Jawel, je ziet het goed:
Beminde zaterdag is
voor de 4e keer
in het corona-tijdperk uit zijn as herrezen - gelijk de vogel Phoenix,
zeg ik
daar vanzelfsprekend meteen achteraan; ken je klassieken! Voor hoelang
of voor
hoe vaak, dat durf ik niet te zeggen.
Iedereen doet net of corona
voorbij is, dus
dat doe ik dan
ook maar, om na 19 opeenvolgende treinloze weekends deze rubriek weer
op te
pakken. Ik kan / kon onder corona kantoor missen als kiespijn en ik kan
/ kon sommige
mensen écht serieus missen. Maar wat ik het meest gemist heb: het
onderweg
zijn, het fotograferen, het beschrijven; van een weinig opzienbare reis
toch
iets moois maken voor de lezer: daar blijk ik toch niet zonder te
kunnen.
Ik ga dus weer op pad,
voorzichtigjes; ik
laat Groningen en
Limburg voorlopig onbezocht, steek een voorraad MNM’s, mondneusmaskers
bij mij,
zoek de rustigste treinen uit, reis 1e klas en via de kortste weg. Dat
alles alleen
om weer eens iets nieuws op deze site te kunnen zetten, in plaats van
opgewarmde oude stukken uit het archief.
Corona of niet, deze rubriek
wacht een
naamsverandering.
Want straks als pensionado heb ik geen enkele reden meer om mijn
hobbymatige
omzwervingen te beperken tot de zaterdag. Ik ben van plan, mijn
WeekendVrij om
te zetten in een DalVrij, waarmee je ook van maandag tot en met vrijdag
kunt
reizen, zolang je maar niet incheckt tijdens de spits.
Dan kan ik bij wijze van
spreken op alle
oneven dagen gaan reizen
en op de even dagen de verhalen uitwerken voor deze site. En deze
rubriek
omdopen in Beminde Kalenderdag, of Carpe Diem, of zoiets; ik zie wel.
Het eerste hoofdstuk van deze
aflevering
speelt meteen al op
zondag in plaats van zaterdag, en wel op 13 maart 2022. Ik ga wandelen
in Den
Haag met mijn broertje uit Den Haag. Daarna zou ik best even kunnen
gaan kijken
bij station Delft Campus.
Delft
Campus - Delftse
Donderslag en het achterwerk van Delft - Spoorzone - Van
station tot station -Voorzichtig
door het veen; mondkapjesplicht afgeschaft - Draven als Dafne - Herdenkingsplaats
tramaanslag
Aan het begin van de middag begeef ik me te
voet naar
station De Vink voor mijn eerste treinrit in 2022. De prijs van een
aanvullende
dagkaart voor de 1e klas blijkt gestegen te zijn van 5 naar 6 euro. Dat
is dus
maar een euro extra; wat is nou een euro op een mensenleven, maar het
komt wel
neer op een prijsverhoging van 20%.
Een paar uur later neem ik op Den
Haag Centraal de
Sprinter
naar Dordrecht, en die verlaat die op station Delft Campus.
In de winter van 2019 op 2020, net
voor corona
dus, deed ik
het toen in staat van diep verval verkerende station.
Het was toen
net
van naam
veranderd; het had bijna een halve eeuw Delft Zuid geheten. Het station
zou
opgeknapt worden, en ik ga vanmiddag maar eens kijken hoe die operatie
is
uitgepakt.
De
tekst loopt door onder
deze afbeelding, en ook onder alle volgende afbeeldingen,
helemaal tot onderaan de pagina.
Het station ziet er goed uit. De facelift heeft in ieder
geval geleid tot perronliften en een nieuwe onderdoorgang. Het station
telt nu
2 eilandperrons in plaats van de 2 zijperrons die er lagen.
Uiteindelijk, zo
over een jaar of anderhalf, moet het 4-spoor in Delft ook voltooid
zijn.
Voorlopig loopt er langs elk eilandperron nog maar één spoor.
Heel opvallend is het dak, dat
bestaat uit
zonnepanelen. Die
wekken genoeg energie op om het station 24/7 van stroom te voorzien
(maar niet
voldoende voor de bovenleiding van de Oude Lijn, dat nou ook weer
niet). Dat
maakt Delft Campus in deze stad vol innovativiteit het enige
spoorwegstation in
Nederland dat 100% energieneutraal is.
De stationsomgeving is hier best wel
opgeknapt. De
fietsen
staan nu ook netjes in het gelid in plaats van op de grote kluiten
oudroest, die
ik aantrof op die decemberdag in 2019.
