‘Beminde zaterdag’ is een rubriek over treinreizen op die dag met mijn Weekend Vrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn Huygens die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen. Deze reeks is geïntroduceerd in deel 1. Het overzicht van alle tot dusverre verschenen afleveringen vind je in het archief van mijn Thuispagina.
Het thema van de
winteraflevering was: winter. Wat de rode
draad van de maartaflevering wordt, weet ik nog niet; meestal komt er
in de
loop van de weken wel zo’n thema bovendrijven.
Wethouder vliegt uit de
bocht: busbaan Geldermalsen – Elst
- Tilburgs busstation
na donker
Tiel: verder per bus?
Wat er soms ook komt bovendrijven,
bij sommige magistraten:
idiote OV-plannen. Vooral rond verziekingen, pardon: verkiezingen,
hebben ze
daar nog wel eens een handje van. Bijvoorbeeld:
De spoorlijn Geldermalsen – Elst
ombouwen tot busbaan, welke
malloot komt er met zo’n bespottelijk idee? Dat moet bijna wel een
politicus
zijn van het CDA (Conspiratie van Doorgewinterde Automobilisten).
En ja hoor, het is een CDA-wethouder
van gemeente Overbetuwe,
waarvan het gemeentehuis staat in Elst. Hij luistert naar de naam Jan
van Baal
en de Gelderlander schreef er diverse stukken over (waarvan de meeste
achter
een betaalmuur, dus ik link ze lekker niet). Deze wethouder was in 2017
gewipt,
las ik ergens, en is later blijkbaar weer in genade aangenomen; dan
moet je zo
nu en dan wel met een briljant idee komen.
De spoorlijn Geldermalsen – Elst
staat in de Wikipedia als
spoorlijn Dordrecht – Elst, bijgenaamd de Betuwelijn (en niet te
verwarren met
de Betuweroute voor goederentreinen). Geldermalsen – Elst is daar maar
een
stukje van. Een stukje dat ook nog door twee heel verschillende treinen
bereden
wordt: de NS-treinen Utrecht Centraal – Tiel en de Arriva-diesels Tiel
–
Arnhem. Die stoppen tussen Tiel en Elst op de stations
Kesteren, Opheusden,
Hemmen-Dodewaard en Zetten-Andelst. Het laatste station ligt in de
gemeente
Overbetuwe.
Van Baals voorstel voor die busbaan
zou tot gevolg hebben
dat de NS-treinen niet verder rijden dan Geldermalsen en de passagiers
voor
Tiel dan over moeten stappen op de bus. Dat zal Van Baal ook in Tiel
niet
populair maken. Maar ik heb zo’n idee dat de wethouder dit soort
spoordetails niet
eens weet.
Ik zal de laatste zijn om tegen
aanleg van busbanen te zijn.
Maar wat win je daarmee als er al een spoorbaan ligt? Hem afbreken en
een
busbaan op het vrijgekomen talud leggen: een miljoenen verslindende
operatie
waarvan ik me niet kan voorstellen dat reizigers erop zitten te
wachten.
Welke problemen denkt Van Baal op te
lossen met zijn busbaan?
Die spoorbaan is een barrière in het landschap, vindt hij. Dit is
typisch de
visie van een automobilist, die wel eens voor gesloten overwegbomen
moet
wachten. Geen treinreiziger zal vanuit zijn coupé ooit denken: wat een
enorme
barrière vormt deze spoorbaan toch!
Het spoor snijdt hele dorpen
doormidden, oreert Van Baal ook
nog. Ja, sommige dorpen hebben het geluk van een station in het hart
ervan; als
je dat doormidden snijden noemt... Maar dit lijntje valt nou juist op
doordat
de meeste kernen toch een stukje van het spoor verwijderd zijn.
Daardoor wordt
ook een ander voordeel van een busbaan teniet gedaan, dat Van Baal
noemt: je kunt
gemakkelijk een extra halte erbij plaatsen. Goed, maar dat zal in deze
dunbevolkte streek wel bij boerderij Nergenshuizen worden.
Zijn collega uit de aangrenzende
gemeente Nederbetuwe ziet
wel wat in het plan van Baal. Als die spoorbaan verdwijnt, kan er
gemakkelijker
een ringweg aangelegd worden rond Opheusden. In deze tijd zijn toch de
meeste
politici er wel van overtuigd dat het OV gestimuleerd moet worden. Maar
in
Opheusden breekt men het liever af ten faveure van de auto.
Dat brengt weer ideeën met zich mee
die helemaal naar de
andere kant doorslaan. De SP wil iets lightrail- of metro-achtigs voor
de
spoorlijn in de plaats. Ja hoor, een metro in de Betuwe! Zulke systemen
horen
toch echt thuis in metropolen. Wel heeft de SP gelijk in haar pleidooi
voor een
‘visgraatmodel’: aantakken van buslijnen op het spoor.
Afwachten waar de provincie mee komt,
als resultaat van het
onderzoek. Met angst en beven, want de toekomst van het Betuwelijntje
hangt aan
een zijden draadje.
In de tussentijd ging ik eerst zelf
maar eens kijken. Ik
frequenteer de Betuwe niet, en daarmee ook het Betuwelijntje niet. Voor
het laatst
was ik er toen ik in ’17 Opheusden deed, waar men nu
klaarblijkelijk haakt
naar een rondweg. Deze keer koos ik Zetten-Andelst, in de gemeente waar
Van Baal
de scepter zwaait.
Onder station Voorburg. Archieffoto 2018
Deze treinzaterdag begint voor de
verandering in Voorburg,
na het middaguur en op het station dat uitkijkt op Hofwijck. Daar is
ooit het
gedicht geschreven dat de onvergetelijke uitdrukking ‘beminde zaterdag’
bevatte.
Dit is voor mij een
herdenkingsweekend; vandaag, 2 maart, is
de 91ste geboortedag van mijn moeder en morgen, 3 maart, de
58ste sterfdag van
mijn vader.
Eén van die 2 dagen bezoek ik altijd het graf van mijn ouders op
de Oosterbegraafplaats aan de Rodelaan. Van de gelegenheid maak ik
gebruik om
een nostalgische wandeling te maken door Voorburg, waar ik geboren ben
en – tot
de prille leeftijd van 6½ jaar – ook getogen. Bijzondere uitdrukking,
tussen
haakjes: ‘geboren en getogen.’ Twee verleden deelwoorden waarvan de
infinitieven al eeuwen niet meer gebruikt worden.
Ik heb op de tweede dag van de meteorologische lente volgens
mij al voorjaarsmoeheid, gezien het lood dat ik de laatste dagen aan
mijn benen
heb hangen. Vanmorgen was ik al bijna uitgeput toen ik de bushalte
bereikt had.
Ik ga daarom vandaag maar flink wat uren wandelen. Dat wéét ik vanavond
tenminste waar ik moe van ben.
Maar eerst flink wat uren treinen. Ik
kies de kortste, maar
niet de snelste route naar Zetten-Andelst, met overstappen in Gouda,
Utrecht en
Tiel. 2:19 staat er voor deze rit van 117 spoorkilometers. Nog iets
sneller ben
je als je omrijdt via Arnhem, maar dat bewaar ik voor de terugweg.
In de drukke Sprinter Utrecht - Tiel
word ik omringd door
drie minzaam glimlachende zussen uit Albanië of daaromtrent. De
Sprinter staat eerst een flinke tijd te wachten in Geldermalsen, en
geeft
daarna een heel slechte aansluiting in Tiel: 24 minuten wachttijd. Dat
was
vroeger niet zo, en komt door invoering van het ETMET-systeem eind
2017. ETMET
staat voor: Elke Tien Minuten
een Trein
en Amsterdam – Eindhoven is het eerste traject waarop het is
toegepast. Ik was in
september 2017 bij een van de test-woensdagen.
Met de Arriva-treinen Tiel – Arnhem
valt ook niet veel meer
te schuiven. Hun route is tussen Tiel en Kesteren enkelsporig.
Bovendien moeten
ze in Elst invoegen op de hyperdrukke spoorlijn Nijmegen – Arnhem, waar
– de
Arriva-treinen meegerekend – al 12 treinen per uur per richting rijden.
Je zou dan zeggen dat zo’n traject al ruimschoots voldoet aan de ETMET-normen. Toch zijn er – volgens de niet erg goed geïnformeerde wethouder Baal - nog plannen tot frequentieverhoging van de IC’s Den Helder – Nijmegen en Schiphol – Nijmegen van gecombineerde 15- naar gecombineerde 10-minutendienst. Als dat gebeurt, zal het lijntje uit Tiel vermoedelijk sterven in Elst, als het al niet helemaal sneuvelt. Maar zoals gezegd: de provincie Gelderland gaat zich erover buigen.
Hoe breng ik 24 minuten door op en om station Tiel? Tijd
genoeg om het uit 1882 daterende stationsgebouw te fotograferen en het
bronzen
standbeeld Ontmoeting en Afscheid (1981) van Hans Versteeg te
bewonderen (zie foto helemaal boven). En de
carnavalsoutfit van sommige wachtenden in me op te nemen – en deze
zorgvuldig
buiten het beeldvlak van mijn camera te houden.
In het deftige en nuchtere Voorburg
zag ik daarnet alleen
een mafklapper op het perron in krokodillenkostuum, met zo’n enorm
lange
bijtbek naar voren priemend; een man die daar aardig stond te vloeken
met zijn
omgeving. Hier in het rivierengebied nader je carnavalsland en wil
iedereen via
Geldermalsen naar Oeteldonk of Lampegat of zo.
19 passagiers slechts, inclusief
ondergetekende, hebben plaatsgenomen
in de Arriva-Spurt die om 14:47 toch nog vertrekt richting Arnhem.
Daaronder
geen carnavalsvierders; in Arnhem doen ze er zeker niet aan. De trein
heeft 34
minuten in Tiel gestaan. In het weekend en in de avonduren rijdt hij
slechts om
het uur; op werkdagen overdags elk half uur.
Wat vind ik dat landschap in de
Betuwe buiten het
bloesemseizoen toch verschrikkelijk chagrijnig! Het weer werkt ook niet
mee,
met donkere luchten en met van tijd tot tijd druilende motregen.
