In
deze oktoberaflevering reisde ik naar de laatste
Nederlandse plaats die bevrijd werd in WO II, de meest uitgestrekte en
dunst
bevolkte nieuwbouwwijk van het land en het hoogste flat- en/of
kantoorgebouw.
Ik zocht het echt in extremen, de eerste 3 weken van de maand.
Op 23 oktober, alsof ik een lange
lockdown voelde aankomen,
deed ik nog wat restjes, een paar nieuwe dingen die ik nog wilde zien
vóór een
lange winter.
40
jaar Veenendaallijn
Veenendaal-West
Ik vertrek vandaag, zaterdag 2
oktober 2021, van station
Leiden Lammenschans, waar eergisteren een vrachtwagen het
spoorwegviaduct over
de Lammenschansweg geramd heeft. De wagen was geladen met gondels voor
het
reuzenrad op de kermis ter gelegenheid van de 3 oktoberfeesten, die dit
jaar
gewoon doorgaan.
Ik schreef laatst over Lammenschans
dat het vermoedelijk
het enige station ter wereld is dat is genoemd naar een vijandelijk
bolwerk, de
Spaanse Schans Lammen. De gehate ‘Spekken’ verlieten die schans in de
nacht van
2 op 3 oktober 1574 hals over kop, op de vlucht voor wassend water. Ze
waren zo
vriendelijk hun stoofpot, die op een zacht vuurtje stond te pruttelen,
achter
te laten voor de uitgehongerde bevolking.
Dat ongeval van donderdagmiddag,
uitgerekend op die plek!
Iemand die gelooft in Diepere Verbanden, zou het toch moeilijk anders
kunnen
zien dan als de wraak van Hispanje. Maar het 3 oktoberfeest is er niet
minder
om, en het reuzenrad draait ook wel door met wat minder gondels. Die
zag ik op donderdagmiddag
rond 16:00 uur in splinters op de Lammenschansweg liggen; een grote
chaos.
Het treinverkeer, dat korte tijd
gestaakt is geweest, was op
dat moment al weer op gang gekomen. En het kwam allemaal in de digitale
krant In de buurt.
De Veenendaallijn is strikt genomen
alleen de 14 km lange zijtak
van de spoorlijn Utrecht – Arnhem, die weer deel uitmaakt van de aloude
Rhijnspoorweg (1845) Amsterdam - Elten. De splitsing heet in
spoorwegtermen De
Haar Aansluiting, en ligt niet ver van het dorpje Overberg. Het spoor
uit
Rhenen klimt hier met een fly-over over de lijn Utrecht – Arnhem heen.
Eens maakte de Veenendaallijn deel
uit van de spoorlijn Amersfoort
– Kesteren, die bij Rhenen de Rijn overstak. Van die lijn is verder
alleen nog
het ‘Pon-spoortje’ Amersfoort – Leusden
over, voor treinen die louter
vierwielers verplaatsen. Over de lijn Amersfoort – Kesteren werden
reizigers
vervoerd van 1866-1944. Hij kruiste de lijn Utrecht-Arnhem onder een
hoek van 60
graden bij wat nu De Haar Aansluiting heet. Er is op dat punt nooit een
overstapstation geweest.
En toen, na de oorlog? Rhenen raakte
verstoken van
treinverkeer. Veenendaal, indertijd nog een dorp van weinig betekenis,
had alleen
station Veenendaal-De Klomp aan de lijn naar Arnhem, vele kilometers
buiten de
bebouwde kom.
In de jaren 60 en 70 groeide
Veenendaal als kool naar 40.000
inwoners. De roep om reactivering van het spoorlijntje naar Rhenen
klonk steeds
luider. NS voelde er aanvankelijk niet veel voor, maar werd over de
streep
getrokken door de bouw van 5000 woningen in Veenendaal-West. Daarmee
zette de
groei in naar de huidige 67.000 inwoners.
De Veenendaallijn kreeg 3 stations:
Veenendaal-West, Veenendaal
Centrum en Rhenen. Maar Veenendaal-De Klomp is nog steeds het
populairste
station van de 4. Dat zou kunnen komen door de betere
parkeerfaciliteiten, en
door het feit dat je vanaf dit station ook richting Arnhem / Nijmegen
kunt
reizen. De Veenendaallijn biedt alleen een verbinding met Utrecht (en
Breukelen
en doordeweeks zelfs Uitgeest). En voor sommige Veenendalers is dit
station het dichtste bij huis; dat is ook waar.
Ik ga vanmiddag Veenendaal-West
schrappen van mijn
bucketlist van nog nimmer bezochte stations. Maar eerst even uitstappen
bij
Driebergen-Zeist voor een kop koffie bij de Stationshuiskamer. En om
het
vernieuwde station te bewonderen. Toen ik dat al deed op 7 maart
2020, in de
schaduw van de naderende coronacrisis, was het station wel in gebruik
genomen,
maar nog niet helemaal af.
Het is echt een pláátje geworden: het
fraaie busstation, de
taxi-kuil, de grote zuil met informatie over de natuur in de omgeving,
de
fietsenstalling, de horeca onder de perrons. Zelfs de parkeergarage
ziet er
toonbaar uit.
Als station Ede-Wageningen,
met de vernieuwbouw waaraan ze
nu toch binnenkort denken te beginnen, ook zo wordt…
Ik pak de volgende trein naar
Veenendaal-West.
De Sprinters Breukelen - Utrecht –
Rhenen rijden op zaterdag
in halfuurdienst. Doordeweeks doen de Sprinters Uitgeest - Rhenen dat.
Maar de
stations Veenendaal-West en Veenendaal Centrum worden dan in de spits
ook nog bediend
met de Sprinters Breukelen – Veenendaal, in totaal dan 4 treinen per
uur per
richting. Om dat mogelijk te maken, ligt er vanaf Aansluiting De Haar
tot Veenendaal
Centrum dubbelspoor. Het laatste stuk van 7 km naar Rhenen moet het
doen met
enkelspoor.
Tussen de beide Veenendaalse stations
ligt maar 1600 meter. De
plaats (moet je het nou een dorp noemen of een stad?) is de afgelopen
40 jaar
nog flink uitgebreid. Er zou ook best een station Veenendaal-Zuidoost
mogen komen.
Veenendaal-West is echt een kind van
zijn tijd: de sombere bouw
uit de era van de Koude Oorlog en het doemdenken. Het station gaat
opgeknapt
worden, las ik ergens waar ik het nu niet meer kan vinden. De perrons
worden in
ieder geval verlengd, want daar zijn ze nu al mee bezig.
Het elektriciteitshuisje laat het
oorspronkelijke station
Veenendaal zien, dat stond op de plek waar je nu Veenendaal Centrum
vindt. Dit
oude station, dat in 1944 voor het laatst reizigers zag, is gesloopt in
1975.
Een treurig lot, en een tikje voorbarig. Want maar heel kort daarna
werd het
besluit genomen om de lijn te reactiveren. Veenendaal Centrum (waar ik
vandaag
niet zal komen) is nu net zo onopzienbarend als station West.
Ik heb Veenendaal niet overlopen in
de 25 jaar dat ik De
digitale reiziger ben. Maar in 2016 fietste ik een middag rond in de
omgeving,
en bezocht ik Grebbelinie
Bezoekerscentrum in de buurt van Veenendaal-De
Klomp.
Veenendaal begon zijn bestaan in de
15e eeuw, de naam zegt
het al, als veenkolonie. Er werd turf gestoken voor in de kachel.
Het dorp werd dus in 1945 als laatste
bevrijd in WO II, pas
op 9 en 10 mei, en wel door een regiment
Engelse soldaten. Op 7 mei had er al een vuurgevecht plaatsgevonden
tussen de
Binnenlandse Strijdkrachten en een nest SS’ers. Die waren in Veenendaal
blijven
plakken en wisten blijkbaar van geen ophouden. En dat allemaal vlak bij
Wageningen, waar al op 6 mei de capitulatie getekend was.
