hans Brinker or the silver skates” geschreven in 1865 door de Amerikaanse kinderboekenschrijfster Mary Mapes Dodge. Het was een educatieve roman over ons wonderlijke poldervolkje, die meer dan 100 drukken beleefde. Maar Hans Brinker was niet degene die zijn vinger in de dijk stak. Het berust allemaal op een misverstand. In hoofdstuk 18 van het boek, dat integraal on-line staat, wordt uit een ander boek een legende voorgelezen over een jongen die wel zijn vinger in de dijk steekt, en daarmee de stad Haarlem redt van de verdrinkingsdood. De naam van deze “Hero of Haarlem” wordt niet genoemd.

Spaarndam heeft zich de Brinker-legende doodleuk toegeëigend; dat de dijkdoorbraak nou precies bij dit dorp plaatsvond, staat nergens vermeld. Het levert de Spaarndammer horeca per jaar duizenden extra bezoeken van Amerikanen op, en dat, historisch bezien, op zeer, zéér twijfelachtige gronden. De legende van Hans Brinker is niet eens een echte legende; het is een legende in een roman; fictie tot in het kwadraat, dus; bij dezen naar het rijk der fabelen verwezen.

Frans “Brinker” Mensonides

Deze reexx bestaat uit 2 a 3 delen; er zou dus nog een deel kunnen volgen.


Aflevering gemist? Kijk in het overzicht van recente REFLEXXIONZZ! in de rechterkolom.

Daar is ook te zien: de uitsmijter van Fris Spr!ts.

Pasfoto:

foto: Wim Scherpenisse


Colofon

REFLEXXIONZZ! biedt columns over openbaar vervoer en andere onderwerpen, reisverslagen, korte verhalen en geen gedichten.
Dit digitale magazine verschijnt in de regel twee keer per week; wie elke maandagmorgen en vrijdagmiddag een bezoek aflegt, zal meestal wel iets nieuws vinden.
Teksten: Frans Mensonides en/of Fris Spr!ts, tenzij anders vermeld.

REFLEXXIONZZ! maakt deel uit van de opgeheven site De digitale reiziger, waarvan het archief nog toegang verleent tot alle tussen 1996 en 2001 verschenen artikelen.

Wie op de hoogte gehouden wil worden van alle updates, kan zich aanmelden voor de nieuwsbrief Reiziger.

Op- of aanmerkingen, opbouwende of afbrekende kritiek, benevens suggesties zijn welkom in mijn brievenbus. Vrijwel alle brieven worden door mij beantwoord, zij het meestal niet per kerende post.


Overzicht meest recente REFLEXXIONZZ!

Drie in de pan Gezond / Figurant / Bewindspersonen; drie bondige columns - Ma. 16.09.2002
- - - -
Naamloos in een zijkanaal De bus in en om Haarlem (1): Zuidtangent (OV-reisverhaal) - Do. 12.09.2002
- - - -
De wet van Meer en Evenveel Ik en de nieuwe digitale ontwikkelingen - Ma. 09.09.2002
- - - -
Hoe verdelg ik een rat Bespreking van een weerzinwekkend managementboek - Do. 05.09.2002
- - - -
Meer VINEX-blues Leidschenveen, Nootdorp en Ypenburg revisited (OV-reisverhaal) - Ma 02.09.2002
- - - -
Horror vacui Waar mensen gaan zitten in bus, tram en trein - Vr 30.08.2002
- - - -
Luidste stemmen gelden Leefbaar Rotterdam blundert met trampluslijn naar Carnisselanden - Di 27.08.2002
- - - -
Trammen door Amsterdam (2) MAP beneden NAP (OV-reisverhaal) - Za 24.08.2002
- - - -
Crisisinterventie Een onthutsende ervaring met Zorg- en Hulpinstellingen - Do 22.08.2002
- - - -
Trammen door Amsterdam (1) - De combino (OV-reisverhaal) - Ma 19.08.2002
- - - -
Overzicht van ALLE verschenen afleveringen; 1998 - heden



De uitsmijter, door Fris Spr!ts

Prinses Maxima voor het eerst bij troonrede

MAXIMAle bezuinigingen

Ha, ha, hi, hi, ho, ho: allemaal even lachen om alweer zo'n flauwe, smakeloze woord-bak van Hollands kortste en kleinste columnist, ingehuurd van de goedkoopste krant van ons land: uw aller Fris Spr!ts.


© 2002, Frans Mensonides, Leiden


38/190/324(43)/58,6