De digitale reiziger (161)
Rond, en rond en rond: Tram 5 Mannheim – Weinheim – Heidelberg - Mannheim

Wat bracht me op het idee om 4 dagen door te brengen in Mannheim? Nou, de afgelopen jaren heb ik mijn Interrail-reizen regelmatig onderbroken op Mannheim Hbf, om te lunchen in de ruim van horeca voorziene stationshal. Maar de rest van de stad had ik nog nooit gezien.

En ik had iets gelezen over een tramcuriosum: lijn 5, een tramlijn die rondloopt, een ringlijn, met een lengte van maar liefst 57 kilometer en 77 haltes. En met ‘rond’ bedoel ik dat de trams echt rond en rond en rondrijden.  Na één rondje, dat 140 minuten duurt, beginnen ze veelal meteen aan de volgende omloop.

Deze pagina is grotendeels gewijd aan deze opmerkelijke lijn. Die voert door 8 gemeenten met in totaal 600.000 inwoners, waaronder de grote steden Mannheim en Heidelberg, het bescheidenere Weinheim en nog wat kleinere steden en dorpen. Het is zo’n ouderwetse streektramlijn, een intercommunale tram, zoals dat ooit heette. In Nederland zijn ze allemaal in de naoorlogse periode verdwenen.



Lijn 5 in rood

Kaart: Frasi, overgenomen van Wikipedia (D): Bahnstrecke Mannheim Kurpfalzbrücke–Edingen–Heidelberg

 
Lijn 5 rijdt door stadswijken, langs buitenwegen, over spoortrajecten en door smalle dorpsstraten, waar ze met vierwielers moeten vechten om een plekje op de weg.

De route is: Mannheim (Hbf – Käfertal- Vogelstang) - Viernheim - Weinheim (Bahnhof – Lützelsachsen - Hohensachsen) - Großsachsen (gemeente Hirschberg) - Leutershausen (gemeente Hirschberg) - Schriesheim - Dossenheim – Heidelberg (Handschuhsheim, Altstad, Hbf, Neuenheim, Wieblingen) - Edingen – Mannheim (Seckenheim – Hbf).

Dat is de route rechtsom. Uiteraard rijden er ook trams linksom. En dat ik de opsomming begonnen ben bij Mannheim Hbf, is omdat ik logeerde in het Intercityhotel tegenover het station. Ik had overal kunnen beginnen. Ik heb geloof ik ooit eens beweerd dat ook een ringlijn een begin- en eindpunt heeft, maar dat is bij deze lijn 5 dus niet het geval.

De lijn wordt geëxploiteerd door RNV (Rhein-Neckar Verkehr GmbH) en maakt deel uit van een uitgestrekt tramnet. Dat smeedt drie stadsnetten aaneen: dat van Mannheim, Heidelberg en Ludwigshafen, en bestaat uit 20 lijnen.

Dat rondje op meterspoor kun je al maken sinds het einde van de 19e eeuw. Hier en daar kom je onderweg nog de afkorting OEG tegen. De Oberrheinische Eisenbahn-Gesellschaft (OEG) heeft de lijn gereden van 1911-2010. Het net van OEG bestond uit niet veel meer dan deze ene heel lange tramlijn.

De lijn loopt gedeeltelijk op tramtrajecten en gedeeltelijk op stukken route die als spoorlijn aangemerkt zijn. Voor beide vormen van OV gelden in Duitsland geheel verschillende wetten en regels. Maar als trampassagier hoef je je daar helemaal niet in verdiepen. Ga maar zitten, kijk naar buiten, en na 2:20 uur zul je een déjà vu-ervaring krijgen: héé, dit héb ik toch al gezien?

Op zaterdag 3 mei 2025 heb ik de gehele rit rechtsom afgelegd, in 3 etappes, met ‘s middags een uitgebreid bezoek aan Heidelberg, dat Mannheim ruim overtreft in stadsschoon.

De zondagmiddag daarop ging ik via de kortste weg heen en weer naar Weinheim; ook een heel aardige plaats. Op Maandagmiddag de 5e deed ik nog een retourtje Großsachsen via Heidelberg.

Maar eerst iets over Mannheim. En allereerst iets heel in het kort over mijn heenreis op vrijdag 2 mei. 


Normale dag op het Duitse spoorwegnetQuadratestadt, waar de straten geen naam hebben - De trams van Mannheim en omstreken- MannheimHeidelberg; rechtsomHeidelberg5-5-55, Heidelberg Hauptbahnhof(Dodenher)Denkmal in WeinheimFranklin -  GroβsachsenToegift: Bad Dürkheim


Normale dag op het Duitse spoorwegnet

Ik reis op het restant Interrail-dagen dat ik overgehouden heb na mijn reis naar Milaan en Florence. In Arnhem neem ik de Rhein-IJssel Expresse van VIAS naar Duisburg. Al in Emmerich moeten we er allemaal uit, en overstappen op een trein die aan de overkant van het perron staat. Slechts een paar treinen van VIAS kunnen rijden op het Nederlandse trajectgedeelte, en de trein die hier gereed staat, kon dat blijkbaar niet. 5 dagen later, op de terugweg, moeten we er weer uit in Emmerich. Maar dan staat er geen trein klaar, en kunnen we een uur wachten op dit station, dat althans voor spotters van goederentreinen redelijk interessant is. 

in Duisburg kan ik uitgebreid de tijd nemen voor de lunch, doordat mijn volgende trein, de ICE 519 naar München, 20 minuten vertraging heeft. In die trein wordt in Keulen omgeroepen dat het spoor naar Frankfurt gestremd is. Wij gaan een alternatieve route volgen en zullen daardoor nog een stijf uur extra vertraging oplopen.

De Rijn ter hoogte van de Lorelei.
Archief De digitale reiziger, 2022


Dat zal betekenen dat we langs de Rijn en de Lorelei zullen reizen in plaats van over de hogesnelheidslijn: qua uitzicht pure winst. In Frankfurt verschijnt er een mededeling op het display dat de trein wordt opgeheven. Wat niet gebeurt; wij rijden gewoon verder.

In het zicht van Mannheim staan we ergens nog 10 minuten stil. Totale vertraging: 100 minuten; kortom: een heel normale dag op het Duitse spoorwegnet.

Snel vergeten, en Mannheim gaan verkennen!




Mannheim Hbf. ‘Eishockeystadt.’ Sinds mensenheugenis is er geen voetbalteam uit Mannheim meer uitgekomen in de Bundesliga. Maar met ijshockey: schier onverslaanbaar.

 

Het Intercityhotel lijkt nog het meest op een op zijn zijkant gezette schoenendoos. Het is van binnen een stuk minder eng dan het er van buiten uitziet. Ideale, betaalbare, moderne hotels, altijd op een paar stappen van het station. Ook het Intercityhotel hoeft niets te betalen voor deze reclame.


Quadratestadt, waar de straten geen naam hebben

Mannheim, in de deelstaat Baden-Württemberg, telt 310.000 inwoners en ligt bij het punt waar de rivier de Neckar uitmondt in de Rijn. De stad wordt ook wel Quadratestadt genoemd. De Altstadt van Mannheim is een bijna volmaakte cirkel, met de Paradeplatz als middelpunt en een straal van 700 meter. Dit gebied is door een patroon van parallelle en loodrecht op elkaar staande straten verdeeld in een schaakbordpatroon: (bijna) vierkanten. Die hebben elk een oppervlak van ruim een halve hectare. Er zijn 144 van die vierkanten, en dat is dan weer 12 kwadraat.

