De digitale reiziger (87)
Zwaar peinzen in Zuid-Zuid-Limburg; Maastricht Noord en Eijsden

Maastricht Noord


Veolia-station Maastricht Noord aan de Heuvellandlijn (Maastricht – Heerlen – Kerkrade) is kort geleden geopend, en hoopt in de toekomst nog reizigers te gaan lokken. Station Eijsden is twee jaar geleden al heropend; een herbezoek staat al sindsdien op mijn lijstje.

Het Bonnefantenmuseum in de Maastrichter wijk Céramique ging al open voordat De digitale reiziger werd opgericht; 18 jaar geleden al. Ik ben er tot dusverre altijd met een wijde boog omheen gelopen, omdat ik dacht dat het een kerncentrale was. Maar het is een museum. En het is de derde reden om met een HEMA-kaartje naar het zuiden te reizen.

De voorlaatste reisdag van De digitale reiziger ging ook al naar het kleine gedeelte van Nederland dat beneden de 51ste breedtegraad ligt. Je zou bijna gaan denken dat ik iets met Zuid-Zuid-Limburg had. Na bijna drie maanden waarin ik me moeilijk heb kunnen vrijmaken, lokten voorspellingen van rustig, soms zonnig herfstweer me op zaterdag 23 november 2013 opnieuw naar de kelder van het koninkrijk. Dat weer zou wat tegenvallen: donkerte, een zon die zich niet liet zien en een gure, kille wind die zich des te meer liet voelen.

Dat HEMA-kaartje is al besproken in mijn rubriek waarin ik al het gezeur over kaartjes verzamel. Het Bonnefanten is genoemd naar het klooster van de Soeurs des Bons Enfants (zusters van de goede kinderen) waar het ooit gevestigd was. Zo’n museum is meer iets voor mijn culturele magazine ‘FHM’s’; daarin komt op 22 december dan ook de Bonnefanten-top-5. Dit reisverslag bevat dus alleen de restjes. Er is dus alle reden om het kort en bondig te houden. Maar ook alle vrees dat dat deze keer opnieuw niet zal lukken

Daar er tussen Utrecht en Den Bosch dit weekend minder IC’s rijden, kies ik voor de route via Rotterdam. ‘Wanneer heb je voor het laatst iets voor het eerst gedaan?’, vraagt een poster me op dat station. Een intrigerende vraag. Maar de Griekse filosoof Herakleitos heeft daarop in de 6e eeuw voor Christus al een niet mis te verstaan antwoord gegeven. Je doet nooit twee keer hetzelfde, en daarmee altijd alles voor het eerst (‘Panta rhei, oudèn menei’, niet waar?).

Nooit baad je je tweemaal in precies dezelfde rivier, nooit eet je twee maal precies dezelfde boterham bij het ontbijt, nooit scheer je tweemaal precies dezelfde baardharen van hetzelfde gezicht. Ik geef je dat gaarne mee ter overdenking – en meteen om de kritiek te pareren dat ik iedere keer hetzelfde reisverslag schrijf.


Als ik in de trein naar Eindhoven het station Tilburg – Diederik Stapel University (DSU) zie langstrekken, put ik louter uit die passage inspiratie voor een FHM’etje over deze zwaar onderschatte geniale denker van eigen bodem uit ons eigen tijdperk. Dat is inmiddels gepubliceerd, nog eerder dan dit stukje.

Maastricht is populair als winkelstad, zeker gedurende de maand van liefde, warmte, huiselijkheid en te overdadige geschenken, die er zit aan te komen. Voorbij Eindhoven deel ik de coupé met een aantal kakelende Groningers, die vanmorgen erg vroeg zijn vertrokken naar dat zuidelijke winkelparadijs, en een groep al even luidruchtige Japanners.