Aankomst op Zetten-Andelst; weer een station dat afgevoerd
kan worden van mijn bucketlist van stations waar ik nog nooit eerder
voet aan
de grond heb gezet.
Het heeft een dubbele naam, als een
landjonker, en is
niemand tot last. Dit moet toch een station naar het hart zijn van
wethouder
Van Baal. De spoorbaan snijdt noch Zetten, nog Andelst doormidden maar
zeilt
netjes tussen zijn beide naamgevers door. De eerste buitenwijk van
Zetten
begint 500 meter voorbij het stationsgebouw; de bebouwde kom van
Andelst, te
beginnen met een bedrijventerrein, na ongeveer een even grote afstand.
Maar ja, de weg tussen beide dorpen
is wel twee keer per uur
een paar minuten versperd door overwegbomen. Als het aan Van Baal ligt,
staan
hier straks de bussen op de auto’s te wachten.
Zetten-Andelst heeft een ruime fietsenstalling. Er rijdt op werkdagen ook nog een streekbus langs het station, lijn 35 (Zetten – Andelst – Herveld – Valburg – Elst – Bemmel) en 7 dagen per week een buurtbus, lijn 237 (Heteren - Kesteren). Niet zo verschrikkelijk veel reden tot klagen voor bewoners van dorpen met 5000, respectievelijk 1700 inwoners.
Zetten is vooral bekend, zo niet berucht, als
vestigingsplaats van de Ottho Gerhard Heldring Stichting, een instituut
voor
zeer moeilijk opvoedbare meisjes, waaronder ’gevallen vrouwen’. De
trein
waarmee ik kwam, is genoemd naar Heldring (1804-1876).
Theo Finkensieper is een naam die
nooit op een trein zal verschijnen.
Maar hij prijkte zo’n jaar of 30 geleden wel regelmatig in alle kranten
en op
teletekst. Die naam zal eeuwig verbonden blijven aan Zetten zoals de
treinramp
aan Harmelen; Finkensieper gaf Zetten een slechte naam. Hij was
psychiater in
het instituut, en middelpunt van een ongekend schandaal. Tientallen
jaren lang
heeft hij de aan zijn zorg toevertrouwde meisjes misbruikt. Hij moest
er 6 jaar
cel voor opknappen, even lang, en voor dezelfde feiten, als laatst die
kardinaal uit het Vaticaan.
Gevallen mannen…
Dat vredesmonument lijkt wel wat op
dat van Akersloot.
De V
van victorie is wat gemakkelijker te houwen dan de P van peace,
constateerde ik
daar al.
De tijd van de dinunch (het lunee)
nadert en ik heb mijn
zinnen gezet op een gezellige lunchroom of knus eetcafé. Als ik naar
binnen
kijk bij het ouderwets ogende etablissement op de hoek, zie ik echter
een lege
gelagkamer. En hoor ik een averechtse sirenenzang door de ramen
klinken: ‘Loop
dóór, vreemdeling; loop dóór, vreemdeling; loop dóór, vreemdeling!’
Zo gezegd, zo gedaan. Maar daarom
niet getreurd; ik heb
geloof ik nog een of twee muffe mueslibollen in mijn tas, plus een half
afgekloven appel met nog enig vruchtvlees eraan.
De PvdA wil op een verkiezingsbord
dat we zeker zijn van een
huis in de Betuwe. Dat zijn vanmiddag huizen met sombere wolkenluchten
erboven.
Statige, monumentale exemplaren, dat wel, vooral in de buurt van het
station.
Op een soort terp in het hart van Zetten staat een kerk,
in gestichtenstijl, die nog is gesticht door Heldring.
Zijn
gevallen vrouwen konden hier kerken, bidden om vergiffenis en voor een
beter
leven, en er veilig zijn, in ieder geval voor overstromingen.
Ik steek het spoor over, op weg naar
Andelst. Al snel kruis ik
de Betuweroute en meteen daarna de A15. Ik ga bij die goederenlijn maar
niet
staan wachten op passage van een trein. Railspotters langs dit traject
moeten
een jobsgeduld hebben; de treinen rijden niet bepaald af en aan.
Ik loop het dorp binnen, via een
hondenuitlaatstrook waar
vanmiddag geen hond wil wandelen. Het is hier nog landelijker dan in
Zetten,
met boerderijen met flinke stukken land midden in het dorp. De
Andelsters
zitten vrijwel allemaal bij de warme kachel. Gelijk hebben ze.
Een van de laatste huizen in het dorp
heet: ‘Gien spiet
van’. En dat heb ik ook niet van deze wandeling: geheel volgens mijn
verwachting is mijn voorjaarsmoeheid er van overgegaan. Inspanning
helpt beter
tegen vermoeidheid dan op je kont voor de tv gaan zitten hangen. Ik
trotseer nu
ook maar de troosteloosheid van een bedrijventerrein in de motregen op
zaterdagmiddag. Wáár je wandelt, maakt niet zoveel uit.
Nog even die weg over en dan nader ik
het station alweer.
Hee, verrek, wat is dat? Er komt een trein aan. Een trein op de
Betuweroute! Snel, mijn camera! Een
heel lange, nog wel, een wagen of 75, op weg naar die cargospotter die
we eens
ontmoetten in de buurt van Pernis. Zou het dan toch waar zijn wat ik
hem wijsgemaakt
heb, dat ik treinen op de Betuweroute naar me toetrek?
Een poosje geleden heb ik voor deze
rubriek ook nog een rit
gemaakt over de Betuweroute. De ICE Amsterdam – Keulen was
bij wijze van zeer
grote uitzondering omgeleid via deze goederenlijn. Ik reisde grijs;
eigenlijk
mocht je alleen mee met een internationaal kaartje.
Als je nou praat over een barrière in
het landschap… Dat
betonnen gevaarte zie je van kilometers afstand. Terwijl je een lijntje
zonder
bovenleiding, zoals Tiel – Arnhem, pas opmerkt als je er bovenop staat.
Die Van
Baal bazelt maar wat raak.
Het is na vijven en op het perron
staat nu een dozijn
reizigers, waaronder een prinses van een niet bestaand land. Zij
verwacht
blijkbaar toch wat carnavalsvertier in Arnhem.
De trein daarheen is exact op tijd.
Hij scheert het dorpje
Valburg, en snijdt ook dat niet doormidden, maar stopt er ook niet. Nog
steeds
zag ik vanmiddag protestborden tegen de grote railterminal bij Valburg
voor de
Betuweroute.
Aankomst in Arnhem, en het einde van
alweer een beminde
zaterdag. Deze maand telt er 5; spoedig meer!
Frans Mensonides
17 maart 2019
Er geweest: zaterdag 2 maart 2019
En hier
is dan mijn
bijgewerkte bucket-list met de 34 Nederlandse stations waar ik nog
nooit ben
in- of uitgestapt:
Warffum,
Usquert,
Uithuizermeeden, Loppersum, Kropswolde, Sappemeer Oost, Zuidbroek,
Hurdegaryp,
Veenwouden, Dronrijp, Sneek Noord, Koudum-Molkwerum, Vroomshoop, Almelo
de
Riet, Hengelo Oost, Arnhem Presikhaaf, Duiven,
Hemmen-Dodewaard, Nijmegen
Heyendaal, Veenendaal West, Hollandse Rading, Diemen, Heemskerk,
Krommenie-Assendelft, Den Helder Zuid, Rotterdam Noord, Dordrecht
Zuid, ’s
Hertogenbosch Oost, Helmond Brouwhuis, Geleen Oost,
Hoensbroek, Landgraaf
en Eygelshoven Markt.
Het wordt
tijd dat ik
die lijst de komende maanden weer eens wat korter ga maken; ik doe mijn
best.
FHM
Tot zover zaterdag 2 maart. We springen even over 9 maart
heen en belanden meteen op de 16e. Dat houdt verband met de actualiteit
waar De
digitale reiziger zo graag bovenop zit. Zondag 10 maart kreeg Tilburg
namelijk
wat Zwolle
drie weken daarvoor kreeg: een nieuw busstation.
Een groen busstation, zelfs; in
meerdere betekenissen van
het woord groen. Maar dat leg ik straks wel uit, als ik er plaatse ben.
Vanaf zo’n busstation wil ik
uiteraard ook de bus nemen, en
daarvoor kies ik op voorhand al voor twee stadslijnen die buiten de
stad komen:
lijn 9 naar Udenhout en lijn 2 naar Goirle, beide van ‘Bravo’.
Ook dit weekend is het NL-spoorwegnet
weer één grote
hindernisbaan. Zo rijden er geen treinen tussen Den Haag HS en Schiphol
/
Haarlem (via Den Haag Centraal dan weer wel). Ook is de HSL tussen
Rotterdam en
Breda gestremd – wat tussen haakjes de normale status is van deze
koppijnlijn.
Normaliter kom je in 1:20 uur van
Leiden in Tilburg, via die
HSL, als er een keertje geen storing is. Vandaag kan ik kiezen voor een
langzamere
route via ’s-Hertogenbosch en een nog veel langzamere via Den Haag
Centraal en
Dordrecht. Ik doe op de heenweg het eerste en terug het laatste.
En zoek onderweg het nodige op over
de bijna-treinramp die
zich gisteren voltrokken heeft op station Castricum. De spits-IC
Haarlem –
Alkmaar stond met panne langs het Castricummer perron. En de IC
Maastricht –
Alkmaar reed door het rode sein vóór de kruising met de Dorpsstraat en
de
Beverwijkerstraatweg en kwam 15 meter achter die andere trein tot
stilstand.
Dat was om 18:24 en daarmee 49
minuten nadat ik datzelfde
station had verlaten in de andere richting, met de IC Alkmaar –
Maastricht van
17:35. Ik kan dus zeggen dat ik bijna getuige was van een bijna-ramp.
Er komt vanzelfsprekend een onderzoek
van het ILT (Inspectie
Leefomgeving en Transport) naar dit incident. Maar de media wisten al
te melden
dat de ATB (Automatische Treinbeïnvloeding) had ingegrepen en zodoende
een
ongeluk had voorkomen.
