3 stukken over de Vlaamse stads- en
streekvervoerder De Lijn. Het 1e gaat over de Ringtrambus die nog niet
rijdt; het 2e over de tram over de Antwerpse Leien die ook alleen nog
maar op de planning staat. Wel aanwezig is het onderwerp van het 3e
stuk: al heel lang bestaande bussen door de Kempen. De reisdagen zijn
zaterdagen 7 en 14 september 2019.
Foto overgenomen van Werken aan de Ring
Kennen jullie die mop over de Ringtrambus? Die rijdt niet,
en dat is de mop. Ik ben er voor niks voor uit Nederland gekomen.
De naam zaait eigenlijk al twijfel, want iets is een bus of
een tram, maar geen trambus. En zijn beoogde route is ook niet eens een ringlijn.
Maar zijn naam heeft wel iets te maken met dé Ring, het autoriool om de
Belgische hoofdstad heen, waar het verkeer normaliter al 24/7 vast staat en
waar nu ook nog werkzaamheden in uitvoering zijn.
Wat is een Ringtrambus? Zoals te zien en te lezen is op de
site van De Lijn, is het een bus, en wel een uit de Vlaamse Van Hool-fabrieken.
Hij rijdt op rubberen banden over asfalt of kasseien en doet dat hier en daar
wel in een vrije ´bedding´, maar niet op rail. Maar met zijn vlotte design, 3
geledingen, lengte van 24 meter en capaciteit van 137 zittende plus staande
passagiers lijkt hij wel wat op een tram, vinden ze bij De Lijn. Verder zou hij
gaan rijden in kwartierdienst, wat ze zien als een (wel erg karige!)
tramfrequentie.
Deze ‘Ringtrambus’ moet een grote bijdrage leveren aan de
mobiliteit langs de noordrand van Brussel. De eerste geplande Ringtrambuslijn
loopt van Brussels Airport (v/h Zaventem) via de Vlaamse forenzendorpen Diegem,
Machelen, Vilvoorde en Strombeek naar het Brusselse Heizel en ten slotte naar
het UZ, Universitair Ziekenhuis in Jette.
Van het traject van 23 km zal 16 km voorzien worden van een vrije
busbaan. Daar komen dan weer fietspaden langs, zodat iedere ‘zwakke
weggebruiker’ (niet-automobilist) ervan profiteert. De overige 7 kilometers
worden afgelegd over straten waar weinig opstoppingen te verwachten zijn.
Aan ambities met deze bus ontbreekt het De Lijn niet. De 14
bestelde voertuigen moeten maar liefst 10.000 automobilisten per dag bevrijden
uit de files. De route voert ook langs verschillende ‘tewerkstellingsgebieden’,
waaronder het mediapark VTM, de Vlaamse commerciële tv, in de gemeente Vilvoorde.
Bij gebleken succes kunnen de busbanen in de toekomst gemakkelijk
omgebouwd worden tot tramtracés met rails waar met ijzeren wielen overheen gereden
wordt. Echte trams dan, en geen trambussen meer.
Deze Ringtrambuslijn is de beoogde opvolger van de gewone buslijn
820 (thans: Brussels Airport– Jette - Dilbeek).
De ‘bedding’ van die vrije busbanen zal pas in 2023 voltooid
zijn, maar men wilde op 1 september 2019 toch alvast gaan rijden met die
futuristisch ogende trambussen. Ik zag echter nergens op het web aankondigingen
of verslagen van een feestelijke opening met de ‘randanimatie’ waarmee in België
zulke gelegenheden altijd gepaard gaan.
De dienstregeling van dit paradepaardje kon ik ook niet
vinden op de site van De Lijn. Dus ik Twitterde of ze even een linkje wilden
sturen. Dat deden ze, maar het was een link naar een pagina vol geronk
(gestoef, zeggen de Vlamingen dan) over die nieuwe bus. Een dienstregeling
stond er niet bij. Nader aandringen leverde niets op. Ook een streekbewoner uit
Grimbergen ving bot (ja, Grimbergen schijnt een biermerk te zijn, maar het is
ook een plaats in Vlaanderen).
Vilvoorde
Het kaartje op die pagina van De Lijn geeft de route weer
van de huidige lijn 820. Uit de videopresentatie blijkt dat het tracé van
de Ringtrambus daarvan op een aantal trajecten gaat afwijken. Zo zal die bus de
Woluwelaan door Diegem en Machelen nemen, terwijl op het kaartje het huidige
traject via het Cargoterrein bij de luchthaven staat ingetekend. Verder rijdt
lijn 820 een hoekige, bochtige route door het centrum van Strombeek, gemeente
Grimbergen, maar gaat de Ringtrambus een meer gestrekte lijn volgen over De
Sint Annalaan langs de wijk Mutsaard.
Ook las ik een onheilspellend krantenbericht uit juli van
dit jaar; helaas pas toen ik al per trein onderweg was naar België. Ik citeer:
Vlaams minister van Mobiliteit Ben
Weyts smeekt de nieuwe Brusselse regering snel groen licht te geven voor een al
lang geplande buslijn naar Brussels Airport. (…) De trambus moet ook 5
kilometer op Brussels grondgebied rijden en het Brussels Gewest heeft nog
altijd geen definitieve toestemming gegeven. Dat had eigenlijk op de laatste
ministerraad voor de verkiezingen van 26 mei moeten gebeuren. Maar de
Franstalige partijen PS en DéFI zouden hun veto hebben gesteld.