Waarom staan hier ook op zondag nog zo waanzinnig veel fietsen? Ongetwijfeld omdat het station op vrij grote afstand ligt van de Campus waaraan het zijn naam ontleent: die van de TU Delft. Een bus rijdt er hiervandaan nog steeds niet heen, dus de studenten kunnen kiezen tussen een heel stijf kwartier lopen of een wat kortere fietsrit. De meesten zullen hier wel een ouwe fiets hebben staan om die afstand van 1½ kilometer naar de collegezalen te overbruggen.
Het station Delft Campus ligt exact 2
km ten
zuiden van station
Delft Sec. Ik besluit op deze wat donkere, maar erg zachte maartse dag
naar dat
laatste station te gaan lopen langs de Delftse Schie. Als ik die daarna
nog een
kilometer of 20 zou volgen, een paar bochten door en een paar
naamsveranderingen voorbij, dan kom ik weer bijna thuis uit.
Bij Delft Campus worden de sporren
ongelijkvloers
gekruist
door de Kruithuisweg. Ik heb altijd gedacht dat die genoemd was naar
het
kruithuis dat ontploft was in 1654. Maar dat stond heel ergens anders.
Achter het station staat aan de
Delftse
Schie een nog
puntgave kruitopslagplaats, die nooit ontploft is. Het lijkt op het
eerste gezicht wel een
kasteel. Dit
is het vervangende Kruithuis dat dateert van 1660, 6 jaar na de grote
klap. Het
is ontworpen door de indertijd vermaarde architect Pieter Post. En het
werd
gerealiseerd op een flinke afstand van de stadspoorten.
Men had leergeld betaald met die ‘Delftse Donderslag’ van 1654.
De kruitopslagplaats lag toen binnen de stadsmuur, in het noordoosten
van de stad.
90.000 pond buskruit ging de lucht in. De knal was tot op Texel te
horen. Er
waren honderden slachtoffers te betreuren, en een aanzienlijk deel van
de stad
werd verwoest.
Naar verluidt was de ramp veroorzaakt
door een
vonk uit de
lantaarn van de beheerder. Maar die kon het vanzelfsprekend niet
navertellen;
er is niets van hem teruggevonden.
Op de nieuwe locatie werd het kruit
ondergebracht
in 2 torens.
Die waren zo geconstrueerd dat de rotzooi bij een onverhoopte explosie
door het
dak zou vliegen en niet over een grote oppervlakte verspreid zou raken.
Het Kruithuis is zijn oorspronkelijke functie natuurlijk al heel lang geleden kwijtgeraakt. Het is nu in gebruik bij o.a. Delftse padvinders, om niet te zeggen: scouts.
Bij de botenloods aan de overkant
tillen 5
studenten hun roeiboot het water in voor nog een training aan het eind
van de
middag en op de valreep van het weekend.
Mijn wandeling voert verder langs het
achterwerk
van Delft.
Ik passeer nu de achterzijde van de oude fabrieksgebouwen die je
altijd
vanuit de trein ziet, en die zien er van deze kant nog vervallener uit.
De Schieweg biedt alle gevarieerdheid
van een
stads-rafelrand.
Naast het groteske profiel van het EWI-gebouw (Elektrotechniek,
Wiskunde en
Informatica) in de verte zie ik zandtrechters, of wat het ook zijn,
langs het
water. Je kunt langs de Schiekade ook boulderen, wat neerkomt op
rotsklimmen
binnen een gebouw, en niet aan een touw. Ik verwacht hier ook een Gamma
of een Praxis,
en zal ze allebei passeren.
Aan de overkant staat een huis uit de
tijd dat de
Delfts(ch)e Schie nog door grazige weiden liep. Even verder doemen
moderne
appartementengebouwen op. Een aparte wandeling is dit.
In de 3 coronawinters die we (nog
niet helemaal)
achter de
rug hebben, heb ik een nieuwe hobby opgepakt: vakantiereizen per trein
uitstippelen
door een groot deel van Europa.
Of ik daar allemaal echt wel heen wil
of heen kan,
ik weet
het niet, maar het is een aardig tijdverdrijf om het uit te zoeken, een
avontuur
met een laptop op de tweezitsbank. Deze wandeling tegen valavond door
lang niet
het mooiste stuk van Delft, steekt daar wel wat bleekjes bij af. Neemt
niet weg
dat ik dolblij ben dan ik hem maken kan.
Het monumentale oude station, tegenwoordig Italiaans restaurant, en het nieuwe.
Ik nader de Spoorzone, die de
gemeente Delft bijna
met een
faillissement opgezadeld heeft. Dat is het gebied boven de Spoortunnel
die in 2015
in de plaats kwam van een inmiddels afgebroken viaduct. Er zijn nu
complexen in
aanbouw, appartementen of -kantoren.
Aan de overkant zie ik zo maar rijden
waarvan
Leidse
politici spontaan klaarkomen: een rijtje heel erg kleine elektrische
stadsbusjes.
