De digitale reiziger (145)
Augsburg, München en Neurenberg: 5 dagen Beieren



Hoe Beiers wil je het hebben? Viktualienmarkt, München

Ik bracht een 5-daagse minivakantie door in de Duitse deelstaat Beieren, dat wil zeggen: één dag heenreis, 3 dagen verblijf en één dag terug. Mijn standplaats was Augsburg, en ik maakte dagtochten naar München en Neurenberg: bliksembezoekjes aan de 3 grootste steden van Beieren.

Waarom zo kort, als pensionado, die ook maandenlang had kunnen wegblijven? Het waren maar 5 gestolen dagen, tussen 2 afspraken in. Ik zit in een paar medische circuits voor wat ouderdomskwalen (wees gerust: naar verwachting niets dodelijks).

Ik was op pad van woensdag 19 tot en met zondag 23 april 2023. Hieronder komt een verslag in 3 of 4 afleveringen.



Leiden Lammenschans – Augsburg Hbf als ‘Unsere Lieblingsgast’ - Augsburg bij avond   - De Fuggerei; een hofje; wat zeg ik: een hóf! - De tram van Augsburg - Ondoorgrondelijk tariefsysteem - ‘Gleis 2 zurückbleiben’; S-Bahn München - Putsch en aanslag: hoe zou het gegaan zijn als... - Stadshart München - Stad, gedrenkt in bier - U-Bahn naar Olympia - Pinakothek - Rijkspartijdagterrein Neurenberg


Leiden Lammenschans – Augsburg Hbf als ‘Unsere Lieblingsgast’



Frankfurt (Main) Hbf

De winter was lang, en is feitelijk nog niet eens echt voorbij. Ik pak de draad weer op van mijn Interrail-reizen van vorige zomer en herfst. De laatste voerde in september 2022 naar Oostenrijk, plus in oktober nog een overgeschoten dagje naar Lingen en Papenburg. Deze keer heb ik een Interrail voor 4 dagen, op te maken binnen een maand.

Mijn rolkoffer heeft zijn beste tijd gehad en bezit nog maar 3 wielen in plaats van 4, zo merk ik op weg naar station Leiden Lammenschans, waar ook deze reis begint en zal eindigen. Ik heb zoals gebruikelijk de afgelopen dagen veel tijd besteed aan bedenken wat er allemaal zelfs op zo’n kort reisje mis kan gaan, en wat ik daaraan dan ga doen. Maar ik ben vergeten om te controleren of die koffer nog wel operationeel is.

Enfin, misschien koop ik voor de terugreis wel een nieuwe bij de Galeria, als die nog bestaat, want dat hángt er om. Nog op tijd weet ik het enige perron langs het enige spoor van Lammenschans te bereiken.

 



Neurenberg: Galeria in nood


Ik pak volgens mijn plan de Sprinter van 8:13 naar Utrecht Centraal, daar de ICE 153 naar Frankfurt (Main) Hbf van 9:38, en daar, als ik de overstap haal, de ICE 597 Hamburg – Munchen Hbf van 13:50, die ik in Augsburg ga verlaten.

Over de heenreis zou ik kort kunnen zijn, omdat die voert over routes die ik vorig jaar als Interrailer al eens heb afgelegd. Maar ergens kort over zijn ligt niet in mijn aard, dus dat ga ik toch maar niet doen.

Als je de ICE 153, Amsterdam – Frankfurt, opzoekt in reisplanners, zie je in vuurrode letters de waarschuwing staan dat hij alle dagen heel druk is. Je moet beslist een zitplaats reserveren als je met die trein mee wilt. Maar uit ervaring weet ik nu dat je in de 1e klas altijd wel een stoel vindt die nog vrij is.

Zo ook deze keer. Ik beland in een Ruhebereich: een stiltecoupé met 4 zitplaatsen, waarvan er alleen een bezet wordt door een dame die haar laptop aan het tevoorschijn halen is. Ik zie hier nergens stoelnummers, of reserveringsbordjes. Je kunt blijkbaar niet reserveren voor het Ruhebereich; dus vandaar dat er ook niemand zit.

Die laptopster worstelt met het scharnierende uitklaptafeltje, dat ze zo te zien met geweld uit elkaar probeert te rukken. Ik assisteer even met het uitklappen, en met het weggooien van haar sinaasappelschillen, want het prullenbakje bij het raam krijgt ze ook niet open. Goeie god, ik dacht dat IK onhandig was!

Ze bedankt me voor mijn ‘hoelp’ en tikt verder op die laptop. Omdat het een stiltecoupé is, begint ze verder geen praatje met me. Al met al kan ik ongestoord naar buiten kijken.

We koersen richting Venlo en Mönchengladbach in plaats van Arnhem en Oberhausen. Dat laatste station verkeert in een grootscheepse opknap-operatie, waardoor er momenteel geen spoor meer beschikbaar is voor de ICE. Nu stoppen we in ’s-Hertogenbosch in plaats van Arnhem, en verder niet meer op Nederlands grondgebied.

Spotters hebben lucht gekregen van deze omleidingsroute. Tussen Deurne en Horst staat een rijtje fotograferende treinspotters de ICE op deze ongewone plek te fotograferen. Maar ik zit er lekker ín, dat is toch een plezieriger tijdverdrijf.

Voorbij Mönchengladbach stopt de ICE ongepland even in Noithausen; Nooithuizen is weer eens wat anders dan Nergenshuizen. De treinsteward of hoe hij ook heet, deelt chocolaadjes uit voor ‘Unsere Lieblingsgäste’. ‘Mag ik er twee?’, vraagt de laptopster gretig. Dat mag, en nou wil ík er ook 2!

Naast een Ruhebereich heb je in een ICE ook een Handybereich, waar iedereen keihard in zijn telefoon zit te blèren en te tetteren, stel ik me voor.

We bereiken Frankfurt Hbf met lichte vertraging. De aansluitende trein is echter nog veel ernstiger vertraagd, bijna een halfuur. Nu heb ik ineens voldoende tijd voor een lunch én om dit immense station even te bewonderen.

Op het oog geschat bevat het nog meer vierkante meters dan Hamburg Hbf. Maar gemeten in reizigersaantallen moet Frankfurt Hamburg voor zich dulden, en genoegen nemen met de 2e plaats in Duitsland: 450.000 per dag, tegen 500.000.

Meer dan de helft van de ICE-lijnen in Duitsland doet dit station aan, hoewel er ook wat zijn uitgeweken naar Frankfurt Flughafen. Frankfurt Hbf telt 25 kopsporen voor de trein, en nog 4 ondergrondse voor de S-Bahn en 4 voor de U-Bahn.

Het probleem van de vertraagde langeafstandstreinen hebben ze blijkbaar bij Deutsche Bahn nog steeds niet opgelost. Op dit reisje zal ik er maar één keer in een zitten die bij benadering op tijd is.

Ik pak de ICE naar München voor het laatste stuk naar Augsburg. Toch nog een stuk dat ik vorig jaar niet heb afgelegd. Toen reisde ik over het boemellijntje Stuttgart – Ulm, waar we een dik uur deden over een afstand van 94 km. Maar van de winter is er een nieuwe ‘Neubaustrecke’ geopend die met hoge snelheid bereden kan worden.

Die route is 60 km lang en begint bij Wendlingen, 20 km ten zuidoosten van Stuttgart. Hij snijdt een flink stuk af en doorkruist bovendien via een tunnel een bergmassief, de Swäbische Alb, een middelgebergte.

Met horten en stoten en wat inzinkingen klimt de snelheidsmeter uiteindelijk naar de 250 km/uur waarmee je hoopt te reizen met een hogesnelheidstrein. Het levert op het traject Stuttgart - Ulm een tijdwinst op van 20 minuten ten opzichte van de oude situatie.

Voorbij Ulm wordt omgeroepen dat de man die daarnet een kop thee heeft besteld, nog even moet terugkeren naar de restauratie. Wat is er aan de hand? Is hij vergeten te betalen, heeft hij twee theezakjes meegenomen in plaats van één, hadden ze hem er nog een koekje bij moeten geven, hebben ze hem per ongeluk een kop reinigingsmiddel gegeven, of….? Zo’n lange treinreis is toch een ideale gelegenheid om met een creatief brein tientallen mogelijke achtergronden te bedenken bij zo’n mededeling, van voor de hand liggend tot volkomen onwaarschijnlijk.

Dan stopt de trein op het Hauptbahnhof van mijn pleisterplaats Augsburg. Het station, met een honderden meters lange gelige gevel, is lijdend voorwerp van een renovatie die wel hard nodig is, ook.

 





Augsburg bij avond

Ik logeer in hotel Ibis aan de Halderstraβe, op zo’n 200 meter van het station. Die rolkoffer redt dat nog net.

Een stad die je overdag verlaat voor reizen naar nog verdere verten, leer je vooral kennen bij avond; de horecakwartieren en de sfeervolle, door lantaarns verlichte hoekjes. Augsburg is daar rijk aan.

