U-OV; kriskras in en om de Domstad


Vleutenseweg

300 bussen en 26 trams zijn dagelijks onderweg in de regio Utrecht om circa 200.000 reizigers te brengen waar ze wezen willen. Dat was al veel langer zo. Maar sinds zondag 8 december 2013 geschiedt dat onder een nieuwe vlag.

Er is een nieuwe merknaam: U-OV in plaats van Voor U. En er is een nieuwe concessiehouder: Qbuzz, als opvolger van Connexxion / GVU. 

Kort na de machtsovername reisde ik anderhalve middag kriskras in wijde cirkels rond de Dom. Rond de jaarwisseling voegde ik nog twee korte middagen toe aan dit totaal. 

Daarbij ben ik blijkbaar verslingerd geraakt aan U-OV, anders zou ik niet kunnen verklaren dat ik gedurende de eerste helft van 2014 blééf terugkeren naar dit nieuwe concessiegebied. Ik reisde in dubbelgelede en kleine busjes door krochten en over snelwegen, langs gehuchten en door dorpen, stadjes en steden, met hoogwaardig bedoeld OV en met lijnen zonder speciale titel of kwalificatie.

Hieronder verslag van dat alles. Maar eerst het nodige over U-OV, want de verlening van de nieuwe concessie ging niet zonder slag of stoot.


 


U-OV: Connexxion: Een slecht verliezerKleurBussenLijnennetUtrecht CentraalInfoGeen KlachtenCijfers

Stad: HoogravenOog in AlDe Uithof – De Uithof (opnieuw) –  Vleuterweide – Lombok – Zuilen / Ondiep – Overvecht – CentrumDe Meern

Streek: VianenSUNIJ-tram - Werkhoven - Maarssen - Stichtse lustwarande / Utrechtse Heuvelrug - Houten / Schalkwijk - Nogmaals: de SUNIJ-tram

Uitstapje tot buiten de streek: Connexxion-lijn 150 Uithof – Almere Buiten



 

Een slecht verliezer…

…zo mag je Connexxion wel betitelen, hoewel ze toch zo langzamerhand wel gewend moesten zijn aan het verspelen van concessies. Qbuzz (naar eigen vrij inzicht uit te spreken als Kubus, Kjoe-bazz of Kwibus) won de door de Bestuurs Regio Utrecht (BRU) aanbestede concessie al in 2010. Hij had in moeten gaan per december 2011. Maar het verslagen Connexxion stapte een paar keer naar de rechter om de beslissing van BRU aan te vechten. Daardoor schoof de ingangsdatum van de concessie uiteindelijk twee jaar op.

Nog steeds kunnen ze er niet over uit, bij Connexxion. Deze webpagina is nat van de tranen die ze geplengd hebben om het verlies van Utrecht. Connexxion, dat eerder deze eeuw eerst het stadsvervoerbedrijf GVU opvrat, jeremieert nu tranen met tuiten om het GVU-blauw. Het doek valt, na 109 jaar!, alsof dat er iets toe doet. Dat is nu eenmaal de kwintessens van dat concessiegedoe, net als speculatie op de beurs: in het verleden behaalde resultaten geven geen garantie voor de toekomst. Ik hoop dat Connexxion bij de rechtbank betere argumenten heeft aangevoerd dan die 109 jaar.

Connexxion dus exxit.


 

Kleur


U-OV kent geen nieuwe kleurstelling; ook de komende 7 jaar zal geel-grijs de teint zijn van alle bussen in de agglomeratie Utrecht.

Aan de andere kant zijn er toch ook weer wél nieuwe kleurtjes. De U-OV-haltes tonen, behalve een lijnnummer en bestemming, ook een kleuraanduiding van waar de bus heen gaat, als men begrijpt wat ik bedoel. Het kaartje hierboven kan dat verduidelijken. De regio Utrecht is verdeeld in taartpunten, en elke taartpunt heeft zijn eigen kleur.

De haltes dragen bovendien, voor de passagiers die naast dyslectisch ook nog kleurenblind zijn, een symbool, dat soms begrijpelijk is (een Domtorentje voor de bussen die naar het centrum gaan, het zonnetje van de Universiteit Utrecht voor de bussen naar De Uithof) en soms ook niet (een zakenkoffertje voor bussen richting Leidsche Rijn, alsof daar alleen maar kantoren staan, of rijke zakenlieden wonen).

 


Bussen


Nieuw zijn ook de bussen. Een vrijwel compleet nieuwe vloot kleurde op 8 december de straten geel. Alleen de nieuwe dubbelgelede voertuigen naar De Uithof plus de nieuwe elektrische kleine busjes naar het Museumkwartier zouden pas in februari 2014 instromen. Al die bussen komen uit verschillende fabrieken, zijn zuinig en schoon, en stoten tientallen procenten minder fijn- en stikstof uit - om twee begrippen aan elkaar te koppelen die chemisch niet echt verwant zijn, geloof ik.

Schonere bussen, vooral aangenaam voor fietsers die erachter rijden. Maar verandert er voor de busreiziger die erIN zit, nou wel zoveel? Bijvoorbeeld in de lijnvoering, waar het toch om gaat, als het om openbaar vervoer gaat?

 


 

Lijnennet

Op het eerste gezicht is het lijnennet in en om Utrecht gebleven wat het altijd was: een onontwarbare spaghetti. Het geldt zeker voor het stadslijnennet. Je kunt in Utrecht bij vrijwel elke zijstraat in een bus stappen. Maar je wordt vervolgens in tergend laag tempo via zo groot mogelijke omwegen langs zoveel mogelijk rode verkeerslichten naar je bestemming vervoerd. Tenminste, dat was altijd mijn indruk bij de GVU.

Is dat misschien nog steeds zo? De wijzigingen ten opzichte van de Connexxion-dienstregeling beslaan een heel boekje, gratis te verkrijgen bij het U-OV-informatiepunt. Maar de meeste van die wijzigingen komen neer op het in twee stukken hakken van een lijn of het op andere wijze samenknopen van lijnstukken.

De BRU heeft de nieuwe concessie niet aangegrepen voor het ontwikkelen van wat altijd aan het stadslijnennet ontbroken heeft: een visie. Als er al een trend is, is het het afschaffen van waar je in Utrecht om zit te springen: snellijnen. Een paar jaar geleden sneuvelde die naar de wijk Overvecht Noord al.

En nu viel ook het doek voor 12S, die in de oude concessie in de spits een sneldienst onderhield van Utrecht Centraal naar Utrecht Science Park, voorheen en nog altijd: De Uithof. Ook spitsreizigers moeten nu met de gewone lijn 12, die aan alle haltes stopt. Die bus rijdt dan wel volgens een flexibele dienstregeling, lees: helemaal geen dienstregeling. Daarover straks meer.

Voor wat betreft het streeknet: Qbuzz rijdt nu de lijnen in het hele BRU-gebied, naar Nieuwegein, IJsselstein, Houten, Vianen, Bunnik, Zeist, De Bilt, Bilthoven, Maarssen en Maarssenbroek. Lijnen met verder weg gelegen bestemmingen vallen niet onder de BRU-concessie. Zo rijdt lijn 50 nog steeds in de Connexxion-kleuren via Doorn naar Wageningen en lijn 120 via Breukelen naar Amsterdam. Voor Leerdam, Gorinchem en Gouda in Zuid-Holland stap je nog altijd in de Arriva-bus en wil je helemaal naar Oosterhout-Noord Brabant of Breda, dan staat Veolia voor je klaar. 

Een uitzonderingsgeval is lijn 41 naar Wijk bij Duurstede. Dat stadje - door mij in 2008 bezocht aan de vooravond van een busstaking – ligt 25 kilometer van de Dom, heeft zelf een soort Domtoren, maar ziet toch Qbuzzbuzzen over zijn grondgebied rijden. Ook hier geen sneldiensten meer. Die zijn ‘geïntegreerd’ in de normale dienstregeling van lijn 41, wat betekent dat alle snelritten nu zijn omgezet in langzame. Het moet vooral niet te rap gaan, daar in Utrecht.

 


Utrecht Centraal

Het drukst beklante station van Nederland ligt nog steeds zwaar op de schop. Ik ben er een paarmaanden niet geweest en ken de hal eigenlijk niet meer terug. Waar eens de roltrap was naar de ‘buurtsporen’ 1 t/m 4, zie ik nu even niet meer hoe ik daar moet komen. En waar ik van de zomer nog stond te simmen over de teloorgang van het befaamde oosterse nul-sterren-restaurant Charlie Chiu, kan ik nu de plek niet eens meer vinden  waar het gevestigd was.

Het oudeStadsbusstation is ook opgedoekt. De meeste U-OV-bussen vertrekken nu van het busstation dat vroeger Streekbusstation heette maar nu Busstation Centrumzijde, aan de voet van de NS-gebouwen. Een minderheid halteert aan de andere kant van het station op het Busstation Jaarbeurszijde. Connexxionbussen rijden als groene lelijke eendjes tussen het geel-grijs; hun rijk is tanende.

Het busstation Centrumzijde heeft een nieuw perron gekregen aan de zijde van het centrum, bereikbaar via een gevaarlijke oversteek van een drukke busroute (foto hierboven). Een Qbuzz-medewerker regelt met schrille fluitjes het verkeer; bussen stoppen op zijn gezag en passagiers kunnen oversteken.

  


Info


Qbuzz doet verschrikkelijk zijn best om meteen al een goede indruk te maken. Vanaf het moment dat de bussen op zondagmorgen 8 december uitreden – onder het zeer matineuze oog van een BRU-bobo die er vroeg voor uit z’n nest moest - heeft men er alles aan gedaan om de traditionele chaos van een concessiewisseling te voorkomen. Een leger van geelgejast informatiepersoneel is rond Utrecht Centraal op de been om het reizende publiek de weg te wijzen.

 


Geen klachten

Misschien is het aan die informatievoorzieners te wijten dat er bij de geëigende OV-klaaginstanties de eerste week bijzonder weinig klachten zijn binnenkomen over U-OV. ROVER is nog geen petitie gestart voor de terugkeer van GVU-blauw.

Wat treurig! Kom op zeg, 200.000 reizigers, er valt toch wel wát te zaniken, hoop ik? Dat kan en moet veel beter, hoor! Maar eerlijk is eerlijk: zelf zie ik in ook gedurende vele middagen niet echt een aanleiding om ergens over in de pen te klimmen; het is een uitzondering.

Total OV kreeg tussenhaakjes naar eigen zeggen wél 750 klachten over U-OV, en dat is niet weinig. Total OV is een brood-site over het OV, een stuk minder boeiend dan het hobbywerk dat je nu leest, behalve dan voor zwartrijders: alle controles worden er gemeld. Verder hebben ze een meldpunt voor gevonden of verloren OV-chipkaarten en dus één voor klachten, waarmee bij mijn weten niet meer wordt gedaan dan ze in ontvangst nemen.

  


Cijfers

900 miljoen euro, dat is het totaalbedrag dat met deze concessie gemoeid is. Connexxion geniet de twijfelachtige eer, naast de vetste concessie uit de vaderlandse OV-geschiedenis gegrepen te hebben.

Maar 200.000 reizigers per dag, is dat nou wel zo verschrikkelijk veel? De regio waar U-OV actief is, telt zo’n 650.000 inwoners. Daar komt bij, dat een aanzienlijk gedeelte van de bus- en tramreizigers in en om Utrecht bestaat uit forenzen en studenten van buiten de regio.  De bereidheid van de bewoners zelf om in zo’n geelgrijs vehikel te stappen, valt dus wel wat tegen. Ook dat kan beter. Ik zelf was als letterenstudent in Utrecht overigens altijd blij dat mijn collegezalen op loopafstand van het station lagen; dat ik niet met het GVU hoefde.

 


Hoograven


Dan maar eens op pad. Waar ben ik nou nog nooit geweest in het Utrechtse? Welk stuk van de stad moet je minstens eenmaal gezien hebben alvorens te sterven, net als Napels? Ik heb in deze regio rond de eeuwwisseling vrijwel overal gewerkt, gestudeerd, gesolliciteerd, en ben er getraind, opgeleid en – bij die sollicitaties – ook afgepoeierd. De landelijke omgeving van de stad heb ik uitgekamd in 2007 op mijn fortentocht, de witte plekken op mijn Utrechtkaart verkend toen in 2011 de chipkaart werd ingevoerd. Waar zou ik nu nog iets nieuws zien in deze agglo?

Dan zie ik op het Stadsbusstation Centrumzijde bus 1 naar Hoograven op punt van vertrek staan. Vooruit, op naar Hoograven; wie weet vind ik er aanleiding voor iets hoogdravends. Dit is ook alweer zo’n wisseling van een lijnstuk; vroeger reed lijn 6 naar Hoograven, via dezelfde route.

‘Op punt van vertrek’ klopt niet. De chauffeur wordt ondervraagd door een functionaris in een net pak, met een lijst op een klembord. Pas als hij is uitgestapt, mogen we vertrekken, met 6 minuten vertraging.

De Utrechtse stadsbus maakt zijn reputatie nog steeds waar van kruipen van rood negenoog naar rood negenoog. Na een kleine tien minuten zijn we de Jaarbeursgebouwen al gepasseerd, vlak achter het station. De route van lijn 1 leidt verder naar Hoograven via drie lange lanen, de Croeselaan, Rijnlaan en ‘t Goylaan, waar de doorstroming er ook niet echt inkomt. Bij elke zijstraat een rood licht. De lanen bieden uitzicht op oudere nieuwbouw uit uiteenlopende era’s van de 20ste eeuw. Hier en daar is iets ouds vervangen door een blok nieuwe woningen.

Omdat ik in Hoograven toch niets te zoeken heb, blijf ik maar zitten tot het eindpunt. Dat ligt bij een voetbalveldje tussen huizen. Meteen maakt het wybertje dat als symbool geldt voor Hoograven, op de bus plaats voor de Domtoren.

Ik loop door een stukje van het nieuwe gedeelte van de wijk. Er rijdt hier ook nog lijn 15, een kort lijntje dat ’s avonds tot station Lunetten reikt, maar overdag binnen zijn buurtje blijft. Op meer plaatsen in het Utrechtse busnet heb je van die korte lijntjes van niets naar nergens, die blijkbaar zijn overgeschoten bij een herverkavelingsoperatie.

Opvallend is het continue gedreun van de 36-baans snelweg op een viaduct, die de wijk in het zuiden afsluit. Als je hier jaren woont, hoor je het op een gegeven moment niet meer. Dat is des te verraderlijker, want dan versuft het je geest ongemerkt en tast het je hele psychische weerstand aan. Daardoor bestaat er steeds minder kans, dat je zelf nog in ’t snotje hebt, dat je langzaam gek wordt.

