Zoutmuseum Delden
‘Kom binnen en
onderga de totale zout-experience’, las ik in 2011 op een bordje achter een raam
in het Twentse Delden. Het was het raam van het Zoutmuseum. Ik had er toen
geen tijd voor, maar nam me meteen al voor, ooit terug te keren om gehoor te
geven aan die dwingende uitnodiging. Hoe zotter een reclame-uiting is, hoe
beter hij beklijft; dat is een natuurwet.
Lees hieronder, hoe
mijn ‘zout- experience’ uitpakte. Die maakt deel uit van deel 5 van de
Twents-reeks. Ik hield rekening met een zeperd (‘zeep-expierience’?) in dat met
al te grote woorden aangekondigde museum. Daarom deed ik ook nog de campus van
de University of Twente in Enschede. De dag werd afgerond in Raalte, dat in
Salland ligt en niet in Twente. En Salland betekent dan niet: Zoutland.
Onderaan deze pagina
de inhoudsopgave van de complete Twents-reeks tot nu toe, die me al bezig houdt
sinds paaszaterdag van dit jaar, en in 2015 nog even voortgezet zal worden.
Seinstoring Apeldoorn - University of Twente - Nog steeds: lijn 1 - Experience - Sallands
Ik zou een moord doen voor een kop koffie! Maar ik ga deze
keer een andere koffietactiek toepassen dan tijdens mijn vorige rit naar
Enschede. Geen sprint meer naar de kiosk op het perron van Amersfoort; mijn trein
komt daar al vijf minuten te laat binnen en rijdt vrijwel meteen door. Nee, het
eind van mijn reis is station Enschede Drienerlo, om die University te doen, en
ik moet dus so wie so ergens overstappen op een boemel. Dat ga ik dan doen in
Deventer, op de Sprinter Apeldoorn – Enschede, en dan heb ik mooi 8 minuten
tijd om koffie te halen.
Mijn plannen worden echter doorkruist door een seinstoring
aan de westkant van Apeldoorn. We komen al tot stilstand op 20 kilometer van
die stad; bij Stroe, ter hoogte van het voormalige station en van café-restaurant
De Landing. Tijdens onze vakanties in Putten zaten we daar bij fietstochten
wel eens op het terras, op mijn sterke aandringen, om naar passerende treinen te
kijken.
Tot station Apeldoorn rijden we in hooguit bromfietstempo
van seinpaal naar seinpaal. We lopen een vertraging op van 20 minuten. Een
zenuwachtige oudere heer in een net pak– type: ik ga alleen met de trein als
mijn BMW kapot is – mompelt dingen als: ‘Dit is me nu ook een vervelende
toestand; ik heb een afspraak in Deventer!’, tegen niemand in het bijzonder, en
hij krijgt dat ook geen antwoord. Iedereen is in zo’n trein veel te druk met
zijn eigen reisplan dat nu bijgesteld moet worden. Koortsachtig en met klamme
handen bladert de man in een stapel met uitdraaien uit de dienstregeling – waar
seinstoringen meestal niet instaan.
Voorbij Apeldoorn is de ban ineens gebroken. Met normale
snelheid koersen we nu op Deventer aan. Waar we dan wel weer een stop maken ter
hoogte van het plantsoen, vlak voorbij de IJsselbrug.
‘Ben ik nu HIER?’, vraagt de zenuwachtige man me.
‘Ja meneer’, antwoord ik veel te luchtig, ‘dat is één zekerheid die je als mens
altijd hebt. Waar ter wereld je ook bent, je bent altijd HIER!’
‘Nee, nee, nee ben ik nou in DEVENTER?’ grauwt hij. Een man die gewend is, geantwoord
en bediend te worden, zonder zottenklap; ‘iemand van voormalige betekenis’, zou Simon Carmiggelt hem genoemd hebben.
‘Zijn we in Deventer?’, antwoord ik; ‘De stad: ja; het station: nee’.
We bereiken uiteindelijk dan toch het perron, met 22 minuten
vertraging. Voorafgaande daaraan zien enkele reizigers die nog hadden willen
overstappen naar Zwolle, de trein daarheen net wegrijden. Hevige
godslasteringen hoor ik in hen opborrelen.
NS doet het weer uitstekend, vanmorgen! Maar ik heb Rikus
Spithorst gisteren per tweet nog afgeraden, zich er kwaad over blijven te
maken; dat helpt toch niet. Alhoewel; het helpt Rikus vermoedelijk wel, want hij
máákt zich graag kwaad, geloof ik (ook als hij dit toevallig zou lezen, vermoed
ik). Op de site van de Mij voor Beter OV blijft hij ongezouten kritiek spuien
(en doorgaans terechte kritiek, laten we wel wezen).
