‘Beminde zaterdag’ is een rubriek over treinreizen op die dag met mijn Weekend Vrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn Huygens die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen. Deze reeks is geïntroduceerd in deel 1. Het overzicht van alle tot dusverre verschenen afleveringen vind je in het archief van mijn Thuispagina.
En hier is-ie dan, de laatste aflevering van ‘Beminde
zaterdag! Zoals ik in de voorlaatste al schreef, komt er op 31 mei 2022 een
einde aan mijn arbeidsleven, en wacht mij een zee van tijd om te reizen. Ik kan
voortaan als ik wil elke dag van de week op pad, waardoor de titel van deze
rubriek feitelijk zijn betekenis verliest.
Al een tijd ben ik benieuwd of ik van mijn nieuwe
vrijheid weer net zo blij zal worden als ik was tijdens een heel, héél lange zomervakantie
in 1963. Toen hoefde ik, na een verhuizing in april, pas in september weer naar
school; 4½ maand thuiszitter! Ik heb er niet tegen geprotesteerd. En ik heb me
geen seconde verveeld. Maar ik moet afwachten of zoiets in het jaar dat ik 66 hoop
te worden, weer net zo leuk is als in het jaar dat ik 6 was.
Ik typ dit stukje een week voor mijn laatste werkdag. Wat er
voor deze rubriek in de plaats komt, weet ik nu nog steeds niet; het moet nog
uitkristalliseren. Mogelijk ga ik nog een poosje door met reizen op zaterdag,
omdat ik dat nou eenmaal gewend ben, en komt er na deze laatste aflevering nog
een allerlaatste; we zien het wel.
Nu terug naar het begin van deze maand, zaterdag 7 mei. Na
slecht weer in de morgen ga ik pas halverwege de middag op pad. Een wandeling
in Rotterdam is altijd een aardige besteding van zo’n verloren paar uurtjes. Ik
weet dat uiteindelijk de haring en het ijsje in de Markthal op me wachten. Rare
combinatie, dat geef ik toe, maar voor mij is dat inherent aan een bezoek aan
de Markthal. Ook dat ben ik nu eenmaal gewend.
Ik pak het thema van de vorige aflevering weer op: wandelen
van station tot station. Lombardijen – Blaak is het plan voor het restant van deze
middag. Daarbij sla ik dan op mijn wandeling anderhalf station over dat je
vanuit de trein wel ziet: Rotterdam Zuid en Rotterdam Stadion. Dat laatste
station telt maar half mee omdat er alleen treinen stoppen als er iets te doen
is in het Feyenoord-stadion, beter bekend als De Kuip.
Plannen zijn er genoeg, zowel voor het stadion en het
station als de omgeving daarvan. Feyenoord City, grootstedelijke ontwikkeling
in deze omgeving, staat nog steeds op de rol. Maar een nieuw stadion (werktitel:
Het Nieuwe Stadion) zal er voorlopig niet komen. Het is te duur. En de trouwe
Feyenoord-hooligans zien het niet zitten. Ze hebben een paar intimiderende ‘huisbezoeken’
afgelegd bij de mensen die erover te beslissen hebben.
En dat terwijl De Kuip gewoon zou blijven staan en een
andere bestemming gekregen zou hebben, als de plannen voor de Kuip 2.0
doorgegaan waren. De oude Kuip is een architectonisch monument, en mag dus sowieso
niet gesloopt worden.
De vraag is, of de plannen om van Rotterdam Stadion een
railknooppunt te maken, nu wel doorgaan.
Het
eind van de jaren 10, dat was de tijd van het nieuwe elan in het OV,
van de vlieg- en autoschaamte, van het klimaat; de tijd van grote
plannen voor
Hoogwaardig OV (HOV), de jaren dat het OV duidelijk in de lift
zat. Ook voor Rotterdam en de
wijde omstreken verschenen er fraaie rapporten over mogelijke
HOV-projecten. Als die ooit doorgaan, kun je bij Rotterdam Stadion
misschien overstappen
van de metro Dordrecht – Leiden op die van Rotterdam Zuid naar Oost.
Nu leidt nieuw elan niet altijd tot een goed plan. Van het
eerste idee, de metro over de buitenste sporen van de Oude Lijn Dordrecht -
Leiden, zie ik het nut niet echt in. Ik heb er in het stukje van vorige zomer over Dordrecht de nodige vraagtekens bij geplaatst.
Dat andere plan is een metroverbinding buiten het centrum
van Rotterdam om. Daar schreef ik in de winter van 2018 iets over tijdens mijn
zwerftocht door de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Het plan was gelanceerd
door de VVD Rotterdam, een asfaltclub van huis uit, die zich ineens leek te
bekeren tot het OV.
Ze noemden het plan dan meteen ook maar lijn V, naar hun
eigen partij. Het behelsde een nieuwe, tweede metroverbinding van Kralingse
Zoom naar Marconiplein, via De Kuip en Zuidplein. Begeesterd door dit plan, doopte
ik de lijn om in de Voetballijn. Aan de westkant trok ik hem door naar het
Kasteel van Sparta op Spangen.
Verder plande ik op het oostelijke deel van de route een
extra station, Woudestein. Alle 3 de stadions van de betaald-voetbalclubs in
Rotterdam met elkaar verbonden! Op het kaartje hieronder mijn alternatief.
Woudestein heet tussen haakjes tegenwoordig het Van Donge & De Roo Station;
een veel te lange naam voor een metrostation.
Toen kwam corona, dat aan alle elan voorlopig een einde
maakte. De laatste jaren heb ik over beide metroplannen niet veel meer gehoord.
Hoe het in Den Haag gaat aflopen met HOV in de Binckhorst,
dat is ook nog een open vraag. Maar de tuin bij Hofwijck in Voorburg, zo
zorgvuldig ontworpen en ontwikkeld door de beschermheer van deze rubriek,
blijft in ieder geval gespaard. Constantijn Huygens’ Hofwijck wordt in ieder
geval niet het eindstation van Randstadrail.
Over voetbal gesproken: Feyenoord doet het dit jaar geweldig
goed op het Europese podium. Eergisteren bereikten de roodwitten zelfs de
allereerste finale van de Conference League. Ze zijn een jaar geleden door de
achterdeur dat toernooi binnengekomen door de play-off van de Eredivisie te
winnen. Na een zomer vol slopende voorrondewedstrijden – en een heel korte
vakantie - verdienden ze een ticket voor het hoofdtoernooi, waarin ze het dus
tot de finale schopten.
Rotterdam Zuid verkeert daarover vandaag nog steeds in een
feestroes. Hoe de finale in Tirana is afgelopen, weten we als dit artikel op
het Web verschijnt.
Onder station Rotterdam Lombardijen bevindt zich nog een
spook-metrostation; wel voltooid in ruwbouw, maar nooit op de metro aangesloten.
Het was bedoeld voor een eventuele metroverbinding van Zuidplein via
IJsselmonde naar Ridderkerk en de Drechtsteden. In dat plan van rond 1990 zag
ik meer heil dan in de huidige plannen. Maar het mocht niet zo zijn.
De regen heeft plaatsgemaakt voor overvloedig zonlicht. Ik
wandel wat rond op IJsselmonde, onder meer in het wijkpark De Twee Heuvels. Een
heel leefbaar, rustig stuk Rotterdam, zo te zien, maar wat saai en niet erg
fotogeniek. Foto’s heb ik er dan ook niet van. De lezer moet me maar op mijn woord
geloven dat ik er geweest ben.