Er passeert me zo’n fijnstof-arme bus van lijn 1, op weg naar het andere eindpunt, Overvecht. Dat zet natuurlijk helemaal geen zoden aan de dijk; één zo’n bus per 10 minuten zonder fijnstof, terwijl die snelweg dat goedje 24 uur per dag bij tonnen ligt uit te braken en uit te bulken.

Dit is dus Hoograven. Enfin, Napels valt ook zwaar tegen. Dat hoorde ik eens van iemand die er geweest was (in Napels bedoel ik; ik hoorde het niet mediamiek uit het hiernamaals).

 



Oog in al


Op de ’t Goylaan neem ik bus 10 (Lunetten – Leidsche Rijn). Dat is een nevenlijn, buiten het centrum om; een tangentiële lijn, in het jargon van de verkeerskundigen. Deze route maakte vroeger deel uit van de ringlijn door vrijwel alle Utrechtse buitenwijken die in het verleden meerdere malen is opgeheven en heringevoerd, en nu dus opgeknipt. Met die ringlijn ben ik wel degelijk in Hoograven geweest, zie ik als ik het stukje overlees.

De bus heeft de eigenschap van alle lagevloerbussen met de motor achterin: dat de achterste bankjes slechts beklimbaar zijn met de vaardigheden die vroeger van pas kwamen bij het onderdeel ‘apenkooien’ van de gymnastiekles. Maar ze maken het hier in Utrecht nog niet zo bont als wat ik van de zomer zag in Dordrecht.

Lijn 10 rijdt even verderop langs de trambaan van de SUNIJ (Sneltram Utrecht - Nieuwegein  -IJsselstein). Ik stap uit in de wijk Oog in Al, waar ik even weinig voetstappen heb liggen als in Hoograven. Die wijk is genoemd naar het landgoed van de excentrieke Goudeneeuwse jonker Everard Meyster (1617-1679). Zijn landerijen hadden toen nog vrij uitzicht in alle richtingen, en Meyster kon dus overal oog op houden; vandaar: Oog in Al.

Meyster was prettig gestoord, verzon een list om van Utrecht een van de belangrijkste zeehavens ter wereld te maken, en kreeg Amersfoortse mannen zo ver, een tientallen tonnen zware zwerfkei de stad binnen te slepen. Hij schreef ook hofdichten. Dat was dan wel weer normaal voor landjonkers, maar hij publiceerde een schier onleesbaar hofdicht, gedrukt met groene inkt; altijd wat bijzonders, die man.

Een opmerkelijk, zeskantig, gebouw in Oog in Al is de Pniëlkerk. Buig uw knieën, broeders en zusters; kniël in de Pniël! Langs de Pniëlkerk rijdt, behalve lijn 10, ook nog nummer 25 die het Busstation Jaarbeurszijde als eindbestemming heeft, en weer zo’n kort buurtlijntje, 14, van Lombok naar het Winkelcentrum Kanaleneiland.

Ook een heel markante kerk, op de hoek met de Vleutenseweg, is de Majellakerk bij het Majellapark. Hier fotografeer ik een bus van 50 meter lengte, als je onnauwkeurig kijkt (foto boven dit artikel). Diverse lijnen rijden over de Vleutenseweg op een vrije busbaan. Ik neem de eerste bus die zich aandient en keer terug naar Utrecht Centraal.

 


De Uithof


In afwachting van de in aanleg zijnde tram naar de Uithof wordt de verbinding tussen het station en het academische centrum nog steeds onderhouden door de dubbelgelede bussen van lijn 12 (niet meer: 12S, zoals gezegd). We praten dan natuurlijk over de ‘Route om de Zuid’. Meer over de roerige geschiedenis van het OV naar De Uithof in mijn stukje over de Uithoflijn.

Lijn 12 rijdt nog niet in de clubkleuren van U-OV, maar in het oude blauw dan sommigen zo graag wilden behouden. En, zoals ook al gezegd, dienstregelingloos in de spits.

In de ochtendspits, door mij niet bijgewoond, vertrekken de  bussen zodra ze vol zijn. Dat maakt een efficiënte uitvoering van de dienstregeling mogelijk, maar is minder aangenaam voor de passagiers die bij de volgende halte, Bleekstraat, staan te wachten. Als de bus niet snel genoeg vol raakt, vertrekt hij na 5 minuten toch.

Ik sta hier in de middagspits, als de meute zich vooral de andere kant op begeeft, van Uithof naar Centraal. Mij passeert een lege bus die zonder passagiers naar de Uithof rijdt om daar weer een lading volk op te pikken. Het wordt allemaal gecoördineerd en bedisseld door U-OV-mensen.

De volgende bus wil ons wel meenemen. Op de Weg tot de Wetenschap zijn ze aan het graven voor de trambaan; de Uithoflijn zit er toch aan te komen.

Ik had altijd de pest in als ik als letterknecht toch naar dat bèta-bolwerk De Uithof moest: die overvolle, hotsende, schuddende dubbelgelede bussen! Maar echt vol was altijd bus 11 die met een spitsfrequentie van 5 minuten van de Uithof naar Utrecht Centraal reed, niet Om de Zuid, maar dwars door het centrum. Daarbij werd eerst ook nog het drukke kantorenpark Rijnsweerd meegenomen, met onder meer het Provinciehuis.

Lijn 11 is opgeheven en vervangen door lijn 28 (De Uithof – Vleuten). En is niet minder druk dan vroeger. Van de Uithof vertrekt hij in de spits nu slechts om de 7,5 minuut. Bij het ziekenhuis, de tweede halte, loopt hij eigenlijk meteen al vol.

Geen lolletje voor degenen die er bij Rijnsweert nog in willen. Maar voor hen zijn er tussenritten die daar beginnen.  Die rijden dan weer tot busstation De Meern Oost, midden in Leidsche Rijn. Op het trajectgedeelte Rijnsweerd – de Meern rijden de bussen dus in een spitsfrequentie van 3 minuten en 45 seconden, niet slecht.

Ik laat Leidsche Rijn voor wat het is (waar ik van de zomer was om het nieuwe station te bewonderen, en wijken eromheen) en keer huiswaarts; het is al weer donker.

 


 

Vianen


Vijf dagen later keer ik terug. Vianen, ooit verplaatst van Zuid-Holland naar de nog altijd niet opgeheven provincie Utrecht, ligt ten zuiden van de stad van die naam. Volgens de U-OV-logica moet ik me op Busstation Jaarbeurszijde dan ook opstellen bij een groene halte.

Ik stap in een bus van lijn 63, Utrecht – Vianen. Die steekt voorbij het busstation de Croeselaan over om op de Van Zijstweg te belanden. Een fors uitgevallen tante met het inmiddels bekende gele OV-jack houdt het fietsverkeer tegen om de bus te laten passeren. Zou er zo’n dame blijven staan, al de 7 jaar dat deze concessie geldt? Ik kan het me moeilijk voorstellen.

Streekbussen  van U-OV hebben niet van die klimstoelen achterin, maar gewoon een schuin oplopende vloer. We rijden langs de garage van al die grijsgele bussen.

Lijn 63 rijdt van maandag tot / met zaterdag overdags, en doet de kantorenwijken aan op het Kanaleneiland. Je hebt hier onder meer dat gebouw Westraven van Rijkswaterstaat, alias de triltoren. Het gebouw is vorig jaar een tijd gesloten geweest omdat het onverklaarbare sidderingen vertoonde, alsof het op instorten stond. Het bleek aan de glazenwasinstallatie te liggen, als ik me goed herinner.

Utrecht, kantorenstad bij uitstek. Hij ligt midden in het land. Ik vraag me af wat er overblijft van Utrecht als we straks allemaal werken in de ‘cloud’, en alleen nog maar naar kantoor komen voor de nieuwjaarsborrel.

Wij hadden er laatst op de zaak een lezing over - waar we nog wel zelf naartoe moesten -, van een aanstellerig huppelkutje die vrijwel elke zin liet volgen door een stompzinnig hinniklachje. Zij adviseert bedrijven over hun te volgen koers door de digitale wereld. En bedenkt daarbij vooral dingen die ‘gewoon heel erg leuk zijn’ (hinnik, hinnik) of zelfs: ‘Su-per-leuk!’ (hinnik, hinnik, hinnik).

Alsof werken daarvoor uitgevonden is, voor het leuke. Ik werk al 38 jaar (nu nog maar drie dagen per week, gelukkig) en vind er al 38 jaar geen reet an. Je doet iets vervelends, maar hopelijk nuttigs, in ruil voor een homp brood. Maar je leeft niet voor brood alleen. Met een beetje geluk stelt je inkomen je ook nog in staat om op vrije middagen écht iets leuks te doen; dat is alles.

Volgens Huppelkutje doen we ons werk straks vanuit bed, en komen we alleen nog op kantoor voor ‘Een leuk feest of zo, dat is gewoon superleuk!’ (hinnik, hinnik). Geen onverdeeld onplezierig vooruitzicht; ik kom toch al steeds moeilijker uit bed. Maar voor U-OV is het slecht nieuws; ze kunnen dan al die buslijnen langs al die kantoren wel opdoeken. En die naar De Uithof, niet te vergeten, want studeren doe je straks vanzelfsprekend ook in de cloud. Die tram naar De Uithof is al overbodig op de dag dat hij gaat rijden.

Maar zou de stad dan niet ontvolkt raken? Waarom nog in of om Utrecht blijven wonen, als je er toch nooit meer heen hoeft? Allemaal op het platteland, wat betekent dat voor onze mobiliteit, zou het hele OV-bouwwerk daarvan niet instorten?? Of blijven de mensen toch allemaal in de stad wonen en worden die overtollige kantoren omgebouwd tot appartementencomplex? Hoe zal dan gaan??

Voorlopig zit ik nog in bus 63. Die blijkt wel degelijk een soort sneldienst. Voorbij P&R Westraven gaat hij de snelweg op, langs Nieuwegein. Vianen is verder bereikbaar met lijn 65 (via Nieuwegein Plettenburg), 74 (Zeist – Utrecht – Nieuwegein - Vianen) en een hele hoop doorgaande bussen die bij Busstation Lekburg halteren. Ook wij staan daar een eeuwigheid stil, waardoor de tijdwinst van de snelweg weer verspeeld wordt. Via de wijk Helsdingen rukken we vervolgens op naar het centrum, dat in een klein stadje als dit nooit erg ver lopen is.

 

het stadhuis op de Voorstraat, in 2012 gefotografeerd op een zonnigere dag dan vandaag

 

Vianen is een aardige monumentenstad. Je treft ze vooral aan op de statige Voorstraat, die van de kerk naar de Lekpoort loopt, en waar een standbeeld van een Przewalskipaard staat. Uit de luidsprekers komt ‘Lonely This Christmas’, een hit van Mud uit 1974. Het kon erger; gelukkig geen ‘Last Christmas’ van Wham; daar loop je bij weg.

De Britse glamrockband Mud stond in 1974 vrijwel continu in de hoogste regionen van de hitparade, en prijkte met hun kersthit op de eerste plaats, zowel aan deze zijde van de Noordzee als aan de overkant. Het nummer, gezongen in de stijl van Elvis Presley (‘Chrizzmozz’), gaat over iemand die in z’n uppie zit te pruilen bij een donkere kerstboom.

Och, ook een eenzame kerst overleven is alleen een kwestie van de juiste instelling. Het kerstfeest stelt bijzonder weinig voor: een Scandinavisch midwinterfeest, ooit voorzien van een Christelijk jasje, en voornamelijk in stand gehouden voor en door de middenstand. Je kunt het ook zien als een paar rustige vrije dagen in je eentje, om bij te komen van 2013 en alvast op te laden voor 2014.

Bovendien: hoe kun je je eenzaam voelen, als je brievenbus en tegenwoordig ook je mailbox uitpuilt met kerst- en nieuwjaarswensen van lang vergeten mensen die toch minstens één keer in het jaar 2013 wel aan JOU gedacht hebben!

Vianen verbleekt toch wel snel als je de Voorstraat verlaat en afslaat naar de stegen en de wallen. De Achterstraat is wat minder dan de Voor-; dat laat zich raden. Wel lekker stil en rustig, in die smalle straten.

Ik loop naar het busstation bij de Lekbrug en pak lijn 65, die rijdt via het zeer uitgestrekte bedrijventerrein Plettenburg in Nieuwegein, waar de loonslaven vandaag moeten werken, en ik niet. Dat vind IK nou superleuk!

 



Tram

Bij Westraven toch maar even overstappen op de tram, hoewel ik die al vaak genoeg heb genomen op deze site. Ook de SUNIJ (Sneltram Utrecht – Nieuwegein – IJsselstein) heeft nu een geelgrijze kleurstelling. Deze ruim 30 jaar oude wagens hebben voor de derde keer een nieuwe heer gekregen, na Westnederland, Midnet en Connexxion, en ik zie het nóg wel een keer gebeuren. Hun tweede midlife-revisie(!) heeft al plaatsgevonden, dus die halen 2020 wel. Ergens klinkt dat raar, een tram van Qbuzz; moest dat dan niet Qtram zijn?

De tram heeft ook gewoon een lijnnummer, 60 / 61, maar dat weet bijna niemand. ‘De tram’ volstaat in Utrecht. Deze eens zo trotse tramstad heeft nog maar één lijn, anderhalf eigenlijk; hij splitst zich in het centrum van Nieuwegein in twee takken. 

Tijdens de verbouwing van de stationsomgeving heeft de tram een tijdelijk eindpunt aan de Jaarbeurszijde, op grote afstand van treinperrons en busstations. Het doet de passagiersaantallen beslist geen goed. Toch vormt lijn 60 / 61 een van de hoofdassen van het OV in de regio Utrecht. De andere zijn lijn 12 en 28. Die vier (of 3,5) lijnen vervoeren samen meer dan de helft van de 200.000 dagelijkse passagiers in de regio.

Vandaag, 17 december 2013, is het exact 30 jaar geleden dat de tramlijn geopend werd. Ik kon hem niet overslaan, en hij moest op een verjaardagsfoto, een 6e-lustrumfoto, in zijn mooie, nieuwe kleuren.

Helaas, voor meer heb ik geen tijd; plichten elders roepen me alweer. Ik denk dat ik hier een groeidocument van maak en nog een paar keer terugkom in het vervoersgebied van U-OV, als de wind die kant uit staat.

Frans Mensonides
22 december 2013
Er geweest: donderdag 12 en dinsdag 17 december 2013


Werkhoven


Voorspellingen van mooi, onwinters weer lokten me op de laatste zondagmiddag van 2013 de deur uit voor een zondagmiddagwandeling in Werkhoven. Het werd een mooie middag met bijzondere lichtval, met nevelen boven de uiterwaarden die het zonlicht filterden; met een fraai clair-obscure van lange schaduwen en soms ineens ook heel zwarte wolken.