Rond dat verzet hangt een communautair parfum. Brussel zou een betere
ontsluiting van Vlaams-Brabant - via de heraanleg van de Brusselse ring en een
beter openbaar vervoer - als pasmunt inzetten om toegevingen te krijgen in het
luchthavendossier. De Brusselse en de Vlaamse regering vochten elkaar de
voorbije vijf jaar de tent uit over de geluidsnormen rond Brussels Airport.
Brussel is volgens Vlaanderen veel te streng, wat de luchthaven hypothekeert
als jobmotor.
Het komt er, als ik het goed vertaal uit het Belgisch, op
neer dat Gewest Brussel de Ringtrambus uit Gewest Vlaanderen niet wil toelaten
op zijn grondgebied. En dat alleen om de Vlamingen terug te pesten wegens geluidoverlast
van Zaventem. En de route voert nou eenmaal door het Brusselse Heizel en Jette;
je kunt de passagiers niet dumpen op de grens, en ze verder laten lopen.
Wat mag dan wel ‘Een communautair parfum’ zijn? ´Communautair´
slaat op de verdeling van België in gewesten, deelstaten die elkaar het licht
in de ogen niet gunnen. En parfum zal een eufemisme zijn voor wat in goed
Hollands een putlucht heet. Eén grote beerput, dit dosSIER of dosSJEE.
Dit gelezen hebbende, verbaast het me niet erg meer, dat ik na
mijn aankomst op het busstation bij station Vilvoorde geen Ringtrambus zie. Voor
de zekerheid blijf ik een half uur staan wachten, maar nee. Op lijn 820 rijden slechts
die uitgewoonde, afgetrapte karren waar De Lijn berucht om is. De slechtste
Belgenmop ooit, die Ringtrambus. Of eigenlijk: de beste, want ze hebben een
`Ollander toch maar mooi tuk!
Dat alles dacht en schreef ik kort na thuiskomst. Vlak voor
het ter webbe gaan van deze aflevering las ik echter een artikel op de site van Werken aan de Ring dat een beetje opheldering verschaft. September bleek geen
haalbare kaart voor ingebruikname van de Ringtrambus. Het wordt nu december (2019,
hoop ik), als alle benodigde vergunningen uit de handen der Brusselse
magistraten gewrongen zijn.
Ook staat op deze pagina nu eens een echt verhelderend
kaartje: hoe lijn 80 nu rijdt (lichtigroene lijn) en welke route de Ringtrambus
gaat volgen (groenblauwe lijn). Bijzonder dat je dat dan allemaal moet lezen op
een site die over autowegen gaat en niet op die van De Lijn.
Medio september verscheen op de site van De Lijn toch nog een
(goed verstopt) artikel waarin wordt ingegaan op de vergunningskwestie. Een
lezer uit Brussel (ja, ook daar wordt De digitale reiziger gelezen!) meldde verder dat
de problemen met de vergunningen hun oorzaak vinden in de uitzonderlijke lengte
van de dubbelgelede voertuigen. Misschien dus helemaal geen kinnesinne tussen 2
gewesten, maar gewoon: voorzichtigheid. Ik krijg een seintje uit het Brusselse
als die bussen, hopelijk in december, echt gaan rijden.
Aangevuld op 22/09/2019.
Maar al eerder kreeg ik een seintje dat het is uitgesteld tot op z´n vroegst april 2020.
Aangevuld op 14-11-2019.
Goed, ik zal de Ringtrambus dan wel een keer nemen, als ik
duidelijke signalen krijg dat hij echt rijdt. Nu dan alvast maar wat achterlandverkenning
in Vilvoorde, zodat ik niet helemaal voor niks naar ´ier ben gekomen.
Vilvoorde, onder de rook van Brussel, ligt aan de spoorlijn
Mechelen – Brussel en dat was in 1835 de eerste, en toen dus de enige spoorlijn
op het Europese continent. Het station Vilvoorde heeft sedertdien geen likje
verf meer gehad. Dat is een erg flauwe opmerking. Ik weet dondersgoed dat het
station ooit verplaatst is, en pas sinds 1882 op de huidige locatie ligt. Bovendien:
als de fotograaf 180 graden zou draaien zou hij de hypermoderne liften zien die
in aanbouw zijn; de redding van dit station is nabij.
Vilvoorde was in de nadagen der middeleeuwen een florerende
handelsstad die gemakkelijk kon concurreren met Brussel en Mechelen. Daarna
‘sluimerde de stad langzaam maar zeker in om te verworden tot een onbelangrijk
provincienest’. Dat beweer IK niet; dat beweert de Wikipedia. In de 19e eeuw
volgde dan weer een nieuwe bloeiperiode door industrialisatie. Het beeld in het
Hanssenspark nabij het station alludeert op dat tijdperk, vermoed ik.
Maar na de oorlogen werd Vilvoorde helaas toch weer een
provincienest. Geschiedenissen, van wat dan ook, komen toch vaak neer op op- en
neergang, in eeuwige afwisseling. Dat nest was tot nog niet zo lang geleden
bereikbaar met diverse tramlijnen vanuit
Brussel. De laatste sneuvelde in 1992.
