‘Zoals
mijn trouwe lezers weten, ben ik van 1991 tot 1998 werkzaam geweest in
de automatisering. Nog steeds welt er minstens twee keer per week een
zure herinnering aan die tijd in me op; vergelijkbaar met een late
oprisping, 3,5 uur na het nuttigen van een kop veel te zware
erwtensoep.’
Dat schreef ik in 2000. Dat is nu 13 jaar geleden, maar het is nog steeds zo. Het is een wond die is gestopt met bloeden, maar nog steeds doorgaat met schrijnen. Ik maakte zeven oudtestamentische magere jaren door in de ICT, maar de vette zijn nooit gevolgd.
Dat is bovendien geheel en al mijn eigen schuld. Ik had me door een paar tegenslagen niet zo ernstig moeten laten ontmoedigen. Ik had me er niet als een vent van Jan Salie uit moeten laten werken. Na anderhalf jaar antidepressiva slikken had ik mijn ICT-loopbaan gewoon weer moeten oppakken. In plaats daarvan ben ik Nederlands gaan studeren en deze website begonnen; Joost mag weten, waarom. Die website loadde ik in de begintijd in ieder geval up met de modem die hierboven staat afgebeeld, die ik geleend had van mijn werkgever, en nooit heb teruggegeven. Gestolen goed gedijt niet; het blijkt maar weer.
In mijn toenmalige rubriek REFLEXXIONZZ!, de voorloper van FHM’s A-viertjes, schreef ik regelmatig tragikomische stukken om mijn ervaringen in de ICT te verwerken. De aardigste daarvan staan hieronder.
‘The Lotus Man!!’ is mijn favoriete stukje uit die tijd. Het beschrijft de gierende gekte op een ICT-beurs, het Internetworking Event in de RAI, waar leveranciers de bizarste capriolen uithaalden om de aandacht van potentiële klanten te trekken. Het Internetworking Event heeft 2013 niet gehaald, en ik zal de laatste zijn om dat te betreuren.
‘Manage Time’ gaat over wat de titel suggereert: de kunst om 25 uur in een dag te proppen, en 70 minuten in een uur. Dat had je wel nodig in de ICT.
De koppelbaas in ‘Koppelbaas’ bezorgde me de op een na meest ontluisterende sollicitatie-ervaring uit mijn loopbaan. De ergste doorstond ik bij een gerenommeerde softwaregigant in Diemen Zuid, waar ik onder valse voorwendselen werd heengelokt voor een sollicitatiegesprek, maar alleen een verkooppraatje te horen kreeg over wat hun bedrijf kon doen voor het bedrijf waar ik zelf werkte.
Na al die ellende nam ik ten slotte maar een simpel baantje bij een gemeente. Daar maakte iedereen zich dik over het millenniumprobleem, ‘De gotspe van twee eeuwen’.
Ik hoop dat je om dit viertal kunt lachen. Zelf zal ik dat misschien echt van harte pas kunnen over nog eens 13 jaar.
Frans Mensonides
10 februari 2013
The Lotus man (hieronder)
Manage Time!
Koppelbaas
De gotspe van twee eeuwen
Zoals
mijn trouwe lezers weten, ben ik van 1991 tot 1998 werkzaam geweest in
de automatisering. Nog steeds welt er minstens twee keer per week een
zure herinnering aan die tijd in me op; vergelijkbaar met een late
oprisping, 3,5 uur na het nuttigen van een kop veel te zware
erwtensoep. Laatst had ik het weer, toen ik een uitnodiging in handen
kreeg voor het Internetworking Event", een grote beurs voor
computerhard- en software, die jaarlijks in maart of april wordt
gehouden in de Amsterdamse RAI. "The Internetworking Event", fluisterde
ik zwetend. "Die bestaat dus nog steeds".
"Uitnodiging", associeerde ik, "beurs, RAI, Oh jee, dingen moeten bekijken, niet met lege handen terugkomen, dingen waar je niets aan hebt, moe, misselijk, mijn gezicht laten zien, herrie, Novell, Microsoft, demonstratie, work flow management software, die fanatieke collega, canvas tas vol papier, geen tijd voor al die demo's, krijg je toch nooit voor elkaar, aanstellerij, monnikenwerk, slechte Mr. Bean-imitatie; The Lotus Man!". Vooral die Lotus Man drong zich hinderlijk aan me op; ik zag hem nog voor me. Hij moest vermoedelijk een held als Superman verbeelden, maar leek meer op een kruising tussen de rijwielherstelman van Monty Python en een figuur uit een waspoederreclame. Een geel-groen geblokt pak droeg hij.