Ik heb een paar eeuwen overgeslagen
waarin niet zo gek veel bijzonders
gebeurd is in het dorp dat na de oorlog groeide tot stad. Nog een
sprong in de
tijd, naar 2020, toen Veenendaal werd uitgeroepen tot Fietsstad van
Nederland. Dat
is een beloning onder meer voor veel veilige fietspaden en fraaie
toeristische
fietsroutes. Waarom fiets ik hier dan niet, in plaats van te lopen?
Nog een bijzonderheid: de stad (zal
ik nu maar zeggen)
heeft een
partijloze burgemeester, Gert-Jan
Kats. Hij was toen zijn benoeming tot burgemeester afkwam, lid van de
SGP, maar
haakte af. Dat was onder meer omdat hij het niet eens was met de
Nashvilleverklaring
tegen alles wat afwijkt van mannetje boven, vrouwtje onder, en
uitsluitend
binnen het huwelijk.
Eigenlijk zou dat niets bijzonders
moeten zijn: een
partijloze burgemeester, die sowieso boven alle partijen hoort te staan.
De nieuwbouwwijk ten zuiden van
Veenendaal-West heet
Hondzenelleboog. Wonen in een hond z’n ellenboog… De Dijkstraat, een
oude landweg
die de wijk in het zuiden afsluit, heet in de volksmond ook wel de
Hondskont.
Heeft een hond wel ellenbogen? Ik zou
zeggen: hij heeft 4 poten,
en dientengevolge ook 4 knieën. Maar in zijn voorpoten zit toch een
ellebooggewricht. Ik keur het goed.
Maar Hondzenelleboog heeft niets te
maken met de blaffende
zoogdieren. Een hont of hond was in vervlogen eeuwen ook een
oppervlaktemaat: 100
vierkante Rijnlandse roeden. Een Rijnlandse roede was ongeveer 3¾
meter, een
vierkante het kwadraat daarvan, om en nabij 14 m2, en 100 daarvan 1400
m2. Dat
was dan precies 1/6 morgen; een morgen was ongeveer hetzelfde als een
bunder en
werd na introductie van het decimale stelsel gelijkgesteld aan 1
hectare.
En dan waarom een ellenboog? Omdat
het genoemd is naar een
L-vormig landgoed dat een ‘hond’ mat in oppervlakte. Je hebt in
Duitsland
ergens het graafschap Katzenelnbogen, maar waarom dat zo heet, weet
geen hond
meer.
Hondzenelleboog is een aangename,
ruim opgezette wijk met
moderne huizen en veel parken en plantsoenen. Als ik de Dijkstraat
gepasseerd
ben, ontrolt zich een stiltegebied, waar ik in stilte ga wandelen. Ik
had niet
echt een plan, loop op de bonnefooi en heb het stiltegebied bij toeval
ontdekt.
Het is een uitloper van de bossen van de Utrechtse Heuvelrug. Een
aardig
fietsgebied ook, in de Fietsstad die Veenendaal is. Ik houd het in
gedachten voor
een fietstocht. Je moet toch altijd zorgen dat je bucketlist niet
opraakt, en
er meteen een nieuw item opzetten als je er een hebt kunnen afstrepen.
Wat doen pijlen voor bouwverkeer in
een stiltegebied? Iemand
heeft toch een vergunning weten te bemachtigen voor een villa.
De weinige mensen die ik tegenkom,
groet ik. Maar het zijn hier de-andere-kant-op-kijkers
die met verbeten trekken doorlopen. Och, Veenendaal is een stuk
grootstad
geworden, en niet meer het veendorpje van weleer.
Ik kon wel doorlopen tot Elst, en
daar de bus nemen. Toch
nog een plan. Maar ik schijn in een lus gelopen te hebben. Ik bereik
een wijk
die wel erg lijkt op Hondzenelleboog, en dat bij nadere beschouwing ook
is.
Daar doemt station Veenendaal-West al
op! Volgens een
aankondiging zal Winkelcentrum De Ellekoot, aan de noordzijde van het
spoor, ‘weer
schitteren’. Daarmee wordt gesuggereerd dat er al eerder een tijdperk
geweest
is waarin dat ook het geval was. Dat zie ik er niet aan af. De
winkelgalerij is
erg doorsnee.
Ik loop nu naar het centrum van
Veenendaal; een stijf
halfuur wandelen nog. Onderweg passeer ik de velden van de
voetbalvereniging
GVVV, die momenteel stijf onderaan staat in de Tweede Divisie, die
opeens Jack’s
League genoemd wil worden.
Het hart van Veenendaal heeft een
overvloed aan winkels in
winkelstraten, overdekte galerieën en passages. Het brengt een
zaterdagmiddagse,
nog net gezellige drukte met zich mee.
Het enige echt opmerkelijke in
Veenendaal is dit rare
gevaarte op een pleintje bij de Hoofdstraat. Het lijkt een triomfboog,
maar
voor wie dan wel?
Misschien voor Hendrik de Ruiter,
bijgenaamd Rijkoomje. Of
anders wel voor Bernhard van Kreel, de architect waarnaar deze Bernhard
van
Kreelpoort is genoemd. De eerste gaf de laatste in 1906 de opdracht,
een villa
te ontwerpen, waarvan de huidige poort het overblijfsel is.
Hij, Rijkoompje, had de voor die tijd
enorme somma van
100.000 gulden gewonnen in een buitenlandse loterij. Daaraan dankte hij
zijn
bijnaam. Ja, op de 10e kon het ook toen al gebeuren! En op de 10e van
de 10e
van 1906 diende hij een bouwvergunningsaanvraag in voor het stulpje dat
hij met
dat kapitaal kon bekostigen.
Hij was toen al niet zo jong meer. Na
zijn dood vertimmerden
opeenvolgende nieuwe eigenaren het een en ander aan de riante woning,
en
pleegden hier en daar wat aanbouwingen. Het was nog eens een poosje een
opvang
voor gastarbeiders. In 1973 kreeg het de status van winkel. De
winkelier kon
ook niet afblijven van de creatie van Van Kreel, en liet de complete
begane
grond onder de staalconstructie vandaan slopen. In die tijd moet het
bouwwerk
eruit gezien hebben als een geplukte kip op hoge poten. Veilinghal is
het ook
nog een blauwe maandag geweest.
Na alle verbouwingen was er van de
oorspronkelijke villa
niet meer over dan een poort. Een oude architectenwijsheid, die ik ter
plaatse
bedenk: 3 renovaties staat gelijk aan één keer sloop.
Niemand durfde echter zijn vingers te
branden aan het
opruimen van de laatste resten van wat ooit een blikvanger was in het
hart van
een toen heel klein dorp. Het geval werd opgekalefaterd en in 2012
onthuld als
de Poort van Van Kreel, die nergens meer voor dient, behalve voor het
mooi. Ik
vind hem eerder grotesk.
Zelfs in een plaats als Veenendaal
teken je toch
opmerkelijke verhalen op. Het wordt heel uitgebreid verteld op deze
pagina van Oud Veenendaal.
Utrecht
Koffie bij de HEMA, waar men mij
keurig netje verzoekt, de
QR-code van mijn corona-app te laten scannen. Oh, je kunt echt wel
twisten over
de effectiviteit van die app; ik sluit er mijn ogen niet voor. Maar het
ontegenzeggelijke voordeel ervan vind ik wel, dat het de kans reduceert
om in
een horecagelegenheid naast een wappie te komen zitten.
Ik zal als ik in deze contreien ben,
nooit nalaten om een
ritje te maken op de mooiste buslijn van Nederland, lijn 50 over de
Utrechtse
Heuvelrug. Deze lijn introduceerde ik al in 1998, toen hij nog helemaal
van Utrecht
naar Arnhem liep, en in januari 2020 opnieuw, toen hij was
gaan rijden
onder de vlag van U-link
en vanuit Utrecht beurtelings naar Veenendaal en
Wageningen koerste.