De meeste straten tussen die blokken hebben geen naam, maar de blokken hebben elk een letter plus een nummer, zoals Q5.

 

Deze straat draagt wel een naam. Die luidt namelijk Fressgasse, de vreetsteeg. Dit is een officiële naam, geen bijnaam. De restaurantdichtheid is er inderdaad opvallend. Op mijn eerste avond in Mannheim dineer ik hier bij een Vietnamees, om de schnitzels nog even uit te stellen.

Zowel de fiets als de auto-met-benzinemotor zijn in Mannheim uitgevonden. Karl Freiherr von Drais maakte er in 1817 het eerste ritje op de door hem ontwikkelde ‘draisine’, een loopfiets, voorloper van onze huidige tweewieler.

En Carl Benz ontwierp er in 1885 de eerste auto die op benzine liep. Benzine werd al lang voor Benz’ geboorte verkocht, en is niet naar hem genoemd, in tegenstelling tot wat ik altijd gedacht heb.

Benz kreeg in 1886 patent op zijn automobiel, maar niemand zag er heil in en geen mens wilde er een kopen. Totdat in 1888 zijn vrouw Bertha die auto pakte voor een rit, met haar zoons van 13 en 15, naar haar moeder in Pforzheim, dik 100 km verderop. Onderweg moest zij diverse reparaties verrichten en ergens bij een apotheek een goedje kopen dat kon dienen als brandstof; de allereerste tankbeurt in de geschiedenis.

Ze zal onderweg wel veel bekijks getrokken hebben. Iedereen kon het nu zien: je kunt echt ergens komen met zo’n ding. Vond haar man de auto uit; Bertha maakte er een commercieel succes van en stond aan de wieg van het automobilisme. De volgende keer dat je in de file staat, – wat lezers van deze OV-site vast zelden of nooit zullen doen – wijd dan maar eens een paar gedachten aan Bertha Benz! Met haar is het begonnen.

Mannheim is een industriestad, en zoals alle industriesteden heeft hij in WO II zwaar te lijden gehad van bombardementen. Mannheim draagt 80 jaar later nog alle kenmerken van een wederopgebouwde stad. Het oude krijg je er nooit helemaal mee terug, hoe fraai enkele monumenten ook gerestaureerd zijn…



… zoals het oude Rathaus

 

Het reusachtige slot dateert uit 1720. Tegenwoordig is de universiteit erin gevestigd.  Eens was het de residentie van de keurvorst van de Palts, een vorstendom dat er heel merkwaardig uitzag op de landkaart. Het leek alsof iemand het er met een lekkende pen had opgetekend. Het was geen aaneengesloten gebied, maar hier en daar een inktvlek, verspreid over een enorm stuk Duitsland. Hoe kan zoiets ontstaan? Maar Mannheim was er in ieder geval de hoofdstad van.


De watertoren is voor Mannheim wat de Eiffeltoren is voor Parijs. Hij is opgericht in hetzelfde jaar, 1889, is 60 meter hoog en 19 meter in doorsnee, en kan 3000 kuub water bevatten, wat hij deed tot 2000. Zwaar beschadigd in de oorlog, maar je ziet er geen barst meer van, en in.


De Kunsthalle uit 1907 had geen bombardement nodig om een groot deel van zijn collectie kwijt te raken. Dat was al in vredestijd gebeurd, bij een zuivering in 1936. De zogenaamde ‘entartete Kunst’ was door de nazi’s uit de collectie verwijderd, en een deel ervan is nooit meer teruggevonden.

 

De trams van Mannheim en omstreken

Langs en door het ‘schaakbord’ van Mannheim rijden de trams af en aan. Het meest voorkomende tramtype in Mannheim en wijde omstreken is de Rhein-Neckar-Variobahn van Bombardier. Verspreid over de wereld rijden er duizenden van deze trams, maar aan RNV zijn er tussen 2002 en 2013 83 geleverd die de naam van de regio dragen. Er zijn verschillende series van, met voor de kenners allerlei subtiele verschillen, waar ik me maar niet in verdiept hebt. Allemaal wel in vrolijke oranje kleurstelling; het fleurt de somberste wijken op.

Het zijn wat plompe, hoekige trams met een voorkant die op die van een bus lijkt. Ze staan erg breeduit op die smalle meterspoortjes, en trekken op met kreunende, hese geluiden. Aan de rijeigenschappen mankeert niets, dus laten ik straks maar snel instappen.

Maar niet voor opgemerkt te hebben dat er sinds kort ook meer gestroomlijnde trams rijden in de regio: de witte Rhein-Neckar-Tram 2020 van het type: Skoda ForCity Smart. Ze stromen in sinds 2022 en er zullen er in totaal 114 geleverd worden. Zie de foto ergens hieronder.

En ik vertrek ook niet alvorens me verdiept te hebben in de dienstregeling. Op werkdagen overdags en op zaterdagmiddag is er een basis-20 minutendienst over het hele traject met trams die continu rondjes rijden, in beide richtingen. Deze 20-minutendienst wordt op sommige tijdstippen en deeltrajecten aangevuld tot een 10-minutendienst. Dat gebeurt door trams die niet het volledige rondje rijden, en dus wel een begin- en eindpunt hebben.

Op zondag, zaterdagmorgen en in de avonduren is er een basisdienst van 30 minuten, op sommige trajecten aangevuld tot een kwartierdienst. Dan rijdt er geen enkele tram meerdere rondjes achter elkaar. Dat heeft een praktische reden: een ronde duurt 140 minuten. Dat is wel deelbaar door 20, maar niet door 30.

Op zo’n lange ringlijn is de punctualiteit natuurlijk wel een dingetje. Een tram die te laat is, begint ook weer te laat aan zijn volgende ronde. Daarom is de dienstregeling ruim opgezet, en zijn er op traject een aantal tijdhaltes waar trams even moeten blijven wachten als ze te vroeg zijn gearriveerd.

 

Mannheim – Heidelberg; rechtsom 

Het is zaterdagmorgen 3 mei 2025. Deze dag begint en zal eindigen met regen. Daartussenin: zon en een drukkende warmte. Om 9:28 stap ik bij Mannheim Hbf in lijn 5 voor de rit rechtsom. Als linkspoot had ik hem misschien beter linksom kunnen doen, zoals de samensteller van deze pagina. Deze cabinerit op YouTube is ook heel leuk, als je eens een keer langer dan 2:20 uur niks te doen hebt. Hij begint bij remise Käfertal en gaat linksom.

Als je de ringlijn op een landkaart ziet (de rode lijn op het kaartje hierboven), zie je dat hij een vrijwel gelijkzijdige driehoek vormt tussen de hoekpunten Mannheim, Weinheim en Heidelberg. En die driehoekige ‘ring’ is feitelijk een 8-baan, een 8 uit proportie, met een heel klein rondje en een heel grote.

 

Kaartje: Metrophil, overgenomen van Wikipedia (D): Straßenbahn Mannheim/Ludwigshafen

Op dit kaartje (geknipt uit een licht verouderde netkaart van het tramnet in Mannheim en omstreken) staat lijn 5 getekend in donkergroen. In Mannheim kruist de lijn zijn eigen pad.