Ik twijfel aan die lezing. Die
seinpaal staat op 100 meter
van het perron en de treinen rijden daar altijd met een lage snelheid,
omdat ze
moeten stoppen op station Castricum. Met een snelheid <40 km/uur
rijd je onder
de radar van de ATB. Dat sein staat meestal op geel, maar nu op rood.
Ik denk
dat de machinist uit de macht der gewoonte doorreed, die andere trein
ineens
voor zich zag opdoemen en nog net op tijd wist te remmen. Maar het moet
blijken
uit het onderzoek.
Hij was wel erg geschrokken, die
machinist. Meer mensen,
denk ik.
Die drukke spoorwegovergang bleef tot
na 21:00 uur
geblokkeerd. Het moet tot een enorme verkeerschaos geleid hebben, want
die is
daar onder normale omstandigheden al met geen pen te beschrijven. Ik
zal er
volgende week wel verhalen over horen op kantoor – maar het gesprek van
de dag
is dan de terroristische aanslag op een Utrechtse tram op maandag 18,
akelig
dicht vóór de verkiezingen, en eerst nog gedownplayd tot een incident
in de
persoonlijke sfeer.
Mijn IC naar Heerlen (vandaag
ingekort tot Sittard) wordt
even voorbij Lunetten voorbij gestoken door de Sprinter naar Tiel die
ik in het
vorige hoofdstuk had. Daarna staan we 5 minuten stil in een weiland op
zo’n anderhalve
km van Geldermalsen. We arriveren daardoor te laat in Den Bosch voor de
overstap op de trein naar Roosendaal. Dan de sprinter naar Dordrecht
maar; weer
20 minuten erbij!
Voordat ik die neem, zie ik bij station
’s-Hertogenbosch
deze originele manier van een referendum houden: via de prullenbak. Het
is om
aandacht te vragen voor de verkiezingen voor de Provinciale Staten, die
al
achter de rug zijn als je dit leest.
Het is zo’n stemwijzer-stelling die
je moet leiden naar je
ideale partij – waar je dan toch niet op stemt omdat de uitlatingen of
de
tronie van de lijsttrekker je niet bevallen. Precies dezelfde stelling
die hier
op de prullenbakken staat, kwam ook voor in de kieswijzer die ik voor
Zuid-Holland heb ingevuld.
Ik heb van de week op een avond de
verkeersparagrafen van de
meeste verkiezingsprogramma’s voor Zuid-Holland ‘doorgeakkerd’ (vergeef
me het
kantoorjargon). Maar weinig partijen spreken zich echt uit voor het OV
én tegen
extra asfalt voor de particuliere vierwieler. Bij de programma’s die ik
gezien
heb, alleen de bekende trits GL, PvdD en CU, deze keer zowaar aangevuld
met de
SP. Ook noemen weinig partijen concrete OV-maatregelen voor hun
provincie (hoewel een groot deel van de provinciebegrotingen opgaat aan
OV). Doen
ze dat toch, dan trekken ze meestal een enorm, miljardenverslindend
blik rail
open, want met bussen win je geen stemmen.
Ik las laatst tussen haakjes dat Zeeuwen en Friezen het meeste
provinciaal
chauvinisme etaleren, en Zuid-Hollanders het minste. En inderdaad:
ikzelf voel me
pas Zuid-Hollander sinds ik in de kop van Noord-Holland werk.
De Sprinter naar Dordrecht rijdt
tussen Tilburg en
’s-Hertogenbosch langs de dorpen Helvoirt en Udenhout zonder er te
stoppen. Udenhout
is mijn bestemming voor deze middag, maar ik zal aan de noodrem moeten
trekken
om er uit te kunnen stappen.
Rijdt er dan geen rechtstreekse bus
van Den Bosch naar
Udenhout? Nee, dat heb ik net nog even nagezocht. Doordeweeks overdag
wel: een
buurtbusje dat er 40 minuten over doet. Maar in het weekend moet je
eerst met
de trein naar Tilburg. Het zal het OV niet populair maken onder
Udenhouters.
Dat zijn wel de sneuste plaatsen op
OV-gebied: waar de trein
doorheen rijdt maar niet stopt. Als je het geschiedenisboek erbij pakt,
zie je
vrijwel altijd dat er ooit wel een station geweest is, dat allang
gesloten en gesloopt
is. Ook bij Helvoirt en Udenhout is dat het geval.
Jarenlang reed tussen Den Bosch en
Tilburg alleen
de
IJssellijn, de IC Zwolle – Roosendaal. In 2008 kwam de
Sprinter Den Bosch - Breda erbij, later verlengd
tot Utrecht
- Breda en sinds 2017 Arnhem –
Dordrecht. Die doet toch al eeuwen over die rit, dus had net zo goed
weer
kunnen stoppen in Helvoirt en Udenhout. Zou dat nog in een
verkiezingsprogramma
staan in NB?
Het busstation van Tilburg lag tot
ca. anderhalf jaar
geleden langs de Spoorlaan, aan de voorkant van het station, vlak bij
de
uitgang. Het was een rommelig, onoverzichtelijk en ten slotte ook
vervallen geheel;
een entree, de 7e stad van Nederland onwaardig. In 2017 is het
tijdelijk
verplaatst naar de achterzijde, op een vrij grote loopafstand van het
station.
En nu is het dan weer terug langs de Spoorlaan aan de centrumzijde, een
hectometer ten westen van waar het eerst was.
Het is een lang en breed perron met
de bushaltes aan
weerszijden, overzichtelijk en met een groot digitaal bord aan het
begin. In
esthetisch opzicht wint het meteen al op het eerste gezicht van dat van
Zwolle
(waarbij Zwolle wel de Schuttebusbrug als grote troef
heeft). Fraai is het roomwitte
dak, dat mooi harmonieert met het zigzagdak van het station
Dat dak is groen, al het is wit.
Erbovenop staan
zonnecollectoren. Overdag dient het dak als parasol en ’s avonds als
lamp. Een
intelligente lamp, die uitgaat als er niemand staat. Het hele
busstation is
zelfvoorzienend, en daarmee duurzaam en groen. Ook veel groen in
plantenperken
aan het uiteinde van het perron. Daar staan nu alleen nog wat sprietjes
in,
maar straks in de zomer moet je je hier in een hortus botanicus wanen
in plaats
van op een busstation.
Ook bijzonder is de verwarming in de
zitbanken. Nergens
anders nog gezien; het is bijna decadent luxueus. Je zit hier puur voor
je lol
op een bus te wachten!
Er komen een stuk of 20 lijnen op dit
busstation, waaronder
één internationale: lijn 450 naar Turnhout
van de Vlaamse vervoerder De Lijn.
Op een werk- en schooldag vertrekken er een kleine 1000 bussen; ruim de
helft
van het aantal dat Zwolle er te verstouwen krijgt.
Dat alles heeft de gemeente Tilburg
de somma van 17 miljoen
euro gekost, waarmee de ramingen met 2 miljoen overschreden werden. Ook
de
bouwtermijn werd dat; het busstation had in december 2018 al af moeten
zijn.
OV-projecten die binnen de budgetten en de tijdschema’s blijven, zijn
zo
zeldzaam als een groene raaf. Maar het geduld werd in Tilburg beloond,
en voor
die centen heb je dan tenminste wel wat.
Helaas nog geen groene bussen, hoewel
het busstation alvast
wel is uitgerust met een oplaadinstallatie. Bruin (Groen?) kan na die
aderlating ook nog niet eens een nieuwe vloot elektrische bussen
trekken. Tot
2024 zal Tilburg het nog moeten stellen met de huidige
dieselexemplaren. Die
zijn van het type: oh-ja,-er-moeten-ook-nog-mensen-in: goedkoop,
Spartaans
zitmeubilair waarvan je een blikken kont krijgt, zoals ik tijdens 4
vrij lange
ritten zal ondervinden.
Alvorens in de Tilburgse stadsbus te
stappen, wijs ik eerst
op het gelinkte nostalgische reisverslag uit 1997, toen ik ook
de Tilburgse
stadsdienst
deed. 1997, bestond er toen al Internet, dan? Ja, blijkbaar. Ik had
toen net,
als ik me goed herinner, een jubelmail van Planet Internet gekregen dat
mij
voortaan 5 MB opslagruimte zou worden toegemeten voor mijn homepage, in
plaats
van 2 MB. Daardoor kon ik al mijn reisverslagen vanaf dat moment
larderen met wel
4 à 5 fotootjes in postzegelformaat en hoefde ik die plaatjes niet meer
na 2
weken te wissen.
Bus 9 naar Udenhout, nu. Hij vertrekt
ieder halfuur, doet
een minuut of 25 over zijn rit naar dit wat afgelegen dorp in de
gemeente Tilburg
en heeft daar geen eindpunt, maar rijdt bij wijze van spreken een
rondje rond
de RK-kerk.
In Tilburg volgen we eerst een poosje
het spoor en
zetten
daarna koers naar Berkel-Enschot. Dat behoort tot de aller-allersneuste
dorpen,
die zelfs aan TWEE spoorlijnen liggen, maar toch geen station hebben.
Een lezer wees me op de overtreffende trap van sneuheid: Eefde, aan de
spoorlijnen Arnhem - Deventer, Zutphen - Winterswijk en Zutphen -
Hengelo, en zonder station.
Dat het me in Berkel-Enschot vaag
bekend voorkomt, is geen déjà vu, maar kan
wel kloppen: ik fietste
hier een paar jaar geleden eens in de zomer. Maar ik miste
de kern met kerk en kroeg op mijn route; ik had er al 10tallen
kilometers
opzitten en voelde me lichtelijk versleten.
De oude, dikke boom bij het
zorgcentrum van Berkel-Enschot heeft
de storm van laatst niet overleefd. Dan kruisen we het spoor, en ik
daarmee
mijn pad, en rijden Udenhout binnen, met nog slechts 5 passagiers aan
boord.
Onderweg naar zo’n nog nooit eerder
bezochte plaats scrol ik
even vlug door het lemma in de Wikipedia. Ik wil even weten waar de
belangrijkste te fotograferen monumenten zich bevinden, en of er zich
nog
interessante historische feiten hebben voorgedaan gedurende de
afgelopen eeuwen.