Misschien komt het doordat ik er 4 avonden en slechts één ochtend doorbreng, maar de stad komt wat sluimerend, aangenaam rustig provinciaal bij me over. Het is met 290.000 inwoners de 3e stad van Beieren, na München (1.490.000) en Neurenberg (510.000). Hij zit qua grootte in tussen Utrecht en Eindhoven, en zou in Nederland als een grote stad gezien worden.

Van het drietal Beierse steden is Augsburg de oudste; hij is in 15 v. Chr. gesticht door de Romeinen en is genoemd naar hun toenmalige keizer Augustus. Augsburg staat te boek als industriestad en je hebt er ook de in Duitsland vrijwel onvermijdelijke Messe. In vroeger eeuwen verdiende men de kost in de textiel, maar in de 20ste werden er de beruchte Messerschmitt-bommenwerpers vervaardigd.

De stad werd in de Tweede Wereldoorlog, mede om die reden, zelf menigmaal onder vuur genomen door de geallieerden. Je weet in Duitsland nooit of de monumentale, historische gebouwen die je ziet, wel zo oud zijn als ze lijken. Maar in Augsburg is dat zelden het geval, en zie je vooral wederopbouw van na WO II. Alleen de Dom (linksonder op de fotocollage), waarvan de oudste steen nog dateert van voor het jaar 1000, bleef redelijk gespaard.

Een fotorondje in avondlijk Augsburg.

De achterkant van het Rathaus. Kun je nagaan, hoe mooi de voorzijde is!

 



Monument bij de Dom

 

Dit steegje met 16e-eeuwse panden, de Judenberg, loopt zoals vele andere Augsburger straatjes steil af naar de beek de Vorderer Lech (linksmidden op de collage hierboven). De veel bredere Lech zelf stroomt een kilometer meer naar het oosten. Het is een zijrivier van de Donau.



De Fuggerei; een hofje; wat zeg ik: een hóf!


Op de ochtend van vrijdag 21 april is er in het hele land een ‘waarschuwingsstaking’ bij Deutsche Bahn. Pas na 11:00 uur zal het treinverkeer langzaam op gang komen. Voor mij een mooie gelegenheid om een ochtend door te brengen in de Fuggerei. Dat is naar zeggen van de Augsburgers het oudste sociale woningbouwproject ter wereld, een woonwijk voor minder bedeelden die onlangs zijn 500-jarig bestaan vierde.

Op dat ‘oudste’ is wel wat af te dingen. Zowel qua sfeer als qua doelstelling lijkt de Fuggerei wel wat op een Hollands hofje, en die bestonden al ver voor het jaar 1500. Hofje, zei ik? Dit is toch wel een hóf, dat 2 hectare beslaat, met 140 woningen. Net al alles zijn in Duitsland ook de hofjes groter dan bij ons.

Het woningencomplex is gesticht door en genoemd naar Jacob Fugger (1459-1525), afkomstig uit een schatrijk bankiersgeslacht. De Fuggers waren de bankiers van koningen en keizers, onder meer die van Karel V. Zelf bewoonden zij een stadspaleis, annex pakhuis in de Maximilianstraβe (niet op mijn foto’s).

Daar vond in 1518 een historische gebeurtenis plaats: De kerkhervormer Martin Luther werd er verhoord over de 95 stellingen tegen de aflaatprediking die hij het jaar daarvoor geponeerd had. Luther weigerde ze te herroepen, en de rest is geschiedenis. Behalve dan die aflaten (verkorting van de tijd die je ziel in het vagevuur moet doorbrengen). Die zijn verre van geschiedenis, en die kun je in sommige RK-streken ook in de huidige eeuw nog verkrijgen.



De eerste huisjes van de Fuggerei werden gebouwd in de jaren 1510, maar Jacob Fugger tekende de officiële stichtingsakte eerst in 1521. De Fuggerei was bestemd voor armlastige inwoners van de stad, die dan wel het katholieke geloof moesten belijden. Zij waren, naast dagelijkse gebeden voor het zielenheil van de Fuggers, ook een huur verschuldigd van 1 gulden (een Rijnse gulden) per jaar. Mocht een bewoner weer boven Jan raken, dan moest hij zijn woning in de Fuggerei opgeven en op zoek gaan naar andere woonruimte.

Die stichtingsakte gold voor eeuwig. Tegenwoordig bedraagt de huur dus nog steeds 1 gulden, ofwel, ongerekend in moderne valuta, 88 eurocent per jaar. Dat is dan wel de kale huishuur, dus exclusief gas, licht, water, verwarming, kabeltelevisie en Wifi, zaken die Jacob Fugger zich in zijn stoutste dromen niet had kunnen voorstellen.

Het complex herbergt naast de woningen een administratiegebouw, een kerk en een restaurant. De huizen op de parterre hebben een tuintje, en er is een grotere gemeenschappelijke tuin. Ooit stond er een school voor de kinderen van bewoners en een ziekenzaal voor onder andere syfilislijders.

Er wonen nu nog steeds zo’n 250 armlastige Augsburgers. De Fuggerei bedruipt zich onder meer met de inkomsten uit entreegelden. Naast een woonwijk voor armeren is de Fuggerei ook een van de populairste toeristische attracties van de stad. Het terrein is zeer fotogeniek en heeft enkele heel kleine musea over de geschiedenis van het complex en over het leven van de bewoners.

De tickets worden verkocht door een bewoonster. Ik vraag me af hoe het moet zijn om in een toeristische attractie te wonen; de hele dag drommen toeristen langs je raam. Het zal op den duur wel wennen, hoop ik.

Om 20:00 uur is het sluitingstijd. ’s Avonds om 22:00 uur gaat ook voor de bewoners de poort dicht, tot 5:00 uur de volgende morgen. Je komt er dan alleen nog in of uit door 50 cent (na middernacht 1 euro) te betalen aan de nachtwaker. Dit is een stad-in-een-stad, compleet met muren en stadspoorten.

 



Josef Fugger in eigen persoon

Een van de mini-musea op het terrein is de openbare schuilkelder, gebouwd in 1943. Daar wisten in de nacht van 25 op 26 februari 1944 200 Augburgers zich het leven te redden bij een bombardement van de geallieerden. Bij dit bombardement kwamen elders in de stad  honderden Augburgers om het leven en raakten er  80.000 dakloos. Driekwart van de Fuggerei en ongeveer evenveel van de stad als geheel was verwoest. De wederopbouw van de Fuggerei was pas in 1973 voltooid.

500 jaar armenzorg, in vrede en in oorlog… In 1642, tijdens de Dertigjarige Oorlog, was de Fuggerei al eens verwoest door de Zweden. Rond dezelfde tijd werd Dorothea Braun, bewoonster van en ziekenverzorgster in de Fuggerei, als heks verbrand. In 1941 werd Aloisia Kempter, een vrouw met een verstandelijke beperking, gedeporteerd en vermoord door de nazi’s.

Beide vermoorde vrouwen worden hier tot de dag van heden herdacht, evenals Franz Mozart, een metselaar die blijkbaar de eindjes niet aan elkaar kon knopen en hier de laatste 13 jaar van zijn leven sleet. Zijn naam zou vermoedelijk niet aan de vergetelheid ontrukt zijn als hij niet de overgrootvader was geweest van Wolfgang Amadeus Mozart.

De Fuggerei blikt terug op een half millennium vol harde en soms betere tijden, maar blikt ook vooruit: Next 500, heet het hier, opwekkend.

De authentieke zonnewijzer aan de gevel van de kapel wijst 10 uur. Dan is het in werkelijkheid 11:00 uur, want ook Duitsland heeft in maart de klok een uur vooruit gezet. Dit is het tijdstip dat de werkonderbreking bij DB is afgelopen. Ik pak vanmiddag de trein naar München. Maar eerst neem ik nog even tramlijn 1, die bijna bij de Fuggerei voor de  deur stopt, naar het eindpunt in de wijk Lechhausen langs de rivier de Lech.

 

De tram van Augsburg

Eindhalte van lijn 1 bij het Neuer Ostfriedhof in Lechhausen

Augsburg is een maatje te klein voor het tafellaken van een U-Bahn. De tram is het voornaamste middel van stadsvervoer, met (anno 2018) 150.000 passagiers per werkdag. Het metersporige tramnet is 50 km lang en telt 5 reguliere lijnen en 2 speciale: naar het stadion van FC Augsburg als die club thuis speelt, en een versterkingslijn naar de Messe als daar een drukbezocht evenement is.

De tram overschrijdt de grens naar de buursteden/-dorpen Friedberg, Königsbrunn en Stadtbergen. Hij reed totaan corona op werkdagen overdags hoogfrequent: om de 5 minuten. Tijdens de coronacrisis werd dat  teruggebracht tot een nog alleszins acceptabele 7½-minutendienst. Deze dienstregeling geldt nog steeds (corona is er trouwens ook nog steeds).

Lange slierten van trams kronkelen zich door de soms heel smalle en heel steile straatjes in het centrum, met een hellingshoek tot 11%. De meest voorkomende tramtypes zijn de Siemens Combino en de Flexity Cityrunner van Bombardier, beide 7-baks wagens van ruim 40 meter lengte.