In Weert strijkt er een leeftijdsgenote naast me neer, die zich met omslachtige gebaren ontdoet van haar jas en hem na drie mislukte pogingen aan hetzelfde haakje als de mijne weet te wurmen. Ze gaat vijf keer zitten en staat vier keer weer op, omdat ze de goede zit nog niet heeft. Ik word er een beetje kregel van, dat gedoe naast me; blijf toch eens op je kont zitten, mens. Nu remt de trein. ‘Is dit Roermond al?’, richt zij nu voor het eerst het woord tot me, met grote schrikogen. Ja, dit is Roermond al. Ja hoor, jas van het haakje, daar gaat ze. Net geïnstalleerd…

Van Roermond tot Sittard zit ik naast een man met een grijze puntsik, die zijn bril poetst, en poetst en poetst en nog eens poetst, met trage, weloverwogen gebaren. Het resultaat bevalt hem allerminst, telkens wanneer hij die bril bekijkt, zonder bril. Nog een nieuwe ronde poetsen.

Och, er is één ding nog erger in de trein dan dat alles; mensen die tegen je aan gaan zitten ouwehoeren.



Dan zijn we al bijna in Maastricht. Bij het naderen van die stad zie ik het eerste doel van mijn reis, station Maastricht Noord, al langs mijn raam schieten. Dat is gek; ik dacht dat het, vanaf Maastricht gerekend, wel voorbij de splitsing zou liggen, waar de sporen van NS en Veolia uit elkaar gaan. Maar hij ligt er blijkbaar dus vóór. Toch stopt er geen stoptrein van NS.

Ik ga het eens van dichtbij bekijken. De sneltreinen Maastricht – Heerlen slaan het station over, maar de stoptreinen naar Kerkrade halteren er. Mijn IC is 6 minuten te laat in Maastricht. Ik weet de Veolia-stoptrein nog net te halen, met een sprint over een steile trap naar het andere perron.

Maastricht Noord ligt 2500 meter ten noorden van Maastricht-zonder-meer, en net zo ver van het volgende station: Meerssen. Het is gesitueerd in niemandsland tussen huizen, fabrieken en platteland, tegenover het landgoed Mariënwaard, waar een van de twee landhuizen nu uitzicht op het perron heeft. Het achterland van het station wordt gevormd door bedrijventerrein Beatrixhaven dat aan de andere kant ervan ligt, en de woonwijken Limmel en Nazareth, op een steenworp afstand.

Ze hebben er bijna drie jaar over gedaan om Maastricht Noord te bouwen, wat erg lang is voor een zeer minimaal station met slechts bij het perron richting Maastricht iets wat op een entree lijkt. De ingebruikname ervan, die maandag 18 november 2013 dan toch heeft plaatsgevonden, is in totaal vier keer uitgesteld. Eerst was er iets met het grondwater, toen ging de aannemer failliet, en daarna waren er nog de nodige andere tegenslagen. Maar het ligt er niet voor niks; naast mijn persoon stapt er nog één ander iemand uit. Het vormt ook weer geen barrière: met een fiets kun je eronderdoor fietsen.

Er liggen hier vier sporen, waarop in totaal 16 treinen per uur rijden, gelijkelijk verdeeld over NS en Veolia. Langs de twee NS-sporen is inderdaad geen perron aangelegd, zoals ik onderweg al meende te zien. Je kunt van hier dus wel naar Heerlen / Kerkrade, maar niet met de NS-stoptrein naar Sittard / Roermond.

Het station is vooral gericht op klanten voor dat ritje van drie minuten naar Maastricht. 30 november is de officiële, feestelijke opening, met misschien wel de gouverneur erbij, en in ieder geval met bloasmeziek. Vanaf die dag kun je tijdelijk voor 1 euro een combikaartje kopen, ter kennismaking. Daarmee mag je je auto parkeren op het P&R-terrein bij het station, en dan naar Maastricht reizen met de trein. Met ingang van die datum rijdt er ook nog eens elk kwartier een pendelbus naar de Markt, waarvoor je combikaartje ook geldig is.