Bij Udenhout bestaat de geschiedenis
vooral uit ingewikkelde
godsdiensttwisten. Aan de ene zijde streden de Rooms Katholieken. Aan
de andere
zijde niet de protestanten, niet de gereformeerden, niet de
mennonieten, niet
de muzelmannen en niet de Joden, maar andere katholieken. Een
ingewikkeld
verhaal met concurrerende parochies en zo, typisch zaken waar een
goddeloze zich
niet in wil verdiepen.
Hoe dan ook, de katholieken hebben
gewonnen, en de
monumentenlijst wordt daardoor sterk gedomineerd door RK-gebouwen. Het
meest
opvallend is Huize Vincentius, op het eerste gezicht een klooster, maar
in
werkelijkheid heel lang een tehuis geweest voor mensen met een
cognitieve
beperking (al zijn daarvoor andere termen in zwang geweest).
Tegenwoordig is
het zorgcentrum. Het torentje heeft een klok en is tevens watertoren.
Het fraaiste monument van het dorp is
toch van seculiere aard:
het gemeentehuis. Udenhout was tot 1997 een zelfstandige gemeente. Toen
werd
het tot groot verdriet van de 8000 dorpelingen ingelijfd bij grote buur
Tilburg. Goirle, waarover straks meer, is een maatje groter dan
Udenhout en wist
zich in ’97 ternauwernood het vege lijf te redden.
Even buiten de bebouwde kom heb je
landhuis Strijdhoef in
een bosachtig park dat tussen zonsopkomst en –ondergang voor publiek
toegankelijk is. Het huis zelf geeft zijn geheimen nauwelijks prijs,
omringd
door bosschages en bewoond door iemand die erg op zijn / haar privacy
gesteld
is, misschien de plaatselijke zonderling.
Behalve over Udenhout en de
bijna-treinramp van Castricum las
ik onderweg ook nog een artikel over heel andere koek: de meest recente
theorieën over het heelal als geheel. Je leest wat af op zo’n reis vol
vertraging, en hoe het allemaal opduikt in je timeline…
Volgens een nieuwe, revolutionaire
theorie zijn wij (‘wij’ nu
even in de aller-, aller-ruimste zin des woords) een vierdimensionaal
hologram
van een vijfdimensionale ruimte (die zelf misschien een hologram is van
een
zes-?, slaat mijn fantasie ogenblikkelijk op hol). En volgens andere
inzichten bestaat
er ook nog een kopie van dit heelal, die is opgebouwd uit antimaterie,
tegelijk
met het onze is ontstaan en waar de tijd achteruit loopt.
Dat schijnt dan allerlei tot dusverre
onbegrijpelijke natuurkundige
fenomenen te verklaren, al snap ik er niet veel van, met mijn eigen
verstandelijke beperkingen. Maar ik krijg na lezing van zoiets altijd
een heel surrealistisch
gevoel dat soms meerdere dagen aanhoudt.
Toen ik een jaar of 15, 16 was, was
het mijn ideaal om
sterrenkunde te gaan studeren en alle geheimen van de kosmos te
doorgronden.
Een paar jaar later heb ik echter op de drempel van volwassenheid het
verstandige
besluit genomen om me voortaan louter met aardse zaken bezig te houden.
Die
zijn soms al onbegrijpelijk genoeg.
Maar in een parallel universum leeft
een Frans die dat
besluit niet genomen heeft, een befaamd kosmoloog is geworden, nu ook
62 is, en
geen cent wijzer dan ik hier en nu ben. Parallelle universa zijn
tegenwoordig wel
uit de mode, onder wetenschappers, althans in dit universum.
Ik (of moet ik zeggen: het hologram
waarvan ik denk dat ik
het ben?) wil nog een foto van de bus in Udenhout, en stel me daartoe
op langs
de Slimstraat. Dat betekent dan wel dat ik nou een halfuur moet wachten
op de
volgende bus, en ik ga een extra rondje lopen door het dorp.
Bij een bomenlaantje houd ik even
halt om een krentenbol te
nuttigen. Wat een vrouw die passeert met een boodschappenwagentje
achter zich
aan, de veronderstelling ontlokt dat ik een lekkere krentenbol aan het
eten ben.
Ik heb dit leren kennen als typisch
Brabants. Al zijn je
handelingen volkomen triviaal, er is altijd wel een Brabo die halt
houdt en
meent, zich ermee te moeten gaan staan bemoeien. Ik heb het vooroordeel
dat iedereen
hier haastig door zal lopen als je onwel bent geworden en met hevige
spasmen
over de grond ligt te kronkelen. Maar ik ga het niet faken
om mijn stelling te bewijzen.
Terug met bus 9, die ook weer 5
passagiers telt bij het
verlaten van Udenhout. Aangekomen in Tilburg maken we een enorme omweg
ten
noorden van het station, langs het nu verlaten tijdelijke busstation.
Eerst
denk ik dat de chauffeur zich vergist, maar dit is wel degelijk de
officiële
route. Op de Spoorlaan, die nog in reconstructie verkeert, heb je
eenrichtingsverkeer, en vandaar die omweg.
Vanuit de op hoge poten staande
stationsrestauratie Breexz bestond
altijd al een riant uitzicht op de treinen, maar nu ook op de bussen.
Dat is
ook nog een groen aspect van dit busstation: het voetgangerslicht staat
heel
lang op groen en dat voor de bussen dientengevolge heel lang op rood.
Dat is
prettig als je er loopt en minder prettig als je in de bus zit. Wat ik
nu weer
ga doen.
Bus 2 verbindt de excentrisch gelegen Tilburgse wijk Reeshof
in het westen met het dorp Goirle ten zuiden van de stad. De bus rijdt
vanaf
het station door schillen van steeds nieuwere buitenwijken. Dat hebben
alle
stadsbussen eigenlijk wel, over het algemeen gesproken.
Bij het ziekenhuis is er een
busstation, iets bescheidener
dan dat bij het station. Helemaal aan de rand van Tilburg rijden we
langs
locatie Stappegoor met veel scholen, het ROC, sporthallen, een zwembad
en het
stadion van eredivisionist Willem II die volgende maand de bekerfinale
mag
spelen. Op schooldagen rijdt bus 601 met hoge frequentie non-stop naar
Stappegoor.
Daarna Goirle, niet te verwarren met
Goirke, de Tilburgse
wijk ten noorden van het station, waar ik laatst nog in het Textielmuseum
was.
Ook deze keer hebben we maar 5 buspassagiers over als we de weg naar
Goirle
inslaan.
Ooit was Goirle, evenals Goirke, een
textielbolwerk. Maar de
enige fabrieksschoorsteen die nog naar het wolkendek reikt, is van een
heel
ander soort fabriek, geloof ik.
Ik stap uit bij een breed halteperron
in het centrum. Nog een
ommetje in het stille uur dat de winkels sluiten gaan en de zaterdag al
een
beetje plaatsmaakt voor de zondag.
Ook hier iets katholieks als
opvallendste blikvanger, na de
molen. Iets voormalig-katholieks; het is nu de openbare bibliotheek.
Eén
spookhuis heeft de kaalslag overleefd die eromheen heeft gewoed. De zon
probeert door het wolkendek te breken. We hebben hem weken niet gezien,
en ook
nu geeft hij het na 2 à 3 pogingen op.
Opvallend straatmeubilair bij het
winkelcentrum: buitenmodel
bloempotten en dito schemerlampen. Die staan bij zitbanken en geven ‘s
avonds
echt licht, net als het dak van het Tilburgse busstation.
Ik pak de bus terug naar Tilburg.
Voor het Grote Evenwicht
der Dingen zou het goed zijn als de bus het dorp ook weer met 5
passagiers zou
verlaten. Maar na telling en hertelling kom ik tot 8.
Ik stap uit op het busstation,
terwijl anti-Frans in dat
anti-heelal de anti-stadsbus naar anti-Goirle achterstevoren door de
anti-achterdeur
beklimt, en nog moet beginnen aan de anti-middag die ik net achter de
rug heb. Die
anti-bus rijdt achteruit. Het woord ‘terwijl’ in de voorvorige zin is
volkomen
misplaatst; het is allemaal al 30 miljard jaar geleden gebeurd, want de
tijd
loopt daar achteruit. Toch weet HIJ al dat IK over 30 miljard jaar…
etc. En
denkt hij dat HIJ de enige echte Frans is, en IK de anti. Zijn
anti-verstand
staat erbij stil, de anti-held!
In de trein klik ik het artikel over
dit soort onbegrijpelijke
narigheid weg van mijn telefoonscherm. Op de lange omweg terug vul ik
uit
balorigheid de stemwijzer in voor een stuk of 6, 7 provincies waar ik
geeneens woon.
Die stelling die in Den Bosch op de prullenbak stond, vind ik bijna
overal
terug. Er is deze week veel geklaagd dat de verkiezingsdebatten op tv
nooit
over regionale kwesties gaan. Maar bestaan zulke regionale
kwesties wel, als ze
spelen in alle 12 provinciën?
Tot slot: een troost voor iedereen
die donderdagmorgen
droevig zal zijn door de verkiezingsuitslag: in een democratie heeft de
kiezer
per definitie gelijk en krijgt het volk de regering die het verdient.
Niets om je druk over te maken.
Frans Mensonides (de echte)
24 maart 2019
Er geweest: zaterdag 16 maart 2019.
Edam
De zaterdagen 9 en 23 maart bracht ik
door in de
Noord-Hollandse landstreken aan de Zuyderzee – met ook nog twee visites
die ik
gemaakt heb als privépersoon en niet in hoedanigheid van De digitale
reiziger. Daardoor
zitten er hier en daar gaten in dit verhaal. Ik vul ze op met foto’s,
veel
plaatjes, deze keer.
De eerste zaterdag was ik in
Etersheim, waar niemand van
gehoord heeft, maar waar wel van 1883-1902 de befaamde
kinderboekenschrijver C.
