Boemelen met NS (4)

Utrecht - Hilversum


7

Het stadhuis van Dudok van Hilversum


Eerder verschenen in deze reeks:
Hoekse lijn (Frans Mensonides)
Restant Hoekse lijn (Maarten Batenburg)
Flevolijn (Frans Mensonides)
Boven IJ en Spaarne (Frans Mensonides)
Flevo Ferries, Aquanet en Baarn (Maarten Batenburg)


Inleiding *** Utrecht-Hilversum *** Intermezzo: Het Hilversum van Dudok - *** Inter-Intermezzo-mezzo: Hilvertshof *** Hilversum-Utrecht *** Overvecht

Dit artikel verschijnt in twee afleveringen.


Met 21 luttele kilometers is de stoptrein Utrecht - Hilversum één van de kortste treinseries van Nederland. Toch is er veel over te vertellen. We hoeven dan niet eens terug te gaan tot het jaar 1874, toen het Gooi nog een onderontwikkelde streek was en toen de lijn geopend werd als onderdeel van de spoorwegverbinding Amsterdam - Utrecht / Zutphen.

Ook de recente geschiedenis van het lijntje is woelig. In 1993 nam NS de Zuidtak (Amsterdam RAI - Weesp) in gebruik; daarna is het met het treinverkeer in het Gooi nooit meer helemaal goed gekomen. NS verwierf zich de eeuwige haat van alle Hilversummers door hun woonplaats de Intercitystatus te ontnemen. Een paar jaar later verdween op het traject Hilversum - Utrecht de strakke kwartierdienst, en kwam er een 6 - 24 minutendienst voor in de plaats (vraag me s.v.p. niet in welk jaar dat precies was; ik heb laatst mijn verzameling oude spoorboekjes weggemieterd).

Er viel dus een gat in de dienstregeling, waar de Fa. Lovers al snel begerige blikken op wierp. De allereerste Nederlandse railconcurrent (1996-1999; die jaartallen kan ik nog wel uit mijn geheugen opdiepen) reserveerde een pad voor een sneltrein Hilversum - Utrecht. Daar bleef het bij; de Gooi- en Vechtexpresse, zoals het ding ongetwijfeld zou zijn gaan heten, is nooit verder gekomen dan een handjevol proefritten.

In 1998 zette NS-reizigers de complete dienstregeling op zijn kop (wij hebben er indertijd in een vierdelige serie verslag van gedaan) maar tussen Utrecht en Hilversum viel er niet veel te schuiven. Lovers had dat pesterige pad nu eenmaal gereserveerd. Er bleven dus twee treinen vlak achter elkaar rijden: de sneltrein Utrecht - Hilversum - Naarden-Bussum en de stoptrein Utrecht - Leiden via Hilversum, de Zuidtak en Schiphol. De eerstgenoemde vertrok om .18 en .48 uit Utrecht; de laatste om .24 en .54.

Vorig jaar ging Lovers ter ziele; daarmee kwam er ook een einde aan de virtuele spooktreinen, die NS danig in de wielen reden. NS besloot, eindelijk weer eens een regelmatige dienst te gaan bieden tussen Utrecht en Hilversum. Op 31 januari 2000 kwam er een einde aan de sneltrein Utrecht - Naarden van .18 en .48. In plaats daarvan ging er een stoptrein Utrecht Hilversum rijden, en wel om .06 en .36. Deze trein (die Hollandse Rading overigens overslaat) geeft in Hilversum een krappe aansluiting op de sneltrein Schothorst - Hoofddorp via Amsterdam CS.

De nieuwe treinserie viel precies in het pad van de stoptrein Utrecht - Baarn, die daarom moest uitwijken naar .09 en .39.


Utrecht CS, met v.l.n.r. de sneltrein richting Zwolle en de stoptreinen naar Hivlersum en Baarn


Utrecht-Hilversum

Daar De digitale reiziger een actuele site is, ga ik al op dinsdag 8 februari op pad om de nieuwe stoptreinserie te "doen". Dit reisverslag begint in de stoptrein Leiden - Utrecht ("de Leidse lijn", in het centralistische spoorjargon van hoofdgebouw I, II, III en IV; ik noem hem altijd: "de lijn naar Utrecht").