Het stadsschoon van Vilvoorde is snel gefotografeerd. Het
marktplein mist het bruisende, levendige, bourgondische van dat van vele
Vlaamse steden. Op deze regenachtige, vlagerige zaterdag steekt niemand het
diagonaal over.
Dan een wandeling langs de rivier de Zenne, met hopelijk
mooie doorkijkjes of fraaie panden langs de oevers. Eilaas; ik vind slechts een
parkeerterrein en een enorme, wrakke loods, overblijfsel van welke voorbije bloeiperiode
dan ook. Daarin of daaronder laten mensen droog hun hond uit, prutsen droog aan
auto’s of staren maar wat droog voor zich uit.
Dit is niet mijn dag, tot dusverre. Niet al mijn artikelen
kunnen hoogtepunten zijn in mijn oeuvre. ‘Nodig hebben is iets anders dan
begeren. Neem het één niet voor het ander, want dat is zonde’. Ook dat zeg IK
niet. Ik lees het als tegeltjeswijsheid op een blinde muur. Zonde? Ja, hooguit
van het geld, zegt een ‘Ollander.
Jette - Vilvoorde - Brussels Airport
Even buiten het centrum pak ik bus 820 naar Jette UZ. Ergens
toch wel goed dat die Ringtrambus is uitgesteld - houd ik mezelf voor. Nu kan
ik zien waarvoor die in de plaats komt. De Lijn helpt mee om het contrast met
die zoevende trambussen zo groot mogelijk te maken. Voor deze rit hebben ze
werkelijk de oudste, vieste en rammelendste bus ingezet die in de hele vloot te
vinden was.
De bus rijdt door de Vilvoordense wijken / dorpen Kassei,
Koningslo en Het Voor richting Strombeek. Voorbij Kassei passeren we het
mediapark van VTM, dat minder gemoedsbewegingen bij me teweeg brengt dan laatst dat in Salford bij Manchester.
Even verder gaan we de Ring onderdoor die de naamgever is van
de Ringtrambus. Lijn 820 rijdt een gevarieerde route over gewone straten, soms
over kasseien waarbij de bus in 100.000 onderdelen uit elkaar dreigt te
rammelen en ook nog een landelijke B-weg langs korenvelden. Tegenliggers worden
rakelings gepasseerd, als de bus niet, zonder snelheidsvermindering, een stuk
berm meeneemt. Moeten hier straks ook die dubbelgelede monsters gaan rijden? Ik
zie nergens een busbaan in aanleg.
In Strombeek volgen we een kronkelroute langs tijdelijke
haltes. Daarna bekend terrein: de Modelwijk Heizel komt in zicht, waar ik
vorig jaar oktober op verkenning was. Dat was ter ere van de ingebruikname van
tramlijn 9, Simonis – Dikke Beuk. We passeren de halte van die naam en volgen
over de laatste kilometers naar UZ Jette deze tramroute. Meteen alvast een
beginnetje van de tramlijn die t.z.t. in de plaats moet komen van de
Sneltrambus – als Brussel tenminste ook geen veto uitspreekt over Vlaamse trams
op hún rails.
Deze rit van bus 820 voert niet verder dan het ziekenhuis. Wat
doe je daar als je nog redelijk gezond bent? Ik wil meteen terug met de bus 820
die uit Dilbeek komt. Maar ik mis hem nét, en moet nu een half uur wachten. De
820 die dan komt voorrijden, is hetzelfde ouwe wrak als op de heenweg, met
dezelfde chauffeur die 30 minuten pauze heeft genoten bij het hospitaal.
Ik zit nu voorin en zie dat er op een paar stukken van de
route al busstroken liggen, lang geleden aangelegd. Bijvoorbeeld op de Romeinse
Steenweg, pal op de grens van die ruziënde gewesten Brussel en Vlaanderen. Als
de plattegrond op mijn app helemaal precies klopt, wonen langs deze straat de overburen
zelfs elk in een ander gewest, dus bijna in een ander land. Dat er nog geen
ijzeren hekken en Checkpoints-Charley staan!
De bestuurder van bus 820 moet een collega, die op dezelfde
lijn de andere kant op rijdt, de weg wijzen door Strombeek. Even later krijgt
hij bij een halte ruzie met passagiers die op bus 200-zoveel staan te wachten,
die niet gekomen is. Ik versta er helaas vrijwel niets van.
Uiteindelijk komen we uit bij Station Vilvoorde, waar het is
opgehouden met zachtjes regenen. Ik maak snel een paar foto’s, schuil in de
abri en stap in bus 821 naar de luchthaven. Lijn 821 rijdt over een heel stuk
van zijn traject dezelfde route als 820, in gecombineerde kwartierdienst.
We rijden over het uitgestrekte Cargo-terrein van Brussels
Airport langs bedrijfsgebouwen. Nu gaan we een gedeelte van het terrein op dat
helemaal is afgezet met rood-witte hekken met borden met streng verboden
toegang zonder pasje. Die hekken klappen weliswaar open voor de bus, maar ik
vraag me af of ik niet helemaal verkeerd zit zonder zo’n pasje, in die
voortrazende bus die bij elke halte leger en leger wordt. Waar brengt hij me??
