Het OV zal ik, nu de Derde Golf nadert, voor geen goud meer betreden,
en het winterweer lokt niet echt om tientallen kilometers te fietsen. In 2021
kwam ik tot nu toe niet verder van huis dan Voorburg in het zuidwesten en
Warmond in het noordoosten.
Ik heb daarom besloten, van de nood een deugd te maken en de
krochten van de stad Leiden te gaan verkennen. Fietsen en wandelen is een ideale
combinatie. Met de elektrische fiets ben je overal snel, en als je afstapt en
je rijwiel ergens aan vastketent, kun je te voet verder, en alles op je gemak
bekijken en fotograferen.
In het vorige stuk schreef ik dat ik, zelfs na 58 jaar
wonen in Leiden, nog altijd nieuwe plekken in de stad ontdek – zoals laatst de
Pelgrimspoort op de foto hierboven, achter een zijuitgang van de Gekroonde
Liefdepoort op de foto daar weer boven. Een poort in een poort naar een poort;
nooit eerder geweest; noem het een pelgrimage!
De komende weken of zelfs maanden - we zijn nog lang niet
van corona af! - volg ik de kronkelpaden van de stad, of ze nu voeren naar sloppen
en stegen, of naar de minieme snippertjes groen in Nederlands op één na
dichtstbevolkte gemeente.
Volg mij! (door Leiden en / of op Twitter; zie maar!)
En dit is dan al het 9e fotowandel- en fietsartikel in wat ik de corona-reeks noem. Eerder verschenen, omgekeerd chronologisch:
Koppenhinksteeg
Een foto maken in een steeg; ik zie het niet veel
buitenlandse toeristen doen. Ik zie de laatste tijd überhaupt niet veel
buitenlandse toeristen in de stad, tussen haakjes, maar dat heeft z’n oorzaak.
Toch bestaat er een rijkelijk geïllustreerd standaardwerk over
de ruim 80 stegen die op de plattegrond van Leiden Centrum staan: ‘Langs Leidse
Stegen’ *). De neerlandica Tanneke Schoonheim (1965-2020), indertijd in dienst van
het Instituut van de Nederlandse Taal in Leiden, wijdde aan elke steeg een
etymologische en historische beschouwing.
*) Tanneke Schoonheim, ‘Langs Leidse Stegen’, HDC Media, 2013 (alleen nog
antiquarisch verkrijgbaar).
Wat de naamsverklaring betreft: veel stegen zijn genoemd
naar markante personen die er ooit gewoond hebben of naar het beroep dat zij
hebben uitgeoefend. Zo is de Maarsmansteeg vermoedelijk genoemd naar een
rondreizend koopman (met een ‘mars’ op de rug, een grote mand om zijn koopwaar
in te vervoeren; een marskramer, kortom). En de Bouwelouwensteeg zou zijn naam
heel goed ontleend kunnen hebben aan ene Boudewijn Louweszoon. Veelal hebben
die mensen niet meer geschreven bronnen nagelaten dan alleen die ene steegnaam.
Een andere categorie van stegen is genoemd naar de plekken
waar zij heenvoer(d)en. Bijvoorbeeld de Watersteeg naar het water van de Oude Rijn
of de Koornbeurssteeg naar de Koornbeursbrug.
Elke steeg in ‘Langs Leidse Stegen’ is op de foto gezet door Hielco Kuipers (die ik nog ken van vroeger, en tegenwoordig van Twitter, en
die mij nog eens geportretteerd heeft voor het Leidsch Dagblad, in mijn hoedanigheid
van OV-voorvechter).
Een handjevol steegfoto’s - nog lang geen 80 in dit artikel; ik kan nog mááánden vooruit met dit thema.
De Diefsteeg, die van de Breestraat naar de Langebrug loopt,
bevat veel winkeltjes en restaurantjes, net als zijn parallel: de Pieterskerk Choorsteeg.
Hij heet Diefsteeg omdat hij lag op de kortste route van dieven en ander
gespuis van het schandblok (Blauwe Steen) op de Breestraat naar de galg op het
Gerecht.
De Hooglandsekerk Choorsteeg, met de kroeg De Bonte Koe, nu net zo dicht als
alle andere 160 kroegen in Leiden.
De al genoemde Maarsmansteeg, een van de vele stegen die licht
glooiend afdalen van de Breestraat naar de Rijn. ‘Bij Vroom en Dreesmann’,
vloeide bijna uit mijn pen, maar dat is voltooid verleden tijd. Nu vind je er
de Action. Maar in een korte tussenperiode ging je via deze steeg Hudson’s Bay binnen
– al ging daar zelden iemand naar binnen; dat was nou net het probleem.
In sommige krochten kruis ik mijn eigen, hier en daar ook
wat krochtige levenspad. Zo heb ik hier in de Koppenhinksteeg bij de Kaasmarkt hartje de 70’s nog eens in een
afbraakpand in een oranje zitzak een paar avonden zitten discussiëren over de gewenste
man- vrouwverhoudingen in de maatschappij en de onderlinge kommunikaatsie
daarbij. Ik heb er ook nog eens een keer geholpen met dweilen: het had zwaar geonweerd
en het dak van het gebouw bleek niet 100% waterdicht.
De Koppenhinksteeg huisvestte indertijd nogal wat
organisaatsies op soosjaal-maatschappijkrieties gebied, waar de stencilmachines
*) altijd roodgloeiend stonden. In de volksmond heette het hier: De Linkse
Kerk.
*) stencilmachine: verre, verre voorloper van de
laserprinter.