Nu wil ik die oude,
opgeknapte havens op de Kop van Zuid fotograferen. Als ik de Dwarsdijk bereik, spring ik bij impuls op tram 23
(Beverwaard – Marconiplein) die net aan komt rijden. Ik ga 4 à 5 haltes mee,
langs de achterzijde van De Kuip. Aparte opvatting heb ik van het begrip
‘wandeling’!
Ik stap uit bij de halte Lodewijk Pincoffsweg, hartje Kop
van Zuid. Hier heerst leven in de brouwerij. Mijn stemming komt er meteen in, mede
dank zij een straatmuzikant bij een drukke winkelgalerij die met roestige strot
en een splaakgeblek John Denver staat te vermoorden: ‘Countly Loads, take me
home’. Hij kleunt daarbij verwoed op een gitaar.
Pincoffs was een sleutelfiguur in het Rotterdam van rond 1870,
een gerespecteerd en bewonderd man, een voorbeeld voor iedereen, ja bijna een
halfgod. Hij zat overal in: de gemeenteraad, de Provinciale Staten, de Eerste
Kamer. Hij bemoeide zich met verbetering van onderwijs, deed aan liefdadigheid
en kreeg lintjes en andere onderscheidingen bij de vleet.
Dan gaat het mis met de handel in Afrika. Zijn Handelvereeniging
daar lijdt grote verliezen. Met een ingenieuze dubbele boekhouding weet hij dit
feit jarenlang te verbloemen.
In 1879 wordt Pincoffs failliet verklaard. Hij staat voor 10
miljoen gulden in het krijt; voor die tijd een adembenemend bedrag. Vele anderen
neemt hij mee in zijn val; de schuldeisers kunnen naar hun geld fluiten. Zijn reputatie
is naar de knoppen.
Een jaar later wordt Pincoffs tot 8 jaar cel veroordeeld
wegens onder andere ‘bedrieglijke bankbreuk’. Bij verstek; hij is ‘m dan al gepeerd
naar de U.S.A. Daar verdient hij de kost als sigarenboer. Hij sterft in 1911, volkomen
berooid, zoals dit soort verhalen vaak aflopen.
Een eeuw later lijkt alles vergeten en vergeven, en
herinnert men hem zich weer als de grondlegger van het moderne Rotterdam. Er zijn een
straat, hotel en tramhalte naar hem genoemd. En hij kreeg een standbeeld, gehouwen
door Willem Verbon. Het is in 1998 onthuld door een achterkleinzoon van Pincoffs.
Maar dat beeld staat niet op een voetstuk. Pincoffs doet nu
wat hij bij zijn leven volgens mij zelden deed: met beide benen op de grond
staan. De moraal van dit fascinerende verhaal… die moet iedereen maar invullen
voor zichzelf.
De Kop van Zuid, een sterk contrast tussen moderne
architectuur en relieken van een oude haven.
Ook de Spoorweghaven (linksboven) was een initiatief van Pincoffs. De
haven mat bijna 2 km bij nog geen 100 meter. De zuidelijke helft ervan is nu
een allee met flats erlangs, Het noordelijke gedeelte nog steeds haven.
Van een 19e-eeuwse naar een moderne tycoon: de Amerikaanse
miljardair Jeff Bezos, oprichter van Amazone.com. Dat is zo iemand die, als hij
uit spelevaren wil gaan, voor een half miljard euro een jacht laat bouwen. De Nederlandse
scheepswerf Oceano uit Alblasserdam kreeg die lucratieve opdracht.
Dan moet zo’n schip ook nog van de werf naar zee, en dat kan
alleen via de Nieuwe Maas, onder De Hef door. De Hef, officieel: de
Koningshavenbrug, maakte tot 1992 deel uit van het ‘luchtspoor’, de spoorverbinding
op gietijzeren bruggen en viaducten door Rotterdam. In dat jaar werd het
luchtspoor vervangen door de Willemstunnel. Daarmee was De Hef overbodig
geworden. Maar hij bleef behouden als industrieel erfgoed.
Voor het transport van Bezos’ schip moet het beweegbare
middenstuk van De Hef tijdelijk verwijderd worden. En dat valt niet goed in
Rotterdam. Die brug is hét symbool van de stad. En die zou dan gedemonteerd
moeten worden voor het nieuwe speeltje van een miljardair? Dat is net zo
ondenkbaar als wanneer ze in Parijs even de bovenste helft van de Eiffeltoren
eraf zouden schroeven, alleen omdat het zo’n rijkaard beter uitkomt. Is dan álles
met geld te koop??
Maar ja, de werkgelegenheid van die werf… Het is op het
moment nog niet zeker of het wel of niet zal gebeuren. Maar mocht het gebeuren,
dan staan de Rotterdammers klaar met rotte eieren, als Bezos’ boot langs vaart.
Aan weerszijden van De Hef liggen fraaie stadsparken. Op de
oever aan de kant van het Noordereiland kun je zelfs via een steile trap de ca.
6 meter hoge spoordijk beklimmen die in het verlengde ligt van de brug. En
eventueel via een glijbaan weer van de dijk af glijden.
Bovenop de dijk staan zitbanken voor alle denkbare groepen
van mensen. Er is er een voor Luchtfietsers (links) en Grondleggers (rechts),
een voor Dagdromers en Nachtbrakers, een voor Landrotten en Waterratten,
etcetera
Maar geen tijd om te zitten; de haring en het ijs in de Markthal lokken!
Frans Mensonides
26 mei 2022
Er geweest: zaterdag 7 mei 2022
Mijn moeder over het uitzicht vanaf de Lemelerberg bij Ommen, in haar vakantieplakboek uit 1946:
‘Waar je ook keek, aan welke kant je ook ging zitten, het
was allemaal even fijn. We konden het haast niet allemaal tegelijk verwerken.
Korenvelden als gele blokjes in een groen tapijt; popperige huisjes, waarvan je
alleen de rode daken zag glanzen tussen wat warrelig groen; een boerderijtje. De
rechte weg, als een grijzige baan daartussen. Een auto die klein en geluidloos
erover heen rijdt. De stilte, die overal is… De stilte, die toch zo vol
geluiden is… Maar heel andere geluiden, dan in de stad. Kalmer, vrediger.
Uren en uren zou je hier kunnen zitten zonder dat het
prachtige uitzicht je vervelen ging.
Eeuwen en eeuwen ligt die berg hier nu al, ontstaan in
tijden, dat er nog geen mensen waren. En eeuwen zal hij er nog blijven. Honderden
mensen heeft hij in de loop der tijden al op zijn rug gedragen, en nog zullen
honderden mensen over hem heen gaan. En hij staat daar, dag in, dag uit; jaar
in, jaar uit; in storm en in zon, in regen en in sneeuw, in lente en in herfst,
altijd, jaar na jaar, terwijl de uren en dagen aan hem voorbij gaan, terwijl de
mensen zich drukmaken over de nietigheden in hun leeg bestaan, terwijl er
oorlogen gemaakt worden en de mensen elkaar bij duizenden afslachten. Hij staat
daar en lijkt een tikje spottend te kijken naar dat mensengedoe, dat hij al
zovele jaren heeft aangezien’.