Nu staat er slechts één auto op het P&R-terrein, waar zich net als ik hier fotograferend rondloop, nog een tweede bij voegt. Er stapt een echtpaar uit dat zoekend gaat rondlopen. Ten slotte spreekt de man het enige andere menselijke wezen aan dat ze kunnen ontwaren; een hier verdwaalde Hollander.
- ‘Ik dacht, dat er hier een bus zou rijden, en dat je een combikaartje kon kopen…’
Ik vertel, wat ik de lezer daarnet verteld heb, dat dat volgende week pas is.
- ‘Oh! Enne… en hoe laat vertrekt dan de trein naar Maastricht?’
- ‘Dat zal nog wel een kleine 25 minuten duren; hij is net weg’.
- ‘En een kaartjesautomaat zie ik ook niet. Nou, als dit Maastricht-promotie moet verbeelden…’

Geërgerd begeven ze zich terug naar hun auto. Hier gaat een klachtenbrief over geschreven worden, vrees ik.

Er blijkt wel degelijk een kaartjesautomaat te zijn; ze hebben niet goed gekeken. Ik loop nu in de richting van Nazareth, langs een nog in aanleg zijnde toegangsweg tot het station, achter stevige hekken; langs weer zo’n hoop mijnpuin (?) die je in Limburg te pas en te onpas ziet liggen, en langs een hoeve tegenover Mariënwaard waar een hond me met woedende, gierende uithalen tegemoet bast; hij is nog niet veel volk gewend.



Nazareth. Als Jezus de Nazarener in Nederland getogen zou zijn, zou hij dat ongetwijfeld gedaan hebben in een vrome stad als Maastricht. Ik profeteerde ooit, dat als hij zal terugkeren op aarde, hij dat op Tholen zal doen. Dat zijn van die als-dan-voorspellingen waarmee je altijd goed zit, omdat ze nooit gelogenstraft kunnen worden.

De naam van deze wijk is bijzonderder dan de wijk zelf. Hij lijkt wel wat op die, die ik vanmorgen achtergelaten heb; zo’n jaren 50 / 60-buurtje met een niet echt eclatante architectuur. Met dit verschil dat er bij mij in de buurt nooit op een donkere, kille zaterdagmiddag een maffe toerist rondloopt met een camera. Dat heb ik zelf dan maar een keer gedaan, iets wat ik voor het eerst deed, dit jaar, ter gelegenheid van ons 50-jarig woonjubileum.




Ik steek die vier sporen weer over, op de plek waar nu de spoorbomen nog 16 keer per uur dichtgaan, maar straks een ongelijkvloerse kruising komt. Nu betreed ik de wijk Limmel. Die lijkt iets ouder, maar is al even doorsnee. Op een pleintje bij een kerk stoppen enkele auto’s, er slaan portieren, er komen mensen uit die elkaar kennen, er worden hartelijke groeten uitgewisseld, en er lopen mensen in de ganzenpas achter elkaar aan ergens heen. Ik hobbel onopvallend, quasi toevallig, achter de stoet aan, om te zien waar ze precies naartoe gaan, maar vind dat ineens een blijk van ongezonde nieuwsgierigheid, en ik keer op mijn schreden terug.

Het is 12:30 uur. Ik stel me op bij zo’n totempaal die in Limburg voor halte doorgaat. De bus naar station Maastricht vertrekt volgens de haltevertrekstaat om 12:40 en volgens de digitale reisinformatie over 18 minuten.




Ik kijk maar wat om me heen. Pastoor Colaris redt uw ziel, als je de plaquette vluchtig leest. Maar niet de mijne, daar is geen beginnen meer aan. Alhoewel: ik heb me de laatste maanden wel goed gehouden aan een van de zeven werken van barmhartigheid: de zieken bezoeken. Nee, nee, ik haal er twee door elkaar. Je hebt: de zieken verzorgen en de gevangenen bezoeken. Lastig; vooral dat laatste; ik bedoel: ik ken maar weinig mensen die momenteel in de petoet verblijven, en om nou zo maar een willekeurige boef te komen opzoeken in zijn cel; nee. Maar zijn we allemaal geen gevangenen, ergens, in bepaalde zin?