Dan van de stegen naar de parken. Die zijn in het sterk
versteende Leiden meestal niet erg groot, maar er is soms wel groot rumoer om. Neem nu het Roomburgerpark aan de oostkant van
de Professorenwijk. Op de schamele 9 hectaren die het telt, zijn er tennisbanen,
een hockeycomplex, een hondenuitlaat-veldje, een waterpartij, een mooie, spannende,
uitdagende, avontuurlijke speeltuin en wat bomen opeen geperst.
Dit park is nauwelijks van indeling veranderd sinds ik er als
middelbare scholier veldgymnastiek had. Dat betekende: omkleden in een naar jongenszweet
en natte handdoeken riekende kleedkamer en vervolgens in een enorme mand met
softbal-vanghandschoenen zoeken naar die ene rechterhandschoen. Als je links
gooit, moet je rechts vangen. Dat is ook in de politiek zo (beweer ik,
lichtelijk enigmatisch, maar ik laat het maar staan; als ik het volgende maand
overlees, snap ik het misschien zelf). Waren er nou ook linker- en rechter hockeysticks?
Ik weet het niet meer.
De gemeente is onlangs gekomen met een herindelingsplan voor
het Roomburgerpark. De meerderheid van de partijen in de gemeenteraad was
ervoor, en vooral de splinterpartijen tegen. Maar dat plan schoot helemaal in
het verkeerde keelgat van een aantal buurtbewoners, die luidkeelse protesten
lieten horen. Hoeveel mooie plannen zouden er niet gladjes verwezenlijkt worden
als er in dit land geen buurtbewoners zouden wonen?
De boze Professorenwijkbewoners hebben er een website Roomburgerpark over opgericht, en hebben nu zelfs voor elkaar gekregen dat er in de gemeente Leiden een referendum over het plan wordt gehouden. Daartoe moesten ze 5000 geldige handtekeningen inleveren.
Wat hun ergste grief is: het hockeygedeelte van het park
wordt uitgebreid met een kunstgrasveld, terwijl er elders in het park bomen
gekapt worden. Wie zich echt op de kwestie wil storten, vindt op die site links
naar veel meer informatie.
Maar deze site, Roomburgerpark Leiden, zullen ze niet linken. Dit heet een objectieve website te zijn van wijkbewoners, andere dan daarnet.
Ze verzetten zich tegen valse berichten over de Roomburgerpark-kwestie op
sociale media, en benadrukken niet te spreken namens de gemeente, de hockeyclub
of wie dan ook. Ze zijn heel objectief VOOR het plan. Ze wijzen erop dat het ook een
uitbreiding van het oppervlak en het groen behelst, alsmede verbetering van de
verkeersveiligheid om het park heen, plus als klap op de vuurpijl, aanleg van
een tiny forest (dat zal dan wel een
verdomd petieterig foreest worden).
Ik krijg het gevoel dat het verschijnsel: hockey de crux
vormt in deze kwestie. De elitaire beoefenaren van die dâftige dames- en
herensport, versus mensen die liever een volkspark zien? Ik, die hier ooit met gymles
tegen een hockeybal aan ramde, heb nu zelf helemaal niets meer tegen hokje. Ik heb op FHM’s zelfs een keer betoogd dat die sport veel boeiender is dan voetbal, al
kijk ik er zelden of nooit naar.
Als ik het Roomburgerpark met objectieve ogen
bekijk, vind ik
het niet echt veel soeps, zoals het er nu bijligt. Dat de foto's nog
redelijk knap zijn, is de verdienste van de fotograaf. Het grasveld is
een zompig, blubberig geheel, doordrenkt van hondenstront en -pis. Het
park kan
er alleen maar op vooruit gaan, met welk plan dan ook.
De volksraadpleging erover vind tegelijk plaats met de
Tweede Kamerverkiezingen. Dat is dus straks op de Idus van maart en de 2 daaropvolgende
dagen, want we maken er dit keer een 3-daagse van. Heel Leiden mag stemmen, ook
mensen die in andere wijken wonen en nooit in dit park komen.
Het spijt me zeer voor de initiatiefnemers van het
referendum, maar ik ga stemmen VOOR het herinrichtingsplan. En daar ben ik
volledig objectief in, en bovendien voor 100% unaniem.
De torenflat uit 1958 aan de rand van het park was het
eerste echt hoge flatgebouw van de stad en heeft daarom heel lang ‘De’ Torenflat
geheten – misschien nog steeds wel onder de verder tot op het merg verdeelde
buurtbewoners.
De Rodenburgermolen uit 1893 aan de rand van het park had ik
al eerder in deze coronareeks voor de lens. Maar dat was in de lente en dit is
hem in de winter.
In het noorden van de stad, tussen de Wassenaarseweg,
Rijnsburgerweg en de Blauwe Vogelweg, ligt al tijden een heel erg tiny forest, al heette dat vroeger niet
zo. Het oude landgoed is nog iets kleiner dan het Roomburgerpark, maar het
bevat fraaie wandelpaden. En als je verder in het bos doordringt dan waar ik
sta, zie je de universitaire gebouwen, de gloednieuwe flatblokken en de Mytylschool
niet meer, en waan je je minstens op de Veluwe.
Evenmin zie je vanuit het bos de quasi-klassieke dure huizen
aan de Rijnsburgerweg die in de plaats zijn gekomen van de ‘Zusterflat’
Nieuweroord. Daar woonden verpleegsters in opleiding, in een tijd toen je nog
geen mannelijke ziekenbroeders had.
Op het landgoed stond tot 1428 een kasteel en daarna het
klooster Mariënpoel, totdat dat bij het Beleg van Leiden (1573/1574) met de
grond gelijk werd gemaakt. In 1917 werd het land gekocht door de rijke industrieel
A.G. Bosman.
