In deze oktoberaflevering reisde ik naar de laatste
Nederlandse plaats die bevrijd werd in WO II, de meest uitgestrekte en dunst
bevolkte nieuwbouwwijk van het land en het hoogste flat- en/of kantoorgebouw.
Ik zocht het echt in extremen, de eerste 3 weken van de maand.
Op 23 oktober, alsof ik een lange lockdown voelde aankomen,
deed ik nog wat restjes, een paar nieuwe dingen die ik nog wilde zien vóór een
lange winter.
40 jaar Veenendaallijn
Veenendaal-West
Ik vertrek vandaag, zaterdag 2 oktober 2021, van station
Leiden Lammenschans, waar eergisteren een vrachtwagen het spoorwegviaduct over
de Lammenschansweg geramd heeft. De wagen was geladen met gondels voor het
reuzenrad op de kermis ter gelegenheid van de 3 oktoberfeesten, die dit jaar
gewoon doorgaan.
Ik schreef laatst over Lammenschans dat het vermoedelijk
het enige station ter wereld is dat is genoemd naar een vijandelijk bolwerk, de
Spaanse Schans Lammen. De gehate ‘Spekken’ verlieten die schans in de nacht van
2 op 3 oktober 1574 hals over kop, op de vlucht voor wassend water. Ze waren zo
vriendelijk hun stoofpot, die op een zacht vuurtje stond te pruttelen, achter
te laten voor de uitgehongerde bevolking.
Dat ongeval van donderdagmiddag, uitgerekend op die plek!
Iemand die gelooft in Diepere Verbanden, zou het toch moeilijk anders kunnen
zien dan als de wraak van Hispanje. Maar het 3 oktoberfeest is er niet minder
om, en het reuzenrad draait ook wel door met wat minder gondels. Die zag ik op donderdagmiddag
rond 16:00 uur in splinters op de Lammenschansweg liggen; een grote chaos.
Het treinverkeer, dat korte tijd gestaakt is geweest, was op
dat moment al weer op gang gekomen. En het kwam allemaal in de digitale krant In de buurt.
De Veenendaallijn is strikt genomen alleen de 14 km lange zijtak
van de spoorlijn Utrecht – Arnhem, die weer deel uitmaakt van de aloude
Rhijnspoorweg (1845) Amsterdam - Elten. De splitsing heet in spoorwegtermen De
Haar Aansluiting, en ligt niet ver van het dorpje Overberg. Het spoor uit
Rhenen klimt hier met een fly-over over de lijn Utrecht – Arnhem heen.
Eens maakte de Veenendaallijn deel uit van de spoorlijn Amersfoort
– Kesteren, die bij Rhenen de Rijn overstak. Van die lijn is verder alleen nog
het ‘Pon-spoortje’ Amersfoort – Leusden over, voor treinen die louter
vierwielers verplaatsen. Over de lijn Amersfoort – Kesteren werden reizigers
vervoerd van 1866-1944. Hij kruiste de lijn Utrecht-Arnhem onder een hoek van 60
graden bij wat nu De Haar Aansluiting heet. Er is op dat punt nooit een
overstapstation geweest.
En toen, na de oorlog? Rhenen raakte verstoken van
treinverkeer. Veenendaal, indertijd nog een dorp van weinig betekenis, had alleen
station Veenendaal-De Klomp aan de lijn naar Arnhem, vele kilometers buiten de
bebouwde kom.
In de jaren 60 en 70 groeide Veenendaal als kool naar 40.000
inwoners. De roep om reactivering van het spoorlijntje naar Rhenen klonk steeds
luider. NS voelde er aanvankelijk niet veel voor, maar werd over de streep
getrokken door de bouw van 5000 woningen in Veenendaal-West. Daarmee zette de
groei in naar de huidige 67.000 inwoners.
De Veenendaallijn kreeg 3 stations: Veenendaal-West, Veenendaal
Centrum en Rhenen. Maar Veenendaal-De Klomp is nog steeds het populairste
station van de 4. Dat zou kunnen komen door de betere parkeerfaciliteiten, en
door het feit dat je vanaf dit station ook richting Arnhem / Nijmegen kunt
reizen. De Veenendaallijn biedt alleen een verbinding met Utrecht (en Breukelen
en doordeweeks zelfs Uitgeest). En voor sommige Veenendalers is dit station het dichtste bij huis; dat is ook waar.
Ik ga vanmiddag Veenendaal-West schrappen van mijn
bucketlist van nog nimmer bezochte stations. Maar eerst even uitstappen bij
Driebergen-Zeist voor een kop koffie bij de Stationshuiskamer. En om het
vernieuwde station te bewonderen. Toen ik dat al deed op 7 maart 2020, in de
schaduw van de naderende coronacrisis, was het station wel in gebruik genomen,
maar nog niet helemaal af.
Het is echt een pláátje geworden: het fraaie busstation, de
taxi-kuil, de grote zuil met informatie over de natuur in de omgeving, de
fietsenstalling, de horeca onder de perrons. Zelfs de parkeergarage ziet er
toonbaar uit.
Als station Ede-Wageningen, met de vernieuwbouw waaraan ze
nu toch binnenkort denken te beginnen, ook zo wordt…
Ik pak de volgende trein naar Veenendaal-West.
De Sprinters Breukelen - Utrecht – Rhenen rijden op zaterdag
in halfuurdienst. Doordeweeks doen de Sprinters Uitgeest - Rhenen dat. Maar de
stations Veenendaal-West en Veenendaal Centrum worden dan in de spits ook nog bediend
met de Sprinters Breukelen – Veenendaal, in totaal dan 4 treinen per uur per
richting. Om dat mogelijk te maken, ligt er vanaf Aansluiting De Haar tot Veenendaal
Centrum dubbelspoor. Het laatste stuk van 7 km naar Rhenen moet het doen met
enkelspoor.
Tussen de beide Veenendaalse stations ligt maar 1600 meter. De
plaats (moet je het nou een dorp noemen of een stad?) is de afgelopen 40 jaar
nog flink uitgebreid. Er zou ook best een station Veenendaal-Zuidoost mogen komen.
Veenendaal-West is echt een kind van zijn tijd: de sombere bouw
uit de era van de Koude Oorlog en het doemdenken. Het station gaat opgeknapt
worden, las ik ergens waar ik het nu niet meer kan vinden. De perrons worden in
ieder geval verlengd, want daar zijn ze nu al mee bezig.
Het elektriciteitshuisje laat het oorspronkelijke station
Veenendaal zien, dat stond op de plek waar je nu Veenendaal Centrum vindt. Dit
oude station, dat in 1944 voor het laatst reizigers zag, is gesloopt in 1975.
Een treurig lot, en een tikje voorbarig. Want maar heel kort daarna werd het
besluit genomen om de lijn te reactiveren. Veenendaal Centrum (waar ik vandaag
niet zal komen) is nu net zo onopzienbarend als station West.
Ik heb Veenendaal niet overlopen in de 25 jaar dat ik De
digitale reiziger ben. Maar in 2016 fietste ik een middag rond in de omgeving,
en bezocht ik Grebbelinie Bezoekerscentrum in de buurt van Veenendaal-De
Klomp.
Veenendaal begon zijn bestaan in de 15e eeuw, de naam zegt
het al, als veenkolonie. Er werd turf gestoken voor in de kachel.
Het dorp werd dus in 1945 als laatste bevrijd in WO II, pas op 9 en 10 mei, en wel door een regiment
Engelse soldaten. Op 7 mei had er al een vuurgevecht plaatsgevonden tussen de
Binnenlandse Strijdkrachten en een nest SS’ers. Die waren in Veenendaal blijven
plakken en wisten blijkbaar van geen ophouden. En dat allemaal vlak bij
Wageningen, waar al op 6 mei de capitulatie getekend was.
