Wat bracht me op het idee om 4 dagen door te brengen in
Mannheim? Nou, de afgelopen jaren heb ik mijn Interrail-reizen regelmatig onderbroken
op Mannheim Hbf, om te lunchen in de ruim van horeca voorziene stationshal. Maar
de rest van de stad had ik nog nooit gezien.
En ik had iets gelezen over een tramcuriosum: lijn 5, een
tramlijn die rondloopt, een ringlijn, met een lengte van maar liefst 57
kilometer en 77 haltes. En met ‘rond’ bedoel ik dat de trams echt rond en rond
en rondrijden. Na één rondje, dat 140
minuten duurt, beginnen ze veelal meteen aan de volgende omloop.
Deze pagina is grotendeels gewijd aan deze opmerkelijke
lijn. Die voert door 8 gemeenten met in totaal 600.000 inwoners, waaronder de
grote steden Mannheim en Heidelberg, het bescheidenere Weinheim en nog wat
kleinere steden en dorpen. Het is zo’n ouderwetse streektramlijn, een
intercommunale tram, zoals dat ooit heette. In Nederland zijn ze allemaal in de
naoorlogse periode verdwenen.
Lijn 5 in rood
Kaart: Frasi, overgenomen van Wikipedia (D): Bahnstrecke
Mannheim Kurpfalzbrücke–Edingen–Heidelberg
Lijn 5 rijdt door stadswijken, langs buitenwegen, over
spoortrajecten en door smalle dorpsstraten, waar ze met vierwielers moeten
vechten om een plekje op de weg.
De route is: Mannheim (Hbf – Käfertal-
Vogelstang) - Viernheim - Weinheim (Bahnhof – Lützelsachsen - Hohensachsen) - Großsachsen
(gemeente Hirschberg) - Leutershausen (gemeente Hirschberg) - Schriesheim - Dossenheim
– Heidelberg (Handschuhsheim, Altstad, Hbf, Neuenheim, Wieblingen) - Edingen – Mannheim
(Seckenheim – Hbf).
Dat is de route rechtsom. Uiteraard rijden er ook trams
linksom. En dat ik de opsomming begonnen ben bij Mannheim Hbf, is omdat ik
logeerde in het Intercityhotel tegenover het station. Ik had overal kunnen
beginnen. Ik heb geloof ik ooit eens beweerd dat ook een ringlijn een begin- en
eindpunt heeft, maar dat is bij deze lijn 5 dus niet het geval.
De lijn wordt geëxploiteerd door RNV (Rhein-Neckar Verkehr
GmbH) en maakt deel uit van een uitgestrekt tramnet. Dat smeedt drie
stadsnetten aaneen: dat van Mannheim, Heidelberg en Ludwigshafen, en bestaat
uit 20 lijnen.
Dat rondje op meterspoor kun je al maken sinds het einde van
de 19e eeuw. Hier en daar kom je onderweg nog de afkorting OEG tegen. De Oberrheinische
Eisenbahn-Gesellschaft (OEG) heeft de lijn gereden van 1911-2010. Het net van
OEG bestond uit niet veel meer dan deze ene heel lange tramlijn.
De lijn loopt gedeeltelijk op tramtrajecten en gedeeltelijk op
stukken route die als spoorlijn aangemerkt zijn. Voor beide vormen van OV gelden
in Duitsland geheel verschillende wetten en regels. Maar als trampassagier hoef
je je daar helemaal niet in verdiepen. Ga maar zitten, kijk naar buiten, en na
2:20 uur zul je een déjà vu-ervaring krijgen: héé, dit héb ik toch al gezien?
Op zaterdag 3 mei 2025 heb ik de gehele rit rechtsom
afgelegd, in 3 etappes, met ‘s middags een uitgebreid bezoek aan Heidelberg,
dat Mannheim ruim overtreft in stadsschoon.
De zondagmiddag daarop ging ik via de kortste weg heen en
weer naar Weinheim; ook een heel aardige plaats. Op Maandagmiddag de 5e deed ik
nog een retourtje Großsachsen via Heidelberg.
Maar eerst iets over Mannheim. En allereerst iets heel in het kort over mijn heenreis op vrijdag 2 mei.
Normale dag op het Duitse spoorwegnet - Quadratestadt, waar de straten geen naam hebben - De trams van Mannheim en omstreken- Mannheim – Heidelberg; rechtsom
Ik reis op het restant Interrail-dagen dat ik overgehouden
heb na mijn reis naar Milaan en Florence.
In Arnhem neem ik de Rhein-IJssel Expresse
van VIAS naar Duisburg. Al in Emmerich moeten we er allemaal uit, en
overstappen op een trein die aan de overkant van het perron staat.
Slechts een
paar treinen van VIAS kunnen rijden op het Nederlandse trajectgedeelte,
en de
trein die hier gereed staat, kon dat blijkbaar niet. 5 dagen later, op
de terugweg, moeten we er weer uit in Emmerich. Maar dan staat er geen
trein klaar, en kunnen we een uur wachten op dit station, dat althans
voor spotters van goederentreinen redelijk interessant is.
in Duisburg kan ik uitgebreid de tijd nemen voor de lunch, doordat mijn volgende trein, de ICE 519 naar München, 20 minuten vertraging heeft. In die trein wordt in Keulen omgeroepen dat het spoor naar Frankfurt gestremd is. Wij gaan een alternatieve route volgen en zullen daardoor nog een stijf uur extra vertraging oplopen.
De Rijn ter hoogte van de Lorelei.
Archief De digitale
reiziger, 2022
Dat zal betekenen dat we langs de Rijn en de Lorelei zullen reizen in plaats
van over de hogesnelheidslijn: qua uitzicht pure winst. In Frankfurt verschijnt
er een mededeling op het display dat de trein wordt opgeheven. Wat niet
gebeurt; wij rijden gewoon verder.
In het zicht van Mannheim staan we ergens nog 10 minuten
stil. Totale vertraging: 100 minuten; kortom: een heel normale dag op het
Duitse spoorwegnet.
Snel vergeten, en Mannheim gaan verkennen!
Mannheim Hbf. ‘Eishockeystadt.’ Sinds mensenheugenis is er geen
voetbalteam uit Mannheim meer uitgekomen in de Bundesliga. Maar met ijshockey: schier
onverslaanbaar.
Het Intercityhotel lijkt nog het meest op een op zijn
zijkant gezette schoenendoos. Het is van binnen een stuk minder eng dan het er
van buiten uitziet. Ideale, betaalbare, moderne hotels, altijd op een paar
stappen van het station. Ook het Intercityhotel hoeft niets te betalen voor deze
reclame.
Mannheim, in de deelstaat Baden-Württemberg, telt 310.000
inwoners en ligt bij het punt waar de rivier de Neckar uitmondt in de Rijn. De
stad wordt ook wel Quadratestadt genoemd. De Altstadt van Mannheim is
een bijna volmaakte cirkel, met de Paradeplatz als middelpunt en een straal van
700 meter. Dit gebied is door een patroon van parallelle en loodrecht op elkaar
staande straten verdeeld in een schaakbordpatroon: (bijna) vierkanten. Die
hebben elk een oppervlak van ruim een halve hectare. Er zijn 144 van die
vierkanten, en dat is dan weer 12 kwadraat.
De meeste straten tussen die blokken hebben geen naam, maar de
blokken hebben elk een letter plus een nummer, zoals Q5.
