Hoe Beiers wil je het hebben?
Viktualienmarkt, München
Ik bracht een 5-daagse minivakantie door in
de Duitse
deelstaat Beieren, dat wil zeggen: één dag heenreis, 3 dagen verblijf
en één
dag terug. Mijn standplaats was Augsburg, en ik maakte dagtochten naar
München
en Neurenberg: bliksembezoekjes aan de 3 grootste steden van Beieren.
Waarom zo kort, als pensionado, die ook
maandenlang had
kunnen wegblijven? Het waren maar 5 gestolen dagen, tussen 2 afspraken
in. Ik
zit in een paar medische
circuits voor wat ouderdomskwalen (wees gerust: naar
verwachting niets dodelijks).
Ik was op pad van woensdag 19 tot en met
zondag 23 april 2023.
Hieronder komt een verslag in 3 of 4 afleveringen.
Leiden Lammenschans – Augsburg Hbf als ‘Unsere
Lieblingsgast’ - Augsburg bij avond
- De Fuggerei; een hofje; wat zeg ik: een hóf!
Frankfurt (Main) Hbf
De winter was lang, en is feitelijk nog niet eens
echt
voorbij. Ik pak de draad weer op van mijn Interrail-reizen van vorige
zomer en
herfst. De laatste voerde in september 2022 naar Oostenrijk, plus in oktober
nog een overgeschoten dagje naar Lingen en Papenburg. Deze keer heb ik een
Interrail voor 4 dagen, op te maken binnen een maand.
Mijn rolkoffer heeft zijn beste tijd gehad en
bezit nog maar
3 wielen in plaats van 4, zo merk ik op weg naar station Leiden
Lammenschans,
waar ook deze reis begint en zal eindigen. Ik heb zoals gebruikelijk de
afgelopen dagen veel tijd besteed aan bedenken wat er allemaal zelfs op
zo’n
kort reisje mis kan gaan, en wat ik daaraan dan ga doen. Maar ik ben
vergeten om
te controleren of die koffer nog wel operationeel is.
Enfin, misschien koop ik voor de terugreis wel een
nieuwe
bij de Galeria, als die nog bestaat, want dat hángt er om. Nog op tijd
weet ik het
enige perron langs het enige spoor van Lammenschans te bereiken.
Neurenberg: Galeria in nood
Ik pak volgens mijn plan de Sprinter van 8:13 naar Utrecht
Centraal, daar de ICE 153 naar Frankfurt (Main) Hbf van 9:38, en daar,
als ik
de overstap haal, de ICE 597 Hamburg – Munchen Hbf van 13:50, die ik in
Augsburg ga verlaten.
Over de heenreis zou ik kort kunnen zijn, omdat
die voert
over routes die ik vorig jaar als Interrailer al eens heb afgelegd.
Maar ergens
kort over zijn ligt niet in mijn aard, dus dat ga ik toch maar niet doen.
Als je de ICE 153, Amsterdam – Frankfurt, opzoekt
in
reisplanners, zie je in vuurrode letters de waarschuwing staan dat hij
alle
dagen heel druk is. Je moet beslist een zitplaats reserveren als je met
die
trein mee wilt. Maar uit ervaring weet ik nu dat je in de 1e klas
altijd wel
een stoel vindt die nog vrij is.
Zo ook deze keer. Ik beland in een Ruhebereich:
een
stiltecoupé met 4 zitplaatsen, waarvan er alleen een bezet wordt door
een dame
die haar laptop aan het tevoorschijn halen is. Ik zie hier nergens
stoelnummers, of reserveringsbordjes. Je kunt blijkbaar niet reserveren
voor
het Ruhebereich; dus vandaar dat er ook niemand zit.
Die laptopster worstelt met het scharnierende
uitklaptafeltje, dat ze zo te zien met geweld uit elkaar probeert te
rukken. Ik
assisteer even met het uitklappen, en met het weggooien van haar
sinaasappelschillen, want het prullenbakje bij het raam krijgt ze ook
niet
open. Goeie god, ik dacht dat IK onhandig was!
Ze bedankt me voor mijn ‘hoelp’ en tikt verder op
die
laptop. Omdat het een stiltecoupé is, begint ze verder geen praatje met
me. Al
met al kan ik ongestoord naar buiten kijken.
We koersen richting Venlo en Mönchengladbach in
plaats van
Arnhem en Oberhausen. Dat laatste station verkeert in een grootscheepse
opknap-operatie,
waardoor er momenteel geen spoor meer beschikbaar is voor de ICE. Nu
stoppen we
in ’s-Hertogenbosch in plaats van Arnhem, en verder niet meer op
Nederlands
grondgebied.
Spotters hebben lucht gekregen van deze
omleidingsroute. Tussen
Deurne en Horst staat een rijtje fotograferende treinspotters de ICE op
deze
ongewone plek te fotograferen. Maar ik zit er lekker ín, dat is toch
een
plezieriger tijdverdrijf.
Voorbij Mönchengladbach stopt de ICE ongepland
even in
Noithausen; Nooithuizen is weer eens wat anders dan Nergenshuizen. De
treinsteward of hoe hij ook heet, deelt chocolaadjes uit voor ‘Unsere
Lieblingsgäste’.
‘Mag ik er twee?’, vraagt de laptopster gretig. Dat mag, en nou wil ík
er ook 2!
Naast een Ruhebereich heb je in een ICE ook een
Handybereich,
waar iedereen keihard in zijn telefoon zit te blèren en te tetteren,
stel ik me
voor.
We bereiken Frankfurt Hbf met lichte vertraging.
De
aansluitende trein is echter nog veel ernstiger vertraagd, bijna een
halfuur.
Nu heb ik ineens voldoende tijd voor een lunch én om dit immense
station even
te bewonderen.
Op het oog geschat bevat het nog meer vierkante
meters dan Hamburg Hbf.
Maar gemeten in reizigersaantallen moet Frankfurt Hamburg voor
zich dulden, en genoegen nemen met de 2e plaats in Duitsland: 450.000
per dag,
tegen 500.000.
Meer dan de helft van de ICE-lijnen in Duitsland
doet dit
station aan, hoewel er ook wat zijn uitgeweken naar Frankfurt
Flughafen. Frankfurt
Hbf telt 25 kopsporen voor de trein, en nog 4 ondergrondse voor de
S-Bahn en 4 voor
de U-Bahn.
Het probleem van de vertraagde
langeafstandstreinen hebben
ze blijkbaar bij Deutsche Bahn nog steeds niet opgelost. Op dit reisje
zal ik
er maar één keer in een zitten die bij benadering op tijd is.
Ik pak de ICE naar München voor het laatste stuk
naar
Augsburg. Toch nog een stuk dat ik vorig jaar niet heb afgelegd. Toen
reisde ik
over het boemellijntje Stuttgart – Ulm, waar we een dik uur deden over een
afstand van 94 km. Maar van de winter is er een nieuwe ‘Neubaustrecke’
geopend
die met hoge snelheid bereden kan worden.
Die route is 60 km lang en begint bij Wendlingen,
20 km ten zuidoosten
van Stuttgart. Hij snijdt een flink stuk af en doorkruist bovendien via
een
tunnel een bergmassief, de Swäbische Alb, een middelgebergte.