Uiteindelijk klappen er nieuwe hekken open en nog een kleine
mijl verder rijden we een spelonkig busstation binnen onder de vertrekhal van
de luchthaven.
In totaal duurt een rit Jette UZ – Brussels Airport een minuut
of 50. Met de Ringtrambus moet dat teruggebracht worden tot 37 minuten. Ik
schreef het hierboven al: aan ambities ontbreekt het niet.
Nu verder naar Antwerpen voor het volgende hoofdstuk. Ik heb
een retourtje Brussel voor de Intercity Brussel, alias: Intercity (In)Direct
(zie het stuk uit 2018); daarmee kom je langs Zaventem. Maar daar kan ik niet
zomaar instappen, want je bent dan een Diabolo-toeslag verschuldigd (zie het
artikel uit 2012). Dat is omdat je het dure station onder de luchthaven
gebruikt, in de dure tunnel die ze ervoor hebben moeten boren. Met mijn
retourtje kom ik er gewoonweg niet in; de poortjes blijven dicht.
Een toeslag kopen, dus; over zondegeld gesproken! Tegen de
tijd dat ik heb uitgeknobbeld hoe ik zo’n toeslag kan aanschaffen, is de trein
vertrokken en ik moet nu 40 minuten wachten op de volgende naar Antwerpen.
Inderdaad: dit is mijn dag niet.
Overgenomen van De Lijn – netplannen Antwerpen
Vóór en na mijn weinig geslaagde bezoek aan Vilvoorde en
omstreken, ga ik eens een blik werpen op de Leien van Antwerpen, de doorgaande
noord-zuidroute door het centrum. Zoals ik schreef in 2017, zijn die een
poosje ‘geknipt’ geweest; onderbroken voor een grote opknapbeurt. Die hield ook
wat wijzigingen in het tramnet in.
Lijn 1 zal de Bolivarplaats, nabij
bij het gerechtsgebouw en station Zuid, verbinden met P&R-Luchtbal, het
huidige eindpunt van trams 6 en 70.
Anders dan het geval is met die Ringtrambus, ligt hier de openingsdatum al vast: maandag 4 november 2019. Als dat allemaal echt doorgaat, beschouw ik het maar als een cadeautje. Het is mijn 63ste verjaardag en tevens de 23e van deze site en de 3e van de verheffing daarvan tot Digitaal Erfgoed. In Nederland, wel te verstaan; in België zie ik het nog niet gebeuren.
Dat cadaeutje ging niet door. Het werd: zondag 8 december 2019. De zaterdag daarop was ik ter plaatse > > > > >
Ik loop naar de halte Stadspark op de Frankrijklei, om daar
de tram naar Antwerpen Centraal te nemen. Die halte is in verband met de werken
opgeheven. Daarom wandel ik nu terug via het Stadspark waarnaar die halte is
genoemd. Een park is het laatste wat je verwacht vlak achter die drukke leien,
maar deze groene long in de stad is er wel degelijk. Het driehoekige park is in
de 19e eeuw aangelegd op een voormalig bolwerk. Een engel reikt naar de hemel.
Later op de dag keer ik dus terug, en ga nu de nieuwe
tramroutes verkennen, op het kaartje nog met stippellijnen aangegeven. Alles
is al vrijwel af: de baan, de halteperrons. Lijn 1 pakt straks, zoals gezegd,
de noordelijke leienroute langs waar je op het kaartje Noorderplaats ziet
staan, en zal vervolgens verder rijden naar P&R Luchtbal. Op dat traject
rijdt sinds september 2018 de tijdelijke lijn 70 die op 3 november voor het laatst zal rijden. Lijn 24 wordt dan doorgetrokken naar het Havenhuis.
De nieuwe trambaan over de Leien is 1250 meter lang en het
nieuwe traject naar het Havenhuis 1100 meter. Ik loop ook dat stuk, door een
havengebied met loodsen, ook gewone woonhuizen en een opvallende brug.
Het enorme kantoorgebouw dat Havenhuis heet, is de
eindbestemming van de lijn en tevens de voornaamste reden van de doortrekking. Momenteel
rijdt er geen reguliere bus, maar voor de deur staat wel de halte van een
speciale pendelbus.
Het Havenhuis is een oud gebouw dat besprongen wordt door
een modern. Er zijn mensen die het mooi vinden. De glazen opbouw van het gevaarte
lijkt op een schip en daarmee vaag op het v/m bankgebouw op de Zuidas van
Amsterdam.
Ik kan dezelfde weg teruglopen naar het MAS en lijn 7
nemen, of verder langs de dokken, langs de megabioscoop Kinepolis naar een
halte van de lijnen 6 en 70. Ik besluit tot het laatste en schiet in de
inmiddels ingevallen avondschemering een havensilhouet.
De wijk Luchtbal loopt op dit moment compleet leeg. Iedereen
wil op zaterdagavond naar ’t stad en een man of 100 propt zich in tram 6 die is
komen voorrijden. Ik worstel me er ook in. Gelukkig is een dame bereid op te
staan voor mij. Zij ziet me als slecht
ter bene grijsaard, en heeft die sprint van 300 meter niet gezien die ik getrokken
heb om deze tram nog te kunnen halen.
Dineren op de Keiserlei, vanavond; daar is keus genoeg.