Ik heb een paar eeuwen overgeslagen waarin niet zo gek veel bijzonders
gebeurd is in het dorp dat na de oorlog groeide tot stad. Nog een sprong in de
tijd, naar 2020, toen Veenendaal werd uitgeroepen tot Fietsstad van Nederland. Dat
is een beloning onder meer voor veel veilige fietspaden en fraaie toeristische
fietsroutes. Waarom fiets ik hier dan niet, in plaats van te lopen?
Nog een bijzonderheid: de stad (zal ik nu maar zeggen)
heeft een partijloze burgemeester, Gert-Jan
Kats. Hij was toen zijn benoeming tot burgemeester afkwam, lid van de SGP, maar
haakte af. Dat was onder meer omdat hij het niet eens was met de Nashvilleverklaring
tegen alles wat afwijkt van mannetje boven, vrouwtje onder, en uitsluitend
binnen het huwelijk.
Eigenlijk zou dat niets bijzonders moeten zijn: een
partijloze burgemeester, die sowieso boven alle partijen hoort te staan.
De nieuwbouwwijk ten zuiden van Veenendaal-West heet
Hondzenelleboog. Wonen in een hond z’n ellenboog… De Dijkstraat, een oude landweg
die de wijk in het zuiden afsluit, heet in de volksmond ook wel de Hondskont.
Heeft een hond wel ellenbogen? Ik zou zeggen: hij heeft 4 poten,
en dientengevolge ook 4 knieën. Maar in zijn voorpoten zit toch een
ellebooggewricht. Ik keur het goed.
Maar Hondzenelleboog heeft niets te maken met de blaffende
zoogdieren. Een hont of hond was in vervlogen eeuwen ook een oppervlaktemaat: 100
vierkante Rijnlandse roeden. Een Rijnlandse roede was ongeveer 3¾ meter, een
vierkante het kwadraat daarvan, om en nabij 14 m2, en 100 daarvan 1400 m2. Dat
was dan precies 1/6 morgen; een morgen was ongeveer hetzelfde als een bunder en
werd na introductie van het decimale stelsel gelijkgesteld aan 1 hectare.
En dan waarom een ellenboog? Omdat het genoemd is naar een
L-vormig landgoed dat een ‘hond’ mat in oppervlakte. Je hebt in Duitsland
ergens het graafschap Katzenelnbogen, maar waarom dat zo heet, weet geen hond
meer.
Hondzenelleboog is een aangename, ruim opgezette wijk met
moderne huizen en veel parken en plantsoenen. Als ik de Dijkstraat gepasseerd
ben, ontrolt zich een stiltegebied, waar ik in stilte ga wandelen. Ik had niet
echt een plan, loop op de bonnefooi en heb het stiltegebied bij toeval ontdekt.
Het is een uitloper van de bossen van de Utrechtse Heuvelrug. Een aardig
fietsgebied ook, in de Fietsstad die Veenendaal is. Ik houd het in gedachten voor
een fietstocht. Je moet toch altijd zorgen dat je bucketlist niet opraakt, en
er meteen een nieuw item opzetten als je er een hebt kunnen afstrepen.
Wat doen pijlen voor bouwverkeer in een stiltegebied? Iemand
heeft toch een vergunning weten te bemachtigen voor een villa.
De weinige mensen die ik tegenkom, groet ik. Maar het zijn hier de-andere-kant-op-kijkers
die met verbeten trekken doorlopen. Och, Veenendaal is een stuk grootstad
geworden, en niet meer het veendorpje van weleer.
Ik kon wel doorlopen tot Elst, en daar de bus nemen. Toch
nog een plan. Maar ik schijn in een lus gelopen te hebben. Ik bereik een wijk
die wel erg lijkt op Hondzenelleboog, en dat bij nadere beschouwing ook is.
Daar doemt station Veenendaal-West al op! Volgens een
aankondiging zal Winkelcentrum De Ellekoot, aan de noordzijde van het spoor, ‘weer
schitteren’. Daarmee wordt gesuggereerd dat er al eerder een tijdperk geweest
is waarin dat ook het geval was. Dat zie ik er niet aan af. De winkelgalerij is
erg doorsnee.
Ik loop nu naar het centrum van Veenendaal; een stijf
halfuur wandelen nog. Onderweg passeer ik de velden van de voetbalvereniging
GVVV, die momenteel stijf onderaan staat in de Tweede Divisie, die opeens Jack’s
League genoemd wil worden.
Het hart van Veenendaal heeft een overvloed aan winkels in
winkelstraten, overdekte galerieën en passages. Het brengt een zaterdagmiddagse,
nog net gezellige drukte met zich mee.
Het enige echt opmerkelijke in Veenendaal is dit rare
gevaarte op een pleintje bij de Hoofdstraat. Het lijkt een triomfboog, maar
voor wie dan wel?
Misschien voor Hendrik de Ruiter, bijgenaamd Rijkoomje. Of
anders wel voor Bernhard van Kreel, de architect waarnaar deze Bernhard van
Kreelpoort is genoemd. De eerste gaf de laatste in 1906 de opdracht, een villa
te ontwerpen, waarvan de huidige poort het overblijfsel is.
Hij, Rijkoompje, had de voor die tijd enorme somma van
100.000 gulden gewonnen in een buitenlandse loterij. Daaraan dankte hij zijn
bijnaam. Ja, op de 10e kon het ook toen al gebeuren! En op de 10e van de 10e
van 1906 diende hij een bouwvergunningsaanvraag in voor het stulpje dat hij met
dat kapitaal kon bekostigen.
Hij was toen al niet zo jong meer. Na zijn dood vertimmerden
opeenvolgende nieuwe eigenaren het een en ander aan de riante woning, en
pleegden hier en daar wat aanbouwingen. Het was nog eens een poosje een opvang
voor gastarbeiders. In 1973 kreeg het de status van winkel. De winkelier kon
ook niet afblijven van de creatie van Van Kreel, en liet de complete begane
grond onder de staalconstructie vandaan slopen. In die tijd moet het bouwwerk
eruit gezien hebben als een geplukte kip op hoge poten. Veilinghal is het ook
nog een blauwe maandag geweest.
Na alle verbouwingen was er van de oorspronkelijke villa
niet meer over dan een poort. Een oude architectenwijsheid, die ik ter plaatse
bedenk: 3 renovaties staat gelijk aan één keer sloop.
Niemand durfde echter zijn vingers te branden aan het
opruimen van de laatste resten van wat ooit een blikvanger was in het hart van
een toen heel klein dorp. Het geval werd opgekalefaterd en in 2012 onthuld als
de Poort van Van Kreel, die nergens meer voor dient, behalve voor het mooi. Ik
vind hem eerder grotesk.
Zelfs in een plaats als Veenendaal teken je toch
opmerkelijke verhalen op. Het wordt heel uitgebreid verteld op deze pagina van Oud Veenendaal.
Utrecht
Koffie bij de HEMA, waar men mij keurig netje verzoekt, de
QR-code van mijn corona-app te laten scannen. Oh, je kunt echt wel twisten over
de effectiviteit van die app; ik sluit er mijn ogen niet voor. Maar het
ontegenzeggelijke voordeel ervan vind ik wel, dat het de kans reduceert om in
een horecagelegenheid naast een wappie te komen zitten.
Ik zal als ik in deze contreien ben, nooit nalaten om een
ritje te maken op de mooiste buslijn van Nederland, lijn 50 over de Utrechtse
Heuvelrug. Deze lijn introduceerde ik al in 1998, toen hij nog helemaal van Utrecht naar Arnhem liep, en in januari 2020 opnieuw, toen hij was gaan rijden
onder de vlag van U-link en vanuit Utrecht beurtelings naar Veenendaal en
Wageningen koerste.