Met horten en stoten en wat inzinkingen klimt
de
snelheidsmeter uiteindelijk naar de 250 km/uur waarmee je hoopt te
reizen met
een hogesnelheidstrein. Het levert op het traject Stuttgart - Ulm een
tijdwinst
op van 20 minuten ten opzichte van de oude situatie.
Voorbij Ulm wordt omgeroepen dat de man die
daarnet een kop
thee heeft besteld, nog even moet terugkeren naar de restauratie. Wat
is er aan
de hand? Is hij vergeten te betalen, heeft hij twee theezakjes
meegenomen in
plaats van één, hadden ze hem er nog een koekje bij moeten geven,
hebben ze hem
per ongeluk een kop reinigingsmiddel gegeven, of….? Zo’n lange
treinreis is
toch een ideale gelegenheid om met een creatief brein tientallen
mogelijke
achtergronden te bedenken bij zo’n mededeling, van voor de hand liggend
tot
volkomen onwaarschijnlijk.
Ik logeer in hotel Ibis aan de Halderstraβe,
op zo’n 200 meter van het station. Die rolkoffer redt dat nog net.
Een stad die je overdag verlaat voor reizen naar
nog verdere
verten, leer je vooral kennen bij avond; de horecakwartieren en de
sfeervolle,
door lantaarns verlichte hoekjes. Augsburg is daar rijk aan.
Misschien komt het doordat ik er 4 avonden en
slechts één
ochtend doorbreng, maar de stad komt wat sluimerend, aangenaam rustig
provinciaal bij me over. Het is met 290.000 inwoners de 3e stad van
Beieren, na
München (1.490.000) en Neurenberg (510.000). Hij zit qua grootte in
tussen
Utrecht en Eindhoven, en zou in Nederland als een grote stad gezien
worden.
Van het drietal Beierse steden is Augsburg de
oudste; hij is
in 15 v. Chr. gesticht door de Romeinen en is genoemd naar hun
toenmalige
keizer Augustus. Augsburg staat te boek als industriestad en je hebt er
ook de in
Duitsland vrijwel onvermijdelijke Messe. In vroeger eeuwen verdiende
men de
kost in de textiel, maar in de 20ste werden er de beruchte
Messerschmitt-bommenwerpers
vervaardigd.
De stad werd in de Tweede Wereldoorlog, mede om
die reden,
zelf menigmaal onder vuur genomen door de geallieerden. Je weet in
Duitsland
nooit of de monumentale, historische gebouwen die je ziet, wel zo oud
zijn als
ze lijken. Maar in Augsburg is dat zelden het geval, en zie je vooral
wederopbouw van na WO II. Alleen de Dom (linksonder op de fotocollage),
waarvan
de oudste steen nog dateert van voor het jaar 1000, bleef redelijk
gespaard.
Een fotorondje in avondlijk Augsburg.
De achterkant van het
Rathaus. Kun je nagaan, hoe mooi de
voorzijde is!
Monument bij de Dom
Dit steegje met 16e-eeuwse panden, de Judenberg, loopt zoals vele andere Augsburger straatjes steil af naar de beek de Vorderer Lech (linksmidden op de collage hierboven). De veel bredere Lech zelf stroomt een kilometer meer naar het oosten. Het is een zijrivier van de Donau.
Op de ochtend van vrijdag 21 april is er in het hele land een
‘waarschuwingsstaking’ bij Deutsche Bahn. Pas na 11:00 uur zal het
treinverkeer
langzaam op gang komen. Voor mij een mooie gelegenheid om een ochtend
door te
brengen in de Fuggerei. Dat is naar zeggen van de Augsburgers het oudste
sociale
woningbouwproject ter wereld, een woonwijk voor minder bedeelden die
onlangs
zijn 500-jarig bestaan vierde.
Op dat ‘oudste’ is wel wat af te dingen. Zowel qua
sfeer als
qua doelstelling lijkt de Fuggerei wel wat op een Hollands hofje, en
die
bestonden al ver voor het jaar 1500. Hofje, zei ik? Dit is toch wel een
hóf, dat
2 hectare beslaat, met 140 woningen. Net al alles zijn in Duitsland ook
de
hofjes groter dan bij ons.
Het woningencomplex is gesticht door en genoemd
naar Jacob
Fugger (1459-1525), afkomstig uit een schatrijk bankiersgeslacht. De
Fuggers waren
de bankiers van koningen en keizers, onder meer die van Karel V. Zelf
bewoonden
zij een stadspaleis, annex pakhuis in de Maximilianstraβe
(niet op mijn foto’s).
Daar vond in 1518 een historische gebeurtenis plaats: De kerkhervormer Martin Luther werd er verhoord over de 95 stellingen tegen de aflaatprediking die hij het jaar daarvoor geponeerd had. Luther weigerde ze te herroepen, en de rest is geschiedenis. Behalve dan die aflaten (verkorting van de tijd die je ziel in het vagevuur moet doorbrengen). Die zijn verre van geschiedenis, en die kun je in sommige RK-streken ook in de huidige eeuw nog verkrijgen.
De eerste huisjes van de Fuggerei werden gebouwd
in de jaren
1510, maar Jacob Fugger tekende de officiële stichtingsakte eerst in
1521. De
Fuggerei was bestemd voor armlastige inwoners van de stad, die dan wel
het katholieke
geloof moesten belijden. Zij waren, naast dagelijkse gebeden voor het
zielenheil van de Fuggers, ook een huur verschuldigd van 1 gulden (een
Rijnse
gulden) per jaar. Mocht een bewoner weer boven Jan raken, dan moest hij
zijn
woning in de Fuggerei opgeven en op zoek gaan naar andere woonruimte.
Die stichtingsakte gold voor eeuwig. Tegenwoordig
bedraagt
de huur dus nog steeds 1 gulden, ofwel, ongerekend in moderne valuta,
88
eurocent per jaar. Dat is dan wel de kale huishuur, dus exclusief gas,
licht,
water, verwarming, kabeltelevisie en Wifi, zaken die Jacob Fugger zich
in zijn
stoutste dromen niet had kunnen voorstellen.
Het complex herbergt naast de woningen een
administratiegebouw,
een kerk en een restaurant. De huizen op de parterre hebben een
tuintje, en er
is een grotere gemeenschappelijke tuin. Ooit stond er een school voor
de
kinderen van bewoners en een ziekenzaal voor onder andere
syfilislijders.
Er wonen nu nog steeds zo’n 250 armlastige
Augsburgers. De Fuggerei
bedruipt zich onder meer met de inkomsten uit entreegelden. Naast een
woonwijk
voor armeren is de Fuggerei ook een van de populairste toeristische
attracties
van de stad. Het terrein is zeer fotogeniek en heeft enkele heel kleine
musea
over de geschiedenis van het complex en over het leven van de bewoners.
De tickets worden verkocht door een bewoonster. Ik
vraag me
af hoe het moet zijn om in een toeristische attractie te wonen; de hele
dag
drommen toeristen langs je raam. Het zal op den duur wel wennen, hoop
ik.