Kies je voor rechtsom, dan heb je na het hoofdstation van Mannheim de binnenstad aan je linkerhand. Rechts zie je dan de watertoren, de kunsthal, en een fraaie waterpartij, met fonteinen en zo. Daarna het theater (waarom zijn theaters toch altijd zo lelijk?) Vervolgens kruist de tram via een brug de Neckar en loopt op de kaart gezien weg naar het noordoosten.

2 uur later verschijnt hij aan de onderkant van het kaartje weer in beeld, langs de Neckar. Bij de brug kruist hij zijn eigen route ongelijkvloers. Er is geen overstaphalte van de ene tak op de andere. Maar je kunt het rondje gewoon blijven uitzitten, dan kom je overal in de Altstad. De tram rijdt recht door het hart ervan: de markt, de Paradeplatz. Dan langs het slot en de universiteit terug naar het Hbf.

Maar zover ben ik nu nog lang niet. Eerst het traject richting Käfertal, een stadsdeel in het oosten van Mannheim. Op dit traject wordt lijn 5 aangevuld tot een 10-minutendienst met een andere lijn: 5a. Die rijdt tot Käfertal gelijk op met lijn 5, maar neemt daarna een afslag naar Heddesheim.

De tram verlaat het centrum van Mannheim over een brede groenstrook in het midden van een weg. Bij de halte Exerzierplatz stappen heel veel mensen uit. Verplichte militaire herhalingsoefeningen op de zaterdagmorgen? Wie zal het zeggen?

We rijden verder over viaducten en later op een vrije, afgeschermde baan op maaiveld. Bij de nadering van de tram sluiten er spoorbomen of trambomen. Hier begint de route langzamerhand te transformeren van een tram- in een spoorbaan.




Dan station Käfertal, bij een groot remisecomplex. Treinen stoppen er ook, zij het een stuk minder dan trams: allen een paar S-Bahn-treinen in de ochtend- en middagspits.

Dit is zo’n halte waar trams even wachten op hun vertrektijd volgens dienstregeling. Ik pak de volgende tram. Het traject dat nu volgt, ziet er erg spoors uit, met seinen, spoorbomen, grote halteafstanden en een flinke snelheid, tot 80 km/uur; we halen auto’s in op de provinciale weg naast het spoor. Dit is pas trammen!

Al snel rijden we de stad Viernheim binnen, en daarmee de deelstaat Hessen. Viernheim ligt in Hessen; de rest van de route van lijn 5 in Baden-Württemberg. Maar neem je in Mannheim de tram naar Ludwigshafen, dan beland je in Rheinland-Pfalz. Een tramnet in 3 deelstaten. Maar dat is nog niks vergeleken met Bazel; dat heeft een tramnet in 3 naties: Zwitserland, Duitsland en Frankrijk.

Viernheim ligt in een landelijke streek, met heuvels in de verte. Station Viernheim is weer zo’n tijdhalte waar trams even wachten. Het station wordt al heel lang niet meer bediend door treinen. De streek is afhankelijk van de tram, maar dat is er dan wel een die over een spoorbaan rijdt. Maar dat is er dan toch een die niet in de reisplanner van Interrail staat. En weer wél in de Hafas Internationale treinplanner.

Ik reis vandaag dus niet op Interrail, maar op een dagkaart voor het hele net van RNV, te verkrijgen uit een automaat bij sommige haltes. Koop je zo’n kaart op zaterdag, dan is hij geldig tot en met zondagavond; heel schappelijk. Koop je hem op Goede Vrijdag, dan is hij zelfs geldig tot en met paasmaandagavond, 4 dagen lang.

De ruienwisser zwiept het regenwater weg. Bij elke halte staat wel iemand, ook die in the middle of nowhere, sorry: nirgendwo. De meeste reizigers in deze altijd goed bezette trams zullen wel reizen op het D(eutschland)-ticket. Dat is populair gebleven, ondanks de prijsverhoging per 1 januari 2025 van 49 naar 58 euro. Er zijn nog steeds 13 miljoen abonnees van deze maandkaart.

Er wordt trouwens wel gefraudeerd bij het leven, met die D-tickets. Die app is erg fraudegevoelig. Er zijn miljoenen valse D-tickets in omloop. Controle in de tram vindt ook niet plaats, althans niet tijdens de paarhonderd  kilometer die ik deze dagen afleg in en om Mannheim.




Kaartje
: Metrophil, overgenomen van Wikipedia (D): Straßenbahn Mannheim/Ludwigshafen

Weinheim, waar ik morgen ga kijken, bouwt aardig in de hoogte, bij de tramhalte aan de rand van de stad. We hebben het spoorse traject verlaten en rijden nu weer als stadstram, op een vrije baan in het midden van een straat.

De stad heeft een station waar echte treinen stoppen; IC’s zelfs. Voor de tram is dit ook weer een tijdhalte.

Een reiziger maakt van het korte oponthoud gebruik door te kloppen op het luikje achter de rug van de bestuurder. Tegen mijn verwachtingen in gaat het luikje open en kan de man een vraag stellen; ik vermoed of hij wel in de goede richting reist voor Heidelberg. Linksom kom je er ook wel, maar dan ben je zo’n 100 minuten onderweg. Er hangt een bordje bij dat luikje, zie ik nu: Voor informatie kloppen, maar alleen als de tram stilstaat.

We slaan de weg naar Heidelberg in, en dat is de Bergstraβe. Die loopt van Darmstadt via Weinheim en Heidelberg naar Wieslach. De 80 km lange weg was in de oudheid en de middeleeuwen een handelsroute. Tegenwoordig is het vooral een toeristische autoweg voor de huidige volgelingen van Bertha Benz, een rustieke route langs een mild glooiend landschap.

De Bergstraβe - en daarmee de tramroute - voert door krappe dorpsstraten in plaatsjes als Groβsachsen en Dossenheim. Die brede trams op die smalle spoortjes banen zich een weg over een stuk enkelspoor, akelig dicht langs de stoepen en de gevels van de huizen. Daarbij belanden ze soms, onvermijdelijk, aan de linkerkant van de weg en gaan ze dwars tegen het autoverkeer in. Tegemoetkomende auto’s wijken node uit naar de andere rijbaan, en de auto’s die daar hadden willen rijden, worden aan het begin van het dorp tegengehouden door verkeerslichten, denk ik; het is vanuit de tram niet goed te zien.

De streekbewoners zullen er wel aan gewend zijn, dat ze in hun auto altijd verdacht moeten zijn op een confrontatie met een tegemoetkomende Rhein-Neckar-Variobahn. Ze verkijken zich niet meer op de breedte van de tram en verspelen hooguit één keer in hun leven een koplamp bij een botsing. Ook zullen ze niet zonder uit te kijken uit hun voordeur komen stuiven, de trambaan op. Vanzelfsprekend rijden de trams hier met aangepaste snelheid.

Overmorgen kom ik hier terug voor foto’s van de tram in Groβsachsen. Ik plaats er hier alvast een.

We koersen op Heidelberg af. Op de hele route van lijn 5 zijn er om de paar kilometer overloopwissels om bij een stremming even uit te kunnen wijken naar de linkerkant van de weg. In een buitenwijk van Heidelberg ligt er een stuk tijdelijk enkelspoor in verband met wegwerkzaamheden. Ook dit traject wordt gedeeld met auto’s.