De geschiedenis van de tram in Augsburg loopt aardig parallel met die van Ulm en Innsbruck, waar ik vorig jaar was: begonnen in de 19e eeuw, in de jaren 70 van de 20ste bijna opgedoekt en later toch nog tot nieuwe bloei gekomen.

In de 21ste eeuw floreert de tram van Augsburg als nooit tevoren. Er liggen plannen op de tekentafel voor uitbreiding van het tramnet met nog eens een kleine 10 km; zo komt er een nieuwe lijn naar het academisch ziekenhuis.

Vergelijk dat eens met Amster- en Rotterdam: afschaling, inkorting en opheffing van lijnen; ik schreef er laatst over. Misschien is de aanwezigheid van een metro / U-Bahn in een stad de pest voor een tramnet; wie zal het zeggen… Er kan maar één vervoerswijze het paradepaardje zijn.

 

Dé halte van Augsburg is de Königsplatz in het centrum: tram- en busknooppunt (onderste 3 foto's). Alle 5 de tramlijnen doen deze halte aan. Het is een tijdhalte; er wordt gewacht op de vertrektijd volgens dienstregeling.

Het ruime plein wordt omringd door tramrails en halteperrons. Twee zelfs voor Duitse begrippen potige bewakers in oranje hesjes handhaven de orde. Geen al te zware taak, vanavond; woensdagavond is in Augsburg niet echt een stappersavond.

De tramlijnen 1 en 2 doen het Hbf niet aan. Lijnen 4 en 6 hebben er hun eindpunt, lijn 3 rijdt erlangs. Lijnen 3, 4 en 6 komen langs mijn hotel. Bij het station is er een lus voor de 2 lijnen die niet verder rijden. De halte daar ligt erg ongelukkig; vanaf het station moet je het rommelige stationsplein en een drukke straat oversteken.

Dat gaat veranderen. Het gerenoveerde station krijgt een tramtunnel onder de treinsporen door, waarvandaan je de treinperrons kunt bereiken. De tunnel is in ruwbouw gereed; de afzink begint schuin tegenover mijn hotel – bij de chinees op de hoek, waar ik met goed zoeken op de kaart zelfs nog een gerecht wist te vinden dat niet bestaat uit grote bergen vlees.

 

Hoe sfeervol!, zo’n tram op een regenavond in een smal straatje, waar hij in Rotterdam uitgepest zou worden.


Het tariefsysteem voor bus en tram werkt onder meer met Streifenkarten, strippenkaarten, die we in Nederland al dik 10 jaar niet meer kunnen gebruiken; bijna nostalgisch! Ik ben ze ontwend, en de eerste keer dat ik er een in een tram in een stempelautomaat stop, blijft hij erin steken. Met een ruk weet ik hem te bevrijden, maar er blijft wel een hoek van de kaart in het toestel achter. Die dame met laptop in de trein had hem er helemaal nooit meer uitgekregen.

Een rit binnen de gemeente Augsburg kost 2 strippen; voor elke zone daarbuiten één strip extra. Het lijkt erg op het systeem dat in Nederland ooit gangbaar was. Met 2 uitzonderingen: voor een kort traject (Kurzstrecke) van maximaal 4 haltes hoef je maar één strip af te stempelen. En voor ritten tussen 9 haltes in het centrum (zie het kaartje), waaronder Hauptbahnhof en Königsplatz, betaal je helemaal niets. De gemeente hoopt zo het gebruik van het OV te stimuleren onder bezoekers van het winkelhart.

Ik weet niet hoe het komt, maar in de tram hoor ik nooit het geluid van de stempelmachine. Voor de kaartjesautomaten bij de haltes staan ook nooit drommen reizigers in de rij. Ik ga er maar vanuit dat de meeste klanten van de tram een Abo op hun Handy hebben, want dat kan ook.

Het zou ook kunnen zijn dat er hier massaal wordt zwartgereden, of dat vele reizigers nog reizen op een verfomfaaid, verlopen 9-Euro-Ticket van augustus 2022 dat nog in hun portefeuille zit. Maar dat lijkt me erg on-Duits.

Op plakkaten in de tram worden strengere controles aangekondigd, met boetes van 60 euro voor zwartrijders. Maar ik heb in 5 dagen tijd geen controleur gezien.

In het centrum hoef je, zoals gezegd, geen kaartje te hebben in de tram. Je bent dan wel verplicht om aan een controleur, mocht die onverhoopt een keer instappen, te melden dat je gratis aan het reizen bent in de centrumzone, en te beloven, je rit niet daarbuiten voort te zetten.

Zo’n volkomen overbodige regel vind ik nou weer wel echt Duits. Ik bedoel: je zou de controleurs ook kunnen instrueren om geen kaartjes te controleren in het centrum. Toch?

Frans Mensonides

Tot hier gepubliceerd op zondag 30 april 2023. 

 


Ondoorgrondelijk tariefsysteem

Station Augsburg en onderweg naar München station Kissing (‘in the back row of the movies on a Saturdaynight with you’ (The Drifters, 1974); ik laat nooit een kans liggen om een oorwurm op te lopen). 


Dit is het vervolg op het stuk hierboven over mijn 5 dagen in de 3 grootste steden van Beieren. De lezer kan gewoon doorlezen, maar ikzelf onderging tussen het schrijven van het hoofdstuk over Augsburg en dat wat je nu leest, mijn langverbeide ingreep met roesje en ruggenprik. Op de dag dat ik dit schrijf is het voor mij nog een volkomen open vraag wanneer ik mijn reizen als De digitale reiziger kan hervatten. In de tussentijd kan ik in ieder geval de verhalen over München en Neurenberg nog op ‘papier’ zetten.

Wat de eerstgenoemde betreft: dat is de hoofdstad van Beieren en de 3e stad van Duitsland. ‘Een heel interessante stad, daar moet je echt een dag of 3 à 4 voor uittrekken’, had een kennis me gezegd. Dat was aanvankelijk ook mijn bedoeling, maar hierboven al gemelde omstandigheden reduceerden die 3 à 4 dagen al tot 2 stuks: donderdag 19 en vrijdag 20 april. 2 retourtjes vanuit Augsburg, waar de hotelkamers betaalbaarder bleken. 

De vrijdag werd onverwachts half opgegeten door een ‘waarschuwingsstaking’ van het treinpersoneel tot 11:00 uur. Bleef er nog anderhalve dag over. Wat ik echt persé wilde zien, al jarenlang: de befaamde Alte Pinakothek, het Louvre van Duitsland, zeg maar; zalen vol schilderijen.

Aan de betrekkelijk korte afstand Augsburg – München, ruim 60 km, offer ik maar geen Interrail-dag op. Ik wil ook nog een dag naar Brussel. Even een kaartje trekken uit de automaat. 

Nou, vergeet dat ‘even’ maar! Ik mag echt ontploffen als ik snap hoe het Duitse tariefsysteem in elkaar steekt; het is minstens even ondoorgrondelijk als het Oostenrijkse. Op de automaten staat het niet echt duidelijk aangegeven, en op webpagina’s waar het wordt uitgelegd, raak ik verstrikt in Duitse volzinnen die de punt niet weten te vinden. 

Bij mijn eerste poging in de stationshal van Augsburg om een enkeltje München te kopen (een retourtje begin ik niet eens aan) word ik door een hele reeks van keuzeschermen geloodst. Ik moet aangeven hoe oud ik ben, of ik kortingspassen bezit en tenslotte waar het om draait: welke trein ik wil nemen. 

Er verschijnt een rijtje treinen met vertrektijden en prijzen op het scherm en ik kies een ICE die over een minuut of 10 zal vertrekken. Die is wel wat duurder dan een boemel, maar dan schiet zo’n reis lekker op. Mijn tijd in München is al zo kort. Ik kan niet gewaar worden of ik in de plaats van die ene trein in bepaalde omstandigheden ook in een andere zou mogen stappen.

Om even op de rest van de ritten vooruit te lopen: vanavond zal mijn zwerftocht eindigen op station München Pasing, in het westen van de stad, en iets dichter bij Augsburg.  Daar neem ik de boemel. Het ticket Pasing – Augsburg krijg ik opvallend snel in handen, met maar een paar toetsaanslagen. Het wordt mij verkocht door Bayerische Regiobahn en kost de ‘Normalpreis’. Daarvoor zal je dan wel niet met een ICE mogen, al staat dat er niet op. 

Voor de omgekeerde rit, de volgende dag, krijg ik ook zo’n kaartje, tegen dezelfde prijs. Voor de 4e en laatste rit, München – Augsburg op vrijdag, bemachtig ik een ticket van DB. Dat is er een met de cryptische boodschappen ‘Deutschlandtarif, Umtausch / Erstattung kostenpflichtig Ab 1. Geltungstag’, gevolgd door ‘Nur Gultig in Zügen des NV’. 

Ik gelóóf het allemaal wel. Bij geen van de 4 ritten word ik gecontroleerd, dus ik weet tot de dag van heden niet of ik wel de goede kaartjes gekocht heb.