In Leiden
staan ze
elke 4 jaar in de verkiezingsprogramma’s, maar hier in
Delft rijden ze gewoonweg.
Ik maak nog wat foto’s van de stationsomgeving in de avondschemering. Maar bij thuiskomst bevallen die donkere plaatjes me niet. Ik ga ze daarom 6 dagen later nog een keer overmaken – bij overvloedig zonlicht en op de fiets. En zo wordt dit toch nog een echt hoofdstuk van Beminde zaterdag.
Frans Mensonides
20 maart 2022
Er geweest: zondag 13 en zaterdag 19 maart 2022
Het weekend daarna ook weer op reis
op een beminde zondag; dat
kwam me beter uit dan zaterdag. Dank zij die wandeling hierboven in
Delft
diende zich het thema aan voor deze aflevering: lopen van het ene
station naar
het andere. En dat dan niet langs het spoor maar via een andere route.
Om dingen
te kunnen zien die je vanuit de trein niet ziet. Een treinspotter zou
het nooit
doen.
Containerschip
op het Amsterdam-Rijnkanaal
Het is zondag en dus rijden de
nieuwe Sprinters
Leiden –
Utrecht – Houten niet. Ik stap deze keer over in Woerden. De
IC daarheen rijdt
ook nu weer voorzichtig over de beurse plekken in de spoorbaan die –
zoals ik
in dat andere stuk schreef – dreigt weg te zakken in het drijfzand.
Op het traject voorbij Bodegraven
wijst de snelheidsmeter een
hele tijd slechts 80 km per uur. Als de rotte plek gepasseerd is, trekt
de
trein weer op naar normale snelheden.
Woerden
Afgelopen woensdag, 23 maart 2022, is er een einde gekomen aan
de mondkapjesplicht in het OV. Enthousiasme alom daarover onder
personeel en
reizigers, maar in mijn bubbel op Twitter kreeg men er geen feestelijk
gevoel
van.
Twee jaar lang heb ik op Twitter alle
wappies systematisch
geblokkeerd of gemutet, waaronder rabiate tegenstanders van de
‘bekpamper’. Nu heb
ik in mijn timeline alleen nog maar mensen over als ik zelf: kwetsbaar,
oud en
versleten en - voor ons gevoel - reddeloos
verloren als corona zou toeslaan. En
dus mét mondkapje.
Niet-verplicht is niet hetzelfde als
verboden. Je mág ze nog
steeds dragen in het openbaar, en dat blijf ik voorlopig ook nog wel
doen. Maar
ik lees dagelijks op Twitter heel schokkende verhalen over mensen die
zichzelf nog
beschermen met een mondneusmasker.
Ze zijn altijd, waar ze ook komen,
helemaal de enige: in de
trein, in de supermarkt, waar dan ook. Er lopen verder dan steevast in
hun
omgeving louter niezende, snotterende, proestende mensen rond zonder
masker. Die
dan ook nog unverfroren verklaren dat ze zojuist positief getest zijn,
maar toch
eerst nog echt even een boodschap moeten doen voordat ze in quarantaine
gaan.
De eenlingen met een mondmasker
krijgen – nog steeds volgens
die Twitter-verhalen - verwijtende en meewarige blikken toegeworpen en
worden aangesproken,
beschimpt en bespottelijk gemaakt. De maskers worden hun van het
gezicht
getrokken, ze worden bedreigd, bespuugd, zelfs geschopt en geslagen;
moderne
paria’s…
Het zal allemaal wel een beetje
overtrokken zijn, dit soort verhalen.
Zelf heb ik nog nooit zoiets meegemaakt. Maar ik zet me er wel voor
schrap, en
zal, mocht het me een keer overkomen, gepaste tegenmaatregelen nemen,
daarvan
kan men verzekerd zijn.
Zelf draagt ik sinds de alfa-golf,
was het geloof ik, begin
2021, FFP2-maskers. Die werken beide kanten op; ze beschermen de drager
tegen
zijn omgeving en vice versa. Eerst waren ze vrij prijzig, maar deze
week krijg
je bij het Kruidvat al twee pakjes voor de prijs van één, wat wel iets
zegt
over hun afnemende populariteit.
Maar klopt het nou werkelijk, dat
vrijwel niemand meer een
masker draagt? Ik let er normaliter nooit op, maar ga het nu toch eens
tellen,
in de Sprinter die ik in Woerden neem voor het laatste stuk naar
Leidsche Rijn.
De Sprinter Den Haag – Tiel is op zondag de enige die rijdt tussen
Woerden en Utrecht.
Mezelf niet meegeteld, zitten er bij
vertrek uit Woerden 45
passagiers in die trein, waarvan 3 met masker. Dat is in deze beperkte
steekproef 6,7%. Het klopt dus wel dat vrijwel niemand ze meer draagt.