Werkhoven, een dorp met anderhalfduizend inwoners, ligt aan de Kromme Rijn en aan U-OV-lijn 41 (Utrecht Centraal – Wijk bij Duurstede). In die laatste stad was ik in 2008. Een bejaarde inwoonster zat er op een terras op gretige toon het leed van al haar stadgenoten op te dissen: ‘Vind je het niet verschrikkelijk?’ Het stuk is daardoor of om een andere reden een evergreen geworden op mijn site, met aanhoudend hoge leescijfers; alle bewoners van het stadje zullen het zo langzamerhand wel gelezen hebben.

Volgende week zal blijken dat een wethouder van Wijk bij Duurstede in zijn vrije uren wiet teelt. ‘Vind je dat niet verschrikkelijk?’

De spitssneldienst naar Wijk bij Duurstede is opgeheven, zoals ik hierboven al schreef. Lijn 41 rijdt nu in de spits weliswaar om de 7,5 minuut, maar een reis van begin- tot eindpunt duurt nu bijna drie kwartier. Je kunt het wel laat maken in Utrecht; de laatste bus naar Wijk bij Duurstede vertrekt om 1:00 uur.

Op zondagen is een halfuurdienst ruim voldoende. Die wordt aangevuld met versterkingsritten van Utrecht Centraal naar de parkeerterreinen bij Stadion Galgewaard, zodat de voetbaltempel elk kwartier bereikbaar is, ook als F.C. Utrecht niet thuis speelt. Die tussenritten worden trouwens door de weeks ook gereden; ze komen in de plaats voor GVU-lijn 13.

Voorbij het stadion wordt op de Laan van Maarschalkerweerd druk geschept en gegraven voor de baan van de Uithoftram. Daarna zetten we koers naar het zuiden, langs landgoed Amelisweerd, door Bunnik en langs Odijk.

Ook Werkhoven ziet de geelgrijze bussen alleen maar langsrijden over een brede provinciale weg. De enige halte ligt aan de rand van het dorp. Aan de andere kant van Werkhoven zal ik ineens ergens een loze abri zien staan, zonder halte. 

Tot 2011 liep lijn 40 door het dorp. Die lijn vormde in de jaren 80 de belangrijkste verbinding tussen Utrecht en Wijk bij Duurstede. De laatste jaren was hij gereduceerd tot een paar spitsritten; een spits-langzaamdienst in plaats van een –sneldienst. Nu dient de abri nog slechts als reclamezuil, deze week voor het gokspel, genaamd: zorgverzekering. Kies korte-termijndenkend de goedkoopste, en je bent ten dode opgeschreven als je onverhoopt een ziekte krijgt die niet gedekt wordt.



Werkhoven heeft een brink, een molen en twee oude kerken - of was het er maar één, die ik op verschillende delen van mijn wandeling aan verschillende zijden gepasseerd ben? In één ervan, of in die ene, wordt gecollecteerd voor een lek dak, om dat te laten maken.

Werkhoven is een zeer dorps dorp, stil, zonder hoogbouw en met veel hoeven met knotwilgen ervoor. Er bestaat een uitdrukking: ‘Die is niet van Werkhoven’, van toepassing op een persoon die niet van aanpakken weet. Werkendam hoor je in dit verband ook wel noemen. De Ambachtstraat van Werkhoven, daar moet je dan wel continu hamers horen klinken; het summum van werklust! Maar vandaag heerst ook hier diepe zondagsrust.

Wel een speaking name heeft de Hollendewagenweg. Juist als ik die wil inslaan, hobbelt er inderdaad een kleine equipage voorbij, om de ouderwetse dorpssfeer te accentueren. In de Priorij Gods Werkhof weten ze vast ook op zondag wel van wanten.



Op de tennisbaan even buiten het dorp leert een vader zijn dochter serveren en retourneren. Hij brult instructies over het net heen. Het kind heeft een landerige houding, slaat met haar racket een paar keer vergeefs naar een bal, en verlangt zichtbaar naar het einde van haar vaders kerstvakantie. Ellendige sport, inderdaad, tennis. Ik kan er op tv al niet langer dan vijf minuten naar kijken, laat staan dat ik behoefte zou voelen om het te beoefenen.

Werkhoven ligt aan een van die kronkels van de Kromme Rijn. Die kronkel is ooit afgesneden, en heet nu de Achterrijn.

XL-vuurwerk kun je kopen in Houten en De Bilt, volgens een reclameposter in het dorp. Dat staat voor eXtra iLLegaal, denk ik. Het zijn zware tijden voor de liefhebbers van oudhollandse tradities. Sinterklaas is al verpest door een zielige slavernijdiscussie, en vuurwerk afsteken mag straks alleen door de gemeentelijke vuurwerkafsteker. Bier kopen mag niet meer als er kinderen bij zijn. De overheid als betuttelende, bedilzieke, overbezorgde moeder.

Mag ik eigenlijk nog wel zonder doel en reden rondlopen in Werkhoven? Ligt er na de jaarwisseling misschien een bruine envelop op mijn mat van moedertje staat: wat deed u op de namiddag van zondag 29 december 2013 nou eigenlijk precies in Werkhoven?

De bushalte richting Utrecht bereik je via een tunneltje onder de weg door. Van maandag tot/met vrijdag kun je in de spits ook lijn 242 nemen naar De Uithof, waarvan je de hoogste torens in de verte al ziet.

De bus is net weg, dus ik loop nog even de oprijlaan op van huize Beverweerd. Achter huize Beverweerd loopt het gelijknamige landgoed nog kilometers door. Dit gebied kun je zien als een uitloper van de Stichtse Lustwarande, waar ik van de zomer lustig warandewandelde.

Op het kasteeltje woont een zonderling die schilderijenvervalser van beroep is. Ik zou het voor achterklap verslijten als ik het niet in de Wikipedia had zien staan. Daar was ook nog sprake van een rusthuis voor bejaarde vegetariërs dat in Beverweerd gevestigd had moeten worden. Dat is niet doorgegaan, mogelijk bij gebrek aan een doelgroep, want volgens een akelig grapje dat ik een keer gehoord heb, worden vegetariërs nooit zo oud als ze eruit zien.

Anderhalf uur later kom ik thuis met een mapje aardige foto’s, die ik niet gehad zou hebben als ik op de bank bij de kachel was blijven zitten; een mooie wandelmiddag! Als straks die overheidsenvelop echt door mijn brievenbus valt, beantwoord ik hem met dit stukje.











Vleuterweide



Wie van contrasten houd, moet na Werkhoven eigenlijk naar Vleuterweide gaan. Ik doe dat ook, vier dagen en een jaarwisseling verder. Vleuterweide ligt helemaal in het westen van die enorme VINEX-zone van Utrecht: Leidsche Rijn. Van de zomer was ik aan de andere kant ervan, bij station Utrecht Leidsche Rijn en bij het in aanbouw zijnde centrum van die wijk, dat niet in het centrum ligt, maar aan de rand.

In Leidsche Rijn heeft de Bestuurs Regio Utrecht (BRU) zijn best gedaan, toch nog een soort snelvervoer tot stand te brengen; helemaal in tegenstelling met hun filosofie elders in de regio. Van NS-station Vleuten tot Leidsche Rijn Centrum loopt over een afstand van 7,5 kilometer een HOV-busbaan door de wijk. Die wordt bereden door o.a. lijn 28 (De Uithof – Vleuterweide), die we hierboven al tegenkwamen.

De busbaan slingert zich als een breed asfaltlint door Leidsche Rijn. De hoeken en gaten waar lijn 28 niet komt, worden bediend door lijn 26 en door wat los spul: een paar laagfrequente streeklijnen.

Station Vleuten is vanuit Leiden gemakkelijk bereikbaar, met een overstap met aansluiting in Woerden. Ik loop langs de HOV-busbaan. Lezers staan er misschien niet zo bij stil, maar als je bussen in beeld wilt hebben, kun je beter langs een busroute lopen dan in een bus zitten.

De gemeente Utrecht had het geld voor de aanleg van stoepen in Vleuterweide wel in de zak kunnen houden. In dit soort wijken wandelt er een geen mens; ja, hooguit van de voordeur naar de voor de deur gestalde auto.

Ik heb me voorgenomen, me ook in 2014 te blijven verbazen over VINEX-wijken met sombere kleuren en smalle straatjes. Ook in Vleuterweide ziet de wereld er weer net zo uit in de oude stadswijken, waarvan de bewoners zich hebben laten verleiden om in Leidsche Rijn te gaan wonen.

Alles wat oud is en iedereen die oud is, wil In deze wereld zo nieuw en zo jong mogelijk lijken. Maar nu worden er nieuwe huizen neergezet die er oud uitzien. Waar heeft die modetrend mee te maken? Mogelijk dat mensen in een tijd van crisis terugverlangen naar een goede, ouwe tijd, toen er nog ergere crises waren.

Hier doen ze hun boodschappen in het grote winkelcentrum Vleuterweide, waar ze er alles aan hebben gedaan om het eruit te laten zien als een stadshart met grootstedelijke grandeur. Maar je bouwt niets met grandeur; je bouw slechts met steen en specie. De rest: grandeur, het ‘wonen op statige wijze’ van Grauwaart, eventueel de verloedering: het ontstaat pas in de loop van lange jaren.




Echt plasserig weer, vandaag. Ik ga plassen bij de openbare bibliotheek en werk er de aantekeningen bij waaruit dit stukje is gebrouwen. Ik kan me de tijd niet heugen dat ik zulke instellingen betrad om er een bóék te lenen of te lezen.

Dan maar weer eens in de bus gestapt. Zo druk als lijn 28 was toen ik ermee door De Uithof en Rijnsweerd reed, zo stil is de gelede bus nu. Sommige tegenliggers op de HOV-baan zijn zelfs dubbelgelede bussen, maar op deze dag in nog steeds de kerstvakantie is dat helemaal niet nodig.

De busbaan door Leidsche Rijn zou pas echt hoogwaardig zijn als die ene bus per 7,5 minuut gewoon voorrang kreeg op het overige wegverkeer, en niet om de 100 meter stilstond voor een rood negenoog. ‘Kom op, kom op, KOM OP!, zegt de chauffeuse geïrriteerd, als het licht maar op rood en op rood blijft, terwijl er in de verste verte verder niets aankomt.

Het werd me al eerder duidelijk: in het stroomgebied van U-OV hebben ze een panische angst voor bussen met een te hoge gemiddelde snelheid.

De busbaan loopt een stukje langs de oevers van het onbetekenende riviertje waarnaar deze VINEX-locatie is genoemd. Het is niets anders dan een voortzetting van de Kromme Rijn waaraan Werkhoven ligt. In de Romeinse tijd was de Rijn overal een machtige, brede stroom, van het Zwitserse Schaffhausen tot Katwijk. Maar bij Wijk bij Duurstede verzandde de boel. De meerderheid van het Rijnwater koos daarna zijn weg naar zee via de Lek. Als dat niet gebeurd was, was Katwijk nu misschien de grootste zeehaven ter wereld geweest. Maar de geschiedenis kent geen ‘als’.

De Meern is een oud dorp, geïncorporeerd in deze wijk. Voorbij busstation De Meern Oost zien we hier en daar wat nieuwer ogende huizen, maar die zijn wonderlijk genoeg ouder dan in Vleuterweide: uit de jaren 90, toen de toekomstperspectieven beter waren en de kleuren der huizen derhalve vrolijker.

Leidsche Rijn Centrum wil nog steeds niet erg opschieten. Er staat hier wel een tijdelijk Vredenburg, in de plaats van het muziekcentrum bij Utrecht Centraal dat momenteel wordt herbouwd.

Vleuterweide



Lombok



Ik stap uit op de Vleutenseweg en ga nu de wijk Lombok bewandelen. Ik ben geïntrigeerd door al die ultrakorte buslijntjes op de lijnennetkaart van U-OV, die gereden worden met achtpersoonsbusjes. Je hebt hier lijn 14: Winkelcentrum Kanaleneiland – Lombok.

Lombok is een gezellig volksbuurtje van rond 1900. De meeste straten zijn er genoemd naar onze toenmalige koloniën, waarvan we nu niet meer willen weten waarom we er eens zo trots op waren. Nu moet daar anders tegenaan gekeken worden, tegen het kolonialisme, maar wel in historisch perspectief; de eeuwige spagaat van de historicus.

Lombok maakt, op het eerste gezicht, bij een wandeling in de zon, een aangename indruk. Ik snap niet dat sommige mensen zich hieruit hebben laten wegjagen voor zo’n duur stulpje in VINEX-land.

Lombok is een langgerekte driehoek, omsloten door de Vleutenseweg, de Leidsche Rijn en een kanaal. Bus 14 rijdt over de as van de wijk, gevormd door de Laan van Nieuw-Guinea en de Kanaalstraat. In de laatste straat zie ik een achtpersoonsbusje langsflitsen, in  het Connexxiongroen dat in Utrecht nu ouderwets is.  Nog net kan ik hem fotograferen, tussen de auto’s door; geen grootse foto.

Zou dit dan bus 14 zijn? Ja, want in Hoograven, op de route van lijn 15, zag ik ook zo’n pieremachochel rijden. Maar toen kon ik me niet voorstellen dat dit een serieuze stadsbus was in de vierde stad van ons land.

Het eindpunt is op de J.P. Coenstraat; de bus zal een blokje om rijden om weer met zijn neus in de richting van het Kanaleneiland te komen. Lijn 14 sterft op 750 meter van de Jaarbeurs en de achteringang van Utrecht Centraal. In de jaren 90, ik zie het op een oude stadsplattegrond die ik bij me heb, kende Lombok nog een reguliere, doorgaande stadsbus, GVU-lijn 4 (Cartesiusweg – Fockema Andreaelaan), een drukke en hoogfrequente lijn.

Ik citeer vaak een uitspraak van een busbaas die luistert naar de naam Boudewijn, de Johan Cruyff van het buswezen: ‘De chauffeur van een klein busje neemt geen genoegen met een klein salaris’. Dat zo zijnde, vraag ik me af wat in vredesnaam de zin is van het vervangen van een grote, volle bus door een kleine, lege.

In Bilthoven, waar ik van de zomer was, hebben ze het ook gedaan. Lijn 77 (Vianen – Bilthoven) is nu ingekort tot de wijk De Leyen. Het laatste stuk naar winkelcentrum De Kwinkelier wordt nu ook door zo’n achtpersoonsbusje gereden. Voor zo’n kort stukje, zonder rechtstreekse verbinding met Utrecht, krijg je natuurlijk geen klanten meer. Dan kun je dat busje opheffen. Dat zal de filosofie erachter wel zijn.