Jan Wolkers werkte er aan het begin van de oorlog als
tuinjongen. In ‘Terug naar Oegstgeest’ noemt hij Bosman Woudheer.
Er gebeurde in dat boek geloof ik iets spannends in het Woud
van Woudheer. Ik wil het even naslaan in de bibliotheek. Oh nee, ook al sinds november gesloten wegens
corona, hoewel er in leeszalen toch weinig superspreading events hebben plaatsgevonden
gedurende de maanden daarvoor.
Alle beetjes helpen tegen verspreiding van het virus. Het
opengooien van de basisscholen op de maandag dat ik dit tik, helpt dan weer wat
minder. Maar vrijwel alle kinderen worden zwaar depressief van het feit dat ze
niet meer met z’n 30’en in een slecht geventileerd lokaal tegen de slaap kunnen zitten vechten. En hun
complete generatie is nu al zo goed als verloren, na 6 weken thuisonderwijs. Ik
wil het beslist niet bagatelliseren; laat er geen woord van spot over mijn
lippen komen!
Wel moet ik zeggen dat ik ook heel andere geluiden hoor:
kinderen die zich thuis een stuk beter kunnen concentreren dan op school; misselijke
pestkoppen die hun slachtoffers tijdens lockdown hooguit nog digitaal kunnen pesten, in
plaats van fysiek.
Goegerritsteeg richting Apothekersdijk
en vanaf de Haarlemmerstraat
Terug naar de stegen. Als de smalste van Leiden gold altijd de Arend Roelandsteeg,
genoemd naar een 15e-eeuwse gemeentelijke magistraat, en lopend van de
Langebrug naar het Pieterskerkhof. Maar het blijkt niet echt de smalste te
zijn.
Ik had een voorproefje van dit artikel, een foto van die
steeg, op Twitter gezet, met vermelding van de status van allersmalste. Waarop
zich een discussie ontspon, nu eens zonder massaal moddergooien en blokkades
over een weer; zeldzaam op dat medium.
Enkele mensen wisten namelijk nog smallere stegen. De
Goegerritsteeg werd genoemd, die de Haarlemmerstraat verbindt met de Apothekersdijk
en, net als de Arend Roelandsteeg, taps toeloopt tot een engte waarin
breedgeschouderde bodybuilders en personen met morbide obesitas klem zouden
kunnen komen te zitten.
Een twitteraar, Michael (upstalbeam) deed wat ik zelf al
vaag van plan was: het nameten op het smalste punt van beide stegen. Hij bevond
dat de Goegerritsteeg 2 centimeter smaller was dan de Roelandsteeg, 80 om 82 cm.
Dan weten we dat; meten is weten, en hoeven we er geen referendum over te
houden.
De Goegerritsteeg is zo smal, dat ik er op de Apothekersdijk 4 keer langsfietste zonder de ingang te zien, achter een ijzeren hek. Dat is ooit geplaatst om dieven en dronkaards buiten te houden. Maar het stond open toen ik het uiteindelijk gevonden had.
De Arend Roelandsteeg heeft een zijsteeg, de Brewstersteeg,
naar alweer een andere steeg, de Pieterskerk Choorsteeg, waar deze chinees is,
of liever gezegd: was. Het was de oudste chinees van Leiden, hier gevestigd sinds 1950.
En hij overleefde vorig jaar de Eerste Golf niet. Ik heb er nooit gegeten; kans
voorgoed verkeken!
Laat ik niet dezelfde fout maken met Woo Ping in de
Diefsteeg, die er ook al een eeuwigheid zit. Er meteen gaan eten zodra het weer
kan!
De Pieterskerk Choorsteeg speelde zowel een rol in de geschiedenis van de USA als in mijn autobiografie. Maar dat vertelde ik in 2019 al, helemaal in Plymouth, Engeland.
Poortjes als de Sophiahof, Zwartehandspoort en
Roggebroodshof, zijn misschien nog wel smaller dan 80 cm, maar het zijn geen
stegen, en ze staan dan ook niet in het stegenboek. Het zijn toegangspoorten
tot hofjes. Leiden telt er een stuk of 40. De meeste dateren uit de 18e eeuw of
vroeger en zijn gesticht ten behoeve van arme bejaarden, die in die vervlogen
eeuwen kennelijk nog niet als dor hout beschouwd werden.
Maar de Sophiahof /Roggebroodshof behoort niet tot die
klassieke hofjes. Ze bestaan uit huurhuizen uit de 19e eeuw.
Nog een aanvulling bij dit verhaal. De Twitteraar van
daarnet ontdekte in maart nog een heel smalle steeg: de Kakelaarsteeg. Die
steeg is zelfs ex aequo met de Goegerritsteeg de allersmalste, 80 cm.
Het is wel een heel obscure steeg. GoogleMaps wil hem niet
kennen. Hij staat niet in het boek ‘Langs Leidse Stegen’ (wel in ‘Steegh in,
steeg uit’, dat ik ooit nog in de bibliotheek hoop te kunnen naslaan). Hij
loopt van de Breestraat naar de Boommarkt, maar je op kunt beide straten 20
keer heen en weer lopen zonder hem te zien.
Uiteindelijk heb ik hem gevonden. Hij bestaat dus wel
degelijk. Er hangt zelf een officieel straatnaambord. Maar de steeg is met
ijzeren hekken afgesloten, dus hij behoort niet tot de openbare weg.
Vroeger lag hij naast het postkantoor aan de Breestraat. Dat
is er al heel lang niet meer. In de jaren 80 was dat de enige plek in Leiden
waar je bij de Postbank geld kon opnemen in een pinautomaat.
