Maastricht
Noord
Veolia-station Maastricht Noord aan de Heuvellandlijn
(Maastricht – Heerlen –
Kerkrade) is
kort geleden geopend, en hoopt in de toekomst nog reizigers te gaan
lokken.
Station Eijsden is twee jaar geleden al heropend; een herbezoek staat
al
sindsdien op mijn lijstje.
Het Bonnefantenmuseum in de
Maastrichter wijk Céramique ging
al open voordat De digitale reiziger werd opgericht; 18 jaar geleden
al. Ik ben
er tot dusverre altijd met een wijde boog omheen gelopen, omdat ik
dacht dat
het een kerncentrale was. Maar het is een museum. En het is de derde
reden om
met een HEMA-kaartje naar het zuiden te reizen.
De voorlaatste
reisdag van De digitale reiziger ging ook al
naar het kleine gedeelte
van Nederland
dat beneden de 51ste breedtegraad
ligt.
Je zou bijna gaan denken dat ik iets met Zuid-Zuid-Limburg had. Na
bijna drie
maanden waarin ik me moeilijk heb kunnen vrijmaken, lokten
voorspellingen van
rustig, soms zonnig herfstweer me op zaterdag 23 november 2013 opnieuw
naar de
kelder van het koninkrijk. Dat weer zou wat tegenvallen: donkerte, een
zon die
zich niet liet zien en een gure, kille wind die zich des te meer liet
voelen.
Dat HEMA-kaartje is al besproken in
mijn rubriek
waarin ik
al het gezeur over kaartjes verzamel. Het Bonnefanten is genoemd naar
het
klooster van de Soeurs des
Bons Enfants (zusters
van de goede kinderen) waar het ooit gevestigd was. Zo’n museum is meer
iets
voor mijn culturele magazine ‘FHM’s’; daarin komt op 22 december
dan ook de
Bonnefanten-top-5. Dit
reisverslag bevat dus alleen de restjes. Er is
dus alle
reden om het kort en bondig te houden. Maar ook alle vrees dat dat deze
keer opnieuw
niet zal lukken
Daar er tussen Utrecht en Den Bosch
dit weekend minder IC’s
rijden, kies ik voor de route via Rotterdam. ‘Wanneer heb je voor het
laatst
iets voor het eerst gedaan?’, vraagt een poster me op dat station. Een
intrigerende vraag. Maar de Griekse filosoof Herakleitos heeft daarop
in de 6e
eeuw voor Christus al een niet mis te verstaan antwoord gegeven. Je
doet nooit
twee keer hetzelfde, en daarmee altijd alles voor het eerst (‘Panta
rhei, oudèn
menei’, niet waar?).
Nooit baad je je tweemaal in precies
dezelfde rivier, nooit
eet je twee maal precies dezelfde boterham bij het ontbijt, nooit
scheer je
tweemaal precies dezelfde baardharen van hetzelfde gezicht. Ik geef je
dat
gaarne mee ter overdenking – en meteen om de kritiek te pareren dat ik
iedere
keer hetzelfde reisverslag schrijf.
Als ik in de trein naar Eindhoven het station Tilburg – Diederik
Stapel University (DSU) zie langstrekken, put ik louter uit die passage
inspiratie voor een FHM’etje
over deze zwaar onderschatte geniale denker van
eigen bodem uit ons eigen tijdperk. Dat is inmiddels gepubliceerd, nog
eerder
dan dit stukje.
Maastricht is populair als
winkelstad, zeker gedurende de
maand van liefde, warmte, huiselijkheid en te overdadige geschenken,
die er zit
aan te komen. Voorbij Eindhoven deel ik de coupé met een aantal
kakelende
Groningers, die vanmorgen erg vroeg zijn vertrokken naar dat zuidelijke
winkelparadijs, en een groep al even luidruchtige Japanners.
In Weert strijkt er een
leeftijdsgenote naast me neer, die
zich met omslachtige gebaren ontdoet van haar jas en hem na drie
mislukte pogingen
aan hetzelfde haakje als de mijne weet te wurmen. Ze gaat vijf keer
zitten en
staat vier keer weer op, omdat ze de goede zit nog niet heeft. Ik word
er een
beetje kregel van, dat gedoe naast me; blijf toch eens op je kont
zitten, mens.