Deze straat draagt wel een naam. Die luidt namelijk
Fressgasse, de vreetsteeg. Dit is een officiële naam, geen bijnaam. De
restaurantdichtheid is er inderdaad opvallend. Op mijn eerste avond in Mannheim
dineer ik hier bij een Vietnamees, om de schnitzels nog even uit te stellen.
Zowel de fiets als de auto-met-benzinemotor zijn in Mannheim
uitgevonden. Karl Freiherr von Drais maakte er in 1817 het eerste ritje op de
door hem ontwikkelde ‘draisine’, een loopfiets, voorloper van onze huidige
tweewieler.
En Carl Benz ontwierp er in 1885 de eerste auto die op
benzine liep. Benzine werd al lang voor Benz’ geboorte verkocht, en is niet
naar hem genoemd, in tegenstelling tot wat ik altijd gedacht heb.
Benz kreeg in 1886 patent op zijn automobiel, maar niemand
zag er heil in en geen mens wilde er een kopen. Totdat in 1888 zijn vrouw Bertha
die auto pakte voor een rit, met haar zoons van 13 en 15, naar haar moeder in Pforzheim,
dik 100 km verderop. Onderweg moest zij diverse reparaties verrichten en ergens
bij een apotheek een goedje kopen dat kon dienen als brandstof; de allereerste
tankbeurt in de geschiedenis.
Ze zal onderweg wel veel bekijks getrokken hebben. Iedereen
kon het nu zien: je kunt echt ergens komen met zo’n ding. Vond haar man de auto
uit; Bertha maakte er een commercieel succes van en stond aan de wieg van het automobilisme.
De volgende keer dat je in de file staat, – wat lezers van deze OV-site vast
zelden of nooit zullen doen – wijd dan maar eens een paar gedachten aan Bertha
Benz! Met haar is het begonnen.
Mannheim is een industriestad, en zoals alle industriesteden
heeft hij in WO II zwaar te lijden gehad van bombardementen. Mannheim draagt 80
jaar later nog alle kenmerken van een wederopgebouwde stad. Het oude krijg je
er nooit helemaal mee terug, hoe fraai enkele monumenten ook gerestaureerd zijn…
Het reusachtige slot dateert uit 1720. Tegenwoordig is de
universiteit erin gevestigd. Eens was het
de residentie van de keurvorst van de Palts, een vorstendom dat er heel
merkwaardig uitzag op de landkaart. Het leek alsof iemand het er met een lekkende
pen had opgetekend. Het was geen aaneengesloten gebied, maar hier en daar een inktvlek,
verspreid over een enorm stuk Duitsland. Hoe kan zoiets ontstaan? Maar Mannheim
was er in ieder geval de hoofdstad van.
De watertoren is voor Mannheim wat de Eiffeltoren is voor Parijs. Hij is
opgericht in hetzelfde jaar, 1889, is 60 meter hoog en 19 meter in doorsnee, en
kan 3000 kuub water bevatten, wat hij deed tot 2000. Zwaar beschadigd in de
oorlog, maar je ziet er geen barst meer van, en in.
De Kunsthalle uit 1907 had geen bombardement nodig om een groot deel van zijn
collectie kwijt te raken. Dat was al in vredestijd gebeurd, bij een zuivering
in 1936. De zogenaamde ‘entartete Kunst’ was door de nazi’s uit de collectie
verwijderd, en een deel ervan is nooit meer teruggevonden.
Langs en door het ‘schaakbord’ van Mannheim rijden de trams af en aan. Het
meest voorkomende tramtype in Mannheim en wijde omstreken is de
Rhein-Neckar-Variobahn van Bombardier. Verspreid over de wereld rijden er
duizenden van deze trams, maar aan RNV zijn er tussen 2002 en 2013 83 geleverd
die de naam van de regio dragen. Er zijn verschillende series van, met voor de
kenners allerlei subtiele verschillen, waar ik me maar niet in verdiept hebt. Allemaal
wel in vrolijke oranje kleurstelling; het fleurt de somberste wijken op.
Het zijn wat plompe, hoekige trams met een voorkant die op
die van een bus lijkt. Ze staan erg breeduit op die smalle meterspoortjes, en
trekken op met kreunende, hese geluiden. Aan de rijeigenschappen mankeert
niets, dus laten ik straks maar snel instappen.
Maar niet voor opgemerkt te hebben dat er sinds kort ook
meer gestroomlijnde trams rijden in de regio: de witte Rhein-Neckar-Tram 2020 van
het type: Skoda ForCity Smart. Ze stromen in sinds 2022 en er zullen er in
totaal 114 geleverd worden. Zie de foto ergens hieronder.
En ik vertrek ook niet alvorens me verdiept te hebben in de
dienstregeling. Op werkdagen overdags en op zaterdagmiddag is er een basis-20 minutendienst
over het hele traject met trams die continu rondjes rijden, in beide richtingen.
Deze 20-minutendienst wordt op sommige tijdstippen en deeltrajecten aangevuld
tot een 10-minutendienst. Dat gebeurt door trams die niet het volledige rondje
rijden, en dus wel een begin- en eindpunt hebben.
Op zondag, zaterdagmorgen en in de avonduren is er een
basisdienst van 30 minuten, op sommige trajecten aangevuld tot een
kwartierdienst. Dan rijdt er geen enkele tram meerdere rondjes achter elkaar.
Dat heeft een praktische reden: een ronde duurt 140 minuten. Dat is wel
deelbaar door 20, maar niet door 30.
Op zo’n lange ringlijn is de punctualiteit natuurlijk wel
een dingetje. Een tram die te laat is, begint ook weer te laat aan zijn
volgende ronde. Daarom is de dienstregeling ruim opgezet, en zijn er op traject
een aantal tijdhaltes waar trams even moeten blijven wachten als ze te vroeg
zijn gearriveerd.
Het is zaterdagmorgen 3 mei 2025. Deze dag begint en zal eindigen met regen. Daartussenin: zon en een drukkende warmte. Om 9:28 stap ik bij Mannheim Hbf in lijn 5 voor de rit rechtsom. Als linkspoot had ik hem misschien beter linksom kunnen doen, zoals de samensteller van deze pagina. Deze cabinerit op YouTube is ook heel leuk, als je eens een keer langer dan 2:20 uur niks te doen hebt. Hij begint bij remise Käfertal en gaat linksom.
Als je de ringlijn op een landkaart ziet (de rode lijn op
het kaartje hierboven), zie je dat hij een vrijwel gelijkzijdige driehoek vormt
tussen de hoekpunten Mannheim, Weinheim en Heidelberg. En die driehoekige ‘ring’
is feitelijk een 8-baan, een 8 uit proportie, met een heel klein rondje
en een heel grote.
Kaartje: Metrophil, overgenomen van Wikipedia (D): Straßenbahn Mannheim/Ludwigshafen
Op dit kaartje (geknipt uit een licht verouderde netkaart
van het tramnet in Mannheim en omstreken) staat lijn 5 getekend in donkergroen.
In Mannheim kruist de lijn zijn eigen pad.
Kies je voor rechtsom, dan heb je na het hoofdstation van
Mannheim de binnenstad aan je linkerhand. Rechts zie je dan de watertoren, de
kunsthal, en een fraaie waterpartij, met fonteinen en zo. Daarna het theater
(waarom zijn theaters toch altijd zo lelijk?) Vervolgens kruist de tram via een
brug de Neckar en loopt op de kaart gezien weg naar het noordoosten.