Om 20:00 uur is het sluitingstijd. ’s Avonds om
22:00 uur gaat
ook voor de bewoners de poort dicht, tot 5:00 uur de volgende morgen.
Je komt
er dan alleen nog in of uit door 50 cent (na middernacht 1 euro) te
betalen aan
de nachtwaker. Dit is een stad-in-een-stad, compleet met muren en
stadspoorten.
Josef Fugger in eigen persoon
Een van de mini-musea op het terrein is de
openbare schuilkelder,
gebouwd in 1943. Daar wisten in de nacht van 25 op 26 februari 1944 200
Augburgers zich het leven te redden bij een bombardement van de geallieerden. Bij dit
bombardement
kwamen elders in de stad honderden
Augburgers
om het leven en raakten er 80.000
dakloos. Driekwart van de Fuggerei en ongeveer evenveel van de stad als
geheel
was verwoest. De wederopbouw van de Fuggerei was pas in 1973 voltooid.
500 jaar armenzorg, in vrede en in oorlog… In
1642, tijdens de
Dertigjarige Oorlog, was de Fuggerei al eens verwoest door de Zweden.
Rond
dezelfde tijd werd Dorothea Braun, bewoonster van en ziekenverzorgster
in de
Fuggerei, als heks verbrand. In 1941 werd Aloisia Kempter, een vrouw
met een
verstandelijke beperking, gedeporteerd en vermoord door de nazi’s.
Beide vermoorde vrouwen worden hier tot de dag van
heden herdacht,
evenals Franz Mozart, een metselaar die blijkbaar de eindjes niet aan
elkaar
kon knopen en hier de laatste 13 jaar van zijn leven sleet. Zijn naam
zou
vermoedelijk niet aan de vergetelheid ontrukt zijn als hij niet de
overgrootvader was geweest van Wolfgang Amadeus Mozart.
De Fuggerei blikt terug op een half millennium vol
harde en soms
betere tijden, maar blikt ook vooruit: Next 500, heet het hier,
opwekkend.
De authentieke zonnewijzer aan de gevel van de
kapel wijst
10 uur. Dan is het in werkelijkheid 11:00 uur, want ook Duitsland heeft
in maart
de klok een uur vooruit gezet. Dit is het tijdstip dat de
werkonderbreking bij
DB is afgelopen. Ik pak vanmiddag de trein naar München. Maar eerst
neem ik nog
even tramlijn 1, die bijna bij de Fuggerei voor de
deur stopt, naar het eindpunt in de wijk Lechhausen
langs de rivier de Lech.
Eindhalte van lijn 1
bij het Neuer Ostfriedhof in Lechhausen
Augsburg is een maatje te klein voor het
tafellaken van een
U-Bahn. De tram is het voornaamste middel van stadsvervoer, met (anno
2018)
150.000 passagiers per werkdag. Het metersporige tramnet is 50 km lang
en telt
5 reguliere lijnen en 2 speciale: naar het stadion van FC Augsburg als
die club
thuis speelt, en een versterkingslijn naar de Messe als daar een
drukbezocht evenement
is.
De tram overschrijdt de grens naar de
buursteden/-dorpen
Friedberg, Königsbrunn en Stadtbergen. Hij reed totaan corona op
werkdagen
overdags hoogfrequent: om de 5 minuten. Tijdens de coronacrisis werd dat teruggebracht tot een nog alleszins
acceptabele 7½-minutendienst. Deze dienstregeling geldt nog steeds
(corona is
er trouwens ook nog steeds).
Lange slierten van trams kronkelen zich door de
soms heel
smalle en heel steile straatjes in het centrum, met een hellingshoek
tot 11%.
De meest voorkomende tramtypes zijn de Siemens Combino en de Flexity
Cityrunner
van Bombardier, beide 7-baks wagens van ruim 40 meter lengte.
De geschiedenis van de tram in Augsburg loopt
aardig
parallel met die van Ulm
en Innsbruck,
waar ik vorig jaar was: begonnen in de 19e eeuw, in de jaren 70
van de 20ste bijna opgedoekt en later
toch nog tot nieuwe bloei gekomen.
In de 21ste eeuw floreert de tram van Augsburg als
nooit
tevoren. Er liggen plannen op de tekentafel voor uitbreiding van het
tramnet
met nog eens een kleine 10 km; zo komt er een nieuwe lijn naar het
academisch
ziekenhuis.
Vergelijk dat eens met Amster- en Rotterdam:
afschaling,
inkorting en opheffing van lijnen; ik schreef er laatst over. Misschien
is de
aanwezigheid van een metro / U-Bahn in een stad de pest voor een
tramnet; wie
zal het zeggen… Er kan maar één vervoerswijze het paradepaardje zijn.
Dé halte van Augsburg is de Königsplatz in het
centrum: tram-
en busknooppunt (onderste 3 foto's). Alle 5 de tramlijnen doen deze
halte aan. Het is een
tijdhalte; er wordt gewacht op de vertrektijd volgens dienstregeling.
Het ruime plein wordt omringd door tramrails en
halteperrons. Twee zelfs voor Duitse begrippen potige bewakers in
oranje hesjes
handhaven de orde. Geen al te zware taak, vanavond; woensdagavond
is in
Augsburg niet echt een stappersavond.
De tramlijnen 1 en 2 doen het Hbf niet aan. Lijnen
4 en 6
hebben er hun eindpunt, lijn 3 rijdt erlangs. Lijnen 3, 4 en 6 komen
langs mijn
hotel. Bij het station is er een lus voor de 2 lijnen die niet verder
rijden.
De halte daar ligt erg ongelukkig; vanaf het station moet je het
rommelige
stationsplein en een drukke straat oversteken.
Dat gaat veranderen. Het gerenoveerde station
krijgt een
tramtunnel onder de treinsporen door, waarvandaan je de treinperrons
kunt
bereiken. De tunnel is in ruwbouw gereed; de afzink begint schuin
tegenover mijn
hotel – bij de chinees op de hoek, waar ik met goed zoeken op de kaart
zelfs nog
een gerecht wist te vinden dat niet bestaat uit grote bergen vlees.
Hoe sfeervol!, zo’n tram op een regenavond in een smal
straatje, waar hij in Rotterdam uitgepest zou worden.
Een rit binnen de gemeente Augsburg kost 2
strippen; voor
elke zone daarbuiten één strip extra. Het lijkt erg op het systeem dat
in
Nederland ooit gangbaar was. Met 2 uitzonderingen: voor een kort
traject (Kurzstrecke)
van maximaal 4 haltes hoef je maar één strip af te stempelen. En voor
ritten
tussen 9 haltes in het centrum (zie het kaartje), waaronder Hauptbahnhof en Königsplatz,
betaal
je helemaal niets. De gemeente hoopt zo het gebruik van het OV te
stimuleren onder
bezoekers van het winkelhart.
Ik weet niet hoe het komt, maar in de tram hoor ik
nooit het
geluid van de stempelmachine. Voor de kaartjesautomaten bij de haltes
staan ook
nooit drommen reizigers in de rij. Ik ga er maar vanuit dat de meeste
klanten
van de tram een Abo op hun Handy hebben, want dat kan ook.