Dit komt wel even binnen, dit fragment; het ráákt me
gewoonweg. Ik had de natuurbeschrijvingen in mijn reisverhalen beter door mijn
moeder kunnen laten schrijven. Zij was meer dan ik een natuurliefhebber, en
wist het goed te verwoorden.
Toch: haar gedachtegangen op die heuvel, vooral over de
futiliteit van het menselijk bestaan, zouden ook heel goed de mijne kunnen
zijn. Ik ben echt een zoon van mijn moeder. Alleen al de gewoonte om uitgebreid
verslag te doen van reizen en wandeltochtjes; ik heb het van geen mens vreemd.
Haar vakantiedagboek uit de zomer van 1946 beslaat een heel dik cahier, met
veel handgeschreven tekst, een enkel fotootje in postzegelformaat en wat
ansichtkaarten.
Zij, toen 18 jaar oud, en haar hartsvriendin brachten dat
jaar de zomervakantie door op een boerderij in de buurtschap Nieuwebrug, even
ten zuiden van Ommen en aan de noordkant van de Lemerlerberg.
Ik heb een paar maanden geleden al een FHM’etje geschreven
over hun heenreis vanuit Leiden. De jongedames namen de trein naar Amsterdam en
daar de nachtboot naar Zwolle. Daarvandaan wilden ze de 24 resterende
kilometers naar Ommen / Nieuwebrug lopend overbruggen, met complete
vakantiebagage in de bloedhitte van een tropische dag. Halverwege kregen zij
het advies van een voorbijganger om te gaan liften, en dat leek hen wel een
goed idee.
Ik ben zelf nooit op pad geweest in de omgeving van de
Lemelerberg, en ga er op deze 2e zaterdag van mei 2022 heen. Aangezien ik een
hekel heb aan varen – en de nachtbootdienst trouwens in 1952 is opgeheven - doe
ik dat per trein, en het laatste stuk per OV-fiets.
Zwolle, trein naar Emmen
Zwolle, trein naar Enschede
Ik zou die fiets kunnen huren op de stations Dalfsen en Ommen aan de Keolis / Blauwnetlijn naar Emmen, en op Nijverdal aan die naar Enschede. Op zaterdagmorgen zijn er volgens de real-time informatie op de site van NS 0 fietsen beschikbaar in Dalfsen, 1 in Ommen en 21 in Nijverdal. Voor de zekerheid besluit ik dan maar naar Nijverdal te reizen; die ene in Ommen is vast al weg als ik daar aankom.
Op naar Zwolle! Oorspronkelijk was van plan, vanmorgen om 10:30 uur mijn huisdeur achter me dicht te trekken zodat ik om 13:13 in Nijverdal zou arriveren. Maar ik ben deze zaterdag ongewoon vroeg uit de startblokken, en ga een half uur eerder op pad. Al om 12:43 in Nijverdal, met een lekker lange middag voor de boeg!
Een kwartiertje pauze in Almere voor koffie. Als ik niet naar de Lemelerberg had gewild, had ik ook naar de Floriade in Almere kunnen gaan. Die kreeg na de opening in april verwoestend slechte recensies. Daarna wilde er geen mens meer naar de Floriade toe. Maar de organisatie heeft maatregelen genomen: ze hebben de recensies gewist.
Ik had ook nog naar Assen gekund, want er is vast wel weer een aardige tentoonstelling in het Drents Museum. Maar als je deze weken naar Drenthe of Groningen reist, kom je per trein niet verder dan Meppel, waar je moet overstappen op bussen die er niet staan. NS heeft het niet goed geregeld. Je zou bijna gaan terugverlangen naar de nachtstoomboot.
Vlak ook Keolis niet uit! In Zwolle blijkt de Blauwnettrein van 12:21 naar Enschede, die ik moet hebben voor Nijverdal, uitgevallen te zijn, zonder opgaaf van reden. Dan toch maar op de trein naar Emmen gestapt voor Ommen. Die ene fiets staat er nog.
Zoek dekking! Nee, nee, te laat! Er is een legertje enquêteurs aan boord die willen dat we een enorme lijst met vragen invullen, over hoe (on)tevreden we zijn over Blauwnet / Keolis en het OV in het algemeen. Ik weiger stuurs, na die uitgevallen trein.
Het begint een ziekte te worden, die enquêtes en beoordelingen te pas en te onpas. Laatst belde ik mijn apotheek met een eenvoudige vraag, die binnen een minuut beantwoord werd. Nog geen uur later lag er al een verzoek in mijn mailbox om de kwaliteit van het telefoongesprek te beoordelen. Dat heb ik naast me neergelegd. Invulling had me een veelvoud gekost van de tijd die het gesprek duurde.
Ik verrot het tegenwoordig gewoonweg; ik werk
niet meer mee aan die enquêteplaag. Maar met zo’n houding moet je niet
aankomen bij de Saksen die in deze streken wonen. Ze zijn erg gedwee
hier; het is me vaker opgevallen. Niemand zal weigeren. Een
enquêteformulier invullen? Nou, graag! Mag ik dan misschien alstublieft
even uw pen lenen, mevrouw de enquêtrice?
- Nee, nee, die krijgt u erbij en u mag hem houden!
- Gut, zo maar een pen cadeau; nou, dank u wel hoor!
De schapen! Die ene Hollander die weigert, IK dus, wordt met scheef oog aangekeken door de andere passagiers. De enquêtrice werpt me zwaargewonde blikken toe, pruilend.
Ik wed dat iemand die in Dalfsen had willen uitstappen, helemaal meerijdt tot Hardenberg, om die hele lap papier in te vullen, en nog 3 keer na te kijken of alle kruisjes wel goed staan. En aangezien hier niemand een onvoldoende durft uit te delen, zullen de tevredenheidscijfers Van Keolis wel erg hoog uit uitpakken. Die cijfers? Het is appels met peren vergelijken; ik heb het al vaker vastgesteld.
Als we Dalfsen voorbij zijn, is volgens de NS-site die ene fiets in Ommen weg. Ja, het zal eens niet zo zijn. Kan ik niet beter van station Ommen gaan lópen naar de Lemelerberg? Hoe ver is dat? Je moet het hele eind weer terug, ook. Ik wil het opzoeken, maar heb nu ineens geen bereik meer op mijn telefoon. Geen bereik? Dit is wel heel erg 1999, om niet te zeggen: 1946.
Dan kan ik beter doorrijden tot Mariënberg, daar de trein nemen naar Almelo en daar overstappen voor Nijverdal. Maar in Mariënberg zie ik dat de trein op zaterdagmorgen maar om het uur rijdt en een kwartier geleden vertrokken is. Ik reis daarom meteen terug naar Zwolle om daar de trein naar Nijverdal te pakken, die nu hopelijk wel rijdt.
Nou, dat verloopt allemaal weer vlotjes, vandaag! De middag schiet wel lekker op, zo! Ik heb nu wel weer bereik, dat wel.
Om een lang verhaal niet nog langer te maken: om 13:43 uur stap ik alsnog uit in Nijverdal. Door een half uur eerder dan gepland te vertrekken uit Leiden, ben ik nu een half uur later op mijn bestemming.
Dit soort dingen heb ik echt gemist tijdens de afgelopen coronawinter! Maar laat ik er niet te hard over mopperen. Ik kán nu tenminste weer reizen en ik bén er nu. En ik heb maar 3¾ uur over mijn reis gedaan, tegen mijn moeder en haar vriendin in 1946 toch wel een uur of 18.