Nu remt de trein. ‘Is dit Roermond al?’, richt zij nu voor het eerst
het woord
tot me, met grote schrikogen. Ja, dit is Roermond al. Ja hoor, jas van
het
haakje, daar gaat ze. Net geïnstalleerd…
Van Roermond tot Sittard zit ik naast
een man met een grijze
puntsik, die zijn bril poetst, en poetst en poetst en nog eens poetst,
met trage,
weloverwogen gebaren. Het resultaat bevalt hem allerminst, telkens
wanneer hij
die bril bekijkt, zonder bril. Nog een nieuwe ronde poetsen.
Och, er is één ding nog erger in de trein dan dat alles; mensen die tegen je aan gaan zitten ouwehoeren.
Dan zijn we al bijna in Maastricht. Bij het naderen van die
stad zie ik het eerste doel van mijn reis, station Maastricht Noord, al
langs
mijn raam schieten. Dat is gek; ik dacht dat het, vanaf Maastricht
gerekend,
wel voorbij de splitsing zou liggen, waar de sporen van NS en Veolia
uit elkaar
gaan. Maar hij ligt er blijkbaar dus vóór. Toch stopt er geen stoptrein
van NS.
Ik ga het eens van dichtbij bekijken.
De sneltreinen
Maastricht – Heerlen slaan het station over, maar de stoptreinen naar
Kerkrade
halteren er. Mijn IC is 6 minuten te laat in Maastricht. Ik weet de
Veolia-stoptrein
nog net te halen, met een sprint over een steile trap naar het andere
perron.
Maastricht Noord ligt 2500 meter ten
noorden van Maastricht-zonder-meer,
en net zo ver van het volgende station: Meerssen. Het is gesitueerd in
niemandsland tussen huizen, fabrieken en platteland, tegenover het
landgoed
Mariënwaard, waar een van de twee landhuizen nu uitzicht op
het perron heeft.
Het achterland van het station wordt gevormd door bedrijventerrein
Beatrixhaven
dat aan de andere kant ervan ligt, en de woonwijken Limmel en Nazareth,
op een
steenworp afstand.
Ze hebben er bijna drie jaar over
gedaan om Maastricht Noord
te bouwen, wat erg lang is voor een zeer minimaal station met slechts
bij het
perron richting Maastricht iets wat op een entree lijkt. De
ingebruikname ervan,
die maandag 18 november 2013 dan toch heeft plaatsgevonden, is in
totaal vier
keer uitgesteld. Eerst was er iets met het grondwater, toen ging de
aannemer
failliet, en daarna waren er nog de nodige andere tegenslagen. Maar het
ligt er
niet voor niks; naast mijn persoon stapt er nog één ander iemand uit.
Het vormt
ook weer geen barrière: met een fiets kun je eronderdoor fietsen.
Er liggen hier vier sporen, waarop in
totaal 16 treinen per
uur rijden, gelijkelijk verdeeld over NS en Veolia. Langs de twee
NS-sporen is inderdaad
geen perron aangelegd, zoals ik onderweg al meende te zien. Je kunt van
hier
dus wel naar Heerlen / Kerkrade, maar niet met de NS-stoptrein naar
Sittard /
Roermond.
Het station is vooral gericht op
klanten voor dat ritje van drie
minuten naar Maastricht. 30 november is de officiële, feestelijke
opening, met misschien
wel de gouverneur erbij, en in ieder geval met bloasmeziek.
Vanaf die dag kun je tijdelijk voor 1 euro een
combikaartje kopen, ter kennismaking. Daarmee mag je je auto parkeren
op het
P&R-terrein bij het station, en dan naar Maastricht reizen met
de trein. Met
ingang van die datum rijdt er ook nog eens elk kwartier een pendelbus
naar de
Markt, waarvoor je combikaartje ook geldig is.
Nu staat er slechts één auto op het
P&R-terrein, waar
zich net als ik hier fotograferend rondloop, nog een tweede bij voegt.