De steeg werd afgesloten in verband met de onveiligheid op
straat. Daarvóór stonden er regelmatig mensen te kletsen, wat nogal hard klonk
tegen die hoge muren, en vandaar de naam: Kakelaarsteeg.
Aangevuld op 17 maart 2021
Ingang Boommarkt
Ingang Breestraat
Wat de breedste steeg van Leiden is, daarover kan geen discussie
bestaan. Dat moet de Sint Jorissteeg zijn. Die meet op het breedste punt maar
liefst 32 meter, betrekkelijk veel voor
een steeg. De Watersteeg, in het verlengde ervan, doet er niet veel voor onder.
Ook al zou je de geschiedenis van deze ‘stegen’ niet kennen,
als je ter plaatse goed kijkt, zie je wel wat er aan de hand is. De westzijde
van de Sint Jorissteeg, aan de kant van de Korevaarstraat, heeft nog typische
steegbebouwing. Ten oosten daarvan is een heel blok woningen weggebroken en
vervangen door een verkeersader. Aan de nieuwe overkant, 32 meter uit de gevel
van die oude huisjes dus, is een rij moderne panden verschenen met bedrijven,
winkels en appartementen.
Rond 1970 besloot de gemeente tot aanleg van de City-ring
over onder andere de Hooigracht en de Langegracht. Dat was en is een noord-zuid
autoverbinding door het centrum van Leiden. En daaraan moesten wat panden
worden opgeofferd.
Momenteel wordt er op deze route, die ook bekend staat als
het HoLa-tracé, een hoogwaardige R-net busbaan aangelegd, wat in Leiden
betekent: een autoroute waarover ook bussen mogen rijden. De R-netbussen naar
Zoetermeer gaan erover rijden. Hoe dat uitpakt, gaan we later dit jaar zien.
Misschien kan ik dan ook weer instappen, maar anders zie ik het wel vanaf mijn
fiets.
Er is vanzelfsprekend ook een langste steeg in Leiden, en
dat is bij mijn weten de Groenesteeg: ongeveer 500 meter. Hij loopt van de
zonet al genoemde Hooigracht naar de Begraafplaats Groenesteeg, en hij heet Groenesteeg
omdat hij in de 13e eeuw eindigde bij de weilanden aan de rand van onze toen
heel kleine stad.
Het onderscheid tussen straten en stegen is niet helemaal
waterdicht; in sommige stegen is zelfs autoverkeer toegestaan. Hieronder een
paar straten, waarvan sommige best stegen hadden kunnen zijn.
Door de Hogewoerd reed ooit, tot in 1960, een tram; op
sommige stukken lag zelfs dubbelspoor. Het is moeilijk voor te stellen.
Sfeervolle foto’s, al zeg ik zelf, na donker, maar nog voor
spertijd.
De Sint Jacobsgracht is een gedempte gracht, zoals de naam
al zegt. Vóór de demping moeten de beide oevers ook erg smal geweest zijn.
Het monumentale gebouw op de achtergrond heeft Rijksmuseum
van Natuurlijke Historie geheten, en daarna nog Rijksmuseum voor Geologie en
Mineralogie. Het waren de voorlopers van Naturalis, dat sinds kort als Biodiversity
Center Naturalis op de kaart staat.
Zo zagen musea er uit in de 19e eeuw, statig als
kathedralen. In dit museum, waar ik als kind wel vanuit het Van der Werfpark door
de ramen naar de dinosaurusskeletten stond te kijken, zagen ze liever geen
pottenkijkers. Je kon het geloof ik alleen op afspraak bezoeken en dan moest je
een verrekt goede reden weten te verzinnen. Ik ben er maar één keer binnen
geweest, op een Open Monumentendag in de 90’s, niet lang voor de grote
verhuisoperatie naar Naturalis.
Ook op de Hooglandse Kerkgracht ontbreekt het niet aan avondsfeer.
En hier 3 maal het Berkendaalstraatje. Het is 50 passen lang en loopt van de Langebrug naar de
Pieterskerkgracht. Ik beland er vaak als ik op de bonnefooi door de stad loop,
zonder echt op mijn koers te letten. Maar toen ik ernaar zocht om deze foto’s
te maken, kon ik het niet vinden zonder hulp van een app.
Als ik stegen en sloppen fotografeer, maak ik ook altijd een foto van het straatnaambord. Na een fotostrooptocht door zo’n Leids labyrint weet ik anders absoluut niet meer, welke steeg op welke foto staat. Laat staan dat ik dat nog weet als ik een paar weken later een artikel probeer te brouwen uit het verzamelde materiaal.
Nee, hier worden geen prikken uitgedeeld. Het is
zaterdagmiddag, er is code rood gegeven voor naderend extreem winterweer, en
iedereen wil nog gauw even naar de Appie om pleepapier te hamsteren. Ik ben
niet in de rij gaan staan; ik liep er alleen maar langs, op weg naar het
centrum voor nog een paar steegfoto’s.
Zondag toch nog maar een uur wandelen, ondanks de 20 cm
sneeuw die vannacht gevallen is, en een gevoelstemperatuur van -20 graden. Wist
je dat zo’n mondkapje van de drogist, zo’n flodderig slabbetje, uitstekend
helpt tegen schrale lippen en ijzige wangen bij winterse kou?
Ik heb er toch tientallen over, sinds ik ben overgegaan op
FFP2-maskers, die je online kunt bestellen, ook als particulier. Die maskers
zijn 10 keer zo effectief in het buiten de deur houden van de Britse variant
(en ook 10 keer zo duur; goedkoop is nu eenmaal duurkoop).