Station Nijverdal ligt in een diepe sleuf, een uitgraving, naast de A35. Dat nieuwe station zag ik in wording in 2010 en nam ik 2 jaar later feestelijk in gebruik.
Hier maak ik kennis met alweer een nieuw huurfietsendistributiesysteem, dat ik nog nooit eerder gezien heb: de fietscarrousel. Het lijkt wel wat op een frisdrankautomaat, maar dan anders. Als ik met mijn chipkaart een OV-fiets bestel, gaat de molen draaien, klapt er een hoog, smal luik open en kan ik de fiets uit het apparaat trekken. Pas op, het luik gaat dicht; het ging zo snel dat ik er geen foto van heb kunnen maken.
Het is 13 kilometer naar de voet van de Lemelerberg, waar de wandelroutes beginnen naar de top. Laat ik er maar heenrijden zo snel als ik die fiets vooruit kan krijgen, en niet te veel foto’s maken onderweg; de middag is al aardig op streek door dat vervelende treingedoe, daarnet.
Ik rijdt een stukje over ook een soort Rijksweg, de F35 noemen ze het, een fietspad parallel aan het spoor en de echte A35. Daarna rechtsaf, noordwaarts door Hellendoorn heen en via een provinciale weg naar het dorpje Lemele.
Links: Nijverdal; rechts Lemele
In de verte steekt de Lemelerberg als een walvissenrug boven het maaiveld uit. Hij reikt tot 60 meter boven NAP. De heuvel is, net als de Sallandse Heuvelrug ten zuiden van Nijverdal, ontstaan in het Saalien, de voorlaatste ijstijd. Pakijs rukte op vanuit Scandinavië en drukte in de lage landen hier en daar de grond omhoog tot heuvels.
‘Eeuwen en eeuwen’, schreef mijn moeder, maar ik wil dan altijd precies weten hoeveel eeuwen; ik ben van de getalletjes. Mijn moeder had daar niets mee, vooral niet met hele grote getallen, maar ook niet met kleine: breuken bezorgden haar nachtmerries op de basisschool.
Het Saalien duurde tot ongeveer 125.000 à 130.000 jaar geleden. In dat soort zaken kijken ze niet op een paar millennia, en bovendien was zo’n ijstijd natuurlijk niet van de ene op de andere dag voorbij.
Voorbij Lemele begint de weg echt te stijgen, eerst met vals plat, maar even verder moet ik toch van de fiets af. Ik bereik al lopende een parkeer- en pleisterplaats waar een theehuis is en een eet- en drinkstalletje. Daar keten ik ‘mijn’ fiets vast aan een stevige houten balk. Het is nog een OV-fiets met een conventioneel, mechanisch slot en een sleutel; niet een die je met je chipkaart moet openen, zoals laatst in Den Bosch.
Niks geen thee!, geen tijd meer te verliezen; klimmen te voet. Op het hele terrein zijn – niet al te duidelijke – routes uitgezet die ik binnen de kortste keren kwijt ben. Er moet ergens op die bult een enorme zwerfkei liggen die door de autochtonen ‘De dikke steen’ genoemd wordt; die wil ik beslist zien. Gelukkig staat hij op GoogleMaps.
Voor bloeiende heide ben ik een paar maanden te vroeg. Of een paar jaar, zou ik ook kunnen zeggen. Heide is hier nog vrij schaars, maar de provincie Overijssel is bezig met een project om 150 hectare bos om te zetten in heide, met subsidie van Europa in het kader van Natura 2000. Daarbij wordt steenmeel, fijngemalen steen, uitgestrooid om verzuring van de bodem tegen te gaan.
Het gebied kent enkele adembenemende uitzichten. De top van de Lemelerberg heet de Siccama Hoogte, genoemd naar Jonkheer Johan Hora Siccama van de Harkstede (1853-1928). Hij was oprichter van de Oranjebond van Orde. Die wilde de armoede in de grote steden bestrijden en daarmee tegelijkertijd het socialisme. De arrebeiers tevreje houden, zodat ze geen radicale standpunten zouden gaan omarmen en bovenal Oranjegezind zouden blijven of worden.
Een geestverwante van hem, mejuffrouw Bertha Louise Wilhelmina van der Hucht (1831-1927) was presidente van de Kwartguldenvereniging voor heideontginning. Die aan de Oranjebond van Orde gerelateerde club zamelde kwartjes van de rijkeren in, en bood verpauperde werklozen uit heel Nederland de kans om een ongetwijfeld schamel loontje te verdienen met de ontginningen.
Naar haar is hier een bospad genoemd. De 2 namen Siccama en van der Hucht bieden me, behalve fraaie vergezichten voor op de foto, ook een doorkijkje op voorbije, bijna feodale tijden, waarin de adel en de notabelen de arbeidersstand aan het werk zetten. Er gaan altijd hele nieuwe werelden voor je open als je zulke namen natrekt in de Wikipedia of elders op het Web.
Aan de andere kant zouden mensen uit die tijd, geborenen in de 19e eeuw, niet veel meer begrijpen van de onze. Almere, fietscarrousel, coronawinter, enquêteplaag, chipkaart, GoogleMaps, het Web, het wissen van beoordelingen, het al dan niet hebben van bereik… Zo’n stuk als ik nu schrijf, zou voor hen volkomen abracadabra zijn, als ze nog eens een dag zouden mogen terugkeren op aarde. Eén dag zou ook meer dan genoeg zijn; nooit zouden ze in onze tijd kunnen aarden.
Vanaf de top van de Lemelerberg zie ik een nog hogere piek, de Archemerberg (rechtsonder op de foto), de Mount Everest van de streek, 78 meter boven NAP. Die kun je toch niet beklimmen zonder extra zuurstof en Sherpa’s; dat er nog bomen willen groeien!
Ik dwaal hier een paar uur rond, en vind deze omgeving eigenlijk best wel aardig; ja, een plezierige middag na die valse start. Toegegeven, het klinkt wat bleekjes, na die lyrische beschrijving van mijn moeder. Maar ik zit toch iets anders in elkaar dan zij, en leef bovendien in een heel andere tijd, een tijd waarin de mensen minder tijd hebben.
Mijn moeder en haar vriendin trokken maar liefst 4 weken uit voor hun wandelvakantie, en ik maar een dag. En ze namen de tijd om rond te kijken. Ze zaten tijdens hun wandelingen ook niet elke hectometer op hun telefoon.
Ik wel: om te kijken of ik die steen nog kan vinden – waar ik al bijna een uur lang in een wijde cirkel omheen blijk te lopen -. om diverse bekenden kond te doen van het feit dat ik me op de Lemelerberg bevind; om meteen wat foto’s naar ze te appen. En nu ik die phone toch in mijn handen heb, een trein uit te zoeken. Ik wil terugreizen via Deventer, omdat ik Zwolle nu wel gezien heb.
Contact met het thuisfront was voor mijn moeder wel een dingetje. Haar moeder, mijn oma dus, kreeg het altijd vreselijk op haar heupen als ze geen bericht kreeg van vakantiegangers. En daardoor werd ook opa bloednerveus, die haar geweeklaag dag-in, dag-uit maar moest aanhoren.