Ik wandel langs het kanaal. Zie ik daar in de verte niet de torentjes van het Geldmuseum, waar ik ook nog eens geweest ben? Nee, want dat is opgeheven door – hoe tragikomisch! – geldgebrek. Hadden ze dat geluksdubbeltje van Dagobert Duck niet aan hem terug kunnen verkopen?

Langs een moskee die er moderner uitziet dan de kerken hier, en door de Daaltunnel waar ooit de sneltram reed, loop ik naar Utrecht Centraal. Momenteel is dit het einde van dit lange document, maar er komt binnen een paar weken nog minstens één hoofdstuk onder.

Frans Mensonides
12 januari 2014
Er geweest: Werkhoven: zondag 29 december 2013, Vleuterweide en Lombok donderdag 2 januari 2014
Laatste aanvulling:  14 januari 2014



Maarssen


Ik heb me aan het begin van dit lange groeidocument voorgenomen om het niet te hebben over mijn Utrechtse verleden: de tijd dat ik in deze stad en provincie werkte, studeerde, solliciteerde en onbegrijpelijke lezingen bijwoonde over ICT. Tot dusverre ben ik daarin aardig geslaagd. Oorden die sterke herinneringen zouden kunnen oproepen, aangenaam of gruwelijk, heb ik dan ook zorgvuldig gemeden. Vandaar dat ik op deze eerste dinsdagmiddag van 2014 ook niet in de bus stap naar Maarssenbroek, maar wel bij Utrecht Centraal die naar Maarssen neem.

Maarsenbroek en Maarssen behoren tot dezelfde gemeente, maar groter contrast tussen twee woonplaatsen is nauwelijks denkbaar. Ze worden gescheiden door het Amsterdam-Rijnkanaal. Maarssen is een vriendelijk, oud dorpje aan de kronkels van de Vecht, waar ooit kooplieden en regenten uit Amsterdam hun zomers doorbrachten. Maarssenbroek is een grauwe betonnen gribus, waar geen zinnig mens, arm of rijk, dood zou willen worden aangetroffen. In het stuk dat ik hierboven gelinkt heb – dit in de hoop dat geen lezer er op klikt! – zet ik uiteen dat de naam van die plaats etymologisch zoveel betekent als: de moeder aller moerassen. Laat ik er geen voet meer in het drijfzand zetten!

Maarssen dus, in plaats van –Broek. Bus 36 (Utrecht Centraal – Maarssen Station) rijdt er in kwartierdienst heen, via de vooroorlogse Utrechtse volkswijken Ondiep en Zuilen. ’s Avonds wordt die lijn vervangen door een halfuurdienst met nummer 34, die in Zuilen een iets andere route rijdt. Daarnaast is Maarssen in de spits rechtstreeks met De Uithof verbonden via lijn 32. Verreweg de meeste lijnen in het vervoersgebied van U-OV hebben Utrecht Centraal  óf De Uithof als eindpunt.






Bij het busstation Utrecht Centraal Centrumzijde hangen nieuwe digitale vertrekborden, op proef; weer andere dan de zwarte die in en om Utrecht boven sommige haltes hangen.

36 rijdt een stukje het Vredenburg op, die enorme stroom bussen naar De Uithof en de Lustwarende achterna, maar slaat dan ineens linksaf, de Sint Jacobsstraat in. Al snel komen de gebouwen van de Hogeschool Utrecht op het Oudenoord en Nijenoord in zicht. Die trekken nogal wat reizigers, en zijn ook bereikbaar met speciale korte ritten van lijn 6 (Utrecht Centraal – Nijenoord – Overvecht Noord). Wat zou er overblijven van U-OV, zonder universiteit en hogeschool?

De Laan van Chartroise, zou je dat uitspreken op z’n Frans (‘Chartrwaas’) of op z’n Utrechts (Loan váán Sjáártrooise)? Ik weet het niet; in de bus worden de haltes automatisch afgeroepen, maar die zijn genoemd naar zijstraten. We passeren de Rietendakschool, die een rieten dak heeft.

Lijn 36 is getrokken volgens de ontsluitende filosofie die het hele net van U-OV kenmerkt. Over de lange, brede Burgemeester Norbruislaan (spreek uit: ‘Norbruwie’?) gaat het nog snel genoeg; het plaatsnaambord Maarssen komt al ruim een kwartier na vertrek in zicht. Daarna begint het geslinger, eerst door de nieuwbouwwijk Zandweg-Oostwaard, daarna door de oudere wijken rond het dorp. Dat bereik je pas na een rit van een heel dik halfuur.

Als je vanuit Maarssen sneller in Utrecht wilt zijn, kun je Connexxion-bus 120 nemen (Amsterdam Bijlmer ArenA - Utrecht) die er een minuut of 20 over doet, of de trein, die het in 8 of 10 minuten doet. Maar voor de trein moet je dan weer in bus 36 blijven zitten. Want die bus voert je naar het te vermijden Maarssenbroek, en daar ligt het station dat Maarssen heet, aan de overkant van het Amsterdam-Rijnkanaal.

Voordat dat kanaal gegraven werd, en dat was in 1892, kon je vanuit Maarssen via de Stationsweg naar het station lopen, zoals in zoveel plaatsen. Maar de Stationsweg loopt nu dood op het water.

Ik stap veiligheidshalve diverse haltes uit voordat de bus het kanaal kruist, en wel bij de Maria Dommersstichting en een particuliere woning die ‘Toch weer  geluk’ heet. Gelukkig, dat zijn ook veel Amsterdammers geweest, die hier de zomermaanden doorbrachten. Loop een halfuurtje door Maarssen, en overal zie je hun invloed: eclatante landhuizen, lommerrijke landgoederen, theekoepels langs dat romantisch slingerende riviertje Vecht, dat in zo’n schril contrast staat met het brede, diepe, kaarsrechte, nuchtere kanaal dat ze er vlak achter gegraven hebben.

Ik had het hierboven, in Oog in Al, over hofdichten. Dat genre is in Maarssen natuurlijk ook driftig beoefend. Op Goudestein zijn er in de loop van de jaren zelfs drie geschreven. Bovendien kregen ze hier op zekere dag in 1656 een vererend bezoek van de aartsvader van het Nederlandse hofdicht, niemand minder dan Constantijn Huygens. Die schreef natuurlijk ook weer een gedichtje op Goudestein; zie mijn hofdichtenpagina, rechtsboven. Goudestein is nu gemeentehuis van de gemeente Stichtse Vecht, die naast Maarsen(broek) sinds kort ook Breukelen en Loenen omvat. Het is niet meer het landhuis dat Huygens verwelkomde; wat je nu ziet, is de opvolger.  

Ook in de 18e eeuw had men al de gewoonte, nieuwe huizen te bouwen die leken op oude. Ze bouwden in Maarssen net zoals ze in Amsterdam gewend waren, en dat heeft de dorpskern zijn Amsterdamse uiterlijk gegeven.

Eigenlijk is de provincie Utrecht één grote lustwarande (uitzonderingen als Maarssenbroek daargelaten). Het is er heel anders dan in Holland; daarom kom ik hier zo graag. In Holland is het platteland simpelweg het gebied dat nog niet door de stad is opgegeten; in Utrecht een lusthof met een geheel eigen karakter. Helaas snapt die arrogante biologiefrik dat niet, de minister die zo zijn best doet, compleet uiteenlopende provincies aaneen te smeden in door niemand gewenste fusies. Utrecht en Holland zijn twains that never shall meet.

Met die gedachte, en met bus 36, verlaat ik Maarssen.











Zuilen / Ondiep



Bij het Prins Bernhardplein stap ik over op lijn 3 (Zuilen – Utrecht Centraal). Eens liep die lijn door naar het Diaconessenhuis en was het de drukste van het stadsvervoerbedrijf GVU, met een frequentie van 5 minuten. Maar dat was nog voordat De Uithof aan betekenis begon te winnen en die dubbelgelede slagschepen daar in spitsfrequentie van 2 minuten heen gingen rijden. Nu rijdt er op lijn 3 elke 10-minuten een gelede bus.

We draaien de smalle De Lessepsstraat in.  Die naam spreek je wél op zijn Frans uit (‘De Lessèps) al lijkt dat niet zo als je het geschreven ziet. Graaf Ferdinand de Lesseps groef het Suezkanaal (niet in z’n eentje, hij schijnt er wel wat hulp van arbeiders bij gekregen te hebben); zo’n handig weetje voor in een quiz.

Lijn 3 volgt verder de Amsterdamsestraatweg. Eens, voor de aanleg van snelwegen, was dit zo ongeveer de drukste verkeersader van Nederland. Inmiddels is het gedegradeerd tot een vrij gewone winkelstraat, met toch nog ook wel de nodige autodrukte.

Ik wil een foto van de watertoren, met een bus op de voorgrond. Maar de klok gaat al naar halfvijf, en de nacht valt alweer over Utrecht. Een andere keer verder.




Die andere keer is 18 dagen later, op een zaterdag, met aan het einde van januari alweer een halfuurtje langer licht, hoop ik. Maar het is deze keer een grauwe, kouwe dag, waarop de zon zich niet zal laten zien.

Ik neem weer lijn 3; terug naar die watertoren. De Amsterdamsestraatweg is geen P.C. Hooftstraat. ‘Geld nodig??!! Beleen (verpand) uw goud etc. Direct contant geld!!!’, meer dat soort werk. Desondanks, of juist daardoor, is de straat populair. De bussen zijn druk. De weg ook; de inmiddels beruchte U-OV-shuffle is weer gaande; van kruispunt naar kruispunt, van rood negenoog naar rood negenoog.

 Voorbij de watertoren heb je het Julianapark, een kleine groene long in de stad, te midden van een arbeiderswijk met petieterige huisjes en dito tuinen, of helemaal geen tuinen. Het 10 hectaren tellende park is in het begin van de 20ste eeuw aangelegd door een rijke particulier, en in de jaren 30 als werkelozenproject omgebouwd tot wat het nu is: een aangenaam stadspark vol zeldzame gevederde vrienden, niet-zeldzame loslopende kippen, speelgelegenheden en educatieve borden over de natuur. Een kleine lustwarande op zich, en ook hier is de stad niet ver weg. Langs de zuidwestkant van het park razen treinen; het nieuwe station Zuilen ligt er schuin achter.


Overvecht


Nu ga ik toch ook nog maar even die Rietendakschool fotograferen. Daarna neem ik bus 16 die net aan komt rijden. Die gaat naar de Vechtsebanen. Een verrassingstocht; ik heb geen idee wat Vechtsebanen zijn. De bus kiest zijn route door het oosten van de wijk Zuilen. Vervolgens gaan we een brug over en draaien een bedrijventerrein op.  Waar kom ik terecht, en waarom is het hier zo druk op zaterdag?

De Vechtsebanen zijn een ijshal. Die loopt net leeg op dit tijdstip; er was iets gaande dat nu voorbij is. Het was een Elfstedentocht, zal ik later lezen, een Elfstedentocht in één stad, compleet met start en finish in het donker, stempelposten en dweilorkesten. Honderden kinderen stromen naar buiten. Een jeugdleider met een trainingspak aan en een klembord vol lijsten in de hand, houdt appel en schreeuwt instructies, hoe ze zich in rijen moeten opstellen voor als straks de bussen komen; Ordnung muss sein.

In de toegangshal van de ijsbaan hangen staatsieportretten van Sven Kramer en Ireen Wüst, alsof ze al die olympische medailles al gewonnen hebben die ze van plan zijn. Uit de ingewanden van de hal komt een vette, dichte damp naar buiten zetten. Die ruikt naar antivries en kerosine. Misschien hoort dat wel bij ijshallen, denk ik nog, maar het schijnt toch niet normaal te zijn, want enkele minuten later gieren sirenes over het bedrijventerrein en verschijnt een brandweerwagen ten tonele.

Gaat die hal, waarvan ik tot tien minuten geleden nog nooit gehoord had, nu voor mijn ogen affikken? Ben ik nu eens precies op de goede plaats en tijd voor een sensationele nieuwsfoto? Nee, het lijkt mee te vallen (of tegen, zo je wilt); de brandweerwagen blaast na een paar minuten alweer de aftocht.

Ik loop een jaren-70-buurt binnen. Dit is Overvecht Noord, nabij de forten De Klop en De Gagel, van mijn fortentocht in 2007. Het is koud en kil. Een koninkrijk voor een bushalte! Na een paar hoeken omgegaan te zijn, vind ik er een: de halte Klopvaart. Lijn 6 en lijn 9 stoppen hier. De laatste staat klaar op een keerlus, bij een voorshands nog leeg gemeenteraadsverkiezingsposteraanplakbord.

Lijn 9 neemt van hier de noordoostkant van Overvecht, 6 de zuidwestkant. Bij het grote winkelcentrum Overvecht komt alles weer bij elkaar; daarna gaat elke lijn via zijn eigen route naar Utrecht Centraal. Lijn 9 rijdt daarna weer door als lijn 3 naar Zuilen.

‘Je moet de achterdeur opendoen als ik met de kinderwagen naar binnen wil’, klaagt een jonge moeder een paar haltes verder tegen de chauffeur. ‘Ik mot helemaal niks’, zegt de chauffeur bars, die al het chagrijn uitstraalt waartoe dat beroep aanleiding schijnt te geven. ‘Je bent hier niet thuis’ schreeuwt hij. ‘Commanderen doe je thuis maar! Je bent hier niet thuis hoor!’

 Ik acht het nu noodzakelijk, op te merken dat de chauffeur ook niet thuis is. ‘Wat?’
‘Jij bent ook niet thuis. Je zit in een bus met klanten’. Dit denkbeeld grijpt te hoog voor zijn IQ. ‘Commanderen doe je thuis maar’, bijt hij míj nu toe, met buschauffeurslogica.

Ik heb in de jaren 90 gewerkt bij een bedrijf dat een moeizame metamorfose doormaakte van een ambtelijke naar een commerciële organisatie. Daar hingen ze op een gegeven moment overal posters op: ‘Je klant betaalt alles: je huur, je auto, je vakantie, je televisie, je avondje uit….’

Ik zat in die tijd nog in ROVER, dat toen nog iets voorstelde, en heb een busbaas wel een aangeraden, ook zulke posters op te hangen in de busgarage, op goed zichtbare plekken. De man zond me een pijnlijk, benepen glimlachje. ‘Als ik dan maar geen stront krijg met de vakbond’, meende ik van zijn lippen te lezen. Ik heb die posters er nooit gezien. Bij ons op de zaak hielpen ze ook niet, hoor; het bedrijf bleef even bureaucratisch als het altijd geweest was.

Lijn 9 rijdt een hoekige route, langs van lego vervaardigde flatblokken en huizenrijtjes. Ik stap uit bij het winkelcentrum Overvecht, maar niet voor die vriendelijke chauffeur nog een prettige dienst te hebben toegewenst.