Het zou ook kunnen zijn dat er hier massaal wordt
zwartgereden,
of dat vele reizigers nog reizen op een verfomfaaid, verlopen
9-Euro-Ticket van
augustus 2022 dat nog in hun portefeuille zit. Maar dat lijkt me erg
on-Duits.
Op plakkaten in de tram worden strengere controles
aangekondigd, met boetes van 60 euro voor zwartrijders. Maar ik heb in
5 dagen
tijd geen controleur gezien.
In het centrum hoef je, zoals gezegd, geen kaartje
te hebben
in de tram. Je bent dan wel verplicht om aan een controleur, mocht die
onverhoopt een keer instappen, te melden dat je gratis aan het reizen
bent in de
centrumzone, en te beloven, je rit niet daarbuiten voort te zetten.
Zo’n volkomen overbodige regel vind ik nou weer
wel echt
Duits. Ik bedoel: je zou de controleurs ook kunnen instrueren om geen
kaartjes te
controleren in het centrum. Toch?
Frans Mensonides
Dit
is het vervolg op het stuk hierboven over mijn 5 dagen in de 3 grootste
steden van Beieren. De lezer kan gewoon doorlezen, maar ikzelf
onderging tussen het schrijven van het hoofdstuk over Augsburg en dat
wat je nu leest, mijn langverbeide ingreep met roesje en ruggenprik.
Op de dag dat ik dit schrijf is het voor mij nog een volkomen open
vraag wanneer ik mijn reizen als De digitale reiziger kan hervatten. In
de tussentijd kan ik in ieder geval de verhalen over München en
Neurenberg nog op ‘papier’ zetten.
Aan de betrekkelijk korte afstand Augsburg – München, ruim 60
km, offer ik maar geen Interrail-dag op. Ik wil ook nog een dag
naar Brussel. Even een kaartje trekken uit de automaat.
Terug
naar de reis op donderdag per ICE van Augsburg naar München Hbf. Deze
trein is zijn rit naar München vanmorgen vroeg begonnen in Keulen en
heeft maar 10 minuten vertraging, weinig, voor Duitse begrippen. Hij
stopt alleen op Pasing en legt de 62 km naar Hbf af in een
halfuur.
Er ligt hier maar één
spoor per richting. Zo’n systeem is wel kwetsbaar. Er is daarom een
Zweite Stammstrecke in aanleg. Die komt parallel te lopen aan de
eerste, en bestaat uit een geheel ondergronds traject, met maar 4
stations: Laim, Hbf, Marienplatz en Ost. De treinen gaan er rijden met een
maximum snelheid van 120 km/uur. Daarmee kan per rit van oost naar west
of vice versa 10 minuten tijd bespaard worden.
4 maal de U-Bahn van München: afdaling in de diepten van Station Marienplatz – uitzicht op een oud beestje – een moderne wagen met doorkijk van achteren naar voren – ook lijn U2, als je het op z’n Engels uitspreekt als JoeToe, kan leiden tot muzikale oorwurmen.
Genoeg over bier!; laten we de U-Bahn eens gaan verkennen. Die is indrukwekkend qua opzet en ook qua passagiersaantallen. Op werkdagen maken er maar liefst 1.300.000 passagiers gebruik van, en dat is ongeveer evenveel als de S-Bahn en de tram bijelkaar.
Het U-Bahn-net van München is 103 km lang, en de overgrote meerderheid ervan ligt in tunnels. Het net telt 6 reguliere lijnen, één spitslijn en één gelegenheidslijn, die gezamenlijk 96 stations bedienen. Er is, in tegenstelling tot steden als Keulen en Düsseldorf, geen integratie met het tramnet.
De Münchense U-Bahn is ongeveer even uitgestrekt als die van Hamburg, een stad die wel een maatje groter is. Maar het net van München ziet er op de plattegrond veel gestroomlijnder en strakker uit, zonder de haarspeldbochten die in Hamburg zo opvallen: korte, rechte lijnen. Alleen lijn U6 waagt zich een stukje buiten de gemeentegrenzen en bedient de universitaire campus in buurgemeente Garsching.
Het net is gebouwd rond een centrale driehoek in het centrum van de stad: de stations Hauptbahnhof, Sendlinger Tor en Odeonsplatz. Elke lijn doet precies 2 van die 3 overstapstations aan. Dat betekent, dat je nooit meer dan één overstap nodig hebt om van het ene U-Bahnstation naar het andere te reizen. Het is een opzet die je in veel Europese steden ziet – steden die dan wel een wat uitgebreider metronet hebben dan de metropolen in de Lage Landen.
Ook indrukwekkend is het tempo waarin het U-Bahn-net in München is aangelegd. Het huidige lijnennet is grotendeels gerealiseerd in een periode van nog geen 35 jaar. De eerste 2 U-Bahn-lijnen reden pas in 1971 en 1972, veel en veel later dan in Hamburg en Berlijn.
Ze kwamen nog net op tijd af voor de opening van de XXste Olympische Zomerspelen in München. Eén van die 2 lijnen, U3, verbond en verbindt de binnenstad met het Olympiazentrum, dat 50 jaar later nog steeds bestaat. Die lijn ga ik nu maar eens doen. Ik pik hem op op de Marienplatz, tussen Sendlinger Tor en Odeonsplatz. De lijn rijdt met het modernste doorloopmaterieel, 6 bakken met ca. 250 stoelen.
Bij het station Olympiazentrum vind je ook het hoofdkantoor en een museum van de roemruchte 4-wielerfabriek BMW (Bayerische Motoren Werke). En tussen het station en het Olympische Park kruis ik een zoveelbaans ringweg waar ik ze in de middagspits bumper aan bumper zie rijden, te midden van hun concurrenten.
Een BMW schijnt iets te zijn; als je die bezit, al is het maar als lease-bak, dan heb je het gemaakt in het leven. Opvallend is wel, dat in het volkomen autogekke Duitsland het openbaar vervoer toch ook nog zoveel klanten trekt.
De Olympische gebouwen zijn eerder indrukwekkend dan mooi. En ook heel herkenbaar; ik heb die spelen indertijd op de voet gevolgd. Bij aantrekkelijker weersomstandigheden dan die van vanmiddag - een doordringende, klamme mist - moet het park van meer dan een vierkante kilometer een aangename wandeling opleveren. Het heeft een ruime opzet: weiden, waterpartijen, een heuvel. Ze staan er allemaal nog: het olympisch stadion, de indoorhal en de zwemhal, en dienen nu onder andere voor tentoonstellingen en manifestaties, maar er worden ook nog steeds sportwedstrijden gehouden.
Ik weet nog steeds niet waardoor ik zoveel aantrekkingskracht voel voor zwarte bladzijden en black spots in de historie; ik ben er nog steeds niet voor in analyse gegaan. Maar dit is er ook een; ik realiseer het me nu pas, nu ik hier rondloop.