Ik weet het nog van onze vakanties in Oostenrijk: meteen na aankomst een brief sturen! Mijn moeder bood oma altijd aan om op te bellen dat we goed waren aangekomen (hoewel dat nogal ingewikkeld was vanuit het buitenland, en bovendien ontzettend duur). Maar bellen mocht niet van oma, want dan zou ze schrikken als de telefoon ging...
Mijn
moeder en haar vriendin hadden dus meteen dus meteen na aankomst in
Ommen brieven naar huis gestuurd, maar die waren nooit aangekomen. Na
een paar dagen ontvingen ze op hun vakantieboerderij een
paniektelegram, of ze nog wel in leven waren. Toen moesten ze naar het
dorp lopen om een geruststellend telegram terug te sturen, en uren
wachten totdat het postkantoor open ging.
Bovenste foto: ansichtkaart uit moeders plakboek
Uiteindelijk vind ik de Dikke Steen nog. Niemand heeft hem ooit op een weegschaal gelegd, maar naar schatting weegt hij 23 ton. Dat hij maar nooit vermalen mag worden tot 23 ton steenmeel!
Die kei ligt er dus zo’n 125.000 jaar. Hij lijkt wat op een dier, een reuzenmol, die op het punt staat, een spriong te maken. Maar dat al 125.000 jaar niet doet. De 76 jaar die verlopen zijn tussen mijn moeders bezoek en het mijne, zijn maar een oogwenk, vergeleken bij die tijd. Hoeveel generaties mensen zijn hier langsgelopen? En hoe zouden zij die steen genoemd hebben in hun talen, die we nu niet meer kennen?
De laatste ijstijd, het Weichselien, eindigde om en nabij 12.000 jaar geleden. Daarna werden de stuwwallen al snel populair bij de groepjes van jagers en verzamelaars die Nederland toen heel dun bevolkten. 120 eeuwen, ongeveer 500 generaties; ik hang er graag een getal aan, maar het blijft moeilijk om het je voor te stellen.
Ik daal af naar de parkeerplaats. De middag is vrijwel verstreken, het terras van het theehuis loopt al leeg, maar in de kiosk kan ik nog net voor sluitingstijd een worstenbroodje met mosterd krijgen. Ik eet het op met het prettige vooruitzicht van een snelle afdaling.
Even later suis ik met een snelheid van op het oog geschat 35 km per uur richting het dorp Lemele. Die OV-fietsen kunnen best hard, heuvelaf.
Mede door die snelle start bereik ik station Nijverdal ruim op tijd voor de trein van 18:17. Ik stal de fiets weer in de carrousel; met het voorwiel naar voren erin. Het luik klapt dicht; eind van een tocht in het voetspoor van mijn moeder.
Frans Mensonides
29 mei 2022
Er geweest: Rotterdam zaterdag 7 mei, Lemelerberg zaterdag 14 mei 2022.
Een zaterdag later pak ik in Amersfoort de Valleilijn naar
Barneveld voor een fietstocht in de omgeving. Op mijn uitgestippelde route
staan Walderveen, De Glind, Achterveld, Terschuur, Zwartebroek en Voorthuizen.
We zitten dan in de Gelderse Vallei (die voor een deel in de provincie Utrecht
ligt), een heel vlakke streek -
gelukkig, met zo’n zwaar lopende OV-fiets - met weilanden en bosschages. Een
landschap ook, doorsneden door beken.
Beneveld zul je niet op landkaarten en wegwijzers zien
staan. Het is een bommelwoord, net als bommelding. En deel van een oud
kindergrapje.
Mijn vorige OV-fiets kwam uit een carrousel; deze vandaag
komt uit een normale OV-kluis bij station Barneveld Centrum.
Op de Langstraat in het hart van Barneveld staan kneuterige
winkeltjes tegenover wat vast weer een creatie is van Alberts en van Huut.
Daarna rijd ik een stuk naar het zuiden, en daarna naar het westen, langs de
rand van Barneveld, dat steeds meer op een stad gaat lijken en steeds minder op
een dorp. Een storp, kortom.
Daar staat één van die 2 uit hun krachten gegroeide kerken, in
elk waarvan de helft van de Barnevelder gereformeerde schaapjes een stoel kan
vinden. Een paar hectometer verder het van Lodenstein College, genoemd naar de
dichter Jodocus van Lodenstein, die mij als student Nederlands loodzwaar op de
maag lag.
Langs de N802 komen woningen onder de naam De Woudse Erven,
nu nog een belofte op een billboard. Nu al kun je hier tanken en dan gratis je
auto wassen, en staat er een langwerpige doos met het opschrift: ‘Gamma, ik kan
het’. Ja, ja, ‘Ik kan het’, maar dan kennen ze mij niet, want ik kan echt
helemaal niks.
Snel weg van deze snelweg, en de Renswoudsestraatweg inslaan
tot de buurtschap Walderveen, en daar de Postweg in naar De Glind. Walderveen
valt onder de gemeente Ede, en telt enkele boerderijen en de ruim een eeuw oude
Walderveense Molen.
'Zorg en geborgenheid', Karin Beek
‘Jeugddorp’ De Glind moet wel de Nederlandse woonplaats zijn
met de laagste gemiddelde leeftijd. Ongeveer de helft van de 620 inwoners is
jonger dan 18 jaar. In De Glind zijn diverse kindertehuizen gevestigd,
waaronder die van de Rudolphstichting. Bovendien bieden 25 gezinnen in de Glind
opvang aan in totaal 120 uithuisgeplaatste kinderen.
Als ik op een smal fietspad het dorp nader, zie ik een
peloton van die wielrennende randdebielen bijna stuiten op een groep kinderen, die
hier onder begeleiding wandelen. Daaronder 2 die zich moeten laten verplaatsen
in een rolstoel. Er wordt in remmen geknepen. Luid gebrul van de wielrenner die
voorop rijdt, voorkomt ternauwernood een aanrijding. Van mij, op mijn
nauwelijks vooruit te krijgen OV-fiets, hebben die kinderen veel minder te
vrezen.
In een jeugddorp zou ik trossen spelende, ballende, vrolijk
kwetterende kinderen verwachten. Maar op deze zaterdagmiddag hangt er in de
kleine dorpskern een diepe stilte. Langs doodlopende straten liggen de
paviljoenen van instellingen die zich over de kinderen ontfermd hebben.
In de jaren 40 en 50 hebben zich wel misstanden voorgedaan
in en om De Glind. Het tv-programma Andere Tijden van de VPRO besteedde er in
2014 aandacht aan. Uithuisgeplaatste kinderen kregen een strenge, liefdeloze opvoeding
in boerengezinnen, werden gediscrimineerd ten opzichte van de eigen
kinderschare van de boer en boerin, en waren voornamelijk gratis arbeidskrachten.
Maar dat waren andere tijden, terug naar de onze. ‘Uithuisplaatsing’,
dat woord doet anno 2022 meteen alle alarmbellen rinkelen bij de
nieuwsconsument die ik ben. Het toeslagenschandaal, 1100 of 1600 kindslachtoffers
daarvan die uit huis zijn geplaatst, Jeugdzorg met een zeer kwalijke reputatie,
kinderrechters die tekenen bij het kruisje, politieagenten die kinderen uit
huis sleuren, ouders die radeloos en rechteloos zijn, en hun kinderen gewoonweg
jarenlang helemaal kwijt zijn, niet weten waar zij verblijven…
In wat voor LAND leven we in vredesnaam?? Als er ook maar
10% waar is van de verhalen die er circuleren in de media, is Nederland toch nog
verder afgegleden en verloederd dan me tijdens de coronacrisis al duidelijk is
geworden.