Vanmiddag pik ik hem op aan de voet van een molen, net
buiten het centrum. Een paar haltes verder heb je de halte Rhenendael-West, niet
te verwarren met Veenendaal-West.
De komende 5 kwartier hoef ik niets anders te doen dan naar
buiten te staren, naar de Utrechtse Heuvelrug waarover ik in ’13 al van alles
heb geschreven. Via Elst, Amerongen, Leersum, Doorn, Driebergen, Zeist en De
Bilt bereiken we de Biltstraat in Utrecht.
Ik stap uit. Even de bus naar Veenendaal op de foto zetten,
want daar gaat dit hoofdstuk ten slotte over. Zo’n nieuwe gelede Utrechtse
stadsbus wil ik ook nog wel even voor de lens hebben. Het zijn elektrische
bussen van het Franse fabricaat Heuliez, met een nogal futuristisch uiterlijk.
Daarna loop ik verder langs de busroute naar Utrecht
Centraal.
Ik zou er niet apart voor naar Utrecht gegaan zijn, maar ik
kom er nu wel langs: Waku Waku, of Wappie Wappie zoals ik het al heb horen
noemen, op het Vredenburg. Het trendy vegetarische restaurant is de godganse week
in het nieuws geweest. Er waren rellen, en dat was omdat de gemeente de zaak
had gesloten, en dat was weer omdat de eigenaars weigerden, de QR-codes van hun
gasten te scannen.
Ze hebben sinds maart 2020 140.000 euro aan steun ontvangen van de door hen
gehate overheid, en haalden ook nog eens 2½ ton op met een crowdfundingsactie. Ongelooflijk,
dat er mensen zijn die daar intrappen! Van dat geld kunnen ze de boel aardig
opknappen.
Dat alles geschiedde met volledige instemming en
aanmoediging van de Partij voor de Dieren, die wappie gegaan is en mogelijk
geen Partij voor de Mensen is. Tot mijn schaamte moet ik bekennen dat ik een
keer op die partij gestemd heb. Maar ieder mens maakt fouten.
Ik ben nu echt helemaal klaar met de PvdD. Maar dat was ik
feitelijk al bij de Gemeenteraadsverkiezingen van ’18. Eén van hun speerpunten
in Leiden was het voorzien van alle metrostations in de stad van een bewaakte
fietsenstalling. Daar zou ik het helemaal mee eens zijn als Leiden zou
beschikken over een metronet.
Als ik Waku Waku passeer, staan er voor het onooglijke
zaakje 2 groezelige alternativo’s te telefoneren. Om nieuwe relschoppers op te
roepen? De burgemeester heeft ze verbannen naar het Jaarbeursterrein, maar
gisterenavond was er toch weer wat gedonder op het Vredenburg. Ik loop maar
snel door.
En nu we het toch over die coronapas hebben: In Hoog
Catharijne The Mall staat een rij van een hectometer voor de
Testen-voor-Toegang-locatie. Een tijdsbeeld, door mij vastgelegd voor de lezer
van nu en die van overmorgen.
Frans Mensonides
22 oktober 2021
Er geweest: Zaterdag 2 oktober 2021
Op de 2e zaterdag van oktober reis ik naar Groningen (de
stad, maar dan ben je natuurlijk vanzelf ook in de provincie). Ik wil de
grootste en dunstbevolkte nieuwbouwwijk van Nederland zien.
Dat is Meerstad, ten oosten van het dichter bebouwde deel
van Groningen, en te midden van de (voormalige) dorpen / gehuchten Middelbert,
Euvelgunne, Engelbert en Roodehaan. Die vormen het acroniem MEER, maar de naam
Meerstad verwijst ook naar het grote, onlangs gegraven recreatiemeer in het
midden van de nieuwe buurt, het Woldmeer. MEER is eigenlijk MHEER, want
Harkstede hoort er ook bij.
Meerstad meet, inclusief het Woldmeer, zo ongeveer 25 km2. In
dat gebied hadden tot 2025 9100 huizen gerealiseerd moeten worden. Dat aantal
is bijgesteld tot 6500, te bouwen tot ergens diep in de jaren 30. De teller
staat nu 1200 huizen en eerder dit jaar telde de wijk 2300 inwoners. Vergelijk
dat eens met de stad die ik verlaat als ik ‘op zaterdag’ ga, waar er 124.000
wonen op 22 km2.
De stagnatie in de huizenbouw is ontstaan doordat de
gemeente Groningen de zelfbouwkavels en de woningen aan de straatstenen niet
kwijtraakte. En de beloften op de homepage van Meerstad zijn nog wel zo
schitterend:
Meerstad staat voor ‘woongeluk’ in de ruimste zin van
het woord. Hier geen verkeer dat raast, maar riet dat ruist. Bekend om de
ruimte, het groen en het Woldmeer. De plek waar kinderen zorgeloos kind zijn,
waar vitaal leven gestimuleerd wordt en waar duurzaamheid de normaalste zaak
van de wereld is.
Groningen
Bijtijds opstaan ben ik niet meer gewend in het tijdperk van
thuiswerken. Toch slaag ik er op Leiden Centraal in, de IC van 9:01 naar
Lelystad te halen voor de eerste etappe naar de koffie op station Almere
Centrum. Naast mijn trein staat er een van Leiden naar Maastricht, via Schiphol
Airport en Utrecht Centraal. Er zijn klaarblijkelijk ergens werkzaamheden die
deze wijziging in de dienstregeling noodzakelijk maken; nee, geen weekend kan
zonder.
Van Leiden Centraal kun je rechtstreeks naar Groningen en naar
Vlissingen. Beide reizen duren op de minuut even lang: 2:25 uur. Dat terwijl er
tussen Leiden en Groningen 257 km spoor ligt en tussen Leiden en Vlissingen
slechts 171. Maar de IC naar Vlissingen stopt veel vaker en veel langer dan die
naar de stad waar niets boven gaat.
Ter hoogte van Nieuw-Vennep zie ik nevel boven de weilanden.
Op de hogesnelheidslijn buigt een trein af naar verre horizonten. De zon lijkt,
als hij zich door de mist boort, op de maan.
Koffie dus in Almere, net als 2 weken geleden, maar wel 2
uur vroeger. Daarna pak ik de Koploper naar Leeuwarden en verlaat die in Zwolle
voor die naar Groningen.
Afgelopen winter heb ik in de Hafas Planner allerlei treinreizen
door grote delen van Europa zitten uitzoeken, die ik na corona en mijn pensionering
nog wel eens zou willen maken: naar de Schotse Hooglanden, naar Aalborg en
Aarhus, naar Ötzi in Bolzano, naar Boedapest (in een democratie van nog twijfelachtiger
allooi dan de onze). In die laatste stad schijnen ze een museum te hebben dat voor
een belangrijk deel gewijd is aan mijn geboortedag; dat wil ik zien!
Maar op deze zaterdagmorgen ben ik al blij dat mijn trein
bij de splitsing voorbij Meppel het rechterspoor kiest en ik voor het eerst in
2½ jaar op weg ben naar Groningen. Die keer deed ik het Nationaal Busmuseum in
Hoogezand. Toen sneeuwde het in april. In juni 2019 was ik trouwens nog een
keer op dit stuk spoor, op weg naar Assen en Rolde.
Gisterenavond was er een stremming tussen Assen en Groningen
door een dreigende verzakking. Die was te wijten aan een bevergang bij Taarlo
(tussen Assen en Tynaarlo), gegraven door de immer ijverige gebroeders Ed en
Willem Bever en hun soortgenoten. Maar blijkbaar is dat euvel verholpen, want
ik arriveer op de minuut op tijd in Groningen. Het is kwart voor 12.