De spelen van 1972 waren vooral bedoeld als Wiedergutmachung voor die van 1936, in Berlijn, de spelen die ontaard waren in nazipropaganda, met Hitler op de eretribune. De eerste ruime week in München, na de opening op 26 augustus 1972: geen wanklank, geen vuiltje aan de lucht; exact het sportfestijn zoals Baron de Coubertin dat ooit bedoeld had.
Toen vond er op dinsdag 5 september een terreuractie plaats: de Palestijnse Zwarte September doodde 2 Israëlische deelnemers en gijzelde er 9, die later bij een volkomen mislukte bevrijdingsactie allen om het leven zouden komen.
Daarna was het natuurlijk de vraag, of de spelen nu niet beter afgelast zouden kunnen worden. Ik herinner me felle discussies in de middelbare schoolklas waarin ik toen zat. Zoals ik er zelf tegenaan keek, kon je maar 2 dingen doen, een keuze tussen 2 kwaden: de spelen door laten gaan (wat een klap in het gezicht zou zijn voor de nabestaanden van de slachtoffers) of ze afgelasten (waarmee je zou buigen voor terreur).
Het toenmalige Olympische opperhoofd Avery Brundage verklaarde dat ‘The Games must go on’. Daarmee haalde hij zich zware kritiek op de hals, wat bij een negatieve beslissing ongetwijfeld ook het geval geweest zou zijn. Er werd nog een week met onverminderde hartstocht gestreden om de medailles, maar voor vrijwel iedereen was het plezier er wel af.
Ik pak de U-Bahn terug naar de binnenstad.
De volgende dag, vrijdag, keer ik nog een keer terug vanuit mijn standplaats Augsburg naar München, voor de Alte Pinakothek. Zoals hierboven al gemeld, is er tot 11:00 uur een stakingsactie van het treinpersoneel. Daarna komt het regionale treinverkeer sneller op gang dan het snelverkeer (ICE, IC en EC). Niet verwonderlijk, want dat wil zelfs op normale dagen vaak al niet op gang komen.
Na de lunch neem ik een boemeltrein naar München en stap daar over op tram 27 naar de Pinakotheken. Meervoud, want je hebt er meer. Naast de Alte heb je ook de Neue, met werken uit de 19e eeuw, en de Pinakothek der Moderne, met hedendaagse kunst. Pinakothek is Grieks voor een kunstcollectie.
De Alte Pinakothek werd geopend in 1836 op initiatief van koning Lodewijk I van Beieren. Het was indertijd het grootste museumgebouw ter wereld. Het bevatte wat het nog steeds bevat, een bonte verzameling schilderijen uit de periode 1300–1800.
Ik betreed een van de merkwaardigste musea die ik ooit gezien heb (waar ik wel bij moet zeggen dat ik nooit in het Louvre in Parijs geweest ben, dat wel een overtreffende trap zal zijn in overvloed, met zijn 30.000 schilderijen).
Het gebouw is een duidelijk voorbeeld van vergane glorie; het walmt verval. Verder is de overgrote meerderheid van de liften defect en ontbreekt vrijwel overal de bewegwijzering en de zaalnummering
Het museum telt tientallen zalen met schilderijen, schilderijen en schilderijen. Sommige hangen waar je ze graag ziet hangen: op de ooghoogte van een gemiddelde volwassene. Maar zeker de helft is aangebracht onder de hanenbalken van die metershoge zalen. Je moet het hoofd in de nek werpen om ze te zien. Ja, ik snap dat wel: dan kun je er veel meer in één zaal proppen.
De schilderijen zijn de afgelopen 200 jaar altijd ingedeeld op eeuw van vervaardigen en op land van herkomst. Maar onlangs is men erachter gekomen dat je schilderijen ook thematisch bij elkaar kunt plaatsen. Men is aarzelend begonnen, schilderijen te verhangen. Maar dat is me nogal een klus, gezien de hoeveelheden die hier geëxposeerd worden. Dus ik schat dat nog jarenlang alles lekker door elkaar hangt; een enorme janboel, vind ik het, eerlijk gezegd.
De verklarende teksten naast de schilderijen zijn geschreven in akelig kleine lettertjes. En oh jee!, ik heb mijn bril niet bij me. Ik, slechts heel licht bijziend, zie 95% van de dingen die ik moet zien, zonder bril, en zet die fok daarom vrijwel nooit op. Dat heeft tot gevolg dat ik hem meestal ook vergeten blijk te zijn op momenten dat ik hem goed zou kunnen gebruiken. Een toneelkijker was ook niet slecht geweest, voor de schilderijen bij het plafond. Staat bovendien nog erg interessant, ook; de ware connaisseur!
Als ik mijn neus op de teksten leg, om ze beter te kunnen lezen, gaat er een alarm af. Ik ben nu ook te dicht bij de tentoongestelde werken gekomen, en een suppoost schiet toe. Die verschutting gaat me geen 2e keer overkomen! Dan trekt hij ongetwijfeld de gele kaart, en bij verdere recidive zal ik met pek en veren op een tramrail het gebouw uit worden gedragen.
Dit is toch wel een volkomen achterhaalde manier om een op zich heel indrukwekkende museumcollectie te presenteren. Zo’n museum zou zich moeten richten op museumzalen en tentoonstellingen met een beperkt aantal werken over één thema. En dat liefst met een heldere context: met informatiepanelen, guided tours op je phone en videopresentaties. Het soort tentoonstellingen waar we in Nederland verwend mee zijn, kortom.
Onbegonnen werk om mijn traditionele museum-top-5 samen te stellen in deze ‘pijnapotheek’ (vindt mijn aantekenapp), sorry: Pinakothek. Ik beperk me tot de zalen met kunst uit de Niederlände, en daarbinnen nog vooral tot de werken van stadsgenoten. Waarom niet, een kleine 1000 km reizen om werken uit eigen stad te zien? In Leiden kun je ze niet zien; daar hangen ze niet, want ze hangen in München. Zie het maar zo, dat ik ze achterna gereisd ben.
De Pinakothek beschikt wel over een mooie online-collectie, waarop je de schilderijen beter ziet dan tijdens een bezoek, dat je dus net zo goed niet zou kunnen afleggen. Bij elk schilderij link ik naar de online-versie. Er zijn ook 2 schilders uit Haarlem bij; de nrs. *1* en *2*; ik maak er gewoon een regionaal gebeuren van.
*1* Jacob van Ruisdael (1628/9 – 1682), Flachlandschaft mit Ansicht von Ootmarsum. ca. 1660/1665
Bij bezoeken in 2005 en 2015 aan het sympathieke Twentse ministadje Ootmarsum, met zijn erg buitenissige inwoners, gewoontes en tradities, leerde ik dat Ton Schuiten in die regionen verreweg de meest gevierde moderne schilder is. Maar al 300 jaar voor hem had van Ruisdael het coulissenlandschap afgebeeld.
*2* Philips Wouwerman (1619-1668), Winterlandschaft mit Eisbahn, ca. 1655/1660
Taferelen uit de ‘Kleine ijstijd’ waarnaar we in ons tijdperk van opwarming soms zo intens terugverlangen.