In dit grote, deels overdekte winkelcentrum at ik in 2001 een appelpannenkoek met ongeschilde appels. Nu gebruik ik er een zeer late lunch, of een zeer vroeg diner bij Charlie Chiu, dat ik dan gelukkig toch nog hervonden heb. Het is uit de stationshal verdreven, maar blijkt nog steeds een filiaal in Overvecht te hebben.

De bussen zitten vol in Overvecht, een grote, dichtbevolkte stadswijk die het  bekende beeld vertoont van langs elke stoep een bushalte. Reizigers moeten ook hier een zak geduld meebrengen. Van die beginhalte Klopvaart tot aan naar Utrecht Centraal is het toch al gauw een minuut of 25 rijden.

Ik neem lijn 1 (Winkelcentrum Overvecht – Utrecht Centraal – Hoograven). De rit langs de legohuizen wordt voorgezet tot aan station Overvecht, waarna we onder het spoor door weer in de oudere stadswijken belanden. Met lijn 1 is de cirkel rond, want die nam ik als eerste U-OV-lijn naar Hoograven, helemaal aan het begin van dit ellenlange artikel. Dat zou hiermee uit kunnen zijn, maar het gaat nog verder.


Centrum

In de kronkels en krochten van Utrechts centrum, waar die dubbelgelede bussen van lijn 12 natuurlijk nooit kunnen komen, trekt nog steeds het minibusje van lijn 2 zijn baantjes. Hij rijdt vanaf Utrecht Centraal Centrumzijde langs de Dom naar het museumkwartier en via de Catharijnesingel weer terug. Het was eens de enige bus van Nederland die door een kerktoren heenreed, maar nu rijdt hij er gewoon langs. Bij daglicht zal ik er nog wel eens een foto van maken.

Nu kom ik hier bij donker en te voet. Ik loop Polare binnen, niet om een boek te kopen, maar louter uit nostalgie, want als student in Utrecht was ik hier natuurlijk niet weg te slaan. Ik ben vanzelfsprekend nog onwetend van het lot dat die boekhandelaars volgende week zal treffen. As. dinsdag zullen alle winkels van deze noodlijdende keten gesloten blijven. Het begin van het einde, of het begin van de zoveelste doorstart?

Aan het eind van de zaterdagmiddag is het er nog druk genoeg. Boeken hebben ze ook nog te verkopen; de boekengroothandel heeft de hand over het hart gestreken en de leveranties aan de vrijwel failliete keten voortgezet. Wat gebeurt er met die boeken, als ze echt ten onder gaan? Komt er een book run van wanhopige leeshongerigen, die de winkels plunderen?

Ik kwam hier dus vroeger vaak boeken kopen, in de tijd dat ze nog Broese Kemink heetten en ik nog tijd en zin had om te lezen. Dat is al lang niet meer het geval. Feitelijk ben ik mede schuldig aan de ondergang van Polare.

Maar die hebben ze ook zelf over zich afgeroepen. Alleen al het idee van zo’n keten. Al die gerenommeerde plaatselijke boekhandels: Broese Kemink, Kooyker in Leiden, Donner in Rotterdam, Scheltema in Amsterdam, die winkels hebben alle tijden overleefd doordat ze de beste waren in hun stad, doordat ze iets eigens hadden, dat andere boekwinkels niet bezaten. En dan verder als eenheidsworst onder één vlag.

Polare. De naam en het logo deugen al niet. Ze doen beide denken aan een reisbureau voor arctische streken; kil. Selexyz deugde ook niet; het zou een goeie naam zijn voor een uitzend-, casting- of beroepskeuzeadviesbureau, of zo. Waarom een boekenketen zonder ‘boek’ in de naam? Schamen ze zich ervoor dat ze in deze tijd nog boeken verkopen?

Ik heb helemaal geen verstand van het verkopen van boeken. Je kunt afstuderen in de literatuur, zonder boeken aan de man te kunnen brengen. Ik heb er één keer college over gehad. Ik zou het trouwens niet over mijn studie hebben, maar dit komt nu even in de praat te pas.

We hadden een gastcollege van een uitgeefster. Ik dacht dat die een uur lang zou gaan praten over al die prachtige boeken die ze uitgaf. Maar haar verhaal ging maar over drie dingen: geld, geld en nog eens geld. Het was één grote aanklacht tegen boekwinkels, die teveel geld verdienden aan boeken, en uitgevers te weinig. Maar ook boekwinkels blijkbaar nog te weinig.

Ik had dat college in dit gebouw, in die zaal op twee hoog (onderste foto). Waarom er tegenwoordig zo’n blauwe gloed uit de ramen straalt, weet ik ook niet; wellicht louter tot verhoging van de sfeer op mijn foto. Het knippert ook nog; die ramen flitsen in een bepaalde volgorde.

Ik dwaal af. Daarom wordt het tijd, een streep onder dit artikel over U-OV te zetten (dat is wél een goede naam voor een OV-keten, of liever: netwerk; ik wed, dat alle Utrechtse reizigers er inmiddels wel aan gewend zijn). Een doorstart van dit artikel sluit ik echter niet uit.

Frans Mensonides
2 februari 2014
Er geweest: dinsdag 7 januari en zaterdag 25 januari 2014

Ja, en die streep onder dit artikel heb ik later weer uitgegumd. Polare en ook dit al zo lange stuk krijgen een doorstart. Scroll maar voorbij de foto’s!








Zes zaterdagen na de zaterdag hierboven bezoek ik opnieuw het centrum van Utrecht, nu bij daglicht. ‘We want more, we want more’, scandeerden diverse lezers; ‘minder, minder, minder’ heb ik niet gehoord.

Polare geloof ik deze keer wel. Dat heeft zijn poorten, na een paar zenuwslopende weken voor de medewerkers en bibliofiele klanten, opnieuw geopend. Maar ik liep laatst binnen bij het voormalige Donner in Rotterdam, en zag toch niets anders dan vergane glorie: halflege boekenplanken en een soort opheffingsuitverkoop die niet zo mocht heten. De keten en de naam Polare lijken me reddeloos verloren. Voor de individuele boekhandels werkt men aan reddings- en verzelfstandigingsplannen.

Geparkeerde fietsen bij de vleet, in de omgeving van Nederlands drukste station. Ternauwernood is er een pad vrijgehouden voor de voetganger.

Wat er ook een doorstart gaat maken, is Muziekcentrum Vredenburg, dat in wederopbouw verkeert. Het wordt erg mooi, zo van buiten te zien. Ik zoek mijn weg eromheen, langs afsluitingshekken.

Een fietsenboer maakt reclame voor banden die nooit lek gaan en dus ‘onplatbaar’ zijn (‘Onpláátboar’, zal dat wel worden op z’n Utrechts; ‘Onpláátboare báándjies, woar!’). ‘Onplatbaar’, dat is slecht Nederlands en daardoor goeie reclame: het valt echt op. Toch zou ik ook met deze banden maar niet opzettelijk door spijkers en glas gaan fietsen.

Ik loop langs de grachten en door de stegen en sloppen die ik zo goed ken uit mijnstudietijd waarover ik het niet meer zou hebben. Maar die hier toch nog even terloops ter sprake zal komen.

Om een hoek hoor ik me het gezang en getrommel tegemoet komen waarmee een vrouwendemonstratie gepaard gaat. Die is ter opluistering van Internationale Vrouwendag; het is vandaag 8 maart. De demonstrerende vrouwen worden gechaperonneerd door mannelijke politieagenten. 

Deze demonstratie slaat me met stomheid. Ik snap niet waar dat nog om gaat: strijd voor vrouwenrechten. Lang geleden moest hier in deze universiteitsstad gevochten worden voor het recht  van vrouwen om colleges bij te wonen; die arme Anna Maria van Schurman, die de lessen alleen vanachter een kamerscherm mocht volgen! Maar toen ik hier studeerde, zat er een meerderheid van 80% vrouwen in de collegezalen, en was het on-vak genderstudie (lees: feminisme) een van de populairste cursussen.

Vrouwen verdienen tegenwoordig al meer dan mannen. Verder bezetten ze in bedrijven ook steeds meer leidinggevende posten, om daar te heersen en te manipuleren met vrouwelijke intuïtie, in plaats van met mannelijk macho; een graadje erger nog, dus. Wat valt er verder nog te wensen, in een alreeds grotendeels matriarchale samenleving?

 


Ik zag daarnet op lijn 2 een gloednieuw klein buske van het Britse fabricaat Optare passeren, een ‘Solo’, een elektrisch busje. Maar ik was te laat om mijn camera te trekken. De volgende op die lijn is een gewone bus. De daarop volgende weer een kleintje. Ik neem hem, en kan aan niets anders denken dan het kleine-busjesdenken van Leidse politici.

Zou dit alleraardigste, geluidsarme en zeer wendbare exemplaar wel klein genoeg zijn in hun ogen? Ik vrees van niet. Men denkt meer aan achttaxen, als het geen riksja’s zijn. Dit Utrechtse busje is niet veel smaller dan een standaardbus, niet veel korter ook, en heeft nog 24 zitplaatsen. Hij rijdt zoals gezegd erg geruisloos, maar het bezwaar daarvan zal wel weer zijn dat de fietsers hem niet horen aankomen.

Dit lijntje ontsluit een stuk binnenstad met krappe straatjes, die buiten de doorgaande busroutes liggen. Die krochten moeten toch bereikbaar zijn, voor alle studerenden, en voor alle toeristen die er haken naar cultureel genot. Maar je laat met dit soort busjes geen compleet  stadsnet rijden, zoals sommige Leidse politici willen. Dan zal op drukke uren de frequentie omhoog moeten, want een klein busje kan nu eenmaal minder mensen vervoeren dan een grote. En frequentieverhoging kost geld; dan zal de politiek wel niet thuis geven.

De kleur van deze bus is nog wit, in plaats van geel (maar wat maakt dat uit?), de digitale ‘lijnfilm’ is nog blanco (maar dat geeft niet, want er is in Utrecht maar één busje naar het Museumkwartier) en de bus heeft ook nog geen chiplezers (maar ook daar teken ik geen bezwaar tegen aan; dit ritje is gratis). Weer twee zaterdagen later zie ik bij Utrecht Centraal een Solo-busje dat nu wel geschilderd is in de U-OV-kleuren, en wel kaartlezers heeft.



Groot...


... klein...


... en groot en klein naast elkaar.


Warande en uitlopers: Zeist, Amersfoort, Doorn

De afgelopen hete zomer schreef ik een tetralogie over de Stichtse Lustwarande (deel 1, deel 2deel 3 en deel 4), de landstreek vol landgoederen en buitenhuizen aan de zuidoostkant van Utrecht. Een deel van die streek is door U-OV veroverd op Connexxion, dus het wordt tijd voor een paar nieuwe ritten, deze maal in het zeer prille voorjaar.

Na mijn rit met het museumbusje neem ik lijn 53 naar Zeist Busstation. Die volgt tot voorbij de flatwijk Vollenhoven dezelfde route als lijn 52 (Utrecht Centraal – Amersfoort; sommige ritten niet verder dan Zeist Handelscentrum). Op zaterdag is er, net als in de daluren op werkdagen, een gecombineerde kwartierdienst; in de spits van maandag t/m vrijdag zelfs een gecombineerde 7½-minutendienst.

Bus 53 vertrekt vrijwel leeg van Utrecht  Centraal, maar loopt toch nog vol in het winkelhart van Utrecht. We volgen weer de bekende HOV-route uit die Warande-artikelen: langs de Neude, het Janskerkhof, de Stadsschouwburg en over de Biltstraat, langs het Oorsprongpark en Fort De Bilt. Nog geen kwartier na vertrek zien we de eerste huizen van Zeist.

Ik stap uit bij het winkelcentrum van Vollenhoven. Dit is een Bijlmer-achtige wijk: hoge blokvormige flats, waarvan de kruinen uitsteken boven het weelderige omringende groen. Zo’n wijk past niet erg in dit villadorp, maar in de jaren 70 moest elke zichzelf respecterende gemeente er één hebben: een wijk volgens Bijlmer-concept. In Amsterdam zelf kwamen ze er snel van terug, maar toen stond het hele land al vol met na-aapsels ervan.

In het winkelcentrum maakt een Chinees restaurant reclame met een vijf meter lang tropisch zeeaquarium dat binnen te zien is. En? Daar zul je dan wel je diner mogen aanwijzen, dat op dat moment nog lustig zwemt in die buitenmodel waterbak.

Er is verder weinig te zien aan Vollenhove. Ik neem weer plaats bij de halte, wacht op een vertraagde bus 52 en ga uit verveling mijn eigen schaduw maar fotograferen, die bij de schaduw van de halte staat te wachten op de schaduw van de bus. Is dit nu ook een selfie? Een shelfie, vond een volger op Twitter. Ik maakte er hierboven in Werkhoven al één.


De bus verschijnt nog. Een van de haltes heet L-flat. Die kijkt vast uit op de K-flat en de M-flat. We passeren een paar dingen die ik vorige zomer voor de lens had: een nooit gebruikt spoorviaduct over de A28 en de vijver in Huis ter Heide van de cacaomagnaat Blooker.

We zitten nu op de brede, door bossen voerende straatweg naar Amersfoort. Na ingebruikname van de A28, een kilometer ten zuiden van hier, moet het een stuk rustiger geworden zijn in Huis ter Heide en Soesterberg. In het laatste dorp maakt de bus een ‘hoge hoed’ door een buitenwijk. Die omweg spekt de bankrekening van Trans Link Systems, dat alle OV-chipgelden int en waarvan het kantoor aan het eind van deze buslijn staat, naast Amersfoort NS.

Een van de haltes heet: Kontakt der Kontinenten; conferentieoorden zijn dicht gezaaid in deze streek. Tussen Soesterberg en Amersfoort rijdt lijn 52 dezelfde route als lijn 56 van Connexxion (Wijk bij Duurstede – Doorn – Driebergen – Zeist – Amersfoort). Maar er is geen afstemming in de dienstregeling. Vanuit Amersfoort vertrekken de bussen op beide lijnen meestal bijna exact tegelijk. Je houdt het toch niet voor mogelijk! Kon dat nou echt niet anders?

Amersfoort NS bereiken we via een buitenwijk met ongeasfalteerde bobbelwegen. Op het busstation stuift er maar weer eens een uitgelaten jong grietje op me af met mappen vol mooie woorden. Ik moet iets kopen, onderschrijven of ergens lid van worden. Ze hebben haar dit keer niet gewaarschuwd voor grumpy old men, aan wie je toch niets slijt. ‘Geen interesse’, grauw ik.
‘Nou, hoor, U weet nog niet eens waarover het gaat!’, pruilt het schepseltje.
‘Dat weet ik dondersgoed’, zeg ik bars; ‘het gaat altijd om mijn portemonnee, mijn ziel, of beide’, en ik loop snel door.