De Arriva-treinen, die klaarstaan voor hun rit naar de uithoeken der provincie, hebben een midlife-revisie ondergaan en een ander kleurtje gekregen. Arriva heeft ook nog wat nieuwe WINK-treinen rijden van Stadler. WINK staat voor Wandelbahrer, Innovativer, Nahverkehrs-Kurzzug. Ze hebben een dieselmotor die een elektromotor aandrijft. Bij het remmen wordt stroom opgewekt op een wijze die boven de pet gaat van een alfa.
Het middelste gedeelte van het station is één grote bouwput.
Er komt een onderdoorgang onder de sporen, ter vervanging van de gedateerde
gietijzeren trappen en loopbruggen die er nu liggen. Verder wordt voorzien in
een ondergrondse fietsenstalling, en een busstation aan de andere kant van het
spoor dan waar het nu is. Het wordt één busperron, en dat moet dan wel heel erg
lang worden, want er vertrekken wel en stuk of 50 buslijnen van station
Groningen.
Ik zie het ‘Schienenersatzverkehr’ rijden, de trein-vervangende
bus naar Leer. Er zit nog erg weinig schot in de renovatie van die vernielde brug
in Weener.
Voor de tocht naar Meerstad pak ik de OV-fiets. Maar bussen
rijden er ook; gelukkig heeft men deze in aanbouw zijnde nieuwbouwwijk meteen
voorzien van hoogwaardige Q-linkbussen.
Q-link werd geïntroduceerd in 2014 als goedmakertje voor het
niet doorgaan van de Groningse tram. Een jaar later deed ik een dagje Q-linkbussen
en nam onder meer lijn 5 van Annen naar Groningen. Die lijn had zijn eindpunt
bij stadion Euroborg, maar dat is nu verlegd naar Meerstad. Daar bedient de bus
2 takken: die naar de wijk Tersluis bij het Woldmeer en die naar Harkstede. Beide
lijnen hebben een halfuurdienst; kwartierdienst op het gezamenlijke traject. Ik
befiets vanmiddag beide takken.
In 2014 werden er splinternieuwe gelede dieselbussen in
gebruik genomen voor Q-link. Die zijn nu, 7 jaar later, al vervangen door
elektrische. Het zijn de broertjes van de Heuliez-bussen die ik vorige week zag
in Utrecht.
Ik fiets oostwaarts door een wijk met hoge flats en kantoren.
De halte bij IKEA, even verder, is vanmiddag de populairste op Q-link lijn 5. Nog
weer verder passeer ik de Sontbrug. Dat staat ook nog steeds in mijn planning: met
de trein onder en over de Sont, van Kopenhagen naar Malmö. Maar de Sontbrug van
Groningen, daar fiets ik nu al overheen.
Dan een Hub (hub, Holland, hub). Bij P&R Meerstad kun je
overstappen van auto op bus, en dat voor een habbekrats; 6 euro voor een
retourtje centrum voor maximaal 5 personen. Ook kun je hier Testen voor
Toegang. Na de Hub is de splitsing van de busroutes.
Op een vrij smal fietspad komen me nu net heel brede fietsen
tegemoet: een paar duo-fietsen, die ik altijd tandems-overdwars noem, en
bakfietsen voor het transport van kinderen. Die bakfietsen zijn nu ook vrijwel
allemaal elektrisch, en worden al maar luxueuzer. Daarbij verbaast het me
altijd dat het kroost onder een plastic huif tegen alle elementen beschermd is,
terwijl de ouder de pedalen laat rondgaan in weer en wind.
Op een immense vlakte van zeker een km2, zie ik alleen een
aankondiging: ‘Snelle route naar stad en ring’. Maar naast een autoweg, zullen
hier toch ook wel een keer huizen komen? De deelwijk Groenwei is al in aanbouw;
er staan hijskranen en doordeweeks ratelen er cementmolens.
Ik bereik het breed en weids opgezette wijkpark, aan de rand
waarvan voltooide huizen staan. Ze maken echt een plezierige indruk hoor, veel
variatie, veel verschillende kleuren, en ze liggen riant, aan dat meer. Maar ik
probeer me voor te stellen hoe het is als je hier thuiswerker of pensionado
bent, de rest van de buurt ’s morgens hebt zien vertrekken naar school en
kantoor, en je je dag doorbrengt in tuitende stilte. Ik weet niet of het mij
zou aantrekken.
Toch, over aantrekken gesproken, trekt in Meerstad de huizenverkoop
de laatste tijd wel iets aan. Dat schijnt te komen door de corona-crisis, door
mensen die de drukte van de stad willen ontvluchten.
Zwiesj, zwiesj, zwiesj, hoor ik boven mijn hoofd. Er
klapwiekt een zwaan in het zwerk. Een prachtig gezicht; zoiets zie je in de
binnenstad niet.
Het bus-eindpunt, in weer zo’n nog onbebouwde vlakte, heeft
een oplaadinstallatie.
Ik rijd een stuk langs het meer. De drijvende woningen, die
op de website staan aangekondigd, heb ik niet gezien. Maar die bereik je misschien
alleen met een roeiboot, en niet per fiets, bus of auto.
Dan naar Harkstede. Op de weg erheen passeer ik de
Recreatieplas Grunostrand met een spannende speeltuin met eindeloos lange
glijbanen. Harkstede zelf is een minuscuul dorp. Er is een villawijk die er al
was vóór Meerstad, en weer zo’n veelbelovend braakliggend stuk grond langs een
meer, waar de wijk Eilandrijk zal verrijzen.
Je zit hier nu wel heel ver van de winkels en het vertier
van de binnenstad. Harkstede ligt dichter bij Hoogezand dan bij de
Martinitoren. Volgens de Meerstad-folder op de site fiets je in 35 minuten naar
het centrum van Groningen, maar dan zul
je wel een elektrische- of racefiets moeten hebben. Op ‘mijn’ OV-fiets zal ik
er toch wel een klein uurtje over doen.
Ik heb stoet’n, sorry, boterhammen meegenomen. Van de 2
restaurants bij het Woldmeer die ik vond via Google Maps, is er één dicht
buiten het seizoen en moet je voor de andere reserveren, waar ik ineens geen
zin in had. In Harkstede passeer ik nog een cafetaria met in neonletters OPEN
achter de ruit. Maar deze horecagelegenheid ziet er zo desolaat uit - alsof hij
al 3 jaar wegens lockdown gesloten is - dat ik besluit door te rijden.
Ergens voorbij het dorp is het eindpunt van de andere tak
van Q-link-lijn 5, waarvan ik een paar keer een bus zie langs razen. De bus
doet een dik half uur over een rit van Harkstede naar het station.
Langs de Hoofdweg staat voor elk huis en hoeve een
protestbord tegen Skaeve Huse. Eerst denk ik dat dat net zo Gronings is als
stoet’n – wat geloof ik eerder Drents is – maar het is Deens voor Rare Huizen.
En dat ‘raar’ slaat dan meer op de bewoner dan op het huis zelf; die
uitdrukking is een soort hypallage, als de lezer begrijpt wat ik bedoel.
Het gaat om een terreintje met eenvoudige woninkjes voor mensen
die elders probleembewoners waren: verslaafden, zorgweigeraars. In Skaeve Huse
kan een blind paard geen schade aanrichten. Bovendien woont er een
professionele bewaker op het terrein die de weinig begerenswaardige taak heeft
om de overige bewoners een beetje in toom te houden.