Ik heb nu in ieder geval zeer ruim de tijd voor koffie,
totdat de volgende Sprinter naar Enschede komt. Ik ben nog spekkoper dat ik
HIER ben: er wordt omgeroepen dat het treinverkeer Amersfoort-Apeldoorn nu
helemaal tot stilstand is gekomen. Dat zal duren tot in de loop van de middag.
Vanavond voor de zekerheid maar via Zwolle en de Hanzelijn naar huis.
Ik vraag me af hoe NS nog durft te komen voorrijden met die
ongewassen, aftandse plan-V’s, die eigenlijk alleen nog goed zijn voor de
parade van historisch materieel, volgende week in Amersfoort (en al voorbij als
je dit leest). Maar goed, ik bén onderweg naar Enschede en ik héb koffie.
Station Enschede Drienerlo, bij het stadion De Grolsch Veste
van F.C. Twente en bij de universiteit, werd geopend in december 1996. Ik
bezocht het kort na de jaarwisseling, op een lange en ingewikkelde reisdag door
het oosten des lands.
Een citaat uit mijn stukje van toen (waarvan ik de weinige
foto’s die erbij zaten, kwijt ben geraakt in de loop der jaren):
Een heel bijzonder artikel, want het is in zekere zin het
allereerste reisverslag van al die honderden die de 18 jaar daarna verschenen
zijn op mijn site. Ik had ‘De digitale reiziger’ eind 1996 opgericht en er
eerst een paar oude reisverhalen opgezet uit de zomer van dat jaar. Die had ik eerder
gepubliceerd in een discussiegroep voor OV-reizigers en een voor OV-activisten.
Ze waren geschreven in een veredelde telegramstijl. Internet kostte toen
telefoontikken, modems waren traag en al te lange bijdragen werden nooit
gewaardeerd, op die forums. De beheerders daarvan verboden bovendien uitweidingen
over zaken die off-topic waren.
Na de jaarwisseling besloot ik, nieuwe reisverhalen te gaan
publiceren op mijn eigen site. Al snel ontdekte ik dat verhandelingen over
zaken die niets met OV te maken hebben, aardiger zijn dan zouteloze praatjes
over aansluitingen, dienstregelingen, frequenties en materiaaltypen.
Dit hierboven geciteerde stuk is een overgangsstuk; de uitweidingen
blijven hier nog binnen de perken. Die reisdag was tevens de koudste die ik tot
dusverre heb meemeegemaakt. Er lag overal in het land sneeuw, de thermometer
schommelde de hele dag tussen -10 en -15, en er stond een straffe noordooster.
De laatste echte, ouderwetse Elfstedenwinter?
De basis van de kegel op Drienerlo is tegenwoordig een
lunchrestaurantje. Die kale vlakte staat nu vol moderne kantoorgebouwen, heet Kennispark,
en is uitgeroepen tot het beste bedrijventerrein van 2013. Daarlangs loopt de
Laan van Innovatie. De bus van Oostnet heeft eerst plaatsgemaakt voor die van Connexxion;
die is in Twente gaan rijden onder de naam Twents, en nu doet Syntus dat.
Inderdaad: als het kind maar een mooie, nieuwe naam heeft.
Die van de University of Twente staat in grote, witte
letters uitgeschreven bij de ingang van de campus. Dit is weer zo’n
knutselacademie waar je geen Nederlands kunt studeren en waar ze het liever ook
niet spreken.
Deze campus ziet er wel appetijtelijker uit dan zijn
concullega in Delft. Die laatste is opgetrokken in grijs, grauw beton. Maar
hier zie je aantrekkelijke, kleurige, gevarieerde architectuur, te midden van parken,
in een bosrijke omgeving. Je kunt er ook natuurwandelingen maken, en er kijkt
dus ook niemand vreemd op, als je je hier als grijsaard tussen het jongvolk
mengt.
Dat bestaat, zo turf ik in de loop van een half uur, voor
minstens 85% uit personen van de mannelijke kunne. Hoe kan het, dat meisjes nog
steeds zo zwaar in de minderheid zijn op een technische school? Hebben we dan
al die jaren vergeefs gevochten voor de man- vrouwmaatschappij?
Ik heb wel eens verteld dat ik in mijn Wanderjahre, in mijn
Sturm-und-Drangperiode, een poosje als vrijwilliger heb gewerkt in de
kinderopvang. Daar gold als regel dat je jongens moest stimuleren, met poppen
te spelen, en meisjes met autootjes.