Vanmiddag pik ik hem op aan de voet
van een molen, net
buiten het centrum. Een paar haltes verder heb je de halte
Rhenendael-West, niet
te verwarren met Veenendaal-West.
De komende 5 kwartier hoef ik niets
anders te doen dan naar
buiten te staren, naar de Utrechtse Heuvelrug waarover ik in
’13 al van alles
heb geschreven. Via Elst, Amerongen, Leersum, Doorn, Driebergen, Zeist
en De
Bilt bereiken we de Biltstraat in Utrecht.
Ik stap uit. Even de bus naar
Veenendaal op de foto zetten,
want daar gaat dit hoofdstuk ten slotte over. Zo’n nieuwe gelede
Utrechtse
stadsbus wil ik ook nog wel even voor de lens hebben. Het zijn
elektrische
bussen van het Franse fabricaat Heuliez, met een nogal futuristisch
uiterlijk.
Daarna loop ik verder langs de
busroute naar Utrecht
Centraal.
Ik zou er niet apart voor naar
Utrecht gegaan zijn, maar ik
kom er nu wel langs: Waku Waku, of Wappie Wappie zoals ik het al heb
horen
noemen, op het Vredenburg. Het trendy vegetarische restaurant is de
godganse week
in het nieuws geweest. Er waren rellen, en dat was omdat de gemeente de
zaak
had gesloten, en dat was weer omdat de eigenaars weigerden, de QR-codes
van hun
gasten te scannen.
Ze hebben sinds maart 2020 140.000 euro aan steun ontvangen van de door
hen
gehate overheid, en haalden ook nog eens 2½ ton op met een
crowdfundingsactie. Ongelooflijk,
dat er mensen zijn die daar intrappen! Van dat geld kunnen ze de boel
aardig
opknappen.
Dat alles geschiedde met volledige
instemming en
aanmoediging van de Partij voor de Dieren, die wappie gegaan is en
mogelijk
geen Partij voor de Mensen is. Tot mijn schaamte moet ik bekennen dat
ik een
keer op die partij gestemd heb. Maar ieder mens maakt fouten.
Ik ben nu echt helemaal klaar met de
PvdD. Maar dat was ik
feitelijk al bij de Gemeenteraadsverkiezingen van ’18.
Eén van hun speerpunten
in Leiden was het voorzien van alle metrostations in de stad van een
bewaakte
fietsenstalling. Daar zou ik het helemaal mee eens zijn als Leiden zou
beschikken over een metronet.
Als ik Waku Waku passeer, staan er
voor het onooglijke
zaakje 2 groezelige alternativo’s te telefoneren. Om nieuwe
relschoppers op te
roepen? De burgemeester heeft ze verbannen naar het Jaarbeursterrein,
maar
gisterenavond was er toch weer wat gedonder op het Vredenburg. Ik loop
maar
snel door.
En nu we het toch over die coronapas
hebben: In Hoog
Catharijne The Mall staat een rij van een hectometer voor de
Testen-voor-Toegang-locatie. Een tijdsbeeld, door mij vastgelegd voor
de lezer
van nu en die van overmorgen.
Frans Mensonides
22 oktober 2021
Er geweest: Zaterdag 2 oktober 2021
Op de 2e zaterdag van oktober reis ik
naar Groningen (de
stad, maar dan ben je natuurlijk vanzelf ook in de provincie). Ik wil
de
grootste en dunstbevolkte nieuwbouwwijk van Nederland zien.
Dat is Meerstad, ten oosten van het
dichter bebouwde deel
van Groningen, en te midden van de (voormalige) dorpen / gehuchten
Middelbert,
Euvelgunne, Engelbert en Roodehaan. Die vormen het acroniem MEER, maar
de naam
Meerstad verwijst ook naar het grote, onlangs gegraven recreatiemeer in
het
midden van de nieuwe buurt, het Woldmeer. MEER is eigenlijk MHEER, want
Harkstede hoort er ook bij.
Meerstad meet, inclusief het
Woldmeer, zo ongeveer 25 km2. In
dat gebied hadden tot 2025 9100 huizen gerealiseerd moeten worden. Dat
aantal
is bijgesteld tot 6500, te bouwen tot ergens diep in de jaren 30. De
teller
staat nu 1200 huizen en eerder dit jaar telde de wijk 2300 inwoners.
Vergelijk
dat eens met de stad die ik verlaat als ik ‘op zaterdag’ ga, waar er
124.000
wonen op 22 km2.
De stagnatie in de huizenbouw is
ontstaan doordat de
gemeente Groningen de zelfbouwkavels en de woningen aan de straatstenen
niet
kwijtraakte. En de beloften op de homepage van Meerstad
zijn nog wel zo
schitterend:
Meerstad staat voor ‘woongeluk’ in de
ruimste zin van
het woord. Hier geen verkeer dat raast, maar riet dat ruist. Bekend om
de
ruimte, het groen en het Woldmeer. De plek waar kinderen zorgeloos kind
zijn,
waar vitaal leven gestimuleerd wordt en waar duurzaamheid de normaalste
zaak
van de wereld is.
Groningen
Bijtijds
opstaan ben ik niet meer gewend in het tijdperk van
thuiswerken. Toch slaag ik er op Leiden Centraal in, de IC van 9:01
naar
Lelystad te halen voor de eerste etappe naar de koffie op station
Almere
Centrum. Naast mijn trein staat er een van Leiden naar Maastricht, via
Schiphol
Airport en Utrecht Centraal. Er zijn klaarblijkelijk ergens
werkzaamheden die
deze wijziging in de dienstregeling noodzakelijk maken; nee, geen
weekend kan
zonder.
Van Leiden Centraal kun je
rechtstreeks naar Groningen en naar
Vlissingen. Beide reizen duren op de minuut even lang: 2:25 uur. Dat
terwijl er
tussen Leiden en Groningen 257 km spoor ligt en tussen Leiden en
Vlissingen
slechts 171. Maar de IC naar Vlissingen stopt veel vaker en veel langer
dan die
naar de stad waar niets boven gaat.
Ter hoogte van Nieuw-Vennep zie ik
nevel boven de weilanden.
Op de hogesnelheidslijn buigt een trein af naar verre horizonten. De
zon lijkt,
als hij zich door de mist boort, op de maan.
Koffie dus in Almere, net
als 2 weken geleden,
maar wel 2
uur vroeger. Daarna pak ik de Koploper naar Leeuwarden en verlaat die
in Zwolle
voor die naar Groningen.
Afgelopen winter heb ik in
de Hafas Planner allerlei treinreizen
door grote delen van Europa zitten uitzoeken, die ik na corona en mijn
pensionering
nog wel eens zou willen maken: naar de Schotse Hooglanden, naar Aalborg
en
Aarhus, naar Ötzi in Bolzano, naar Boedapest (in een democratie van nog
twijfelachtiger
allooi dan de onze). In die laatste stad schijnen ze een museum te
hebben dat voor
een belangrijk deel gewijd is aan mijn geboortedag; dat wil ik zien!
Maar op deze zaterdagmorgen ben ik al
blij dat mijn trein
bij de splitsing voorbij Meppel het rechterspoor kiest en ik voor het
eerst in
2½ jaar op weg ben naar Groningen. Die keer deed ik het Nationaal
Busmuseum in
Hoogezand. Toen sneeuwde het in april. In juni 2019 was ik
trouwens nog een
keer op dit stuk spoor, op weg naar Assen en
Rolde.
Gisterenavond was er een stremming
tussen Assen en Groningen
door een dreigende verzakking. Die was te wijten aan een bevergang bij
Taarlo
(tussen Assen en Tynaarlo), gegraven door de immer ijverige gebroeders
Ed en
Willem Bever en hun soortgenoten. Maar blijkbaar is dat euvel
verholpen, want
ik arriveer op de minuut op tijd in Groningen. Het is kwart voor 12.