Terug naar de reis op donderdag per ICE van Augsburg naar München Hbf. Deze trein is zijn rit naar München vanmorgen vroeg begonnen in Keulen en heeft maar 10 minuten vertraging, weinig, voor Duitse begrippen. Hij stopt alleen op Pasing en legt de 62 km naar Hbf af in een halfuur. 

We rijden weer op zo’n Ausbaustrecke, 2 nieuwe jakkersporen naast twee bestaande boemelsporen. De vaart zit er goed in, met 230 km per uur, en de trein raast langs een groen en bijna vlak landschap, al reikt het verder boven zeeniveau dan de Vaalserberg. München – Augsburg is een van de oudste trajecten van Duitsland; het werd geopend in 1844.

We komen aan op een van de 32 kopsporen van München Hbf, het qua reizigersaantallen 3e station van Duitsland, na Hamburg en Frankfurt.


‘Gleis 2 zurückbleiben’; S-Bahn

Iets simpeler dan het trekken van een enkeltje Augsburg is dat van een dagkaart voor het Münchense stadsvervoer. Zo’n kaart van het vervoersbedrijf MVG kost slechts 8,80 euro en is geldig binnen de gehele zone M die de complete gemeente München omvat. Je mag ermee reizen per bus, tram, U-Bahn en S-Bahn.

München heet me welkom met regen, dus ik ga eerst de S-Bahn maar verkennen. De S-Bahn van München omvat 8 lijnen, 150 stations, een lijnennet van maar liefst 434 km lengte in een gebied met bijna 3 miljoen inwoners, waarvan de helft in de stad zelf. De 12-baks rode treinen vervoeren een kleine miljoen reizigers per dag. Dat zijn vooral forenzen; tussen de spitsen in is hij soms heerlijk rustig.

Dat hele net verkennen zou op zich al 3 à 4 dagen duren, dus ik beperk me vandaag tot de Stammstrecke, waarop ik een paar ritten maak. Dit is het gemeenschappelijk traject van west (München Pasing) naar oost (München Ost). Het traject is 11 kilometer lang en telt ook 11 stations: Pasing, Laim, Hirschgarten, Donnersbergerbrücke, Hackerbrücke, Hbf, Karlsplatz, Marienplatz, Isartor, Rosenheimer Platz, Ost. Tussen Hackerbrücke en Rosenheimer Platz rijden de treinen in een tunnel. München Hbf heeft een ondergronds S-Bahnstation. Op de Stammstrecke rijden de treinen 80 km/uur; daarbuiten 120 km uur. 

Op het drukste stuk van de Stammstrecke, van Donnersbergerbrücke tot Ost, rijden 7 lijnen, elk in 20- of 10 minutendienst. In de spits zie je 24 treinen per uur per richting passeren. Op sommige stations zijn er 4 S-Bahnsporen: 2 voor treinen richting centrum (Stadteinwärts) en 2 voor treinen richting provincie.

De stations worden goed in de gaten gehouden. Als er een trein op punt van vertrekken staat, klinkt er uit de luidsprekers een brul als ‘Gleis 2 zurück bleiben’; wat betekent: op spoor 2 niet meer instappen en afstand houden.






Putsch en aanslag: hoe zou het gegaan zijn als...

Het in verbouwing verkerende station Rosenheimer Platz geeft toegang tot een stuk Duitse geschiedenis waar niet veel meer van te zien is. Je moet het echt weten… Overigens is niet iedereen tevreden over de voortgang van de bouwwerkzaamheden.

Op deze plek stond ooit de Bürgerbräukeller die tot twee maal toe, in 1923 en 1939, toneel was van een historische gebeurtenis. Dat was allebei op 8 november, en dat is minder toevallig dan je zou denken. 

Ik had me bij Bürgerbräukeller altijd een soort bruine kroeg voorgesteld, maar het was een immense drink- en vreethal waar wel 1800 mensen gespijzigd en gelaafd konden worden. Je kon er bier drinken, maar ook een eenvoudige, doch vermoedelijk Beiers-voedzame maaltijd nuttigen. De hal was vaak het toneel van massabijeenkomsten, waaronder van Hitlers NSDAP. 

Op de avond van 8 november 1923 verstoorden Hitler en zijn trawanten er een politieke bijeenkomst. Zij kwamen schietend de hal binnen en verklaarden dat de regering was afgezet en de nazi’s een voorlopige regering zouden formeren. Maar die mededeling was erg voorbarig. Hitler stuitte op grotere weerstand dan hij verwacht had, belandde in het gevang en zijn NSDAP werd verboden. De gebeurtenis kwam in de geschiedenisboeken te staan als de Bierhalleputsch.

Exact 16 jaar later zou Hitler, toen al 6 jaar aan de macht, een redevoering houden in de Bürgerbräukeller ter herdenking van de Putsch. Georg Elser, een meubel- en klokkenmaker, slaagde erin, een zware tijdbom te plaatsen in een houten zuil nabij het spreekgestoelte. Die zou afgaan om 21:20 uur. Dat gebeurde ook, maar Hitler had de hal 10 minuten eerder al verlaten, veel vroeger dan normaal. Er was die dag mist komen opzetten en de Führer had besloten, de trein terug naar Berlijn te nemen in plaats van het vliegtuig. Hij moest op tijd op München Hbf zijn.

Elser liep tegen de lamp. Hij werd gevangen genomen en werd gemarteld door de Gestapo. Men wilde hem de namen van zijn handlangers laten noemen. Maar de aanslag, die met wat meer geluk gewoonweg had kunnen slagen, was eenmanswerk. Elser zou sterven in concentratiekamp Dachau. 

Wat iedereen zich afvraagt die dit verhaal gehoord heeft: hoe zou het gegaan zijn als er die avond nou eens geen mist geweest zou zijn? Een volkomen zinloze vraag, goed voor vruchteloze overpeinzingen.

Na de oorlog kreeg de Bürgerbräukeller zijn oorspronkelijke functie terug, tot 1979. Toen moest het gebouw plaats maken voor wat er nu staat: het Hilton (rechtsonder) en de GEMA, het Duitse equivalent van BUMA/Stemra.

Op de plek van de voormalige bierkelder ligt een gedenkplaat over de aanslag van Georg Elser in het plaveisel (linksonder). De rest van wat je hier aan monumenten ziet, heeft te maken met de GEMA. 

Als ik weer afgedaald ben in de catacomben van de S-Bahn, is er een stremming Stadauswärts door een medische noodsituatie. Er komt niets door in de richting Oost. Er verzamelen zich steeds meer wachtenden op het perron (linksonder op de S-Bahnfoto).

Er ligt hier maar één spoor per richting. Zo’n systeem is wel kwetsbaar. Er is daarom een Zweite Stammstrecke in aanleg. Die komt parallel te lopen aan de eerste, en bestaat uit een geheel ondergronds traject, met maar 4 stations: Laim, Hbf, Marienplatz en Ost. De treinen gaan er rijden met een maximum snelheid van 120 km/uur. Daarmee kan per rit van oost naar west of vice versa 10 minuten tijd bespaard worden. 

Het ambitieuze project was begroot op een kleine 4 miljard euro en had gerealiseerd moeten worden in de periode 2017-2026. Inmiddels zijn de kosten al opgelopen tot bijna 8 miljard en zal de eerste trein op zijn vroegst rijden in 2035. Het is ook overal ter wereld hetzelfde, zelfs in Duitsland.

Als Ost dan op het moment onbereikbaar is, ga ik maar even terug naar Hbf om in de hal een emmer koffie te halen en een broodje gezond van ruim een pond. In het koffietentje vind ik een zitplaats op een wankele barkruk achter een piepklein mini-tafeltje. Het is hier woekeren met de ruimte, in een hal die toch ruim genoeg is. Er klettert een dienblad neer en koffie spat op. Deze keer ben ík het gelukkig niet. Op zo’n incident wordt altijd heel stoïcijns gereageerd.


Stadshart




Dan blijkt het droog te zijn, zij het nevelig en kil, en ik ga het stadshart bewandelen. Dat is, net als in de meeste Duitse steden, in WO II grotendeels verwoest en daarna heel kunstig wederopgebouwd. Het is een sfeervol stuk stad geworden, waar monumentenliefhebbers evenzeer aan hun trekken komen als winkelend publiek. 

Ideaal voor fotowandelaars. Ik heb mijn camera dan ook de kost gegeven. Maar wat ik precies wanneer gefotografeerd heb, en in welke volgorde? Het is allemaal wat door elkaar geraakt. Wat ik hiervan geleerd heb: schrijf je reisverslagen voordat je in het ziekenhuis van een roesje gaat genieten. Mijn geheugen heeft er wel een oplawaai van gekregen. 


Maar dit is in ieder geval de Marienplatz, het onbetwiste hart van de stad. Ik neem het plein van boven, vanaf een hoge etage van warenhuis Galeria. Dat concern, voortgekomen uit een fusie tussen Karstadt en Kaufhof, dreigt het lot van Vroom & Dreesmann te gaan delen: faillissement. In Neurenberg zijn ze al in de fase van Alles-moet-weg, maar het filiaal in München vertoont daar nog geen tekenen van. 