Tot hiertoe gepubliceerd op 15 september 2019
Waarom is er eigenlijk geen tv-programma Bus Away, naast het succesvolle format Rail Away van de EO? Dat schreef een trouwe lezer naar aanleiding van mijn R-net-tocht laatst door Zuid-Holland.
Hierboven was de Ringtrambus echt Away; hij was er niet. Vandaag een Bus Away door de Kempen, de plattelandsstreek in Noord-Vlaanderen waar Antwerpse forenzen in vrede samenleven met Nederlandse expats. Ik was er al eens per trein in ’14, en las toen dat het verkeer er nogal eens stilstaat; men sprak zelfs over ‘de stilstaande Kempen’. Maar dat gold dan vooral voor het autoverkeer in de ochtendspits. Op zaterdag: nergens last van.
De Kempen hebben drie noordelijke uitstulpingen, waar België diep binnendringt in het Nederlandse Noord-Brabant. In de linker op de landkaart ligt Essen, die het meest noordelijke spoorwegstation van België binnen de grenzen heeft. In de middelste ligt de noordelijkste nederzetting van het land, Meersel-Dreef. En in de derde heb je Poppel, en daar ga ik vandaag eens kijken. Mijn route: Tilburg – Poppel – Turnhout – Zoersel – Antwerpen. Het lijkt wel een wielerklassieker, schreef een kennis.
Poppel is bereikbaar met bus 450 van De Lijn, Tilburg – Turnhout. Die vertrekt van het mooie nieuwe busstation bij Tilburg NS, dat eerder dit jaar in gebruik werd genomen.
De
bus van 11:03 wordt niet aangekondigd op de digitale informatieborden.
Hij verschijnt aanvankelijk ook in werkelijkheid niet, en ik begin al
twijfels te krijgen over mijn missie van vandaag; er rijdt toch echt
wel een bus van Tilburg naar Turnhout? Uiteindelijk komt de Vlaamse bus
toch nog het busstation opdraaien. We vertrekken even later
met enige vertraging.
Een
oudere vrouw die mij de aantekeningen voor dit stuk op de smartphone
ziet tikken, vraagt: ‘U bent zo te zien wel erg handig met
Internet, hè?’
-‘Och, wat zal ik zeggen? Nog redelijk, voor mijn leeftijd’, antwoord ik vals bescheiden.
Of
ik voor haar misschien een busreis met De Lijn kan uitstippelen naar
Leuven? Kan ze dan in Turnhout overstappen en daar een rechtstreekse
bus naar Leuven nemen?
Leuven, dat lijkt me een heel eind. Maar er is inderdaad een rechtstreekse verbinding Turnhout-Leuven, met nog een redelijke aansluiting op onze bus. Turnhout – Leuven, dat is een kilometer of 75. De reis van Tilburg daarheen duurt in totaal wel een kleine 3 uur. Kom je er met de trein niet sneller? – ook nog ruim 2 uur, als ik het later nazoek.
Ja, maar ze reist liever met zo’n goedkope De Lijn-Dagpas, 7 euro in de voorverkoop. Dat doe ik ook, op deze zaterdag en de vorige. En er is een wisseltentoonstelling in dat ene museum in Leuven, en er wordt nogal vaak gewisseld, en iedere keer wil ze toch…
Die Dagpassen, een hele dag geldig op alle bussen en trams van De Lijn, moeten bij het instappen in het gele ontwaardingsapparaat, voorzien van gleuf, bij de chauffeur. En die drukt dan meestal een speciale knop in; ik heb het meerdere malen gezien. Die magneetkaarten zijn uit. De meeste reizigers gebruiken nu het contactloze Mobib-systeem, met dezelfde uitcheckellende als in NL. Met een Dagpas hoef je niet uit te checken.
Intussen zijn we door Goirle heen gereden en koersen we op de grens af, die we met een stuk of 20 reizigers kruisen.
In 1831 deden ‘we’ dat met heel wat meer man. Op 2 augustus van dat jaar viel het Nederlandse leger bij Poppel Vlaanderen binnen om de Belgen mores te leren. Die waren in 1815 bij ons ingelijfd en waren 15 jaar later in opstand gekomen tegen het gezag van de Nederlandse koning Willem I.
Aan de Nederlandse militaire operatie, die de geschiedenisboeken zou ingaan als de Tiendaagse Veldtocht, deden ook hele hordes studenten mee. Die verdreven hun zomervakantie-landerigheid dat jaar nu eens met een avontuurlijke veldtocht in plaats van met kroegjolen.
Nederland
werd verslagen door de Fransen, die België te hulp waren gekomen. De
Belexit, zal ik maar zeggen, uit het Verenigd Koninkrijk der
Nederlanden was nu bijna onvermijdelijk, al zou het nog 8 jaar duren
voordat die echt officieel bekrachtigd werd.
Ik
stap uit bij de kerk van Poppel en fotografeer de bus in de richting
Tilburg, die een fikse vertraging heeft. Tien tegen een dat hij over
een uur ook te laat terugkeert; ik hoef me niet te haasten met mijn
rondwandeling door Poppel.
De laatste decennia heeft Poppel een nieuwe invasie gezien van Nederlanders, maar dan belastingvluchtelingen. In het nog geen 4000 inwoners tellende dorp wonen nu ongeveer evenveel kaaskoppen als Vlamingen. Ook de nummerplaten van de auto’s houden elkaar in evenwicht, NL en B.