Werkte dat? Nou neuh, niet echt; je kon je gat niet keren of
de jongens reden weer met auto’s en treintjes, en de meisjes zaten weer poppen
en teddyberen te knuffelen, terwijl we nog zó gezegd hadden, dat... Maar jong
geleerd is oud gedaan, hoopten we. Op de technische hogescholen toch minstens
30, 40% vrouwen; dat was het streefbeeld. Mislukt!
Maar wacht even. Wat hier nu rondloopt, is natuurlijk inmiddels
alweer de tweede generatie, de kinderen van de kinderen van toen. Die zetten
zich af tegen de waarden van hun ouders die wij, de nog oudere generatie, er
ingepompt hebben, en keren terug naar meer traditionele rolpatronen. Zo zal het
zijn.
Wat deed ik nou ook alweer bij de TU Delft, dit voorjaar,
met m’n twee linkse handen? Oh ja, er was een plan voor een tram daarvandaan
naar de Rotterdam The Hague Airport, v/h Zestienhoven. Nooit meer iets over gehoord,
de maanden daarna. Het was weer zo’n luchtballon. En de tram naar de TU zelf,
waarvan de baan al klaar is, is ook weer een jaar uitgesteld. Dat is dat
zielige lijntje 19, het lelijke eendje van het HTM-net. Maar laat ik het daar vandaag
niet over hebben; geen zout strooien in open wonden.
De vijver bij het Carré is een ‘koudebuffer’ en ligt er niet
voor de sier, zegt een streng bordje aan de oever ervan. Ik besluit dan ook,
hem niet mooi te gaan staan vinden en hem ook niet te fotograferen.
Bij halte De Zul van lijn 1 staat ook weer ingewikkelde
tekst en uitleg; deze keer in Engels dat volgens mij een tikje kreupel is. Maar
laat ik niet op alle slakken zout leggen; het mijne is ook niet perfect; lang
niet perfect, niet veel meer dan pidgin-English.
De bus is net weg, dus ik loop naar de volgende halte. Daar
hangt een oranje zak over; de route over het universiteitsterrein wordt momenteel
maar in één richting gereden. Ik loop dus naar de overkant. Die bus is ook net
weg. Ik loop dus naar de daarop volgende halte. Ook daar hangt een oranje zak
over.
Ze laten me wel lopen, zeg! En ik moet nu broodnodig naar
die zout-experience; dat halve uur treinvertraging blijft je ook opbreken,
gedurende zo’n hele reisdag. Nu raak ik helemaal buiten de campus, op een
geasfalteerde randweg zonder stoepen en fietspaden. Enfin, om een lang verhaal
kort te maken: 20 minuten later sta ik opnieuw bij De Zul, met die tekst over
de beoefening van de soccer-sport door F.C. Twente. Maar ik heb nu tenminste de
hele University of Twente gezien.
Eindelijk kan ik dan instappen in de bus richting station.
Weinig studerenden volgen mijn voorbeeld. Die nemen de snellere bussen 8 en 9
over de busbaan. Lijn 1 mag dan een keer of vijf van logo zijn veranderd sinds
1997; hij volgt voor zover ik me herinner nog dezelfde route door een oudere
nieuwbouwwijk, Twekkelerveld.
We rijden door de G.J. van Heekstraat, genoemd naar een
textielbaron die eerder een ongekroonde textielkoning was. Even verder de Toekomststraat,
die al zo heette toen 2014 nog verre toekomst was. Een ander straatnaamcuriosum
weet ik hier vlakbij, de Sesamstraat. Daar wil ik een foto van, maar daar heb
ik geen tijd voor, vanmiddag. Die straat heette trouwens ook al heel lang
Sesamstraat voordat Pino en meneer Aart de buis onveilig gingen maken.
In de begintijd van mijn site deed ik veel vaker stadsbussen
dan nu. Maar ergens zijn ze allemaal hetzelfde, door dit soort wijken, in
eenvormig NL. Het levert verhalen op die nog saaier zijn dan dat, wat je nu
leest. Op naar Delden, nu, met overstap in Hengelo.
De Twents-trein Oldenzaal – Hengelo – Zutphen is de enige
spoorlijn die gereden wordt door Veolia. Oh ja, daar heb je dat station Hengelo-Gezondheidspark, dat ik eind 2012 feestelijk in gebruik nam.
