Beminde zaterdag zondag (39)
Maart - april 2022 






< < < < < Deel 38 al gelezen?




‘Beminde zaterdag’ is een rubriek over treinreizen op die dag met mijn Weekend Vrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn Huygens die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen. Deze reeks is geïntroduceerd in deel 1. Het overzicht van alle tot dusverre verschenen afleveringen vind je in het archief van mijn Thuispagina.

Jawel, je ziet het goed: Beminde zaterdag is voor de 4e keer in het corona-tijdperk uit zijn as herrezen - gelijk de vogel Phoenix, zeg ik daar vanzelfsprekend meteen achteraan; ken je klassieken! Voor hoelang of voor hoe vaak, dat durf ik niet te zeggen.

Iedereen doet net of corona voorbij is, dus dat doe ik dan ook maar, om na 19 opeenvolgende treinloze weekends deze rubriek weer op te pakken. Ik kan / kon onder corona kantoor missen als kiespijn en ik kan / kon sommige mensen écht serieus missen. Maar wat ik het meest gemist heb: het onderweg zijn, het fotograferen, het beschrijven; van een weinig opzienbare reis toch iets moois maken voor de lezer: daar blijk ik toch niet zonder te kunnen.

Ik ga dus weer op pad, voorzichtigjes; ik laat Groningen en Limburg voorlopig onbezocht, steek een voorraad MNM’s, mondneusmaskers bij mij, zoek de rustigste treinen uit, reis 1e klas en via de kortste weg. Dat alles alleen om weer eens iets nieuws op deze site te kunnen zetten, in plaats van opgewarmde oude stukken uit het archief.

Corona of niet, deze rubriek wacht een naamsverandering. Want straks als pensionado heb ik geen enkele reden meer om mijn hobbymatige omzwervingen te beperken tot de zaterdag. Ik ben van plan, mijn WeekendVrij om te zetten in een DalVrij, waarmee je ook van maandag tot en met vrijdag kunt reizen, zolang je maar niet incheckt tijdens de spits.

Dan kan ik bij wijze van spreken op alle oneven dagen gaan reizen en op de even dagen de verhalen uitwerken voor deze site. En deze rubriek omdopen in Beminde Kalenderdag, of Carpe Diem, of zoiets; ik zie wel.

Het eerste hoofdstuk van deze aflevering speelt meteen al op zondag in plaats van zaterdag, en wel op 13 maart 2022. Ik ga wandelen in Den Haag met mijn broertje uit Den Haag. Daarna zou ik best even kunnen gaan kijken bij station Delft Campus.


 

Delft Campus - Delftse Donderslag en het achterwerk van Delft - Spoorzone - Van station tot station -Voorzichtig door het veen; mondkapjesplicht afgeschaftDraven als Dafne - Herdenkingsplaats tramaanslag - Die gaat naar Den Bosch toe -  Moerputtenbrug in de oude ‘Halvezolenlijn’ Vlijmen aan Zee op rubberen banden; Vesting Engelen



Delft Campus

Aan het begin van de middag begeef ik me te voet naar station De Vink voor mijn eerste treinrit in 2022. De prijs van een aanvullende dagkaart voor de 1e klas blijkt gestegen te zijn van 5 naar 6 euro. Dat is dus maar een euro extra; wat is nou een euro op een mensenleven, maar het komt wel neer op een prijsverhoging van 20%.

Een paar uur later neem ik op Den Haag Centraal de Sprinter naar Dordrecht, en die verlaat die op station Delft Campus.  

In de winter van 2019 op 2020, net voor corona dus, deed ik het toen in staat van diep verval verkerende station. Het was toen net van naam veranderd; het had bijna een halve eeuw Delft Zuid geheten. Het station zou opgeknapt worden, en ik ga vanmiddag maar eens kijken hoe die operatie is uitgepakt.

De tekst loopt door onder deze afbeelding, en ook onder alle volgende afbeeldingen, helemaal tot onderaan de pagina.


Het station ziet er goed uit. De facelift heeft in ieder geval geleid tot perronliften en een nieuwe onderdoorgang. Het station telt nu 2 eilandperrons in plaats van de 2 zijperrons die er lagen. Uiteindelijk, zo over een jaar of anderhalf, moet het 4-spoor in Delft ook voltooid zijn. Voorlopig loopt er langs elk eilandperron nog maar één spoor.

Heel opvallend is het dak, dat bestaat uit zonnepanelen. Die wekken genoeg energie op om het station 24/7 van stroom te voorzien (maar niet voldoende voor de bovenleiding van de Oude Lijn, dat nou ook weer niet). Dat maakt Delft Campus in deze stad vol innovativiteit het enige spoorwegstation in Nederland dat 100% energieneutraal is.

De stationsomgeving is hier best wel opgeknapt. De fietsen staan nu ook netjes in het gelid in plaats van op de grote kluiten oudroest, die ik aantrof op die decemberdag in 2019.