Maar houd me ten goede, ik zeg daarmee niets ten nadele van
De Glind. Dat het dorp me beklemt, ligt louter aan die nieuwsfeiten. Op het
grasveld in het hart ervan staat dit aardige standbeeld van een gelukkig gezin,
waar Jeugdzorg nog niet op de stoep staat. Afgezien van dat beeld, blijk ik
vergeten te zijn, foto’s te maken in De Glind. Er is ook niet zo gek veel
bijzonders te zien. Bij een conferentieoord naderen mensen met rolkoffers.
Ik fiets verder, maar niet zonder op de bushalte gekeken te
hebben; dit blijft tenslotte een OV-website, ondanks uitstapjes op de
tweewieler. De Glind is maandag tot en met zaterdag overdag bereikbaar met buurtRRReis
lijn 511( Scherpenzeel – Barneveld).
Verder richting Achterveld. Daarvoor verlaat ik de gemeente
Barneveld en de provincie Gelderland even. Het dorp, een maatje groter dan De
Glind, valt onder de Utrechtse gemeente Leusden.
Het is fototechnisch gezien erg vreemd weer. Op het
schermpje van mijn fototoestel zien mijn foto’s er niet UIT: een hele grauwsluier
eroverheen. Maar in de volle glorie vertoond op een beeldscherm tonen ze pas de
indrukwekkende wolkenformaties die het weerbeeld vandaag bepalen.
Ik zie de skyline van Achterveld al. Zijn dit nou van die
tiny houses, op dit woonerf?
In het tamelijk nietige Achterveld heeft zich toch een
belangrijke historische gebeurtenis afgespeeld. De Hongerwinter is er
beëindigd.
Dat gebeurde op zaterdag 28 en maandag 30 april 1945, tijdens
een topconferentie van de geallieerden met de Duitse bezetters. Plaats van
handeling was de Sint Josephschool midden in het dorp, dat net achter de
frontlinie lag. De strijdende partijen kwamen overeen dat geallieerde vliegers
voedsel mochten droppen in de door honger geteisterde Randstad. Ook voedseltransporten
over de weg en het water werden weer mogelijk.
Al snel vind ik het schoolgebouw waar die conferentie
plaatsvond. Het gaat tegenwoordig door het leven als cultureel centrum De
Moespot. Als ik het loop te fotograferen, naderen enkele seniore streekbewoners
die aan de wandel zijn.
‘Heeft u hier vroeger op school gezeten, meneer, dat u hem zo enthousiast aan
het fotograferen bent?
‘Nou, als ik hier op school gezeten had, zou ik vast zo enthousiast niet zijn!’
Ik verklaar het doel van mijn reis, en daar horen ze van op,
van die conferentie. Zelfs een bejaarde dame die hier zelf nog op school heeft
gezeten, had er nog nooit van gehoord.
Op die conferentie verschenen beide partijen met een zeer
sterkte delegatie. Voor de geallieerden was Prins Bernhard aanwezig – die er
zelfs de verjaardag van zijn vrouw door vergat – en voor de Duitsers Arthur Seyss-Inquart,
de Rijkscommissaris, de diep gehate zetbaas van Hitler in Nederland.
Uitgerekend tijdens die voedselconferentie vond in Berlijn
Der Untergang plaats. In de Führerbunker gingen de nazi-kopstukken een voor een
aan de zelfmoordpil of de kogel. De geallieerden probeerden de ontmoedigde Duitsers
meteen tot capitulatie op Nederlands grondgebied te bewegen. Maar de
stijfkoppige Seyss-Inquart wilde tot de laatste snik blijven doorvechten.
Toen werd op deze conferentie een van meest gevleugelde
woorden uitgesproken uit WO II, bijna net zo gevleugeld als het bloed, zweet en
de tranen van Churchill en de kanonnen in plaats van boter van Goebbels.
De Amerikaanse generaal Walter Bedell Smith verloor op een
gegeven moment zijn geduld met Seyss-Inquart. Hij snauwde de rijkscommissaris
toe dat zijn stijfkoppigheid tot nodeloos bloedvergieten zou leiden en hield
hem voor dat het letterlijk uitstel van executie was. Duitsland zou in ieder
geval de oorlog verliezen en Seyss-Inquart zou sowieso wel ter dood veroordeeld
worden.
‘Dat laat me koud’, zei Seyss-Inquart.
‘Dat zal het zeker’, zei Smith grimmig.
Nog geen week later werd de capitulatie toch nog getekend. Seyss-Inquart zou inderdaad
eindigen aan de galg, op het Neurenberg-tribunaal. En hij trad zijn dood werkelijk
tegemoet met ijzige kalmte. Hij had zich nog wel op de valreep herbekeerd tot
het katholicisme, maar heeft nooit afstand genomen van zijn nazi-idealen. Hij
had een IQ van 145, en was dus hoogbegaafd, wat blijkbaar ook niet alles zegt.
Ik drink en eet wat op het terras van De Roskam, dat ooit
zo’n ouderwetse, degelijke pleisterplaats geweest zal zijn waar je je paard kon
laten verzorgen.
Ook dit dorp is alleen bereikbaar met de buurtRRReis, en wel
lijn 509: Barneveld – Achterveld – Leusden – Stoutenburg - Hoevelaken –
Nijkerkerveen – Nijkerk. Hij rijdt ook op zondag, wat voor een buurtbus
uitzonderlijk is.
Verder fietsen, over de enige serieuze ‘heuvel’ op deze
tocht: een viaduct over het spoor. Dat brengt me terug in Gelderland en de
gemeente Barneveld. Ik zet koers naar de 2 valleidorpen Terschuur en
Zwartebroek, die qua inwonertal inzitten tussen De Glind en Achterveld. Terschuur
en Zwartebroek zijn wél bereikbaar met de reguliere streekbus: lijn 202,
Amersfoort – Apeldoorn.
In Zwartebroek aangekomen, kijk ik even op een analoge
plattegrond, hoe verder. Er staan een straatnaamkundig curiosum op die kaart
vermeld, de Peerstraat bij de buurtschap Appel. Maar dat is me een te grote omweg.
Ik ga nu in de richting– denk ik – van Voorthuizen en beland op iets wat je
geeneens een B-weg meer kunt noemen. Het is meer een D-weg, met hobbels, en
kuilen en puntige stenen.
Ik nader een dorp. Dat lijkt niet erg op Voorthuizen. Nee,
het is Terschuur weer, waar ik een halfuur geleden al was!
Daarna maar via de kortste weg terug naar station Barneveld,
langs een lange provinciale weg. Hee, verhip, daar heb je Het Ei van Terschuur!
Dat Ei, toepasselijk bij een kiprestaurant, was een
herkenningspunt op onze jaarlijkse autorit naar De Heihaas in Putten. We gingen
altijd met de Volkswagen-bus van een kennis van mijn opa. Die rit voerde in de
jaren 60 grotendeels over provinciale wegen; het rijkswegennet was nog een stuk
minder uitgebreid dat nu. En zo kwamen we hier altijd langs. Als we het Ei
zagen, wisten we er bijna waren. Indertijd was er een speeltuin bij het Ei, als
ik het me goed herinner.