Veel en veel meer mensen dragen een
bril; wel bijna de helft.
Terwijl dat toch ook niet verplicht is. Mij niet gezien! Ik ben geen
schaap; ik
vertrouw op mijn ogen. Bijziendheid is trouwens een hoax, en met een
bril speel
je alleen Pearle en Specsavers in de kaart, die uit zijn op de
wereldheerschappij en op de Great Reset. Zo zit dat, en niet anders!
Dat zie ik
toch wel heel erg scherp!
Nee, alle flauwekul op een stokje. Ik
bezit wel degelijk een
bril. Ik doe hem alleen vrijwel nooit op. Ik heb hem eigenlijk alleen
nodig als
ik in een zaal zit voor een presentatie met wat heel vroeger
lichtbeelden heette,
maar tegenwoordig gepaard gaat met een beamer en Powerpoint. Maar als
ik daar
dan zit, blijk ik mijn bril uiteraard vergeten te hebben, omdat ik hem
op
andere dagen ook nooit bij me heb.
Ik schreef het al eens eerder: waar
de meeste nederzettingen
ontstaan zijn vanuit een kern, een centrum, is het centrum van Leidsche
Rijn
veeleer de kers op de taart. Deze zo lang open gebleven plek zijn ze
pas gaan
volbouwen toen de rest van de wijk al grotendeels voltooid was.
Momenteel reiken de hijskranen alleen
nog naar de hemel voor
de bouw van het laatste gedeelte van de wijk. Het is het gebied langs
het
Amsterdam-Rijnkanaal. Dat drukbevaren kanaal scheidt de oude wijken van
de
nieuwe. Dit stuk Leidsche Rijn ziet er qua architectuur wat vrolijker
en
veelbelovender uit dan Terwijde, al kun je het eindoordeel pas vellen
als het
klaar is.
De wandeling langs het
Amsterdam-Rijnkanaal kanaal is meer
‘scenic’ dan die door Terwijde, en er zijn op deze zonnige zondagmiddag
dan ook
veel Utrechtenaren op de been op het pad langs het water. De
binnenvaart met
containers en duwbakken gaat gewoon door op zondag. Aan de overkant zie
je lange
rijen portiekflatjes uit de 60’s.
Al snel bereik ik de Dafne
Schippersbrug over het kanaal,
genoemd naar de Utrechtse atlete die talloze medailles behaald heeft op
onder meer de
100 en de 200 meter. Op de brug is een parcours van 100 meter uitgezet,
zodat
je er een sprintje op kunt trekken en je je, met een stopwatch in de
hand, kunt
meten met de naamgeefster van de brug.
Die maakt ook nog deel uit van een
snelle, 6 km lange fietsroute
van de historische binnenstad naar de nieuwe wijken aan de overkant. Én
hij
maakt deel uit van een trimparcours. Ik zie een opwekkende stoeptegel
met de
tekst: ‘KWIEK TRAPLOPEN’. Kwiek! Ik ben al blij dat ik er überhaupt
tegenop kom.
De brug is verder voorzien van stalen
netten tegen mensen
die in het water willen springen, uit stoerheid of omdat ze op een hete
dag
haken naar verkoeling. De brug ligt een meter of 12 boven het
wateroppervlak. Volgens
mij ben je hartstikke dood als je van zo’n hoogte plat op het water
terecht
komt.
Aan de overkant beland ik in de
oudere nieuwbouwwijk Oog in
Al, die niet erg bijzonder is, maar wel fraaie, nieuwe, duidelijke
haltedisplays heeft.
Gökmen T., een geradicaliseerde
moslim, pleegde op maandag 18
maart 2019 een aanslag op een Utrechtse tram. Het was de eerste en tot
dusverre enige
terroristische aanslag op het OV in Nederland sinds de treinkapingen in
de
70’s.
Om 10:41 stapte T. bij de halte 24
Oktoberplein in een SUNIJ richting Utrecht Centraal
(Sneltram Utrecht – Nieuwegein – IJsselstein,
toen nog gereden met de ‘Zwitsers’ uit de 80’s). Zodra de tram was gaan
rijden,
doodde T. met een pistool 4 passagiers. Bij zijn actie vielen 6
zwaargewonden.
Tijdens de schietpartij trok een
passagier aan de noodrem.
De tram kwam tot stilstand in de bocht van de Beneluxlaan naar de Weg
der
Verenigde Naties. De beelden van die tram in die bocht gingen heel de
wereld
over.