Waarom staan hier ook op zondag nog zo waanzinnig veel fietsen? Ongetwijfeld omdat het station op vrij grote afstand ligt van de Campus waaraan het zijn naam ontleent: die van de TU Delft. Een bus rijdt er hiervandaan nog steeds niet heen, dus de studenten kunnen kiezen tussen een heel stijf kwartier lopen of een wat kortere fietsrit. De meesten zullen hier wel een ouwe fiets hebben staan om die afstand van 1½ kilometer naar de collegezalen te overbruggen.




Delftse Donderslag en het achterwerk van Delft




Het station Delft Campus ligt exact 2 km ten zuiden van station Delft Sec. Ik besluit op deze wat donkere, maar erg zachte maartse dag naar dat laatste station te gaan lopen langs de Delftse Schie. Als ik die daarna nog een kilometer of 20 zou volgen, een paar bochten door en een paar naamsveranderingen voorbij, dan kom ik weer bijna thuis uit.

Bij Delft Campus worden de sporren ongelijkvloers gekruist door de Kruithuisweg. Ik heb altijd gedacht dat die genoemd was naar het kruithuis dat ontploft was in 1654. Maar dat stond heel ergens anders.

Achter het station staat aan de Delftse Schie een nog puntgave kruitopslagplaats, die nooit ontploft is. Het lijkt op het eerste gezicht wel een kasteel. Dit is het vervangende Kruithuis dat dateert van 1660, 6 jaar na de grote klap. Het is ontworpen door de indertijd vermaarde architect Pieter Post. En het werd gerealiseerd op een flinke afstand van de stadspoorten.

Men had leergeld betaald met die ‘Delftse Donderslag’ van 1654. De kruitopslagplaats lag toen binnen de stadsmuur, in het noordoosten van de stad. 90.000 pond buskruit ging de lucht in. De knal was tot op Texel te horen. Er waren honderden slachtoffers te betreuren, en een aanzienlijk deel van de stad werd verwoest.

Naar verluidt was de ramp veroorzaakt door een vonk uit de lantaarn van de beheerder. Maar die kon het vanzelfsprekend niet navertellen; er is niets van hem teruggevonden.

Op de nieuwe locatie werd het kruit ondergebracht in 2 torens. Die waren zo geconstrueerd dat de rotzooi bij een onverhoopte explosie door het dak zou vliegen en niet over een grote oppervlakte verspreid zou raken.

Het Kruithuis is zijn oorspronkelijke functie natuurlijk al heel lang geleden kwijtgeraakt. Het is nu in gebruik bij o.a. Delftse padvinders, om niet te zeggen: scouts.

Bij de botenloods aan de overkant tillen 5 studenten hun roeiboot het water in voor nog een training aan het eind van de middag en op de valreep van het weekend.

Mijn wandeling voert verder langs het achterwerk van Delft. Ik passeer nu de achterzijde van de oude fabrieksgebouwen die je altijd vanuit de trein ziet, en die zien er van deze kant nog vervallener uit.

De Schieweg biedt alle gevarieerdheid van een stads-rafelrand. Naast het groteske profiel van het EWI-gebouw (Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica) in de verte zie ik zandtrechters, of wat het ook zijn, langs het water. Je kunt langs de Schiekade ook boulderen, wat neerkomt op rotsklimmen binnen een gebouw, en niet aan een touw. Ik verwacht hier ook een Gamma of een Praxis, en zal ze allebei passeren.

Aan de overkant staat een huis uit de tijd dat de Delfts(ch)e Schie nog door grazige weiden liep. Even verder doemen moderne appartementengebouwen op. Een aparte wandeling is dit.

In de 3 coronawinters die we (nog niet helemaal) achter de rug hebben, heb ik een nieuwe hobby opgepakt: vakantiereizen per trein uitstippelen door een groot deel van Europa. Hoe kom je per TGV op z’n snelst in Barcelona, welke spoorweg leidt er naar Thurso, het meest noordelijke station van GB; tot hoe laat blijft het in juni licht in Trondheim, wat is er te beleven in Stockholm (behalve het ABBA-museum, waar ik helemaal niet heen wil); waar in Hamburg hebben de Beatles opgetreden, hoe zit het S-Bahn-net van München in elkaar, de metro van Kopenhagen en de tram van Neurenberg?

Of ik daar allemaal echt wel heen wil of heen kan, ik weet het niet, maar het is een aardig tijdverdrijf om het uit te zoeken, een avontuur met een laptop op de tweezitsbank. Deze wandeling tegen valavond door lang niet het mooiste stuk van Delft, steekt daar wel wat bleekjes bij af. Neemt niet weg dat ik dolblij ben dan ik hem maken kan.




Spoorzone

Het monumentale oude station, tegenwoordig Italiaans restaurant, en het nieuwe.