Ik rijd nog een keer verkeerd, beland op een doodlopend
fietspad bij de parkeerplaats van McDonald’s en moet een kilometer terugrijden.
Daarna een lang, saai stuk langs onder meer bedrijventerrein Harselaar.
Het landschap in de Vallei haalt het toch niet bij dat in de
Veluwe rond Putten, waar we altijd de zomer fietsend doorbrachten. Daarom stap
ik straks bij station Barneveld op bus 205 die via Voorthuizen, Putten en
Ermelo naar station Harderwijk rijdt. Die bus is de verre opvolger van VAD-lijn
5, Ede – Harderwijk, die ook voor De Heihaas stopte. Een nostalgische rit; ik
zal er de lezer niet mee vervelen, want dat heb ik al eerder gedaan met mijn
Veluwe-nostalgie, zie deze reeks uit 2014 / 2015.
Aangekomen bij de stalling, heb ik 33 km op de teller. Het
komt qua inspanning wel overeen met 99 op een elektrische fiets.
Rest nog de aloude vraag, wat er eerder was: de kip of het
ei. In het Nederlands
Pluimveemuseum
werd die vraag ook al werd opgeworpen. Deze kip bij station Barneveld
treurt om de vogelpest van 2003, en staat er dus nog niet zo lang. En
Het Ei van Terschuur staat er al al sinds 1958.
Ook op mijn tocht kwam ik Het Ei eerder tegen dan De Kip. Dus
daarmee is die kwestie definitief uit de wereld, het ei was er eerder.
Entree gemeentehuis Castricum
Een afscheidsweerzien, wat is dat nou weer? In ieder geval
een puntgaaf voorbeeld van een oxymoron, net zoals beroepswerkloze, oudere
jongere, oorverdovende stilte, geordende chaos en overwinningsnederlaag. Ik kan
het uitleggen.
Ik maakte kennis met Castricum in de 60’s, toen wij (moeder,
broertje en ik) in de zomervakantie altijd wel een middag gingen wandelen in de
waterleidingduinen. Dat ging op een NS-vakantiedagtocht uit dat langwerpige
boekje van NS. In ruil voor een ‘talon’ van je dagtochtkaartje kreeg je op
station Castricum een gestencilde routebeschrijving voor een stevige wandeling
door de duinen. En bij de uitspanning Johanna’s Hof na inlevering van een
andere ‘talon’ een heerlijke pannenkoek. Mijn broertje noemde Castricum altijd
Kaskri-jum.
Daarna heb ik zo’n 33 jaar lang de naam Castricum nog maar
zelden gehoord – net zoals het woord ‘talon’, dat verder alleen een rol speelt
bij het patiencespel en in de obligatiehandel. Totdat ik in de nieuwe eeuw ging
werken bij een detacheringsbureau, en gedetacheerd werd bij het gemeentehuis
van Castricum. Ik werkte daar van september 2001 tot maart 2003, en opnieuw
vanaf juni 2005.
De koppelbaas van dat detacheringsbureau had me tijdens het
sollicitatiegesprek wel een aardige, fatsoenlijke kerel geleken. In de loop der
jaren voltrok zich echter zowel in het bedrijf als bij de man zelf een
onmiskenbaar verloederingsproces, dat in 2005 tot een hoogte- of liever: dieptepunt
kwam. De deurwaarders stonden letterlijk bij hem op de stoep. Maar hij had het
geld voor zijn ouwe dag veiliggesteld in een zwendel-bv of zoiets, tegelijk met
onze pensioenpremie, die hij jarenlang verduisterd had.
Sommige ex-medewerkers van dat bedrijf wensen hem nog steeds
een langdurige, uiteindelijk dodelijke ziekte toe, of een fataal ongeval, en
dat hij daarna wegrot in de hel. Ikzelf geloof noch in karma, noch in een
hiernamaals, maar wel dat de tijd de meeste wonden heelt. Bij mijn weten leeft
hij nog steeds lang en gelukkig.
Ik kon na dit ontluisterende fiasco in vaste dienst komen
bij de gemeente Castricum. Die fuseerde jaren later, per 1 januari 2017, met de
gemeenten Bergen, Uitgeest en Heiloo tot de Werkorganisatie BUCH.
Daarvan koesterde ik rond die tijd nog wel optimistische verwachtingen,
zoals ik schreef in een paar afleveringen van deze rubriek uit de zomer van
2016, toen ik 2 dagen fietste in BUCH-land. Dat strekt zich uit van de duinen
van Groet tot de polders van Uitgeest.
Hoe het uitgepakt is met die fusie, vertel ik nog wel eens
een keer. Ik wil alvast wel kwijt dat ik niet de enige ben die er bitter over
teleurgesteld is.
Tot maart 2020, toen corona uitbrak, had ik een stuk of 2100
retourtjes Leiden – Castricum afgelegd per trein, met een totale afstand tot
ruim halverwege de maan. Toen kwam er abrupt een einde aan mijn
forenzenbestaan. Toen ik me op woensdag 11 maart 2020 om halfzes voor de 2101ste
keer naar station Castricum begaf, had ik een soort van vreemd voorgevoel dat ik
na die dag Castricum nooit meer zou terugzien. Toegegeven, het klinkt wat
pathetisch en theatraal. Maar ik had in de lunch- en koffiepauze het laatste coronanieuws
tot me genomen, en het zag er allemaal niet best uit.
De dag daarop kondigde het kabinet coronamaatregelen af,
waaronder het zeer dringende advies om thuis te werken, tenzij het echt niet
anders kon. In mijn geval kón het; mijn werk bestond voor 90% uit beeldschermwerk.
Al snel merkte ik, wat een zegen dat thuiswerken is. Ondanks
alle coronaellende knapte ik er zienderogen van op. Voor mijn gevoel was ik
geen 55 kilometer, maar 55 lichtjaar verwijderd van kantoor. Alle stress van het
kantoorleven viel van me af.
Want laten we even eerlijk wezen: zo’n 30, 40% van de tijd
gaat daar toch heen met gekonkel, geroddel en mensen die in je nek staan te
hijgen zonder een positieve bijdrage te leveren aan je werk. En naast dat alles
gelukkig ook gezellig gekout, waarmee het werk toch ook niet opschiet.
Ook die reizen van en naar Castricum, in overvolle,
vertraagde treinen, miste ik als kiespijn. Terwijl ik thuis mijn werk, het nog
min of meer zinvolle en nuttige gedeelte daarvan, gewoon nog kon doen met een
laptop op de bank.
Hints om terug te keren naar kantoor, heb ik 2 jaar lang
genegeerd. Ik beriep me op mijn positie als kwetsbare diabeet en senior, en op
de nadere volgende coronagolf, die inderdaad nooit lang op zich liet wachten.
Toen kwam al snel de gedachte bij me op, dat ik mijn
pensioen best wel wat kon vervroegen. Er staat een leeftijd voor van 66 jaar en
10 maanden, tegenwoordig, en dat zou voor mij neerkomen op september 2023. Maar
ik ken vrijwel niemand die die eindstreep haalt. Senioren haken af door kwalen
of raken burn out, schrapen hun spaarduiten bijeen om een paar jaar eerder te
kunnen vertrekken, of worden eruit gewieberd door jongeren die het beter denken
te weten dan zij.