2 uur later verschijnt hij aan de onderkant van het kaartje weer in beeld, langs de Neckar. Bij de brug kruist hij zijn eigen route ongelijkvloers. Er is geen overstaphalte van de ene tak op de andere. Maar je kunt het rondje gewoon blijven uitzitten, dan kom je overal in de Altstad. De tram rijdt recht door het hart ervan: de markt, de Paradeplatz. Dan langs het slot en de universiteit terug naar het Hbf.
De tram verlaat het centrum van Mannheim over een brede groenstrook in het midden van een
weg. Bij de halte Exerzierplatz stappen heel veel mensen uit. Verplichte militaire
herhalingsoefeningen op de zaterdagmorgen? Wie zal het zeggen?
We rijden verder over viaducten en later op een vrije,
afgeschermde baan op maaiveld. Bij de nadering van de tram sluiten er
spoorbomen of trambomen. Hier begint de route langzamerhand te transformeren
van een tram- in een spoorbaan.
Dan station Käfertal, bij een groot remisecomplex. Treinen stoppen er ook, zij
het een stuk minder dan trams: allen een paar S-Bahn-treinen in de ochtend- en
middagspits.
Dit is zo’n halte waar trams even wachten op hun vertrektijd
volgens dienstregeling. Ik pak de volgende tram. Het traject dat nu volgt, ziet
er erg spoors uit, met seinen, spoorbomen, grote halteafstanden en een flinke
snelheid, tot 80 km/uur; we halen auto’s in op de provinciale weg naast het
spoor. Dit is pas trammen!
Al snel rijden we de stad Viernheim binnen, en daarmee de
deelstaat Hessen. Viernheim ligt in Hessen; de rest van de route van lijn 5 in
Baden-Württemberg. Maar neem je in Mannheim de tram naar Ludwigshafen, dan
beland je in Rheinland-Pfalz. Een tramnet in 3 deelstaten. Maar dat is nog niks
vergeleken met Bazel; dat heeft een tramnet in 3 naties: Zwitserland, Duitsland
en Frankrijk.
Viernheim ligt in een landelijke streek, met heuvels in de
verte. Station Viernheim is weer zo’n tijdhalte waar trams even wachten. Het
station wordt al heel lang niet meer bediend door treinen. De streek is
afhankelijk van de tram, maar dat is er dan wel een die over een spoorbaan
rijdt. Maar dat is er dan toch een die niet in de reisplanner van Interrail
staat. En weer wél in de Hafas Internationale treinplanner.
Ik reis vandaag dus niet op Interrail, maar op een dagkaart
voor het hele net van RNV, te verkrijgen uit een automaat bij sommige haltes.
Koop je zo’n kaart op zaterdag, dan is hij geldig tot en met zondagavond; heel
schappelijk. Koop je hem op Goede Vrijdag, dan is hij zelfs geldig tot en met
paasmaandagavond, 4 dagen lang.
De ruienwisser zwiept het regenwater weg. Bij elke halte staat wel iemand, ook die in the middle of nowhere, sorry: nirgendwo. De meeste reizigers in deze altijd goed bezette trams zullen wel reizen op het D(eutschland)-ticket. Dat is populair gebleven, ondanks de prijsverhoging per 1 januari 2025 van 49 naar 58 euro. Er zijn nog steeds 13 miljoen abonnees van deze maandkaart.
Er wordt trouwens wel gefraudeerd bij het leven, met die
D-tickets. Die app is erg fraudegevoelig. Er zijn miljoenen valse D-tickets in
omloop. Controle in de tram vindt ook niet plaats, althans niet tijdens de
paarhonderd kilometer die ik deze dagen afleg
in en om Mannheim.
Kaartje: Metrophil, overgenomen van Wikipedia (D): Straßenbahn Mannheim/Ludwigshafen
Weinheim, waar ik morgen ga kijken, bouwt aardig in de
hoogte, bij de tramhalte aan de rand van de stad. We hebben het spoorse traject
verlaten en rijden nu weer als stadstram, op een vrije baan in het midden van
een straat.
De stad heeft een station waar echte treinen stoppen; IC’s
zelfs. Voor de tram is dit ook weer een tijdhalte.
Een reiziger maakt van het korte oponthoud gebruik door te
kloppen op het luikje achter de rug van de bestuurder. Tegen mijn verwachtingen
in gaat het luikje open en kan de man een vraag stellen; ik vermoed of hij wel
in de goede richting reist voor Heidelberg. Linksom kom je er ook wel, maar dan
ben je zo’n 100 minuten onderweg. Er hangt een bordje bij dat luikje, zie ik nu:
Voor informatie kloppen, maar alleen als de tram stilstaat.
We slaan de weg naar Heidelberg in, en dat is de Bergstraβe.
Die loopt van Darmstadt via Weinheim en Heidelberg naar Wieslach. De 80 km lange
weg was in de oudheid en de middeleeuwen een handelsroute. Tegenwoordig is het
vooral een toeristische autoweg voor de huidige volgelingen van Bertha Benz, een
rustieke route langs een mild glooiend landschap.
De Bergstraβe - en daarmee de tramroute - voert door krappe
dorpsstraten in plaatsjes als Groβsachsen en Dossenheim. Die brede trams op die
smalle spoortjes banen zich een weg over een stuk enkelspoor, akelig dicht
langs de stoepen en de gevels van de huizen. Daarbij belanden ze soms,
onvermijdelijk, aan de linkerkant van de weg en gaan ze dwars tegen het
autoverkeer in. Tegemoetkomende auto’s wijken node uit naar de andere rijbaan,
en de auto’s die daar hadden willen rijden, worden aan het begin van het dorp tegengehouden
door verkeerslichten, denk ik; het is vanuit de tram niet goed te zien.
De streekbewoners zullen er wel aan gewend zijn, dat ze in
hun auto altijd verdacht moeten zijn op een confrontatie met een tegemoetkomende
Rhein-Neckar-Variobahn. Ze verkijken zich niet meer op de breedte van de tram
en verspelen hooguit één keer in hun leven een koplamp bij een botsing. Ook zullen
ze niet zonder uit te kijken uit hun voordeur komen stuiven, de trambaan op.
Vanzelfsprekend rijden de trams hier met aangepaste snelheid.
Overmorgen kom ik hier terug voor foto’s van de tram in
Groβsachsen. Ik plaats er hier alvast een.
We koersen op Heidelberg af. Op de hele route van lijn 5
zijn er om de paar kilometer overloopwissels om bij een stremming even uit te
kunnen wijken naar de linkerkant van de weg. In een buitenwijk van Heidelberg
ligt er een stuk tijdelijk enkelspoor in verband met wegwerkzaamheden. Ook dit
traject wordt gedeeld met auto’s.
Alles bijelkaar is het een wonder dat trams de hele ronde
weten te voltooien binnen de 140 minuten die ervoor staan. Lijn 5 is 12 km minder
lang dan de Vlaamse Kustlijn, maar de rijtijd is maar enkele minuten korter. Deze
tram haalt een gemiddelde snelheid van 24½ km/uur. Dat is razendsnel voor een
stadstram, maar akelig langzaam voor een voertuig dat over een spoorbaan rijdt.
Je kunt er in ieder geval niet tegenop fietsen – als iemand in deze streek dat überhaupt
al zou doen.