In Woerden stapt een jonge vrouw in, die eigenlijk naar Gouda had gewild. Ze slaakt een gil van ontzetting, als zij merkt dat de trein in de andere richting vertrekt. In de verkeerde trein gestapt; één van de meest lullige dingen die je als reiziger kunnen overkomen (al zijn er natuurlijk veel ernstiger zaken in het leven). Plotseling verandert zij van een jonge vrouw in een groot meisje. Tegen ons, begripvolle medepassagiers, verklaart ze zenuwachtig ratelend haar vergissing. Ze woont in Utrecht en werkt in Woerden. Nu moest zij vanmiddag naar Gouda, maar uit macht der gewoonte...

Wij begrijpen. Het meisje heeft rode konen van opwinding en schaamte. Even overweegt zij, het op een huilen te zetten, maar daar voelt ze zich nog net iets te oud voor. Ze troost zich met een broodje, dat ze te voorschijn brengt uit haar tas. Met lange tanden eet zij het op. "Nou kom ik natuurlijk te laat voor die afspraak", pruilt zij plotseling, als de trein over het Amsterdam-Rijnkanaal rijdt, en iedereen het incident al vergeten is.

Op Utrecht CS neem ik bovenstaande drietreinenfoto. Daarna stap ik in het op spoor 3 gereedstaande sprinter-drietje naar Hilversum. Het is rustig in de trein; alleen een paar plukjes scholieren. Ook Lovers had dit mini-lijntje nooit rendabel kunnen maken. De trein zal alleen stoppen te Utrecht-Overvecht en Hilversum-Sportpark; Hollansche Rading wordt, zoals gezegd, overgeslagen.

Ten oosten van Utrecht is heel wat veranderd. De kruising Blauwkapel, waar de lijn naar Hilversum aftakt van die naar Amersfoort, was jarenlang een onoverkomelijk bottleneck. Sedert 1998 hebben de sneltreinen en Intercities in de richting Amersfoort twee aparte sporen. De stoptreinen naar Hilversum duiken daar onderdoor. Door deze ongelijkvloerse oplossing kan het treinverkeer tussen Utrecht CS en Blauwkapel nu zonder problemen worden afgewerkt. Welgeteld 24 treinen per uur passeren Blauwkapel: 2 IC's richting Amersfoort; 2 sneltreinen richting Zwolle, 4 treinen naar Hilversum, 2 naar Baarn en 2 naar Ede-Wageningen; dit alles natuurlijk vermenigvuldigd met 2, omdat het OV zich nu eenmaal afspeelt in 2 richtingen. Wie wil weten, hoe de sporen rond Blauwkapel precies lopen, moet maar even rechts op dit kaartje kijken.

We rijden het weiland in. Deze spoorlijn heeft een bijzonderheid: boogvormige, betonnen bovenleidingmasten, in plaats van de vierkante ijzeren portalen, die je aantreft op 98% van het geëlektrificeerde spoornet. Eigenlijk zijn die bogen veel mooier.

De trein passeert Maartensdijk, een veel groter klein dorpje dan Hollandsche Rading. Toch heeft Maartensdijk geen station, en Hollandse Rading wel. We razen erdoorheen. "Rading" betekent zoveel als "grens". We rijden de provincie Noord-Holland binnen. Meteen maakt het weiland plaats voor bos.

Station Hilversum Sportpark ligt vlak voor de aansluiting met het spoor uit Amersfoort. Er zit ons blijkbaar een sneltrein of intercity in de weg; we blijven heel lang staan. Uiteindelijk krijgen we toch nog het groene licht en mogen we oprijden naar Hilversum, amper anderhalve kilometer verderop.

Ik reis verder naar Huizen, Almere en Zeewolde. Pas 13 dagen later, op maandagmorgen 21 februari 2000, keer ik terug naar Hilversum, voor de retourrit naar Utrecht.