Alles bijelkaar is het een wonder dat trams de hele ronde weten te voltooien binnen de 140 minuten die ervoor staan. Lijn 5 is 12 km minder lang dan de Vlaamse Kustlijn, maar de rijtijd is maar enkele minuten korter. Deze tram haalt een gemiddelde snelheid van 24½ km/uur. Dat is razendsnel voor een stadstram, maar akelig langzaam voor een voertuig dat over een spoorbaan rijdt. Je kunt er in ieder geval niet tegenop fietsen – als iemand in deze streek dat überhaupt al zou doen.

We nemen een brug over de Neckar en belanden op de Bismarckplatz. Dit plein aan de rand van de Altstadt van Heidelberg is een druk tram- en busknooppunt. Heidelberg heeft, naast lijn 5 die vanuit Mannheim op visite komt, ook nog een eigen tramnet met 6 lijnen.





Heidelberg

De Altstadt strekt zich over 2 kilometer uit langs de zuidoever van de Neckar. Vanaf de Bismarckplatz loop je zo het winkelhart van de stad in, voorzien van HEMA en C und A. Daar voorbij heb je het slot van Heidelberg.

Het centrum van Heidelberg ligt opvallend excentrisch op de plattegrond van de stad; eerder in een oostelijke uitloper ervan dan in het midden. Het Hauptbahnhof ligt ook op zo ongeveer een Schotse mijl van de Bismarckplatz, 4 haltes met de tram; lijn 5 plus vrijwel de hele vloot Heidelbergse trams rijden erheen.

De Altstadt van Heldelberg is echt een Altstadt, een van de weinige in Duitsland die de oorlog vrijwel ongeschonden overleefd hebben. De geallieerden hebben de stad overgeslagen. Hoe dat komt, is nooit voor 100% duidelijk geworden.

Heidelberg had minder (oorlogs)industrie dan nabij gelegen steden als Mannheim en Ludwigshafen. Maar wat ook een rol gespeeld zou kunnen hebben, volgens wat je een omgekeerde complottheorie zou kunnen noemen: de Amerikanen zouden na de oorlog het hoofdkwartier in hun part van het bezette Duitsland in Heidelberg vestigen. Dat zouden ze al van plan geweest zijn in de nadagen van de oorlog. En daarom hielden ze zich, volgens de theorie, een beetje in met bommen gooien, om niet eerst jarenlang puin te hoeven ruimen.

Hoe het ook zij, in de hele Altstad kun je honderden en honderden echt oude – authentieke, oud-thentieke, zoals ik het altijd noem - gebouwen fotograferen. De zon is erdoor gekomen en verdrijft de regennevel.

 

Rechtsboven: De Karlstor, rechtsonder het stadhuis.

 
Heidelberg herbergt de oudste universiteit op het huidige grondgebied van Duitsland, de Ruprecht Karls Universität, gesticht in 1386. Meer dan 700 jaar later is het nog steeds een gerenommeerde universiteit, die in de hoogste regionen staat van die bekende lijstjes van mondiale topuniversiteiten (lijstjes die niet altijd evenveel zeggen, OK). De universiteit brengt de nodige sfeer met zich mee in de binnenstad: terrasjes en steegjes met knijpjes.

In vroeger eeuwen had de universiteithaar eigen rechtspraak. Studenten die zich schuldig hadden gemaakt aan nachtelijk rumoer, openbare dronkenschap, vechtpartijen of ander grensoverschrijdend gedrag, werden voor enige tijd opgesloten in de studentengevangenis (rechtsboven). Die is al lang niet meer als zodanig in gebruik, maar is nog wel een drukbezochte toeristische attractie.  

Linksboven een van de meest vermaarde geleerden uit de geschiedenis van deze universiteit: de chemicus Robert Bunsen (1811-1899). Hij verrichtte baanbrekend werk op uiteenlopende terreinen, maar is vooral bekend als mede-uitvinder van de naar hem genoemde bunsenbrander.

Rechtsonder de poort op de Alte Brücke

 


Dan het slot van Heidelberg. De slotruïne moet ik zeggen, maar voor een ruïne ziet het immense bouwwerk er nog redelijk fris uit.

Ooit resideerden de keurvorsten van de Palts er, voordat ze dat deden in Mannheim. Hun optrekje raakte in de loop van de 17e eeuw een paar keer zwaar beschadigd bij diverse oorlogen die zich in die tijd voordeden.

Na die keer in 1689, tijdens de Negenjarige Oorlog, namen ze niet meer de moeite om de schade te herstellen. Die Negenjarige Oorlog hebben we blijkbaar ook nog gehad. Ik had er nog nooit van gehoord, maar misschien wordt hij in deze streek even uitgebreid behandeld in de geschiedenisles als bij ons de Tachtigjarige.

Het fort ligt op een steile heuvel. Je kunt er komen met de Heidelberger Bergbahn, een Standseilbahn. Zo’n vervoermiddel omschreef ik in Seefeld (Oostenrijk) als: ‘ (…) een rijdende trap, waar je via een trap in en uit klimt, en die een helling neemt die ook zo steil is als een trap. Tegen alle verwachting zit je zelf horizontaal in dat ding, en niet met je neus in de lucht, of op de terugweg naar de grond’.

Deze Bergbahn brengt je naar het slot, of naar een hogere etage, waar je dan nog een vervolg-Standseilbahn kunt nemen naar nog grotere hoogten.

Ik loop het dalstation binnen, maar daar staat zo’n lange rij, alleen al voor de kaartverkoop, dat ik maar van mijn rit afzie. Ik ga tegen die steile heuvel opklauteren te midden van nog veel meer mensen die een gezonde wandeling prefereren.

Het is overal druk dit weekend, bij de toeristische attracties. Duitsland viert een lang weekend. Donderdag was het de dag van de arbeid, waarop er niet gearbeid wordt, en vrijdag was een brugdag.

Dit weidse uitzicht (rechtsboven) op wat ik echt geen ruïne vind, is gratis, evenals de kasteeltuin, waar een grote vreetschuur is, om de terminologie van de Fressgasse even vast te houden. Maar voor toegang tot het bouwwerk zelf moet je een kaartje kopen.

Je hebt dan nog de keus om er al dan niet een guided tour bij te nemen. Ik ga me er niet in verdiepen of dat een rondleiding is met een gids van vlees en bloed, of zo’n praatpaal die je tegen je oor geklemd moet houden. Allebei dodelijk vermoeiend; ik heb voor beide geen puf meer na die klim, en ga een kijkje nemen zonder toelichting.

Ik zie weinig puin, In tegenstelling tot wat je in een ruïne zou verwachten, maar nog heel gave muren. Waarom zijn die keurvorsten er in ’s hemelsnaam uit weggetrokken; Heidelberg is toch een stuk leukere stad dan Mannheim.

Heel bijzonder is dit buitenmodel-wijnvat. Het is gemaakt in 1751 van 130 eikenbomen en kan 220.000 liter wijn bevatten. Daar haal je ruim 1,5 miljoen volle glaasjes wijn uit of, voor mensen die het glas altijd halfleeg zien: ruim 3 miljoen halflege wijnglazen. Het is heel lang geleden dat er voor het laatst wijn in zat. Bovenop het vat ligt een houten plateau dat als dansvloer gebruikt kan worden.

Na dit curiosum gezien te hebben, wil ik wel weer eens naar beneden. Op mijn toegangskaartje staat wonderlijk genoeg dat het inclusief een dalvaart is met die Standseilbahn, hoewel ik daar geeneens om gevraagd heb. Laat ik hem dan ook maar nemen.