T. sloeg na zijn daad op de vlucht
met een gekaapte auto, maar
werd later op die dag gearresteerd. Gedurende de tijd dat hij
voortvluchtig
was, beleefde Utrecht uren van onheilspellende stilte. Het openbaar
vervoer
kwam tot stilstand, de bevolking werd gemaand om binnen te blijven en
leerlingen mochten hun school niet verlaten. Niemand wist of T. alleen
handelde,
of onderdeel was van een terreurgroep die mogelijk nog meer aanslagen
zou
plegen in de stad.
T. bleek een eenzame wolf. In 2020
werd hij tot veroordeeld
tot een levenslange gevangenisstraf. Hij toonde geen enkel berouw en
gedroeg
zich in de rechtszaal op een schandalig botte wijze tegenover onder
andere de
nabestaanden van de slachtoffers. In de gevangenis maakte hij zich
opnieuw meerdere
keren schuldig aan geweldpleging.
Dit soort mensen maakt het wel erg
moeilijk om tegenstander
te blijven van de doodstraf.
Vorige week, op de 18e, is deze
rampdag voor het eerst uitgebreid
herdacht. In 2020 en 2021 droeg de herdenking een sober karakter in
verband met
corona.
De SUNIJ is momenteel alleen
maar een SU. Van 25 februari
tot ergens in de zomer rijdt hij slechts het traject binnen de gemeente
Utrecht:
Utrecht Centraal Jaarbeurszijde – P&R Westraven. Bij die
laatste halte kun
je overstappen op een vervangende bus. Hij rijdt 7 dagen per week
slechts in
kwartierdienst (was: 7½ minuut).
In het centrum van Nieuwegein, bij de
Plaza, wordt de
trambaan gerenoveerd. 400 meter nieuw spoor, een tempo van een
hectometer per
maand. De SUNIJ zal de laatste jaren wel de reputatie opgebouwd hebben
dat hij
vaker niet rijdt dan wel.
In die 4 maanden moet nu eindelijk
ook de verbinding tot
stand komen van de SUNIJ met de Uithoftram lijn 22, die zijn
eindpunt nu heeft
aan de centrumzijde van Utrecht Centraal. Inlossing van een heel oude
belofte. En
tegen die tijd wel weer een geschikt onderwerp voor een stukje.
Frans Mensonides
3 april 2022
Er geweest: zondag 27 maart 2022
Op zaterdag 23 april keer ik zo
langzamerhand terug in mijn
normale ritme van deze rubriek ‘Beminde zaterdag’. Geen omzwervingen
meer op
zo’n suffe dag als zondag; geen wandelingen meer van station tot
station. Mooi
weer vandaag om weer eens op een NS-fiets te stappen, voor het eerst
dit jaar.
Ik ga hem ophalen bij station
’s-Hertogenbosch en rij er in
ieder geval mee naar Vlijmen, dat met 15.145 inwoners (per 1 januari
2021) de
grootste plaats in Nederland is die ik nooit eerder bezocht heb. Tussen
Den
Bosch en Vlijmen heb je het alleen te voet te betreden natuurgebied De
Moerputten, waar een stuk spoorweghistorie ligt.
Oh ja: mocht je je afvragen, wat ik
heb uitgespookt in de 3
weken die verstreken zijn tussen dit hoofdstuk en het vorige: ik heb
wat
wijzigingen in het spoorboekje bereisd op de lijnen Dordrecht
– Gorinchem –
Geldermalsen en Roosendaal – Vlissingen. Maar dat
is een verhaal apart.
Vanmorgen reis ik via Utrecht naar
Den Bosch en vanavond keer
ik terug via Breda en Rotterdam, altijd een aardig rondje. In de loop
van de
dag zal ik merken dat de zaterdagse vervoercijfers van NS nu bijna weer
op het
oude niveau zijn, zoals ik ze ken van zaterdagen vóór maart 2020. Het
wordt
drukker en drukker op de perrons en in de treinen. Toch is het in de 1e
klas
nog steeds aangenaam rustig. Vaak deel ik hem alleen met de conducteur.
Van Leiden Lammenschans naar Den
Bosch is het maar 5
kwartier. Daarvoor moet ik op Utrecht Centraal wel overstappen op de IC
naar
Heerlen. Als ik was blijven zitten, was ik ook wel in de hoofdstad van
Noord-Brabant beland, zij het een kwartier later. De IC’s Leiden –
Utrecht, ik
vergeet het iedere keer, rijden tegenwoordig door als Sprinter naar
’s-Hertogenbosch.
Tussen Lunetten en Houten halen we de trein in waarin ik daarnet zat.
Aangekomen op station
’s-Hertogenbosch ga ik eerst maar
uitgebreid koffie drinken, om de confrontatie met de OV-fiets nog even
uit te
stellen. Hoe rauw zal die zwaar trappende, ongemotoriseerde, niet van
versnellingen voorziene NS-fiets me op m’n dak vallen, na ruim een half
jaar
elektrisch fietsen? Mijn laatste rit op een deelfiets was die keer toen
ik naar
die dunbevolkte wijk Meerstad bij Groningen ging, in
oktober 2021.