Dat schijnt aardig te lukken in andere plaatsen waar Skaeve
Huse aanwezig zijn. Toch wil Harkstede ze niet hebben. Hoeveel komen er
eigenlijk aan de Hoofdweg? 10 stuks, waarvan 1 voor de bewaker. Maar er fietsen
wel eens kinderen langs die weg, en die 9
‘doelloze’ bewoners verpesten het straks voor ‘duizenden omwonenden’ die
wel een doel hebben. Duizenden? Dan tellen ze de koeien en schapen vermoedelijk
mee.
‘Doelloze bewoners’, zo’n rare, diskwalificerende opmerking
is wel helemaal 2021. Het is toch opmerkelijk dat naarmate een streek dunner
bevolkt is, de protesten tegen nieuwe bewoners, met welk doel dan ook, grimmiger
zijn. Mensenlief! Die 9 halve garen, die vast wel meevallen als je ze wat beter
kent; als het er nou 9000 waren…
Ach, het is allemaal euvelgunne. De naam van de buurtschap
Euvelgunne, in de loop van de 20ste eeuw opgeslokt door industrie, zou volgens
sommige taalgeleerden misgunnen betekenen, jalousie. En dat zou dan verband
houden met een motte, een versterkte woning die hier in de middeleeuwen stond,
en waaromheen het nog wel eens knokken was.
Ik fiets langs het kerkje van Middelbert en nog een stuk
over de Euvelgunnerweg, een groen landweggetje, voordat ik ineens weer midden
in de stad ben. Vaag herinner ik me dat wij van De digitale reiziger ook
gereden hebben door of langs Euvelgunne bij de fietstocht in 2006 / 2007,
waarbij we de randen van de gemeente Groningen volgden. Dat was toen al een
rit die zo lang was dat hij over 2 jaar uitgesmeerd moest worden. Maar die
tocht zou nu nog veel langer zijn, want Groningen heeft een deel van de
gemeente Slochteren ingelijfd voor realisatie van Meerlanden.
Eerst zouden de 2 buurgemeenten het gebied gezamenlijk
ontwikkelen, maar Slochteren trok het financieel niet. Ook Groningen heeft de
afgelopen jaren tientallen miljoenen euro’s verloren op het project.
In Groningen krijgen op drukke kruispunten alle fietsen uit
alle richtingen tegelijkertijd groen. Dat verkleint de kans dat je midden op de
kruising door een auto geschept wordt, maar vergroot het risico om op die plek
tegen een kruisende andere fietser te botsen.
Door de laagstaande zon zie ik echt helemaal geen biet. Ik
rijd gewoon maar door. Het gaat nét goed; ja, die scooter zag míj gelukkig wel.
Er gebeuren naar mijn schatting 100 keer zoveel bijna-ongelukken als echte.
Zonder kleerscheuren terug bij de stalling. Ik heb vanmiddag
32 km afgelegd, een hele afstand voor even een lusje door een buitenwijk vanaf
het station.
Op dat station, het Hoofdstation zoals de Groningers zeggen, zijn ondanks de verbouwing de toiletten, koffiestalletjes, etc., gewoon open. Daarna wil ik nog een rondje door de binnenstad lopen, om na het fietsen op die knieënkraker even een andere beweging te hebben. Maar hoe hoog ik net opgaf van de reuring in de stad, vergeleken met de diepe stilte in Meerlanden, ik maak snel rechtsomkeert gezien de mensenmassa’s in Groningens straten.
Daar de IC net weg is, pak ik de Sprinter naar Zwolle. Ik ga
me dan in Beilen wel even vertreden.
Als ik ooit al eerder heb rondgewandeld in het centrum van dat
Drentse dorp, dan moet dat wel heel erg lang geleden zijn; ik herken er niets. Een
avond met mooi strijklicht op de gevels, en een staalblauwe hemel.
Het ‘kontje’ van bakker Berghuis bevat onder meer
bladerdeeg, roomspijs, perzikslagroom (nooit van gehoord) en marsepein. Heel
verleidelijk, deze Beilense lekkernij, maar de bakkerij is gesloten.
Midden in het dorp staat (niet op mijn foto’s) een monument voor de verzetsheld Nico Viëtor. Hij wist verschillende joden en ook gecrashte geallieerde vliegeniers in veiligheid te brengen. In 1945 kwam hij om het leven – 2 maanden na de bevrijding, bij een stom verkeersongeluk. Ik zal dit verhaal onthouden, voor als ik weer eens iemand ontmoet die over karma begint.
Terug op Leiden Centraal, een paar uur later, vraag ik me af
waarom iedereen in de stationshal en bij het busstation toch zo verschrikkelijk
hard loopt te schreeuwen. Komt er storm of zo?
Dan realiseer ik me, dat ik vrijwel de hele dag doorgebracht
heb in een stilte als in een graftombe: Meerlanden, Beilen na winkelsluiting en
op de heen- en terugweg in 1e klas-coupés vrijwel voor mij privé alleen. De
herrie valt me nu rauw op het dak. En die stilte was toch ergens best wel
heilzaam.
De zaterdag daarop heb ik een tijdslot voor de
tentoonstelling over de landschapsschilder Aelbert Cuyp in het Dordrechts Museum.
Daar kan ik pas om 15:00 uur terecht. Tijd genoeg dus om onderweg even de
Rotterdamse Zalmhaventoren(s) mee te pakken.
Ik stap daarvoor bij Rotterdam Centraal op tram 7 naar het
Willemsplein. Er rijden vandaag ook museumtrams.
De Zalmhaventorens vormen een scherp contrast met de
Meerlanden van vorige week. Als de woningen in de torens volgend jaar opgeleverd
worden, bieden ze onderdak aan half zoveel mensen als nu in Meerlanden wonen,
op een grondvlak van nog geen 2 hectare.
De Zalmhaventoren I bereikte in augustus van dit jaar zijn
hoogste punt, en dat is dan meteen het allerhoogste punt van alle kantoor- en /
of woongebouwen in Nederland. De ranke wolkenkrabber is, exclusief masten op
het dak, 203 meter hoog en telt 62 etages. Hij wordt geflankeerd door de Zalmhaventorens
II en III, onderdeurtjes naar Rotterdamse begrippen, van nog geen 100 meter
hoog.
Eén overeenkomst is er wel met Meerlanden: de brochure voor
de woningen is schitterend. Ze zijn niet voor de smalle beurs: de koopwoningen
beginnen bij 7½ ton, de huurhuizen bij 1500 euro per maand. Wat niet wegneemt,
dat ze bijna allemaal al verkocht of verhuurd zijn.
De toren is qua architectuur niet erg opvallend,
maar door zijn hoogte opvallend genoeg. Er komt een parkeergarage in de
kelder, een lobby voor de bewoners,
met diverse horecagelegenheden; er komt een restaurant op de
allerhoogste etage
en er komt een fitnesszaal waar een personal trainer zich bezighoudt
met jouw
dagelijkse workout. Je kunt natuurlijk ook aardig in conditie blijven
door zo
nu en dan eens de trap te nemen naar je appartement in de wolken. Dat
laatste
bedenk ik zelf; het staat niet in die folder.
Er is voorzien in kantoren en in commerciële ruimten, waarmee
ze wel winkels zullen bedoelen. De klusjesman annex conciërge heet er:
servicemanager.
Deze Zalmhaventorens zijn in de plaats gekomen voor 2
kantoorgebouwen uit de jaren 70. Het complex ligt aan de voet van de
Erasmusbrug, niet ver van het Willemsplein. Daar is de keerlus van tram 7 die
vanaf Kralingen een meanderende route volgt naar hier.
Vanaf de Erasmusbrug zul je die torens ook wel mooi op de
foto kunnen zetten. Ik loop de brug op totaan het hoogste punt boven het water.
Over 24 uur zal op deze plek geknokt worden tussen demonstranten tegen
woningnood, die misschien niet allemaal 7½ ton in een ouwe sok hebben, en een
volgens de verhalen overijverig peloton ME’ers. Nog eens een week later gaan er
10.000 marathonlopers over de brug heen.