Deze keer reis ik naar Hilversum via de Zuidtak; rechtstreeks vanuit Leiden met de stoptrein. Een slaapverwekkende rit van 1 uur en 5 minuten, boemelend langs in totaal 11 tussenstations. Via Utrecht lijkt het korter, maar dat is gezichtsbedrog; in werkelijkheid duurt die rit nog een paar minuten langer.

Er zitten slechts enkele tientallen passagiers in de trein; voornamelijk verlate forenzen. Tegenover me is er een in slaap gevallen boven zijn laptop. Ook de conducteur is onder zeil. Ik zie hem in de loop van 65 minuten in ieder geval niet langskomen.

Bij station Hoofdorp hebben we uitzicht op een stuk van de tangent, de supersnelle busbaan Haarlem - Schiphol. De baan lijkt al bijna voltooid; er is zelfs een bushalte-in-wording te zien, met een lift naar het perron. 200 meter voorbij het station maakt de Tangent een scherpe bocht naar rechts, en loopt vervolgens dood. In april 2002 opent de Floriade haar poorten; ik vraag me af, of ze die Tangentbaan nog op tijd afkrijgen.

Na aankomst in Hilversum sla ik een kwartiertje stuk met het observeren van de overweg ten noorden van het station. Ook al een curiositeit: het is één van de laatste bewaakte overwegen van Nederland. De spoorbomen zitten per uur zo'n 35 minuten dicht. In die tijd kun je 8 Intercities, 4 sneltreinen en 4 stoptreinen zien langskomen.

Aan het seinhuis zijn twee grote achteruitkijkspiegels aangebracht, zodat de dienstdoende NS-er niet alleen het spoor, maar ook de voetgangers en fietsers in de gaten kan houden. Rond 11.10 zie ik achterelkaar drie treinen passeren: De Intercities naar Amsterdam en Schiphol, afgewisseld met een Cargo-trein richting Amersfoort. De bomen blijven meer dan vijf minuten gesloten. Er staan een paar fietsers en voetgangers te wachten. De meeste automobilisten rijden om via een nabijgelegen tunnel. Naast de overweg hangt een groot geel protestbord (uiterst rechts op de foto) met de tekst: "Hilversum, een intercitystop waard!" Na 7 jaar zijn ze er hier nog steeds niet overheen. Maar lang niet alle wachtenden zullen het met de slogan eens zijn. Als hier ook nog eens Intercities gaan stoppen, dan komen die bomen helemaal nooit meer open.

Het Hilversum van Dudok

Misschien is dit het juiste moment in dit verhaal, om op te merken dat ik een grondige hekel heb aan Hilversum en zijn bewoners, zoals ik een paar maanden geleden al heb opgetekend. Er is dus geen enkele reden om hier langer te blijven dan strikt noodzakelijk. Maar het toeval wil, dat ik een paar dagen geleden in een stapel oud papier een routebeschrijving heb gevonden van een "Dudok-wandeling". Die lag al op de papierberg sedert 1996, toen ik met mijn moeder de Dudok-manifestatie bezocht in het stadhuis van Hilversum. Vandaag ben ik van plan, ca. driekwart van die wandeling te gaan doen, totdat ik in de buurt kom van station Hilversum Sportpark.

Ik heb iets met de bouwmeester Willem Marinus Dudok (1884-1974). Misschien komt dat doordat mijn grootvader (1895-1973) ook architect was, en bovendien een tijdgenoot van Dudok en min of meer een navolger. Misschien komt het, omdat ik in 1974 drie maanden gevangen heb gezeten in de Rembrandt-Scholengemeenschap aan de Hoge Rijndijk te Leiden, een jeugdzonde van diezelfde Dudok. Nog goed herinner ik me, hoe de graftombesfeer in dit afgrijselijke architectonische misbaksel harmonieerde met mijn nog net niet suïcidale stemming. Dit gegeven zal ik zeker uitbuiten als ik een verhaal ga schrijven over deze periode, iets wat ik al een kwart eeuw van plan ben.