Ik sta op de afdeling herenkleding en een nogal bedillerige verkoopster, een Duits equivalent van Mrs. Slocombe, besluipt me van achteren. Ze probeert me een overhemd aan te praten van 130 euro, een prijs die wel wat boven mijn budget ligt. Maar het zijn prachtige overhemden, meneer, die pasvorm; ze lijken wel speciaal gemaakt voor iemand van uw postuur!

Ja, ze zal wel denken: De Galeria zal niet gered worden door mensen die alleen maar komen voor het mooie uitzicht!

Dit stuk München bereik je via het gecombineerde U- en S-Bahnstation Marienplatz. Er stappen 24000 mensen over en 8000 in of uit; per dag?, nee per UUR (in de spits). Zulke stations zijn een inferno voor mensen met een gebrekkig oriëntatievermogen. Iemand die hier dagelijks komt, weet vast de kortste weggetjes wel naar de uitgang. Maar bij mij duurt het meestal minstens 5 minuten voordat ik hier daglicht zie. Onderweg kun je niet heen om de winkelpassage.

Het paleis Residenz met de bijbehorende Hofgarten heeft hertogen, keurvorsten en zelfs koningen van Beieren gehuisvest, de laatste tussen 1806 en 1918, toen Beieren een koninkrijk was. Nu is het het Residenzmuseum met niet minder dan 150 tentoonstellingszalen. Waarom is toch alles in Duitsland GROOT? Morgen ga ik de Alte Pinakothek doen met zijn 3000 schilderijen. De Residenz bewaar ik maar voor een volgende Duitslandtrip.


Karlsplatz


Stad, gedrenkt in bier

Bierhijsende Beieren; het is een cliché, maar je komt ze hier toch ook gewoon echt tegen. Dat heb je toch wel vaak met clichés; soms klóppen ze gewoonweg. Ik heb me nu gewaagd in het drukste stukje van de Münchense binnenstad, in de buurt van de Marienplatz. Het is de Viktualienmarkt. Viktualien zijn levensmiddelen, en het belangrijkste levensmiddel hier is bier, al moet je Bratwurst beslist niet uitvlakken.

Alles wat je gezondheid ondermijnen kan, is hier bijna 24/7 verkrijgbaar in tientallen kramen. Er is een grote Biergarten, ook een stuk Beierse traditie. Je kunt daar bier bestellen (en niet veel anders) en doen wat je verder ter wereld nergens in de horeca mag doen: er zelf medegebrachte eetwaren bij nuttigen. 

Deze Biergarten is bepaald niet de enige in de stad; je hebt er tientallen, waar je de bierpul naar de mond kunt brengen aan lange houten tafels onder de bomen. 

En naast dit alles is er ook nog het traditionele jaarlijkse Oktoberfest, dat begint op de eerste zaterdag na 15 september en 2½ week duurt. Het wordt gehouden op de Theresienwiese ten zuidwesten van Hbf, een lap grond van 40 hectare. Honderdduizenden mensen per dag komen hier dan hun pullen bier, met een standaard-inhoud van een liter, ledigen en met dat bier de nodige heel hartige hapjes wegspoelen.

Het Oktoberfest is omringd met allerlei tradities en rituelen. Er mag alleen bier geschonken worden uit Münchense brouwerijen; dat staat in de grondwet van Beieren, of zoiets. De officiële opening vindt plaats op het noenuur op die septemberzaterdag, wanneer niemand minder dan de Oberbürgermeister van München het eerste vat aanslaat. De mannen zijn gekleed in Lederhosen, de dames in Dirndl-rokjes. Er is een kermis, er spelen hoempaorkesten.

Bier in München, het heeft iets van een religie. Moeilijk te begrijpen voor iemand als ik die van geringe hoeveelheden gerstenat al maagbezwaren en draaiduizelingen krijgt. Wat doe ik überhaupt in deze stad??

Desondanks wordt dit hoofdstuk over München nog vervolgd. 


Tot hiertoe gepubliceerd op 21 mei 2023

U-Bahn naar Olympia

4 maal de U-Bahn van München: afdaling in de diepten van Station Marienplatz – uitzicht op een oud beestje – een moderne wagen met doorkijk van achteren naar voren – ook lijn U2, als je het op z’n Engels uitspreekt als JoeToe, kan leiden tot muzikale oorwurmen.

Genoeg over bier!; laten we de U-Bahn eens gaan verkennen. Die is indrukwekkend qua opzet en ook qua passagiersaantallen. Op  werkdagen maken er maar liefst 1.300.000 passagiers gebruik van, en dat is ongeveer evenveel als de S-Bahn en de tram bijelkaar.

Het U-Bahn-net van München is 103 km lang, en de overgrote meerderheid ervan ligt in tunnels. Het net telt 6 reguliere lijnen, één spitslijn en één gelegenheidslijn, die gezamenlijk 96 stations bedienen. Er is, in tegenstelling tot steden als Keulen en Düsseldorf, geen integratie met het tramnet.

De Münchense U-Bahn is ongeveer even uitgestrekt als die van Hamburg, een stad die wel een maatje groter is. Maar het net van München ziet er op de plattegrond veel gestroomlijnder en strakker uit, zonder de haarspeldbochten die in Hamburg zo opvallen: korte, rechte lijnen. Alleen lijn U6 waagt zich een stukje buiten de gemeentegrenzen en bedient de universitaire campus in buurgemeente Garsching.

Het net is gebouwd rond een centrale driehoek in het centrum van de stad: de stations Hauptbahnhof, Sendlinger Tor en Odeonsplatz. Elke lijn doet precies 2 van die 3 overstapstations aan. Dat betekent, dat je nooit meer dan één overstap nodig hebt om van het ene U-Bahnstation naar het andere te reizen. Het is een opzet die je in veel Europese steden ziet – steden die dan wel een wat uitgebreider metronet hebben dan de metropolen in de Lage Landen.

Ook indrukwekkend is het tempo waarin het U-Bahn-net in München is aangelegd. Het huidige lijnennet is grotendeels gerealiseerd in een periode van nog geen 35 jaar. De eerste 2 U-Bahn-lijnen reden pas in 1971 en 1972, veel en veel later dan in Hamburg en Berlijn.

Ze kwamen nog net op tijd af voor de opening van de XXste Olympische Zomerspelen in München. Eén van die 2 lijnen, U3, verbond en verbindt de binnenstad met het Olympiazentrum, dat 50 jaar later nog steeds bestaat. Die lijn ga ik nu maar eens doen. Ik pik hem op op de Marienplatz, tussen Sendlinger Tor en Odeonsplatz. De lijn rijdt met het modernste doorloopmaterieel, 6 bakken met ca. 250 stoelen.

Bij het station Olympiazentrum vind je ook het hoofdkantoor en een museum van de roemruchte 4-wielerfabriek BMW (Bayerische Motoren Werke). En tussen het station en het Olympische Park kruis ik een zoveelbaans ringweg waar ik ze in de middagspits bumper aan bumper zie rijden, te midden van hun concurrenten.

Een BMW schijnt iets te zijn; als je die bezit, al is het maar als lease-bak, dan heb je het gemaakt in het leven. Opvallend is wel, dat in het volkomen autogekke Duitsland het openbaar vervoer toch ook nog zoveel klanten trekt.

De Olympische gebouwen zijn eerder indrukwekkend dan mooi. En ook heel herkenbaar; ik heb die spelen indertijd op de voet gevolgd. Bij aantrekkelijker weersomstandigheden dan die van vanmiddag - een doordringende, klamme mist - moet het park van meer dan een vierkante kilometer een aangename wandeling opleveren. Het heeft een ruime opzet: weiden, waterpartijen, een heuvel. Ze staan er allemaal nog: het olympisch stadion, de indoorhal en de zwemhal, en dienen nu onder andere voor tentoonstellingen en manifestaties, maar er worden ook nog steeds sportwedstrijden gehouden.

Ik weet nog steeds niet waardoor ik zoveel aantrekkingskracht voel voor zwarte bladzijden en black spots in de historie; ik ben er nog steeds niet voor in analyse gegaan. Maar dit is er ook een; ik realiseer het me nu pas, nu ik hier rondloop.



De spelen van 1972 waren vooral bedoeld als Wiedergutmachung voor die van 1936, in Berlijn, de spelen die ontaard waren in nazipropaganda, met Hitler op de eretribune. De eerste ruime week in München, na de opening op 26 augustus 1972: geen wanklank, geen vuiltje aan de lucht; exact het sportfestijn zoals Baron de Coubertin dat ooit bedoeld had.

Toen vond er op dinsdag 5 september een terreuractie plaats: de Palestijnse Zwarte September doodde 2 Israëlische deelnemers en gijzelde er 9, die later bij een volkomen mislukte bevrijdingsactie allen om het leven zouden komen.

Daarna was het natuurlijk de vraag, of de spelen nu niet beter afgelast zouden kunnen worden. Ik herinner me felle discussies in de middelbare schoolklas waarin ik toen zat. Zoals ik er zelf tegenaan keek, kon je maar 2 dingen doen, een keuze tussen 2 kwaden: de spelen door laten gaan (wat een klap in het gezicht zou zijn voor de nabestaanden van de slachtoffers) of ze afgelasten (waarmee je zou buigen voor terreur).