Er stapt
een echtpaar uit dat zoekend gaat rondlopen. Ten slotte spreekt de man
het
enige andere menselijke wezen aan dat ze kunnen ontwaren; een hier
verdwaalde
Hollander.
- ‘Ik dacht, dat er hier een bus zou rijden, en dat je een combikaartje
kon
kopen…’
Ik vertel, wat ik de lezer daarnet verteld heb, dat dat volgende week
pas is.
- ‘Oh! Enne… en hoe laat vertrekt dan de trein naar Maastricht?’
- ‘Dat zal nog wel een kleine 25 minuten duren; hij is net weg’.
- ‘En een kaartjesautomaat zie ik ook niet. Nou, als dit
Maastricht-promotie
moet verbeelden…’
Geërgerd begeven ze zich terug naar
hun auto. Hier gaat een
klachtenbrief over geschreven worden, vrees ik.
Er blijkt wel degelijk een kaartjesautomaat te zijn; ze hebben niet goed gekeken. Ik loop nu in de richting van Nazareth, langs een nog in aanleg zijnde toegangsweg tot het station, achter stevige hekken; langs weer zo’n hoop mijnpuin (?) die je in Limburg te pas en te onpas ziet liggen, en langs een hoeve tegenover Mariënwaard waar een hond me met woedende, gierende uithalen tegemoet bast; hij is nog niet veel volk gewend.
Nazareth. Als Jezus de Nazarener in Nederland getogen zou
zijn, zou hij dat ongetwijfeld gedaan hebben in een vrome stad als
Maastricht.
Ik profeteerde ooit, dat als hij zal terugkeren op aarde, hij dat
op Tholen
zal doen. Dat zijn van die als-dan-voorspellingen waarmee je altijd
goed zit, omdat
ze nooit gelogenstraft kunnen worden.
De naam van deze wijk is bijzonderder dan de wijk zelf. Hij lijkt wel wat op die, die ik vanmorgen achtergelaten heb; zo’n jaren 50 / 60-buurtje met een niet echt eclatante architectuur. Met dit verschil dat er bij mij in de buurt nooit op een donkere, kille zaterdagmiddag een maffe toerist rondloopt met een camera. Dat heb ik zelf dan maar een keer gedaan, iets wat ik voor het eerst deed, dit jaar, ter gelegenheid van ons 50-jarig woonjubileum.
Ik steek die vier sporen weer over, op de plek waar nu de
spoorbomen nog 16 keer per uur dichtgaan, maar straks een
ongelijkvloerse
kruising komt. Nu betreed ik de wijk Limmel. Die lijkt iets ouder, maar
is al
even doorsnee. Op een pleintje bij een kerk stoppen enkele auto’s, er
slaan
portieren, er komen mensen uit die elkaar kennen, er worden hartelijke
groeten
uitgewisseld, en er lopen mensen in de ganzenpas achter elkaar aan
ergens heen.
Ik hobbel onopvallend, quasi toevallig, achter de stoet aan, om te zien
waar ze
precies naartoe gaan, maar vind dat ineens een blijk van ongezonde
nieuwsgierigheid, en ik keer op mijn schreden terug.
Het is 12:30 uur. Ik stel me op bij zo’n totempaal die in Limburg voor halte doorgaat. De bus naar station Maastricht vertrekt volgens de haltevertrekstaat om 12:40 en volgens de digitale reisinformatie over 18 minuten.
Ik kijk maar wat om me heen. Pastoor Colaris redt uw ziel, als
je de plaquette vluchtig leest. Maar niet de mijne, daar is geen
beginnen meer
aan. Alhoewel: ik heb me de laatste maanden wel goed gehouden aan een
van de
zeven werken van barmhartigheid: de zieken bezoeken. Nee, nee, ik haal
er twee
door elkaar. Je hebt: de zieken verzorgen en de gevangenen bezoeken.
Lastig;
vooral dat laatste; ik bedoel: ik ken maar weinig mensen die momenteel
in de
petoet verblijven, en om nou zo
maar een
willekeurige boef te komen opzoeken in zijn cel; nee. Maar zijn we
allemaal geen
gevangenen, ergens, in bepaalde zin?