Het gevaarte is zo overvol dat ik er geen knappe foto van kan maken.

Als ik beneden ben aangekomen in de Altstad, trekt er opeens een windvlaag  over een pleintje met terrassen. Parasols en glazen vallen met veel gekletter om; er wordt gegild. Alles wijst erop dat er een weersomslag zit aan te komen. Het zal wel gaan spoken, vanavond. Ik keer terug naar Mannheim.






Tot hier gepubliceerd op 8 juni 2025

 

5-5-55, Heidelberg Hauptbahnhof

Tussen het tram-busplein Bismarckplatz en Heidelberg Hbf gaapt, zoals hierboven al gezegd, een afstand van bijna 2 kilometer. Onderweg met de tram kom je enkele gemeentelijke instellingen van Heidelberg tegen, zoals Stadtwerke en de Stadbücherei, de openbare bibliotheek; elk voorzien van een tramhalte waar bijna de hele vloot Heidelberger trams stopt.

Het hoofdstation van Heidelberg lag eerst op een andere plek, een halve kilometer dichter bij de binnenstad. Dat station werd in 1840 geopend als kopstation, maar later die eeuw gepromoveerd tot doorgangsstation.

Het had een wat moeizame relatie met de wijk eromheen. Het station raakte ingebouwd door huizen, waardoor uitbreiding niet meer mogelijk was. Anderzijds waren de sporen van en naar het station een reusachtige sta-in-de-weg voor het steeds maar toenemende autoverkeer in de wijk.

Plannen om het station te verplaatsen, dateerden al van het begin van de 20ste eeuw. Maar er kwamen 2 wereldoorlogen tussen, en het nieuwe station ging pas open op 5 mei 1955. 5-5-55, ik ken iemand die op de datum met al die vijven geboren is; exact 10 jaar na de Bevrijding, nog wel. Die wordt overmorgen dus ook 70, net als Heidelberg Hbf (lekker belangrijk toch, dit soort privé-informatie van mij?)

Als je tegenwoordig in Heidelberg naar het station denkt te lopen via de Bahnhofstraβe, dan ben je mooi gefopt; die straat voert nog steeds naar de plek waar het station vroeger was.

Het ‘nieuwe’ station (wat heet nieuw, na 70 jaar?) vind ik een typisch staaltje wederopbouw, met een heel onopvallende gevel. Ik ben hem dan ook vergeten te fotograferen (en dat nog wel op 5-5-25; de foto’s van het stationsplein maak ik overmorgen pas). Mijn oog, en dat van mijn camera, wordt dan getrokken naar een opvallend beeld van een paard op het stationsplein, en dat van een man met een valies voor de ingang van de stationshal.

Het stalen paard staat voor het hoofdkwartier van de Heidelberger Druckmaschinen AG. Die handelt in offset-apparatuur en dat soort spul, dat in het huidige digitale tijdperk ook nog steeds verkocht wordt. Het beeld is ontworpen door Jürgen Goertz. Kwam ik die naam al eens niet eerder tegen in Duitsland? Jawel, vorige zomer in Gelsenkirchen, dat indrukwekkende monument van die ontredderde mijnwerker.


De man met het valies is de ‘Dienstmann’ Johannes Fries (1837-1905), een bekende figuur in Heidelberg, met als bijnaam: Muck. Hij was werkzaam als kruier, een tegenwoordig onbekend fenomeen op stations.

Een kruier sjouwde, tegen een kleine vergoeding, bagage van reizigers van het ene perron naar het andere, of vanuit de trein naar een taxistandplaats, of vice versa. In Nederland hebben kruiers het nog uitgehouden tot 1981, al kon je die ‘witkielen’ op het laatst alleen nog ontbieden op Amsterdam Centraal. Je kon ze ook van te voren bestellen, met de NS-app. Grapje; nee, per briefkaart.

Behalve kruier was Muck ook bediende op een studentensociëteit, waar hij onder meer functioneerde als ‘postillon d’amour’, zoals dat heet in het Duits: een koppelaar, een relatiebemiddelaar, Tinder avant la lettre (ja, ook ik ken een paar woorden Duits). Muck was zowel bij treinreizigers als studenten heel gezien om eigenschappen als behulpzaamheid, betrouwbaarheid, humor en bescheidenheid.

De beeldhouwer Armin Guther schonk dit beeld in 2001 aan Deutsche Bahn AG.

De tram verlaat Heidelberg langs het spoor en langs muren vol graffiti. Heb ik die kennis die op 5-5-55 geboren is, nu wel een kaart gestuurd? Ja, daar heb ik nog net voor mijn vertrek naar Duitsland aan gedacht.

De tramrit gaat verder zoals ook de rest van de rit verliep: van dorp tot dorp, met een matig gangetje door dorpsstraten en op volle snelheid op interlokale spoortrajecten.

Als we de buitenwijken van Mannheim naderen, wordt het zo donker als de nacht. De wind giert langs de ramen, en in de verte zijn de eerste bliksemflitsen zichtbaar. Het begint te storten. Halte Neuroseheim, meen ik te lezen; een golvend uitzicht door de met regen bespatte ruit. Maar de juiste naam luidt Neuostheim. 

De hoge Fernmeldeturm wil graag op de foto, maar die stel ik uit; je moet bij onweer vast en zeker niet onder een hoge zendmast gaan staan.

 Dit traject voert langs de zuidoever van de Neckar op zijn laatste kilometers voordat hij uitmondt in de Rijn. De tram loopt vol met eters en uitgaanders in Mannheim, en er heerst een gekakel van jewelste.

We rijden de binnenstad binnen en passeren het punt, waar lijn 5 zichzelf kruist. Mensen staan als verzopen katten te schuilen in krappe, smalle abri’s die nauwelijks bescherming bieden tegen de elementen. Ik reis de hele binnenstad door, langs de Paradeplatz en het slot. Ook stap ik niet uit als de tram Mannheim Hbf bereikt en daarmee die gekantelde schoenendoos die mijn hotel is.

Echt ideaal, zo'n lijn zonder begin of eind! Ik blijf gewoon in de tram zitten totdat de bui is weggetrokken. Dat is pas het geval bij die grote remise in Käfertal. Ik heb vandaag 1¼ rondje rechtsom afgelegd met de tram.

Terug in de binnenstad dineer ik in de buurt van het nieuwe Stadhuis bij een chinees met lopend buffet. Een regelneef van een man begeleidt me naar een zitplek dicht bij het buffet waar de oriëntaalse eetwaren uitgestald staan; dan hoef tenminste niet steeds dat trapje van 5 treden op te lopen - op mijn leeftijd, bedoelt hij vermoedelijk.

Hij ziet blijkbaar niet aan me af dat ik in Heidelberg die enorme puist ben opgeklauterd waarop het slot staat. Gedurende de rest van mijn bezoek bemoeit hij zich nadrukkelijk met me, en dient hij me van uitgebreide adviezen over de gerechten die ik ook nog zou kunnen nemen. En ik vind het juist de charme van zo’n lopend buffet dat je het helemaal zelf kan uitzoeken en uitproberen.

De volgende 2 dagen dat ik in Mannheim verblijf, ga ik toch maar aan de schnitzel, één keer in een van de ‘kwadraten’ in de binnenstad, en een keer met uitzicht op de Rijn.