Ik nader de Spoorzone, die de gemeente Delft bijna met een faillissement opgezadeld heeft. Dat is het gebied boven de Spoortunnel die in 2015 in de plaats kwam van een inmiddels afgebroken viaduct. Er zijn nu complexen in aanbouw, appartementen of -kantoren.

Aan de overkant zie ik zo maar rijden waarvan Leidse politici spontaan klaarkomen: een rijtje heel erg kleine elektrische stadsbusjes. In Leiden staan ze elke 4 jaar in de verkiezingsprogramma’s, maar hier in Delft rijden ze gewoonweg.

 

Ik maak nog wat foto’s van de stationsomgeving in de avondschemering. Maar bij thuiskomst bevallen die donkere plaatjes me niet. Ik ga ze daarom 6 dagen later nog een keer overmaken – bij overvloedig zonlicht en op de fiets. En zo wordt dit toch nog een echt hoofdstuk van Beminde zaterdag.





Frans Mensonides
20 maart 2022
Er geweest: zondag 13 en zaterdag 19 maart 2022



Van station tot station

Het weekend daarna ook weer op reis op een beminde zondag; dat kwam me beter uit dan zaterdag. Dank zij die wandeling hierboven in Delft diende zich het thema aan voor deze aflevering: lopen van het ene station naar het andere. En dat dan niet langs het spoor maar via een andere route. Om dingen te kunnen zien die je vanuit de trein niet ziet. Een treinspotter zou het nooit doen.

 

Containerschip op het Amsterdam-Rijnkanaal 

 Afgelopen maandag wandelde ik, in het artikel over het spoorboekje van 2022, van Utrecht Terwijde naar Utrecht Leidsche Rijn. Dat ging via een ’Scenic Walk’ die ik niet erg Scenic vond. Deze zondag het vervolg: vanaf station Leidsche Rijn ga ik verder lopen naar Utrecht Centraal. Ik maak een omweg via het 24 Oktoberplein, waar een gedenkplek is ingericht voor de schietpartij in een tram, die plaatsvond op maandag 18 maart 2019.

 

Voorzichtig door het veen; mondkapjesplicht afgeschaft

Het is zondag en dus rijden de nieuwe Sprinters Leiden – Utrecht – Houten niet. Ik stap deze keer over in Woerden. De IC daarheen rijdt ook nu weer voorzichtig over de beurse plekken in de spoorbaan die – zoals ik in dat andere stuk schreef – dreigt weg te zakken in het drijfzand.

Op het traject voorbij Bodegraven wijst de snelheidsmeter een hele tijd slechts 80 km per uur. Als de rotte plek gepasseerd is, trekt de trein weer op naar normale snelheden.

 



Woerden


Afgelopen woensdag, 23 maart 2022, is er een einde gekomen aan de mondkapjesplicht in het OV. Enthousiasme alom daarover onder personeel en reizigers, maar in mijn bubbel op Twitter kreeg men er geen feestelijk gevoel van.

Twee jaar lang heb ik op Twitter alle wappies systematisch geblokkeerd of gemutet, waaronder rabiate tegenstanders van de ‘bekpamper’. Nu heb ik in mijn timeline alleen nog maar mensen over als ik zelf: kwetsbaar, oud en versleten en - voor ons gevoel -  reddeloos verloren als corona zou toeslaan. En dus mét mondkapje.

Niet-verplicht is niet hetzelfde als verboden. Je mág ze nog steeds dragen in het openbaar, en dat blijf ik voorlopig ook nog wel doen. Maar ik lees dagelijks op Twitter heel schokkende verhalen over mensen die zichzelf nog beschermen met een mondneusmasker.

Ze zijn altijd, waar ze ook komen, helemaal de enige: in de trein, in de supermarkt, waar dan ook. Er lopen verder dan steevast in hun omgeving louter niezende, snotterende, proestende mensen rond zonder masker. Die dan ook nog unverfroren verklaren dat ze zojuist positief getest zijn, maar toch eerst nog echt even een boodschap moeten doen voordat ze in quarantaine gaan.

De eenlingen met een mondmasker krijgen – nog steeds volgens die Twitter-verhalen - verwijtende en meewarige blikken toegeworpen en worden aangesproken, beschimpt en bespottelijk gemaakt. De maskers worden hun van het gezicht getrokken, ze worden bedreigd, bespuugd, zelfs geschopt en geslagen; moderne paria’s…

Het zal allemaal wel een beetje overtrokken zijn, dit soort verhalen. Zelf heb ik nog nooit zoiets meegemaakt. Maar ik zet me er wel voor schrap, en zal, mocht het me een keer overkomen, gepaste tegenmaatregelen nemen, daarvan kan men verzekerd zijn.