Op het witgeschilderde parochiehuis
staat het symbool der
christenen broederlijk naast dat der bierdrinkers. De dorstigen laven,
ook dat
is een der zeven werken. Er staat op dit pleintje verder een dorpspomp
die van
afstand op een kapelletje lijkt, en een standbeeld van het Dreesmenneke
(‘brach
vreuger gaas, water en leech in gans Mestreech’). ???.
Onbegrijpelijke mededelingen voor een
buitenstaander. Het
zal wel lang duren, voor je in zo’n stad ingeburgerd bent, als je hier
als
Hollander belandt. Mijn moeder heeft als in Rotterdam geboren peuter
drie
maanden in Maastricht gewoond, en herinnert zich alleen nog de beer
Max, die
huisde in een kooi in het park. Wat mal, een heuse beer in het
stadspark; was
een volière niet goed genoeg voor Maastricht?
Er komt nu een bejaarde Maastrichter
dame naast me staan in
de abri. Ik vraag, of zij weet hoe laat de
bus nou eigenlijk vertrekt, 12:40 of 12:48,
en zij antwoordt dat dat in Maastricht altijd een kwestie is van
geduldig afwachten.
Hij verschijnt uiteindelijk om 12:44. Gewoon het gemiddelde nemen, dus.
Ik stap bij het station over op een
bus naar Céramique, daar
ik geen zin heb om te lopen. Nergens in de stad zie ik al tramrails
blinken.
Maar de kogel schijnt nu wel door de kerk te zijn; die tram
Hasselt –
Maastricht, waarvan ik vorig jaar de route
verkende, komt er nu echt wel.
In Céramique lunch ik in een gezellig zaterdags druk eetcafé.
Dat zit in of bij de Bordenhal, die niet alleen zo heet, omdat je er je
eten
geserveerd krijgt op een bord, maar ook omdat hier de aardewerkfabriek
Sphinx eens
zijn vermaarde borden vervaardigde.
Het is een beetje the morning after,
deze zaterdag. Gisteren
is in Dallas president Kennedy vermoord, exact 50 jaar geleden, ook op
vrijdag.
Zijn gezicht grijnst me vandaag toe uit alle kranten.
Je moet niet veel jonger zijn dan ik,
om je je
Kennedy-moment nog te kunnen herinneren. Ik heb het nog maar heel vaag
voor me.
Ik was 7. Wij hadden een student op kamers, en die kwam het aanzeggen,
met een
gezicht lijkbleek van schrik en ontzetting. Hij had het op de radio
gehoord.
Als je in die tijd op de hoogte wilde zijn van het laatste nieuws,
luisterde je
naar de radio. De tv liep die hele bewuste vrijdagavond achter de
feiten aan.
Veel beter herinner ik me nog de
tweede moord, enkele dagen
later: de moord op de moordenaar. Deze keer zat de tv op de eerste
rang; Ruby
schoot Oswald dood voor het oog van de camera. ‘Nèt goed, voor zo’n
gemene
moordenaar!’ vond ik. Maar mijn moeder was het daar niet mee eens. Het
recht had
zijn loop moeten hebben. En nu zouden we er nooit meer achter komen,
wat die
Oswald bezield had.
Mijn moeder had natuurlijk gelijk.
Ruby gaf met zijn moord-op-een-moordenaar
het startschot voor een halve eeuw complotdenken. Slechts een
minderheid van de
huidige Amerikanen is ervan overtuigd dat de officiële lezing klopt,
dat Oswald
in zijn eentje handelde. Maar dat kan toch best het geval zijn. Zolang
er
gekken vrij rondlopen met een schietgeweer, is er geen president
veilig, en zelfs
geen moordenaar.
Ook in de Bordenhal weer Japanners,
anderen dan in de trein,
of dezelfde, ze lijken allemaal op elkaar (krijg ik daar geen last mee,
met
zo’n opmerking?).
Japan is wel een tikje verbleekt, de
laatste tijd. Nu het
daar ook zo goed niet meer gaat, hoor je weinig lofzangen meer op dat
land.