 

(Dodenher)Denkmal in Weinheim

Zondagmorgen pak ik een andere tram dan lijn 5 naar Bad Dürkheim, 20 km ten westen van Mannheim. In Bad Dürkheim strijden Bierhallen en Weinstuben om de gunst van de bezoeker. Goed dat ik bier noch wijn drink, anders zou ik zondagmiddag niet meer in staat zijn tot mijn geplande bezoek aan Weinheim (dat, hoewel de naam anders doet vermoeden, niet opvalt door een groot aantal tapperijen).

In Weinheim kom je wel met de lange lijn 5; ik reed er gisteren al langs. Ik neem wederom de tram rechtsom, via Käfertal en Viernheim.

Op weg van het station, annex tramhalte, naar de binnenstad van Weinheim passeer ik dit giganteske beeld van 3 meer dan manshoge soldaten. Ja, het zal hier in Duitsland eens een keer NIET groot zijn! Het is notabene een monument voor de gevallenen; waarom moeten daar dan de soldaten staan die hen naar de andere wereld geholpen hebben?

Bij dit Weinheimer Kriegerdenkmal staat een zeer uitgebreide verklarende tekst in van die Duitse, moeilijk te doorgronden volzinnen, die zich moeizaam een weg banen naar de punt. Soms vraag ik me af of Duitse scribenten überhaupt wel een punt op hun toetsenbord hebben.

Daar heb ik geen geduld voor; ik loop verder. Dit is een veel aardiger beeld. Twee fictieve Weinheimers:  Bas Greth en neef Philp figureerden in de jaren 20 t/m 50 vaak in de kolommen van de plaatselijke krant waarmee ze gebeeldhouwd zijn. Daar becommentarieerden ze in rijm en in dialect gebeurtenissen in de stad.

De Altstad van Weinheim is, evenals die van Heidelberg, goed bewaard gebleven. Een heel plezierige dwaalstad. Hij bestaat uit straatjes en steegjes met vakwerkhuizen op geaccidenteerd terrein; heuvels en trappen. Het vraagt om foto’s in portrait-oriëntatie.






Het is een eerbiedwaardige oude stad. Hij kreeg al marktrecht in exact het jaar 1000. Dat werd verleend door keizer Otto III, die zich blijkbaar niet stoorde aan het einde van de wereld dat velen in dat jaar verwachtten.




Windeck

Weinheim wordt ook wel Zwei-Burgen-Stadt genoemd. De ene Burg is de ruïne Windeck, op een heuvel. De andere is helemaal geen burcht. Het is Wachenburg, gebouwd in 1907 en is een restaurant. Het staat ook op een heuvel, en niet op mijn foto.





\

Wel op,de foto, zij het wat fragmentarisch, staat het slot, dat ook in Weinheim niet ontbreekt. Zonder slot is een Duitse stad geen stad. Het heeft een vierkant torentje. Er ligt een slotpark omheen, als groene long in de stad.

 

Op de terugweg naar het station wil ik het verhaal over dat beeld van die stoere soldaten nog eens grondig bestuderen. Echt een dag om je in zulke dingen te verdiepen; het is me tijdens deze stadswandeling te binnen geschoten dat het vandaag dodenherdenking is in Nederland. In het jaarlijkse gedoe om dodenherdenking verdiep ik me al lang niet meer. Ook dit jaar waren er geloof ik weer aan alle kanten grieven en conflicten. Maar daar heb ik me dus niet in verdiept.

Die tekst bij dat monument is me te lang om staande te consumeren, dus ik zet hem op de foto en ga er thuis wel eens rustig naar kijken. Dat monument blijkt dan uit de nazi-periode te zijn, van net voor WO II. Maar het was oorspronkelijk opgericht voor de Weinheimer gevallenen in WO I. Uit het lijstje hadden ze daarbij bewust de namen van Joodse oorlogsslachtoffers weggelaten.

Na WO II zijn die Joden er alsnog bijgezet. Maar nu was er weer een nieuw schandaal. Bij het monument werd een lijst opgenomen van de gevallenen in die laatste oorlog. Maar daarbij werd verhuld dat er ook SS-soldaten tussen stonden; die werden vermeld met een Wehrmacht-rang, en niet met hun eigen SS-rang.

Dit volkomen foute monument hebben ze tot in de huidige tijd laten staan als een ‘unbequem Denkmal’, een schurend monument, zou je kunnen zeggen. Dat heeft dan dezelfde bedoeling als het monument dat wij zagen in Wuppertal, met die lui die de Hitlergroet brachten, en dat onzichtbare monument dat ik zag (of dus eigenlijk: niet zag) in Saarbrücken.

Ter compensatie voor dit nazi-gevaarte in Weinheim hebben ze aan de overkant van de straat in 1999 ook nog een wél deugend monument neergezet. Dat heb ik over het hoofd gezien, verbijsterd als ik was door die soldaten. Het is een ‘Gegendenkmal’ voor de slachtoffers van geweld, vervolging en oorlog.

Ik heb er een foto van uit de Wikipedia geplukt. Het lemma daarin over het Weinheimer Kriegsdenkmal en zijn ‘contramonument’ bevat ongeveer evenveel tekst als een gemiddelde aflevering van De digitale reiziger, en dat wil wel wat zeggen.

De tijd heelt alle wonden, zeggen ze. Maar de door de nazi’s veroorzaakte wonden van WO II willen in Duitsland nog niet dicht. Hopelijk komen ze er nog mee in het reine voordat de volgende wereldkrijg uitbreekt. Tot zolang moet zo’n ‘Mahnmal’ als in Weinheim er maar blijven staan, al zou ik de Duitsers de kost niet willen geven die kicken op zo’n beeld.

Mahnmal für die Opfer von Gewalt, Krieg und Verfolgung

Foto: 4028mdk09; Overgenomen van Wikipedia (D): Weinheimer Kriegerdenkmal

Franklin



Franklin


Franklin





Franklin

Enfin, ik stap in de tram terug naar Mannheim, voor een bijzondere stadswijk, in het oosten van stadsdeel Käfertal. Daar waren tot niet heel erg lang geleden Amerikaanse militairen gehuisvest en gelegerd.

Op het vrijgekomen terrein is de afgelopen 10 jaar een nieuwe woonwijk van 150 hectaren tot stand gekomen (en nog steeds gedeeltelijk in aanbouw) waarin ruimte is voor architectonische experimenten. Het is een modelwijk. Hij heet Franklin, en je moet ervoor uit tram 5 stappen bij de halte Platz der Freundschaft.

Een beetje meer originaliteit bij de bouw van flatblokken is echt geen overbodige luxe. Vanuit tram 5 zie je een aardige doorsnee van flats in Duitse nieuwbouwwijken. Fraai zijn ze meestal niet.




Flats vanuit de tram

Duitsland staat vol met het type huizenblokken linksonder en rechtsboven op deze foto. Er moeten er wel honderdduizenden gebouwd zijn in heel het land. Ik heb niet kunnen vinden hoe dit soort architectuur heet. Daarom noem ik ze maar: Duitse Blokken.

Ik loop een uurtje rond in Franklin. Wat je hier ziet, kan een nieuwbouwwijk aardig opfleuren. Toch zie ik het basispatroon van die Duitse Blokken hier wel terug. Ik vind ze vaak meer-van-hetzelfde, en vooral ontzettend Duits.

Er zijn woningen voor verschillende doelgroepen, zoals studenten, senioren en jonge gezinnen. Aan de rand van de wijk is er een grote tuin waar bewoners zelf groente, fruit en bloemen kunnen verbouwen.