Ik besloot al snel mijn pensioen te vervroegen naar december
2022, en eerst nog 6 maanden vakantie op te maken. Die was nog overgebleven uit
de tijd dat ik mantelzorger was voor mijn moeder en broer, en sowieso niet op
vakantie kon.
En zo heb ik dan dinsdag 31 mei 2022 in mijn agenda genoteerd
als mijn laatste werkdag. Het afscheid van mijn collega’s zal een dag later
volgen – in Castricum, waar ik al 27 maanden geen voet meer gezet heb.
5 dagen daarvoor, een Hemelvaartsdag met matig weer, besluit
ik spontaan om alvast afscheid te gaan nemen van Castricum zelf. Nog niet van
de mensen, maar van Castricum als plék in mijn leven, met een rondritje per
OV-fiets door het dorp. Maar dat is tevens een weerzien na bijna 2¼ jaar, dus vandaar: Afscheidsweerzien.
Onderweg met de trein had ik kunnen denken aan al die 2100
kantoordagen in Castricum. Maar in plaats daarvan denk ik aan de wandelingen in
de jaren 60 en aan Johanna’s Hof. Misschien omdat we die dagtochten altijd op vakantiedagen
deden. Het geheugen blijft toch een ondoorgrondelijk ding.
Als kind, op die wandeldagen, vond ik de Velsertunnel altijd
een beetje eng. Ik was als kind vrijwel overal bang voor. Dat is nog steeds wel
zo, maar aan die tunnel ben ik na al die duizenden doorgangen uiteindelijk wel
gewend geraakt.
Ik had dan wel een voorgevoel dat ik Castricum nooit meer
zou terugzien, maar dat voorgevoel wordt gelogenstraft op het moment dat ik de
spits van de NH-kerk in mijn treinraam zie verschijnen. Naast het hiernamaals
en karma, behoren voorgevoelens eigenlijk ook niet tot de dingen waarin ik
geloof. Als je dat wel doet, kunnen ze gemakkelijk gaan werken als self fulfilling
prophecy.
Het vernieuwde station heb ik dus ook nog nooit gezien. Daar
kom ik nog op terug. Nu eerst op de fiets.
Gemeentehuis Castricum
Ik begin simpelweg mijn loopje naar kantoor af te leggen,
via de Burgemeester Mooijstraat en de Dorpsstraat. Daar doet het geheugen
opnieuw van zich spreken. Want daar is op het eerste gezicht niets veranderd. Niets
herinnert meer aan corona en alles is weer zoals het was. Corona is niet
gebeurd, of heeft Castricum overgeslagen. Waardoor het net lijkt, alsof ik hier
eergisteren voor het laatst was. Terwijl ik dondersgoed weet dat dat meer dan 2
jaar geleden is; vervreemdend.
Als ik beter kijk, vallen toch subtiele verschillen op. Op
het Bakkerspleintje is Wierenga, hét stamcafé voor lunches en vrijdagmiddagborrels
en zo, verdwenen. De leemte is nog niet opgevuld. Op de plaats van het oude
postkantoor aan de C.F. Smeetslaan wordt een appartementencomplex gebouwd. Ook
tegenover het gemeentehuis staat iets in aanbouw op de plek van – wat stond er
ook alweer? Ik geloof een fitnesszaal. De vernieuwbouw van winkelcentrum
Geesterduin is nu voltooid.
Wat kilometers verderop, in het stuk van Castricum dat
officieus Bakkum heet, is hotel, café, restaurant en zalencentrum Fase Fier nog
zichzelf. Op woensdag 26 februari 2020 zat ik er voor het laatst in een popquizteam,
in een zaal met 150 schreeuwende, zingende en zwetende mensen. Ik gruw ervan
als ik eraan terugdenk.
De hele rit verwacht ik een bekende tegen te komen, die even
in me wil knijpen om na te gaan of ik geen spook ben. Maar zo voel ik me zelf
als ik rondfiets over het terrein van Duin en Bosch. Van 2008-2011 heb ik
gewerkt in het voormalige mannenpaviljoen De Loet, dat in 1909 werd gebouwd als
onderdeel van het Provinciaal (psychiatrisch) Ziekenhuis. Dat stond sinds 1999
leeg, en kreeg 9 jaar later een tweede leven als tijdelijk gemeentehuis van
Castricum, omdat het gemeentehuis aan het Raadhuisplein gerenoveerd werd.
Een horribele, deprimerende werkplek! Sommige collega’s
geloofden dat het er spookte. Maar ook spoken kunnen voor wat mij betreft naar
het rijk der fabelen. Ik heb er nooit een spook gezien, zelfs niet op die
donkere, winderige, regenachtige late vrijdagmiddag toen ik nog als enige in
het gebouw aanwezig was, omdat de rest van de collega’s bij een kerstfeest was.
Dat hele Duin en Bosch-terrein is nu een woonwijk met
nieuwbouw. Oude gebouwen als De Loet moesten blijven staan vanwege hun
monumentale waarde. Maar ze zijn wel geheel verappartement, en nauwelijks meer
herkenbaar. Wat er nog aardig was aan deze omgeving is verdwenen. Bijvoorbeeld
de grote vijver met de krijsende pauw die ons ambtenaren uit de slaap hield.
Voor iemand die hier voor het eerst komt, zal dit misschien
een heel leefbare wijk lijken. Maar ik zou er voor geen goud willen wonen, al
kreeg ik de woning plus inrichting gratis. Ik voel me hier zelf net een spook.
Nee, nee, in het ergste geval een mens van vlees en bloed in een spookachtige
omgeving.
Terug naar het station.
Dat station ligt sinds 1867 in een scherpe bocht van de
spoorbaan Uitgeest – Alkmaar. Het oorspronkelijke stationsgebouw hield het uit
tot 1969, en was er nog toen wij er die wandelroute haalden.
In de 21e eeuw was het station uit 1969 ook wel weer aan een
opknapbeurt toe. De restauratie was al heel lang ter ziele, de onderdoorgang een
betonnen spelonk, een lift afwezig. Het station zag pre corona 4500 reizigers
per werkdag, en was daarmee het drukste tussen Haarlem en Alkmaar, en idem
tussen Zaandam en Alkmaar.
In zover klopte mijn voorgevoel wel, dat ik het oude
stationsgebouw van Castricum in ieder geval nooit meer terug zou zien na maart
2020. Maar ik wist dat het gesloopt zou worden, dus die voorspelling was
eigenlijk geen kunst.
In mei 2021 was het nieuwe station voltooid. Het is mooi opgeknapt:
een aardige, kleurige entree, Nuijens’ bloemenstal uitgebreid, een kiosk annex
wachtruimte op het eilandperron (die net klaar was toen ik in maart 2020 mijn
laatste woonwerkritten maakte).
Nog iets wat veranderd is: de treindienstregeling tussen
Haarlem en Alkmaar. Maar daar kom ik nog een keer op terug in een apart stuk
over het spoorboekje van 2022.
En daarmee zit de laatste aflevering van Beminde zaterdag
erop, na het ronde aantal van 40 afleveringen, en na de periode van 7 jaar die
zo populair is in sprookjes. En het eindigt wonderlijk genoeg op een donderdag.
Aan een opvolger wordt gewerkt!
Frans Mensonides
12 juni 2022
Er geweest: Barne-, Bene- en Achterveld: zaterdag 21 mei; Castricum donderdag
26 mei 2022
© Frans Mensonides, Leiden, 2022