Maar vandaag is de Erasmusbrug voor flaneren. Beneden me zie
ik de vertrekplaats van de Spido-rondvaartboten, waar drommen mensen van en aan
boord gaan. Niets wijst er, tussen haakjes, op dat we nog midden in een
pandemie zitten; ik zou het bijna vergeten.
Naar Aelbert Cuyp nu. Maar daarover is inmiddels een
verslag verschenen in mijn deels culturele rubriek FHM’s. Dit hoofdstuk is uit. En het was
het laatste van de 25e jaargang van mijn Thuispagina.
Frans Mensonides
31 oktober 2021
Er geweest: Meerlanden zaterdag 9 oktober 2021, Zalmhaven zaterdag 16 oktober
2021
Van Dissel profeteerde laatst dat er komende winter geen nieuwe
lockdown afgekondigd zou worden. Ik denk dat hij deze keer bij wijze van
uitzondering gelijk heeft, in die zin dat de lockdown in de HERFST al een feit zal
zijn. Daarom op deze zaterdag 23 oktober een rondrit langs een paar nieuwe
dingen die ik nog wil zien, nu het nog nét kan.
Al maanden geleden heb ik mijn zaterdagse reisformule
aangepast aan de omstandigheden: FFP2-masker, 1e klas, rustige tijden en geen
onnodige omwegen voor de leut. En verder, tussen de treinritten in: langdurig
verblijf in de gezonde buitenlucht. Ook geen diner in zo’n gezellig drukke tent,
waarvan ik er overal in het land nogal wat ken.
Wat staat er op de planning voor deze wat duistere, klammige
zaterdag? Het nieuwe Holocaust Namenmonument in Amsterdam, station
Naarden-Bussum, waar wat barrières voor het treinverkeer geslecht zijn, en
Utrecht, waar de Busbaan Dichterswijk inmiddels wel voltooid zal zijn.
Onderweg kom ik erachter dat Naarden-Bussum dit weekend
alleen bereikbaar is per trein-vervangend busvervoer. Op die vorm van openbaar
vervoer ben ik onder normale omstandigheden al niet zo dol. Maar nu zeker niet,
nu ik in zo’n bus niet kan reizen in een lege 1e klas; een
allesbehalve overbodige luxe waar ik de laatste maanden erg aan gewend ben
geraakt.
Ik schrap Naarden-Bussum en besluit onderweg spontaan, in
plaats daarvan station Zandvoort aan mijn lijstje toe te voegen.
De dag begint alweer lekker: bus 4 naar Leiden Centraal komt
niet opdagen. Ergens wel plezierig, want nu weet ik tenminste weer eens waarom
ik ook alweer een elektrische fiets heb gekocht. De kwaliteit van het busvervoer
in en om Leiden was daarvoor een van de redenen. Bus 4 nemen is op een strak
geplande reisdag echt vrágen om moeilijkheden; ik schat dat hij toch wel in 1
op de 5 gevallen uitvalt.
Ik wacht maar op de volgende; ik kon alsnog de fiets nemen,
maar die durf ik niet achter te laten bij station Leiden Centraal.
Als ik daar eindelijk ben aangekomen, stap ik in de IC naar Haarlem
(- Amsterdam). Bij het vertrek bedenk dat ik het traject door de Bollenstreek
voor het laatst heb afgelegd op woensdag 11 maart 2020, toen ik uit mijn werk
in Castricum kwam (dat ik sindsdien verricht met een laptop op de bank). Een
stuk of 4000 ritten op die lijn gedurende 16 jaar, en dan ineens 19 maanden niet;
ik ben nieuwsgierig hoe ik mijn terugkeer ga ervaren!
Het is al nieuw dat ik het ritje überhaupt bewust beleef. Als forens was ik ’s morgens
versuft van de slaap, en ’s avonds half bewusteloos van een dag afstomping op
de zaak. Naar buiten keek ik ook nooit. Ik zat de hele rit op mijn telefoon of
laptop, om de snoetwerken van mijn medeforenzen niet te hoeven zien.
Nu kijk ik dan voor het eerst sinds lang op dit traject naar
buiten. De reis heeft een geheel nieuwe dimensie gekregen. Om de twee minuten
denk ik nu: oh ja, daar heb ik nog gefietst: langs Dekker Sport bij Warmond,
door Voorhout, over de Piet Gijzenbrug, bij het Tespelduyn: die hoge,
kunstmatige bult in het landschap, over de Delfweg, via De Zilk en helemaal tot
in Vogelenzang, daar heb ik allemaal onlangs nog gefietst, in de elfdelige corona-saga.
En eerder ook nog op een OV-fiets door Haarlem, die keer in mei 2019 dat ik Zandvoort deed.
Onderweg geen seconde gedacht aan mijn forenzenbestaan. Dat
komt pas op station Haarlem, bij mijn 4001ste bezoek aan het monumentale
station. Het is alsof ik de creatie uit 1908 van architect Margadant nu pas
voor het eerst in mijn leven zie.
Ook hier zijn de ontwikkelingen gewoon doorgegaan zonder dat
ik erbij was. ProRail knapt momenteel de stenen muren en perronwanden op.
Een vervreemdend ritje was dit. Ik kan het nog vreemder
maken; ik kan zo maar in de trein naar Castricum stappen, die al staat
aangekondigd op spoor 6. Bijvoorbeeld om het nieuwe station te zien. Maar nee,
veronderstel dat ik daar een bekende tegenkom. Die zou kunnen denken dat ik een
spookverschijning was.
Ik ga een kop koffie halen bij de kiosk in de stationshal,
die er gelukkig nog is, en neem de Sprinter naar Zandvoort.
Ik deed Zandvoort zoals gezegd in het voorjaar van 2019,
toen het treinverkeer naar de badplaats onderwerp was van felle
maatschappelijke discussies. Dat kwam door vastgoedprins Bernhard, je weet wel:
die met dat bord van driedubbel isolerend glas voor z’n kop. Die wilde de Grand
Prix naar het circuit van Zandvoort halen.
Een onderwerp dat normaliter helemaal niet aan de orde zou
komen in deze OV-rubriek. Maar voor het transport van pakweg 100.000 formule-1
fans in één weekend zou de capaciteit van het spoorlijntje Haarlem – Zandvoort
drastisch uitgebreid moeten worden.
In de normale dienst rijdt de Sprinter Amsterdam – Zandvoort
eens per half uur. Op dagen met mooi strandweer kon dat aantal met pijn en
moeite opgevoerd worden naar 4 ritten per uur, dank zij een extra halfuurdienst
Haarlem – Zandvoort.
Voor een Grand Prix heb je eigenlijk 12 treinen per uur
nodig; metrofrequentie. Maar daarvoor was de stoomvoorziening op het 8
kilometer lange lijntje niet toereikend en het station van Zandvoort te krap. Prijskaartje:
7 miljoen om die knelpunten op te lossen.
Forenzen in heel Nederland vroegen zich af waarom zo’n
bedrag wel kon worden uitgegeven voor een evenement dat maar eens per jaar op
de kalender staat, en niet voor hun dagelijkse woonwerkreis. Maar het werd
geregeld, in het winter van 2019 op 2020. En ik geloof niet dat Prinsje
Nooitgenoeg er één cent aan heeft meebetaald.
Wel verrekte sneu dat de voor mei 2020 geplande Grand Prix
niet door kon gaan vanwege de pandemie. Die leidde wel tot weer nieuwe uitputtende
discussies over de trein naar Zandvoort.