Dudoks weinig fortuinlijke roots liggen dus in Leiden, waar hij ook nog eens een krantengebouw heeft neergezet zonder redactielokaal. Een pracht van een monument, maar niet echt praktisch. Mijn opa zou zo'n blunder niet gemaakt hebben; daarom is hij minder beroemd dan Dudok.

Dudoks beroemdste creatie, het stadhuis van Hilversum, is feitelijk een afdankertje uit Leiden. Het Leidse gemeentehuis was in de winter van 1929 bijna geheel afgebrand; alleen de uit de renaissance daterende voorgevel stond nog overeind (en staat nog steeds overeind). Dudok ontwierp een nieuw gebouw, gelijkend op het huidige Hilversumse stadhuis, maar wist daarvoor de handen niet op elkaar te krijgen. Het gemeentebestuur was van mening, dat zijn ontwerp niet in het Leidse stadsbeeld zou passen. Daar kan ik ze achteraf wel gelijk in geven, want in Hilversum komt het veel beter tot zijn recht (het stadhuis dat ze in Leiden wél gerealiseerd hebben, ontworpen door ene Blaauw, is trouwens niet veel soeps en past feitelijk nergens bij; of overal, zoals je wilt).

Het fraaie stadhuis van Hilversum van Dudok heeft ook een paar onpraktische kanten. In de eerste plaats mag er vrijwel niets aan veranderd worden; dat heb je met monumenten. Dudok heeft zelf als directeur openbare werken nog jarenlang in zijn eigen creatie gewerkt, en hij overstelpte het gemeentebestuur met missiven over misstanden die hij bij zijn dagelijkse rondgang constateerde, zoals bloemen waarvan de kleur vloekte met die van de door hem ontworpen vloerbedekking en wandbekleding.

Verder heb ik van iemand die er gewerkt heeft, eens gehoord dat er in die lange marmeren gangen voortdurend hinderlijke echo's rondzingen, waardoor de ambtenaren zich niet kunnen concentreren op de hun opgedragen werkzaamheden. Mijn zegsman heeft toen zijn heil maar in het Groene Hart gezocht, waar je van echo's in ieder geval erg weinig last hebt.

Gedurende een uur of twee doorkruis ik aan de hand van de routebeschrijving de straten van Hilversum. Bijna op elke straathoek staat een Dudok. Ik weet niet waar het aan ligt, maar de creaties van de architect laten zich erg moeilijk fotograferen. Het zijn schoonheden die hun sluiers niet graag afwerpen. Altijd is er wat. Nu eens staan auto's voor; dan weer bomen. Soms krijg ik het gebouw er niet helemaal op; soms werpt de laagstaande zon een verkeerd licht op het tafereel.


Drie scholen van Dudok. V.l.n.r.: Snelliusschool (1931); Rembrandtschool (1919-1920); Julianaschool en Catharinaschool (1925-1927).


Inter - Intermezzo - Mezzo: Hilvertshof.

Halverwege de wandeling, even voorbij het beroemde stadhuis, ben ik knap moe van al dat gedoe, en aangezien ik me op dat moment in het hart van Hilversum bevind, loop ik de Hilvertshof binnen, een overdekte winkelgalerij die Dudok gelukkig niet meer heeft hoeven zien (Dudok is overigens oud genoeg geworden om bij zijn leven al in vergetelheid te geraken, maar had, als hij nog een paar langer geleefd had, zijn eigen revival nog mee kunnen maken).

Het Hilvertshof wordt gerenoveerd; overal klinkt gezaag en geboor. Ik loop petit Restaurant 't Hof binnen. Aangezien ik denk, dat het hier zelfbediening is, stel ik me op bij de balie. Een serverster kijkt me niet-begrijpend aan. "Kan ik u ergens mee helpen?" vraagt zij beleefd. Ik bemerk mijn fout en zeg: "Nee, ik dacht eigenlijk dat het zelfbediening was, maar ik wilde hier feitelijk iets gebruiken". Een vrij zotte tekst, maar ik mag toch gaan zitten aan één van de vele vrije tafeltjes. Het menu schaft vrijwel alleen stokbroodjes, maar daar hebben ze dan ook dertig soorten van. Ik ga voor het stokbrood ham-kaas, met een kopje koffie.