Kom op Frans, fietsen! Of was je
liever
thuisgebleven om de
hele middag, op de bank hangend, naar het WK Snooker te kijken op de
BBC? Of was je liever naar de Floriade in Almere gegaan, waar ze deze
week iets gedaan hebben aan de verwoestend slechte recensies?
Die hebben ze namelijk gewist.
Na de koffie zoek ik eerst nog een
stijf kwartier naar de
fietsenstalling. Volgens de NS-pagina met huurlocaties van de
OV-Fiets staan
ze aan de westkant van het station, de niet-stadskant. Maar
uiteindelijk blijkt
de stalling zich toch aan de centrumzijde en de kant van de bussen te
bevinden,
in een kelder naast de trappen.
De fietsen die er staan, zijn van een
nieuw model. De wijze
van uitlenen is in Den Bosch drastisch gemoderniseerd – en in de rest
van Nederland
misschien ook wel; ook tijdens de afgelopen coronawinter
heeft de vooruitgang niet
stilgestaan in dit land.
Je huurt de fiets nu door je
chipkaart, waarop het
OV-Fietsabonnement staat, tegen het slot aan te houden van de fiets van
je
keuze. Dan springt het slot open en kun je meteen wegrijden. Bij
terugkeer in
de stalling druk je een knop op het slot in, waarna je het dicht kunt
drukken.
Daarmee heb je de fiets ingeleverd en eindigt de huur. Geen gedoe met
sleutels,
en ook menselijke tussenkomst van de stallinghouder met zijn
scanapparaat is
niet meer noodzakelijk.
Het ritje naar Vlijmen staat in
GoogleMaps gelukkig te boek
als: grotendeels vlak. Ik slaag erin om op gang te komen en weg te
rijden; dat
geeft de burger meteen al moed. Het lijkt wel of dit nieuwe model iets
lichter
loopt dan de oudjes die misschien naar de schroothoop zijn verwezen.
Langs een enorm ziekenhuis en een
transferium in een grote
garage bereik ik de Moerputten. Dit drassige gebied maakte ooit deel
uit van de
verdedigingslinie van Den Bosch: stukken land die bij nadering van de
vijand
onder water werden gezet. En die door de Staatse troepen in 1629 in een
mum van
tijd werden drooggemalen, toen de Spanjolen de stad hadden ingepikt.
Midden in dat gebied moet de
Moerputtenbrug liggen. Dat is
een 600 meter lang overblijfsel van de opgeheven Langstraatspoorlijn
’s-Hertogenbosch – Waalwijk – Lage Zwaluwe. In de wandeling werd die de
‘Halvezolenlijn’ genoemd, omdat hij liep door het hart van de
Nederlandse leder-
en schoenenindustrie.
Op GoogleMaps heb ik gisteren
vluchtig en vaag opgezocht dat
je er kunt komen via een wandelpad vanaf de Deuterseweg. Die rijd ik
veel te
ver af. Waar ik ten slotte een voetpad zie, leg ik de fiets vast aan
een houten
hek.
Dat is nog even puzzelen. Ik druk op
dat ene knopje op het
slot, dan gaat er een lichtje branden, dan kan ik de ketting eruit
trekken, dan
gaat het lichtje flikkeren en kan ik ook het slot dichtdoen, maar dan
kan ik de
ketting er niet meer insteken, zodat ik eerst weer… Het gaat gepaard
met enige
vergeefse pogingen en de nodige godslasteringen, en ik heb de volgorde
niet
precies onthouden.
Maar uiteindelijk weet ik de fiets
toch vast te ketenen. Kennelijk
zit er GPS op dat slot en weet het dat de fiets zich niet bevindt in de
stalling van Den Bosch, maar bij de Moerputten. Anders zou nu mijn huur
beëindigd zijn en de fiets daarmee ingeleverd.
Dit pad loopt helemaal niet naar de
Moerputtenburg, merk ik.
Ik moet een halve kilometer naar het noorden, maar de weg loopt pal
west, en
overal waar ik rechtsaf denk te kunnen slaan, staat een bordje
‘Kwetsbaar
gebied, niet betreden’. Ik kijk nog eens op GoogleMaps, zie dat ik
helemaal
verkeerd zit, en loop terug naar de fiets.
Godverdorie, ik ben het
fietssleuteltje kwijt, wat nu? Oh
nee, wacht even, dat zat er helemaal niet meer op, zoals ik nota bene
daarnet
al uitgebreid heb besproken. Maar hoe krijg ik dat slot nu open, zonder
vijl en
breekijzer? Ja, nee, oh ja, ik was het even vergeten, maar de slogan
luidt zoiets
als: je chipkaart is de sleutel. Ik houd die kaart tegen het slot, en
zie (en
hoor): het springt open.