Amersfoort heeft een mooi monumentenrijk stadshart, al bereik je dat pas ten koste van een wandeling via een lange, kronkelige, tochtige laan langs saaie, hoge kantoorgiganten. In het centrum rond ik de Muurhuizen in de avondschemering, statige huizen uit verschillende eeuwen, gebouwd op de fundamenten van een middeleeuwse muur die door stadsuitbreiding overbodig werd. Ik fotografeer de Lange Jan vóór donker, ga ergens bij een pleintje een pannenkoek eten, en fotografeer hem nogmaals, in de inmiddels ingevallen duisternis. Pracht van een stad, Amersfoort; waarom kom ik hier toch zo zelden, alleen als ik een stukkie wil schrijven over U-OV?

 




Vier dagen eerder keer ik terug naar de Stichtse Lustwarande (ik reis gewoonweg per bus achteruit in de tijd). Ook op de Utrechtse Heuvelrug bleef het vervoer gedeeltelijk bij Connexxion, zij het dat de rol van het bedrijf met de groene bussen daar wel flink is teruggedrongen.

De eindeloze, vaak eindeloos vertraagde lijn 50 (Utrecht – Wageningen) bleef groen. Die wordt door U-OV versterkt met lijn 51 (Utrecht – Driebergen Zeist, via Zeist Kerckebosch). Het dunne, raar slingerende lijntje 81 dat ik van de zomer nam (Woudenberg – Veenendaal via Austerlitz, Zeist, Driebergen, Doorn, Leersum, Amerongen en Elst), kwam ook onder U-OV. Nummer 56 (Wijk bij Duurstede -  Amersfoort) bleef dan weer bij Connexxion, zoals hierboven al vermeld.



Nieuw is U-OV-lijn 71 die Nieuwegein verbindt met De Uithof en station Driebergen-Zeist. In de brede spits rijdt de bus nog verder, via Driebergen naar Doorn. In de ochtendspits beginnen enkele ritten zelfs helemaal in Amerongen. Ik neem deze lijn op een late dinsdagmiddag op station Driebergen – Zeist. Mijn doel is het Von Gimborn Arboretum in Doorn.

Deze bomencollectie werd bijeengebracht door de inktfabrikant wiens naam je vroeger, toen we nog met kroontjes- of vulpen schreven, altijd op inktflesjes zag staan. Nadat Von Gimborn in 1964 was overleden, werd zijn arboretum eigendom van de Universiteit Utrecht, tot 2010, toen het overging op een stichting.

Van de zomer wandelde ik op een zondagmiddag in deze 27 hectare grote bomentuin, maar dat feit heeft mijn kronieken toen niet gehaald. Weet je hoe met zo’n arboretum gesteld is? Je kunt er heel lekker in lopen, en aardige foto’s maken. Of zitten op zo’n apart, mooi gedesign’d bankje. Maar er valt voor een niet-dendroloog erg weinig te schrijven over bomen, vind ik; ze inspireren me niet. Ook de overvloedige informatie die in deze tuin gegeven wordt over houtige gewassen, beklijfde (bekleef?) niet erg; het bleef niet kleven, nee. Ik herinner me alleen nog het verhaal dat bomen de hele dag koolzuur inslikken en zuurstof staan uit te boeren; zeer ten gerieve van ons, mensen.

In het Von Gimborn Arboretum liep ik die zonnige namiddag, in de hitte, te verlangen naar sneeuw. Hoe mooi zou het hier zijn met sneeuw? Ik behoor tot de romantici die in elk seizoen verlangen naar het volgende seizoen, of het vorige, of zelfs twee seizoenen verder. Ik nam me dan ook voor, van de winter bij de allereerste sneeuwvlok meteen af te reizen naar Doorn.

Die eerste sneeuwvlok moet nu, 4 maart, nog steeds vallen. Het uitblijven ervan spijt me ook niet erg, als treinreiziger. Ik wacht er maar niet meer op, en ga gewoon naar het van Gimborn Arboretum zonder sneeuw. Het ligt in Doorn, schreef ik, maar meer nauwkeurig in de buurt(schap) Palmstad, twee kilometer ten noordwesten van het dorpshart van Doorn. Waarom dat wijkje zo heet, en of dat iets met de bomen van de inktman te maken heeft, weet ik niet.

Als ik voor de poort sta, zie ik dat de tuin over een ruim half uur al dichtgaat; ik ben te laat vertrokken, vandaag. Dat is de moeite niet meer. Ik zet er wel een paar foto’s van van de zomer bij; geen mens die het merkt. Toen lag er per slot van rekening even weinig sneeuw als nu. Ergerlijk; een rommelig stukje weer, dit, en geen erg zinvolle expeditie.



Aan de halte Stamerweg, bij het Arboretum, heb je nu keuze uit lijnen 50, 56 en 71; zes ritten per uur richting Zeist. Ik pak 71. De meeste passagiers op deze Heuvelruglijnen stappen uit bij station Driebergen-Zeist.

Van de zomer zag ik niet voor wie de bussen op pad waren in deze steek; ik zat er meestal vrijwel alleen in. Nu zijn ze gevuld met scholieren en studenten; alle bussen die ik neem, zijn behoorlijk goed bezet.

Een jongen van een jaar of tien op het bankje vóór me ratelt en kwettert aan één stuk door tegen zijn vader, die hem uit school heeft gehaald. ‘Als ik in ‘Utopia’ zou zitten, zou ik alleen maar grappen uithalen voor de camera. Dan word ik maar weggestemd. En ik zou stiekem geld meenemen. Hoe denk je anders dat ze aan hun spullen komen. Er ligt alleen maar materiaal. Anders moest je je wetenschappelijke zooi gebruiken. Gereedschap en instrumenten en zo. Ik ben een sok kwijtgeraakt met zwemmen. Iedereen heeft wel eens een keer dat zijn sok kwijt is en dat hij hem nergens, nooit meer, terug kan vinden. Gek, hè? Sterker nog: ik kan het je nog sterker vertellen: ik had het een keer met twéé sokken, een bolletje nog wel. Weg, nergens meer te vinden. En ik…’
-‘Doe eens niet zo druk; rústig nu een keer!’, probeert de vader.
-‘Ja, ik kan er toch ook niks aan doen dat ik zo druk ben in mijn hoofd? Ik zit de hele dag op school mijn drukheid in te houden. Als ik dat niet zou kunnen, zou ik pas écht ADHD zijn. Maar na school, dan móét het eruit. Ik ben mijn horloge en mobiel ook kwijtgeraakt in het zwembad, maar die komen vast wel weer boven water!’

Echt een teken des tijds hoor, dit soort kids. Ze hebben bijna allemaal wel wat, tegenwoordig: ADHD, hyperactiviteit, PDD-NOS (wat het ook mag wezen), aandachtstoornissen, Tourette, autisme, Asperger… In mijn tijd was dat anders. Toen ik een halve eeuw geleden op de lagere school zat, was er maar één jongetje in de klas waarmee echt iets Heel Ergs aan de hand was, waarover kinderpsychiaters zich moesten buigen. Dat jongetje, dat was ik. Maar het is later allemaal nog redelijk goedgekomen.

 


Uithof (opnieuw)


Voorbij Zeist doemt in de schemering het silhouet op van De Uithof, en niet in de laatste plaats van de mega-parkeergarage  aan de noordkant daarvan. Deze wordt het beginpunt van de Uithoftram; je auto parkeren en verder met de tram.

Ik loop het UMC, het Utrechts Medisch Centrum  binnen om te plassen. Eigenlijk heb ik schoon genoeg van ziekenhuizen, ze lijken allemaal op elkaar.  De afgelopen herfst ben ik vrijwel dagelijks in het MCH Westeinde in Den Haag op bezoek geweest bij mijn broertje, die er uiteindelijk gelukkig nog redelijk heelhuids uitkwam.

Ik verdwaal maar weer eens in een labyrint van gangen, en ga dan maar een kop koffie drinken op een gezellig bedoeld terrasje. Er liggen flyers. Er worden proefkonijnen gevraagd om een - pijnloze! - MRI-hersenscan te ondergaan voor een onderzoek naar ‘voedselevaluatie en voedselkeuze’. Tot mijn ontgoocheling lees ik dat linkshandigen zijn uitgesloten van deelname. Daar heb je nu weer zoiets! Niet dat ik van plan was, mijn hersengolven te verkopen voor 100 piek beloning, een reiskostenvergoeding plus een gratis kop koffie; geen hersen in mijn hoofd die daar aan dacht. Maar als ik dat wel gewild had, had ik het niet gemógen, en daar draait het om.

Je ziet het maar weer; overal worden wij linkspoten gediscrimineerd! Dat begon al in de oudheid; in het Latijn was het woord voor links: ‘sinister’. En tegenwoordig circuleren nog de wildste verhalen over de vermeende vreemde eigenschappen van linkshandigen. Er is nog steeds weinig bekend over linkshandigheid: de oorzaken ervan en de gevolgen. Maar ja, als linkshandigen niet eens onder de scanner mogen, dan wordt wetenschappelijk onderzoek belemmerd en blijven oude stigmatiserende vooroordelen in stand. Waar kan ik protesteren tegen deze gang van zaken? Moeten we dáárvoor eens niet een mars houden in het centrum van Utrecht, met trommels en politiebegeleiding voorop? Moeten burgemeesters zich dáárvan niet eens distantiëren?

Ik geraak buiten het ziekenhuis door een paar keer linksaf te slaan; dat helpt meestal. De Uithof is een paradijs voor de bus-spotter, een veel schaarsere mensensoort dan de trein- of de vliegtuigspotter. Het straatbeeld wordt hier in de avondspits bepaald door kluiten studenten die wachten op kluiten bussen.

De oude, blauwe, dubbelgelede bussen kondigen nieuwe, gele opvolgers aan. Ik zie ze nog niet, dus neem nu lijn 71 naar Nieuwegein. Een volle bak; er hoeft net niemand te staan. Vanuit De Uithof, en ook het aangrenzende bedrijventerrein Rijnsweerd, vertrekken in de avondspits tientallen rechtstreekse bussen naar vrijwel alle nederzettingen in de provincie. ’s Morgens natuurlijk andersom. De meeste van die bussen rijden buiten het centrum van Utrecht om, en ontlasten daarmee de lijnen 12 en 28 naar Utrecht Centraal, die al druk genoeg zijn.  Bij wijze van uitzondering lijkt hier nu eens over nagedacht door de Bestuur Regio Utrecht.

Een student achter me gaaaaapt langgerekt, en kreunt tegen een medestudent: ‘Ik ben altijd zwaar moe man, in de bus. En als ik dan uitstap, dan ben ik nog tien minuten heel erg móé, weet je wel, en daarna niet meer. Dat is gewoon dat zo’n bus zo slóóóm gaat, steeds stopt, hééél… lang…zaam…’ (geeuwt opnieuw hartgrondig). 
-‘Diederik is de laatste tijd zwaar ontoegankelijk, man’, zegt de ander, ‘hij is altijd met Kiki, of hij is te druk…’
-‘Ik word zwaar moe van Diederik. Ik ben in principe van de doctrine: je vriendin heeft prioriteit, maar niet ALTIJD, weet je wel…’
-‘Hij heeft best tijd, maar gewoon geen zin. Hij fuckt gewoon met je, man!’
-‘Ik word er zwaar moe van, man!’

Ik word ook zwaar moe van mijn medepassagiers te moeten aanhoren. Ik stap ergens over op de tram en geloof wel dat lijn 71 zijn Nieuwegeinse eindpunt ook zonder mij zal weten te bereiken.

 




Dinsdag 18 maart 2014 is het nu; ik ben op pad voor de nieuwe, beloofde dubbelgelede bussen op lijn 12. Deze komen uit de Vlaamse fabriek van Van Hool. Op een paar decimeter na zijn ze 25 meter lang. Ze hebben niet veel meer dan 50 zitplaatsen, maar op staanplekken kun je nog ongeveer het  drievoudige daarvan kwijt, met een beetje inschikkelijkheid.

Hun specificaties zijn dus ongeveer gelijkluidend aan de blauwe gelede bussen uit 2002 die ze moeten vervangen. Zouden deze gloednieuwe bussen dan ook net zo oncomfortabel zijn; ; nee toch; dat zal toch wel niet?

Helaas wel. Ik neem tegen de avondspits zo’n lange worm op het Busstation Utrecht Centraal Centrumzijde. De bus ruikt nog nieuw, maakt weinig geluid, maar heeft, als je in de derde geleding zit (in de achterbak; achterbaks reizen, noem ik het wel) even beroerde rijeigenschappen als zijn voorgangers. Hij schudt en hobbelt. Die achterbak komt, zo voelt het, bij elke kuil met beide wielen los van de grond.

Het ligt ook aan de route, die kronkelig is, en de chauffeur, die echt voor geen meter kan rijden. Zo’n verplicht van GVU overgenomen wegpiraat: schokkerig optrekken, wild remmen. Ze scheuren meestal als gekken, met die driedubbele bakken.

Dan kan ik, doordat ik tegen de spitsrichting in rijd, nog zitten. Maar in de ochtendspits zijn de toestanden hier mensonterend, ofwel: Japans, wat ongeveer op hetzelfde neerkomt. Zie dit filmpje op You Tube. Eens per 2 minuten vertrekt er van Utrecht Centraal zo’n dubbelgeleed apparaat, maar het is nog niet eens voldoende.

Tussen de middag heb je dezelfde taferelen.  Ik had in mijn studietijd, waarover ik het niet meer zou hebben, eens een college dat bij wijze van uitzondering op De Uithof gegeven werd, en om 13:00 uur begon. Een OV-hel, die lijn 12. Ik vraag me af, waarom ze die 50 zitbanken niet uit die bussen slopen, om nog iets meer mensen staande te kunnen vervoeren.

Ik heb ook wel eens beweerd dat er niets mis is met een bus, vergeleken met railvervoer. Maar hier in de Uithof zal het voor iedereen toch een opluchting zijn als in 2018 de trams gaan rijden. Twee aan twee gekoppeld zijn die nog drie keer zo lang als de bussen van Van Hool.

Frans Mensonides
2 april 2014

Er geweest: dinsdag  4 (Doorn, Uithof), zaterdag 8 (nieuwe kleine busjes, Zeist, Amersfoort) en dinsdag 18 maart 2014 (nieuwe lange bussen); zondag 28 juli 2013 (Von Gimborn Arboretum).






Uitstapje tot buiten de streek: Connexxion-lijn 150 Uithof – Almere Buiten

De Uithof


Diezelfde dinsdag 18 maart 2014 maak ik nog een uitstapje tot ver buiten de regio Utrecht. Sinds herfst 2012 rijdt Connexxion onder lijnnummer 150 een spitssnelbusdienst Almere Buiten – Utrecht de Uithof. Die lijn valt dus niet onder de U-OV-concessie die het onderwerp is van dit mega-artikel; het is een van de weinige bussen in de regio die nog overwegend groen geschilderd zijn. Maar ik moet het verhaal érgens kwijt en waarom dan niet hier? Het sluit mooi aan.