Maar laat ik deze baaierd van gedachten wat ordenen, want hier begrijpt natuurlijk niemand iets van.
De Internetworking Event, daar móest je heen. Althans: ík moest erheen. Ik moest er heen van mijn afdelingshoofd.
Elk jaar was er wel een nieuwe hype. Dat jaar, laat het 1996 geweest zijn, heette de hype: work flow management software. Programmatuur, dus, voor het ordenen van werkstromen.
Ik werkte bij een bedrijf, waar zaken vrijwel nooit werden afgedaan. Bij de leiding heerste magisch denken. De directie dacht: als we nu maar work flow management software inzetten, dan gaat alles voortaan vanzelf. Bovendien had die work flow et cetera nog een ander voordeel: de procesmanager kreeg managementinfo op zijn scherm, in de vorm van taartdiagrammen, over de voortgang van alle processen, zodat hij op ieder moment kon ingrijpen. Zulke snufjes maken vooral indruk op het soort leidinggevenden die in geen enkel denkbaar proces ooit ingrijpen.
Mijn afdelingshoofd kreeg opdracht, zich te oriënteren op work flow tralala, en ik kreeg op mijn beurt bevel om me naar de RAI te begeven en zoveel mogelijk gegevensmateriaal te verzamelen. Daartoe had het afdelingshoofd mij in het bezit gesteld van een toegangskaart, ons toegezonden door een firma die handelde in die work flow-illusie. Een firma, die wij beslist niet moesten hebben, vertelde hij erbij, maar ik diende wel uit beleefdheid mijn gezicht te laten zien bij hun stand.
Dat jaar moest ik er in mijn eentje naar toe, naar de Internetworking Event. Daar was ik ergens wel blij om, want het jaar daarvoor had ik een in mijn gezelschap verkerende, uiterst enthousiaste collega diep geschokt door de RAI reeds om halfeen in depressieve toestand te verlaten. Ik krijg altijd hevige pijn in mijn buik van dergelijke beurzen. Dat komt vermoedelijk omdat iedereen je er voortdurend aan je hoofd loopt te zeuren.
Nee, een bezoek aan zo'n Event is bepaald geen pretje. Overal loert gevaar. Je moet blijven doorlopen. De pas niet inhouden, en zeker geen oogcontact maken met een verkoper. Voor je het weet, word je een stand binnengesleurd en verlaat je die een half uur later in sufgelulde toestand, met drie kilo folders en zes CD's vol demo's. En desnoods een valse naam opgeven! Nooit, ik herhaal: "nooit", je identiteit onthullen, want als ze eenmaal je adres en telefoonnummer weten, dan blijf je tot in lengte van jaren achtervolgd worden met reclame.
Die dag in 1996 werd ik na binnenkomst meteen omstuwd door een aantal in zwarte pij gehulde flagellanten, die met hun touwen in de rondte zwaaiden. Waren dit bezoekers van een religieus congres; per ongeluk beland in de verkeerde hal? Neen, ik kreeg een folder in de handen gedrukt. "Internet is geen monnikenwerk", stond erop.
Ik rukte me los (immers ik kwam niet voor Internet) en botste bijna op tegen een wat debielige man, die vreemde keelklanken uitstiet. Het bleek een Mr. Bean-imitator te zijn, en wel een zeer armzalige, als ik het mag opmerken. Die man liep ogenschijnlijk doelloos rond; kriskras over de hele tentoonstelling. Hij werd gevolgd door een groep cameralieden. Minstens zes keer heb ik hem die morgen nog gezien; telkens met die filmploeg in zijn kielzog. Tot de dag van heden weet ik nog steeds niet, wat die man verkocht, of waarvoor hij reclame maakte.
Om 11.00 uur begon er een demo van Novell, die ik beslist wilde zien, want hij ging over work flow management software. Novell had er een rad Amerikaans pratende gladdakker voor ingehuurd. Met medelijden bezag ik hem. Ongetwijfeld reisde deze man heel de aardkloot rond om 250 keer per jaar hetzelfde verhaal te vertellen. "Als je toch zó je brood moet verdienen!", fluisterde ik.