Zelf draagt ik sinds de alfa-golf, was het geloof ik, begin 2021, FFP2-maskers. Die werken beide kanten op; ze beschermen de drager tegen zijn omgeving en vice versa. Eerst waren ze vrij prijzig, maar deze week krijg je bij het Kruidvat al twee pakjes voor de prijs van één, wat wel iets zegt over hun afnemende populariteit.

Maar klopt het nou werkelijk, dat vrijwel niemand meer een masker draagt? Ik let er normaliter nooit op, maar ga het nu toch eens tellen, in de Sprinter die ik in Woerden neem voor het laatste stuk naar Leidsche Rijn. De Sprinter Den Haag – Tiel is op zondag de enige die rijdt tussen Woerden en Utrecht.

Mezelf niet meegeteld, zitten er bij vertrek uit Woerden 45 passagiers in die trein, waarvan 3 met masker. Dat is in deze beperkte steekproef 6,7%. Het klopt dus wel dat vrijwel niemand ze meer draagt.

Veel en veel meer mensen dragen een bril; wel bijna de helft. Terwijl dat toch ook niet verplicht is. Mij niet gezien! Ik ben geen schaap; ik vertrouw op mijn ogen. Bijziendheid is trouwens een hoax, en met een bril speel je alleen Pearle en Specsavers in de kaart, die uit zijn op de wereldheerschappij en op de Great Reset. Zo zit dat, en niet anders! Dat zie ik toch wel heel erg scherp!

Nee, alle flauwekul op een stokje. Ik bezit wel degelijk een bril. Ik doe hem alleen vrijwel nooit op. Ik heb hem eigenlijk alleen nodig als ik in een zaal zit voor een presentatie met wat heel vroeger lichtbeelden heette, maar tegenwoordig gepaard gaat met een beamer en Powerpoint. Maar als ik daar dan zit, blijk ik mijn bril uiteraard vergeten te hebben, omdat ik hem op andere dagen ook nooit bij me heb.

 

Draven als Dafne







Ik schreef het al eens eerder: waar de meeste nederzettingen ontstaan zijn vanuit een kern, een centrum, is het centrum van Leidsche Rijn veeleer de kers op de taart. Deze zo lang open gebleven plek zijn ze pas gaan volbouwen toen de rest van de wijk al grotendeels voltooid was.

Momenteel reiken de hijskranen alleen nog naar de hemel voor de bouw van het laatste gedeelte van de wijk. Het is het gebied langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Dat drukbevaren kanaal scheidt de oude wijken van de nieuwe. Dit stuk Leidsche Rijn ziet er qua architectuur wat vrolijker en veelbelovender uit dan Terwijde, al kun je het eindoordeel pas vellen als het klaar is.

De wandeling langs het Amsterdam-Rijnkanaal kanaal is meer ‘scenic’ dan die door Terwijde, en er zijn op deze zonnige zondagmiddag dan ook veel Utrechtenaren op de been op het pad langs het water. De binnenvaart met containers en duwbakken gaat gewoon door op zondag. Aan de overkant zie je lange rijen portiekflatjes uit de 60’s.

Al snel bereik ik de Dafne Schippersbrug over het kanaal, genoemd naar de Utrechtse atlete die talloze medailles behaald heeft op onder meer de 100 en de 200 meter. Op de brug is een parcours van 100 meter uitgezet, zodat je er een sprintje op kunt trekken en je je, met een stopwatch in de hand, kunt meten met de naamgeefster van de brug.

Die maakt ook nog deel uit van een snelle, 6 km lange fietsroute van de historische binnenstad naar de nieuwe wijken aan de overkant. Én hij maakt deel uit van een trimparcours. Ik zie een opwekkende stoeptegel met de tekst: ‘KWIEK TRAPLOPEN’. Kwiek! Ik ben al blij dat ik er überhaupt tegenop kom.

De brug is verder voorzien van stalen netten tegen mensen die in het water willen springen, uit stoerheid of omdat ze op een hete dag haken naar verkoeling. De brug ligt een meter of 12 boven het wateroppervlak. Volgens mij ben je hartstikke dood als je van zo’n hoogte plat op het water terecht komt.

Aan de overkant beland ik in de oudere nieuwbouwwijk Oog in Al, die niet erg bijzonder is, maar wel fraaie, nieuwe, duidelijke haltedisplays heeft.

 

 

Herdenkingsplaats tramaanslag

Gökmen T., een geradicaliseerde moslim, pleegde op maandag 18 maart 2019 een aanslag op een Utrechtse tram. Het was de eerste en tot dusverre enige terroristische aanslag op het OV in Nederland sinds de treinkapingen in de 70’s.

Om 10:41 stapte T. bij de halte 24 Oktoberplein in een SUNIJ richting Utrecht Centraal (Sneltram Utrecht – Nieuwegein – IJsselstein, toen nog gereden met de ‘Zwitsers’ uit de 80’s). Zodra de tram was gaan rijden, doodde T. met een pistool 4 passagiers. Bij zijn actie vielen 6 zwaargewonden.