Want daarmee reisden er mensen naar het strand, toen het
weer wat opknapte en de coronacijfers langzamerhand begonnen te dalen. Allemaal
recreanten die na de Eerste Golf de golven van de zee wel weer eens wilden zien
en wat kleur op de wangen wilden krijgen na maanden binnen blijven. Maar NS had,
niet gesteund door enige richtlijn van het RIVM, bepaald dat hun treinen niet
gebruikt mochten worden voor ‘uitjes.’ Het openbaar vervoer was naar hun mening
alleen voor mensen van wier werk het heil van het land afhankelijk was.
Er werden dan ook geen extra treinen ingezet op stranddagen.
Het personeel klaagde steen en been over mensen die in de trein geen anderhalve
meter afstand hielden. Die typische spoorlogica!
Er werd pas geracet op Zandvoort in september van dit jaar.
En vanzelfsprekend won Max Verstappen zijn thuiswedstrijd. Prins in zijn
nopjes. En het treinverkeer liep dat weekend op rolletjes.
Ook op stranddagen werd deze zomer extra capaciteit ingezet.
Vandaag rijdt er een 6-baks SLT, ruim voldoende op een herfstdag zonder prettig
weer voor een strandwandeling.
Mijn SLT is er een mét plee, of anders gezegd: het is een
SLET met toilet. De inbouwoperatie is nu ongeveer op de helft; 50% van de SLT’s
is voorzien van de WC die er niet standaard inzat. Het zijn ruime toiletten,
ook geschikt voor invaliden, en de wandbeschildering is bepaald onalledaags.
Ik zie die WC pas bij het uitstappen; ik moet best nodig, en besluit meteen dezelfde trein terug te nemen. De volgende is er misschien een zonder.
8 minuten om te bekijken wat er veranderd is op station
Zandvoort. Dat is gauw verteld. Er zijn nog steeds maar 2 sporen. Maar die
hebben aan de buitenkant een extra (nood)perron gekregen. Dat is om de
doorstroming te bevorderen; aan de ene kant van de trein de mensen eruit, aan
de andere kant erin. Noodzakelijk, omdat bij 5-minutendienst de treinen niet
langer dan een minuut of 7 op dit kopstation kunnen blijven staan.
Verder is er een brede extra trap aangelegd om de reizigers
zo snel mogelijk te kunnen afvoeren. En de Kiosk op het perron is fonkelnieuw.
Dit gezien hebbend: snel de trein terug nemen naar
Amsterdam.
Het Holocaust Namenmonument ligt bij een zijuitgang van
metrostation Waterlooplein, maar ik besluit te gaan lopen vanaf Amsterdam
Centraal, langs onder andere de Waag. Nu het internationale toerisme in een dip
zit, kun je weer eens echt goed en rustig om je heen kijken in onze hoofdstad,
die ik niet echt gefrequenteerd heb, de afgelopen jaren.
De koffieshops hebben ook in deze bittere tijden - of
misschien juist nu – voldoende klandizie. Reefer schijnt gebrouwen te worden
uit bijzonder geestverruimende koffiebonen, maar ik heb eigenlijk geen verstand
van koffie. Nee, onzin, ik weet best dat Reefer een van de tientallen bijnamen
voor een cannabis-rokertje is. Die ene bezoekster die eruit ziet alsof ze
zojuist uit de goot is gevist, heb ik maar van mijn foto geknipt.
Het Holocaust Namenmonument ligt langs de Weesperstraat, op
een smal terreintje, niet groter dan 100 bij 25 meter. We zijn hier in de v/m
‘Jodenbuurt’, de wijk waar veel Joden woonden, totdat in 1942 de deportaties naar
de vernietigingskampen begonnen.
Het monument bevat de namen van de 102.000 Nederlandse slachtoffers
van de holocaust. De overgrote meerderheid van hen, 99,8%, was Joods. Er worden
ook enkele honderden Sinti en Roma herdacht.
De namen staan op bakstenen muren van in totaal ruim 500
meter lengte. Vanuit een drone gezien vormen ze de vier letters van het
Hebreeuwse woord voor ‘in memoriam’. Boven de muren zijn elementen aangebracht
van spiegelend roestvrij staal.
Op elke baksteen staat de naam, geboortedatum en leeftijd
bij overlijden vermeld van een van de 102.000 slachtoffers. Het gaat helemaal op
alfabetische volgorde, van Anny Aa (11.9.1941 – 1 jaar), tot Heinrich Zysmanowicz (10.10.1922 – 19 jaar).
De bakstenen zijn aangebracht met speciale specie, zodat ze er gemakkelijk
weer uit gehaald kunnen worden als er een fout op staat – of als er, zoals bij andere
namenmonumenten al eens gebeurd is, abusievelijk nazi’s op vermeld staan.
Maar wat als er nog een naam van een slachtoffer opduikt in
de archieven, die er eigenlijk nog tussen had gemoeten? Even een naam alfabetisch
invoegen is erg lastig met zo’n muur. Maar er is een aparte wand met 1000 blanco
stenen waarop nog namen vermeld kunnen worden. En alle namen zitten ook nog in
een app die je hier kunt activeren door het scannen van een QR-code.
Een meisje gilt opgewekt naar haar moeder dat haar eigen
naam er ook bijstaat. Moeder fronst de wenkbrauwen over dit weinig gepaste
enthousiasme. Toch is dat wat vrijwel iedereen doet: zijn / haar eigen naam opzoeken.
Mijn familienaam komt niet voor tussen Menschenfreund en Van
Ments. Ik heb, in tegenstelling tot wat sommige mensen veronderstellen, ook
geen Joodse naam, doch een Friese.
Het is tegenwoordig helemaal niet woke om mensen te vragen
naar de herkomst van hun achternaam. Feitelijk ben je al een halve racist als
je vraagt of iemands naam misschien buitenlands is. Nee, als je Bakker, Mulder of
Smid heet, vraagt niemand je dat.
Ik vat het zelf nooit anders op dan als oprechte belangstelling.
Behalve dan die keer dat ik solliciteerde bij een ICT-bedrijf waarvan ik later pas
las dat allochtonen er niet welkom waren. Maar Friezen moesten ze blijkbaar ook
niet; ik werd niet aangenomen.
Op dit stukje wand staat ook een naam die iedereen hier wil
zien. Ik moet even wachten op een ander, die er een foto van maakt.
Hoeveel tijd zou ik nodig hebben als ik al die 102.000 namen
bewust zou lezen, 5 seconden zou doen over één naam, en alleen zou werken bij
oktobers daglicht, zo’n 10 uur per dag? Ik reken het meteen even uit: 14 dagen.
In plaats daarvan besluit ik al die wanden af te lopen, van
A tot en met Z. Aan het eind van een muur is het altijd even zoeken naar waar
het alfabet verder gaat. Maar dan heb ik in ieder geval al die namen in mijn blikveld
gehad.
Naar goede Nederlandse traditie ging de besluitvorming over
realisatie van het Namenmonument gepaard met NIMBY-protesten van buurtbewoners.
Die moesten later, bij de opening van het monument op zondag 19 september 2021,
volgens een noodverordening in hun huizen blijven. Ze mochten zelfs niet door
hun eigen ruiten naar de plechtigheid kijken. Ik ga ervan uit dat dat was om veiligheidsredenen,
en niet uit wraak over al hun bezwaar- en beroepschriften. Maar het voelde toch
niet goed aan, dit.
‘Nee, nee, nee, hier nou eens niet gaan lopen rennen en gillen’,
wijst een vader zijn zoontje terecht. Een Joodse familie, mannen met keppeltjes
op, speurt naar namen. Er nadert een maaltijdbezorger van een late lunch of
vroeg diner (dinunch / lunee, zoals ik altijd zeg). Hij moet bij een huis in de
buurt zijn en parkeert zijn fiets midden in het monument.