De Arriva-treinen, die klaarstaan voor hun rit naar de uithoeken der provincie, hebben een midlife-revisie ondergaan en een ander kleurtje gekregen. Arriva heeft ook nog wat nieuwe WINK-treinen rijden van Stadler. WINK staat voor Wandelbahrer, Innovativer, Nahverkehrs-Kurzzug. Ze hebben een dieselmotor die een elektromotor aandrijft. Bij het remmen wordt stroom opgewekt op een wijze die boven de pet gaat van een alfa.
Het middelste gedeelte van het
station is één grote bouwput.
Er komt een onderdoorgang onder de sporen, ter vervanging van de
gedateerde
gietijzeren trappen en loopbruggen die er nu liggen. Verder wordt
voorzien in
een ondergrondse fietsenstalling, en een busstation aan de andere kant
van het
spoor dan waar het nu is. Het wordt één busperron, en dat moet dan wel
heel erg
lang worden, want er vertrekken wel en stuk of 50 buslijnen van station
Groningen.
Ik zie het ‘Schienenersatzverkehr’
rijden, de trein-vervangende
bus naar Leer. Er zit nog erg weinig schot in de renovatie van die
vernielde brug
in Weener.
Voor de tocht naar Meerstad pak ik de
OV-fiets. Maar bussen
rijden er ook; gelukkig heeft men deze in aanbouw zijnde nieuwbouwwijk
meteen
voorzien van hoogwaardige Q-linkbussen.
Q-link werd geïntroduceerd in 2014
als goedmakertje voor het
niet doorgaan van de Groningse tram. Een jaar later deed ik een
dagje Q-linkbussen
en nam onder meer lijn 5 van Annen naar Groningen. Die lijn
had zijn eindpunt
bij stadion Euroborg, maar dat is nu verlegd naar Meerstad. Daar
bedient de bus
2 takken: die naar de wijk Tersluis bij het Woldmeer en die naar
Harkstede. Beide
lijnen hebben een halfuurdienst; kwartierdienst op het gezamenlijke
traject. Ik
befiets vanmiddag beide takken.
In 2014 werden er splinternieuwe
gelede dieselbussen in
gebruik genomen voor Q-link. Die zijn nu, 7 jaar later, al vervangen
door
elektrische. Het zijn de broertjes van de Heuliez-bussen die ik vorige
week zag
in Utrecht.
Ik fiets oostwaarts door een wijk met
hoge flats en kantoren.
De halte bij IKEA, even verder, is vanmiddag de populairste op Q-link
lijn 5. Nog
weer verder passeer ik de Sontbrug. Dat staat ook nog steeds in mijn
planning: met
de trein onder en over de Sont, van Kopenhagen naar Malmö. Maar de
Sontbrug van
Groningen, daar fiets ik nu al overheen.
Dan een Hub (hub, Holland, hub). Bij
P&R Meerstad kun je
overstappen van auto op bus, en dat voor een habbekrats; 6 euro voor
een
retourtje centrum voor maximaal 5 personen. Ook kun je hier Testen voor
Toegang. Na de Hub is de splitsing van de busroutes.
Op een vrij smal fietspad komen me nu
net heel brede fietsen
tegemoet: een paar duo-fietsen, die ik altijd tandems-overdwars noem,
en
bakfietsen voor het transport van kinderen. Die bakfietsen zijn nu ook
vrijwel
allemaal elektrisch, en worden al maar luxueuzer. Daarbij verbaast het
me
altijd dat het kroost onder een plastic huif tegen alle elementen
beschermd is,
terwijl de ouder de pedalen laat rondgaan in weer en wind.
Op een immense vlakte van zeker een
km2, zie ik alleen een
aankondiging: ‘Snelle route naar stad en ring’. Maar naast een autoweg,
zullen
hier toch ook wel een keer huizen komen? De deelwijk Groenwei is al in
aanbouw;
er staan hijskranen en doordeweeks ratelen er cementmolens.
Ik bereik het breed en weids
opgezette wijkpark, aan de rand
waarvan voltooide huizen staan. Ze maken echt een plezierige indruk
hoor, veel
variatie, veel verschillende kleuren, en ze liggen riant, aan dat meer.
Maar ik
probeer me voor te stellen hoe het is als je hier thuiswerker of
pensionado
bent, de rest van de buurt ’s morgens hebt zien vertrekken naar school
en
kantoor, en je je dag doorbrengt in tuitende stilte. Ik weet niet of
het mij
zou aantrekken.
Toch, over aantrekken gesproken,
trekt in Meerstad de huizenverkoop
de laatste tijd wel iets aan. Dat schijnt te komen door de
corona-crisis, door
mensen die de drukte van de stad willen ontvluchten.
Zwiesj, zwiesj, zwiesj, hoor ik boven
mijn hoofd. Er
klapwiekt een zwaan in het zwerk. Een prachtig gezicht; zoiets zie je
in de
binnenstad niet.
Het bus-eindpunt, in weer zo’n nog
onbebouwde vlakte, heeft
een oplaadinstallatie.
Ik rijd een stuk langs het meer. De
drijvende woningen, die
op de website staan aangekondigd, heb ik niet gezien. Maar die bereik
je misschien
alleen met een roeiboot, en niet per fiets, bus of auto.
Dan naar Harkstede. Op de weg erheen passeer ik de
Recreatieplas Grunostrand met een spannende speeltuin met eindeloos
lange
glijbanen. Harkstede zelf is een minuscuul dorp. Er is een villawijk
die er al
was vóór Meerstad, en weer zo’n veelbelovend braakliggend stuk grond
langs een
meer, waar de wijk Eilandrijk zal verrijzen.
Je zit hier nu wel heel ver van de
winkels en het vertier
van de binnenstad. Harkstede ligt dichter bij Hoogezand dan bij de
Martinitoren. Volgens de Meerstad-folder op de site fiets je in 35
minuten naar
het centrum van
Groningen, maar dan zul
je wel een elektrische- of racefiets moeten hebben. Op ‘mijn’ OV-fiets
zal ik
er toch wel een klein uurtje over doen.
Ik heb stoet’n, sorry, boterhammen
meegenomen. Van de 2
restaurants bij het Woldmeer die ik vond via Google Maps, is er één
dicht
buiten het seizoen en moet je voor de andere reserveren, waar ik ineens
geen
zin in had. In Harkstede passeer ik nog een cafetaria met in
neonletters OPEN
achter de ruit. Maar deze horecagelegenheid ziet er zo desolaat uit -
alsof hij
al 3 jaar wegens lockdown gesloten is - dat ik besluit door te rijden.
Ergens voorbij het dorp is het
eindpunt van de andere tak
van Q-link-lijn 5, waarvan ik een paar keer een bus zie langs razen. De
bus
doet een dik half uur over een rit van Harkstede naar het station.
Langs de Hoofdweg staat voor elk huis
en hoeve een
protestbord tegen Skaeve Huse. Eerst denk ik dat dat net zo Gronings is
als
stoet’n – wat geloof ik eerder Drents is – maar het is Deens voor Rare
Huizen.
En dat ‘raar’ slaat dan meer op de bewoner dan op het huis zelf; die
uitdrukking is een soort hypallage, als de lezer begrijpt
wat ik bedoel.
Het gaat om een terreintje met
eenvoudige woninkjes voor mensen
die elders probleembewoners waren: verslaafden, zorgweigeraars. In
Skaeve Huse
kan een blind paard geen schade aanrichten. Bovendien woont er een
professionele bewaker op het terrein die de weinig begerenswaardige
taak heeft
om de overige bewoners een beetje in toom te houden.