Nu rijd ik een dikke kilometer terug
naar de parkeerplaats
waar ik had moeten wezen. Voor wie in mijn voet- en bandenspoor wil
treden: die
bevindt zich nabij de T-kruising van de Deutersestraat met de
Honderdmorgensedijk.
Weer dat ritueel met dat slot.
Daarna bewandel ik een bospad, waar
vroeger die
Halvezolenlijn lag. Er staat zelfs nog een kilometerbordje. Veel
‘spoorlopers’
op de baan, op deze mooie, zonnige dag.
In 2011 heb ik de geschiedenis van
de Halvezolenlijn al eens
opgeschreven, in een veel leuker stukje dan dit - mijn stukjes van 10
jaar
geleden vind ik altijd leuker dan dat van deze week. De lijn werd in
fasen
geopend van 1886-1890, en vervoerde passagiers tot 1950, het beruchte
opheffingsjaar, waarin ongeveer de helft van de regionale spoorwegen in
Nederland werd opgedoekt.
Goederenvervoer vond plaats tot 1972,
en op het traject Lage
Zwaluwe – Made en Drimmelen zelfs nog tot de dag van heden. De rest van
het
spoor is opgebroken en het talud doet hier en daar nog dienst als voet-
en / of
wandelpad.
De Moerputtenbrug loopt over een
grote waterplas. Hij werd
aangelegd in de periode 1888-1890, waarbij de arbeiders te kampen
hadden met overstromingen
en schier opgevroten werden van de muggen.
In de beste tijd van de
Langstraatspoorweg droeg deze brug 7
reizigerstreinen per richting per dag. Een bescheiden frequentie in
onze ogen.
Toch was de lijn in de decennia van zijn bestaan zoiets als de
economische
slagader van de streek. De vervoerde goederen waren meestal schoenen,
en de
passagiers vaak handelsreizigers in schoeisel.
In de jaren 00 van deze eeuw is de
brug gerestaureerd. Een
trein kan hij misschien niet meer houden, maar als natuurwandelpad is
hij bij
uitstek geschikt. Op een bruggenhoofd koesteren 2 eenden zich in de zon.
Verderop heb je nog een brug, een
veel kortere. Nog iets
verder lag station Vlijmen, maar dat is al heel lang geleden gesloopt.
Ik keer
terug naar de fiets, die ik ook deze keer weet los te maken.
Gemeentehuis
Naar Vlijmen, nu, waar één van mijn
volgers op Twitter ooit
de gemeenschap diende in het gemeentehuis.
Ik rijd naar Vlijmen met de
Moerputten aan mijn linkerhand en
flatwijken van ’s-Hertogenbosch rechts. Onderweg zie ik een 18e-eeuwse
grenspaal Brabant / Holland. Die grens liep indertijd heel anders dan
nu. Vlijmen
heeft ooit deel uitgemaakt van het Graafschap Holland, en was in latere
tijden
ook een vreemde eend in de bijt van de Langstraat. Geen leer- of
schoenenindustrie;
de meerderheid van de dorpelingen verdiende zijn brood als
mandenvlechter.
Op een winkelplein keten ik mijn
fiets nu al voor de derde
keer vast, zonder dat het echt vlotter gaat dan de eerste twee. Ik ga
verder te
voet voor een fotorondje. Volgens een reclameposter moet je Collonil
gebruiken
om witte zoolranden te krijgen op je schoenen. Zolen blijven de mensen
hier
bezighouden.
Als ik door Vlijmen loop, stel ik
vast dat ik ergens wel
gelijk had om het gedurende de eerste 65½ jaar van mijn leven over te
slaan. Het
is een rustig, lommerrijk dorp, met aardige optrekjes voor de
ruimen-van-beurs;
ik zal er niets van zeggen. Maar er is niet echt iets spectaculairs te
zien,
afgezien van die Moerputtenbrug, die overigens op Den Bosch’
grondgebied ligt.
Wel apart is de mededeling dat de zee
begint onder een
Vlijmense straatkolk. Ja, de troep die je erin sodemietert, kiest
morgen
misschien bij Hoek van Holland het ruime sop en draagt bij aan de
plasticsoep
van de oceanen.
Slagerij J. van der Ven uit dat
bekende liedje blijkt in
Vlijmen gevestigd te zijn. Althans, ik neem voetstoots en zonder nader
onderzoek aan dat de traiteur Jan, Johan of Jaap heet.