We nemen een brug over de Neckar en belanden op de
Bismarckplatz. Dit plein aan de rand van de Altstadt van Heidelberg is een druk
tram- en busknooppunt. Heidelberg heeft, naast lijn 5 die vanuit Mannheim op
visite komt, ook nog een eigen tramnet met 6 lijnen.
De Altstadt strekt zich over 2 kilometer uit langs de
zuidoever van de Neckar. Vanaf de Bismarckplatz loop je zo het winkelhart van
de stad in, voorzien van HEMA en C und A. Daar voorbij heb je het slot van
Heidelberg.
Het centrum van Heidelberg ligt opvallend excentrisch op de
plattegrond van de stad; eerder in een oostelijke uitloper ervan dan in het
midden. Het Hauptbahnhof ligt ook op zo ongeveer een Schotse mijl van de
Bismarckplatz, 4 haltes met de tram; lijn 5 plus vrijwel de hele vloot
Heidelbergse trams rijden erheen.
De Altstadt van Heldelberg is echt een Altstadt, een van de
weinige in Duitsland die de oorlog vrijwel ongeschonden overleefd hebben. De
geallieerden hebben de stad overgeslagen. Hoe dat komt, is nooit voor 100%
duidelijk geworden.
Heidelberg had minder (oorlogs)industrie dan nabij gelegen
steden als Mannheim en Ludwigshafen. Maar wat ook een rol gespeeld zou kunnen
hebben, volgens wat je een omgekeerde complottheorie zou kunnen noemen: de Amerikanen zouden na de
oorlog het hoofdkwartier in hun part van het bezette Duitsland in Heidelberg
vestigen. Dat zouden ze al van plan geweest zijn in de nadagen van de oorlog.
En daarom hielden ze zich, volgens de theorie, een beetje in met bommen gooien,
om niet eerst jarenlang puin te hoeven ruimen.
Hoe het ook zij, in de hele Altstad kun je honderden en
honderden echt oude – authentieke, oud-thentieke, zoals ik het altijd noem - gebouwen
fotograferen. De zon is erdoor gekomen en verdrijft de regennevel.
Rechtsboven: De Karlstor, rechtsonder het stadhuis.
Heidelberg herbergt de oudste universiteit op het huidige
grondgebied van Duitsland, de Ruprecht Karls Universität, gesticht in 1386.
Meer dan 700 jaar later is het nog steeds een gerenommeerde universiteit, die
in de hoogste regionen staat van die bekende lijstjes van mondiale topuniversiteiten
(lijstjes die niet altijd evenveel zeggen, OK).
In vroeger eeuwen had de universiteithaar eigen rechtspraak.
Studenten die zich schuldig hadden gemaakt aan nachtelijk rumoer, openbare
dronkenschap, vechtpartijen of ander grensoverschrijdend gedrag, werden voor
enige tijd opgesloten in de studentengevangenis (rechtsboven). Die is al lang niet
meer als zodanig in gebruik, maar is nog wel een drukbezochte toeristische attractie.
Linksboven een van de meest vermaarde geleerden uit de
geschiedenis van deze universiteit: de chemicus Robert Bunsen (1811-1899). Hij
verrichtte baanbrekend werk op uiteenlopende terreinen, maar is vooral bekend
als mede-uitvinder van de naar hem genoemde bunsenbrander.
Rechtsonder de poort op de Alte Brücke
Dan het slot van Heidelberg. De slotruïne moet ik zeggen,
maar voor een ruïne ziet het immense bouwwerk er nog redelijk fris uit.
Ooit resideerden de keurvorsten van de Palts er, voordat ze
dat deden in Mannheim. Hun optrekje raakte in de loop van de 17e eeuw een paar
keer zwaar beschadigd bij diverse oorlogen die zich in die tijd voordeden.
Na die keer in 1689, tijdens de Negenjarige Oorlog, namen ze
niet meer de moeite om de schade te herstellen. Die Negenjarige Oorlog hebben
we blijkbaar ook nog gehad. Ik had er nog nooit van gehoord, maar misschien wordt
hij in deze streek even uitgebreid behandeld in de geschiedenisles als bij ons
de Tachtigjarige.
Het fort ligt op een steile heuvel. Je kunt er komen met de Heidelberger
Bergbahn, een Standseilbahn. Zo’n vervoermiddel omschreef ik in Seefeld
(Oostenrijk) als: ‘ (…) een rijdende trap, waar je via een trap in en
uit klimt, en die een helling neemt die ook zo steil is als een trap. Tegen
alle verwachting zit je zelf horizontaal in dat ding, en niet met je neus in de
lucht, of op de terugweg naar de grond’.
Deze Bergbahn brengt je naar het slot, of naar een hogere
etage, waar je dan nog een vervolg-Standseilbahn kunt nemen naar nog grotere
hoogten.
Ik loop het dalstation binnen, maar daar staat zo’n lange
rij, alleen al voor de kaartverkoop, dat ik maar van mijn rit afzie. Ik ga
tegen die steile heuvel opklauteren te midden van nog veel meer mensen die een
gezonde wandeling prefereren.
Het is overal druk dit weekend, bij de toeristische
attracties. Duitsland viert een lang weekend. Donderdag was het de dag van de
arbeid, waarop er niet gearbeid wordt, en vrijdag was een brugdag.
Dit weidse uitzicht (rechtsboven) op wat ik echt geen ruïne vind, is
gratis, evenals de kasteeltuin, waar een grote vreetschuur is, om de
terminologie van de Fressgasse even vast te houden. Maar voor toegang tot het
bouwwerk zelf moet je een kaartje kopen.
Je hebt dan nog de keus om er al dan niet een guided tour
bij te nemen. Ik ga me er niet in verdiepen of dat een rondleiding is met een
gids van vlees en bloed, of zo’n praatpaal die je tegen je oor geklemd moet houden.
Allebei dodelijk vermoeiend; ik heb voor beide geen puf meer na die klim, en ga
een kijkje nemen zonder toelichting.
Ik zie weinig puin, In tegenstelling tot wat je in een ruïne
zou verwachten, maar nog heel gave muren. Waarom zijn die keurvorsten er in ’s
hemelsnaam uit weggetrokken; Heidelberg is toch een stuk leukere stad dan
Mannheim.
Heel bijzonder is dit buitenmodel-wijnvat. Het is gemaakt in
1751 van 130 eikenbomen en kan 220.000 liter wijn bevatten. Daar haal je ruim 1,5
miljoen volle glaasjes wijn uit of, voor mensen die het glas altijd
halfleeg zien: ruim 3 miljoen halflege wijnglazen. Het is heel lang geleden dat
er voor het laatst wijn in zat. Bovenop het vat ligt een houten plateau dat als
dansvloer gebruikt kan worden.
Na dit curiosum gezien te hebben, wil ik wel weer eens naar
beneden. Op mijn toegangskaartje staat wonderlijk genoeg dat het inclusief een dalvaart
is met die Standseilbahn, hoewel ik daar geeneens om gevraagd heb. Laat ik hem
dan ook maar nemen.
Het gevaarte is zo overvol dat ik er geen knappe foto van
kan maken.
Als ik beneden ben aangekomen in de Altstad, trekt er opeens een windvlaag over een pleintje met terrassen. Parasols en
glazen vallen met veel gekletter om; er wordt gegild. Alles wijst erop dat er
een weersomslag zit aan te komen. Het zal wel gaan spoken, vanavond. Ik keer
terug naar Mannheim.