Tijdens de schietpartij trok een passagier aan de noodrem. De tram kwam tot stilstand in de bocht van de Beneluxlaan naar de Weg der Verenigde Naties. De beelden van die tram in die bocht gingen heel de wereld over.

T. sloeg na zijn daad op de vlucht met een gekaapte auto, maar werd later op die dag gearresteerd. Gedurende de tijd dat hij voortvluchtig was, beleefde Utrecht uren van onheilspellende stilte. Het openbaar vervoer kwam tot stilstand, de bevolking werd gemaand om binnen te blijven en leerlingen mochten hun school niet verlaten. Niemand wist of T. alleen handelde, of onderdeel was van een terreurgroep die mogelijk nog meer aanslagen zou plegen in de stad.

T. bleek een eenzame wolf. In 2020 werd hij tot veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. Hij toonde geen enkel berouw en gedroeg zich in de rechtszaal op een schandalig botte wijze tegenover onder andere de nabestaanden van de slachtoffers. In de gevangenis maakte hij zich opnieuw meerdere keren schuldig aan geweldpleging.

Dit soort mensen maakt het wel erg moeilijk om tegenstander te blijven van de doodstraf.

In de bocht waar de aanslag gepleegd is, bij de betonnen autoviaducten, is een herdenkingsplaats aangelegd in een plantsoentje. De gebogen lijnen symboliseren de golf van ontzetting die door de stad ging op de dag van de aanslag.

Vorige week, op de 18e, is deze rampdag voor het eerst uitgebreid herdacht. In 2020 en 2021 droeg de herdenking een sober karakter in verband met corona.

 Ik heb opeens geen zin meer om mijn wandeling naar Utrecht Centraal te voltooien, langs dat saaie betonnen viaduct. Voor de laatste mijl neem ik de tram; een ritje van maar 2 haltes.

De SUNIJ is momenteel alleen maar een SU. Van 25 februari tot ergens in de zomer rijdt hij slechts het traject binnen de gemeente Utrecht: Utrecht Centraal Jaarbeurszijde – P&R Westraven. Bij die laatste halte kun je overstappen op een vervangende bus. Hij rijdt 7 dagen per week slechts in kwartierdienst (was: 7½ minuut).

In het centrum van Nieuwegein, bij de Plaza, wordt de trambaan gerenoveerd. 400 meter nieuw spoor, een tempo van een hectometer per maand. De SUNIJ zal de laatste jaren wel de reputatie opgebouwd hebben dat hij vaker niet rijdt dan wel.

In die 4 maanden moet nu eindelijk ook de verbinding tot stand komen van de SUNIJ met de Uithoftram lijn 22, die zijn eindpunt nu heeft aan de centrumzijde van Utrecht Centraal. Inlossing van een heel oude belofte. En tegen die tijd wel weer een geschikt onderwerp voor een stukje.

Frans Mensonides
3 april 2022
Er geweest: zondag 27 maart 2022


Die gaat naar Den Bosch toe

Op zaterdag 23 april keer ik zo langzamerhand terug in mijn normale ritme van deze rubriek ‘Beminde zaterdag’. Geen omzwervingen meer op zo’n suffe dag als zondag; geen wandelingen meer van station tot station. Mooi weer vandaag om weer eens op een NS-fiets te stappen, voor het eerst dit jaar.

Ik ga hem ophalen bij station ’s-Hertogenbosch en rij er in ieder geval mee naar Vlijmen, dat met 15.145 inwoners (per 1 januari 2021) de grootste plaats in Nederland is die ik nooit eerder bezocht heb. Tussen Den Bosch en Vlijmen heb je het alleen te voet te betreden natuurgebied De Moerputten, waar een stuk spoorweghistorie ligt.

Oh ja: mocht je je afvragen, wat ik heb uitgespookt in de 3 weken die verstreken zijn tussen dit hoofdstuk en het vorige: ik heb wat wijzigingen in het spoorboekje bereisd op de lijnen Dordrecht – Gorinchem – Geldermalsen en Roosendaal – Vlissingen. Maar dat is een verhaal apart.

Vanmorgen reis ik via Utrecht naar Den Bosch en vanavond keer ik terug via Breda en Rotterdam, altijd een aardig rondje. In de loop van de dag zal ik merken dat de zaterdagse vervoercijfers van NS nu bijna weer op het oude niveau zijn, zoals ik ze ken van zaterdagen vóór maart 2020. Het wordt drukker en drukker op de perrons en in de treinen. Toch is het in de 1e klas nog steeds aangenaam rustig. Vaak deel ik hem alleen met de conducteur.