Bij de fusiegolf die ook hier heeft
toegeslagen, werd
Vlijmen ingelijfd bij Heusden. Heusden heeft een heus Stadhuis, maar
het
gemeentehuis van Heusden is nu gevestigd in het voormalige gemeentehuis
van
Vlijmen. Dit is kortom nog steeds het gemeentehuis. De zon staat
eigenlijk
verkeerd voor een foto. Of liever gezegd: ik ben gekomen op het
verkeerde uur;
de zon staat waar hij staat, en staat vanzelfsprekend niet verkeerd.
Achter het gemeentehuis staat iets
wat op het eerste gezicht
een abri lijkt, en op het 2e gezicht een openluchtcafé.
Het zal de bus-fans wel spijten dat
ik de laatste tijd op
mijn site erg weinig aandacht besteed aan het OV op rubberen banden.
Misschien komt
dat doordat een bus geen 1e klas kent; misschien omdat ik in de trein
al lang
genoeg een mondmasker op heb. Ik beloof beterschap, maar wijs er wel
op, dat ik
Vlijmen vanmiddag toch wel op rubberen banden bereikt heb.
Volgens mijn zegsman, de v/m
gemeenteambtenaar, rijden er
wel 9 buslijnen door Vlijmen. Maar hij zei er eerlijkheidshalve bij dat
er
daarvan maar 2 stoppen in het dorp. Dat zijn Bravo / Arriva lijn 135
’s-Hertogenbosch – Oud Heusden – Wijk en Aalburg en lijn 136
’s-Hertogenbosch –
Waalwijk – Kaatsheuvel – Tilburg.
De overige 7 lijnen houden de A59
aan. Die heeft de
Halvezolenlijn opgevolgd als verkeersader van de streek, en ligt tussen
Waalwijk en Vlijmen pal naast het v/m spoortalud. Die 7 buslijnen
hebben geen
halte in Vlijmen en zijn voornamelijk sneldiensten naar onder andere
Tilburg, Gorinchem,
Werkendam en De Efteling.
Ik heb wel eens met zo’n bus door
Vlijmen gereden, maar dat
telt niet mee voor bij het bepalen van de grootste plaats in Nederland
waar ik nog
nooit geweest ben. Die mag ik pas afvinken als ik er gewandeld en / of
gefietst
heb, wat voor Vlijmen nu het geval is.
De grootste plaats waar ik nu nog
steeds nooit geweest ben,
is Heesch, bij Oss; 13.795 inwoners. Dat is tevens de grootste plaats
waarvan
ik nog nooit gehoord had voordat ik ging uitzoeken wat de grootste
plaats was
waar ik nog nooit geweest was, als de lezer me nog kan volgen.
Op de terugweg wil ik nog een ommetje
maken via Engelen aan
het Diezekanaal. Er staat een straffe, killige oostenwind die ik nu van
tijd
tot tijd tegen heb. Daardoor ging de heenweg zo soepel: ik had hem mee.
De
wijze levensles die iedere fietser kent: als je denkt dat het windstil
is, dan heb
je de wind mee.
Engelen is ooit ingelijfd bij Den
Bosch, en om het oude dorp
heen ontstond een nieuwbouwwijk. Iets ten noordwesten van het dorp heb
je Haverleij,
een gloednieuwe woonwijk met als thema: middeleeuwse kastelen. Dat gaat
gepaard
met slotgrachten, torentransen en dat soort werk.
Haverleij lijkt op een vesting als je het nadert, en dat is
ook exact de bedoeling. ‘My home is my castle’ zal wel het uitgangspunt
geweest
zijn. Maar daarom hoeft je huis nog niet op een kasteel te LIJKEN. De
wijk ligt
midden in het groen, dat je vanuit je woning alleen ziet als je aan de
rand
woont. Overal staan
auto’s geparkeerd,
terwijl je van ridders toch zou verwachten dat ze te paard gaan en
komen. Niet
erg geslaagd, dit.
‘Met plezier naar kantoor’, ammehoela. Nog een maand
thuiswerken, en ik ben kantoorklerk af.
Station ’s-Hertogenbosch komt in
zicht. 25 km gereden; niet
slecht om er weer in te komen, in het OV-fietsen. Ik zet hem in de
stalling op
slot, en als ik het goed begrijp, kan ik nu gewoon weglopen. Ik hoef
niets meer
te registreren of in te leveren.
Reizigers uit de IC naar Maastricht
bestormen de Sprinter
naar Dordrecht, een FLIRT-drietje. Ik wacht wijselijk op de IC richting
Breda,
neem daar de IC Direct naar Rotterdam en bereik nog voor donker Leiden.
Eind
van eindelijk weer eens een ouderwetse beminde zaterdag!
Frans Mensonides
5 mei 2022
Er geweest: zaterdag 23 april 2022
25 jaar
De thuispagina van Frans Mensonides: hoe het begon
©
Frans Mensonides, Leiden, 2021