Joh. Kieviet gestaan heeft. Ja, gezeten en gelegen zal hij in die jaren
ook wel
eens hebben, maar hij was onderwijzer, en die ‘staan’ nu eenmaal. Hij
schreef
meer dan 50 boeken, maar is vooral bekend als schepper van Dik Trom.
De tweede zaterdag, 14 dagen later,
deed ik een keur van
plaatsen, om te fotowandelen, waarvan het liefst: Edam.
Op stap onder meer met de bussen van
EBS. Daarvan rijden boven
het IJ de meeste met het R-net-logo, ten teken van kwaliteit die
uitsteekt boven
het in het NL-streekvervoer gebruikelijke niveau. Deze streek maakte in
2011 al
kennis met de R-netbussen en ik overschreed daarvoor toen de grens
tussen beide
Hollanden in deel
1 en deel
3 van de R-net-reeks.
Etersheim is een buurtschap bij
Oosthuizen en dat ligt aan
de weg van Edam naar Hoorn. Oosthuizen is bereikbaar met R-net-lijn
314,
Amsterdam – Hoorn, een
snelbus die er
niet zo gek veel langer over doet dan de trein.
Hij behoort tot de 5 bevoorrechte
lijnen richting Waterland,
die nog mogen vertrekken van het busstation IJsei aan de IJ-zijde van
Amsterdam
Centraal. De andere Waterlandse bussen zijn afgelopen zomer allemaal
verbannen
naar het busstation bij Amsterdam Noord,
het eindpunt van de Noord/Zuidlijn.
Weinig interesse voor deze rit op de
vroege zaterdagmiddag.
Lijn 314 zal grote drukte kennen in de spits, gezien de
10-minutendienst die
dan gereden wordt. In het weekend gaat er slechts eens per half uur een
bus.
We gaan door de IJ-tunnel en rijden
enkele minuten later
rakelings langs metrostation Noord, zonder er te stoppen. Zo blijft het
tempo er
wel in. Deze bus heeft de plaatsen en vlekjes Het Schouw, Broek in
Waterland,
Monnickendam, Katwoude / Zedde, Edam, Middelie, Warder, Oosthuizen,
Beets,
Oudendijk en Scharwoude op de route, maar verlaat zelden de hoofdwegen
voor een
rit door de bebouwde kom. Warder bijvoorbeeld, is in de verste verte
niet te
zien vanaf de halte die zo heet; Wardernaren moeten misschien
kilometers door
bedauwde velden lopen en over sloten springen om de halte te bereiken.
Ook EBS heeft een ingeblikte stem om
de haltes af te roepen.
Het is een vrouwenstem, die spreekt in afzonderlijke let-ter-grepen,
met
dui-de-lijk hoor-ba-re
Jip-en-Jan-ne-ke-streep-jes.
En dat op een
nogal vermoeide, ongeïnteresseerde toon, alsof ze helemaal geen zin
heeft om de
vol-gon-duh-hal-tuh aan te kondigen. Maar dat doet ze desondanks twee
keer per
halte; de eerste keer als de bus er nog kilometers van verwijderd is,
en de
tweede als de halte al bijna wordt voorbijgereden. Wie er dan nog uit
had
gewild, is gewoonweg te laat.
Die boodschappen komen bij bijna geen
enkele
vervoersmaatschappij nou eens een beetje normaal en natuurlijk uit de
luidspreker. Zo heeft het GVB Amsterdam nog steeds dat idiote gebrul.
Enfin, een minuut of 35 na vertrek
uit Amsterdam is de vol-gon-duh-hal-tuh
die waar ik eruit moet. Dat is de enige halte in Oosthuizen, die echter
geen
Oosthuizen heet, maar Dorp.
Dat dorp telt ruim 3000 inwoners en
behoort tot de categorie
sneue plaatsen waarover ik het in een vorig hoofdstuk had: plaatsen
waar de
trein wel doorheen rijdt maar niet stopt. Het station Oosthuizen, aan
de
spoorlijn Zaandam – Hoorn, werd gesloten in 1938 en doet nu dienst, met
moderne
aanbouw, als kaasfabriek.
Verder, afgezien van een station,
heeft Oosthuizen alles wat
een plattelandsdorp nodig heeft: supermarkt, bakker, slager, kerk en
kroeg. De
meeste monumentale, fotograferenswaardige panden bevinden zich aan de
voornaamste
straat, de Raadhuisstraat.
Daar zie ik ook de buurtbus
Oosthuizen – Hobrede – Middelie
– Purmerend rijden, hoewel ik dacht dat deze streek op zaterdag wel
verstoken
zou zijn van deze kleinschalige vorm van OV.
Buiten het dorp word ik bijna van een bruggetje afgeblazen;
er staat een westenwind van 8 Beaufort en de rukwinden tikken de 100
km/uur
aan. Die winden blazen me snel naar Etersheim, dat zo’n 2 kilometer
naar het oostnoordoosten
ligt, veilig achter de dijk langs het IJsselmeer.
Foto van Kieviet overgenomen van Wikipedia, Cornelis Johannes Kieviet, foto
van Braakensiek door Bernhard F. Eilers, overgenomen van Wikipedia, Johan
Braakensiek
Etersheim is nog een paar eeuwen
ouder dan Oosthuizen, dat
in de 13e eeuw voor het eerst vermeld werd. De
naam van het dorp
betekent: uiterste woonplaats. Het is een paar keer overstroomd geraakt
en
telde, vermoedelijk om die reden, de laatste eeuwen niet veel meer dan
enkele
tientallen woningen, vooral boerderijen.
Het schooltje dat nu museum Het
Schooltje van Dik Trom heet,
bestond dan ook uit niet meer dan één klaslokaal. Er was ook maar één
meester,
die les gaf aan kinderen van 6 tot 14 jaar, en zich alleen liet
bijstaan door
een juffrouw die nuttige handwerken gaf aan de meisjes. In de winter
waren de
klassen veel voller dan ’s zomers; de boerenkindertjes moesten in de
zomer op
het land werken, hadden geen tijd voor school, en verlieten deze vaak
als
laaggeletterde.
Hij is natuurlijk bekend als schepper
van de Dik Trom-reeks,
boeken die ik in mijn kindertijd verslond. In de allereerste aflevering
van
deze rubriek, zomer 2015, deed ik het Museum
Schooltijd in Terneuzen. In de
goedgevulde bibliotheek met ouderwetse kinderboeken nam ik een Dik Trom
ter
hand, en schreef:
Het is wel gek,
maar na 50 jaar schieten me complete, lang
vergeten verhaallijnen weer in
gedachten. Terwijl ik sommige boeken die ik een jaar of vijf geleden
gelezen
heb, van kaft tot kaft ben vergeten.
Het verhaal bijvoorbeeld
van de heks van de Achterweg. Een armoedig gekleed, krom, oud vrouwtje
is
volgens Dik Troms vrienden een heks. Ze is in het maanlicht gezien op
een
bezemsteel, vliegend over het dorp, weet iemand te vertellen. Dik gaat
op
onderzoek uit.
Ik hoef dit
hoofdstuk niet eens verder te lezen om te weten hoe het afloopt; ik
weet het
nog, na een halve eeuw. Dik luistert aan de deur van het schamele hutje
van de
vermeende heks. Hij hoort dat haar man ernstig ziek is. En ze hebben
geen geld
meer om eten te kopen. Dik zorgt ervoor dat er een mand uitgelezen
voedsel bij
die arme stumpers wordt bezorgd.
Nee, ik ga hier
als volwassen grijsaard niet luidkeels om zitten brullen, om deze
passage. Maar
als jongetje schreide ik hete tranen als ik zulke verhalen las. Als
kind was ik
snel, heel snel bewogen door andermans leed, vooral als dit
zich voltrok
in goed geschreven kinderboeken. In het werkelijke leven was ik niet
bijzonder
empatisch, als ik met eerlijke ogen terugblik.
Dik Trom, de
ondeugd met een gouden hart. Zijn goede werken namen geen einde. Dank
zij hem
konden blinde buurmeisjes weer zien, lamvleugelige ooievaars weer
vliegen en
ten onrechte van diefstal beschuldigde buurmannen vrijkomen uit het
gevang,
allemaal binnen één boekband. En het stond zo beschreven dat het
volstrekt
geloofwaardig overkwam. Het was een bijzondere schrijver, C. Joh.
Kieviet, en
dat was-ie!
Kieviet ergerde zich aan de al te
zoetsappige kinderboeken
die in die tijd geschreven worden, met ‘De brave Hendrik’ als het meest
verschrikkelijke voorbeeld. Als meester schijnt hij best wel streng
geweest te
zijn; streng maar rechtvaardig, met een groot hart voor kinderen en
daardoor
toch erg geliefd.
Als schrijver ging zijn voorkeur uit
naar ondeugende
kinderen. Dik Trom sloeg om die reden eerst helemaal niet aan bij het
grote
publiek. Pedagogen spraken er schande van. Maar in de loop van de 20ste
eeuw
zijn toch ca. 1 miljoen boeken verkocht over de ‘driedubbeldikke
jongen’. Het
succes was mede te danken aan de illustraties van Johan Braakensiek
(1858-1940).
Niet in alle opzichten was Kieviet
vooruitstrevend. Hij vond
het bijvoorbeeld ongepast dat vrouwen aan zwemmen deden. Maar zulke
bedenkingen
waren in zijn tijd normaal; fietsen mochten vrouwen aanvankelijk ook
niet. Toch
gold Kieviet zelfs voor zijn tijd als licht conservatief; niemand heeft
hem
ooit aangegeven bij Thierry´s kliktelefoon voor linkse docenten.
Ik heb me altijd afgevraagd of Dik
Trom nu een Hoofddorper
was of een Etersheimer. Het is ook wel inzet van een strijd tussen
beide
polderdorpen, tegenwoordig zo uiteenlopend in grootte en inwonertal.
In dit museum vind je een antwoord op
deze strijdvraag.
Kieviet begon in Etersheim te schrijven aan de Dik Trom-reeks. Hij
verwerkte er
personages in die hij kende uit zijn jeugd in Hoofddorp, waaronder de
onsympathieke veldwachter Flipsen, die in het echt ook Flipsen heette.