*3* Jan Steen (1626-1679), Schlägerei in einer Schenke (1664)
Een knokpartij in een kroeg, een dronken woesteling die met 2, 3 man in bedwang moet worden gehouden: typisch een onderwerp voor Jan Steen. Omdat de moraal ook niet mag ontbreken, staat op het briefje boven de haard een tekstje over alcoholmisbruik.
Een paar weken geleden liep ik te wandelen in Warmond, waar Jan Steen ook nog gewoond heeft en waar in een steegje aan de muur een informatiepaneel over de schilder hangt. ‘Wist u dat meneer, dat Jan Steen in Warmond heeft gewoond?’, vroeg me een Warmonds jongetje van een jaar of 10, met gepaste trots.
Ja, dat wist ik. In Leiden heeft hij ook gewoond en, net als Rembrandt, zelfs op dezelfde middelbare school gezeten als ik. Goed, die school is sedertdien een paar maal verhuisd, en een paar keer van naam veranderd, maar het is en blijft dezelfde school!
Ja, dat wil toch iedereen, zich een beetje verbonden voelen met de groten uit de geschiedenis? Daarvoor reis je toch een dagmars per trein, om de namen te zien van dorps-, stads- of schoolgenoten in een beroemd buitenlands museum?
*4* Gabriël Metsu (1629-1667), Die Köchin, ca. 1665
Zoals deze Leidenaar, die misschien ook wel op diezelfde school zat; ik heb nooit iets gelezen over zijn jeugd. Aan deze kampioen van het realisme heb ik al eens een FHM’etje gewijd. Dit schilderij is er een met een vette knipoog. Zowel het konijn als de kip staan symbool voor vruchtbaarheid. Die dame lijkt iets in de zin te hebben…
*5* Lucas van Leyden (1494 – 1533), Verkündigung an Maria (1522)
Volgens een biograaf was Lucas van Leyden een ijdel en praatziek man, tuk op dure kleren. Maar dat mag iemand wel vergeven worden die zulke prachtige schilderijen maakte. Zijn drieluik Het laatste oordeel is hét topstuk van Museum De Lakenhal in Leiden.
Er is een groepje scholieren binnengekomen die uitleg krijgen over een schilderij in de hoek. Het alarm is denkelijk even uitgeschakeld. Een jongetje is het allemaal teveel geworden. Hij is languit neergeploft op een bankje. Ik verwacht ieder moment dat de stem van de juf door de ruimte gaat galmen: ‘Hee, hee, hee, jongeman, ik vertel dit allemaal ook voor JOU, hoor!’
Maar dat gebeurt niet. Ach, weet je wat?, zal ze wel denken, láát hem maar even. Hij heeft nou eenmaal een gebruiksaanwijzing. Hij heeft het al niet gemakkelijk met zijn autisme / Asperger / PDD NOS / ADHD / concentratieproblemen / dyscalculie / dyslexie / hoogbegaafdheid / hoogsensitiviteit / overprikkeldheid [doorhalen wat niet van toepassing is]. Hij trekt wel weer bij.’
Wat ik zelf ook doe in de tram terug naar het centrum. Tram 27 rijdt tussen het autoverkeer in en is zo’n lijn die in Rotterdam opgeheven zou worden. In München heeft de tram de afgelopen halve eeuw zwaar moeten inleveren aan de U-Bahn, maar is er nog een bescheiden tramnet in stand gebleven.
Ik zie buiten ergens het woord ‘Polizeipräsidium’ staan en denk nu pas, voor het eerst in anderhalve dag München, aan inspecteur Derrick en aan Harry (hol schon mal den Wagen). Het is alweer een jaar of 10 geleden dat Derrick gecanceld werd, of liever: Horst Tappert, die hem vertolkte, en fout was geweest in de oorlog (zie dit FHM’etje). Sedertdien heeft niemand meer gehoord van de inspecteur met de ellenlange filosofieën en de diepe wallen onder de ogen. Een slechte zaak, want wie moet nu het Münchens geboefte opsporen, verhaften en ins Präsidium wegvoeren?
Soit, mijn bezoek aan de hoofdstad van Beieren zit erop. Dit stukje wordt nog één keer vervolgd.
Frans Mensonides
Ik had het hierboven over mijn interesse voor zwarte
bladzijden en black spots in de geschiedenis. En het kan weer niet op, deze
vakantie in Beieren. Ook vandaag, zaterdag 22 april 2023, bezoek ik weer zo’n
soort ‘attractie’; het Reichsparteitaggelände (Rijkspartijdagterrein) in
Neurenberg.
Het Reichsparteitaggelände was in de nazitijd de locatie
waar Hitlers NSDAP zijn jaarlijkse partijdagen hield, voor honderdduizenden
partijleden. Je kon er luisteren naar toespraken van de Führer en militaire
parades bijwonen.
Het terrein met een oppervlakte van maar liefst 16 km2 lag in het zuidoosten van Neurenberg rond twee waterplassen, de Groβer en Kleiner Dutzendteich. Dat is weer zo’n instinker waaraan het Duits zo rijk is: Teich betekent geen dijk, maar vijver, plas.
Voordat Hitler er neerstreek was dit een recreatiegebied, en
dat is het anno 2023 opnieuw. Dat is al een feit dat de burger moed geeft; de
nazitijd was uiteindelijk toch niet meer dan een tussenfase in de geschiedenis
van dit stuk stad.
Vorige zomer deed ik 2 dagen Neurenberg, en bezocht ik de
gerechtszaal van het Neurenberg-tribunaal; het enig echte. Het
wappie-tribunaal Neurenberg 2.0 ging niet door; de organisator bleek de door
hem geworven fondsen verduisterd te hebben.
Ik vond het teveel van het goede om diezelfde middag nog een
2e excursie te doen naar WO II, ging op visite bij Albrecht Dürer en bewaarde het
Reichsparteitaggelände voor een andere gelegenheid. Die zich op deze zaterdag
voordoet.
Augsburg ligt 136 spoorkilometers van Neurenberg. De ICE 1706
van 9:13 legt deze afstand af in 5 kwartier, met een snelheid van 140 à 200
km/uur. Hij komt uit München en moet helemaal naar Hamburg, en is nu al weer 6
minuten te laat. Vertrekt er ooit wel eens een ICE op tijd??
Onderweg wordt, zowel op mijn heen- als terugweg, alleen
gestopt in Donauwörth (links op de foto). Donauwörth, nooit van gehoord; ik geloof dat ik dit
traject nog nooit eerder heb afgelegd. Het
gaat niet overal even snel; soms stapvoets door dennenbossen langs flitsende
waarschuwingslichten. Je hebt hier in deze wat afgelegen streek ook niet overal
bereik op je phone.
Er wordt omgeroepen dat er op het toilet een
Nordic-walkingstick is achtergebleven. In mijn coupé deelt een rollator
hetzelfde lot. Het lijkt op die mop met een baard: aan het eind van de rit is
er in de trein een loophulpmiddel achtergebleven van iemand die het blijkbaar
niet meer nodig had en spontaan is genezen van slecht-ter-been-zijn.
Ik wil een conducteur informeren over die rollator. Wat is
een rollator in het Duits? Een Gehhilfe, maar ook wel: Rollator; Der Rollator.