Van Leiden Lammenschans naar Den Bosch is het maar 5 kwartier. Daarvoor moet ik op Utrecht Centraal wel overstappen op de IC naar Heerlen. Als ik was blijven zitten, was ik ook wel in de hoofdstad van Noord-Brabant beland, zij het een kwartier later. De IC’s Leiden – Utrecht, ik vergeet het iedere keer, rijden tegenwoordig door als Sprinter naar ’s-Hertogenbosch. Tussen Lunetten en Houten halen we de trein in waarin ik daarnet zat.

Aangekomen op station ’s-Hertogenbosch ga ik eerst maar uitgebreid koffie drinken, om de confrontatie met de OV-fiets nog even uit te stellen. Hoe rauw zal die zwaar trappende, ongemotoriseerde, niet van versnellingen voorziene NS-fiets me op m’n dak vallen, na ruim een half jaar elektrisch fietsen? Mijn laatste rit op een deelfiets was die keer toen ik naar die dunbevolkte wijk Meerstad bij Groningen ging, in oktober 2021.

Kom op Frans, fietsen! Of was je liever thuisgebleven om de hele middag, op de bank hangend, naar het WK Snooker te kijken op de BBC? Of was je liever naar de Floriade in Almere gegaan, waar ze deze week iets gedaan hebben aan de verwoestend slechte recensies? Die hebben ze namelijk gewist.

Na de koffie zoek ik eerst nog een stijf kwartier naar de fietsenstalling. Volgens de NS-pagina met huurlocaties van de OV-Fiets staan ze aan de westkant van het station, de niet-stadskant. Maar uiteindelijk blijkt de stalling zich toch aan de centrumzijde en de kant van de bussen te bevinden, in een kelder naast de trappen.

De fietsen die er staan, zijn van een nieuw model. De wijze van uitlenen is in Den Bosch drastisch gemoderniseerd – en in de rest van Nederland misschien ook wel; ook tijdens de afgelopen  coronawinter heeft de vooruitgang niet stilgestaan in dit land.

Je huurt de fiets nu door je chipkaart, waarop het OV-Fietsabonnement staat, tegen het slot aan te houden van de fiets van je keuze. Dan springt het slot open en kun je meteen wegrijden. Bij terugkeer in de stalling druk je een knop op het slot in, waarna je het dicht kunt drukken. Daarmee heb je de fiets ingeleverd en eindigt de huur. Geen gedoe met sleutels, en ook menselijke tussenkomst van de stallinghouder met zijn scanapparaat is niet meer noodzakelijk.

 



Moerputtenbrug in de oude ‘Halvezolenlijn’

Het ritje naar Vlijmen staat in GoogleMaps gelukkig te boek als: grotendeels vlak. Ik slaag erin om op gang te komen en weg te rijden; dat geeft de burger meteen al moed. Het lijkt wel of dit nieuwe model iets lichter loopt dan de oudjes die misschien naar de schroothoop zijn verwezen.

Langs een enorm ziekenhuis en een transferium in een grote garage bereik ik de Moerputten. Dit drassige gebied maakte ooit deel uit van de verdedigingslinie van Den Bosch: stukken land die bij nadering van de vijand onder water werden gezet. En die door de Staatse troepen in 1629 in een mum van tijd werden drooggemalen, toen de Spanjolen de stad hadden ingepikt.

Midden in dat gebied moet de Moerputtenbrug liggen. Dat is een 600 meter lang overblijfsel van de opgeheven Langstraatspoorlijn ’s-Hertogenbosch – Waalwijk – Lage Zwaluwe. In de wandeling werd die de ‘Halvezolenlijn’ genoemd, omdat hij liep door het hart van de Nederlandse leder- en schoenenindustrie.

Op GoogleMaps heb ik gisteren vluchtig en vaag opgezocht dat je er kunt komen via een wandelpad vanaf de Deuterseweg. Die rijd ik veel te ver af. Waar ik ten slotte een voetpad zie, leg ik de fiets vast aan een houten hek.

Dat is nog even puzzelen. Ik druk op dat ene knopje op het slot, dan gaat er een lichtje branden, dan kan ik de ketting eruit trekken, dan gaat het lichtje flikkeren en kan ik ook het slot dichtdoen, maar dan kan ik de ketting er niet meer insteken, zodat ik eerst weer… Het gaat gepaard met enige vergeefse pogingen en de nodige godslasteringen, en ik heb de volgorde niet precies onthouden.

Maar uiteindelijk weet ik de fiets toch vast te ketenen. Kennelijk zit er GPS op dat slot en weet het dat de fiets zich niet bevindt in de stalling van Den Bosch, maar bij de Moerputten. Anders zou nu mijn huur beëindigd zijn en de fiets daarmee ingeleverd.

Dit pad loopt helemaal niet naar de Moerputtenburg, merk ik. Ik moet een halve kilometer naar het noorden, maar de weg loopt pal west, en overal waar ik rechtsaf denk te kunnen slaan, staat een bordje ‘Kwetsbaar gebied, niet betreden’. Ik kijk nog eens op GoogleMaps, zie dat ik helemaal verkeerd zit, en loop terug naar de fiets.