Lijn 150 biedt een rechtstreekse verbinding over de snelweg tussen Almere (-Buiten, -Stad en -Hout) en Utrecht Rijnsweerd / De Uithof, een rit van 54 kilometer. Tussen Almere en Utrecht stopt de bus alleen op het P&R-terrein in Blaricum-Bijvanck, bij Huizen, waar overgestapt kan worden op een keur van andere bussen. Hij rijdt 7 keer in de ochtendspits en even zo vaak in de avondspits, met intervallen van meestal een kwartier. In beide spitsperiodes rijdt hij in beide richtingen, hoewel hij ’s morgens richting Almere vermoedelijk even weinig passagiers zal vervoeren als ’s middags naar De Uithof.

Na mijn rit van daarnet met die nieuwe dubbelgelede U-OV-bussen, loop ik naar het uitgestrekte kantorenpark Rijnsweerd, waar ik lijn 150 zal oppikken. Duizenden verdienen hier de boterham, onder meer bij de Provincie Utrecht, verzekerings-, bank- en ICT-reuzen, accountancy, consultancy, -cy-zus, -cy-zo.

De ontwerpers van Rijnsweerd hebben een niet geslaagde poging gedaan om de sleur van die kantoorwolkenkrabbers te doorbreken. Ze zijn niet verder gekomen dan een volkomen overbodig kanaaltje met miezerige boompjes erlangs, en iets met zuilen en bogen, dat doet denken aan een laat-Romeins badhuis, anno 450 of daaromtrent, dat onder handen is genomen door een horde invallende en plunderende Hunnen en Goten.







Snel weg, hier, met een snel-weg-bus. Bij de halte Rijnsweerd Noord is het, net als in De Uithof, een komen en gaan van spitsbussen. Mijn 150 verschijnt bij de halte. Het is de bus van 16:43. Hij is vol, er moeten een dozijn passagiers staan. De chauffeuse biedt excuses aan: de vorige bus is uitgevallen; de chauffeur is onwel geworden.

Ik heb deze bus een keer eerder genomen, kort na de opening van de lijn, anderhalf jaar geleden, en heb daarvan alleen mijn Twitter-volgers op de hoogte gesteld. Ook toen was de bus goed bezet. Dat brengt me de discussie in herinnering die ik rond die tijd voerde met de Snelwegbus-goeroe Lex Boersma.

We hebben nu al jaren niets meer gehoord van zijn revolutionaire busnet over de rijkswegen. Zijn bussen hadden moeten gaan rijden van snelwegafslag naar snelwegafslag, en zouden woonwijken evenzeer mijden als werk- en studielocaties. Dat kón natuurlijk niets worden. Deze bus, lijn 150 (tussen haakjes met een geheel eigen design, en het lijnnummer op de zijkant geschilderd) brengt mensen vanuit hun woonwijk naar kantoor / collegezaal, en ’s avonds weer terug; daaraan dankt hij zijn succes.

Vanuit bijvoorbeeld Almere-Stedenwijk ben je een klein uurtje onderweg naar De Uithof. Buiten de spits doe je er zeker 1:20 uur over met het OV, en moet je minstens twee keer oversstappen.

Deze snelbus hanteert bovendien geen extra hoog kilometertarief, al schijnen er wel haltefouten voor te komen met de OV-chipkaart, getuige de noodkreet van een forens. Eén halte maakt op deze lijn meteen een groot verschil; Rijnsweerd en Blaricum P&R liggen zo’n 25 kilometer uiteen, en daartussenin wordt niet gestopt.



Deze kwestie haalde zelfs het Noordhollands Dagblad. De reiziger werd schadeloos gesteld, maar iets zegt me, dat de fout daarmee nog niet uit de wereld is, en dat er morgen weer iemand anders slachtoffer van kan worden.

We rijden over de A27, langs die aparte betonnen portalen van het spoorlijntje Utrecht – Hilversum. Daarna bereiken we al snel de P&R in Blaricum, waar ik uitstap voor een fotosessie. Hier kruist lijn 150 nummer 320 van het R-net (Hilversum – Amsterdam Amstel), de bus die ik een paar jaar geleden nam, die 100 km/uur rijdt over de snelweg, en waar je verplicht in de gordels moet.

Er is nog steeds gesteggel over de HOV-busbaan Huizen – Hilversum. Ze willen er 16 bussen per uur per richting laten rijden in de spits, terwijl ik vanmiddag constateer, dat ze er 8 per uur al niet eens vol krijgen. De bus-hatende NIMBY’s waaraan het Gooi zo rijk is, vinden 160 miljoen voor zo’n baan pure geldverspilling, en willen liever een lightrailverbinding Hilversum – Huizen – Almere – Lelystad. Maar die kost zeker een miljard, en hoeveel mensen stappen dáár in? Serieus onderzoek naar zo’n verbinding is nooit gedaan. Er wordt zo maar wat geroepen. Als het maar op rails gaat en niet op rubberen banden, dan is geen plan gek genoeg.

Het is een lastig fotoplekje, hier bij die carpoolplaats tussen snelweg en woonwijk. Je ziet die bussen van verre aankomen, maar krijgt ze toch niet fatsoenlijk voor je lens. Het zijn ongelede, maar wel extra lange exemplaren; van binnen net iets luxueuzer dan een gewone streekbus. Anderhalf jaar geleden stond ik hier ook, toen schemerde en motregende het ook al.

Ik stap aan boord van de volgende bus 150. We rijden Almere binnen bij bedrijventerrein Stichtse Kant. Er stapt een juffrouw uit bij een halte in niemandsland, zo het lijkt. Ze heeft hier vanmorgen een fiets gestald en aan de ketting gelegd naast de abri, en stapt nu op, op weg naar de bewoonde wereld. We rijden verder door het landelijk gedeelte van Almere, waar misschien nog wel eens wat gebouwd zal worden, als de economie aan- en de crisis wegtrekt. Nu zou je niet zeggen, dat je je bevindt in de snelst groeiende nederzetting van het land.

Maar Almere Hout zal zeker niet zo dunbevolkt blijven als het nu is: ‘Kom zelf bouwen, wonen en werken in Almere Hout’, zo wordt de passant verleid. We rijden langs een bos van wat sprietboompjes; een deprimerende aanblik, in schemering en regen. Weinig dingen zijn deprimerender dan petieterige boompjes. Maar álle bomen beginnen zo. De sprietfase kan niet worden overgeslagen, dat snap ik ook wel.

Het Cube Center op bedrijventerrein Veluwse Kant is opmerkelijk, staat in mijn aantekeningen, maar ik weet drie maanden later niet meer wat er zo opmerkelijk aan was. Het zal wel kubusvormig geweest zijn; zoiets herinner ik me vaag.

We bereiken ‘t Oor, het busstation tussen Almere Haven en Almere Stad, in stromende regen en volledige duisternis. Vanaf hier nemen we de vrije busbanen van Maxx (Connexxion) de stadsbus van Almere. In de Stedenwijk stappen de laatste passagiers – behalve ik - uit. Ik stap bij Almere Centrum over op de trein. De bus gaat leeg nog een paar kilometer verder naar Almere Buiten, de Molenbuurt.

Een geslaagd project, wat ik er op twee middagen van gezien heb; in tegenstelling tot Boersma’s Snelwegbus, die we wel nooit zullen zien rijden.








De Meern / Vleuterweide


Op zaterdag 3 mei 2014 ga ik nog eens terug naar de grote uitbreidingswijk Leidsche Rijn, nu al jaren de grootste bouwput van Nederland. Een heel stuk hierboven nam ik lijn 28 (De Uithof – Vleuterweide), die over een HOV-busbaan rijdt. Lijn 26 (Utrecht Centraal  - Vleuterweide) volgt een kronkelige route door de rest van de wijk, en kruist die busbaan hier en daar.

26 vertrekt van de Jaarbeurszijde, maar dat had ik van te voren niet opgezocht, en ik verlaat het station bij de Centrumzijde. Dat foutje komt me te staan op een wandeling van toch zeker wel een kleine 10 minuten. De looproutes rond het zich vernieuwende Utrecht Centraal worden expres zo opgezet, dat je langs zoveel mogelijk winkels komt, las ik ergens. Grote stations zijn toch al niet veel meer dan winkelcentra, zoals dat nieuwe station Rotterdam Centraal.

Lijn 26 rijdt op deze zaterdagmiddag soms met gelede bussen en soms met gewone, standaard-ongelede voertuigen; door elkaar, zonder veel systeem, zoals veel in het OV rond Utrecht. De fly-over bij het 24 Oktoberplein is nu af, maar er rijdt geen buslijn over, bij mijn weten. De mijne rijdt er in ieder geval langs heen.

Ik heb pas anderhalve week een smartphone, van de zaak nota bene, zodat ik ook nog een gegeven paard in de bek kijk, maar ik erger me nu al aan het feit dat er geeneens WiFi is in de bus. In geen een U-OV-bus?

In Leidsche Rijn doorkruist de bus de wijk Langerak, waar ik in 2000 eens was, toen hij nog in aanbouw was. Er reed elk kwartier een bemodderd, bezwadderd 20-persoonsbusje van het GVU, door de buurtbewoners al snel omgedoopt in: ‘Dáát vieze buusje.’

Voorbij De Meern gaan we verder langs het spoor naar station Terwijde. Daar is een soort bos in wording; het sprietstadium nog niet ver voorbij. Ik ga nieuwe VINEX-wijken voortaan ‘sprietboompjeswijken’ noemen.

Ik stap ergens uit in Vleuterweide. We zijn nog niet bij het eindpunt, maar ineens zie ik de Hamtoren van Vleuten als een anachronisme boven de daken uitsteken; het lijkt wel een fata morgana.




Kinderstemmen echoën tegen gevels. Lange, smalle kreken, waarlangs ook weer huizen staan, doorsnijden deze wijk. Een optimiste zit in haar tuin te zonnen, bij zeer pril voorjaarsweer, en bekijkt mijn fotograferende activiteiten met lodderig oog en verbazing. Alom klinkt het geluid van schaven en boren. Net als het spoorwegnet in Nederland is zo’n huis in zo’n wijk nou nooit eens áf. Stoepjes worden geveegd, auto’s gewassen; geen cliché besparen de bewoners mijn lezers.

Ik loop in de richting van de Hamtoren, aan de andere kant van het spoor. Die is een baken voor treinreizigers vanuit de richting Woerden naar Utrecht (jassen aan, we zijn er bijna), en is met zijn 35 meter het hoogste donjon van Nederland  (‘dohhnzjohhn’, sielvoeplet, op z’n Frans). De hoogte wordt nog eens extra geaccentueerd doordat het kasteel, dat er ooit omheen stond, is ingestort of afgebroken.

Het donjon staat nog steeds in het groen, bij een wandelroute naar een ander kasteel, De Haar in Haarzuilens, maar het VINEX-wezen rukt toch vervaarlijk op in de richting van zijn muren. Het heeft een aardig toegangspoortje, vanaf welk punt je je op privéterrein bevindt.

Het donjon wordt particulier bewoond, en staat momenteel te koop, zo tipte een lezer me. De prijs is te bevragen bij de makelaar. Misschien valt het nog mee, wat zo’n donjon moet kosten. Er kleven wel een paar bezwaren aan. Het is verre van nieuw (bouwjaar: ca. 1260), het zal er wel tochten als de neten, het is in de winter natuurlijk niet warm te stoken, en ook blijvend vrij uitzicht op VINEX-nieuwvormingen strekt niet tot aanbeveling.

Terug naar Vleuterweide. Ik bewandel een wijk waar de straten heten naar perenrassen, omdat alle aannemelijke straatnaamthema’s in Utrecht zo langzamerhand uitgeput waren. Daarna neem ik bus 26 terug.


De chiplezers in deze bus zijn buiten dienst, en ik loop door voor de gratis rit die je dan volgens ongeschreven wetten toekomt. Maar er klinkt protest vanachter het stuur en vanuit een gemelijk gezicht waarop 35 dienstjaren voor het GVU zijn af te lezen. ‘Je káán toch niet zo moar doorlope; je checkt in of je koopt een koartsjie’. Ik zeg dat de lezers buiten dienst zijn. Oh, moar ik káán ze wel even oanzette hoor, ááls u dáát gewoon vroagt!’

‘Als je dat nou eens standaard bij het begin van je dienst deed’, zeg ik, ‘dan hoef je onderweg geen ruzie te zoeken met je klanten’.
Met omstandig gezucht voert de chauffeur uit wat ik hem heb aangeraden.
‘Ik heb de boodsjááp begrepen!’ zegt hij vervolgens, tot mijn verbazing.
Nou, nou, ik heb zowaar een buschauffeur iets nieuws bijgebracht: dat hij zijn chiplezers aan moet zetten. Vanmorgen bij het opstaan dacht ik al dat dit een bijzondere dag zou worden. Ik ga helemaal achterin zitten om zijn domme bakkes niet te hoeven zien en zijn Utrechts niet meer te hoeven vernemen.

Mede om diezelfde reden stap ik een handjevol haltes verder al uit. Ik denk, even naar de busbaan van lijn 28 te lopen, maar verdwaal hopeloos in een wijk waar alles op alles lijkt. Daardoor zie ik wel toevallig een informatiebord over het castellum dat hier was in de Romeinse tijd. Vermoedelijk was dat Fletio, de voorloper van Vleuten, dat toen deed wat het nu niet meer doet: op de wereldkaarten staan. Het castellum heeft zijn defensieve functie nog behouden tot in de 14e eeuw. Het waren rare jongens, die Romeinen, maar bouwen konden ze wel.

Er was op deze plek ook een ‘vicus’ (dorp; ons woord ‘wijk’ is daarvan afgeleid). Zo’n kampdorp bestond uit winkeltjes, fabriekjes en ook de woningen van de gezinnen van soldaten; allemaal gebouwd langs de uitvalwegen van het kamp. Ja, ze namen indertijd vrouw en kinderen mee in het leger; gezellig! Deze locatie is bezig, opgetuigd te worden tot educatieve attractie. Hij ligt bij de Castellumweg en de Vicusweg.

De Meern was zelf eens een verwaarloosbaar dorpje, waaraan echter na de oorlog langzamerhand nieuwbouwwijken begonnen aan te groeien, en dat nu helemaal is opgegeten door Utrecht.

Bij de kerk neem ik lijn 28. Die doet, ondanks die vrije busbaan, een heel dikke 20 minuten over de 6 kilometer naar Utrecht Centraal. Dat het hier niet al te snel mag gaan, is al eerder geconstateerd. Hoogwaardig OV in Leidsche Rijn? Er is niets van terecht gekomen; elke cent die eraan verspild is, was vergeefs.