Maar de rechtmatige eigenares ervan komt hem al ophalen.
Ook in Neurenberg kun je een dagkaart kopen
voor het complete stadsvervoer: bus, tram en U-Bahn; 9 euro. Ik pak tram 8 naar
de eindhalte Doku Zentrum, waarvandaan de tram onder lijnnummer 6 terugrijdt
naar de binnenstad. Enkele medepassagiers zijn supporter van de 1. F.C. Nürnberg.
Die spelen in een stadion op het v/m Reichsparteitaggelände. Net als die 2 recreatieplassen
Dutzendteich was die arena er al vóór Hitler en is hij er nog steeds. In het Nazi-tijdperk
was het in gebruik bij de Hitlerjugend.
FC Nürnberg speelt vanmiddag tegen Fortuna Düsseldorf. De
club uit Neurenberg staat diep in het rechterrijtje van de Zweiter Bundesliga, het
Duitse equivalent van de Keukenkampioendivisie. Nou, die zijn dan wel afgezakt!
Ze zijn toch ooit kampioen van de Bundesliga geweest? Ja, ze speelden een keer
tegen Ajax in de Europacup 1, in de tijd dat dat alleen was voorbehouden aan
landskampioenen en niet voor de nummers 2, 3 en 4.
Was dat niet in 1968? Ja, dat was in 1968. Ajax behaalde met
moeite en op de valreep een 1-1 gelijkspel in Neurenberg. Maar in Amsterdam speelden
de Ajacieden de Neurenbergers compleet van de mat: 4-0. Die wedstrijd liep uit
de klauwen; vuurwerk op het veld en mensen die er niks te zoeken hadden;
politie met honden. Ik zeg het erbij voor mensen die denken dat zulke taferelen
kenmerkend zijn voor het verdorven late-coronatijdperk van nu.
Ik keek naar die wedstrijd met mijn buurjongen en we hadden
er het commentaar op van 11-jarigen die 100% zeker weten dat ze het bij het
rechte eind hebben met hun analyses. Wat ik wel bijzonder vind, is het feit dat
ik me een wedstrijd Europees voetbal van 55 jaar geleden nog weet te herinneren,
terwijl ik die van vorige maand in de Wikipedia moet opzoeken.
Maar daar gaat dit stukje helemaal niet over. Het Doku
Zentrum waar dat trameindpunt naar genoemd is, vertelt alles over de
Reichsparteitaggelände, van de voorgeschiedenis in de Weimarrepubliek tot en
met de nasleep in deze eeuw. Het centrum is in 2001 geopend in een moderne
opbouw bovenop de Kongresshalle die behoort tot de vele onvoltooide gebouwen
uit het Nazitijdperk (linksboven op de foto ergens hieronder).
Het centrum is momenteel gesloten wegens renovatie. Maar er
is een beperkte tijdelijke tentoonstelling ingericht in een gebouw ernaast. Dat
is dan wel ‘beperkt’ naar Duitse maatstaven; als je hier alle informatiepanelen
leest en bekijkt, ben je nog steeds uren bezig.
Een kleine greep eruit. Rechtsboven: de cineaste Leni
Riefenstahl (1902-2003) schoot hypermoderne films over de Reichsparteitage en over
de olympiade in Berlijn in 1936: innovatie en technische perfectie in dienst
van nazipropaganda. Na de oorlog waste zij haar haar handen in onschuld: ze was
een cineaste; politiek interesseerde haar niet.
Middelste rij: een ansichtkaart met Hitler erop was altijd
een aardig aandenken aan een partijdag. Daarnaast: Stormloop op de tram. Het
moet erg druk geweest zijn in Neurenberg, tijdens zo’n partijdag.
Onderste rij: enkele herinneringen aan de hyperinflatie van
1922-1923. Duitsland dacht uit zijn financiële problemen te komen door de geldpersen
flink aan het werk te zetten en stapels bankbiljetten bij te drukken. Dat pakte
faliekant uit.
Ik heb er vaak een verhaal over gehoord van mijn oma. Oma en
opa bezochten Berlijn op hun huwelijksreis in 1922. ‘Het geld was zo goed als
niets meer waard. Onze portefeuilles puilden helemaal uit van de bankbiljetten.
Als je een briefje van honderdduizend liet vallen, nam je niet eens de moeite
om het op te rapen. Een tramrit kostte op een gegeven moment 1 miljoen Mark, en
de volgende dag was de prijs al gestegen tot anderhalf miljoen. Een drama voor
de spaarders. Mensen konden nog net een appel en een ei kopen van de
spaarduiten die ze hun hele leven vergaard hadden’.
Werknemers werden er ook niet wijzer van. Het geld dat zij
zaterdagavond ontvingen in hun loonzakje was maandagmorgen al weer flink in
waarde gedaald.
In 1923 telde je niet eens meer in miljoenen maar miljarden,
zoals blijkt uit dit knipseltje uit een Neurenbergse krant. Die publiceerde
elke dag de koersen van onder andere levensmiddelen. Een tramrit kostte die dag
150 miljard Mark.
Een onhoudbare toestand. De regering besloot de geldpersen toch
maar weer te stoppen en 12 nullen te schrappen van de prijzen, die dus door
biljoen gedeeld werden om weer wat handzamere bedragen te krijgen.
Lunchtijd, alweer; ik heb uren doorgebracht in die beperkte
tentoonstelling. Is hier ook wat te eten te krijgen? Jawel, een terras in
overvloedig zonlicht, bij een Imbiss-kraam, helemaal aan de noordkant van de
Dutzendteich, bij het gelijknamige spoorwegstation. Daar werden de honderdduizenden
partijgangers aan- en afgevoerd. Tegenwoordig stopt er alleen nog de S-Bahn.
Zo’n partijdag; ik probeer me er een voorstelling van te
maken. Hitler of Goebbels staan te brallen op een podium en de menigte brult op
het juiste moment Sieg Heil. Wonderlijk genoeg worden hier, vandaag, 22 april
2023, inderdaad leuzen gescandeerd, die klinken uit duizenden kelen en tientallen
luidsprekers, zo lijkt het. Erg attent, om het op deze manier helemaal realistisch
te maken, denk ik.
Totdat ik besef dat die kreten uit het voetbalstadion komen
en bedoeld zijn om de 1. FC Nürnberg aan te vuren. De wedstrijd is begonnen om
13:00 uur. 10 minuten later zwelt het geluid plotseling aan tot orkaankracht.
De thuisploeg heeft de openingstreffer gescoord.
Gesterkt door een bord ‘Pommes’ ga ik nu de 2 Dutzendteiche
ronden en de overblijfselen uit het Nazi-tijdperk bekijken. Langs de plassen
staan overal informatieborden over wat er nog wel staat en wat niet meer.
De Kongresshalle is hier de meest opvallende Unvollendete,
zoals gezegd. Het op het Colosseum in Rome gelijkende gebouw had 50.000
congresgangers onderdak moeten bieden. Maar een fatsoenlijk dak heeft er nooit
opgezeten. In 1939 besloot men de bouw stil te leggen; na het uitbreken van WO
II was er geen geld meer voor beschikbaar. Het al voltooide gedeelte is nu in
gebruik als muziektempel bij het filharmonisch orkest van Neurenberg.