Maar toen werd alles, zowel mijn gedachten als de woorden van de Amerikaan, overstemd door een enorme zee van geluid uit de aanpalende Lotus-stand. Om 11.10 zou hún work flow management software demonstratie beginnen, en men begon alvast maar met een gevoelig stukje bonkende rockmuziek, om de klandizie bij Novell weg te jagen. De geluidstechnicus van Novell voerde op zijn beurt het volume op; het das-microfoontje van de Amerikaan zong krijsend rond.
Ik zwichtte voor de overmacht, en begaf me naar de Lotus-stand. Op een toneeltje werd een kantoorsituatie uitgebeeld. Vier acteurs, met levensgrote aangeplakte baarden, snorren en kale voorhoofden, speelden een vergadering over tekort schietend work flow management, waarbij een beschuldigende vinger geenszins werd vermeden. Aan de acteurs meende ik duidelijk te kunnen zien, met welke hoge verwachtingen zij indertijd van de toneelschool waren gekomen, en hoe weinige daarvan inmiddels waren waargemaakt. Als je toch zó je brood moet verdienen!, dacht ik ten tweeden male.
Plotseling, in de hitte van de discussie, besprong de geel-groen geblokte man het podium. "Stop! I am the Lotus Man!!" brulde hij met zijn mooiste toneelschoolgalm. "Ik kom overal waar mensen problemen hebben met hun work flow management!" De rest van zijn relaas ging helaas verloren, want het was inmiddels 11.20, het tijdstip waarop 30 meter verderop, bij Microsoft, de demo begon. Ook dit ging gepaard met een golf van inleidend kabaal. Ik zag toeschouwers vertwijfeld naar het hoofd grijpen.
De Lotus Man raakte geenszins ontmoedigd door dit concurrerende lawaai. Hij verliet het podium en liep de hal in, gevolgd door zijn merkwaardige troep kantoorbedienden, en door geluidstechnici die hem half rennend achternaliepen met snoeren, kabels en microfoons. Diverse malen ben ik The Lotus Man die dag nog tegengekomen; hier en daar ving ik een flard op van zijn speech.
Na het middaguur had ik het allemaal wel weer gezien, en gehoord. Maar ik moest eerst nog wel even naar de mensen van firma Dinges, die ons een gratis toegangsbewijs hadden bezorgd. Ik vond ze voor een onooglijk kraampje. Vier heren, schouder aan schouder, allesbehalve frivool uitgemonsterd, in volledige driedelige oorlogsbepakking; zwart. In hun stand zat overduidelijk de pleiterik. Ze hadden geen enkele bezoeker, en aan hun gemelijke, norse koppen was goed af te lezen, dat ze die de hele dag nog niet gehad hadden en ook niet meer zouden krijgen.
Deze begrafenisstoet was teveel voor mijn al zo gespannen nerven. Ik liep langs ze heen, knikte ze bemoedigend toe, zodat ik in ieder geval had voldaan aan de plicht, mijn gezicht te laten zien, en liep ijlings naar de uitgang.
Wat ik de volgende ochtend tegen mijn afdelingshoofd gezegd heb, kan ik me niet woordelijk herinneren: ik denk iets in de trant van dat work flow management software nog niet opportuun was in de gegeven situatie.
Maandenlang lag er op mijn kamer een decimeters hoge stapel folders en demo-CD's. Heel lang heb ik voor mezelf nog de schijn opgehouden dat ik die stapel, als ik eens tijd had, nog eens zou bekijken. Maar ja, zo'n immobiele berg rotzooi, die zíe je op een gegeven moment niet meer. Pas het volgend voorjaar merkte ik hem weer op. Ik pakte hem meteen in zijn geheel beet, en gooide de hele mikmak radicaal in de vuilnisbak. Tenslotte kwam de volgende Internetworking Event er al weer aan. Ik weet niet meer wat de hype was, dat jaar, maar één ding weet ik zeker: work flow management software was uit, helemaal uit.
26 maart 2000
In
de tijd dat ik nog een volledige betrekking had, kruiste met enige
regelmaat het begrip Timemanagement mijn pad. Soms kwam ik het tegen in
de elektronische of papieren junkmail waarmee ik als systeembeheerder
overspoeld werd en die ik elke dag bij de eerste koffie diepgaand
bestudeerde, om de confrontatie met mijn stapel storingsmeldingen nog
een poosje te kunnen uitstellen. Vaker nog viel de genoemde term in
gesprekken met welwillende collega's en personeelsconsulenten. "Je zou
eens wat meer aan Time management moeten doen", luidde dan het advies,
doorgaans uitgesproken onder meewarig hoofdschudden.