Op het witgeschilderde parochiehuis staat het symbool der christenen broederlijk naast dat der bierdrinkers. De dorstigen laven, ook dat is een der zeven werken. Er staat op dit pleintje verder een dorpspomp die van afstand op een kapelletje lijkt, en een standbeeld van het Dreesmenneke (‘brach vreuger gaas, water en leech in gans Mestreech’). ???.

Onbegrijpelijke mededelingen voor een buitenstaander. Het zal wel lang duren, voor je in zo’n stad ingeburgerd bent, als je hier als Hollander belandt. Mijn moeder heeft als in Rotterdam geboren peuter drie maanden in Maastricht gewoond, en herinnert zich alleen nog de beer Max, die huisde in een kooi in het park. Wat mal, een heuse beer in het stadspark; was een volière niet goed genoeg voor Maastricht?

Er komt nu een bejaarde Maastrichter dame naast me staan in de abri. Ik vraag, of zij weet hoe laat de bus nou eigenlijk vertrekt, 12:40 of 12:48, en zij antwoordt dat dat in Maastricht altijd een kwestie is van geduldig afwachten. Hij verschijnt uiteindelijk om 12:44. Gewoon het gemiddelde nemen, dus.

Ik stap bij het station over op een bus naar Céramique, daar ik geen zin heb om te lopen. Nergens in de stad zie ik al tramrails blinken. Maar de kogel schijnt nu wel door de kerk te zijn; die tram Hasselt – Maastricht, waarvan ik vorig jaar de route verkende, komt er nu echt wel.


In Céramique lunch ik in een gezellig zaterdags druk eetcafé. Dat zit in of bij de Bordenhal, die niet alleen zo heet, omdat je er je eten geserveerd krijgt op een bord, maar ook omdat hier de aardewerkfabriek Sphinx eens zijn vermaarde borden vervaardigde.

Het is een beetje the morning after, deze zaterdag. Gisteren is in Dallas president Kennedy vermoord, exact 50 jaar geleden, ook op vrijdag. Zijn gezicht grijnst me vandaag toe uit alle kranten.

Je moet niet veel jonger zijn dan ik, om je je Kennedy-moment nog te kunnen herinneren. Ik heb het nog maar heel vaag voor me. Ik was 7. Wij hadden een student op kamers, en die kwam het aanzeggen, met een gezicht lijkbleek van schrik en ontzetting. Hij had het op de radio gehoord. Als je in die tijd op de hoogte wilde zijn van het laatste nieuws, luisterde je naar de radio. De tv liep die hele bewuste vrijdagavond achter de feiten aan.

Veel beter herinner ik me nog de tweede moord, enkele dagen later: de moord op de moordenaar. Deze keer zat de tv op de eerste rang; Ruby schoot Oswald dood voor het oog van de camera. ‘Nèt goed, voor zo’n gemene moordenaar!’ vond ik. Maar mijn moeder was het daar niet mee eens. Het recht had zijn loop moeten hebben. En nu zouden we er nooit meer achter komen, wat die Oswald bezield had.

Mijn moeder had natuurlijk gelijk. Ruby gaf met zijn moord-op-een-moordenaar het startschot voor een halve eeuw complotdenken. Slechts een minderheid van de huidige Amerikanen is ervan overtuigd dat de officiële lezing klopt, dat Oswald in zijn eentje handelde. Maar dat kan toch best het geval zijn. Zolang er gekken vrij rondlopen met een schietgeweer, is er geen president veilig, en zelfs geen moordenaar.

Ook in de Bordenhal weer Japanners, anderen dan in de trein, of dezelfde, ze lijken allemaal op elkaar (krijg ik daar geen last mee, met zo’n opmerking?).