Maar in de jaren 80 zagen we er, naast de zon, ook een nieuw era rijzen
vol
welvaart door werklust en discipline. Je moest er in die tijd geweest
zijn, in
Japan, of op zijn minst iemand kennen die er geweest was, of op zijn
allerminst
Japanse postzegels verzamelen.
Alles was daar beter dan hier.
Werknemers en –gevers zongen
iedere morgen gezamenlijk uit volle borst de fabriekshymne. Zulke
verhalen
hoorde je. De arbeiders bleven gewoon keihard doorwerken als ze
staakten; ze keken
dan alleen maar heel erg kwaad en droegen een zwarte band met de tekst:
IK
STAAK. Och, als wij het in
Nederland
toch eens zover zouden kunnen brengen…
Maar sinds Fukushima… Och, laat ik
erover ophouden, en naar
de kerncentrale van Maastricht lopen, die tenminste niet kan splijten.
Ik loop
van de Bordenhal naar het Bonnenfanten – maar daarover later in ‘FHM’s’.
Op weg naar Zuid-Zuid-Zuid-Limburg!
Een paar uur later neem
ik in het schemerdonker de trein naar Eijsden. Dat station is om
meerdere
redenen uniek in Nederland. Het is het meest zuidelijke
spoorwegstation, en daar
is er maar één van. Er stoppen alleen Belgische treinen, van de NMBS /
SNCB.
Die krijgen Belgische stroom te drinken; de stroomscheiding ligt tussen
de
stations Maastricht Randwyck en Eijsden. En de treinen rijden en
stoppen er
links in plaats van rechts.
Vanouds reed hier eens per uur het
boemeltje Maastricht –
Luik, met een Nederlandse en Waalse conducteur aan boord. In 2006
maakte die
plaats voor de sneltrein Brussel – Luik – Maastricht, die tussen
Brussel en
Luik over de HSL reed. Ik nam hem in
de zomer van 2011. Die trein stopte niet
in Eijsden omdat hij te lang was voor het perron. De 7.000 Eijsdenaren
waren ineens
verstoken van railvervoer. Eind 2011 werd deze trein echter ingekort
tot
Brussel – Luik, de stoptrein weer in ere hersteld en het station
Eijsden
heropend.
De Walen hebben echt hun best gedaan om hun oudste – bijna
50 jaar - en gammelste treinstel uit te kiezen voor het ritje naar het
land van
de gehate kaaskoppen. Het met graffiti beschilderde en van handbediende
klapdeuren voorziene kavalje kent een machinistenhokje zo krap als een
aquarium, waarin een houten krukje staat als zitplek. Dat machinisten
niet met
armbanden IK STAAK rondlopen! Nee, dat gaat in België anders dan in
Japan. In
België heeft OV-personeel volgens de CAO recht op één werkstaking per
kwartaal,
om nader in te vullen redenen.
In afwachting van het vertrek raap ik
een oude krant van een
bank. Naast Kennedy volop aandacht voor wat er van de week gebeurd is
in
Rotterdam: een bejaarde vrouw heeft tien jaar lang dood in haar woning
gelegen.
Iedereen vindt dat verschrikkelijk: tien jaar onopgemerkt dood zijn; er
worden
vragen over gesteld en onderzoeken naar ingesteld. Maar wat echt erg
is: tien
jaar lang onopgemerkt léven. Ik heb vandaag een neiging tot zware
peinsonderwerpen, merk ik. Ben je een keer een dag uit!
De trein zet zich nu onder klaaglijk
gekerm en gepiep in
beweging, met merkbare tegenzin; haalt hij de grens nog? De plaatsjes
waar de
trein niet stopt, heten Gronsveld en Maarland, waar vroeger ook een
station
was.
Ook van ritten naar Eijsden zijn er
geen twee gelijk. In 1998 maakte ik er ook
een, ook op een late zaterdagmiddag. Maar toen werd ik
in de abri op het perron onpasselijk van de hasjiesjdampen die er
hingen. In de
tussentijd is dit probleem getackeld; de koffieshops in Maastricht
mogen hun geestverruimende
koffie-verkeerd niet meer inschenken voor buitenlandse drugstoeristen.