Timemanagement vond ik maar onzin. Immers: je kunt niet meer dan 25 uur persen in een dag en niet meer dan 70 minuten in een uur. En de mensen die mij ertoe probeerden te bekeren, hadden boter op het hoofd of makkelijk praten. Die meelevende collega had de gewoonte, al het onaangename werk op mijn bureau te schuiven, zodat hij zelf voldoende tijd had voor de meer aangename kanten van het vak. De personeelsconsulent had niet veel meer om handen dan het voeren van pastorale gesprekken. Voornamelijk met mij; ik vraag me af waarmee hij nú zijn dagen doorbrengt.
Op een regenachtige woensdagmiddag verliet ik het kantoor al om half vier. Niet dat er geen werk meer lag. In tegendeel: er lagen zoveel storingsmeldingen dat ik niet wist waar te beginnen. Ik liep naar Paagman op het Hendrik Ravensteijnplein. Daar zag ik een afgeprijsde CD-ROM liggen met de titel "Manage time!" Het uitroepteken vatte ik op als een imperatief: ik moest er nu toch eindelijk eens kennis mee maken.
Thuis legde ik de CD-ROM op mijn inkjetprinter, keurig netjes in het doosje. Die avond kwam ik er niet aan toe. Geen tijd. Op donderdagavond kwam er iets tussen en dat weekend was ik te moe. De maandag daarop begon dat doosje op mijn printer me te hinderen. Het lag lelijk in de weg, en het was al zo'n bende op mijn werkkamer. De gedachte "zal ik hem ruilen", kwam nog even bij me op. Als ik al mijn charmes in de strijd zou werpen, dan kon ik de verkoopster van Paagman misschien nog bewegen om me er een CD met muziek voor in de plaats te geven; daar kun je naar luisteren terwijl je iets anders doet, wat weer tijd spaart. Maar ik had er de moed niet toe. In plaats daarvan gooide ik het doosje op een papierstapel.
Tegenwoordig ben ik met alles bij. Mijn belastingformulier is vóór 1 april ingeleverd. Elke zaterdag verschijnt er een nieuwe aflevering van De digitale reiziger. Ook deze column bereikt je PC ruim op tijd; hij is trouwens vier weken geleden al geschreven. Voor mijn studie ben ik bezig met het huiswerk van het volgende trimester. Al mijn E-mails heb ik beantwoord of - voor zover ze over trainspotting gaan - gewist. Ja, op mijn werk, mijn nieuwe deeltijdbaan, heb ik nog steeds achterstand, maar dat is structureel.
Laatst vond ik de CD-ROM terug met de leergang "Manage Time!" Omdat ik op dat moment toch niets om handen had, legde ik hem in de drive. Een verhelderende cursus, dat moet ik zeggen. Ik moest storingen zoveel mogelijk beperken, knauwde een irritant Amerikaanstalig heerschap me toe. Verder diende ik taken te delegeren aan collega's of ondergeschikten en werd me geadviseerd, een to-do list bij te houden zodat ik overzicht zou krijgen over mijn workload . Had ik dat maar eerder geweten!
Hoe gaat het
intussen bij het bedrijf dat ik verlaten heb? Mijn opvolger ken ik
niet, maar heb van verschillende kanten gehoord hoe híj de zaken nu
bestiert. Iedereen die een storing komt melden, krijgt van hem een
uniek storingsnummer. Dat storingsnummer voert hij in in de computer.
Vervolgens doet hij er niks aan.
Zo kan het dus ook! Spijtig, maar ik heb de essentie van Time management veel te laat begrepen.
11 april 1999
Met diepe zorgrimpels wordt de laatste weken gesproken over de kennismaatschappij. Die zou in gevaar zijn, nu het demissionaire kabinet Balkenende het collegegeld wil verdubbelen, zodat het hoger onderwijs straks nog slechts toegankelijk is voor ministerskinderen. Maar voor zover mijn kennis strekt, bestaat er helemaal niet zoiets als een kennismaatschappij; wie heeft die illusie toch geschapen?