Ik neem de metro naar Zuid om over te stappen op de trein
richting Naarden-Bussum, bedenk dat ik die van mijn programma geschrapt had,
stap bij het volgende station, Weesperplein, over op een metro naar Amstel, en
pak daar de trein naar Utrecht.
De Busbaan Dichterswijk zag ik op zaterdag 11 januari 2020 in
aanleg toen ik op pad was voor de nieuwe U-link-busformule. Eind 2020 is de
busbaan in gebruik genomen. De HOV-route is zo’n 700 meter lang en loopt van de
Croeselaan, nabij het busstation aan de Jaarbeurszijde van Utrecht Centraal,
via de Van Zijstweg en de Dr. M.A. Tellegenlaan naar de Overste Den Oudenlaan.
Daar treedt een splitsing op. Een gedeelte van de vloot
bussen rijdt rechtdoor over de Europalaan; de rest slaat rechtsaf naar de in
2019 voltooide Busbaan Transwijk.
Even op een rijtje
zetten, welke bussen over de Busbaan Dichterswijk rijden:
U-OV 24 Utrecht
Centraal – De Meern Oost (via Busbaan Transwijk)
U-OV 65 Utrecht Centraal - Vianen (via Europalaan)
U-OV 74 Zeist – Vianen (via Europalaan)
U-Link 77 Bilthoven – Nieuwegein (via Europalaan)
U-OV 85 Utrecht – Leerdam (via Europalaan)
QBuzz 90 Utrecht Centraal – Gelkenes (via Europalaan)
Syntus 102 Utrecht – Harmelen - Woerden (via Busbaan Transwijk)
Syntus 107 Utrecht – Oudewater - Gouda (via Busbaan Transwijk)
Arriva 195 Utrecht Centraal – Schoonhoven - Rotterdam
Capelsebrug (via Europalaan)
Arriva 295 Sneldienst Utrecht Centraal – Schoonhoven - Rotterdam
Capelsebrug (via Europalaan)
SnelBuzz 388 Utrecht Centraal – Gorinchem (verder
via Europalaan)
Een wandeling langs een
paar opmerkelijke zaken, als je ook op andere dingen let dan bussen. Het
Statenjacht De Utrecht is een replica uit 2003 van een schip uit 1746. Het
verzorgt ’s zomers rondvaarten over het IJsselmeer vanuit Volendam, en
functioneert ’s winters hier in Utrecht als stamppotrestaurant.
Een ander opvallend
restaurant, nogal exquis, is Fico. Als het er al stond bij de vorige keer dat
ik hier liep, heb ik het toen niet opgemerkt.
De U-trechters,
vergaderzalen in oude zandtrechters, had ik die keer in 2019 al op de foto, en
de Villa Jongerius introduceerde ik in het Q-link-artikel al bij de lezer. Die
villa blijft de blijkvanger in dit gebied. Vorige keer stond hij moederziel
alleen op een enorme vlakte, maar nu wordt hij omringd door hijskranen. De
realisatie van de wijk Merwede, ook bekend als de Merwedekanaalzone, gaat nu
echt beginnen.
Ik zou bij de halte Lanslaan
op de bus terug naar Utrecht Centraal kunnen stappen, maar ze zijn allemaal net
weg. Daarom loop ik door het park Transwijk naar de tramhalte Vasco Da
Gamalaan, en neem de tram terug.
De tram is volop in discussie in Utrecht. In een recente aflevering van deze rubriek sprak ik mijn scepsis uit over wel erg voortvarende tramplannen in wat tot nu toe niet echt een tramstad was. Maar de laatste tijd heeft iedereen in de grootste provinciestad van Nederland het zelfs over een heuse metro.
Maar voordat ik dat metroplan belachelijk ga maken: als
Utrecht in het Ruhrgebied had geleden, was die metro er al lang geweest. Ik zat
laatst te bladeren in een oude jaargang van deze site. Wij van De digitale reiziger
deden in 2000 U-Bahn 35 naar de campus van Bochum, een even grote
universiteitsstad als Utrecht. Benieuwd wat er in die laatste stad uit de
lightrail-discussie gaat rollen.
Tot slot van deze zaterdag vol omzwervingen wil ik nog een
ritje maken met zo’n nieuwe elektrische stadsbus van Heuliez. Ik zag dat type
bus voor-vorige week rijden in Groningen en de week daar weer voor in het
centrum van Utrecht. Scrol voor dat alles een flink stuk naar boven.
De bussen van de Franse fabrikant hebben een opvallend
futuristisch uiterlijk, met onder meer aan het oog onttrokken wielen. Dat
wordt wel wat te niet gedaan door de plompe achterkant, met dat kleine achteruitkijkraampje.
Ook de schakelkast op het dak, waar losse draden quasi-slordig uitsteken, doet
de stroomlijn wel te niet. Maar je ziet dan wel meteen dat het elektrieke
bussen zijn en niet zo maar diesels. Al met al zijn die bussen een opvallende
verschijning. Van het design is beslist werk gemaakt.
In Utrecht rijden ze op de stadslijnen 3, 7 en 8. Op de U-links
heb ik ze nog niet gezien, hoewel voor die lijnen bij de start in december 2019
ook elektrisch materieel was beloofd.
Ik neem de eerste die vertrekt van het busstation aan de
Jaarbeurszijde van het station, en dat is lijn 8 naar Lunetten, via de wijk
Tolsteeg.
De rijeigenschappen zijn prima en op het zitcomfort van de
stoelen is niets aan te merken. Wel is het interieur minder bijzonder dan wat
je zou verwachten op grond van het uiterlijk. En de foto die ik ervan maak, is dan
ook nog eens niet bijzonder geslaagd. De camera heeft scherp gesteld op de
STOP-knop en ik zie het te laat, nu pas, eigenlijk, nu ik dit tik.
Zodra de gelegenheid zich voordoet, ga ik die foto overdoen.
Medio december ga ik als het enigszins kan terug naar Utrecht, corona volente,
voor de dan ingevoerde kwartierdienst Leiden Centraal – Utrecht Centraal. In de
spits elk halfuur een IC én een Sprinter. Daar hebben we een jaar of 40, als
het niet langer is, op moeten wachten, en dat wil ik beslist niet missen.
Heuliez, Fransen spreken dat misschien uit als ‘Euliejéé’, en
misschien ook niet, want je weet het nooit met Frans. Maar als je het
geschreven ziet, denk je eerder aan huilies; huilie-huilies-bus.
De zoevende, zoemende bussen geven echter geen enkele aanleiding
tot huilen. Als er al reden is om huilie-huilie te doen, is dat wel de
naderende 4e coronastop van deze rubriek.
Station Lunetten, ik stap als laatste passagier uit. Er is
een oplaadpunt voor de bussen. Terug naar Leiden via Den Haag. Toch nog een
omweg, maar alleen omdat Woerden – Leiden er dit weekend ook uit ligt.
Op 30 oktober en 6 november bleef ik thuis, met de smoes dat
het te slecht weer was om op pad te gaan. Ik wilde me niet in de luren laten
leggen door een virus. Maar de 13e van de maand was het zo langzamerhand echt gekkenwerk
om nog ‘uitjes’ met het OV te maken. Er moet ergens een grens liggen tussen
aanvaardbaar risico en Russisch roulette, en die grens is nu wel ruimschoots
overschreden.
Wanneer de volgende aflevering van deze rubriek verschijnt; ik wou dat ik het kon zeggen.
Frans Mensonides
21 november 2021
Nog geweest in Zandvoort, Amsterdam en Utrecht: zaterdag 23 oktober 2021.
25 jaar De thuispagina van Frans Mensonides: hoe het begon
©
Frans Mensonides, Leiden, 2021