De wijk kreeg een eigen tramlijn, lijn 16. Een ultrakorte lijn van 2 km, met 3 haltes. Bij de halte Bensheimer Straβe van lijn 5 is het eindpunt. Er is aansluiting op tram 5 richting Mannheim, wat plezierig is, zeker op zondag, als die tram maar eens per half uur rijdt. Het is de bedoeling dat lijn 16 uiteindelijk wordt doorgetrokken naar de binnenstad van Mannheim.

Ik stap in lijn 5, die kant uit. De tramzondag zit er daarmee op. 



Lijn 16

Tot hier gepubliceerd op 15 juni 2025 



Groβsachsen

Maandagmiddag 5 mei ga ik die Fernmeldeturm (zendmast; televisiemast) maar eens op de foto zetten. Bij Mannheim Hbf pak ik de tram linksom, die dus eerst naar Heidelberg rijdt en daarna naar Weinheim, waar ik gisteren was.

Op dit tijdstip vroeg in de middag zie ik op lijn 5 zo nu en dan 2 gekoppelde trams rijden, 10 bakken in totaal; noem het ‘bak’beesten! Andere trams op dezelfde lijn rijden gewoon ongekoppeld. Hoezo verwachten ze op dit dal-uur een ongekende toeloop? Is er hier ergens een drukbezocht bevrijdingsfeest, denk ik even, dommig. Oh nee, wacht…

Die Fernmeldeturm ziet dit jaar Abraham, en is dus al sinds 1975 hét oriëntatiepunt van Mannheim. Je ziet het gevaarte al op tientallen kilometers afstand. Het is 218 meter hoog. Op de foto staat alleen de onderste helft, anders krijg ik hem er niet op met tram en al.

Ongeveer halverwege is er een uitzichtpunt waarvandaan je grote stukken kunt zien van 3 deelstaten. Ook is er een bistro en een restaurant. 

Met zijn 218 meter is het nog lang niet de hoogste Fernmeldeturm van Duitsland; hij scoort maar nummer 15 op de lijst. De allerhoogste staat in Berlijn, en die reikt met zijn 368 meter bij wijze van spreken tot in de stratosfeer. Die keer dat wij van de Digitale reiziger in Berlijn waren, was de bovenkant ervan altijd gehuld in nevelen.

Vlak achter de toren heb je het Luisenpark langs de oever van de Neckar. Daar hoef ik niet te wandelen; je komt er onder de luizen vandaan. Ach nee, het zal wel het park zijn van ene Louise. Maar daar hoef ik ook niet te wandelen: de entree bedraagt 12,50 euro; dat is nogal niet niks, voor een wandelingetje in een park!

Bij nadere bestudering blijkt het een complete hortus botanicus te zijn, inclusief arboretum, plus ook nog een pretpark voor kinderen. Er is in Mannheim ook een stuk Luisenpark dat vrij toegankelijk is, maar dat ligt hier een half uur lopen vandaan. Ik ga dat park nog wel eens doen als ik nog een keer zou terugkeren naar de Rijn-Neckarstreek; waarom niet?

Vandaag geen tijd voor; ik pak de tram naar Groβsachsen, waar ik eergisteren de tram zich een weg zag banen door een smalle dorpsstraat. Groβsachsen ligt een paar kilometer ten zuiden van Weinheim, en het is een aardig eind trammen; maar liefst 70 minuten, via Heidelberg. De tram rechtsom, via Käfertal, doet er ook 70 minuten over, dus je zou kunnen zeggen dat de Fernmeldeturm en Groβsachsen tegenvoeters zijn op die lange ringlijn 5.

Het dorpje telt 3500 inwoners, die zich kunnen laven aan 3 enorme bier- en / of wijnvaten bij een café. Ze hebben in deze streek iets met grote vaten. Dat in het slot van Heidelberg mag er wezen. Maar het allergrootste heb ik gisteren gezien in Bad Dürkheim; zie de toegift hieronder.

Groβsachsen, zoals hierboven al gezegd, ligt aan de Bergstraβe, een toeristische, voormalige handelsroute. De geschiedenis van het dorp staat vermeld op grote informatiepanelen, op plekken langs een wandelroute. Aan hotels was en is er geen gebrek langs de Bergstraβe. Van zo’n paneel heb ik de stoomloc overgefotografeerd die tot in de jaren 50 hier de verf van de gevels schraapte.

Al heel lang doen elektrische trams dat. Ik loop hier midden op de middag, rond de overgang van dal- naar spitsdienstregeling, en dan stijgt de frequentie van de tram van 20 naar 10 minuten. Overvloedig OV voor een dorpje met 3500 inwoners!

Dat komt neer op 6 trams per uur per richting, ofwel in totaal 12 per uur. Het ziet er allemaal nog krapper uit dan die complete trein die ik vorig jaar in het Zwitserse Dietikon door een niet veel bredere straat zag rijden.

Het gaat ook hier in Groβsachsen altijd goed, althans gedurende dat uurtje dat ik hier wandel. Het blijft opletten voor alle verkeersdeelnemers; de voetgangers niet in de laatste plaats, voor wie maar een heel smal stoepje overblijft als er een tram aankomt.  

Ik reis weer terug via Heidelberg en neem nog even een kijkje in Wieblingen, een lieflijk dorp dat ooit bij de gemeente Heidelberg is ingelijfd. Daarna keer ik terug naar Mannheim voor een schnitzel langs de Rijn.

Tot zover mijn ritten met die heel lange, in een driehoek rondlopende lijn 5. Dit zou het einde van deze pagina zijn, als er niet nog een toegift zou volgen.

 

Toegift: Bad Dürkheim


Nog even terug naar zondagmorgen 4 mei. Dan doe Ik nog een andere spoorse tramlijn in de omgeving van Mannheim, naast lijn 5. Dat is de Rhein-Haardtbahn van Oggersheim (Ludwigshafen) naar Bad Dürkheim. De Haardt is een middelgebergte dat je in de verte ziet heuvelen vanuit de tram.  

Deze lijn is 16 km lang en is aangelegd in 1904. Vanuit Mannheim kom je er soms met tramlijn 9, maar meestal met 4 / 4X. Die X staat voor Expres, en daarmee voor een tram die hier en daar een halte overslaat – maar er nog steeds stopt bij heel erg veel. Lijn 9 rijdt alleen op zondag overdag en 4(X) de hele rest van de week. Het zal ergens wel een reden hebben.

In ieder geval kun je op maandag tot/met zaterdag overdags 3 keer per uur van Mannheim naar Bad Dürkheim, en ook nog 3 keer tot Oggersheim, waar de Rhein-Haardtbahn begint. Zondag overdag 2 keer per uur naar Bad Dürkheim, en in de avonduren eens per uur, met steeds ook weer kortrajectritten naar Oggersheim.

De rit van Mannheim Hbf naar het eindpunt Bad Dürkheim is in totaal 25 km lang. Lijn 4 en 9 hebben bij het hoofdstation van Mannheim al een heel stuk achter de rug door Mannheim.




Oh ja, voordat ik instap bij Mannheim Hbf: in Koblenz had ik het vorig jaar over het Rheingold. Dat is een legendarische miljardenschat, waarvan sommigen geloven dat hij echt bestaat en ergens ligt te wachten op zijn ontdekker. Ik vraag me af, of ze tramlijn 3 al eens geprobeerd hebben. Zoals ik er tegenaan kijk, ligt dat goud niet aan het eind van de regenboog, maar aan het eind van tram 3. Die rijdt namelijk naar de Rheingoldhalle; toch een niet mis te verstane aanwijzing.