Op universiteiten mogen ze dan naar kennis haken; in de boze buitenwereld is het geen cent waard, zelfs niet als je het begrip ruim opvat, en er ook inzicht, ervaring en innovatief vermogen onder wilt begrijpen. (Aan kennis-sec heb je natuurlijk so wie so niet veel, behalve bij “1 tegen 100” en “2 voor 12”.)
In de jaren 90 was ik werkzaam bij de automatiseringsafdeling van een groot bedrijf. Ik kreeg leiding van ene C., een aan lager wal geraakt civiel ingenieur, die bij dat bedrijf al vijftien jaar niets duidelijks meer tot stand had gebracht, en die ze in arren moede tot hoofd automatisering gebombardeerd hadden. Hij werkte zelf nooit met computers, omdat hij dat maar modieuze nieuwlichterij vond. Onder ons gezegd, snapte hij er niet veel van; hij dacht dat Novell de naam was van een chocolademerk.
Aan werkbesprekingen kwam geen eind; wij, mijn collega’s en ik, de echte automatiseringsdeskundigen, moesten hem bij elk punt een uitvoerige toelichting verstrekken, anders snapte hij niet waar het over ging. Ondanks zijn totale ignorantie beurde hij een salaris dat het dubbele à het drievoudige was van waarmee zijn ondergeschikten naar huis gestuurd werden.
Ik besloot C. te verlaten. Nu had ik pas een pittige avondstudie op mijn vakgebied voltooid. Daar vele automatiseringsspecialisten in die opleiding nooit verder waren gekomen dan halverwege de eerste module, dacht ik dat dit diploma wel het pronkstuk van mijn curriculum vitae was. Met dat CV presenteerde ik me bij een soort koppelbaas, een man die, gevestigd op een moeilijk vindbaar industrieterreintje langs een Utrechts kanaal, aan arbeidsbemiddeling deed voor automatiseringsbedrijven.
“Veel gestudeerd, hè”, mompelde hij, mijn kostbare papier bestuderend. “Ja, ja, ja, dat dacht ik al, toen ik je binnen zag komen. Echt het hele vóórkomen van iemand die het liefst met zijn neus in de boeken zit. Je denkt misschien, dat het dáár allemaal om draait. Maar laat me je één ding vertellen, beste meneer, eh, eh: Men-so-NI-dus, (buitenlandse naam?), je had je tijd beter kunnen besteden aan toneellessen, dan had ik misschien nog wat met je kunnen beginnen. Geen ervaring op de Bühne, zeker?”
Ik hoefde mijn geringe toneelvaardigheden niet aan te spreken om een oprecht verbaasd man te spelen.
-“Echt, geloof me”, vervolgde de ronselaar, “alles draait in ons vak om hoe je het over het voetlicht brengt”.
(Een vreemde kerel, trouwens. Hij bekende, als grote hobby te hebben: het bekijken van websites waarop real time weerkaarten zichtbaar waren. “Straks als je weg bent” - hij leek nauwelijks te kunnen wachten op het aanbreken van dat moment - “ga ik weer lekker kijken. We hebben vanmiddag een bijzonder mooi wolkenbeeld boven de Ierse Zee. Dat is echt het mooiste wat er bestaat!”)
Na dat onbevredigende
gesprek zat ik nog steeds opgescheept met C., tot de dag dat ik ergens
een eenvoudige kantoorbetrekking aannam, om van hem af te zijn.
C.
heeft zijn positie nog kunnen verbeteren; tegenwoordig is hij hoofd
Resaerch & Development bij nog steeds datzelfde bedrijf, waar hij,
volgens berichten die me ter ore zijn gekomen, niet veel meer doet dan
de tweewekelijkse stafvergadering notuleren. Nog steeds tegen een
monstersalaris, natuurlijk [Hij zou dit tot 2012 volhouden, toen hij
eindelijk met pensioen gestuurd kon worden].
Deze gebeurtenissen hebben mijn visie op de zogeheten “kennismaatschappij” definitief gevormd (misvormd, zeggen wijze mensen). Goed dat ik geen kinderen heb; ik zou niet weten hoe ik ze zou moeten opvoeden om ze op zulke wantoestanden voor te bereiden. Een carrière in de automatisering (thans: ICT) zou ik ze natuurlijk afraden; daar heeft een rechtschapen, intelligent en geestelijk gezond mens niets te zoeken. Toneellessen? Daar mogen ze vammijpart óp; baat het niet, schaadt het niet. Maar als ik ze zou betrappen op het bestuderen van een leerboek, dan zou ik ze zonder pardon een harde klets om de oren toedienen; laat dat ze gezegd zijn!