Japan is wel een tikje verbleekt, de laatste tijd. Nu het daar ook zo goed niet meer gaat, hoor je weinig lofzangen meer op dat land. Maar in de jaren 80 zagen we er, naast de zon, ook een nieuw era rijzen vol welvaart door werklust en discipline. Je moest er in die tijd geweest zijn, in Japan, of op zijn minst iemand kennen die er geweest was, of op zijn allerminst Japanse postzegels verzamelen.

Alles was daar beter dan hier. Werknemers en –gevers zongen iedere morgen gezamenlijk uit volle borst de fabriekshymne. Zulke verhalen hoorde je. De arbeiders bleven gewoon keihard doorwerken als ze staakten; ze keken dan alleen maar heel erg kwaad en droegen een zwarte band met de tekst: IK STAAK. Och, als wij het in Nederland toch eens zover zouden kunnen brengen…

Maar sinds Fukushima… Och, laat ik erover ophouden, en naar de kerncentrale van Maastricht lopen, die tenminste niet kan splijten. Ik loop van de Bordenhal naar het Bonnenfanten – maar daarover later in ‘FHM’s’.

 



Op weg naar Zuid-Zuid-Zuid-Limburg! Een paar uur later neem ik in het schemerdonker de trein naar Eijsden. Dat station is om meerdere redenen uniek in Nederland. Het is het meest zuidelijke spoorwegstation, en daar is er maar één van. Er stoppen alleen Belgische treinen, van de NMBS / SNCB. Die krijgen Belgische stroom te drinken; de stroomscheiding ligt tussen de stations Maastricht Randwyck en Eijsden. En de treinen rijden en stoppen er links in plaats van rechts.

Vanouds reed hier eens per uur het boemeltje Maastricht – Luik, met een Nederlandse en Waalse conducteur aan boord. In 2006 maakte die plaats voor de sneltrein Brussel – Luik – Maastricht, die tussen Brussel en Luik over de HSL reed. Ik nam hem in de zomer van 2011. Die trein stopte niet in Eijsden omdat hij te lang was voor het perron. De 7.000 Eijsdenaren waren ineens verstoken van railvervoer. Eind 2011 werd deze trein echter ingekort tot Brussel – Luik, de stoptrein weer in ere hersteld en het station Eijsden heropend.




De Walen hebben echt hun best gedaan om hun oudste – bijna 50 jaar - en gammelste treinstel uit te kiezen voor het ritje naar het land van de gehate kaaskoppen. Het met graffiti beschilderde en van handbediende klapdeuren voorziene kavalje kent een machinistenhokje zo krap als een aquarium, waarin een houten krukje staat als zitplek. Dat machinisten niet met armbanden IK STAAK rondlopen! Nee, dat gaat in België anders dan in Japan. In België heeft OV-personeel volgens de CAO recht op één werkstaking per kwartaal, om nader in te vullen redenen.

In afwachting van het vertrek raap ik een oude krant van een bank. Naast Kennedy volop aandacht voor wat er van de week gebeurd is in Rotterdam: een bejaarde vrouw heeft tien jaar lang dood in haar woning gelegen. Iedereen vindt dat verschrikkelijk: tien jaar onopgemerkt dood zijn; er worden vragen over gesteld en onderzoeken naar ingesteld. Maar wat echt erg is: tien jaar lang onopgemerkt léven. Ik heb vandaag een neiging tot zware peinsonderwerpen, merk ik. Ben je een keer een dag uit!

De trein zet zich nu onder klaaglijk gekerm en gepiep in beweging, met merkbare tegenzin; haalt hij de grens nog? De plaatsjes waar de trein niet stopt, heten Gronsveld en Maarland, waar vroeger ook een station was.

Ook van ritten naar Eijsden zijn er geen twee gelijk. In 1998 maakte ik er ook een, ook op een late zaterdagmiddag. Maar toen werd ik in de abri op het perron onpasselijk van de hasjiesjdampen die er hingen. In de tussentijd is dit probleem getackeld; de koffieshops in Maastricht mogen hun geestverruimende koffie-verkeerd niet meer inschenken voor buitenlandse drugstoeristen.