De trein laat na vertrek uit Delden nog vage dieselwalmen
achter op het perron; de diesel-experience. Delden begroet me aangenaam
verrast, dat ik nu na 3 jaar al terugkeer, na er vorige keer 48 jaar lang gras
over te hebben laten groeien. Wat wel beschamend is: dat ik het na die 3 jaar
presteer, volkomen maar dan ook volkomen verkeerd te lopen. De plattegrond van
Delden zal in die tijd niet ingrijpend veranderd zijn, en zo groot is Delden
toch ook niet, dat ik het Zoutmuseum niet zou kunnen vinden.
Daar is het dan, vlakbij de kerk, die De Oude Blasius heet.
Ik betaal 4,50 euro entree; geen geld voor een experience!
Een museum met twee verdiepingen en een duidelijke rode
draad: het zout door de eeuwen. Het begint in oudtestamentische tijden, toen
Lots vrouw veranderde in een zoutpilaar omdat zij, tegen alle adviezen in,
omkeek naar de verwoesting van haar woonplaats Sodom. En toen Romeinse soldaten
betaald werden met zoutblokken, waarvan ons woord salaris nog is afgeleid.
Darinkdelven is weer een woord dat ik kan toevoegen aan mijn
vocabulaire; elke dag hoor je wel een woord dat je nog niet kende, als je je er
een beetje voor openstelt. Het darinkdelven werd veel beoefend in de
middeleeuwen, en behelst het winnen van zout uit veen, dat daartoe gestoken en
gedroogd werd. Daar kreeg je dan wel overstromingen van, door daling van het
maaiveld.
Er werd dan ook gezocht naar andere methoden van
zoutwinning. De zee was natuurlijk al sinds de oudheid een onuitputtelijke bron.
In onze tijd wordt er geboord naar zoutlagen op enkele hectometers onder het
Twentse bodemoppervlak; eerst door JoZo in Boekelo, tegenwoordig door Akzo in
Hengelo. Ooit, zo’n kwart miljard jaar
geleden, overspoelde de zilte zee Twente; die zee verdampte en het zout bleef
achter in de bodem.
Veel aandacht in dit museum over de zouthuishouding van de
homo sapiens, met volop tips daarover. Zout heeft met al het goede der aarde
gemeen, dat je er niet zonder kunt, maar er ook gauw teveel van hebt. In een
zak chips, die je in tien minuten wegslokt, zit voldoende zout voor twee weken.
Het goede nieuws over zout is het feit dat het, in
tegenstelling tot aardolie, bijna niet op kan raken. Er is nog genoeg tot
ongeveer het moment over een paar miljard jaar dat de zon gaat opzwellen tot rode
reus en de aarde zal verzwelgen. Eén zorg minder…
Het museum bevat een collectie, uniek in dit wereldrond, van
zoutvaatjes uit alle eeuwen en continenten. Daar reis je toch met plezier 200
kilometer voor. 400 kilometer, liever gezegd;
je moet het allemaal weer terug. Op de kop af 400 spoorkilometers zal ik
vandaag maken, met die terugweg via Zwolle.
Op de bovenste etage wordt een film vertoond over
zoutwinning in Tibet. Primitieve lieden trekken met een kudde yaks naar de
zoutmeren, een tocht van vele dagen. Onderweg luistert het heel nauw wat je
zegt, denkt en doet. Bij de minste of geringste wanklank, bij de kleinste overtreding
van een taboe, raakt het zoutmeer vertoornd. En dan straft het je met
tegenvallende zoutopbrengsten.
Vorig jaar nog. De expeditieleider had voorafgaande aan de
tocht geslapen met meerdere vrouwen. En
dat pikte dat zoutmeer niet, dat klaarblijkelijk behoorde tot de moraalridders
onder de zoutmeren. De yaks waren maar half beladen, op de terugweg. De zoutdelvers
verdienden het zout in de pap niet. En hebben dit jaar een meer monogame leider
gekozen.
Zo zout heb je het toch nog nooit gegeten! Hoe is het in
vredesnaam mogelijk, zulk bijgeloof in de 21ste eeuw! Ik lees later dan ook,
dat de Chinezen, die Tibet al een halve eeuw aan het leegstelen zijn, het zout uit
die meren weghalen met vrachtwagenladingen tegelijk, en weinig meer overlaten
voor de autochtonen met hun primitieve lastdieren.