Aan de voet van deze half-affe kolos vindt op de dag dat ik
hier ben, het Nürnberger Volksfest plaats. Dat wordt 2 keer per jaar gehouden:
in april en augustus: 2 weken kermis en met enorme hoeveelheden bier
besprenkelde feesten.
Dit is feitelijk een heel moedgevende wandeling: veel van
wat er gestaan heeft, is inmiddels verdwenen of wordt nu gebruikt voor volstrekt
apolitieke doeleinden. Nog moedgevender: sommige van de megalomane projecten
waar Hitler en zijn architect Speer zo tuk of waren, zijn helemaal nooit
voltooid of kwamen zelfs niet verder dan de bouwtekeningen.
Zoals de revolutie erom bekend staat, zijn eigen kinderen op
te eten, zo at WO II de ambities op van Hitler met zijn Reichsparteitaggelände.
Uiteindelijk zijn er maar 8 van die partijbijeenkomsten gehouden in Neurenberg:
in 1927, 1929 en 1933 t/m 1938. In tussenliggende jaren was er soms geen geld
voor beschikbaar in de partijkas, of weigerde de gemeente Neurenberg haar
medewerking. En na 1938 ging al het geld naar kanonnen in plaats van boter.
Linksboven het documentatiecentrum dat momenteel gerenoveerd
wordt. Daarnaast de Luitpoldarena met de Luitpoldhalle uit 1906. Die had het voordeel boven de
Kongresshalle dat er wél een dak opzat. Tussen 1933 en 1938 werd hij gebruikt
voor congressen. In 1945 werd de hal verwoest bij een bombardement.
Links op de middelste rij: station Märzfeld was bedoeld om
bezoekers aan te voeren, maar was daarvoor te laat voltooid: in 1939. Het deed
daarna dienst voor deportatie van Joden en transport van krijgsgevangenen en
dwangarbeiders en na de oorlog als normaal spoorwegstation. In 1988 werd het
station definitief buiten gebruik gesteld.
Rechts daarvan het Zeppelinfeld, een groot exercitieterrein dat
na de oorlog nog een tijd gebruikt is als sportterrein van het Amerikaanse
leger.
De grote tribune bij het Zeppelinfeld (foto hieronder) is in
de loop van de decennia behouden gebleven, maar is erg krakkemikkig. Beklimmen
is voor eigen risico. Als je het doet, wat ik niet doe, brokkelen er soms stukken
steen af. Er zijn plannen om het ding op
te lappen.
Linksonder: het tentenkamp voor de deelnemers van de partijdagen.
Later werd dit een doorgangskamp voor Joden, en werden er dwangarbeiders en
krijgsgevangen gehuisvest. In de jaren 60 werd op dit terrein van vele
vierkante kilometers de nieuwbouwwijk Langwasser gerealiseerd.
Rechtsonder: De Grosse Strasse, 60 meter breed en 2
kilometer lang; bedoeld voor militaire parades, maar op deze zaterdagmiddag een
heel handig ruim parkeerterrein voor bezoekers van het Volksfest.
Niet op mijn foto’s: het ontwerp door Albert Speer van het
Deutsches Stadion. Het sportstadion zou het grootste ter wereld moeten worden
en had plek moeten bieden aan 400.000 toeschouwers. De hoogste ring zou 82
meter boven het maaiveld liggen (en wat zou je daar dan nog gezien hebben van
de wedstrijd??)
Er is nog wel begonnen aan dit megalomane bouwwerk. Maar het
kwam niet verder dan de bouwput. Die is vol water gelopen en je hebt er nu een
meer waar je niet in mag zwemmen; het water is ernstig verontreinigd door een
nabijgelegen vuilnisbelt.
Enfin, zo vergaat de glorie der wereld. Opnieuw een zee van
geluid uit het stadion dat wél bestaat: 2-0 voor 1. FC Neurenberg, die de
kelderkraker wint en 3 kostbare, heel erg belangrijke punten kan bijschrijven
op zijn conto.
Voor de rest van deze middag heb ik het onzalige plan opgevat
om te lopen naar de wijk Langwasser, en daar de U-Bahn lijn 1 te nemen terug
naar het Hauptbahnhof. Maar ik blijk de afstanden op dit immense voormalige
nazi-terrein zwaar onderschat te hebben. Wat me ook niet echt helpt: op een T-kruising
sla ik af naar wat een op zaterdagmiddag volkomen verlaten, desolaat
industrieterrein zal blijken. Na een half uur ijzerenheinig doorgestiefeld te
hebben, kom ik toch nog tot het inzicht dat ik verkeerd zit, sjok terug naar de
T-kruising en neem de andere tak.
Een koninkrijk voor een bushalte! Na nog een stijve
kilometer zie ik er een, en er komt meteen ook een bus aan; het geluk is weer
eens met de domme!
De bus rijdt naar het centrum van Langwasser, waar ik vast
wel zal kunnen overstappen op de U1. In Langwasser zie ik veel torenflats in bosschages.
Een duidelijk ziektebeeld: de Bijlmer op z’n Duits. ‘Wohnen im Grünen’ was de
slogan waarmee Neurenbergers gelokt werden om zich hier te vestigen.
Ik vind het een deprimerend geheel. De gedachte komt bij me
op dat er nooit meer iets goeds had kunnen voortkomen uit een terrein waar zo
veel mensen gevangen zijn gehouden en op hun deportatie hebben gewacht. Had het
hele gebied niet definitief ten prooi gegeven moeten worden aan ondoordringbaar
struweel en welig tierend onkruid? Maar aan de andere kant: er hebben hier wel
30.000 Neurenbergers hun woning, en misschien zijn ze wel aan Langwasser
gehecht, zoals er ook Amsterdammers zijn die voor geen goud zouden willen
verhuizen uit de Bijlmer.
Ik maak een paar U-Bahnritten, loop nog wat rond in de
binnenstad van Neurenberg, en neem aan het eind van de middag de trein terug
naar Augsburg.
Langwasser Mitte
Zondagmorgen in het katholieke Beieren; de deelstaat luidt
mij uit met klokgebeier. ik sta in Augsburg op het perron voor mijn terugreis
die om 9:01 een aanvang gaat nemen. Die reis komt 9 uur en luttele minuten
later tot een einde op mijn thuis-station Leiden Lammenschans. Nu alleen nog op
huis aan, met die rolkoffer, die maar 3 wielen telt in plaats van 4. Waarom ook
een nieuwe kopen?; hij rijdt nog.
Dit is wel een van de onoplosbare raadselen van ruim 25 jaar
reisverhalen schrijven: waarom gebeurt er op de terugweg zelden iets
noemenswaardigs, blijken mijn aantekeningen erover zoek of zelfs nooit gemaakt,
en is er ook geen fotomateriaal beschikbaar?
Hoe dan ook: mijn Beierenreis is voltooid en daarmee dit
lange groeidocument.
Frans Mensonides
4 juni 2023
Er geweest: woensdag 19 t/m zondag 23 april 2023
©
Frans Mensonides, Leiden, 2023