Poppelaars van beide zijden benadrukken allemaal dat de twee nationaliteiten vreedzaam co-existeren. Het is hier niet van: Ze dansen met onze meisjes, ze pikken onze banen in. Het is hier niet van: We worden overspoeld door een tsunami van ‘Ollanders. Het is hier niet van: We worden omgevolkt. Het is hier niet van: Minder, minder, minder! Nee, men gaat heel harmonisch met elkaar om. In de plaatselijke voetbalclub lopen nu zelfs al meer Nederlandse duiveltjes rond dan Vlaamse. Duiveltjes? Pupillen, jeugdvoetballers.
De verbroedering van beide volkeren wordt tot uitdrukking gebracht door dit beeld van een nogal boerse man die een Hollandse kaas vasthoudt, en een dito man met een enorme puntzak vol blommige Vlaamse fritten. Kaas en friet, tsjesus, wat een clichés, zeg!; niet bijster origineel.
Maar
wacht eens, ik snap het: vanzelfsprekend is het de Nederlander die zich
tegoed gaat doen aan de friet, en de Vlaming aan de kaas, bij wijze van
aanpassing aan de eetgewoontes van de buren. En: kaas marcheert altijd,
zo is het natuurlijk ook wel.
Opvallend aan Poppel is verder dat er
enkele grote vuurwerkhandels gevestigd zijn. Ik heb het vermoeden dat
het overgrote gedeelte van hun voorraad in Nederland afgestoken gaat
worden.
Het plaatsje heeft een dorpskern en -kerk, en een villawijkje. Alles ligt hier gezapig te sudderen in de nazomerzon. Op het terras in het dorp zit een groep hoogbejaarde mannen met dikke buiken in wielertenue te bieren. Hoogstwaarschijnlijk blijven ze dat doen tot zonsondergang en fietsen ze daarna zigzaggend naar huis.
Ik neem een landelijke weg die Trier heet en loop naar een bushalte bij een halfpipe met toebehoren, waar vanmiddag geen jongere aan het skaten is. De bus verschijnt inderdaad met een fikse vertraging.
Niet veel later passeren we de Frituur Weelde. Dat wil niet zeggen dat ze weelderige frieten aan de man brengen; nee, dit dorp heet Weelde. En lijkt bij het passeren wel wat op Poppel. Vanmiddag rijd ik door en langs een hele reeks dorpen in de Kempen: Poppel, Weelde, Ravels, Turnhout (dat is een stad!), Vosselaar, Beerse, Oostmalle, Westmalle, Zoersel, Ranst, Wommelgem. Neem me niet kwalijk dat ik soms wat wegdroom en niet over elk dorp iets interessants weet te vertellen.
Het was een slopende werkweek; wij van ons team hebben nu ook de langverbeide cursus ‘Omgaan met Teleurstellingen’ ondergaan. Bij ons op de zaak vinden de decepties waarmee we moeten leren te dealen, doorgaans hun oorzaak in de meest recente reorganisatie. Ieders handen jeuken dan om de daardoor ontstane problemen uit te praten, aan te kaarten en ten slotte zelfs op te lossen.
Maar dat is nou net niet de bedoeling, en dat is de eyeopener die iedereen van de cursus mee moest nemen. Nee, je moet eerst uitgebreid stilstaan bij je negatieve emoties. Bijvoorbeeld: teleurstelling - de naam van de cursus zegt het al – en boosheid op de mensen die verantwoordelijk zijn voor de sores waarover iedereen teleurgesteld is.
Hoe
doe je dat, stilstaan bij je emoties? Mediteren kan overal en is altijd
heilzaam. Ook mindfulness is een goede methode; van een hele middag
naar een rozijntje kijken verdwijnen dan misschien niet je problemen
als sneeuw voor de zon, maar wel je boze stemming. Een mens moet vaker
in de spiegel; kijken.
Pas
als je je emoties een plaats hebt gegeven , wordt het tijd om de
problemen aan te pakken. Daartoe zoek je ‘verbinding’, contact met –
ja, met wie; met diezelfde mensen die je teleurgesteld hebben en
daarmee vermoedelijk wel altijd en eeuwig zullen doorgaan.
Ik vond die cursus al met al nogal teleurstellend. Nu kregen we er ook een cursusboek bij cadeau dat de cursusleider zelf geschreven had. Zou dat misschien een bruikbaarder, hoopgevender boodschap bevatten?
Ik heb het vandaag bij me. Het is zo´n flodderig, in een slap kaft hangend geval; overduidelijk uitgegeven in eigen beheer. De auteur is er vast en zeker stad en land mee af geweest langs tientallen officiële uitgevers, die het tot zijn teleurstelling geen van allen in hun fonds wilden opnemen.
Ik heb het boek in één ruk uitgelezen vanmorgen, onderweg naar Tilburg. Nee, zware kost was het niet: lekker dun, simplistisch taalgebruik en het bestond voor ¾ uit plaatjes. Maar ook dit boek kon niet anders doen dan me teleurstellen. Op geen enkel origineel idee heb ik de scribent kunnen betrappen; allemaal platitudes, plat-titudes, platgetreden paden, bijeengeschraapt uit een kwart eeuw managements- en zelfhulpliteratuur.