Het loopt tegen vijven. Tijd om te vertrekken en de balans
op te maken. Als bewoner van de stad die zich Museumstad noemt, heb ik nogal
eens de neiging, blasé te reageren op museumpjes in de buitengewesten. Toch
moet ik zeggen, dat ik dit Zoutmuseum heel, heel aardig vindt; zeker een zeven-plus
op een schaal van tien, of een zeveneneenhalf. Ik heb beslist geen spijt van
mijn rit naar Delden. Maar om het nou een experience te noemen, dat is niet
verstandig. Dat wekt beloften die het museum niet kan inlossen. Je visie op de
mens en zijn wereld slaat niet 180 om in een zoutmuseum; dat mag je niet
verwachten.
Bus 66 (Neede- Oldenzaal) in de richting Almelo is net weg. Ik
neem daarom maar de trein naar Hengelo en heb daar nog 40 seconden over om over
te stappen naar Zwolle. Die trein staat aan de overkant van het perron, en ik
haal het net. De eerste trein is van Syntus, de tweede van NS; er wordt vast
niet gewacht op aansluiting. Goed, dat ik reis op een papieren AH-dagkaart en
niet op de vermaledijde inventie die men OV-chipkaart noemt. Met omchippen
erbij had ik het nooit van z’n leven gered.
De ‘Buffel’ naar Zwolle, via Nijverdal, verlaat ik in
Raalte, om geen andere reden dat ik daar nooit eerder ben uitgestapt, of
misschien één of twee keer, die ik vergeten ben. Het dorpsgezicht van Raalte
wordt sterk gedomineerd door een lelijke, hoge silo en het in de
avondschemering duister dreigende silhouet van Veevoederfabriek Booijink. Silo
en silo-ette.
Die silo doet zo te zien geen dienst meer, behalve als
onderstel voor GSM-masten. Die zijn er bovenop geplaatst, ondanks bezwaren van
omwonenden die schade voor hun gezondheid vreesden. Het is nooit aangetoond dat
die dingen kwaad kunnen; daardoor zijn een hoop mensen er zo bang voor. Dingen
die aantoonbaar wél kwaad kunnen, zoals te veel zout eten, die blijven de
mensen gewoon doen. Ik las laatst van iemand die zo bang was voor straling van
GSM-masten dat hij verhuisd is naar de afgelegen Twentse buurtschap Lattrop-Breklenkamp,
waar bijna geen bereik is.
Raalte is zo’n plaats die een centrumfunctie heeft voor het
omringende platteland, zonder nou echt veel opmerkelijks te bieden te hebben.
Winkels genoeg, maar niets bijzonders.
Ik loop een restaurantje binnen waar een boerendynastie aan
een lange tafel zit te schransen. Op mijn verschijnen kijken ze allemaal tegelijk
even op (‘Wie is die vent; die is niet van hier!’) en meteen ook allemaal
tegelijk weer in hun bord (niet koek’n naar vreemde mens’n, dat is niet
beleefd).
Een Sallandse pannenkoek, met onder andere meegebakken
spekjes en champignons, houdt tot na middernacht in de maag; een compleet diner.
En lekker pittig zout, met dat spek. ‘Sallandse’? Zit ik hier dan niet in
Twente? Nee, Raalte ligt in Salland.
Ik had het bezoek aan Raalte kunnen overslaan in deze
Twente-reeks. Die zal voortgezet worden, misschien wel in Lattrop-Breklenkamp,
maar niet voordat de winter vergangen is en de lente van 2015 een aanvang heeft
genomen.
Frans Mensonides
6 november 2014
Er geweest: vrijdag 10 oktober 2014
Deel 1: Twents en
Syntus - Busbaan
Lonnekerspoorlaan
- TwetseWelle: 'Oetleg in
't plat' - Enschede-Hengelo
lijn 9 - Hengelo
Centrum; lijn 51
(Hengelo – Almelo) - Stadsbus
Almelo - In Almelo is
altijd wat
te doen - Final
Destination
Deel 2: Stremmingen en spreekwoorden – Twents-LINT Enschede-Oldenzaal – Lijn 62 naar Denekamp – Singraven – Watermolen: luiwerk in De Hel – Denekamp (revisited na 6389 dagen) – Bus 62 naar Haaksbergen – G.O.L.S. – Haaksbergen aan Zee
Deel 3: Rijdag: Buurtspoorweg Haaksbergen – Boekelo * Van knooppunt tot knooppunt: Haaksbergen – Neede * Gerrit Achterberg, moord-dichter in Neede * Neede – Goor * Eindelijk volk: Trein Oldenzaal - Zutphen
Deel 4: Koffie in de IC - Lijn 61: Enschede - Overdinkel - Grens bij Gronau - Langs de Dinkel - Losser - Lijn 64 Losser-Tubbergen - Tubbergen - Lijn 59: Tubbergen - Hengelo
© Frans Mensonides, Leiden, 2014