Tussen het tram-busplein Bismarckplatz en Heidelberg Hbf gaapt,
zoals hierboven al gezegd, een afstand van bijna 2 kilometer. Onderweg met de
tram kom je enkele gemeentelijke instellingen van Heidelberg tegen, zoals Stadtwerke
en de Stadbücherei, de openbare bibliotheek; elk voorzien van een tramhalte
waar bijna de hele vloot Heidelberger trams stopt.
Het hoofdstation van Heidelberg lag eerst op een andere plek,
een halve kilometer dichter bij de binnenstad. Dat station werd in 1840 geopend
als kopstation, maar later die eeuw gepromoveerd tot doorgangsstation.
Het had een wat moeizame relatie met de wijk eromheen. Het
station raakte ingebouwd door huizen, waardoor uitbreiding niet meer mogelijk
was. Anderzijds waren de sporen van en naar het station een reusachtige
sta-in-de-weg voor het steeds maar toenemende autoverkeer in de wijk.
Plannen om het station te verplaatsen, dateerden al van het
begin van de 20ste eeuw. Maar er kwamen 2 wereldoorlogen tussen, en het nieuwe
station ging pas open op 5 mei 1955. 5-5-55, ik ken iemand die op de datum met al
die vijven geboren is; exact 10 jaar na de Bevrijding, nog wel. Die wordt
overmorgen dus ook 70, net als Heidelberg Hbf (lekker belangrijk toch, dit
soort privé-informatie van mij?)
Als je tegenwoordig in Heidelberg naar het station denkt te
lopen via de Bahnhofstraβe, dan ben je mooi gefopt; die straat voert nog steeds
naar de plek waar het station vroeger was.
Het ‘nieuwe’ station (wat heet nieuw, na 70 jaar?) vind ik
een typisch staaltje wederopbouw, met een heel onopvallende gevel. Ik ben hem dan
ook vergeten te fotograferen (en dat nog wel op 5-5-25; de foto’s van het
stationsplein maak ik overmorgen pas). Mijn oog, en dat van mijn camera, wordt
dan getrokken naar een opvallend beeld van een paard op het stationsplein, en
dat van een man met een valies voor de ingang van de stationshal.
Het stalen paard staat voor het hoofdkwartier van de Heidelberger
Druckmaschinen AG. Die handelt in offset-apparatuur en dat soort spul, dat in het
huidige digitale tijdperk ook nog steeds verkocht wordt. Het beeld is ontworpen
door Jürgen Goertz. Kwam ik die naam al eens niet eerder tegen in Duitsland?
Jawel, vorige zomer in Gelsenkirchen, dat indrukwekkende monument van die
ontredderde mijnwerker.
De man met het valies is de ‘Dienstmann’ Johannes Fries (1837-1905),
een bekende figuur in Heidelberg, met als bijnaam: Muck. Hij was werkzaam als
kruier, een tegenwoordig onbekend fenomeen op stations.
Een kruier sjouwde, tegen een kleine vergoeding, bagage van
reizigers van het ene perron naar het andere, of vanuit de trein naar een
taxistandplaats, of vice versa. In Nederland hebben kruiers het nog uitgehouden
tot 1981, al kon je die ‘witkielen’ op het laatst alleen nog ontbieden op Amsterdam
Centraal. Je kon ze ook van te voren bestellen, met de NS-app. Grapje; nee, per
briefkaart.
Behalve kruier was Muck ook bediende op een
studentensociëteit, waar hij onder meer functioneerde als ‘postillon d’amour’,
zoals dat heet in het Duits: een koppelaar, een relatiebemiddelaar, Tinder
avant la lettre (ja, ook ik ken een paar woorden Duits). Muck was zowel bij treinreizigers
als studenten heel gezien om eigenschappen als behulpzaamheid, betrouwbaarheid,
humor en bescheidenheid.
De beeldhouwer Armin Guther schonk dit beeld in 2001 aan Deutsche
Bahn AG.
De tram verlaat Heidelberg langs het spoor en langs muren
vol graffiti. Heb ik die kennis die op 5-5-55 geboren is, nu wel een kaart
gestuurd? Ja, daar heb ik nog net voor mijn vertrek naar Duitsland aan gedacht.
De tramrit gaat verder zoals ook de rest van de rit verliep:
van dorp tot dorp, met een matig gangetje door dorpsstraten en op volle
snelheid op interlokale spoortrajecten.
Als we de buitenwijken van Mannheim naderen, wordt het zo
donker als de nacht. De wind giert langs de ramen, en in de verte zijn de
eerste bliksemflitsen zichtbaar. Het begint te storten. Halte Neuroseheim, meen
ik te lezen; een golvend uitzicht door de met regen bespatte ruit. Maar de juiste
naam luidt Neuostheim.
De hoge Fernmeldeturm wil graag op de foto, maar die stel ik
uit; je moet bij onweer vast en zeker niet onder een hoge zendmast gaan staan.
Dit traject voert
langs de zuidoever van de Neckar op zijn laatste kilometers voordat hij
uitmondt in de Rijn. De tram loopt vol met eters en uitgaanders in Mannheim, en
er heerst een gekakel van jewelste.
We rijden de binnenstad binnen en passeren het punt, waar
lijn 5 zichzelf kruist. Mensen staan als verzopen katten te schuilen in krappe,
smalle abri’s die nauwelijks bescherming bieden tegen de elementen. Ik reis de
hele binnenstad door, langs de Paradeplatz en het slot. Ook stap ik niet uit als
de tram Mannheim Hbf bereikt en daarmee die gekantelde schoenendoos die mijn
hotel is.
Echt ideaal, zo'n lijn zonder begin of eind! Ik blijf gewoon
in de tram zitten totdat de bui is weggetrokken. Dat is pas het geval bij die
grote remise in Käfertal. Ik heb vandaag 1¼ rondje rechtsom afgelegd met de
tram.
Terug in de binnenstad dineer ik in de buurt van het nieuwe
Stadhuis bij een chinees met lopend buffet. Een regelneef van een man begeleidt
me naar een zitplek dicht bij het buffet waar de oriëntaalse eetwaren uitgestald
staan; dan hoef tenminste niet steeds dat trapje van 5 treden op te lopen - op
mijn leeftijd, bedoelt hij vermoedelijk.
Hij ziet blijkbaar niet aan me af dat ik in Heidelberg die
enorme puist ben opgeklauterd waarop het slot staat. Gedurende de rest van mijn
bezoek bemoeit hij zich nadrukkelijk met me, en dient hij me van uitgebreide
adviezen over de gerechten die ik ook nog zou kunnen nemen. En ik vind het
juist de charme van zo’n lopend buffet dat je het helemaal zelf kan uitzoeken
en uitproberen.
De volgende 2 dagen dat ik in Mannheim verblijf, ga ik toch
maar aan de schnitzel, één keer in een van de ‘kwadraten’ in de binnenstad, en
een keer met uitzicht op de Rijn.
Zondagmorgen pak ik een andere tram dan lijn 5 naar Bad
Dürkheim, 20 km ten westen van Mannheim. In Bad Dürkheim strijden Bierhallen en
Weinstuben om de gunst van de bezoeker. Goed dat ik bier noch wijn drink,
anders zou ik zondagmiddag niet meer in staat zijn tot mijn geplande bezoek aan
Weinheim (dat, hoewel de naam anders doet vermoeden, niet opvalt door een groot
aantal tapperijen).