De
figuur van Dik Trom was echter geheel aan zijn fantasie ontsproten,
zodat de kwestie:
Hoofddorp versus Etersheim onbeslist blijft.
Althans, dat zeggen ze in Etersheim.
Maar de Wikipedia weet
het beter dan welke schoolmeester ook: Dik Trom was een Hoofddorper. In
Hoofddorp staat een standbeeld van deze held in karakteristieke pose:
achterstevoren rijdend op een ezel. Arme ezel, met zo’n gewicht!
Het schooltje in Etersheim deed nog
tot 1939 als zodanig
dienst en werd daarna woonhuis. In de jaren 00 werd het gebouw van de
sloop
gered en in 2013 werd het in gebruik genomen als museum. Het schooltje
is
ingericht zoals schoolklassen eruit zagen in de tijd van Kieviet.
Vanzelfsprekend heeft het museum een
verzameling Dik
Tromboeken. Daar zitten exemplaren bij die ik helemaal nooit in mijn
kinderhand
gehad heb, boeken van ver na mijn tijd. Hoe is dat mogelijk? Nou, ze
zijn
geschreven door de kleinzoon van C. Joh. Kieviet. Ik heb dus een flinke
leesachterstand
qua Dik Trom’s. Maar die wil ik niet meer inlopen. Je kunt zo’n held
als Dik
Trom generatie na generatie uitmelken. Maar een Dik Trom die misschien
met een
mobieltje loopt en alom aanmerkingen krijgt op zijn obesitas; nee, dan
mis je toch een dimensie.
In een moderne aanbouw zijn nog meer schoolse dingen uit het
verleden tentoongesteld. Maar deze collectie haalt het niet bij die in
Terneuzen. Tijd om Etersheim te verlaten, met zware tegenwind.
In de
kerk naast
het schooltje heeft ooit nog eens de Kerk van Satan gezeten; een
raadsel waarom
die het zondige Amsterdam verruilden voor dit schuldeloze plaatsje. Het
was een
parodie op het geloof, en tevens seksclub en een organisatie voor
legale
belastingontduiking, of zoiets, maar laat ik me daar niet verder in
verdiepen.
Bovenkarspel-Grootebroek
Op zaterdagmorgen 23 maart reis ik eerst naar wat alleen op
deze site De Neus van Noord-Holland heet, het
gebied ten oosten van Hoorn. Ja,
als deze provincie een Kop heeft, dan moet ze ook een Neus hebben, toch?
Het moet een tijd geleden zijn dat ik
de trein naar
Enkhuizen genomen heb. Ik verwacht hem namelijk om .15 op Sloterdijk.
Maar hij
blijkt 10 minuten later te rijden. Dat klopt ook wel, want sinds
december 2017
valt hij in het ETMET-patroon, Elke 10 minuten 1 trein. Dat geldt
alleen tussen
Eindhoven en Utrecht, maar deze trein rijdt helemaal van Heerlen naar
Enkhuizen.
Deze nationale Noord/Zuidtrein doet 3:33 uur over zijn rit.
Die verschuiving van 10 minuten pakt
nou niet echt handig
uit, bedenk ik als de trein Oosthuizen voorbij snelt. Hij komt nu 10
minuten
later in Hoorn aan. Na Kersenboogerd gaat hij een grotendeels
enkelsporig
traject op. Nog steeds passeert hij, net als vóór ETMET, op
Bovenkarspel-Grootebroek
zijn tegenligger. Maar nu moet hij zowel op Hoorn als op dat station
van adel,
met die dubbele naam, een poosje wachten.
In dat stuk uit 2003 schreef ik dat
een rit Amsterdam –
Enkhuizen 1:04 uur duurde. Ergens tussen toen en nu werd deze trein gepromoveerd tot IC en
werden er 4 stations
overgeslagen: Zaandam Kogerveld, Purmerend Weidevenne, Sec en
Overwhere. De
reistijd daalde daardoor naar 55 minuten of daaromtrent. En nu is het
1:02 uur,
bijna net zo lang als wat het was mét die 4 stops. Noem het:
verbetering…
Er zijn meer van dit soort
ETMET-problemen; zie ook mijn
verslag van de ETMET-testwoensdag
in september 2017. Daar is eigenlijk maar
één bevredigende oplossing voor: til het hele spoorwegnet naar
ETMET-niveau. En / of: leg overal dubbelspoor aan; 2 oplossingen, dus.
Deze keer loop ik van Hoogkarspel
naar Bovenkarspel-Grootebroek,
over de Streekweg, de P.J. Jongstraat
en
de Zesstedenweg. Ik heb er 70 minuten voor, in mijn zorgvuldig
uitgestippelde tijdschema,
en het is 4,7 kilometer. Dat wordt dus: niet al te zeikerig lopen en
geen
geteut met fotograferen. Kijken, schieten en doorlopen, dat is sowieso
de beste
methode.
Ik herken nog de nodige dingen van 16
jaar geleden, maar zie dat er in die tijd ook weer heel wat
eeuwenoude stolpboerderijen
zijn
bijgekomen. Op de foto zie je niet wat oud-thentiek en nieuw-thentiek
is, maar
in het echt zie je het verschil wel degelijk.
Lutjebroek is niet alleen, door wat
voor oorzaak ook, het
zinnebeeld van lullig provincialisme, maar ook een sneue plaats in mijn
definitie: met treinspoor, maar zonder treinstopplaats.
In 2003 stelde ik vast dat er over
die doorgaande weg langs
6 plaatsen geen bus meer reed, omdat er 400 meter ten zuiden daarvan
ook al een
trein reed (zonder te stoppen in Lutjebroek, dus). Deze misstand is in
de
tussentijd opgeheven. Er rijdt nu een buurtbus van Hoorn naar
Bovenkarspel, via
Lutjebroek en nog een paar andere dorpen.
Die bus rijdt doordeweeks 10 keer per
dag per richting en op
zaterdag nog 4 keer. Dat is nog altijd 54 keer per week; als je het zo
opschrijft, lijkt het nog heel wat. Noord-Holland is wel de provincie
waar het
busvervoer de afgelopen jaren de geringste stijging vertoond heeft (als
het
geen daling was; ik heb de cijfers even niet paraat). Dat zal zonder
twijfel
komen door de matige bereikbaarheid van het NH-platteland.
Beter is het gesteld in Waterland,
waar de rode R-netten af
en aan rijden. Op pad, nu, en wel met de elektrische bus op lijn 316.
Buurtbussen
in Oosthuizen en Lutjebroek
Lijn 316, Amsterdam – Volendam – Edam, is uniek in Nederland
en volgens sommige bronnen zelfs in heel de wereld. Elektrische
stadsbussen
zijn overal in het land sterk in opkomst, sinds in december 2016
in Eindhoven
de eerste vloot e-bussen op de weg kwam. Die stadsbussen hebben een
beperkte
actieradius en rijden maximaal zo´n 70.000 kilometer per jaar.
De bussen op 316 zijn echter
streekbussen. Ze doen ca. 40
minuten over hun rit van 26 km. Ze worden opgeladen op het busstation
van Edam,
waar 3 laadinstallaties aanwezig zijn. Dat laden duurt ruim 10 minuten
en dan
kunnen ze 2 slagen Amsterdam – Edam maken en dus 104 kilometer rijden
op een
volle accu. De 10 gelede VDL-Citea bussen die EBS in gebruik heeft voor
deze
lijn, rijden 130.000 km per jaar.
Ze zijn sinds de zomer van 2018 op de
weg. Maar op vrijdag
25 januari 2019 vloog er op busstation Edam een in brand. Een bedakke,
schreven
de streekkranten, wat Volendams is voor pech, misère. Blussen was een
probleem,
want de bus stond net aan de laadpaal, en water en stroom is niet zo´n
gelukkige combinatie. Persoonlijke ongelukken deden zich niet voor,
maar de bus
brandde helemaal uit. Het elektrische busverkeer kwam tijdelijk tot
stilstand en
er werden weer dieselbussen ingezet op lijn 316.
Dat is nu allemaal achter de rug;
inmiddels al lang weer
elektrische bussen op deze unieke lijn.
Die hoort net als 314 tot de
bevoorrechte die nog van IJsei
mogen vertrekken. Maar niet dit weekend, want er is een stremming in de
IJtunnel
en ik moet eerst met de metro naar Noord.
Daarna volgt de bus de route van 314
tot waar hij rechtsaf
slaat bij Van der Valk hotel Volendam,
waar wij (meervoud, nu) tussen twee haakjes 2 weken geleden uitstekend
gedineerd hebben. Hij glijdt heel smooth en vrijwel geruisloos over het
asfalt.
De bus rijdt Volendam binnen en volgt
in verband met de
markt een alternatieve route over hobbelige straten, langs het stadion
van FC Volendam.
De haltes volgen elkaar snel op en het ‘vol-gon-duh-hal-tuh' is niet
van
de
lucht.
Hier begint mijn reeks
fotowandelingen van deze zaterdag.
Volendam geeft me net zo’n gevoel als
Manneken Pis in
Brussel. In 2005 schreef ik in een stuk over Volendam en Edam:
‘Het plaatsje
is wereldberoemd om zijn… ja om zijn wàt, eigenlijk? Monumenten,
boeiende
musea, fraaie dorpsgezichten, leuke mensen; je zult het er niet
vinden’.
Volendam staat in de
must-see-lijstjes in alle reisgidsen en
op toeristische sites in alle talen van de wereld. Daarom komt iedereen
eropaf,
en wat ze dan zien als ze er zijn, zijn vooral andere toeristen die
hier ook
heengelokt zijn en er ook niets bijzonders zien. En thuis vertellen ze
dan dat
er echt niets te zien is, wat hun gesprekspartners dan ook weer met
eigen ogen
willen zien.
Volendam heeft wel altijd iets
aparts. Deze week was dat een
record percentage kiezers voor FvD.
Een van de dingen die ik niet begrijp
van Baudet is zijn
obsessie met indoctrinatie door linkse leraren. Toen ik een halve eeuw
geleden
op de middelbare school zat, vonden wij de meeste docenten
conservatieve,
rechtse gehaktballen. Zelf werden we van de weeromstuit met het
schooljaar
linkser. Als er dus al sprake was van indoctrinatie door het
lerarencorps, dan had
die een finaal averechts effect.