Ik zal mezelf maar beschermen, want of ik het wel van de
vaccinaties moet hebben, dat wordt steeds
twijfelachtiger. Vrijwel met de dag verandert het cohort waarbij ik ben
ingedeeld (thans: jongere ouderen van 60-64, die nog zelfstandig wonen, al dan
niet een chronische kwaal hebben, maar daardoor niet verhinderd worden om zelf
naar de priklocatie te komen). Ook wisselt onze plaats op de ranglijst even
snel als het vaccin waarop we aanspraak kunnen maken.
Vorige week donderdagavond leek het er nog op dat ik een van de
topvaccins zou krijgen, maar daarop zou moeten wachten totdat alle personen van
110 tot / met 65 jaar oud gevaccineerd zouden zijn. Maar vrijdagmorgen
ontwaakte ik met het nieuws dat ik straks als eerste gevaccineerd word, omdat
ze nu ineens terug gaan tellen van 64 naar 60. Maar dan wel met het AZ-vaccin (AstraZenuwe)
dat even matig en wisselvallig presteert als dit seizoen de voetbalclub die ook AZ heet.
Het werkt misschien niet goed bij personen boven de 55, het werkt niet
tegen de Zuid-Afrikaanse mutatie en het werkt sowieso maar voor 60% - wat
mogelijk betekent dat je met dit vaccin maar half dood gaat aan covid, in
plaats van helemaal.
Ik zag zo’n soort zeperd al heel lang aankomen, en zie er
nog wel meer geschieden, de komende maanden.
Maar die mooie winterwandeling in een decor als in die
beroemde winter van1962/1963 kunnen ze me niet meer afpakken.
Ik liep in het snippertje groen in mijn eigen wijk, het
Hooghkamerpark, langs de Korte Vliet en langs de Vliet zonder meer.
Ik beloof nog een vervolg!
Frans Mensonides
12 februari 2021
Foto’s dateren van 12 januari tot / met 7
februari 2021
Een kleine toegift. Zaterdag 13 februari 2021: ijspret op de singels en grachten.
Tijdens de Derde Golf - die in de week dat ik dit typ,
gelukkig nog niet echt goed op gang wil komen – ga ik verder op verkenning
binnen de enge grenzen van de gemeente Leiden. In Nederlands op één na de
dichtstbevolkte en dus op één na de krapste gemeente is het geen wonder dat je
er een hele hoop smalle steegjes aantreft, naast minuscule vlekjes groen. Het
is geen stad voor brede boulevards, agorafobische pleinen en weidse stadsparken.
Logisch; er moet ten slotte ook nog ruimte overblijven voor
125.000 inwoners, 40.000 studenten (inclusief hbo) en een verdwaalde toerist
die naar Amsterdam wilde en op Schiphol de verkeerde trein heeft genomen.
Ik ben in februari verder gegaan op dezelfde voet als hierboven:
fietsend, wandelend en fietswandelend over de plattegrond van Leiden. Een maand
met een enorm meteorologisch contrast: eerst sneeuw en ijs; later wat je mooi
nazomerweer zou noemen als het geen februari was.
Goed, ik droom dan wel van allerlei andere Europese landen
die ik had willen bereizen. Vorig jaar had ik naar Oostenrijk gewild en naar
de Schotse Hooglanden en, als er nog tijd over zou zijn, naar Denemarken. In
2021 zie ik er opnieuw weinig van terecht komen. Maar deze weken troost ik me
met wat Leiden te bieden heeft aan nooit eerder door mij betreden hoekjes.
Zoals dit Kooipark. Ik geloof niet dat ik er één voet heb
gezet, de afgelopen 60 jaar. Het stelde in mijn ogen niet veel voor en het zag
er een tijdlang ook erg vervallen uit; snel dóórlopen of dóórfietsen! Maar de
afgelopen jaren is het ingrijpend opgeknapt.
Net als de huizenblokken eromheen. Ze behoren tot de ‘Oude
Kooi’, genoemd naar een eendenkooi die hier eens was. Die woningen werden een
slordige 100 jaar geleden wat slordig uit de grond gestampt. Ernstig verval
trad in, in het begin van deze eeuw, en sloop hing het volksbuurtje boven het
hoofd.
Maar momenteel zijn Hillen en Roosen bezig met een
reddingsoperatie. Het staat allemaal uitgelegd op grote billboards, waar je ook
op kunt zien, hoe mooi het straks gaat worden.
Het Kooipark werd 101 jaar geleden ontworpen door niemand
minder dan de befaamde architect Willem Dudok. Met 150 bij 150 meter was het park
veel te klein voor de activiteiten waarvoor het bedoeld was, waarvan Dudok
meende dat arbeiders er behoefte aan hadden.
Weinig wees er in 1920 op dat Dudok in Hilversum later nog
knap beroemd zou worden. Zijn Leidse periode was weinig gelukkig, met onder
andere het gebouw van het Leidsch Dagblad aan de Witte Singel, waarin hij het
redactielokaal vergeten was. Om maar te zwijgen over het terneerdrukkende
schoolgebouw op de hoek Burggravenlaan / Hoge Rijndijk dat het roemloze einde
zag van mijn middelmatige middelbare schoolloopbaan.
In tegenstelling tot de scholieren anno 2021, die depressief
worden omdat ze niet naar school mogen, werd ik zwaar depressief omdat ik er wél
heen moest. Maar het liep goed af; ik heb op tijd aan Dudoks puberhel weten te
ontsnappen. Daarna begon mijn stegenperiode waarover ik het hierboven al had:
de Koppenhinksteeg en de Pieterskerk Choorsteeg. Een wandeling is als een
levenspad, in deze stad.