Frans Mensonides
22 juni 2014
laaste wijziging: 24 juni 2014
Er geweest: dinsdag 18 maart 2014 (snelwegbus naar Almere); zaterdag 3 mei 2014 (Vleuterweide).








Houten / Schalkwijk

 




Houten deden we drie jaar geleden op deze site al eens een keer, omdat station Houten Castellum toen net was geopend. Behalve twee stations heeft de nu 50.000 inwoners tellende groeikern Houten tegenwoordig ook een aardig busnet.

Dat wordt dan wel in zijn ontwikkelingen belemmerd door het unieke, doch weinig effectieve verkeerssysteem. Het uit zijn krachten gegroeide dorp is verdeeld in wijken waartussen geen rechtstreeks autoverkeer mogelijk is. Vanuit je woonerf moet je, met hulp van je TomTom, of anders: met bovenmenselijk oriëntatievermogen, op de ringweg zien te geraken, en die weer verlaten bij de wijk waar je heen wilt.

Door dit milieuvriendelijk bedoelde systeem worden in Houten veel en veel meer autokilometers verreden dan in andere van dit soort boomtowns. Zoals ik drie jaar geleden al schreef, is dat rondwegensysteem ook funest voor de populariteit van de bus, want die komt niet op die kronkelige woonerven en houdt ook de ringweg aan. Loopafstanden tot de halte zijn daardoor erg groot.

Veel Houtenaren nemen dan de fiets maar, om al die redenen. Station Houten maakt dan ook de indruk van één grote fietsenstalling. In het Fietstransferium onder de sporen staan wel een paarduizend paar wielen gestald, zo op het oog. Het busstation is natuurlijk vers-twee in zo’n tweewielersparadijs. Het ligt een stukje ten zuiden van het treinenstation; ik moet er even naar zoeken.

Het busnet van Houten kent een stads-, of dorpslijn, lijn 49, die een rondje rijdt door de zuidelijke wijken. Lijn 47 en 48 rijden via het westen en noorden van Houten naar Utrecht Westraven, respectievelijk Nieuwegein Stadscentrum.

Mijn doel is echter Schalkwijk, een dorp dat valt onder de gemeente Houten, met een kleine 2000 inwoners, en een achttax, lijn 45, als enig openbaar vervoermiddel. Die staat daar in de verte gereed op het busstation; ik moet nu flink doorlopen om hem nog te halen. Hij rijdt alleen van maandag tot / met zaterdag, en dan alleen nog overdag, en dan nog maar in uurdienst. Tot het noenuur gaat hij op de heenweg eerst door de nog kleinere buurtschap ’t Goy, en via Schalkwijk terug naar Houten. Na de middag wordt de lus in de andere richting gereden en wordt dus eerst Schalkwijk aangedaan en daarna pas ’t Goy. De rondrit duurt een half uur. Wat het busje en de chauffeur het andere half uur doen, weet ik niet.

14:00 uur precies. Met twee medepassagiers vertrek ik richting Schalkwijk. Ik heb nu de hele range van U–OV-bussen wel gehad: de achttax, die dubbelgelede slierten, en alles ertussenin. Alles zit op en aan dit busje: halteafroep, chiplezers. En autogordels, die verplicht zijn, maar niemand om heeft. Echt overbodige luxe zijn die riemen niet; zo’n klein busje schudt frenetiek.

Even buiten Houten rijden we een stukje langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Ergens zie ik Tull en ’t Waal op een wegwijzer staan, een gehucht dat helemaal niet bereikbaar is per OV.

We belanden nu in rurale streken. Bij de eerste halte in Schalkwijk stap ik uit. In zo’n minibusje zit geen stopknop; je kunt je wens, de bus te verlaten, mondeling kenbaar maken aan de chauffeur, die dan stopt bij de eerstvolgende halte, en je nog een prettige dag toewenst als je uitstapt.

Schalkwijk is zo klein niet, of het heeft nog twee wijken, met elk een eigen kerk. De katholieke tref je aan langs een watertje. Aan de ene kant daarvan staan boerenhoeven, aan de andere liggen een paar straten met moderne huizen. De protestantse kerk staat bij de Brink, ruim een halve kilometer verderop.

Schalkwijk is een Spar-supermarkt rijk, een patattent, een dorpshuis c.q. cultureel centrum, en zelfs nog een postagentschap.



Het dorp ligt aan de spoorlijn Utrecht – ’s Hertogenbosch, drie kilometer voorbij Houten Castellum, en zes vóór Culemborg. Er hebben vroeger wel treinen gestopt, in een tijdperk dat men minder haast had dan nu, en treinen veel langzamer reden, zodat men gemakkelijk even halt kon houden. Het station is al een halve eeuw geleden gesloopt. Nu is Schalkwijk dus geen stopplek meer, maar nog wel een magistrale spotplek. Het is steeds ongeveer zo, dat een IC uit de ene richting voor je ogen een Sprinter uit de andere kruist, en 7,5 minuut later idem-dito, vice versa. In de twee uur dat ik hier doorbreng, hoor ik ook nog een paar keer een goederentrein rammelen, bovenop de 16 reizigerstreinen die hier per uur passeren.

Veel oranje, overal. Waarom ook alweer? Oh ja, het WK Hockey is aan de gang in Den Haag. En vanavond is de openingswedstrijd van het WK Voetbal; dat zou er ook vaag iets mee te maken kunnen hebben.




Dé attractie van Schalkwijk is de Tuin van Jonkheer Ram, niet ver van de Brink en van de spoorbaan. Ram woonde hier medio de Gouden Eeuw in een middeleeuws kasteel dat in de 19e eeuw gerecycled zou worden; steen voor steen afgebroken, om bouwmateriaal te verschaffen voor Schalkwijkse boeren- en burgerwoningen; een vroeg voorbeeld van nivellering.

Ram was katholiek, waarvoor je in die tijd met een nog schever oog werd aangekeken dan thans, al speelde toen vooral de politiek een rol bij de heersende papenhaat, en niet zozeer uitgehaalde viezigheid met kleine jongetjes. Ram exploiteerde een schuilkerk. Dat lekte uit, en hij werd door de magistraten op de U-OV-bus naar Vianen gezet, in die tijd een roemrucht ballingsoord. Dat alles na een hoop spannende verwikkelingen, die te lezen staan op een zeer uitgebreid informatiebord. Dat triomfantelijk vermeldt dat de bevolking ook na vertrek van de slotheer overwegend katholiek bleef, en de RK-kerk op de dag van heden nog steeds groter is dan de NH-.

De tuin van Ram is een reconstructie aan de hand van tekeningen. Met zijn langwerpige vorm lijkt hij speciaal gemaakt om hem te panoramaaien: op een panoramafoto te vereeuwigen. De tuin representeert de menselijke levensloop, en wel doordat elke maand een volgend stuk van de tuin in bloei komt. Links komt in februari het eerste sneeuwklokje op, en rechts verwelkt diep in november de laatste herfst-stijlloos of herfst-taster, of zo.

Althans, dat was de opzet. Maar dit jaar is de natuur zo grondig in de war dat de hele tuin nu al in volle bloei staat, alles tegelijk. Straks in augustus kunnen de vakantiegangers de vreugd van deze bloemenpracht niet meer smaken, maar ik ben nog net op tijd.

Ik heb nog een half uurtje over voordat het busje van 16:10 komt, en neem plaats op een bank in de schaduw van die ene kerk, die niet de grootste van Schalkwijk is. De wijk rond de Brink is dat ook niet; veel meer dan 100 Schalkwijkers zullen hier niet wonen, in hun beluikte en beschaduwde huizen. Bij het water staat een standbeeld van een interieurverzorgster.


Schalkwijk moet toch wel een aantrekkelijk woonoord zijn, voor wie niet van het OV afhankelijk is. Veel mensen kiezen toch liever een rustige, stille plaats als woonstee dan één waar te veel reuring is. Ik dacht tot voor kort dat ik zelf woonde in de saaiste stadswijk van Nederland, Leiden Zuidwest. Maar dat lijkt verleden tijd. Van de winter hadden we die uit de gevangenis ontslagen pedofiel die in onze wijk gehuisvest bleek te zijn, wat leidde tot rellen en straatschenderijen – veroorzaakt door mensen van buiten de wijk. Dat rumoer was nog maar net verstomd, en nu was er een paar weken geleden weer een schietpartij.

Dat was op de Brandts Buyskade, zo’n klein kwartier lopen van mijn huis. De Brandts Buyskade is, zijn dubbele naam ten spijt, maar een heel gewone kade, een beetje aan de rand van de wijk, gelegen tussen een schotelantenne-, een studentenflat en een school. Er is daar een vaag zaakje dat matrassen verkoopt vanuit een garage, en er is een louche etablissement dat volgens een bord op de gevel een Petit Restaurant moet verbeelden, een wel erg weidse naam. Maar als je er naar binnen zou willen, vind je de deur op slot, en moet je een morsecode tegen het raam tikken, of zo. Geen zuivere koffie, wordt daar geschonken.

In dat Petit Restaurant was dus laatst in het holst van de nacht een schietpartij. De volgende dag besloot ik de Brandts Buyskade in mijn late-avondwandeling op te nemen. Ik dacht: misschien fluiten straks de kogels me wel om de oren, en kan ik eindelijk eens een stukje met wat suspence op mijn site publiceren. Maar nee, ik vond het zogeheten Petit Restaurant in duisternis gehuld: gesloten op last van de burgemeester.

Hier in Schalkwijk ga ik toch maar ruim op tijd bij de halte staan; een uurdienst wil je niet missen. Om 16:10 passeert er een trein de overweg waar de bus straks overheen moet komen. Vanavond zal ik foto’s van Schalkwijk op Twitter zetten, en krijg ik de vraag van een volger, of IK misschien die solitaire figuur was die daar in Schalkwijk om 16:10 bij de halte stond. Hij had daar vanuit de trein iemand zien staan wachten, en was verbaasd dat deze buslijn vanmiddag blijkbaar een reiziger had getrokken.

Maar dat was niet zomaar een reiziger, dat was De digitale reiziger, een man die onbetreden paden niet schuwt; de Dr. Livingstone van het Nederlandse OV! Als de bus arriveert, blijk ik inderdaad de enige passagier, en dat zal ik blijven tot Houten NS.

De bus duikt na Schalkwijk meteen de rimboe in. Er ontrolt zich een groen, groen, groen, groen, groen… nee, geen knollenland; wel weilanden, met hier en daar een fruitbongerd. We rijden langs de Lekdijk. Aan de overkant van de rivier begint de Betuwe. Hier en daar zijn KERSEN te koop langs de weg, vers van de boom, die vast lekkerder smaken dan wat je in de supermarkt koopt in een plastic bakje.

Nee, die veiligheidsriemen (die ik ook deze keer niet om heb) zitten er echt niet voor niks in: regelmatig hebben we een noodstop voor een tegemoetkomend landbouwvoertuig.

 ’t Goy heeft helemaal geen kerk, waar Schalkwijk er twee heeft, en is gegroepeerd rond Café Den Eng.

Deze rit, met maar één passagier, pakt toch niet onvoordelig uit voor U-OV. Hoewel Schalkwijk niet meer dan 5 kilometer af ligt van Houten, legt de bus door die omweg  via ’t Goy minstens 15 kilometer af, die allemaal betaald moeten worden via de chipkaart. Maar echt een langdurige en dure kwestie wordt het pas als je ’s middags per bus van ’t Goy naar Schalkwijk moet…

Bij station Houten stap ik over op bus 48 naar Nieuwegein. Deze lijn tussen twee groeikernen biedt een saaie rit langs randwegen en kantoren. Zo nu en dan stapt er een forens in die vanmorgen zijn auto met panne vond. Er zijn hier stukjes busbaan voor een goede doorstroming, maar het leidt helaas niet tot een grote stroom van reizigers – tenminste niet op deze donderdag 12 juni MMXIV dat ik hier ben.



Nogmaals: de SUNIJ (Sneltram Utrecht / Nieuwegein – IJsselstein


 

Vanaf busstation Nieuwegein neem ik de (hierboven al besproken) tram terug naar de Jaarbeurszijde van Utrecht. Ook die tram, de enige raillijn van U-OV, heb ik wel eens drukker gezien. Om precies te zijn van 2001 tot/met 2005. In die tijd heb ik elk jaar een aantal maanden gewerkt in wat toen Domus Medica heette, maar nu De Zusters, aan de Lohmanlaan.

Ik zou het in deze nu bijna voltooide U-OV-reeks niet hebben over mijn tijd in Utrecht als forens, en ik ga er ook niet meer over uitweiden. Alleen al de noodzaak tot discretie belet me dat, want in het huis der dokters heerst medisch beroepsgeheim, ook voor wie alleen de papieren maar mag ordenen. Maar indertijd nam ik naar dat kantoor altijd de tram van Utrecht Centraal naar de halte Vijf Meiplein, en ’s avonds vice versa, en die trams waren altijd afgeladen.

Nu doe ik dit stukje ook laat in de middagspits, precies op dezelfde tijd, en 40% van de zitplaatsen in de tram is onbezet. Hij moet aan populariteit ingeboet hebben door ik weet niet wat: de inkorting tot de Jaarbeurs, kantorenleegstand, crisis…

Die Weense trams als extra spitstram zijn eigenlijk niet eens meer nodig. Maar ik zie nog zo’n rode duivel arriveren bij de Jaarbeurs, een paar minuten na mijn tram. Ik dacht dat die dingen al lang kennis hadden gemaakt met de slopershamer. Maar een paar weken later las ik dat ze verkocht worden aan de Poolse tramstad Krakau.

De stationsuitgang naar de Jaarbeurs, ooit ‘traverse’ geheten, is nu toch weer wat geworden. Enorm brede trappen, die je kunt beklimmen of afdalen, maar ook bezitten. Aardig gevonden!

Op deze plek eindigt de omvangrijkste webpagina die ik ooit geproduceerd heb op mijn site. Hij is zo lang geworden, doordat ik telkens van plan was om er een punt aan te draaien, maar steeds toch weer terugkeerde naar Utrecht om opnieuw een stukje te schrijven over U-OV. Het vervoer in dit concessiegebied behoort in kwalitatief opzicht niet tot de uitblinkers (maar waar vind je die wél, in Nederland?). Maar de bussen van Q-buzz brengen je wel op de mooiste en meest bijzondere plekken in de regio Utrecht; dat is hun verdienste.

Frans Mensonides
3 juli 2014
Geweest in Houten en Schalkwijk: donderdag 12 juni 2014. Foto's Jaarbeursplein hieronder: 3 juli 2014.









© Frans Mensonides, Leiden, 2013/2014