Dat schijnt aardig te lukken in
andere plaatsen waar Skaeve
Huse aanwezig zijn. Toch wil Harkstede ze niet hebben. Hoeveel komen er
eigenlijk aan de Hoofdweg? 10 stuks, waarvan 1 voor de bewaker. Maar er
fietsen
wel eens kinderen langs die weg, en die 9
‘doelloze’ bewoners verpesten het straks voor ‘duizenden
omwonenden’ die
wel een doel hebben. Duizenden? Dan tellen ze de koeien en schapen
vermoedelijk
mee.
‘Doelloze bewoners’, zo’n rare,
diskwalificerende opmerking
is wel helemaal 2021. Het is toch opmerkelijk dat naarmate een streek
dunner
bevolkt is, de protesten tegen nieuwe bewoners, met welk doel dan ook,
grimmiger
zijn. Mensenlief! Die 9 halve garen, die vast wel meevallen als je ze
wat beter
kent; als het er nou 9000 waren…
Ach, het is allemaal euvelgunne. De
naam van de buurtschap
Euvelgunne, in de loop van de 20ste eeuw opgeslokt door industrie, zou
volgens
sommige taalgeleerden misgunnen betekenen, jalousie. En dat zou dan
verband
houden met een motte, een versterkte woning die hier in de middeleeuwen
stond,
en waaromheen het nog wel eens knokken was.
Ik fiets langs het kerkje van
Middelbert en nog een stuk
over de Euvelgunnerweg, een groen landweggetje, voordat ik ineens weer
midden
in de stad ben. Vaag herinner ik me dat wij van De digitale reiziger
ook
gereden hebben door of langs Euvelgunne bij de fietstocht in 2006 /
2007,
waarbij we de randen
van de gemeente Groningen volgden. Dat was toen al een
rit die zo lang was dat hij over 2 jaar uitgesmeerd moest worden. Maar
die
tocht zou nu nog veel langer zijn, want Groningen heeft een deel van de
gemeente Slochteren ingelijfd voor realisatie van Meerlanden.
Eerst zouden de 2 buurgemeenten het
gebied gezamenlijk
ontwikkelen, maar Slochteren trok het financieel niet. Ook Groningen
heeft de
afgelopen jaren tientallen miljoenen euro’s verloren op het project.
In Groningen krijgen op drukke
kruispunten alle fietsen uit
alle richtingen tegelijkertijd groen. Dat verkleint de kans dat je
midden op de
kruising door een auto geschept wordt, maar vergroot het risico om op
die plek
tegen een kruisende andere fietser te botsen.
Door de laagstaande zon zie ik echt
helemaal geen biet. Ik
rijd gewoon maar door. Het gaat nét goed; ja, die scooter zag míj
gelukkig wel.
Er gebeuren naar mijn schatting 100 keer zoveel bijna-ongelukken als
echte.
Zonder kleerscheuren terug bij de
stalling. Ik heb vanmiddag
32 km afgelegd, een hele afstand voor even een lusje door een
buitenwijk vanaf
het station.
Op dat station, het Hoofdstation zoals de Groningers zeggen, zijn ondanks de verbouwing de toiletten, koffiestalletjes, etc., gewoon open. Daarna wil ik nog een rondje door de binnenstad lopen, om na het fietsen op die knieënkraker even een andere beweging te hebben. Maar hoe hoog ik net opgaf van de reuring in de stad, vergeleken met de diepe stilte in Meerlanden, ik maak snel rechtsomkeert gezien de mensenmassa’s in Groningens straten.
Daar de IC net weg is, pak ik de
Sprinter naar Zwolle. Ik ga
me dan in Beilen wel even vertreden.
Als ik ooit al eerder heb
rondgewandeld in het centrum van dat
Drentse dorp, dan moet dat wel heel erg lang geleden zijn; ik herken er
niets. Een
avond met mooi strijklicht op de gevels, en een staalblauwe hemel.
Het ‘kontje’ van bakker Berghuis
bevat onder meer
bladerdeeg, roomspijs, perzikslagroom (nooit van gehoord) en marsepein.
Heel
verleidelijk, deze Beilense lekkernij, maar de bakkerij is gesloten.
Midden in het dorp staat (niet op mijn foto’s) een monument voor de verzetsheld Nico Viëtor. Hij wist verschillende joden en ook gecrashte geallieerde vliegeniers in veiligheid te brengen. In 1945 kwam hij om het leven – 2 maanden na de bevrijding, bij een stom verkeersongeluk. Ik zal dit verhaal onthouden, voor als ik weer eens iemand ontmoet die over karma begint.
Terug op Leiden Centraal, een paar
uur later, vraag ik me af
waarom iedereen in de stationshal en bij het busstation toch zo
verschrikkelijk
hard loopt te schreeuwen. Komt er storm of zo?
Dan realiseer ik me, dat ik vrijwel
de hele dag doorgebracht
heb in een stilte als in een graftombe: Meerlanden, Beilen na
winkelsluiting en
op de heen- en terugweg in 1e klas-coupés vrijwel voor mij privé
alleen. De
herrie valt me nu rauw op het dak. En die stilte was toch ergens best
wel
heilzaam.
De zaterdag daarop heb ik een
tijdslot voor de
tentoonstelling over de landschapsschilder Aelbert Cuyp in het Dordrechts
Museum.
Daar kan ik pas om 15:00 uur terecht. Tijd genoeg dus om onderweg even
de
Rotterdamse Zalmhaventoren(s) mee te pakken.
Ik stap daarvoor bij Rotterdam
Centraal op tram 7 naar het
Willemsplein. Er rijden vandaag ook museumtrams.
De Zalmhaventorens vormen een scherp
contrast met de
Meerlanden van vorige week. Als de woningen in de torens volgend jaar
opgeleverd
worden, bieden ze onderdak aan half zoveel mensen als nu in Meerlanden
wonen,
op een grondvlak van nog geen 2 hectare.
De Zalmhaventoren I bereikte in
augustus van dit jaar zijn
hoogste punt, en dat is dan meteen het allerhoogste punt van alle
kantoor- en /
of woongebouwen in Nederland. De ranke wolkenkrabber is, exclusief
masten op
het dak, 203 meter hoog en telt 62 etages. Hij wordt geflankeerd door
de Zalmhaventorens
II en III, onderdeurtjes naar Rotterdamse begrippen, van nog geen 100
meter
hoog.
Eén overeenkomst is er wel met
Meerlanden: de brochure voor
de woningen is schitterend. Ze zijn niet voor de smalle beurs: de
koopwoningen
beginnen bij 7½ ton, de huurhuizen bij 1500 euro per maand. Wat niet
wegneemt,
dat ze bijna allemaal al verkocht of verhuurd zijn.
De toren is qua architectuur niet erg
opvallend,
maar door zijn hoogte opvallend genoeg. Er komt een parkeergarage in de
kelder, een lobby voor de bewoners,
met diverse horecagelegenheden; er komt een restaurant op de
allerhoogste etage
en er komt een fitnesszaal waar een personal trainer zich bezighoudt
met jouw
dagelijkse workout. Je kunt natuurlijk ook aardig in conditie blijven
door zo
nu en dan eens de trap te nemen naar je appartement in de wolken. Dat
laatste
bedenk ik zelf; het staat niet in die folder.
Er is voorzien in kantoren en in
commerciële ruimten, waarmee
ze wel winkels zullen bedoelen. De klusjesman annex conciërge heet er:
servicemanager.
Deze Zalmhaventorens zijn in de
plaats gekomen voor 2
kantoorgebouwen uit de jaren 70. Het complex ligt aan de voet van de
Erasmusbrug, niet ver van het Willemsplein. Daar is de keerlus van tram
7 die
vanaf Kralingen een meanderende route volgt naar hier.
Vanaf de Erasmusbrug zul je die
torens ook wel mooi op de
foto kunnen zetten. Ik loop de brug op totaan het hoogste punt boven
het water.
Over 24 uur zal op deze plek geknokt worden tussen demonstranten tegen
woningnood, die misschien niet allemaal 7½ ton in een ouwe sok hebben,
en een
volgens de verhalen overijverig peloton ME’ers. Nog eens een week later
gaan er
10.000 marathonlopers over de brug heen.