In Weinheim kom je wel met de lange lijn 5; ik reed er
gisteren al langs. Ik neem wederom de tram rechtsom, via Käfertal en Viernheim.
Op weg van het station, annex tramhalte, naar de binnenstad van
Weinheim passeer ik dit giganteske beeld van 3 meer dan manshoge soldaten. Ja, het
zal hier in Duitsland eens een keer NIET groot zijn! Het is notabene een
monument voor de gevallenen; waarom moeten daar dan de soldaten staan die hen
naar de andere wereld geholpen hebben?
Bij dit Weinheimer Kriegerdenkmal staat een zeer uitgebreide
verklarende tekst in van die Duitse, moeilijk te doorgronden volzinnen, die
zich moeizaam een weg banen naar de punt. Soms vraag ik me af of Duitse
scribenten überhaupt wel een punt op hun toetsenbord hebben.
Daar heb ik geen geduld voor; ik loop verder. Dit is een
veel aardiger beeld. Twee fictieve Weinheimers: Bas Greth en neef Philp figureerden
in de jaren 20 t/m 50 vaak in de kolommen van de plaatselijke krant waarmee ze
gebeeldhouwd zijn. Daar becommentarieerden ze in rijm en in dialect gebeurtenissen
in de stad.
De Altstad van Weinheim is, evenals die van Heidelberg, goed
bewaard gebleven. Een heel plezierige dwaalstad. Hij bestaat uit straatjes en
steegjes met vakwerkhuizen op geaccidenteerd terrein; heuvels en trappen. Het
vraagt om foto’s in portrait-oriëntatie.
Het is een eerbiedwaardige oude stad. Hij kreeg al marktrecht in exact het jaar 1000. Dat werd verleend door keizer Otto III, die zich blijkbaar niet stoorde aan het einde van de wereld dat velen in dat jaar verwachtten.
Windeck
Weinheim wordt ook wel Zwei-Burgen-Stadt genoemd. De ene Burg is de ruïne
Windeck, op een heuvel. De andere is helemaal geen burcht. Het
is Wachenburg, gebouwd in 1907 en is een restaurant. Het staat ook op een heuvel,
en niet op mijn foto.
\
Wel op,de foto, zij het wat fragmentarisch, staat het slot, dat
ook in Weinheim niet ontbreekt. Zonder slot is een Duitse stad geen stad. Het heeft
een vierkant torentje. Er ligt een slotpark omheen,
als groene long in de stad.
Op de terugweg naar het station wil ik het verhaal over dat beeld van die
stoere soldaten nog eens grondig bestuderen. Echt een dag om je in zulke dingen
te verdiepen; het is me tijdens deze stadswandeling te binnen geschoten
dat het vandaag dodenherdenking is in Nederland. In het jaarlijkse gedoe om dodenherdenking
verdiep ik me al lang niet meer. Ook dit jaar waren er geloof ik weer aan alle
kanten grieven en conflicten. Maar daar heb ik me dus niet in verdiept.
Die tekst bij dat monument is me te lang om staande te
consumeren, dus ik zet hem op de foto en ga er thuis wel eens rustig naar
kijken. Dat monument blijkt dan uit de nazi-periode te zijn, van net voor WO
II. Maar het was oorspronkelijk opgericht voor de Weinheimer gevallenen in WO
I. Uit het lijstje hadden ze daarbij bewust de namen van Joodse
oorlogsslachtoffers weggelaten.
Na WO II zijn die Joden er alsnog bijgezet. Maar nu was er weer
een nieuw schandaal. Bij het monument werd een lijst opgenomen van de
gevallenen in die laatste oorlog. Maar daarbij werd verhuld dat er ook SS-soldaten
tussen stonden; die werden vermeld met een Wehrmacht-rang, en niet met hun
eigen SS-rang.
Dit volkomen foute monument hebben ze tot in de huidige tijd
laten staan als een ‘unbequem Denkmal’, een schurend monument, zou je kunnen
zeggen. Dat heeft dan dezelfde bedoeling als het monument dat wij zagen in Wuppertal, met die lui die de Hitlergroet brachten, en dat onzichtbare
monument dat ik zag (of dus eigenlijk: niet zag) in Saarbrücken.
Ter compensatie voor dit nazi-gevaarte in Weinheim hebben ze
aan de overkant van de straat in 1999 ook nog een wél deugend monument
neergezet. Dat heb ik over het hoofd gezien, verbijsterd als ik was door die soldaten.
Het is een ‘Gegendenkmal’ voor de slachtoffers van geweld, vervolging en
oorlog.
Ik heb er een foto van uit de Wikipedia geplukt. Het lemma
daarin over het Weinheimer Kriegsdenkmal en zijn ‘contramonument’ bevat ongeveer
evenveel tekst als een gemiddelde aflevering van De digitale reiziger, en dat wil
wel wat zeggen.
De tijd heelt alle wonden, zeggen ze. Maar de door de nazi’s
veroorzaakte wonden van WO II willen in Duitsland nog niet dicht. Hopelijk
komen ze er nog mee in het reine voordat de volgende wereldkrijg uitbreekt. Tot
zolang moet zo’n ‘Mahnmal’ als in Weinheim er maar blijven staan, al zou ik de
Duitsers de kost niet willen geven die kicken op zo’n beeld.
Mahnmal für die Opfer von Gewalt, Krieg und Verfolgung
Foto: 4028mdk09; Overgenomen van Wikipedia (D): Weinheimer
Kriegerdenkmal
Franklin
Franklin
Franklin
Enfin, ik stap in de tram terug naar Mannheim, voor een bijzondere stadswijk, in
het oosten van stadsdeel Käfertal. Daar waren tot niet heel erg lang geleden
Amerikaanse militairen gehuisvest en gelegerd.
Op het vrijgekomen terrein is de afgelopen 10 jaar een
nieuwe woonwijk van 150 hectaren tot stand gekomen (en nog steeds gedeeltelijk
in aanbouw) waarin ruimte is voor architectonische experimenten. Het is een
modelwijk. Hij heet Franklin, en je moet ervoor uit tram 5 stappen bij de halte
Platz der Freundschaft.
Een beetje meer originaliteit bij de bouw van flatblokken is
echt geen overbodige luxe. Vanuit tram 5 zie je een aardige doorsnee van flats
in Duitse nieuwbouwwijken. Fraai zijn ze meestal niet.
Flats vanuit de tram
Duitsland staat vol met het type huizenblokken linksonder en
rechtsboven op deze foto. Er moeten er wel honderdduizenden gebouwd zijn in
heel het land. Ik heb niet kunnen vinden hoe dit soort architectuur heet.
Daarom noem ik ze maar: Duitse Blokken.
Ik loop een uurtje rond in Franklin. Wat je hier ziet, kan
een nieuwbouwwijk aardig opfleuren. Toch zie ik het basispatroon van die Duitse
Blokken hier wel terug. Ik vind ze vaak meer-van-hetzelfde, en vooral
ontzettend Duits.
Er zijn woningen voor verschillende doelgroepen, zoals studenten,
senioren en jonge gezinnen. Aan de rand van de wijk is er een grote tuin waar
bewoners zelf groente, fruit en bloemen kunnen verbouwen.