Zo
doorredenerend zou Baudet juist blij moeten zijn met linkse leraren,
want die
drijven de jeugd in zijn armen.
Verder met lijn 316 naar Edam, rustig en zeer fotografeerbaar
tijdens het laatste uurtje licht tijdens de laatste week vóór de
zomertijd.
Deze keer eten wij (wederom meervoud) bij een goeie, moderne chinees,
Jimmy
Garden, wiens zaak uitzicht biedt op het busstation, met laadpalen en
al, en
die dus over bereikbaarheid per OV niet te klagen heeft.
Evenmin heeft Broek in Waterland dat.
Bij de enige halte in
het dorp stoppen in het drukste uur
van
de ochtendspits 30 bussen naar Amsterdam, en op zaterdagavond nog
altijd 8 per
uur, voor wie een slaperig dorp wil verruilen voor het amusement van
een
bruisende stad.
Een bottleneck is het hier wel. Die
bussen vormen zelf al
bijna een file, en ondanks veel vrije busstroken op de route Amsterdam
–
Monnickendam wil het nog wel eens vastlopen ter hoogte van Broek in
Waterland.
Er wordt gestudeerd op oplossingen, waaronder zelfs een onderdoorgang.
Ikzelf fotografeer nog wat rond in
Monnickendam (bovenste 2
foto’s) en Broek in Waterland (onderste foto). Die laatste is
lichtelijk
bewogen, en ook gemaakt door een bewogen mens. Ik zou hem liever
sfeervol
willen noemen dan mislukt. Van die twee sterren aan de hemel is er één
een
vliegtuig.
Ik weet niet of dit nou een rechtse
opmerking is of juist een
linkse (ik ben ook niet zo van de dogma’s, doctrines en ismen), maar ik
geloof
dat elektrische bussen eigenlijk helemaal niet zo verschrikkelijk groen
en duurzaam
zijn; dat is de bedakke.
Frans Mensonides
Ultimo maart 2019
Er geweest: zaterdagen 9 en 23 maart 2019.
Leiden Centraal op de schop
Over twee dingen zal de Nederlander nooit uitgeklaagd raken:
het weer en de spoorwegen. Het weer, daar gaat dit hoofdje niet over. Maar wie ook
zo dol is op spoorwegengezever, moet dit stukje beslist uitlezen.
Als ik in deze zaterdagse rubriek soms ook doordeweekse OV-zaken
aan de orde stel, is dat meestal om aandacht te vragen voor het leed van de
forens. Dat ben ik zelf ook nog, tot eind 2023 / begin 2024.
Deze week repeterende ellende voor forenzen, studenten en
andere regelmatige treinreizigers. En dat nog wel rond Leiden, de
vestigingsplaats van De digitale reiziger. Ik kon er dus niet aan ontsnappen
door een handige omweg.
Van zondagavond 24 maart tot maandagochtend 15 april, 3
weken maar liefst, ligt Leiden Centraal op de schop. Er wordt gewerkt aan het
middelste perron, langs de sporen 4 en 5. Dat wil zeggen dat al het
treinverkeer, behalve dat richting Alphen a/d Rijn, afgewerkt moet worden op
perron 8/9. En dát wil weer zeggen dat het treinverkeer tot ver buiten Leiden
drastisch uitgedund is om alle treinen een plek te kunnen geven op die twee
sporen.
Zo is het aantal treinen naar Haarlem ingekrompen van 6 naar
4 per uur, en dat richting Schiphol zelfs van 8 naar 4. Op het spoor naar
Haarlem ontbreekt de IC Vlissingen – Amsterdam, op dat naar Schiphol de IC
Dordrecht – Lelystad en de Sprinter Leiden – Hoorn Kersenboogerd.
Den Haag Hollands Spoor is helemaal niet rechtstreeks bereikbaar,
maar alleen via Den Haag Centraal. En alle treinen daarheen stoppen nu op Den
Haag Laan van Nieuw Oost Indië.
Nu zou je hopen dat NS met zo’n uitgedunde dienstregeling vooral
in de spits extra lange treinen inzet. Maar nee. Vanaf maandag de 25ste regent
het werkelijk klachten over overvolle treinen, mensen die niet meer meekunnen,
mensen die wel meekunnen maar hun reis beëindigen in bewusteloze toestand. Maar
dan nog wel in verticale positie; omvervallen kun je in die treinen gelukkig
niet.
Ook buiten de spits is er narigheid, en wel voor de reiziger
die nog laat op pad is. Elke avond om 23:00 uur gaat Leiden Centraal helemaal
op slot, voor alle richtingen, alsof Leiden een slaperig boerendorpje in de
buitengewesten is, waar de mensen met de kippen op stok gaan. Overal vervangend
busvervoer, waar je op dat tijdstip ook nog maar heen wilt.
Maar dat ging meteen op die eerste zondagavond al fout. Mij
bereikte een noodkreet van een lezer die 2 uur op de bus van Hoofddorp naar
Nieuw Vennep heeft staan wachten. In die tijd kun je die afstand gemakkelijk
lopen. Wat hij misschien ook wel gedaan zou hebben als een geeljas niet telkens
beweerd had dat de bussen in aantocht waren.
Maandag 25 wilde ik zoals gewoonlijk met de trein naar
Castricum. Rond 8:00 uur was het zoeken, zoeken, zoeken voor iedereen – de
voorlichting vooraf over deze enorme operatie was waardeloos, en zo goed als
afwezig.
Met enige moeite vond ik de IC van 8:04 naar Amsterdam Centraal.
Die vertrok te laat, maar nog bijtijds genoeg om mij in Haarlem de aansluiting
op de Sprinter naar Hoorn te laten halen. Ik was gewoon om 9:00 uur in
Castricum, zoals altijd.
Nee, vervangende vertrekstaten konden er niet vanaf.
Op de terugweg ging het faliekant mis. Toen had zich ook nog
een wisselstoring voorgedaan tussen Leiden en Haarlem. Prorail meldde op een
vraag van mij dat dat niets te maken had met de werkzaamheden bij Leiden. Maar
ik moest denken aan een boude uitspraak van Rikus, dat een ProRailmonteur maar
met een schroevendraaier naar het spoor hoeft te wijzen om een storing te
veroorzaken.
Het gevolg: er reden nog maar 2 treinen per uur per richting
tussen Haarlem en Leiden. Ik reisde om via Schiphol, waar ik niet meer mee kon
met de stampvolle IC Groningen-Den Haag. Een vent met een rode pet op stond
te schreeuwen dat mensen zich niet mochten ophouden bij de trap, want die moest
vrij blijven. Zoiets heet geloof ik Crowd
Control; goed NL’s zou ‘menigtemanipulatie’ zijn. Staat niet in Van Dale,
ik bedenk het ter plekke.
Hij gelastte de reizigers, niet al te vriendelijk, zich te verspreiden
over de volle lengte van het hele perron. Maar wie daaraan gehoorzaamde, had het
nakijken voor de Sprinter naar Leiden die een kwartier later arriveerde. Want
dat was een viertje, en alleen degenen die voor de deuren postgevat hadden,
waaronder uw dienaar, schrijver dezes, kwamen er nog in.
Een halfuur vertraging in totaal. Woensdag hoefde ik pas een het eind van de ochtend naar mijn werk, wat erg scheelde in de drukte. De trein van .04 naar Haarlem was uitgevallen (en dat was niet de enige keer, deze weken) en ik reisde weer via Schiphol.
NS krijgt dagelijks een hele resem klachten op Twitter – en
ongetwijfeld ook via andere media – over de belabberde service tijdens de
21-daagse van Leiden (om niet te zeggen: de 22 nachtse). Het bedrijf reageert
dan op zijn stereotype wijze, in de trant van: wat vervelend nou voor je, we
hebben je melding doorgezet en een fijne dag nog, verder.
Als reiziger blijf je dan, tegen beter weten in, hopen dat het
spoorwegbedrijf, dat zo flexibel als een heipaal is, de klachten niet alleen
‘doorzet’, maar er ook nog iets aan doet. Als er íémand doorzet, is het de reiziger wel; de ware treinreiziger blaakt van
het doorzettingsvermogen.
Donderdag en vrijdag kon ik gelukkig thuis werken. En zo
werd het alweer zaterdag.
Hoe goed dat ‘doorzetten’ heeft geholpen, zie ik meteen de
maandag daarop al; in het hartje van de avondspits staat er opnieuw slechts een
viertje naar Leiden klaar, hier bestormd op Sloterdijk.
Maar waar zouden we zijn zonder een trein? Een heel stuk
hierboven had ik het over sneue plaatsen, zoals Oosthuizen, Lutjebroek en Udenhout,
die aan een spoorlijn liggen, zonder dat er station is. En over nog sneuere
plaatsen, zoals Berkel-Enschot, die aan TWEE spoorlijnen liggen, maar waar je ook
nergens in een trein kunt stappen. Een lezer schreef me toen over de vermoedelijk
sneuste plaats in ons land, het Gelderse Eefde, ten noorden van Zutphen. Dat
ligt zelfs aan DRIE spoorlijnen. Maar een station? Ho, maar!
Ik had me dat nooit gerealiseerd, maar een blik op GoogleMaps
leerde me dat het verhaal klopte. Het ruim 4000 inwoners tellende Eefde ligt
aan de NS-lijn Arnhem – Deventer, de Syntus / Twents-lijn Zutphen – Hengelo - Oldenzaal
en de Arriva-lijn Zutphen – Winterswijk (van boven naar onder op de foto). Die lijnen
verlaten alle drie station Zutphen aan de noordzijde. Eerst splitst de tak naar
Winterwijk zich af van de NS-lijn, en een eindje verderop ook de tak naar
Hengelo / Oldenzaal.
Die naar Winterswijk buigt al voor het Twenthekanaal af naar
het oosten, richting Vorden. Hij komt niet door de bebouwde kom van Eefde, maar
wel degelijk over het grondgebied van dat dorp, in de buurt van de landgoederen
Den Dam en De Voorst. De tak naar Oldenzaal doorklieft de zuidkant van de
bebouwde kom op zijn weg naar Almen en Lochem en de lijn naar Deventer pakt
een stukje mee van een nieuwbouwwijk in het noorden van Eefde.