Maar vandaag is de Erasmusbrug voor
flaneren. Beneden me zie
ik de vertrekplaats van de Spido-rondvaartboten, waar drommen mensen
van en aan
boord gaan. Niets wijst er, tussen haakjes, op dat we nog midden in een
pandemie zitten; ik zou het bijna vergeten.
Naar Aelbert Cuyp nu. Maar daarover
is inmiddels een
verslag verschenen in mijn deels culturele rubriek FHM’s.
Dit hoofdstuk is uit. En het was
het laatste van de 25e jaargang van mijn Thuispagina.
Frans Mensonides
31 oktober 2021
Er geweest: Meerlanden zaterdag 9 oktober 2021, Zalmhaven zaterdag 16
oktober
2021
Van Dissel profeteerde laatst dat er
komende winter geen nieuwe
lockdown afgekondigd zou worden. Ik denk dat hij deze keer bij wijze
van
uitzondering gelijk heeft, in die zin dat de lockdown in de HERFST al
een feit zal
zijn. Daarom op deze zaterdag 23 oktober een rondrit langs een paar
nieuwe
dingen die ik nog wil zien, nu het nog nét kan.
Al maanden geleden heb ik mijn
zaterdagse reisformule
aangepast aan de omstandigheden: FFP2-masker, 1e klas, rustige tijden
en geen
onnodige omwegen voor de leut. En verder, tussen de treinritten in:
langdurig
verblijf in de gezonde buitenlucht. Ook geen diner in zo’n gezellig
drukke tent,
waarvan ik er overal in het land nogal wat ken.
Wat staat er op de planning voor deze
wat duistere, klammige
zaterdag? Het nieuwe Holocaust Namenmonument in Amsterdam, station
Naarden-Bussum, waar wat barrières voor het treinverkeer geslecht zijn,
en
Utrecht, waar de Busbaan Dichterswijk inmiddels wel voltooid zal zijn.
Onderweg kom ik erachter dat
Naarden-Bussum dit weekend
alleen bereikbaar is per trein-vervangend busvervoer. Op die vorm van
openbaar
vervoer ben ik onder normale omstandigheden al niet zo dol. Maar nu
zeker niet,
nu ik in zo’n bus niet kan reizen in een lege 1e klas;
een
allesbehalve overbodige luxe waar ik de laatste maanden erg aan gewend
ben
geraakt.
Ik schrap Naarden-Bussum en besluit
onderweg spontaan, in
plaats daarvan station Zandvoort aan mijn lijstje toe te voegen.
De dag begint alweer lekker: bus 4
naar Leiden Centraal komt
niet opdagen. Ergens wel plezierig, want nu weet ik tenminste weer eens
waarom
ik ook alweer een elektrische fiets heb gekocht. De kwaliteit van het
busvervoer
in en om Leiden was daarvoor een van de redenen. Bus 4 nemen is op een
strak
geplande reisdag echt vrágen om moeilijkheden; ik schat dat hij toch
wel in 1
op de 5 gevallen uitvalt.
Ik wacht maar op de volgende; ik kon
alsnog de fiets nemen,
maar die durf ik niet achter te laten bij station Leiden Centraal.
Als ik daar eindelijk ben aangekomen,
stap ik in de IC naar Haarlem
(- Amsterdam). Bij het vertrek bedenk dat ik het traject door de
Bollenstreek
voor het laatst heb afgelegd op woensdag 11 maart 2020, toen ik uit
mijn werk
in Castricum kwam (dat ik sindsdien verricht met een laptop op de
bank). Een
stuk of 4000 ritten op die lijn gedurende 16 jaar, en dan ineens 19
maanden niet;
ik ben nieuwsgierig hoe ik mijn terugkeer ga ervaren!
Het is al nieuw dat ik het ritje
überhaupt bewust
beleef. Als forens was ik ’s morgens
versuft van de slaap, en ’s avonds half bewusteloos van een dag
afstomping op
de zaak. Naar buiten keek ik ook nooit. Ik zat de hele rit op mijn
telefoon of
laptop, om de snoetwerken van mijn medeforenzen niet te hoeven zien.
Nu kijk ik dan voor het eerst sinds
lang op dit traject naar
buiten. De reis heeft een geheel nieuwe dimensie gekregen. Om de twee
minuten
denk ik nu: oh ja, daar heb ik nog gefietst: langs Dekker Sport bij
Warmond,
door Voorhout, over de Piet Gijzenbrug, bij het Tespelduyn: die hoge,
kunstmatige bult in het landschap, over de Delfweg, via De Zilk en
helemaal tot
in Vogelenzang, daar heb ik allemaal onlangs nog gefietst, in
de elfdelige
corona-saga.
En eerder ook nog op een OV-fiets door Haarlem, die keer in mei 2019
dat ik Zandvoort
deed.
Onderweg geen seconde gedacht aan
mijn forenzenbestaan. Dat
komt pas op station Haarlem, bij mijn 4001ste bezoek aan het
monumentale
station. Het is alsof ik de creatie uit 1908 van architect Margadant nu
pas
voor het eerst in mijn leven zie.
Ook hier zijn de ontwikkelingen
gewoon doorgegaan zonder dat
ik erbij was. ProRail knapt momenteel de stenen muren en perronwanden
op.
Een vervreemdend ritje was dit. Ik
kan het nog vreemder
maken; ik kan zo maar in de trein naar Castricum stappen, die al staat
aangekondigd op spoor 6. Bijvoorbeeld om het nieuwe station te zien.
Maar nee,
veronderstel dat ik daar een bekende tegenkom. Die zou kunnen denken
dat ik een
spookverschijning was.
Ik ga een kop koffie halen bij de
kiosk in de stationshal,
die er gelukkig nog is, en neem de Sprinter naar Zandvoort.
Ik deed Zandvoort
zoals gezegd in het voorjaar van 2019,
toen het treinverkeer naar de badplaats onderwerp was van felle
maatschappelijke discussies. Dat kwam door vastgoedprins Bernhard, je
weet wel:
die met dat bord van driedubbel isolerend glas voor z’n kop. Die wilde
de Grand
Prix naar het circuit van Zandvoort halen.
Een onderwerp dat normaliter helemaal
niet aan de orde zou
komen in deze OV-rubriek. Maar voor het transport van pakweg 100.000
formule-1
fans in één weekend zou de capaciteit van het spoorlijntje Haarlem –
Zandvoort
drastisch uitgebreid moeten worden.
In de normale dienst rijdt de
Sprinter Amsterdam – Zandvoort
eens per half uur. Op dagen met mooi strandweer kon dat aantal met pijn
en
moeite opgevoerd worden naar 4 ritten per uur, dank zij een extra
halfuurdienst
Haarlem – Zandvoort.
Voor een Grand Prix heb je eigenlijk
12 treinen per uur
nodig; metrofrequentie. Maar daarvoor was de stoomvoorziening op het 8
kilometer lange lijntje niet toereikend en het station van Zandvoort te
krap. Prijskaartje:
7 miljoen om die knelpunten op te lossen.
Forenzen in heel Nederland vroegen
zich af waarom zo’n
bedrag wel kon worden uitgegeven voor een evenement dat maar eens per
jaar op
de kalender staat, en niet voor hun dagelijkse woonwerkreis. Maar het
werd
geregeld, in het winter van 2019 op 2020. En ik geloof niet dat Prinsje
Nooitgenoeg er één cent aan heeft meebetaald.
Wel verrekte sneu dat de voor mei
2020 geplande Grand Prix
niet door kon gaan vanwege de pandemie. Die leidde wel tot weer nieuwe
uitputtende
discussies over de trein naar Zandvoort.
Want daarmee reisden er mensen naar
het strand, toen het
weer wat opknapte en de coronacijfers langzamerhand begonnen te dalen.