Frans Mensonides
2 maart 2003
Het millenniumprobleem begon al rond 1930, toen men om ruimte te besparen op Hollerith-kaarten, ‘30’ typte in plaats van ‘1930’.
Mocht
er nog een verkiezing komen van de gotspe van de eeuw, dan zal ik
zonder meer het millenniumschandaal nomineren. Dit schandaal is
veroorzaakt door de IT-wereld, is ontdekt door de IT-wereld, is
opgeblazen door de IT-wereld en is op de meest schofterige wijze
geëxploiteerd en uitgebuit door de IT-wereld.
Miljarden dollars heeft de IT-sector wereldwijd verdiend met het goedmaken van een fout die zijzelf hebben veroorzaakt. We schijnen nu ook nog blij te moeten wezen, dat zij het probleem tijdig uit de wereld hebben geholpen.
De millenniumbug. Jammer voor de IT-ers, dat dit melkkoetje op 1 januari 2000 het loodje legt. Toch is er geen enkele reden, je IT-aandelen van de hand te doen. In de 21ste eeuw zullen ze vast wel iets nieuws bedenken om ons, onschuldige naïevelingen, het geld uit de zak te kloppen.
Lang niet alle mensen geloven, dat het millenniumprobleem werkelijk is opgelost. In brede kring heerst angst voor de rampen die zich tijdens de millenniumnacht zullen voltrekken. Het is een wonderlijk staaltje van magisch denken. Als een toverkol uit de Betuwe profeteert da t op 7 december a.s. alle rivierdijken zullen wegwaaien, dan wijzen de mensen terecht op hun voorhoofd. Maar voor 01-01-00, 00 uur 00, is geen enkel rampenscenario erg genoeg. We dreigen in een vicieuze cirkel te raken. Iedereen gaat straks voedsel hamsteren omdat straks iedereen verwacht dat straks iedereen voedsel gaat hamsteren.
Ook in de gemeente waar ik werk, is de noodtoestand afgekondigd. Een groot deel van de gemeentelijke organisatie staat in de millenniumnacht paraat voor geval van stroomuitval, dijkdoorbraak en wat de menselijke geest allemaal aan narigheid kan bedenken. Ik heb een brief gekregen, waarin mij wordt verzocht, het telefoonnummer op te geven waar ik die bewuste nacht bereikbaar ben. In geval van nood kan ik dan opgeroepen worden; men zal zeer zeker grote behoefte hebben aan een archiefmedewerker. De gemeente etaleert een onbeperkt vertrouwen in Telecom; blijkbaar verwachten ze dat tijdens de Apocalyps de telefoon nog gewoon zal rinkelen. Mocht mijn hulp ter secretarie onontbeerlijk zijn, dan kan ik me desnoods laten ophalen door een ordonnans.
Als er een ramp gebeurt (maar waarom zou het?) dan is mijn plaats thuis. Ik trek dan de stekker van de telefoon uit de muur (als die tenminste nog overeind staat). Mocht die ordonnans zich melden, dan doe ik gewoon niet open (als ik tegen die tijd nog een voordeur heb).
Nu ben ik ook weer niet de beroerdste. Ik heb me daarom bereid verklaard, in geval van een ramp op nieuwjaarsmorgen de eerste bus van het millennium naar Ter Aar te nemen.
28 november 1999
Deel 0: Gecensureerd:
aan het
ziekbed van een wethouder (1998, 2001) - 15 jaar thuispagina
Deel 1: Nunc est bulborum; langs
de Geestlijn (2003)
Deel 2: Opkomst en ondergang van
Lovers Rail (1996-1998)
Deel 3: Twee
(mis)managersportretten: Zich
installeren (2002) en Wereld
op Wielen (2000)
Deel 4: Spoorrampjaar 2001
Deel 5: Het hoofdstuk Horeca:
een paar eet- en drinkervaringen (1999, 2000)
Deel 6: Start van Syntus
(1999)
Deel 7: Lang Lange Lijnen: Emmen -
Groningen, met toegift in Beijum (1998)
Deel 8: Stadsdienst Alkmaar op de
digitale snelweg (1997)
Deel 9: Bahn en Kerstmarkten in het Ruhrgebiet (1998, 1999)
© Frans Mensonides, Leiden, 2013.