En het meest teleurstellend van alles: de wetenschap dat er mensen zijn die een hele dikke boterham verdienen met het aan de man brengen van zulke gebakken lucht.
v/m gemeentehuis Poppel
Maar waar klets ik over op zaterdag? En nog wel in het buitenland!; NL-toestanden dienen dan vergeten te worden, ook al ben je hooguit 10 km over de grens. De bus rijdt de smalle winkelstraten binnen van Turnhout en loopt leeg bij het Cultuurhuis Warande; we gaan fotowandelen!
Dat deed ik hier al een keer in 1999. Ook toen kwam ik op zaterdag, terwijl in het Begijnhof alleen op vrijdagen 40 dagen aflaat werd verleend voor zielen die er komen bidden. Dat is nog steeds zo; deze uit de diep-duistere middeleeuwen daterende regeling heeft zijn zoveelste eeuwwisseling overleefd. En ik had me nog zo voorgenomen, als ik ooit zou terugkeren in Turnhout, dat op vrijdag te doen, en nu loop ik hier weer op zaterdag. Maar des ketters ziel is sowieso verloren.
Ik
heb al vaker vastgesteld dat de digitale fotografie de afgelopen 20
jaar een opvallendere evolutie heeft doorgemaakt dan mijn schrijfkunst.
Daarom laat ik het verder bij een link naar dat stuk uit ’99
en plaats ik hieronder alleen wat foto’s van Turnhout. Dat grote
kasteel had ik in ’99 merkwaardig genoeg niet op de foto; ik zie het nu
echt voor het eerst.
Nog
steeds vertrekt er uit Turnhout maar één keer per uur een trein naar
Antwerpen. Je kunt ook de snelbus nemen, lijn 417. Die doet er niet zo
gek veel langer over; 70 minuten tegen 55 de trein. De laatste maakt in
feite een omweg om ook Herentals aan te kunnen doen.
Ook bus 417 rijdt op zaterdag om het uur. Ik neem die bus met de bedoeling, die precies halverwege in Zoersel te verlaten. Een halfuur eerder of later kun je lijn 416 pakken, maar die volgt een iets andere route naar Antwerpen en slaat Zoersel over.
De gelede bus is vol, drukkend warm en benauwd. Ik reis ‘achterbaks’, zoals ik dat altijd noem, in de achterste geleding die bij elke halteplaats met de achterwielen over de stoep dendert, zodat iedereen wakker schrikt en een korte luchtreis maakt.
We
gaan niet over de snelweg; het snelbuskarakter bestaat eruit dat hij de
verkeersweg door alle dorpen aanhoudt en geen meanders, ‘hoge hoeden’,
door de buitenwijken maakt.
Zoersel
Nadert
Zoersel al? Zoersel, mijn broertje had het daar vroeger altijd over,
maar ik weet niet meer in welk verband. Er was iets komisch gebeurd, of
zo. Ik bel hem even op.
- ‘Ik ben op weg naar Zoersel!’
- ‘Zoersel, ha, ha, ha, ha!’
- ‘Ja, dat wou ik je juist vragen. Wat was er ook alweer zo grappig aan Zoersel?’
- ‘Het is zo’n stomme naam, ha, ha, ha!’
- ‘Ja, OK, maar die plaats heet nou eenmaal zo, en in Zoersel zijn ze er vast aan gewend!’
- ‘Nee,
maar wij gingen heel vroeger, in 19-weinig of 19-tig of zo, elk weekend
met een paar auto’s met een groepje rotsklimmen in België’.
- ‘Bij Zoersel? Dat zal toch wel niet? Ik kan nou niet zeggen dat ik hier nou veel rotsen zie in de omgeving’.
- ‘Nee, luister nou; in de Ardennen, natuurlijk! Maar onderweg zagen we Zoersel dan op een wegwijzer staan’.
- ‘Ja?’
- 'En
er ging altijd een gozer mee, hoe heette die nou, en die dacht zelf dat
hij heel goed kon koken. Dus die kookte na het klimmen elke avond een
potje voor ons op het kampvuur. Maar die hap zag er nooit uit. Het leek
wel of ‘ie al eens eerder gegeten was. En zo smaakte het ook wel
ongeveer! Maar ja, je at het maar op; honger van het klimmen’.
- ‘Maar wat heeft dat nou te maken met Zoersel?’
- ‘Nou,
op een gegeven moment zijn we die vieze hap van hem zoersel gaan
noemen, omdat we dat dus op de wegwijzer zagen staan, onderweg. Zo van:
“Is het zoersel al klaar?” en “Wie wil er nog een restje zoersel uit de
pan?” Of: “Gaan we naar de frituur vanavond, of wordt het toch weer
zoersel?”’
- ‘Oh!’
Misschien iets voor het zondagse taalspel van Wim Daniëls
op Twitter: bedenk alternatieve betekenissen van plaatsnamen.
Etymologisch betekent de naam Zoersel: woonstede op zure, onvruchtbare
grond.
Er
wilde weinig gedijen. Zelfs de monniken van een middeleeuws klooster
konden de gewassen niet de grond uit bidden. Het klooster is daarom ook
maar kort gevestigd geweest in Zoersel, en het is niet eens zeker of
het er echt wel geweest is. Bijzonder dat op zulke onvruchtbare grond
uiteindelijk toch een zo te zien behoorlijk welvarend dorp gedijd
is.