Toen was het hoogzomer, zag ik een kasteel, bewandelde ik knusse kasseienstraatjes langs de Maas, en heerste er jolijt in de straten, want er was een braderie, al beviel die me ook niet. Vanmiddag kan ik het kasteel niet vinden en doorkruis ik in snel dikker wordend schemerduister tamelijk gewone wijken. Twee Eijsdenaren zijn, onafhankelijk van elkaar, hun tuin winterklaar aan het maken; waar je maar zin in hebt, in de kou en de donkerte.

De rivier vind ik toch nog; dampig stroomt hij door het landschap. Aan de overkant heet het Wallonië en spreken ze Frans. Maar verlaat je Eijsden in zuidelijke richting, bij Visé, dan heb je na de grensovergang eerst nog een heel smal strookje Vlaams Gewest voordat je Wallonië betreedt; een gedemilitariseerde zone van maar een paar hectometer breed. Ondoorgrondelijk, dat taalgedoe der Belgen.





Doordat ik verkeerd gelopen ben, zie ik wel de tweede kerk van Eijsden, die in feeëriek floodlight staat. Dat is een zegen op dit soort dagen, dat het schermerduister uiteindelijk plaatsmaakt voor het echte donker. Grauwe foto’s worden dan weer opgevolgd door sfeervolle.

Statieven en dat soort rotzooi neem ik nooit mee, dat is me veel te veel gesjouw. Ik fotografeer de kerk gewoon met mijn bijzonder vaste hand, met een kwart seconde belichtingstijd, zo scherp als ik weet niet wat. Ik slik er gelukkig niet voor niks bètablokkers voor.

Google Streetview heeft Eijsden tussen haakjes overgeslagen, zal ik later zien. Alleen op de randweg aan de noordkant ervan heeft die wagen gereden die alles en iedereen fotografeert, met die camera op het dak. Toen dacht de chauffeur vermoedelijk dat hij Nederland al uit was, en keerde om.

Ik kruis nu het spoor, maar helaas niet op de plek waar het station staat, en sla aan het dwalen door een nieuwbouwwijk. Vlakken gezellig huiskamerlicht treden naar buiten door gordijnen en vitrages. Het is zo’n zaterdagavond voor warme chocolademelk en ganzenbord, voor met het hele gezin rond de tafel. Maar zo gek krijg je kinderen vast niet meer, dat ze met zulk oudbakken amusement genoegen nemen.

De twee kerken van Eijsden beieren in de verte. Ja, mensen, als ik op zo’n vroege zaterdagavond door een uithoek van het land loop, langs huizen waar mensen binnen zitten, terwijl ik buiten sta, komt er soms heel onverwachts een vraag bij me op. Namelijk: zou ik wel op tijd thuis zijn voor de samenvatting van de Eredivisiewedstrijden om 22:30?

Een bijzondere competitie. Daar bijna alle teams even belabberd spelen, kan iedereen van iedereen verliezen, en is er elke week volop spanning. De kwaliteit van de scheidsrechters houdt gelijke tred met die van de spelers. De arbiters begaan wekelijks blunders die een blind paard nog niet zou maken. Ook dat verhoogt de spanning ter zeerste.

Ik loop een doodlopende straat in en weer uit, en beland op een oud smokkelpad, dat me vast niet naar station Eijsden brengt maar eerder naar die Vlaamse zone. Tot mijn verbazing doemt na 10 minuten toch ineens het station voor me op. Ik kan nog net de trein naar Luik fotograferen, alweer met een hand zonder de geringste tremor. Goede zaak dat station Eijsden weer geopend is; het trekt voorshands meer volk dan Maastricht Noord.

Ik wacht op de trein naar Maastricht. De rest is terugweg, zoals ik altijd zeg.

Frans Mensonides
5 december 2013
Er geweest: zaterdag 23 november 2013

 

Eijsden




Maastricht

© Frans Mensonides, Leiden, 2013