Godverdorie, ik ben het fietssleuteltje kwijt, wat nu? Oh nee, wacht even, dat zat er helemaal niet meer op, zoals ik nota bene daarnet al uitgebreid heb besproken. Maar hoe krijg ik dat slot nu open, zonder vijl en breekijzer? Ja, nee, oh ja, ik was het even vergeten, maar de slogan luidt zoiets als: je chipkaart is de sleutel. Ik houd die kaart tegen het slot, en zie (en hoor): het springt open.

Nu rijd ik een dikke kilometer terug naar de parkeerplaats waar ik had moeten wezen. Voor wie in mijn voet- en bandenspoor wil treden: die bevindt zich nabij de T-kruising van de Deutersestraat met de Honderdmorgensedijk. Weer dat ritueel met dat slot.

Daarna bewandel ik een bospad, waar vroeger die Halvezolenlijn lag. Er staat zelfs nog een kilometerbordje. Veel ‘spoorlopers’ op de baan, op deze mooie, zonnige dag.

In 2011 heb ik de geschiedenis van de Halvezolenlijn al eens opgeschreven, in een veel leuker stukje dan dit - mijn stukjes van 10 jaar geleden vind ik altijd leuker dan dat van deze week. De lijn werd in fasen geopend van 1886-1890, en vervoerde passagiers tot 1950, het beruchte opheffingsjaar, waarin ongeveer de helft van de regionale spoorwegen in Nederland werd opgedoekt.

Goederenvervoer vond plaats tot 1972, en op het traject Lage Zwaluwe – Made en Drimmelen zelfs nog tot de dag van heden. De rest van het spoor is opgebroken en het talud doet hier en daar nog dienst als voet- en / of wandelpad.








De Moerputtenbrug loopt over een grote waterplas. Hij werd aangelegd in de periode 1888-1890, waarbij de arbeiders te kampen hadden met overstromingen en schier opgevroten werden van de muggen.

In de beste tijd van de Langstraatspoorweg droeg deze brug 7 reizigerstreinen per richting per dag. Een bescheiden frequentie in onze ogen. Toch was de lijn in de decennia van zijn bestaan zoiets als de economische slagader van de streek. De vervoerde goederen waren meestal schoenen, en de passagiers vaak handelsreizigers in schoeisel.

In de jaren 00 van deze eeuw is de brug gerestaureerd. Een trein kan hij misschien niet meer houden, maar als natuurwandelpad is hij bij uitstek geschikt. Op een bruggenhoofd koesteren 2 eenden zich in de zon.

Verderop heb je nog een brug, een veel kortere. Nog iets verder lag station Vlijmen, maar dat is al heel lang geleden gesloopt. Ik keer terug naar de fiets, die ik ook deze keer weet los te maken.

 

Vlijmen aan Zee op rubberen banden; Vesting Engelen



Gemeentehuis

Naar Vlijmen, nu, waar één van mijn volgers op Twitter ooit de gemeenschap diende in het gemeentehuis.

Ik rijd naar Vlijmen met de Moerputten aan mijn linkerhand en flatwijken van ’s-Hertogenbosch rechts. Onderweg zie ik een 18e-eeuwse grenspaal Brabant / Holland. Die grens liep indertijd heel anders dan nu. Vlijmen heeft ooit deel uitgemaakt van het Graafschap Holland, en was in latere tijden ook een vreemde eend in de bijt van de Langstraat. Geen leer- of schoenenindustrie; de meerderheid van de dorpelingen verdiende zijn brood als mandenvlechter.

Op een winkelplein keten ik mijn fiets nu al voor de derde keer vast, zonder dat het echt vlotter gaat dan de eerste twee. Ik ga verder te voet voor een fotorondje. Volgens een reclameposter moet je Collonil gebruiken om witte zoolranden te krijgen op je schoenen. Zolen blijven de mensen hier bezighouden.

Als ik door Vlijmen loop, stel ik vast dat ik ergens wel gelijk had om het gedurende de eerste 65½ jaar van mijn leven over te slaan. Het is een rustig, lommerrijk dorp, met aardige optrekjes voor de ruimen-van-beurs; ik zal er niets van zeggen. Maar er is niet echt iets spectaculairs te zien, afgezien van die Moerputtenbrug, die overigens op Den Bosch’ grondgebied ligt.

Wel apart is de mededeling dat de zee begint onder een Vlijmense straatkolk. Ja, de troep die je erin sodemietert, kiest morgen misschien bij Hoek van Holland het ruime sop en draagt bij aan de plasticsoep van de oceanen.

Slagerij J. van der Ven uit dat bekende liedje blijkt in Vlijmen gevestigd te zijn. Althans, ik neem voetstoots en zonder nader onderzoek aan dat de traiteur Jan, Johan of Jaap heet.