Allemaal
recreanten die na de Eerste Golf de golven van de zee wel weer eens
wilden zien
en wat kleur op de wangen wilden krijgen na maanden binnen blijven.
Maar NS had,
niet gesteund door enige richtlijn van het RIVM, bepaald dat hun
treinen niet
gebruikt mochten worden voor ‘uitjes.’ Het openbaar vervoer was naar
hun mening
alleen voor mensen van wier werk het heil van het land afhankelijk was.
Er werden dan ook geen extra treinen
ingezet op stranddagen.
Het personeel klaagde steen en been over mensen die in de trein geen
anderhalve
meter afstand hielden. Die typische spoorlogica!
Er werd pas geracet op Zandvoort in
september van dit jaar.
En vanzelfsprekend won Max Verstappen zijn thuiswedstrijd. Prins in
zijn
nopjes. En het treinverkeer liep dat weekend op rolletjes.
Ook op stranddagen werd deze zomer
extra capaciteit ingezet.
Vandaag rijdt er een 6-baks SLT, ruim voldoende op een herfstdag zonder
prettig
weer voor een strandwandeling.
Mijn SLT is er een mét plee, of
anders gezegd: het is een
SLET met toilet. De inbouwoperatie is nu ongeveer op de helft; 50% van
de SLT’s
is voorzien van de WC die er niet standaard inzat. Het zijn ruime
toiletten,
ook geschikt voor invaliden, en de wandbeschildering is bepaald
onalledaags.
Ik zie die WC pas bij het uitstappen; ik moet best nodig, en besluit meteen dezelfde trein terug te nemen. De volgende is er misschien een zonder.
8 minuten om te bekijken wat er
veranderd is op station
Zandvoort. Dat is gauw verteld. Er zijn nog steeds maar 2 sporen. Maar
die
hebben aan de buitenkant een extra (nood)perron gekregen. Dat is om de
doorstroming te bevorderen; aan de ene kant van de trein de mensen
eruit, aan
de andere kant erin. Noodzakelijk, omdat bij 5-minutendienst de treinen
niet
langer dan een minuut of 7 op dit kopstation kunnen blijven staan.
Verder is er een brede extra trap
aangelegd om de reizigers
zo snel mogelijk te kunnen afvoeren. En de Kiosk op het perron is
fonkelnieuw.
Dit gezien hebbend: snel de trein
terug nemen naar
Amsterdam.
Het Holocaust Namenmonument ligt bij een zijuitgang van
metrostation Waterlooplein, maar ik besluit te gaan lopen vanaf
Amsterdam
Centraal, langs onder andere de Waag. Nu het internationale toerisme in
een dip
zit, kun je weer eens echt goed en rustig om je heen kijken in onze
hoofdstad,
die ik niet echt gefrequenteerd heb, de afgelopen jaren.
De koffieshops hebben ook in deze
bittere tijden - of
misschien juist nu – voldoende klandizie. Reefer schijnt gebrouwen te
worden
uit bijzonder geestverruimende koffiebonen, maar ik heb eigenlijk geen
verstand
van koffie. Nee, onzin, ik weet best dat Reefer een van de tientallen
bijnamen
voor een cannabis-rokertje is. Die ene bezoekster die eruit ziet alsof
ze
zojuist uit de goot is gevist, heb ik maar van mijn foto geknipt.
Het Holocaust Namenmonument ligt langs
de Weesperstraat, op
een smal terreintje, niet groter dan 100 bij 25 meter. We zijn hier in
de v/m
‘Jodenbuurt’, de wijk waar veel Joden woonden, totdat in 1942 de
deportaties naar
de vernietigingskampen begonnen.
Het monument bevat de namen van de
102.000 Nederlandse slachtoffers
van de holocaust. De overgrote meerderheid van hen, 99,8%, was Joods.
Er worden
ook enkele honderden Sinti en Roma herdacht.
De namen staan op bakstenen muren van
in totaal ruim 500
meter lengte. Vanuit een drone gezien vormen ze de vier letters van het
Hebreeuwse woord voor ‘in memoriam’. Boven de muren zijn elementen
aangebracht
van spiegelend roestvrij staal.
Op elke baksteen staat de naam,
geboortedatum en leeftijd
bij overlijden vermeld van een van de 102.000 slachtoffers. Het gaat
helemaal op
alfabetische volgorde, van Anny Aa (11.9.1941 – 1 jaar), tot Heinrich Zysmanowicz
(10.10.1922 – 19 jaar).
De bakstenen zijn aangebracht met speciale specie, zodat ze
er gemakkelijk
weer uit gehaald kunnen worden als er een fout op staat – of als er,
zoals bij andere
namenmonumenten al eens gebeurd is, abusievelijk nazi’s op vermeld
staan.
Maar wat als er nog een naam van een
slachtoffer opduikt in
de archieven, die er eigenlijk nog tussen had gemoeten? Even een naam
alfabetisch
invoegen is erg lastig met zo’n muur. Maar er is een aparte wand met
1000 blanco
stenen waarop nog namen vermeld kunnen worden. En alle namen zitten ook
nog in
een app die je hier kunt activeren door het scannen van een QR-code.
Een meisje gilt opgewekt naar haar
moeder dat haar eigen
naam er ook bijstaat. Moeder fronst de wenkbrauwen over dit weinig
gepaste
enthousiasme. Toch is dat wat vrijwel iedereen doet: zijn / haar eigen
naam opzoeken.
Mijn familienaam komt niet voor
tussen Menschenfreund en Van
Ments. Ik heb, in tegenstelling tot wat sommige mensen veronderstellen,
ook
geen Joodse naam, doch een Friese.
Het is tegenwoordig helemaal niet
woke om mensen te vragen
naar de herkomst van hun achternaam. Feitelijk ben je al een halve
racist als
je vraagt of iemands naam misschien buitenlands is. Nee, als je Bakker,
Mulder of
Smid heet, vraagt niemand je dat.
Ik vat het zelf nooit anders op dan
als oprechte belangstelling.
Behalve dan die keer dat ik solliciteerde bij een ICT-bedrijf waarvan
ik later pas
las dat allochtonen er niet welkom waren. Maar Friezen moesten ze
blijkbaar ook
niet; ik werd niet aangenomen.
Op dit stukje wand staat ook een naam
die iedereen hier wil
zien. Ik moet even wachten op een ander, die er een foto van maakt.
Hoeveel tijd zou ik nodig hebben als
ik al die 102.000 namen
bewust zou lezen, 5 seconden zou doen over één naam, en alleen zou
werken bij
oktobers daglicht, zo’n 10 uur per dag? Ik reken het meteen even uit:
14 dagen.
In plaats daarvan besluit ik al die
wanden af te lopen, van
A tot en met Z. Aan het eind van een muur is het altijd even zoeken
naar waar
het alfabet verder gaat. Maar dan heb ik in ieder geval al die namen in
mijn blikveld
gehad.
Naar goede Nederlandse traditie ging
de besluitvorming over
realisatie van het Namenmonument gepaard met NIMBY-protesten van
buurtbewoners.
Die moesten later, bij de opening van het monument op zondag 19
september 2021,
volgens een noodverordening in hun huizen blijven. Ze mochten zelfs
niet door
hun eigen ruiten naar de plechtigheid kijken. Ik ga ervan uit dat dat
was om veiligheidsredenen,
en niet uit wraak over al hun bezwaar- en beroepschriften. Maar het
voelde toch
niet goed aan, dit.
‘Nee, nee, nee, hier nou eens niet
gaan lopen rennen en gillen’,
wijst een vader zijn zoontje terecht. Een Joodse familie, mannen met
keppeltjes
op, speurt naar namen. Er nadert een maaltijdbezorger van een late
lunch of
vroeg diner (dinunch / lunee, zoals ik altijd zeg). Hij moet bij een
huis in de
buurt zijn en parkeert zijn fiets midden in het monument.