Toen was het hoogzomer, zag ik een
kasteel, bewandelde ik knusse
kasseienstraatjes langs de Maas, en heerste er jolijt in de straten,
want er
was een braderie, al beviel die me ook niet. Vanmiddag kan ik het
kasteel niet vinden
en doorkruis ik in snel dikker wordend schemerduister tamelijk gewone
wijken.
Twee Eijsdenaren zijn, onafhankelijk van elkaar, hun tuin winterklaar
aan het
maken; waar je maar zin in hebt, in de kou en de donkerte.
De rivier vind ik toch nog; dampig
stroomt hij door het
landschap. Aan de overkant heet het Wallonië en spreken ze Frans. Maar
verlaat
je Eijsden in zuidelijke richting, bij Visé, dan heb je na de
grensovergang
eerst nog een heel smal strookje Vlaams Gewest voordat je Wallonië
betreedt;
een gedemilitariseerde zone van maar een paar hectometer breed.
Ondoorgrondelijk, dat taalgedoe der Belgen.
Doordat ik verkeerd gelopen ben, zie ik wel de tweede kerk
van Eijsden, die in feeëriek floodlight staat. Dat is een zegen op dit
soort
dagen, dat het schermerduister uiteindelijk plaatsmaakt voor het echte
donker. Grauwe
foto’s worden dan weer opgevolgd door sfeervolle.
Statieven en dat soort rotzooi neem
ik nooit mee, dat is me
veel te veel gesjouw. Ik fotografeer de kerk gewoon met mijn bijzonder
vaste
hand, met een kwart seconde belichtingstijd, zo scherp als ik weet niet
wat. Ik
slik er gelukkig niet voor niks bètablokkers voor.
Google Streetview heeft Eijsden
tussen haakjes overgeslagen,
zal ik later zien. Alleen op de randweg aan de noordkant ervan heeft
die wagen
gereden die alles en iedereen fotografeert, met die camera op het dak.
Toen
dacht de chauffeur vermoedelijk dat hij Nederland al uit was, en keerde
om.
Ik kruis nu het spoor, maar helaas
niet op de plek waar het
station staat, en sla aan het dwalen door een nieuwbouwwijk. Vlakken
gezellig
huiskamerlicht treden naar buiten door gordijnen en vitrages. Het is
zo’n
zaterdagavond voor warme chocolademelk en ganzenbord, voor met het hele
gezin
rond de tafel. Maar zo gek krijg je kinderen vast niet meer, dat ze met
zulk oudbakken
amusement genoegen nemen.
De twee kerken van Eijsden beieren in
de verte. Ja, mensen,
als ik op zo’n vroege zaterdagavond door een uithoek van het land loop,
langs
huizen waar mensen binnen zitten, terwijl ik buiten sta, komt er soms
heel
onverwachts een vraag bij me op. Namelijk: zou ik wel op tijd thuis
zijn voor
de samenvatting van de Eredivisiewedstrijden om 22:30?
Een bijzondere competitie. Daar bijna
alle teams even
belabberd spelen, kan iedereen van iedereen verliezen, en is er elke
week volop
spanning. De kwaliteit van de scheidsrechters houdt gelijke tred met
die van de
spelers. De arbiters begaan wekelijks blunders die een blind paard nog
niet zou
maken. Ook dat verhoogt de spanning ter zeerste.
Ik loop een doodlopende straat in en
weer uit, en beland op
een oud smokkelpad, dat me vast niet naar station Eijsden brengt maar
eerder
naar die Vlaamse zone. Tot mijn verbazing doemt na 10 minuten toch
ineens het
station voor me op. Ik kan nog net de trein naar Luik fotograferen,
alweer met
een hand zonder de geringste tremor. Goede zaak dat station Eijsden
weer
geopend is; het trekt voorshands meer volk dan Maastricht Noord.
Ik wacht op de trein naar Maastricht.
De rest is terugweg,
zoals ik altijd zeg.
Frans Mensonides
5 december 2013
Er geweest: zaterdag 23 november 2013
Eijsden
© Frans Mensonides, Leiden, 2013