Het toenmalige Olympische opperhoofd Avery Brundage verklaarde dat ‘The Games must go on’. Daarmee haalde hij zich zware kritiek op de hals, wat bij een negatieve beslissing ongetwijfeld ook het geval geweest zou zijn. Er werd nog een week met onverminderde hartstocht gestreden om de medailles, maar voor vrijwel iedereen was het plezier er wel af.

Ik pak de U-Bahn terug naar de binnenstad.


Pinakothek

De volgende dag, vrijdag, keer ik nog een keer terug vanuit mijn standplaats Augsburg naar München, voor de Alte Pinakothek. Zoals hierboven al gemeld, is er tot 11:00 uur een stakingsactie van het treinpersoneel. Daarna komt het regionale treinverkeer sneller op gang dan het snelverkeer (ICE, IC en EC). Niet verwonderlijk, want dat wil zelfs op normale dagen vaak al niet op gang komen.

Na de lunch neem ik een boemeltrein naar München en stap daar over op tram 27 naar de Pinakotheken. Meervoud, want je hebt er meer. Naast de Alte heb je ook de Neue, met werken uit de 19e eeuw, en de Pinakothek der Moderne, met hedendaagse kunst. Pinakothek is Grieks voor een kunstcollectie.

De Alte Pinakothek werd geopend in 1836 op initiatief van koning Lodewijk I van Beieren. Het was indertijd het grootste museumgebouw ter wereld. Het bevatte wat het nog steeds bevat, een bonte verzameling schilderijen uit de periode 1300–1800.

Ik betreed een van de merkwaardigste musea die ik ooit gezien heb (waar ik wel bij moet zeggen dat ik nooit in het Louvre in Parijs geweest ben, dat wel een overtreffende trap zal zijn in overvloed, met zijn 30.000 schilderijen).

Het gebouw is een duidelijk voorbeeld van vergane glorie; het walmt verval. Verder is de overgrote meerderheid van de liften defect en ontbreekt vrijwel overal de bewegwijzering en de zaalnummering

Het museum telt tientallen zalen met schilderijen, schilderijen en schilderijen. Sommige hangen waar je ze graag ziet hangen: op de ooghoogte van een gemiddelde volwassene. Maar zeker de helft is aangebracht onder de hanenbalken van die metershoge zalen. Je moet het hoofd in de nek werpen om ze te zien. Ja, ik snap dat wel: dan kun je er veel meer in één zaal proppen.

De schilderijen zijn de afgelopen 200 jaar altijd ingedeeld op eeuw van vervaardigen en op land van herkomst. Maar onlangs is men erachter gekomen dat je schilderijen ook thematisch bij elkaar kunt plaatsen. Men is aarzelend begonnen, schilderijen te verhangen. Maar dat is me nogal een klus, gezien de hoeveelheden die hier geëxposeerd worden. Dus ik schat dat nog jarenlang alles lekker door elkaar hangt; een enorme janboel, vind ik het, eerlijk gezegd.

De verklarende teksten naast de schilderijen zijn geschreven in akelig kleine lettertjes. En oh jee!, ik heb mijn bril niet bij me. Ik, slechts heel licht bijziend, zie 95% van de dingen die ik moet zien, zonder bril, en zet die fok daarom vrijwel nooit op. Dat heeft tot gevolg dat ik hem meestal ook vergeten blijk te zijn op momenten dat ik hem goed zou kunnen gebruiken. Een toneelkijker was ook niet slecht geweest, voor de schilderijen bij het plafond. Staat bovendien nog erg interessant, ook; de ware connaisseur!

Als ik mijn neus op de teksten leg, om ze beter te kunnen lezen, gaat er een alarm af. Ik ben nu ook te dicht bij de tentoongestelde werken gekomen, en een suppoost schiet toe. Die verschutting gaat me geen 2e keer overkomen! Dan trekt hij ongetwijfeld de gele kaart, en bij verdere recidive zal ik met pek en veren op een tramrail het gebouw uit worden gedragen.

Dit is toch wel een volkomen achterhaalde manier om een op zich heel indrukwekkende museumcollectie te presenteren. Zo’n museum zou zich moeten richten op museumzalen en tentoonstellingen met een beperkt aantal werken over één thema. En dat liefst met een heldere context: met informatiepanelen, guided tours op je phone en videopresentaties. Het soort tentoonstellingen waar we in Nederland verwend mee zijn, kortom.

Onbegonnen werk om mijn traditionele museum-top-5 samen te stellen in deze ‘pijnapotheek’ (vindt mijn aantekenapp), sorry: Pinakothek. Ik beperk me tot de zalen met kunst uit de Niederlände, en daarbinnen nog vooral tot de werken van stadsgenoten. Waarom niet, een kleine 1000 km reizen om werken uit eigen stad te zien? In Leiden kun je ze niet zien; daar hangen ze niet, want ze hangen in München. Zie het maar zo, dat ik ze achterna gereisd ben.

De Pinakothek beschikt wel over een mooie online-collectie, waarop je de schilderijen beter ziet dan tijdens een bezoek, dat je dus net zo goed niet zou kunnen afleggen. Bij elk schilderij link ik naar de online-versie. Er zijn ook 2 schilders uit Haarlem bij; de nrs. *1* en *2*; ik maak er gewoon een regionaal gebeuren van.

*1* Jacob van Ruisdael (1628/9 – 1682), Flachlandschaft mit Ansicht von Ootmarsum. ca. 1660/1665

Bij bezoeken in 2005 en 2015 aan het sympathieke Twentse ministadje Ootmarsum, met zijn erg buitenissige inwoners, gewoontes en tradities, leerde ik dat Ton Schuiten in die regionen verreweg de meest gevierde moderne schilder is. Maar al 300 jaar voor hem had van Ruisdael het coulissenlandschap afgebeeld.

*2* Philips Wouwerman (1619-1668), Winterlandschaft mit Eisbahn, ca. 1655/1660

Taferelen uit de ‘Kleine ijstijd’ waarnaar we in ons tijdperk van opwarming soms zo intens terugverlangen.


*3* Jan Steen (1626-1679), Schlägerei in einer Schenke (1664)

Een knokpartij in een kroeg, een dronken woesteling die met 2, 3 man in bedwang moet worden gehouden: typisch een onderwerp voor Jan Steen. Omdat de moraal ook niet mag ontbreken, staat op het briefje boven de haard een tekstje over alcoholmisbruik.

Een paar weken geleden liep ik te wandelen in Warmond, waar Jan Steen ook nog gewoond heeft en waar in een steegje aan de muur een informatiepaneel over de schilder hangt. ‘Wist u dat meneer, dat Jan Steen in Warmond heeft gewoond?’, vroeg me een Warmonds jongetje van een jaar of 10, met gepaste trots.

Ja, dat wist ik. In Leiden heeft hij ook gewoond en, net als Rembrandt, zelfs op dezelfde middelbare school gezeten als ik. Goed, die school is sedertdien een paar maal verhuisd, en een paar keer van naam veranderd, maar het is en blijft dezelfde school!

Ja, dat wil toch iedereen, zich een beetje verbonden voelen met de groten uit de geschiedenis? Daarvoor reis je toch een dagmars per trein, om de namen te zien van dorps-, stads- of schoolgenoten in een beroemd buitenlands museum?


*4* Gabriël Metsu (1629-1667), Die Köchin, ca. 1665

Zoals deze Leidenaar, die misschien ook wel op diezelfde school zat; ik heb nooit iets gelezen over zijn jeugd. Aan deze kampioen van het realisme heb ik al eens een FHM’etje gewijd. Dit schilderij is er een met een vette knipoog. Zowel het konijn als de kip staan symbool voor vruchtbaarheid. Die dame lijkt iets in de zin te hebben…



*5* Lucas van Leyden (1494 – 1533), Verkündigung an Maria (1522)

Volgens een biograaf was Lucas van Leyden een ijdel en praatziek man, tuk op dure kleren. Maar dat mag iemand wel vergeven worden die zulke prachtige schilderijen maakte. Zijn drieluik Het laatste oordeel is hét topstuk van Museum De Lakenhal in Leiden.

Er is een groepje scholieren binnengekomen die uitleg krijgen over een schilderij in de hoek. Het alarm is denkelijk even uitgeschakeld. Een jongetje is het allemaal teveel geworden. Hij is languit neergeploft op een bankje. Ik verwacht ieder moment dat de stem van de juf door de ruimte gaat galmen: ‘Hee, hee, hee, jongeman, ik vertel dit allemaal ook voor JOU, hoor!’

Maar dat gebeurt niet. Ach, weet je wat?, zal ze wel denken, láát hem maar even. Hij heeft nou eenmaal een gebruiksaanwijzing. Hij heeft het al niet gemakkelijk met zijn autisme / Asperger / PDD NOS / ADHD /  concentratieproblemen / dyscalculie / dyslexie / hoogbegaafdheid / hoogsensitiviteit / overprikkeldheid [doorhalen wat niet van toepassing is]. Hij trekt wel weer bij.’