Bij de fusiegolf die ook hier heeft toegeslagen, werd Vlijmen ingelijfd bij Heusden. Heusden heeft een heus Stadhuis, maar het gemeentehuis van Heusden is nu gevestigd in het voormalige gemeentehuis van Vlijmen. Dit is kortom nog steeds het gemeentehuis. De zon staat eigenlijk verkeerd voor een foto. Of liever gezegd: ik ben gekomen op het verkeerde uur; de zon staat waar hij staat, en staat vanzelfsprekend niet verkeerd.

Achter het gemeentehuis staat iets wat op het eerste gezicht een abri lijkt, en op het 2e gezicht een openluchtcafé.





Het zal de bus-fans wel spijten dat ik de laatste tijd op mijn site erg weinig aandacht besteed aan het OV op rubberen banden. Misschien komt dat doordat een bus geen 1e klas kent; misschien omdat ik in de trein al lang genoeg een mondmasker op heb. Ik beloof beterschap, maar wijs er wel op, dat ik Vlijmen vanmiddag toch wel op rubberen banden bereikt heb.

Volgens mijn zegsman, de v/m gemeenteambtenaar, rijden er wel 9 buslijnen door Vlijmen. Maar hij zei er eerlijkheidshalve bij dat er daarvan maar 2 stoppen in het dorp. Dat zijn Bravo / Arriva lijn 135 ’s-Hertogenbosch – Oud Heusden – Wijk en Aalburg en lijn 136 ’s-Hertogenbosch – Waalwijk – Kaatsheuvel – Tilburg.

De overige 7 lijnen houden de A59 aan. Die heeft de Halvezolenlijn opgevolgd als verkeersader van de streek, en ligt tussen Waalwijk en Vlijmen pal naast het v/m spoortalud. Die 7 buslijnen hebben geen halte in Vlijmen en zijn voornamelijk sneldiensten naar onder andere Tilburg, Gorinchem, Werkendam en De Efteling.

Ik heb wel eens met zo’n bus door Vlijmen gereden, maar dat telt niet mee voor bij het bepalen van de grootste plaats in Nederland waar ik nog nooit geweest ben. Die mag ik pas afvinken als ik er gewandeld en / of gefietst heb, wat voor Vlijmen nu het geval is.

De grootste plaats waar ik nu nog steeds nooit geweest ben, is Heesch, bij Oss; 13.795 inwoners. Dat is tevens de grootste plaats waarvan ik nog nooit gehoord had voordat ik ging uitzoeken wat de grootste plaats was waar ik nog nooit geweest was, als de lezer me nog kan volgen.

Op de terugweg wil ik nog een ommetje maken via Engelen aan het Diezekanaal. Er staat een straffe, killige oostenwind die ik nu van tijd tot tijd tegen heb. Daardoor ging de heenweg zo soepel: ik had hem mee. De wijze levensles die iedere fietser kent: als je denkt dat het windstil is, dan heb je de wind mee.


Engelen is ooit ingelijfd bij Den Bosch, en om het oude dorp heen ontstond een nieuwbouwwijk. Iets ten noordwesten van het dorp heb je Haverleij, een gloednieuwe woonwijk met als thema: middeleeuwse kastelen. Dat gaat gepaard met slotgrachten, torentransen en dat soort werk.

Haverleij lijkt op een vesting als je het nadert, en dat is ook exact de bedoeling. ‘My home is my castle’ zal wel het uitgangspunt geweest zijn. Maar daarom hoeft je huis nog niet op een kasteel te LIJKEN. De wijk ligt midden in het groen, dat je vanuit je woning alleen ziet als je aan de rand woont.  Overal staan auto’s geparkeerd, terwijl je van ridders toch zou verwachten dat ze te paard gaan en komen. Niet erg geslaagd, dit.


‘Met plezier naar kantoor’, ammehoela. Nog een maand thuiswerken, en ik ben kantoorklerk af.

Station ’s-Hertogenbosch komt in zicht. 25 km gereden; niet slecht om er weer in te komen, in het OV-fietsen. Ik zet hem in de stalling op slot, en als ik het goed begrijp, kan ik nu gewoon weglopen. Ik hoef niets meer te registreren of in te leveren.

Reizigers uit de IC naar Maastricht bestormen de Sprinter naar Dordrecht, een FLIRT-drietje. Ik wacht wijselijk op de IC richting Breda, neem daar de IC Direct naar Rotterdam en bereik nog voor donker Leiden. Eind van eindelijk weer eens een ouderwetse beminde zaterdag!

Frans Mensonides
5 mei 2022
Er geweest: zaterdag 23 april 2022

Lees verder in deel 40 > > >



 

25 jaar De thuispagina van Frans Mensonides: hoe het begon



© Frans Mensonides, Leiden, 2021