Ik kanker nogal eens op de vaderlandse hork-reca, maar hier in de Hilvertshof is daarvoor geen enkele reden; de bediening is weerzinwekkend beleefd. De serveerster buigt als een knipmes als ik mijn bestelling geplaatst heb. Even later zet zij de koffie voor me neer met de woorden: "smakelijke koffie gewenst, meneer". Het bestelde broodje ontvang ik even later van een piepjong kokkinnetje, die niet ouder kan zijn dan een jaar of 13. Maar uiterst beleefd; niets op aan te merken.

Met zorgvuldige gebaren snijd ik het brood. In de stationsrestauratie van Utrecht durf ik een stokbroodje wel bij kop en kont te pakken om het uit het vuistje op te eten, maar hier in Hilversum heb ik het lef niet. Wat moeten die twee Gooise dames wel denken, die een paar tafeltjes verderop zitten? Deftige dames, met kapsones en aandelen Unilever. Nee, hier gebruik ik het verstrekte bestek.

De serveerster komt in een tijdsbestek van tien minuten wel drie keer vragen of het smaakt, of het lekker smaakt en of het echt wel smaakt. Ik word hier bere-nerveus van, temeer daar ik inmiddels dóórkrijg wat er achter zit. Het is geen beleefdheid, maar louter pesterij, omdat ik hun zaak voor een zelfbediening aanzag.

Ik durf niet op of om te kijken; bang dat de serveerster me opnieuw aanschiet. Om me een houding te geven, neem ik opnieuw het menu ter hand, hoewel dit ongetwijfeld in strijd zal zijn met de directieven uit "Hoe hoort het eigenlijk", de zoveelste herdruk van het standaardwerk door Amy Graftrut-Ten Have.

Vandaag heb ik toch al een zware horeca-dag, want vanavond ga ik uit eten met de zaak; bij een Argentijns restaurant in Alphen a/d Rijn. Nu zal het daar wel heel anders toegaan. Ik heb nog nooit bij de Argentijn gegeten, maar ik stel me zoiets voor van: je krijgt een halve os op je bord gesmakt, en de ober richt pas weer het woord tot je, als je hem helemaal op hebt.

In het menu wordt "koffie verkeerd" gespeld als "koffie verkeert". Ook dit doorzie ik. Het lijkt een spelfout, maar in werkelijkheid is het een subtiel spel met de conventies van de taal: het woord "verkeerd" verkeerd spellen. Ik heb iemand gekend, die schreef het woord "fout" consequent als "voud".

Ik pak een pen en schrijf mijn ervaringen van vandaag in telegramstijl op het servet.

"Had u nog voorkeur voor een wit of een bruin broodje", hoor ik in de verte. Gelukkig, ik ben niet de enige die zo behandeld wordt.

-"Zal ik het bord even voor u meenemen, dan heeft u wat meer ruimte", zegt de serveerster, die mij haar vorige zin ziet opschrijven.

Ik staak mijn schrijfwerk en kijk om me heen. De deftige dames nuttigen hun stokbroodje. Mét hun tien geboden, en zonder bestek. Nu breekt mijn klomp. Ik heb het nu wel gehad met 't Hof, en vraag om de rekening.

Even later begeef ik me naar buiten, om de Dudok-wandeling te voltooien. Als ik er flink de sokken inzet, haal ik op station Sportpark de trein van kwart voor twee nog.

Ik loop door de lanen van een lommerrijke wijk in Hilversum-Zuid. Ook hier staan diverse Dudoks; allemaal scholen. 's Mans voorkeur voor schoolgebouwen maakt hem in mijn ogen niet sympathieker.

Op het nippertje bereik ik station Sportpark. Ik ben nog net op tijd om onderstaande foto te schieten van de binnenlopende sprinter naar Utrecht.

LEES VERDER...