Wat ik zelf ook doe in de tram terug naar het centrum. Tram 27 rijdt tussen het autoverkeer in en is zo’n lijn die in Rotterdam opgeheven zou worden. In München heeft de tram de afgelopen halve eeuw zwaar moeten inleveren aan de U-Bahn, maar is er nog een bescheiden tramnet in stand gebleven.

Ik zie buiten ergens het woord ‘Polizeipräsidium’ staan en denk nu pas, voor het eerst in anderhalve dag München, aan inspecteur Derrick en aan Harry (hol schon mal den Wagen). Het is alweer een jaar of 10 geleden dat Derrick gecanceld werd, of liever: Horst Tappert, die hem vertolkte, en fout was geweest in de oorlog (zie dit FHM’etje). Sedertdien heeft niemand meer gehoord van de inspecteur met de ellenlange filosofieën en de diepe wallen onder de ogen. Een slechte zaak, want wie moet nu het Münchens geboefte opsporen, verhaften en ins Präsidium wegvoeren?

Soit, mijn bezoek aan de hoofdstad van Beieren zit erop. Dit stukje wordt nog één keer vervolgd.

Frans Mensonides

Tot hiertoe gepubliceerd op 28 mei 2023

Rijkspartijdagterrein

Ik had het hierboven over mijn interesse voor zwarte bladzijden en black spots in de geschiedenis. En het kan weer niet op, deze vakantie in Beieren. Ook vandaag, zaterdag 22 april 2023, bezoek ik weer zo’n soort ‘attractie’; het Reichsparteitaggelände (Rijkspartijdagterrein) in Neurenberg.

Het Reichsparteitaggelände was in de nazitijd de locatie waar Hitlers NSDAP zijn jaarlijkse partijdagen hield, voor honderdduizenden partijleden. Je kon er luisteren naar toespraken van de Führer en militaire parades bijwonen.

Het terrein met een oppervlakte van maar liefst 16 km2 lag in het zuidoosten van Neurenberg rond twee waterplassen, de Groβer en Kleiner Dutzendteich. Dat is weer zo’n instinker waaraan het Duits zo rijk is: Teich betekent geen dijk, maar vijver, plas.

Voordat Hitler er neerstreek was dit een recreatiegebied, en dat is het anno 2023 opnieuw. Dat is al een feit dat de burger moed geeft; de nazitijd was uiteindelijk toch niet meer dan een tussenfase in de geschiedenis van dit stuk stad.

Vorige zomer deed ik 2 dagen Neurenberg, en bezocht ik de gerechtszaal van het Neurenberg-tribunaal; het enig echte. Het wappie-tribunaal Neurenberg 2.0 ging niet door; de organisator bleek de door hem geworven fondsen verduisterd te hebben. 

Ik vond het teveel van het goede om diezelfde middag nog een 2e excursie te doen naar WO II, ging op visite bij Albrecht Dürer en bewaarde het Reichsparteitaggelände voor een andere gelegenheid. Die zich op deze zaterdag voordoet.

Augsburg ligt 136 spoorkilometers van Neurenberg. De ICE 1706 van 9:13 legt deze afstand af in 5 kwartier, met een snelheid van 140 à 200 km/uur. Hij komt uit München en moet helemaal naar Hamburg, en is nu al weer 6 minuten te laat. Vertrekt er ooit wel eens een ICE op tijd??

Onderweg wordt, zowel op mijn heen- als terugweg, alleen gestopt in Donauwörth (links op de foto). Donauwörth, nooit van gehoord; ik geloof dat ik dit traject nog nooit eerder heb afgelegd.  Het gaat niet overal even snel; soms stapvoets door dennenbossen langs flitsende waarschuwingslichten. Je hebt hier in deze wat afgelegen streek ook niet overal bereik op je phone.

Er wordt omgeroepen dat er op het toilet een Nordic-walkingstick is achtergebleven. In mijn coupé deelt een rollator hetzelfde lot. Het lijkt op die mop met een baard: aan het eind van de rit is er in de trein een loophulpmiddel achtergebleven van iemand die het blijkbaar niet meer nodig had en spontaan is genezen van slecht-ter-been-zijn.

Ik wil een conducteur informeren over die rollator. Wat is een rollator in het Duits? Een Gehhilfe, maar ook wel: Rollator; Der Rollator. Maar de rechtmatige eigenares ervan komt hem al ophalen.

Ook in Neurenberg kun je een dagkaart kopen voor het complete stadsvervoer: bus, tram en U-Bahn; 9 euro. Ik pak tram 8 naar de eindhalte Doku Zentrum, waarvandaan de tram onder lijnnummer 6 terugrijdt naar de binnenstad. Enkele medepassagiers zijn supporter van de 1. F.C. Nürnberg. Die spelen in een stadion op het v/m Reichsparteitaggelände. Net als die 2 recreatieplassen Dutzendteich was die arena er al vóór Hitler en is hij er nog steeds. In het Nazi-tijdperk was het in gebruik bij de Hitlerjugend.

FC Nürnberg speelt vanmiddag tegen Fortuna Düsseldorf. De club uit Neurenberg staat diep in het rechterrijtje van de Zweiter Bundesliga, het Duitse equivalent van de Keukenkampioendivisie. Nou, die zijn dan wel afgezakt! Ze zijn toch ooit kampioen van de Bundesliga geweest? Ja, ze speelden een keer tegen Ajax in de Europacup 1, in de tijd dat dat alleen was voorbehouden aan landskampioenen en niet voor de nummers 2, 3 en 4.

Was dat niet in 1968? Ja, dat was in 1968. Ajax behaalde met moeite en op de valreep een 1-1 gelijkspel in Neurenberg. Maar in Amsterdam speelden de Ajacieden de Neurenbergers compleet van de mat: 4-0. Die wedstrijd liep uit de klauwen; vuurwerk op het veld en mensen die er niks te zoeken hadden; politie met honden. Ik zeg het erbij voor mensen die denken dat zulke taferelen kenmerkend zijn voor het verdorven late-coronatijdperk van nu.

Ik keek naar die wedstrijd met mijn buurjongen en we hadden er het commentaar op van 11-jarigen die 100% zeker weten dat ze het bij het rechte eind hebben met hun analyses. Wat ik wel bijzonder vind, is het feit dat ik me een wedstrijd Europees voetbal van 55 jaar geleden nog weet te herinneren, terwijl ik die van vorige maand in de Wikipedia moet opzoeken.

Maar daar gaat dit stukje helemaal niet over. Het Doku Zentrum waar dat trameindpunt naar genoemd is, vertelt alles over de Reichsparteitaggelände, van de voorgeschiedenis in de Weimarrepubliek tot en met de nasleep in deze eeuw. Het centrum is in 2001 geopend in een moderne opbouw bovenop de Kongresshalle die behoort tot de vele onvoltooide gebouwen uit het Nazitijdperk (linksboven op de foto ergens hieronder).

Het centrum is momenteel gesloten wegens renovatie. Maar er is een beperkte tijdelijke tentoonstelling ingericht in een gebouw ernaast. Dat is dan wel ‘beperkt’ naar Duitse maatstaven; als je hier alle informatiepanelen leest en bekijkt, ben je nog steeds uren bezig.

 

Een kleine greep eruit. Rechtsboven: de cineaste Leni Riefenstahl (1902-2003) schoot hypermoderne films over de Reichsparteitage en over de olympiade in Berlijn in 1936: innovatie en technische perfectie in dienst van nazipropaganda. Na de oorlog waste zij haar haar handen in onschuld: ze was een cineaste; politiek interesseerde haar niet.

Middelste rij: een ansichtkaart met Hitler erop was altijd een aardig aandenken aan een partijdag. Daarnaast: Stormloop op de tram. Het moet erg druk geweest zijn in Neurenberg, tijdens zo’n partijdag.

Onderste rij: enkele herinneringen aan de hyperinflatie van 1922-1923. Duitsland dacht uit zijn financiële problemen te komen door de geldpersen flink aan het werk te zetten en stapels bankbiljetten bij te drukken. Dat pakte faliekant uit.

Ik heb er vaak een verhaal over gehoord van mijn oma. Oma en opa bezochten Berlijn op hun huwelijksreis in 1922. ‘Het geld was zo goed als niets meer waard. Onze portefeuilles puilden helemaal uit van de bankbiljetten. Als je een briefje van honderdduizend liet vallen, nam je niet eens de moeite om het op te rapen. Een tramrit kostte op een gegeven moment 1 miljoen Mark, en de volgende dag was de prijs al gestegen tot anderhalf miljoen. Een drama voor de spaarders. Mensen konden nog net een appel en een ei kopen van de spaarduiten die ze hun hele leven vergaard hadden’.

Werknemers werden er ook niet wijzer van. Het geld dat zij zaterdagavond ontvingen in hun loonzakje was maandagmorgen al weer flink in waarde gedaald.

In 1923 telde je niet eens meer in miljoenen maar miljarden, zoals blijkt uit dit knipseltje uit een Neurenbergse krant. Die publiceerde elke dag de koersen van onder andere levensmiddelen. Een tramrit kostte die dag 150 miljard Mark.