Dudoks Kooiparkje was een paar weken geleden bijna het tafereel
van avondklokrellen. Op sociale media was een oproep uitgegaan om hier bijeen
te komen met stenen, stokken, fietskettingen en alles wat verder nog van pas
kan komen bij een revolte. Met een noodverordening en een politiecordon werd de
rel in de kiem gesmoord.
De dagen daarop ging er een mysterieuze uitnodiging rond om
op de Nieuwe Beestenmarkt ‘Koffie 2.0’ te komen drinken. De gemeente
interpreteerde dat als een oproep tot rellen. Op het afgesproken tijdstip stond
burgemeester Lenferink met een aantal dienders klaar om echte koffie te schenken
voor de relbeluste Leidenaars.
Dank zij deze actie was de angel er meteen uit, en bleek dat
ook de koffie niet altijd zo heet wordt gedronken als hij wordt opgediend.
Stegen zijn soms geen stegen in Leiden. De Noord Rundersteeg
en de Zuid Rundersteeg liggen tegenover elkaar aan een pleintje – met een beeld
van koeien. Er was hier in vroeger eeuwen een beestenmarkt. En wat eeuwen later
een blok vervallen huizen die je ‘onverklaarbaar bewoond’ zou kunnen noemen. Begin
jaren 60 werden die huizen gesloopt, waardoor dit pleintje met nieuwe woningen
aangelegd kon worden.
De onderste foto moet ik daar ook ergens in de buurt genomen
hebben. Hij dateert in ieder geval van exact een minuut later dan de bovenste,
dus heel ver weg kan ik in die tijd niet gekomen zijn. Maar soms weet ik niet
meer welke waar, in de krochten van de stad.
Dit pleintje ligt goed verborgen. De Noord en Zuid
Rundersteeg zijn zijstegen van de Janvossensteeg die weer een zijsteeg is van
de Haarlemmerstraat.
Als je me vorige week gevraagd zou hebben, of er ook
vakwerkhuizen zijn in Leiden, had ik resoluut ‘Nee’ geantwoord. Wat bewijst dat
ik nooit eerder in de Hekkensteeg geweest ben, die loopt van de Van der
Werfstraat naar de Oude Vest.
Eeuwenlang was achter deze poort Bierbrouwerij De Posthoorn gevestigd
en ook nog een azijnfabriek. Het fabrieksterrein was aan het eind van de 19e
eeuw een tijdje afgesloten met hekken, en vandaar de naam.
De Cananefatenpoort, niet ver van de heel erg brede Sint Jorissteeg
die ik hierboven gefotografeerd heb, loopt door onder moderne huizen. Hij is
genoemd naar de inboorlingen die hier in de eerste eeuw van onze jaartelling de
Romeinen zagen binnenmarcheren.
Het Levendaal verwerd in de jaren 30 van gracht tot
verkeersriool; of dat een vooruitgang is, mag je betwijfelen. Het opvallende
monument op de foto begon zijn bestaan als de dekenfabriek met de naam: Leidsche
Textielfabrieken Gebroeders van Wijk & Co. Die bestond van 1795 tot een anagram
daarvan: 1957.
Daarna volgden diverse winkels in het goedkope segment
elkaar op in het enorme pand. Op zolder had je in de 70’s ook nog het knusse,
intieme LAK-theater. Tegenwoordig zit Dirk van den Broek in het monumentale
gebouw, en is een deel ervan verbouwd tot appartementen.
De hoektoren aan de Hogewoerdzijde van het complex is ook
erg fraai.
Geen wijk zonder wijkpark! De Leidse Hout, uitvoerig
besproken in de vorige aflevering, zette in de jaren 30 de toon, en is tevens een
geval apart. Het park was er eerder dan de wijk, het Houtkwartier, dat pas later
om het park is heen gebouwd. In de naoorlogse buurten werd meestal een plekje
opengehouden voor wat groen tussen het grijs.
Ik deed er drie, die van de Merenwijk, de Stevenshof en het
Morskwartier. Zulke wijkparken lijken allemaal wel wat op elkaar. Vaste waarden
zijn de kinderboerderij, het wandelpark (eventueel –bos), en het speelweitje.
Mijn bezoeken hebben ook een vast programmapunt: als ik het
park wil verlaten, kan ik mijn fiets niet meer vinden. Ik heb hem dan
bijvoorbeeld vastgelegd aan een houten toegangsbruggetje. En dan ook echt goed
vastgelegd: met een degelijk, door de verzekering goedgekeurd fietsslot, met
ketting eraan, en ook nog eens extra met een los kettingslot. Drievoudig gezekerd,
dus.
Als ik dan eindelijk die brug terugvind, zit mijn fiets er
niet meer aan vast. Godsgloeiende steenkolen, hij is gestolen! Met sloten en
al, want die hangen er ook niet meer aan. Een hoop vervelend gedoe staat me te
wachten met aangifte, verzekering…. Hoe hebben ze die 3 sloten losgekregen in
de toch niet al te lange tijd dat ik in dat parkje heb doorgebracht? Goed
gereedschap is het halve werk.
Oh, wacht even! Een paarhonderd meter verder ligt nog precies
zo’n zelfde houten bruggetje. En daar staat mijn fiets aan vast, als mijn ogen
me niet bedriegen.
De Merenwijk zou Leiden Noord Oost geheten kunnen hebben,
als hij niet de Merenwijk zou heten. Ikzelf woon in Zuid West, er diametraal
tegenover, en kom zelden in de Merenwijk.