Als je na Hbf bij het slot van Mannheim linksaf slaat, te voet, te step, te fiets, per auto of tram, beland je normaliter in Ludwigshafen, dat tegenover Mannheim aan de Rijn ligt. Je neemt dan de  Konrad Adenauer Brücke. Maar tot verdriet van forenzen, studenten en iedereen die de Rijn wil kruisen, is die brug al heel lang in reparatie. Het werk had in de zomer van 2024 klaar moeten zijn, maar als het eind 2025 wordt, is iedereen spekkoper.

De trams naar Ludwighafen rijden nu om via een brug over een containerhaven, 1½ km stroomafwaarts, de Kurt-Schumacher-Brücke;10 minuten extra reistijd (op het kaartje tussen de haltes Handelshafen en Rathaus). Uiteindelijk bereiken we toch de Berliner Platz, de centrale bus- en tramhalte van Ludwigshafen.

Ludwigshafen kent als enige stad in de streek een U-Bahnnet, met maar 2 ondergrondse tramhaltes: Rathaus en Hauptbahnhof. Ooit was er zelfs nog een derde, maar die hebben ze een keer links laten liggen bij een wijziging van het tramnet. Dat is maar goed ook; de 2 ondergrondse stations die er wel zijn, kunnen zelfs een redelijk opgeruimd iemand als ik opzadelen met een acute aanval van neerslachtigheid. Het voordeel daarvan is wel dat de aanblik van de stad boven de grond nog enigszins meevalt.

Bij een keerlus in het stadsdeel Oggersheim is het eindpunt van de korttrajectdiensten.

Plezieriger is het uitzicht op het stuk van de tramroute dat voert over de Rhein-Haardtbahn. Het is van hetzelfde laken een pak als op lijn 5: een route door dorpen. Onderweg naar Bad Dürkheim komen Maxdorf, Ellerstadt, Gönnheim en Friedelsheim langs. De baan is grotendeels dubbelsporig, met weer een paar van die krappe enkelspoortrajecten in de bebouwde kom. 

Fietsen mogen ook mee, in die krappe trams, die niet uitgerust zijn met een fietsenrek.

De lijn eindigt in Bad Dürkheim op een pleintje niet ver van het spoorwegstation. De tram zal hier populairder zijn dan de trein, waarmee je niet zonder overstappen in Mannheim komt.

Bad Dürkheim telt 18.500 inwoners en is een Kurort, zoals het voorvoegsel Bad al zegt. Er zijn zouthoudende bronnen; zouthoudertjes, en geen zoethoudertjes. Ze bevatten arseen, waaraan een geneeskrachtige werking werd toegeschreven, totdat men ontdekte dat die stof zo giftig is als de neten. Maar je ingebeelde kwalen zullen er vast niet erger van worden, als je erin gelooft.

  

Kurhaus

 
Uit deze collage blijkt wel wat een voorname bron van inkomsten is in dit stadje. Behalve het verbouwen van wijn is dat ook het opdrinken ervan, met zo nu en dan ook een biertje, voor de afwisseling.




In het enorme wijnvat, dat nooit als zodanig in gebruik is geweest, is een restaurant gevestigd. Ze zitten er om kwart voor 12 al en masse aan de schnitzel; waar heb je zin in! Het vat heeft een inhoud van 1,7 miljoen liter, ofwel 1700 kubieke meter. Het is 8 keer zo groot als dat in het slot van Heidelberg.

Behalve het grootste wijnvat ter wereld heeft Vat Bad Dürkheim ook het grootste wijnfeest: de Wurstmarkt. Duitsers maken alle clichés over zichzelf toch ook waar, hè?

Sinds 1417 wordt het wijn- en worstfeest medio september gehouden. Tegenwoordig vindt het plaats in het 2e en 3e weekend van die maand. Hoe het dan 9 dagen kan duren, dat is me een raadsel.

Er komen elk jaar 600.000 bezoekers, een stuk of 70.000 per dag, bijna 4 keer zoveel als de stad inwoners telt. Daarbij werd in 1966 voor het eerst in 9 dagen tijd meer dan 200.000 liter wijn verzwolgen. Daarmee zou dat grote wijnvat nog maar voor 12% leeg zijn, als het een vol wijnvat was geweest. Het is niet eens zo gek veel, voor 600.000 bezoekers.

Hoe de wijnverkoop op de Wurstmarkt zich ontwikkeld heeft sinds 1966, staat er helaas niet bij in de Wikipedia, waaruit ik ook deze alinea’s weer goeddeels heb overgelepeld.

Ik pak de tram terug, een rit van 37 minuten tot Ludwigshafen Hbf, waar ik verder de S-Bahn naar Mannheim neem. Op de foto hieronder die 2 U-Bahnstations van de stad, Hbf (bovenste rij) en Rathaus (linksmidden).

 

Het is dat er op de foto linksboven achter mij nog 2 wachtenden staan, anders zou ik niet geloven dat hier de afgelopen 40 jaar ooit een tram gestopt heeft.

En wat is het Hbf van Ludwigshafen (rechtsmidden en onderste rij) een onherbergzaam station, met een plein als een bomkrater tussen tram- en treinenstation. Maar dat station, dat ken ik. Dat is dat station met die unheimische tunnel en die lange helling, waar ik vorige jaar moest overstappen op weg naar Saarbrücken.

Ludwigshafen – Ludwigshafen am Rhein, volledig – moet wel de lelijkste stad van heel Duitsland zijn. Ik houd een slag om de arm, want ik ben lang niet in alle steden van Duitsland geweest. Maandagmorgen loop ik een verloren uurtje rond in Ludwigshafen, maar vind nauwelijks iets dat ik kan fotograferen zonder me voor het resultaat te hoeven schamen.

De stad maakt de indruk dat hij in 1944 tot de allerlaatste steen platgebombardeerd is, na de oorlog heel slordig is wederopgebouwd, en dat er daarna nog geen likje verf meer opgesmeerd is. Dat komt ook wel grotendeels overeen met wat in de Wiki over die stad geschreven staat. Loop een uurtje rond in een stad, geeft je ogen er goed de kost, en naar de geschiedenis ervan hoef je niet meer te googlen.

Hier eindigt dit stuk. Ik zeg: ‘Auf Wiederschnitzel’ – een Duitse uitdrukking die in het Duits helemaal niet bestaat; roep het dus maar niet als afscheid naar een Duitse zakenrelatie van wie je in de toekomst nog iets verwacht. Ik roep het wél, na nog gezegd te hebben, dat ik op de terugweg een museum zal bezoeken over Neanderthalers, waarover ik inmiddels op FHM’s al verslag heb gedaan.

Frans Mensonides
Er geweest: vrijdag 2 t/m dinsdag 6 mei 2025

 

De Rijn in Ludwigshafen, met Mannheim aan de overkant


Normale dag op het Duitse spoorwegnetQuadratestadt, waar de straten geen naam hebben - De trams van Mannheim en omstreken- MannheimHeidelberg; rechtsomHeidelberg5-5-55, Heidelberg Hauptbahnhof(Dodenher)Denkmal in WeinheimFranklin -  GroβsachsenToegift: Bad Dürkheim



© Frans Mensonides, Leiden, 2025