Een onhoudbare toestand. De regering besloot de geldpersen toch maar weer te stoppen en 12 nullen te schrappen van de prijzen, die dus door biljoen gedeeld werden om weer wat handzamere bedragen te krijgen.

Lunchtijd, alweer; ik heb uren doorgebracht in die beperkte tentoonstelling. Is hier ook wat te eten te krijgen? Jawel, een terras in overvloedig zonlicht, bij een Imbiss-kraam, helemaal aan de noordkant van de Dutzendteich, bij het gelijknamige spoorwegstation. Daar werden de honderdduizenden partijgangers aan- en afgevoerd. Tegenwoordig stopt er alleen nog de S-Bahn.

Zo’n partijdag; ik probeer me er een voorstelling van te maken. Hitler of Goebbels staan te brallen op een podium en de menigte brult op het juiste moment Sieg Heil. Wonderlijk genoeg worden hier, vandaag, 22 april 2023, inderdaad leuzen gescandeerd, die klinken uit duizenden kelen en tientallen luidsprekers, zo lijkt het. Erg attent, om het op deze manier helemaal realistisch te maken, denk ik.

Totdat ik besef dat die kreten uit het voetbalstadion komen en bedoeld zijn om de 1. FC Nürnberg aan te vuren. De wedstrijd is begonnen om 13:00 uur. 10 minuten later zwelt het geluid plotseling aan tot orkaankracht. De thuisploeg heeft de openingstreffer gescoord.

Gesterkt door een bord ‘Pommes’ ga ik nu de 2 Dutzendteiche ronden en de overblijfselen uit het Nazi-tijdperk bekijken. Langs de plassen staan overal informatieborden over wat er nog wel staat en wat niet meer.

De Kongresshalle is hier de meest opvallende Unvollendete, zoals gezegd. Het op het Colosseum in Rome gelijkende gebouw had 50.000 congresgangers onderdak moeten bieden. Maar een fatsoenlijk dak heeft er nooit opgezeten. In 1939 besloot men de bouw stil te leggen; na het uitbreken van WO II was er geen geld meer voor beschikbaar. Het al voltooide gedeelte is nu in gebruik als muziektempel bij het filharmonisch orkest van Neurenberg.

Aan de voet van deze half-affe kolos vindt op de dag dat ik hier ben, het Nürnberger Volksfest plaats. Dat wordt 2 keer per jaar gehouden: in april en augustus: 2 weken kermis en met enorme hoeveelheden bier besprenkelde feesten.

Dit is feitelijk een heel moedgevende wandeling: veel van wat er gestaan heeft, is inmiddels verdwenen of wordt nu gebruikt voor volstrekt apolitieke doeleinden. Nog moedgevender: sommige van de megalomane projecten waar Hitler en zijn architect Speer zo tuk of waren, zijn helemaal nooit voltooid of kwamen zelfs niet verder dan de bouwtekeningen.

Zoals de revolutie erom bekend staat, zijn eigen kinderen op te eten, zo at WO II de ambities op van Hitler met zijn Reichsparteitaggelände. Uiteindelijk zijn er maar 8 van die partijbijeenkomsten gehouden in Neurenberg: in 1927, 1929 en 1933 t/m 1938. In tussenliggende jaren was er soms geen geld voor beschikbaar in de partijkas, of weigerde de gemeente Neurenberg haar medewerking. En na 1938 ging al het geld naar kanonnen in plaats van boter.

 

Linksboven het documentatiecentrum dat momenteel gerenoveerd wordt. Daarnaast de Luitpoldarena met de Luitpoldhalle uit 1906. Die had het voordeel boven de Kongresshalle dat er wél een dak opzat. Tussen 1933 en 1938 werd hij gebruikt voor congressen. In 1945 werd de hal verwoest bij een bombardement.

Links op de middelste rij: station Märzfeld was bedoeld om bezoekers aan te voeren, maar was daarvoor te laat voltooid: in 1939. Het deed daarna dienst voor deportatie van Joden en transport van krijgsgevangenen en dwangarbeiders en na de oorlog als normaal spoorwegstation. In 1988 werd het station definitief buiten gebruik gesteld.

Rechts daarvan het Zeppelinfeld, een groot exercitieterrein dat na de oorlog nog een tijd gebruikt is als sportterrein van het Amerikaanse leger.

De grote tribune bij het Zeppelinfeld (foto hieronder) is in de loop van de decennia behouden gebleven, maar is erg krakkemikkig. Beklimmen is voor eigen risico. Als je het doet, wat ik niet doe, brokkelen er soms stukken steen af.  Er zijn plannen om het ding op te lappen.

Linksonder: het tentenkamp voor de deelnemers van de partijdagen. Later werd dit een doorgangskamp voor Joden, en werden er dwangarbeiders en krijgsgevangen gehuisvest. In de jaren 60 werd op dit terrein van vele vierkante kilometers de nieuwbouwwijk Langwasser gerealiseerd.

Rechtsonder: De Grosse Strasse, 60 meter breed en 2 kilometer lang; bedoeld voor militaire parades, maar op deze zaterdagmiddag een heel handig ruim parkeerterrein voor bezoekers van het Volksfest.

Niet op mijn foto’s: het ontwerp door Albert Speer van het Deutsches Stadion. Het sportstadion zou het grootste ter wereld moeten worden en had plek moeten bieden aan 400.000 toeschouwers. De hoogste ring zou 82 meter boven het maaiveld liggen (en wat zou je daar dan nog gezien hebben van de wedstrijd??)

Er is nog wel begonnen aan dit megalomane bouwwerk. Maar het kwam niet verder dan de bouwput. Die is vol water gelopen en je hebt er nu een meer waar je niet in mag zwemmen; het water is ernstig verontreinigd door een nabijgelegen vuilnisbelt.

Enfin, zo vergaat de glorie der wereld. Opnieuw een zee van geluid uit het stadion dat wél bestaat: 2-0 voor 1. FC Neurenberg, die de kelderkraker wint en 3 kostbare, heel erg belangrijke punten kan bijschrijven op zijn conto.

Voor de rest van deze middag heb ik het onzalige plan opgevat om te lopen naar de wijk Langwasser, en daar de U-Bahn lijn 1 te nemen terug naar het Hauptbahnhof. Maar ik blijk de afstanden op dit immense voormalige nazi-terrein zwaar onderschat te hebben. Wat me ook niet echt helpt: op een T-kruising sla ik af naar wat een op zaterdagmiddag volkomen verlaten, desolaat industrieterrein zal blijken. Na een half uur ijzerenheinig doorgestiefeld te hebben, kom ik toch nog tot het inzicht dat ik verkeerd zit, sjok terug naar de T-kruising en neem de andere tak.  

Een koninkrijk voor een bushalte! Na nog een stijve kilometer zie ik er een, en er komt meteen ook een bus aan; het geluk is weer eens met de domme!

De bus rijdt naar het centrum van Langwasser, waar ik vast wel zal kunnen overstappen op de U1. In Langwasser zie ik veel torenflats in bosschages. Een duidelijk ziektebeeld: de Bijlmer op z’n Duits. ‘Wohnen im Grünen’ was de slogan waarmee Neurenbergers gelokt werden om zich hier te vestigen.

Ik vind het een deprimerend geheel. De gedachte komt bij me op dat er nooit meer iets goeds had kunnen voortkomen uit een terrein waar zo veel mensen gevangen zijn gehouden en op hun deportatie hebben gewacht. Had het hele gebied niet definitief ten prooi gegeven moeten worden aan ondoordringbaar struweel en welig tierend onkruid? Maar aan de andere kant: er hebben hier wel 30.000 Neurenbergers hun woning, en misschien zijn ze wel aan Langwasser gehecht, zoals er ook Amsterdammers zijn die voor geen goud zouden willen verhuizen uit de Bijlmer.

Ik maak een paar U-Bahnritten, loop nog wat rond in de binnenstad van Neurenberg, en neem aan het eind van de middag de trein terug naar Augsburg.

 

Langwasser Mitte

Uitgeleid met gebeier

Zondagmorgen in het katholieke Beieren; de deelstaat luidt mij uit met klokgebeier. ik sta in Augsburg op het perron voor mijn terugreis die om 9:01 een aanvang gaat nemen. Die reis komt 9 uur en luttele minuten later tot een einde op mijn thuis-station Leiden Lammenschans. Nu alleen nog op huis aan, met die rolkoffer, die maar 3 wielen telt in plaats van 4. Waarom ook een nieuwe kopen?; hij rijdt nog.

Dit is wel een van de onoplosbare raadselen van ruim 25 jaar reisverhalen schrijven: waarom gebeurt er op de terugweg zelden iets noemenswaardigs, blijken mijn aantekeningen erover zoek of zelfs nooit gemaakt, en is er ook geen fotomateriaal beschikbaar?

Hoe dan ook: mijn Beierenreis is voltooid en daarmee dit lange groeidocument.

Frans Mensonides
4 juni 2023
Er geweest: woensdag 19 t/m zondag 23 april 2023

 


© Frans Mensonides, Leiden, 2023