Die wijk begon helemaal aan het eind van de jaren 60 met De
Horsten, een Bijlmerachtige buurt met lange galerijflats. Later kwamen er buurten
met laagbouw. Die bestaat uit trossen woonerven aan weerszijden van een
rondweg. In het midden van dat alles ligt een nog redelijk groot wijkpark.
Het middelpunt daar weer van wordt gevormd door een
uitgebreide kinderboerderij. Maar die zijn nu overal gesloten wegens corona.
Kinderen ravotten hier; oudere jongeren zitten op bankjes te
kouten en sterk geurende sigaretten te roken. Je kan niet zeggen dat (er in) dit
park niet gebruikt wordt!
De Stevenshof dateert uit de jaren 80, maar dit stukje
Leiden was al bewoond zo’n 5 eeuwen voor Christus. Er was hier een zijarm van
de Rijn. Het wijkpark Stevenspark, achter winkelcentrum Stevensbloem, volgt het
oorspronkelijke slotenpatroon. En is knap drassig, wat geen wonder is, gezien
het waterige verleden van de wijk. Een lang knuppelpad op het meest vochtige
gedeelte zorgt voor droge voeten.
Er is een bijenhotel waar deze nuttige beestjes een nette
nest- en rustplaats vinden. Kinderen kunnen er tuinieren in De Distelvink van
de Vereniging Leidse Schooltuinen.
En tot slot dan het park in het Morskwartier waarvan vrijwel
niemand weet dat het Kweeklust heet en genoemd is naar een boerderij die er
stond, lange tijd voordat er ook weer van die Bijlmerachtige galerijflats neergezet
werden.
Er is een speeltuin en een kinderboerderij waar je de dieren
ABSOLUUT niet mag voeren, zoals op gele waarschuwingsborden vermeld staat.
En er komt een ‘tiny
forest’, net als wat ze van plan zijn in het omstreden Roomburgerpark (zie
hierboven).
Hij ligt in de brievenbus, hoor, mijn oproep voor…, nee,
niet de vaccinatie, maar wel voor het Roomburgerpark-referendum! Maar hier in
de Mors is al een tiny forest in aanleg. En het is nog veel en veel tiny-er dan
ik kon vermoeden. Het ideale tiny forest meet hooguit 250 vierkante meter. Noem
het maar een woud!
Maar hier telt niet de kwanti-, maar de kwaliteit. Er zit
een hele filosofie achter en er kleeft zelfs het handelsmerk-symbool ® aan. Je
mag niet zomaar een paar bomen poten en dat een tiny forest noemen. Zo’n minieme
ruimte herbergt een compleet arboretum, wat zeg ik?, een complete biotoop, met tientallen
inheemse bomen. Het gedijt min of meer vanzelf.
Zo weinig mogelijk ingrepen – al is een woud stichten midden in een stadse
steenzee natuurlijk op zich al een forse ingreep.
Verder hoort een tiny forest een initiatief te zijn buurtbewoners,
en onderhouden te worden door vrijwilligers. Kinders en vlinders moeten zich er
thuisvoelen. De eersten zullen er natuureducatie ontvangen. Zo’n miniwoud is
als het ware een buiten-leslokaal met voldoende ventilatie en zonder aerosolen.
Ik bezit de Rolls Royce onder de elektrische fietsen, en
daarbij past ook een Rolls Royce onder de fietspompen. Tegelijk met mijn e-fiets
heb ik er een aangeschaft die in niets meer lijkt op zo’n conventioneel ding
met een houten voetplankje eronder en een knijpertje eraan om op het ventiel te
plaatsen.
De supersonische pomp die mij geleverd is, is uitgerust met
een drukmeter. Je moet de banden oppompen tot een druk van 3,5 bar om er
optimaal, energiezuinig op te kunnen rijden, en dat kun je controleren met die
meter, tot op een tiende bar nauwkeurig.
Het knijpertje bleek opgevolgd door een plastic apparaatje
met een klepje dat recht omhoog kan staan, of overdwars op de luchtslang. Wat
moest ik daar nou precies mee? Als ik het gevaarte op het ventiel plaatste,
hoorde ik de lucht er met angstwekkend gesis uitlopen, precies het omgekeerde
van wat de bedoeling is van een fietspomp. Ook zitten er twee gaten in dat
spruitstuk, in plaats van één, en zaten er nog twee losse plastic piefjes bij
waar ik ook geen raad mee wist.
Even de gebruiksaanwijzing raadplegen, dacht ik. Maar die
zat er niet bij. Nee, die zit er bij een gewone fietspomp ook niet bij, evenmin
als bij een wasknijper, schroevendraaier of hamer. Mensen die niet met 2
linkerhanden geboren zijn, doorzien de werking van zulke gebruiksvoorwerpen
zonder nadere toelichting. Gelukkig waren de banden keihard toen de fiets werd
afgeleverd; eerder 4 bar dan 3½; ik kon ze met mijn vingers nauwelijks een
millimeter indrukken.
Na 1000 kilometer gereden te hebben, moest de fiets een
controlebeurt krijgen. Daarvoor kon ik iemand aan huis ontbieden; allemaal
perfect geregeld. Ik verzocht de gearriveerde rijwielhersteller, even te
demonstreren hoe die pomp werkte, en vooral de luchtklep, of hoe het ook heet.
En dat deed hij. Je moet het klepje rechtop zetten, de slang
op het ventiel plaatsen en daarna het klepje 90 graden draaien naar overdwars.
Dan houdt het gesis op. En dan flink aan het pompen slaan, en dan zie je de
drukmeter oplopen. Dat tweede gat in de klep mocht ik vergeten, evenals de
bijgeleverde losse hulpstukken; die waren voor een ander type band dan de
mijne.