Bij sommige stopplaatsen werd alleen gehalteerd op verzoek,
een systeem dat in dit land bij de spoorwegen al lang niet meer in zwang is,
maar in andere, dunnerbevolkte landen nog steeds gangbaar. Een trein met
STOP-knoppen…
Als je tegenwoordig met het OV naar Eefde wilt, ben je
afhankelijk van bus 81 (Zutphen-Deventer) die zaterdags maar eens per uur
rijdt. Fietsen kan natuurlijk overal en altijd. En dat is precies wat ik deze
zaterdag ga doen.
Op de valreep van maart staat dan toch nog de eerste tocht gepland
van deze mooiweerfietser. De laatste deed ik op 20 oktober, over vlakke, rechte
wegen naar Colijnsplaat. Ik schreef in dat stuk, in weer eens een uitweiding,
dat ik mijn krant, tv-gids en papieren tijdschriften per 31 december 2018 zou
gaan opzeggen. Voor wie het wil weten: dat heb ik inderdaad gedaan, en ik mis
ze nu als kiespijn.
Treinspotten te fiets, waar echt fanatieke treinfotografen
toch in principe alles doen per auto. Zo’n tochtje langs spoorovergangen is wel
goed om er langzaam en voorzichtig in te komen. Ik zal overal moeten wachten
totdat er een trein langskomt, en dat is een mooie gelegenheid om de knieën
even rust te gunnen.
Op de route van Leiden Lammenschans naar Zutphen vandaag nu eens een aangename verrassing van NS. Meestal stuurt de reisplanner je via Arnhem. Maar vandaag blijk ik sneller te kunnen reizen met overstappen in Utrecht en Apeldoorn. Dat komt doordat er tussen Amersfoort en Deventer deze zaterdag elk kwartier een trein rijdt, een maatregel die is genomen omdat Zwolle – Amersfoort eruit ligt, zodat reizigers op dat traject om moeten reizen via Deventer. Een enkele keer denkt de NS toch wel eens mee met de klant. Door de kwartierdienst Amersfoort – Deventer kloppen nu ineens alle aansluitingen.
Bij de krappe overstap in Apeldoorn moet ik overchippen van
NS op Arriva. Een ouder echtpaar staat omstandig te schutteren bij de Arriva-paal. Ze hebben een uitgeprint e-ticket
en proberen wanhopig om de code daarop te laten lezen door de chipzuil. ‘Beste
mensen, ménsen toch, dat gáát toch niet!’, ontsnapt aan de haag mijner tanden,
op de betuttelende, bevoogdende toon die je helemaal niet moet bezigen tegen bejaarden,
zeker niet als die levensfase gloort als stip op je eigen horizon.
Handiger is, ze gewoon de trein in te duwen. Met moeite
laten ze zich overhalen, in te stappen zonder dat ze een piepje gehoord hebben uit
de chipzuil. Ik kan er zelf ook nog bij, net op tijd. ‘Dat ding is kapot’, zegt
de man nog, verongelijkt, ‘kan ík het helpen!’
In Zutphen haal ik een OV-fiets op uit de bemande
ondergrondse stalling die geopend is van ’s ochtends vroeg tot ruim na
middernacht. Boven verklaar ik het fietsseizoen van deze site voor geopend; elk
jaar weer een plechtig moment!
Noordwaarts naar Eefde, langs een breed water, waarvan ik
eerst denk dat het de IJssel is, maar dat een singel blijkt te zijn. Naar Eefde
is het maar een kilometer of 3½. Met zo’n moderne snelfiets met
trapbekrachtiging of hoe het ook heet, zou je daar niet veel langer over doen
dan 7 à 8 minuten.
Ik heb me ooit voorgenomen om zo’n flitsende tweewieler aan
te schaffen rond mijn 60ste verjaardag. Maar nu ik die mijlpaal alweer gepasseerd
ben, ben ik toch tot andere gedachten gekomen. Met de pestvaart die je met die fietsen
kunt halen, zie je vanzelfsprekend geen mallemoer meer. Alle mooie fotoplekken
zoeven dan aan je voorbij.
Bovendien: er is de laatste jaren een enorme stijging in de
ongevalsstatistieken van senioren die een doodsmak maken vanaf zo’n turbofiets,
en zwaargewond in het hospitaal belanden. Vandaar dat ik, zolang ik de pedalen zelf
nog rond kan krijgen, een knieënkraker van NS prefereer, zo’n zware,
zwaarlopende OV-fiets zonder versnellingen.
Ik beland aan de overkant, via een auto- en fietsbrug ergens
anders dan hier, en befiets nu het buitengebied van Eefde. Totdat een wegwijzer:
‘Gorssel 4’ mijn aandacht trekt en ik die richting insla. De tijd voor de lunch
nadert alweer. In Gorssel bezocht ik een paar jaar geleden het museum MORE
voor realistische kunst, maar liep ik voorbij aan het aanpalende restaurant. Daar
ga ik nu dan maar eens lunchen.
Van Eefde naar Gorssel loopt er een vrij smalle, geasfalteerde
weg door de landouwen. Het is behoorlijk druk. In deze buurt wordt vandaag
gezaagd aan bomen en er zijn wegen afgezet.
Ik kom uit in Quatre Bras, een buurtschap op een kruispunt
van wegen, zoals de Franse naam al aangeeft, die letterlijk ‘vier armen’
betekent. In Friesland en Groningen heb je nog Quatrebras, zonderspatie.
Het is netaan terrasweer; met een opgestoken kraag is het
wel uit te houden op het terras van restaurant Loetje, bij museum MORE. Het is
iets minder zonnig en warm dan voorspeld, maar wel uitgelezen fietsweer: heel
weinig wind.
Daarna terug langs de provinciale weg naar Eefde, waar ik nu
die drie spoorwegovergangen kruis. De laatste ligt in de buurt van de sluis in
het Twenthekanaal.
De dorpskom van Eefde is weinig opzienbarend, al geloof ik
wel dat een mens er gelukkig zou kunnen worden. Op reclameborden staat voor
volgend weekend de Nationale Menwedstrijd aangekondigd, georganiseerd door
Koetsiersvereniging ‘Achter ’t Peerd’. Mennen, men praat te Eefde de komende
week over niets anders meer. Zouden de ruiters het mennen kunnen mannen?
Naast 3 spoorlijnen en 3 plekken waar stations hebben
gestaan, heeft Eefde ook 3 landhuizen met bijbehorende landgoederen op de
plattegrond. Dat zijn Het Haveke bij het
dorp, Den Dam ten zuiden van het kanaal en De Voorst daar in de buurt. Alle
drie hebben ze een fundament of in ieder geval voorloper uit de donkere
middeleeuwen, maar is wat je nu ziet, een stuk nieuwer.
Het Haveke heeft een anderhalve eeuw oude tuin eromheen, als je een bos van 14 ha nog een tuin kunt noemen. Hij is van zonsop- tot –ondergang gratis te bewandelen.
‘Wauw!!!’ zeg ik bij de aanblik van Huize de Voorst, tegen
niemand in het bijzonder. Zoek de verschillen tussen de linker- en rechterhelft
van het immense gebouw! Het is zo goed als symmetrisch. En veel minder oud dan
het eruit ziet. In 1943 is het vrijwel compleet afgebrand, en daarna in de oude
stijl wederopgebouwd.
Om het huize heen is een groot wandel- en fietsgebied, waar
ik alleen twee mountainbikers tegenkom, alsmede een opa en oma met twee
kleinkinderen in een dubbelloops wandelwagen.
Ik pak de trein naar Roosendaal om die anderhalf uur later
in Tilburg te verlaten. In Tilburg wil ik een foto maken van dat nieuwe
busstation (zie hierboven), maar dan bij avond.
Op station Tilburg sta ik een korte tijd verdwaasd om me
heen te kijken om te zoeken naar het perron waar de Intercity Direct vertrekt.
Totdat het tot me doordringt dat dat in Breda is, en dit Tilburg is. Die twee
Brabantse steden haal ik wel vaker door elkaar; Willem II Tilburg, NAC Breda,
zo zat het toch? Maar wat doe ik nou ook alweer in Tilburg? Ik ben niet
helemaal ragscherp meer na een dag treinen en fietsen, merk ik. Oh ja, ik wou
een foto van dat busstation.
Maar het is nog niet donker, en ik loop eerst een rondje
door de stad. En ik verbaas me over de rare namen van sommige etablissementen.
Ja, je moet wel opvallen om de klanten naar binnen te lokken; al kook je nog zo
lekker, als de mensen je deurtje voorbij lopen…
Je hebt hier, in een smal straatje bij het station: Eten
Drinken Slapen Doen. Slapendoen? Ik vind aanduidingen als ‘Eten & drinken’
of ‘Eten, drinken en slapen’ altijd irritant kinderachtig klinken: lekker eetjes
doen, drinkiewinkie doen, en kindje fijn slapielapie doen.
Pizzabar Rijslust is wel een mooi vondst; het rijzen van het
deeg. Zo zou ik er nog wel een lusten: Aziatisch restaurant Rijstlust. Katterug
is ook verkeerd gespeld, maar misschien per ongeluk.
Dit is ook een raar verhaal op het raam van een
eetgelegenheid: ‘Kust vacature iets gast dienst maan iets dus had’. Maar dat is
wat het digitale opschrijfboekje op mijn telefoon ervan maakt. In werkelijkheid
staat er: ‘Just because it’s fast doesn’t mean it’s rushed’. Dat opschrijfboekje
kent geen Engels.
Mooi allemaal, maar mijn keuze is al gevallen op een andere
opvallende naam, Breexz, waar je uitkijkt op het busstation. Dat lichtgevende
dak doet het prima op foto’s.
Daarmee eindigt deze aflevering over de met 5 zaterdagen
gezegende maand maart 2019. In april spoedig meer.
Frans Mensonides
7 april 2019
Er geweest: zaterdag 30 maart 2019.
© Frans Mensonides, Leiden, 2019