De wijk kreeg een eigen tramlijn, lijn 16. Een ultrakorte lijn van
2 km, met 3 haltes. Bij de halte Bensheimer Straβe van lijn 5 is het
eindpunt. Er is
aansluiting op tram 5 richting Mannheim, wat plezierig is, zeker op
zondag, als
die tram maar eens per half uur rijdt. Het is de bedoeling dat lijn 16
uiteindelijk wordt doorgetrokken naar de binnenstad van Mannheim.
Ik stap in lijn 5, die kant uit. De tramzondag zit er
daarmee op.
Lijn 16
Maandagmiddag 5 mei ga ik die Fernmeldeturm (zendmast;
televisiemast) maar eens op de foto zetten. Bij Mannheim Hbf pak ik de tram
linksom, die dus eerst naar Heidelberg rijdt en daarna naar Weinheim, waar ik
gisteren was.
Op dit tijdstip vroeg in de middag zie ik op lijn 5 zo nu en
dan 2 gekoppelde trams rijden, 10 bakken in totaal; noem het ‘bak’beesten!
Andere trams op dezelfde lijn rijden gewoon ongekoppeld. Hoezo verwachten ze op
dit dal-uur een ongekende toeloop? Is er hier ergens een drukbezocht bevrijdingsfeest,
denk ik even, dommig. Oh nee, wacht…
Die Fernmeldeturm ziet dit jaar Abraham, en is dus al sinds
1975 hét oriëntatiepunt van Mannheim. Je ziet het gevaarte al op tientallen
kilometers afstand. Het is 218 meter hoog. Op de foto staat alleen de onderste
helft, anders krijg ik hem er niet op met tram en al.
Ongeveer halverwege is er een uitzichtpunt waarvandaan je
grote stukken kunt zien van 3 deelstaten. Ook is er een bistro en een
restaurant.
Met zijn 218 meter is het nog lang niet de hoogste
Fernmeldeturm van Duitsland; hij scoort maar nummer 15 op de lijst. De
allerhoogste staat in Berlijn, en die reikt met zijn 368 meter bij wijze van
spreken tot in de stratosfeer. Die keer dat wij van de Digitale reiziger in Berlijn waren, was de bovenkant ervan altijd gehuld in nevelen.
Vlak achter de toren heb je het Luisenpark langs de oever
van de Neckar. Daar hoef ik niet te wandelen; je komt er onder de luizen
vandaan. Ach nee, het zal wel het park zijn van ene Louise. Maar daar hoef ik
ook niet te wandelen: de entree bedraagt 12,50 euro; dat is nogal niet niks,
voor een wandelingetje in een park!
Bij nadere bestudering blijkt het een complete hortus botanicus
te zijn, inclusief arboretum, plus ook nog een pretpark voor kinderen. Er is in
Mannheim ook een stuk Luisenpark dat vrij toegankelijk is, maar dat ligt hier een
half uur lopen vandaan. Ik ga dat park nog wel eens doen als ik nog een keer
zou terugkeren naar de Rijn-Neckarstreek; waarom niet?
Vandaag geen tijd voor; ik pak de tram naar Groβsachsen,
waar ik eergisteren de tram zich een weg zag banen door een smalle dorpsstraat.
Groβsachsen ligt een paar kilometer ten zuiden van Weinheim, en het is een
aardig eind trammen; maar liefst 70 minuten, via Heidelberg. De tram rechtsom,
via Käfertal, doet er ook 70 minuten over, dus je zou kunnen zeggen dat de
Fernmeldeturm en Groβsachsen tegenvoeters zijn op die lange ringlijn 5.
Het dorpje telt 3500 inwoners, die zich kunnen laven aan 3
enorme bier- en / of wijnvaten bij een café. Ze hebben in deze streek iets met
grote vaten. Dat in het slot van Heidelberg mag er wezen. Maar het allergrootste
heb ik gisteren gezien in Bad Dürkheim; zie de toegift hieronder.
Groβsachsen, zoals hierboven al gezegd, ligt aan de Bergstraβe,
een toeristische, voormalige handelsroute. De geschiedenis van het dorp staat vermeld
op grote informatiepanelen, op plekken langs een wandelroute. Aan hotels was en
is er geen gebrek langs de Bergstraβe. Van zo’n paneel heb ik de stoomloc
overgefotografeerd die tot in de jaren 50 hier de verf van de gevels schraapte.
Al heel lang doen elektrische trams dat. Ik loop hier midden
op de middag, rond de overgang van dal- naar spitsdienstregeling, en dan stijgt
de frequentie van de tram van 20 naar 10 minuten. Overvloedig OV voor een
dorpje met 3500 inwoners!
Dat komt neer op 6 trams per uur per richting, ofwel in
totaal 12 per uur. Het ziet er allemaal nog krapper uit dan die complete trein
die ik vorig jaar in het Zwitserse Dietikon door een niet veel bredere straat
zag rijden.
Het gaat ook hier in Groβsachsen altijd goed, althans
gedurende dat uurtje dat ik hier wandel. Het blijft opletten voor alle
verkeersdeelnemers; de voetgangers niet in de laatste plaats, voor wie maar een
heel smal stoepje overblijft als er een tram aankomt.
Ik reis weer terug via Heidelberg en neem nog even een
kijkje in Wieblingen, een lieflijk dorp dat ooit bij de gemeente Heidelberg is
ingelijfd. Daarna keer ik terug naar Mannheim voor een schnitzel langs de Rijn.
Tot zover mijn ritten met die heel lange, in een driehoek
rondlopende lijn 5. Dit zou het einde van deze pagina zijn, als er niet nog een
toegift zou volgen.
Nog even terug naar zondagmorgen 4 mei. Dan doe Ik nog een
andere spoorse tramlijn in de omgeving van Mannheim, naast lijn 5. Dat is de Rhein-Haardtbahn
van Oggersheim (Ludwigshafen) naar Bad Dürkheim. De Haardt is een
middelgebergte dat je in de verte ziet heuvelen vanuit de tram.
Deze lijn is 16 km lang en is aangelegd in 1904. Vanuit
Mannheim kom je er soms met tramlijn 9, maar meestal met 4 / 4X. Die X staat
voor Expres, en daarmee voor een tram die hier en daar een halte overslaat –
maar er nog steeds stopt bij heel erg veel. Lijn 9 rijdt alleen op zondag
overdag en 4(X) de hele rest van de week. Het zal ergens wel een reden hebben.
In ieder geval kun je op maandag tot/met zaterdag overdags 3
keer per uur van Mannheim naar Bad Dürkheim, en ook nog 3 keer tot Oggersheim,
waar de Rhein-Haardtbahn begint. Zondag overdag 2 keer per uur naar Bad
Dürkheim, en in de avonduren eens per uur, met steeds ook weer kortrajectritten
naar Oggersheim.
De rit van Mannheim Hbf naar het eindpunt Bad Dürkheim is in
totaal 25 km lang. Lijn 4 en 9 hebben bij het hoofdstation van Mannheim al een
heel stuk achter de rug door Mannheim.
Oh ja, voordat ik instap bij Mannheim Hbf: in Koblenz had
ik het vorig jaar over het Rheingold. Dat is een legendarische miljardenschat,
waarvan sommigen geloven dat hij echt bestaat en ergens ligt te wachten op zijn
ontdekker. Ik vraag me af, of ze tramlijn 3 al eens geprobeerd hebben. Zoals ik
er tegenaan kijk, ligt dat goud niet aan het eind van de regenboog, maar aan
het eind van tram 3. Die rijdt namelijk naar de Rheingoldhalle; toch een niet
mis te verstane aanwijzing.