Ik neem de metro naar Zuid om over te
stappen op de trein
richting Naarden-Bussum, bedenk dat ik die van mijn programma geschrapt
had,
stap bij het volgende station, Weesperplein, over op een metro naar
Amstel, en
pak daar de trein naar Utrecht.
De Busbaan
Dichterswijk zag ik op zaterdag 11 januari 2020 in
aanleg toen ik op pad was voor de nieuwe U-link-busformule. Eind 2020
is de
busbaan in gebruik genomen. De HOV-route is zo’n 700 meter lang en
loopt van de
Croeselaan, nabij het busstation aan de Jaarbeurszijde van Utrecht
Centraal,
via de Van Zijstweg en de Dr. M.A. Tellegenlaan naar de Overste Den
Oudenlaan.
Daar treedt een splitsing op. Een
gedeelte van de vloot
bussen rijdt rechtdoor over de Europalaan; de rest slaat rechtsaf naar
de in
2019 voltooide Busbaan Transwijk.
Even op
een rijtje
zetten, welke bussen over de Busbaan Dichterswijk rijden:
U-OV 24
Utrecht
Centraal – De Meern Oost (via Busbaan Transwijk)
U-OV 65 Utrecht
Centraal - Vianen
(via Europalaan)
U-OV 74 Zeist –
Vianen (via Europalaan)
U-Link 77
Bilthoven – Nieuwegein (via Europalaan)
U-OV 85 Utrecht – Leerdam (via Europalaan)
QBuzz 90 Utrecht Centraal – Gelkenes (via
Europalaan)
Syntus 102 Utrecht – Harmelen - Woerden (via Busbaan
Transwijk)
Syntus 107 Utrecht – Oudewater - Gouda (via Busbaan
Transwijk)
Arriva 195 Utrecht Centraal
– Schoonhoven - Rotterdam
Capelsebrug (via Europalaan)
Arriva 295 Sneldienst Utrecht Centraal – Schoonhoven -
Rotterdam
Capelsebrug (via Europalaan)
SnelBuzz 388
Utrecht Centraal – Gorinchem (verder
via Europalaan)
Een
wandeling langs een
paar opmerkelijke zaken, als je ook op andere dingen let dan bussen.
Het
Statenjacht De Utrecht is een replica uit 2003 van een schip uit 1746.
Het
verzorgt ’s zomers rondvaarten over het IJsselmeer vanuit Volendam, en
functioneert ’s winters hier in Utrecht als stamppotrestaurant.
Een ander
opvallend
restaurant, nogal exquis, is Fico. Als het er al stond bij de vorige
keer dat
ik hier liep, heb ik het toen niet opgemerkt.
De
U-trechters,
vergaderzalen in oude zandtrechters, had ik die keer in 2019
al op de foto, en
de Villa Jongerius introduceerde ik in het Q-link-artikel
al bij de lezer. Die
villa blijft de blijkvanger in dit gebied. Vorige keer stond hij
moederziel
alleen op een enorme vlakte, maar nu wordt hij omringd door hijskranen.
De
realisatie van de wijk Merwede, ook bekend als de Merwedekanaalzone,
gaat nu
echt beginnen.
Ik zou
bij de halte Lanslaan
op de bus terug naar Utrecht Centraal kunnen stappen, maar ze zijn
allemaal net
weg. Daarom loop ik door het park Transwijk naar de tramhalte Vasco Da
Gamalaan, en neem de tram terug.
De tram is volop in discussie in Utrecht. In een recente aflevering van deze rubriek sprak ik mijn scepsis uit over wel erg voortvarende tramplannen in wat tot nu toe niet echt een tramstad was. Maar de laatste tijd heeft iedereen in de grootste provinciestad van Nederland het zelfs over een heuse metro.
Maar voordat ik dat metroplan
belachelijk ga maken: als
Utrecht in het Ruhrgebied had geleden, was die metro er al lang
geweest. Ik zat
laatst te bladeren in een oude jaargang van deze site. Wij van De
digitale reiziger
deden in 2000 U-Bahn 35 naar de campus van Bochum,
een even grote
universiteitsstad als Utrecht. Benieuwd wat er in die laatste stad uit
de
lightrail-discussie gaat rollen.
Tot slot van deze zaterdag vol
omzwervingen wil ik nog een
ritje maken met zo’n nieuwe elektrische stadsbus van Heuliez. Ik zag
dat type
bus voor-vorige week rijden in Groningen en de week daar weer voor in
het
centrum van Utrecht. Scrol voor dat alles een flink stuk naar boven.
De bussen van de Franse fabrikant
hebben een opvallend
futuristisch uiterlijk, met onder meer aan het oog onttrokken
wielen. Dat
wordt wel wat te niet gedaan door de plompe achterkant, met dat kleine
achteruitkijkraampje.
Ook de schakelkast op het dak, waar losse draden quasi-slordig
uitsteken, doet
de stroomlijn wel te niet. Maar je ziet dan wel meteen dat het
elektrieke
bussen zijn en niet zo maar diesels. Al met al zijn die bussen een
opvallende
verschijning. Van het design is beslist werk gemaakt.
In Utrecht rijden ze op de
stadslijnen 3, 7 en 8. Op de U-links
heb ik ze nog niet gezien, hoewel voor die lijnen bij de start in
december 2019
ook elektrisch materieel was beloofd.
Ik neem de eerste die vertrekt van
het busstation aan de
Jaarbeurszijde van het station, en dat is lijn 8 naar Lunetten, via de
wijk
Tolsteeg.
De rijeigenschappen zijn prima en op
het zitcomfort van de
stoelen is niets aan te merken. Wel is het interieur minder bijzonder
dan wat
je zou verwachten op grond van het uiterlijk. En de foto die ik ervan
maak, is dan
ook nog eens niet bijzonder geslaagd. De camera heeft scherp gesteld op
de
STOP-knop en ik zie het te laat, nu pas, eigenlijk, nu ik dit tik.
Zodra de gelegenheid zich voordoet,
ga ik die foto overdoen.
Medio december ga ik als het enigszins kan terug naar Utrecht, corona
volente,
voor de dan ingevoerde kwartierdienst Leiden Centraal – Utrecht
Centraal. In de
spits elk halfuur een IC én een Sprinter. Daar hebben we een jaar of
40, als
het niet langer is, op moeten wachten, en dat wil ik beslist niet
missen.
Heuliez, Fransen spreken dat
misschien uit als ‘Euliejéé’, en
misschien ook niet, want je weet het nooit met Frans. Maar als je het
geschreven ziet, denk je eerder aan huilies; huilie-huilies-bus.
De zoevende, zoemende bussen geven
echter geen enkele aanleiding
tot huilen. Als er al reden is om huilie-huilie te doen, is dat wel de
naderende 4e coronastop van deze rubriek.
Station Lunetten, ik stap als laatste
passagier uit. Er is
een oplaadpunt voor de bussen. Terug naar Leiden via Den Haag. Toch nog
een
omweg, maar alleen omdat Woerden – Leiden er dit weekend ook uit ligt.
Op 30 oktober en 6 november bleef ik
thuis, met de smoes dat
het te slecht weer was om op pad te gaan. Ik wilde me niet in de luren
laten
leggen door een virus. Maar de 13e van de maand was het zo
langzamerhand echt gekkenwerk
om nog ‘uitjes’ met het OV te maken. Er moet ergens een grens liggen
tussen
aanvaardbaar risico en Russisch roulette, en die grens is nu wel
ruimschoots
overschreden.
Wanneer de volgende aflevering van deze rubriek verschijnt; ik wou dat ik het kon zeggen.
Frans
Mensonides
21 november 2021
Nog geweest in Zandvoort, Amsterdam en Utrecht: zaterdag 23 oktober
2021.
25 jaar
De thuispagina van Frans Mensonides: hoe het begon
©
Frans Mensonides, Leiden, 2021