Burgmeester van de gemeente Zoersel, waaronder ook Halle en Sint-Antonius ressorteren, is Liesbeth Verstreken - als haar termijn tenminste niet verstreken is. Maar de bekendste Zoerselaar treffen we aan op een bank in het parkje en – half overgeplakt – bij alweer een skateboardplek. Het is Marcel Kiekeboe, van de stripverhalenserie De Kiekeboes.
Net als Suske en Wiske gaat het om een familie; een beetje in dezelfde stijl getekend, maar mikkend op een volwassen publiek en wat minder op kinderen. Met toespelingen op erotiek en ene Claude Zac onder de figuren. De creator van de reeks heet Robert Merhottein, noemt zich Merho en is woonachtig in en ereburger van Zoersel. De afgelopen 40 jaar bracht hij meer dan 150 Kiekeboe-albums uit. De reeks is populairder dan Suske en Wiske en Kuifje ooit geweest zijn. Ja, ik praat erover of ik al die 150 delen in de boekenkast heb staan, maar had er nog nooit van gehoord toen de bus daarnet Zoersel binnen kwam rijden.
In het dorp valt niet veel te beleven dus ik ga het meest geroemde architectonische monument van Zoersel bekijken, de Zoerselhof, zo’n 1½ kilometer ten zuiden van het dorp. Het ligt in een bos en je komt er via een smal wandel- en fietspad dat begint als tuinpad naast het huis van een particulier die aan een B-weg woont; een zijpad van een zijstraat, al met al.
De
Zoerselhof is een al uit de middeleeuwen daterende hoeve - maar dan een
vrij ruime, meer een kasteel. Het huidige gebouw staat er sinds 1787.
Er woonden kloosterlingen, die zich toen blijkbaar niet meer lieten
wegjagen door de onvruchtbare grond van Zoersel. Maar ze moesten wel
wijken voor Napoleon. In de Franse tijd werd hun bezit
geconfisqueerd.
In de 20ste eeuw was de Zoerselhof onder meer vakantieverblijf voor stadskindertjes, hotel, restaurant, café en staminee. Bij een brand in 1956 werd het gebouw zwaar beschadigd. In recenter jaren is het door de huidige bewoner hersteld in de staat van vóór Napoleon, toen de broeders er huisden.
Foto’s ervan die ik gevonden heb, zien er allemaal uit zoals de mijne, met een hap van onderen uit het gebouw. Het wordt gedeeltelijk aan het oog onttrokken door die rij van kaarsrecht geschoren bomen. En de eigenaar vindt het vast niet goed als ik op dat hek klim om er een beter zicht op te krijgen. We bevinden ons overigens in de habitat van de grauwzwarte breedbek-brulkikker.
Ik loop van hier over wat je een oprijlaan zou kunnen noemen, naar de grote weg, mis bus 417 en ben nu zeer ruim op tijd voor 429. Die rijdt van Herentals via Zoersel naar Antwerpen en vertrekt een half uur later dan 417. Doordeweeks kom je van Zoersel elke 20 minuten in Antwerpen; 2 maal lijn 417 en 1 maal lijn 429 per uur. Goede verbindingen voor een dorp dat niet beschikt over een NMBS-station. Maar erg laat moet je het in deze streek niet maken.
Die bus 429 rijdt bij haltes niet over de stoepen; dat heeft meer te maken met de stuurmanskunt van de chauffeur dan met het ontwerp van de halteplaatsen. Een paar kilometer voorbij Zoersel kiest de bus nu wel de snelweg. Dit gelede barrel kan nu eindelijk een stuk rijden op topsnelheid, hetgeen gepaard gaat met kermende, gierende motorgeluiden. De gelede bussen van dit type waren ‘Bus of the year in 2004’. Dat rijmt, maar het plaatst ze nu wel overduidelijk in de categorie: Nieuw Geweest.
We passeren
Ranst, dat als zelfstandig naamwoord klinkt als synoniem van zoersel.
Een eindje verderop zie ik geloof ik de keerlus langs schieten van tram
8 naar Wommelgem. Ja, we rijden nu naast lijn 8, en, als we Antwerpen zijn binnengereden, uiteindelijk boven de Reuzenpijp waar 8 en 10 doorheen gaan.
De
bus wordt desondanks steeds voller; niet iedereen wil die tunnel in,
denk ik. Dan doemt Antwerpen Centraal op en daarmee het eind van deze
rit en van deze korte Belgische reeks.
Mocht
je, waarde lezer, teleurgesteld zijn over de kwaliteit van dit artikel,
dan… kan ik je ook niet helpen, want je zult dan zelf in het reine
moeten komen met je emoties. Een troost is misschien dat er op de twee
volgende zondagen, 29 september en 6 oktober 2019, helemaal geen
aflevering verschijnt, wegens aangename omstandigheden (vakantie in het
vooralsnog bij Europa horende Groot-Brittannië). Al zal die mededeling
ook wel weer teleurgestelde gezichten opleveren.
Antwerpen
Frans Mensonides
22 september 2019
Er geweest: zaterdag 7 en 14 september 2019
Zoersel
©
Frans Mensonides, Leiden, 2019