Als je na Hbf bij het slot van Mannheim linksaf slaat, te
voet, te step, te fiets, per auto of tram, beland je normaliter in
Ludwigshafen, dat tegenover Mannheim aan de Rijn ligt. Je neemt dan de Konrad Adenauer Brücke. Maar tot verdriet van
forenzen, studenten en iedereen die de Rijn wil kruisen, is die brug al heel
lang in reparatie. Het werk had in de zomer van 2024 klaar moeten zijn, maar
als het eind 2025 wordt, is iedereen spekkoper.
De trams naar Ludwighafen rijden nu om via een brug over een
containerhaven, 1½ km stroomafwaarts, de Kurt-Schumacher-Brücke;10 minuten
extra reistijd (op het kaartje tussen de haltes Handelshafen en Rathaus). Uiteindelijk bereiken we toch de Berliner Platz, de centrale bus- en tramhalte
van Ludwigshafen.
Ludwigshafen kent als enige stad in de streek een U-Bahnnet,
met maar 2 ondergrondse tramhaltes: Rathaus en Hauptbahnhof. Ooit was er zelfs
nog een derde, maar die hebben ze een keer links laten liggen bij een wijziging
van het tramnet. Dat is maar goed ook; de 2 ondergrondse stations die er wel
zijn, kunnen zelfs een redelijk opgeruimd iemand als ik opzadelen met een acute
aanval van neerslachtigheid. Het voordeel daarvan is wel dat de aanblik van de
stad boven de grond nog enigszins meevalt.
Bij een keerlus in het stadsdeel Oggersheim is het eindpunt
van de korttrajectdiensten.
Plezieriger is het uitzicht op het stuk van de tramroute dat
voert over de Rhein-Haardtbahn. Het is van hetzelfde laken een pak als op lijn
5: een route door dorpen. Onderweg naar Bad Dürkheim komen Maxdorf, Ellerstadt,
Gönnheim en Friedelsheim langs. De baan is grotendeels dubbelsporig, met weer een
paar van die krappe enkelspoortrajecten in de bebouwde kom.
Fietsen mogen ook mee, in die krappe trams, die niet
uitgerust zijn met een fietsenrek.
De lijn eindigt in Bad Dürkheim op een pleintje niet ver van
het spoorwegstation. De tram zal hier populairder zijn dan de trein, waarmee je
niet zonder overstappen in Mannheim komt.
Bad Dürkheim telt 18.500 inwoners en is een Kurort, zoals
het voorvoegsel Bad al zegt. Er zijn zouthoudende bronnen; zouthoudertjes, en
geen zoethoudertjes. Ze bevatten arseen, waaraan een geneeskrachtige werking
werd toegeschreven, totdat men ontdekte dat die stof zo giftig is als de neten.
Maar je ingebeelde kwalen zullen er vast niet erger van worden, als je erin
gelooft.
Kurhaus
Uit deze collage blijkt wel wat een voorname bron van
inkomsten is in dit stadje. Behalve het verbouwen van wijn is dat ook het
opdrinken ervan, met zo nu en dan ook een biertje, voor de afwisseling.
In het enorme wijnvat, dat nooit als zodanig in gebruik is
geweest, is een restaurant gevestigd. Ze zitten er om kwart voor 12 al en masse
aan de schnitzel; waar heb je zin in! Het vat heeft een inhoud van 1,7 miljoen
liter, ofwel 1700 kubieke meter. Het is 8 keer zo groot als dat in het slot van
Heidelberg.
Behalve het grootste wijnvat ter wereld heeft Vat Bad
Dürkheim ook het grootste wijnfeest: de Wurstmarkt. Duitsers maken alle clichés
over zichzelf toch ook waar, hè?
Sinds 1417 wordt het wijn- en worstfeest medio september
gehouden. Tegenwoordig vindt het plaats in het 2e en 3e weekend van die maand.
Hoe het dan 9 dagen kan duren, dat is me een raadsel.
Er komen elk jaar 600.000 bezoekers, een stuk of 70.000 per
dag, bijna 4 keer zoveel als de stad inwoners telt. Daarbij werd in 1966 voor
het eerst in 9 dagen tijd meer dan 200.000 liter wijn verzwolgen. Daarmee zou
dat grote wijnvat nog maar voor 12% leeg zijn, als het een vol wijnvat was
geweest. Het is niet eens zo gek veel, voor 600.000 bezoekers.
Hoe de wijnverkoop op de Wurstmarkt zich ontwikkeld heeft sinds
1966, staat er helaas niet bij in de Wikipedia, waaruit ik ook deze alinea’s weer
goeddeels heb overgelepeld.
Ik pak de tram terug, een rit van 37 minuten tot
Ludwigshafen Hbf, waar ik verder de S-Bahn naar Mannheim neem. Op de foto hieronder die 2
U-Bahnstations van de stad, Hbf (bovenste rij) en Rathaus (linksmidden).
Het is dat er op de foto linksboven achter mij nog 2
wachtenden staan, anders zou ik niet geloven dat hier de afgelopen 40 jaar ooit
een tram gestopt heeft.
En wat is het Hbf van Ludwigshafen (rechtsmidden en onderste
rij) een onherbergzaam station, met een plein als een bomkrater tussen tram- en
treinenstation. Maar dat station, dat ken ik. Dat is dat station met die
unheimische tunnel en die lange helling, waar ik vorige jaar moest overstappen
op weg naar Saarbrücken.
Ludwigshafen – Ludwigshafen am Rhein, volledig – moet wel de
lelijkste stad van heel Duitsland zijn. Ik houd een slag om de arm, want ik ben
lang niet in alle steden van Duitsland geweest. Maandagmorgen loop ik een
verloren uurtje rond in Ludwigshafen, maar vind nauwelijks iets dat ik kan
fotograferen zonder me voor het resultaat te hoeven schamen.
De stad maakt de indruk dat hij in 1944 tot de allerlaatste
steen platgebombardeerd is, na de oorlog heel slordig is wederopgebouwd, en dat
er daarna nog geen likje verf meer opgesmeerd is. Dat komt ook wel grotendeels overeen
met wat in de Wiki over die stad geschreven staat. Loop een uurtje rond in een
stad, geeft je ogen er goed de kost, en naar de geschiedenis ervan hoef je niet
meer te googlen.
Hier eindigt dit stuk. Ik zeg: ‘Auf Wiederschnitzel’ – een Duitse
uitdrukking die in het Duits helemaal niet bestaat; roep het dus maar niet als
afscheid naar een Duitse zakenrelatie van wie je in de toekomst nog iets
verwacht. Ik roep het wél, na nog gezegd te hebben, dat ik op de terugweg een
museum zal bezoeken over Neanderthalers, waarover ik inmiddels op FHM’s al
verslag heb gedaan.
Frans Mensonides
Er geweest: vrijdag 2 t/m dinsdag 6 mei 2025
De Rijn in Ludwigshafen, met Mannheim aan de overkant
Normale dag op het Duitse spoorwegnet - Quadratestadt, waar de straten geen naam hebben - De trams van Mannheim en omstreken- Mannheim – Heidelberg; rechtsom