Wat sloeg ik een stom modderfiguur, vond ik, door zoiets simpels zelf niet te
kunnen bedenken! Ik zei nog: ‘Ik heb weliswaar een universitaire bul in dooie
dichters, maar ik kán feitelijk niks’. Maar met die mededeling kon de
fietsenman op zijn beurt ook niks.
Een paar maanden later merkte ik dat mijn tocht naar het
verpleeghuis van mijn broer Sjoerd steeds langer werd. Ik rijd op de heenweg
altijd precies dezelfde route, ik schreef erover in DIT stuk. Maar de afstand
groeide volgens de kilometerteller langzaam aan, van 22,1 via 22,2 zelfs naar
22,3 kilometer. Ook mijn vaste ritje 3 keer per week naar de supermarkt in
Voorschoten werd iets langer: van 3,8 naar 3,9 km.
Hoe kon dat? Even in een flits dacht ik aan de uitdijing van
het heelal. De Big Rip komt nu wel met rasse schreden dichterbij; toe maar, dat
kan er ook nog wel bij! Maar die theorie verwierp ik meteen weer; dat duurt nog
35 miljard jaar, volgens de Wikipedia.
Maar wacht eens even! Die kilometerteller heeft weliswaar
een digitaal display, maar werkt nog volgens een ouderwets, analoog systeem. Hij
lijkt nog erg veel op die mechanische tellertjes die ik als kind al op mijn
fiets had, die verschrikkelijk onnauwkeurig waren. Geen GPS, maar gewoonweg een
mechaniekje dat het aantal wielomwentelingen telt.
Als de band zachter wordt, neemt de diameter af, maakt het
wiel dus meer omwentelingen per kilometer, en lijkt het daardoor net of een
kilometer steeds langer wordt, als de lezer me nog kan volgen.
Inderdaad, een zachte band; ik kon hem nu gemakkelijk
indrukken. De pomp tevoorschijn gehaald. En toen kon ik me toch met geen
mogelijkheid meer herinneren, hoe ik dat klepje moest draaien! Alles wat ik
deed, leidde er alleen maar toe dat de band verder leeg siste. Om te grienen!
Wat nu te doen? Een technische buurman erbij halen? Dat was
toch eigenlijk van de zotte, als dat nodig zou zijn!
Enfin, om een veel te lang verhaal kort te maken: na een
klein uurtje zwoegen, vloeken, zweten en proberen, herontdekte ik per ongeluk
hoe het wél moest; tot mijn grote opluchting. En ik rij nu weer op keiharde
banden.
Een vriend aan wie ik dit verhaal vertelde, vond het heel
typerend voor mij als persoon. Maar dat laat ik graag voor zijn rekening.
Er valt in de Kloksteeg, een echt horecasteegje,
niet veel te ‘klokken’ op het moment. En dan nog die avondklok…
Nog een paar steegfoto’s, om het af te leren. De Nieuwsteeg
Burgsteeg
Schoolsteeg
En de Hartesteeg.
Deze graffito zag ik in de Lombardsteeg - waar in de middeleeuwen een
lommerd, een bank van lening was en waar tegenwoordig niet zo gek veel te zien
is.
Ja, we hebben allemaal wel genoeg van wat in de Leidse
volksmond ‘kajauwna’ heet. Vorig jaar om deze tijd kwam het bij mij en vele
anderen over of we met z’n allen in een bijzonder slechte rampenfilm verzeild
waren geraakt. De laatste maanden gaat het steeds meer lijken op een grimmige dystopische
rolprent. Onderwerp: de ondergang van een door-en-door verrotte maatschappij,
waarin mensen om vaccins vechten als een roedel wolven om een homp vlees, niemand
een ander het licht in de ogen gunt, en iedereen zijn medemens een verblijf op
de IC.
Misschien moet ik wat minder tijd doorbrengen op het Sodom
en Gomorra dat luistert naar de naam: Twitter. En bij het verlaten daarvan niet
omkijken; misschien lacht de wereld me dan weer toe; gewoon de kop in het zand.
Maar ergens vaccineert fascineert deze verwording me
ook. Ik móet het gewoonweg allemaal lezen; ik kan mijn ogen er niet vanaf
houden.
Vorige week die nieuwe beweging Herstel.nl, met hun plan om
6 miljoen oude en / of kwetsbare - en dus nutteloos geachte - Nederlanders te
isoleren en op te sluiten in kampen (Landal-vakantiekampen, voorshands). De opkomst
en ondergang van Herstel.nl voltrok zich binnen 5 dagen, terwijl nazi-Duitsland
daar toch een jaar of 25 over gedaan heeft.
Volgens Hugo de Jonge
zullen we op de ‘Drempel van de lente’ zo goed als verlost zijn van corona.
Lekker vaag, allemaal weer. Laat hij s.v.p. een datum noemen! Bedoelt hij de
astronomische lente, die begint op 20 maart? Of de weerkundige, die al op 1
maart een aanvang neemt? Of bedoelt hij het eind van de lente?, want ook tussen
de lente en de zomer ligt er een drempel. Of gaat het hier om de lente van
2022?
Hoe dan ook, deze winterse aflevering van voorheen De
digitale reiziger is in ieder geval afgelopen, op deze laatste dag van de
kortste maand. Ik hoop dat de lezer genoten heeft van deze reisverslagen op een
oppervlakte van 22 vierkante kilometer. En we hopen gezamenlijk op betere
tijden.
Frans Mensonides
28 februari 2021
Foto’s van 29 januari tot/met 25 februari 2021
©
Frans Mensonides, Leiden, 2021