De digitale reiziger (158)
Interrailen naar Kufstein (Oostenrijk)



Vesting Kufstein

< < < het vorige deel al gelezen?


Pascontrole in een al vertraagde ICEBekend terrein: Saarbrücken-Kufstein Purlepaus en vesting Kufstein - Kufstein–Salzburg met de Railjet -  De Obus (1) -
Listening to Mozart: woonhuis - Mozart lives upstairs, geboortehuis - Obus (2) - Middagje Innsbruck


In de vorige aflevering nam ik in en om Saarbrücken afscheid van het Duitse 49-Euro-Ticket (dat volgend jaar een duurdere naam krijgt). De 3-daagse daar maakte weer deel uit van een 7-daagse Interrail- reis. Ik vertrok op donderdag 19 september uit Leiden naar de boorden van de Saar, om 3 dagen later verder te reizen naar Kufstein, Oostenrijk, ook voor 3 nachten. Daarvandaan maakte ik weer dagtochten naar Salzburg en Innsbruck.

In Kufstein zelf deed ik zowaar de Festung, de vesting, het fort dat 90 meter uittorent boven het sympathieke Tiroler stadje. In 2022, toen ik Kufstein ook voor 3 nachten aandeed op mijn reis Über Adria, liet ik het nog links liggen, of liever gezegd, boven me in de hoogte liggen. Ik heb zo'n vaag vermoeden dat ik het heb overgeslagen uit hoogtevrees, al heb ik dat niet expliciet vermeld in het reisverhaal. Maar deze keer wil ik Kufstein niet verlaten zonder dé toeristische attractie ervan te bezoeken.

Maar eerst nog wat hoofdstukken voor de liefhebbers van treinverhalen.

 

Pascontrole in een al vertraagde ICE

Geprintscreend uit de Interrail-app: mijn reizen van donderdag 19 september (links) en zondag 22 september (rechts).
De aankomst- en vertrektijden zijn die volgens dienstregeling, niet die volgens werkelijkheid.
Mijn eerste rit op 19/9, van Leiden Lammenschans (7:28) naar Utrecht Centraal (8:04), blijkt weggevallen te zijn uit het overzicht

 

Mijn reisplan-A voor die donderdag - dat al spoedig een plan-B nodig zal blijken te hebben -: met de ICE 255 van Utrecht naar Siegburg-Bonn, daarvandaan naar Mannheim, en daar overstappen op de Franse TGV 9552 naar Paris Est. Tot Saarbrücken, het laatste station in Duitsland, mag je met die trein reizen zonder reservering.

Ook in de ICE 255 hoef je niet te reserveren, al wordt dat wel aanbevolen. Ik doe het nooit; bij de in Duitsland vrijwel onvermijdelijke vertraging haal je de trein waarvoor je gereserveerd hebt, vaak toch niet.

Ik neem unverfroren plaats op een platina-goud-stoel, en zal er niet afgejaagd worden. Hoe je zo’n stoel legaal kunt verkrijgen, dat weet ik niet. Ik denk: door een afstand van hier tot de maan af te leggen op het net van Deutsche Bahn. Die stoel van edelmetaal ziet er niet anders uit dan alle andere in de coupé.


Op station Emmerich maken we een niet in de dienstregeling aangekondigde stop. Er komt douane de trein in. Mijn eerste kennismaking met de in Duitsland onlangs heringevoerde grenscontrole!

Iedereen haalt braaf zin paspoort tevoorschijn. Ik heb hem ook maar meegenomen voor de zekerheid. Er gingen – volgens mij onjuiste - geruchten dat een ID-kaart niet goed genoeg zou zijn voor Duitsland, en ik had toch al een paspoort aangeschaft voor eventuele reizen naar het VK.

Die controle gaat niet erg grondig. Ze kijken geen enkel paspoort in. Een terrorist zou er niet koud of warm van worden. Desondanks hebben ze er de eerste weken al 180 ontdekt en teruggestuurd; lees: 180 sukkels die hun reisdocument vergeten waren.

De trein is al 10 minuten te laat vertrokken uit Arnhem Centraal, en ligt nu wel een stijf kwartier achter op zijn schema. Daarmee is zoiets als een omslagpunt overschreden. Een  vertraging van 10 minuten halen ze soms nog in, als er verder niets mee tegenzit. Maar met een kwartier kom je vast te zitten achter allerlei boemels, en loopt de vertraging veelal nog op.

Hoe ze het doen bij DB, doen ze het, maar op Oberhausen Hbf arriveren we al 25 minuten te laat. Eens te meer vraag ik me, als regelmatige IC(E)-en EC-passagier, af wat het voor nut heeft om op hogesnelheidstrajecten even de 300 km per uur aan te tikken, als je daarna weer hele stukken rijdt in bromfietstempo.

Bij elk station klinkt een schel geschreeuw door de luidspreker,  afkomstig van een Nederlandse conductrice met een stentor-stem. Ze ratelt een hele riedel aan goeddeels overbodige informatie af in 3 talen. Dat verhaal wordt iedere keer vooraf gegaan door een welkom aan de nieuw ingestapte reizigers en gevolgd door een afscheidswoord van hen die de trein bij het volgende station gaan verlaten.

Echt dingen die je als reiziger kunt missen als kiespijn. Kaartjes controleert ze niet; ik heb haar in ieder geval niet gezien, alleen gehoord. In Düsseldorf wordt ze goddank afgelost. Voor mijn gevoel begint mijn vakantie in Duitsland nu pas echt.

 

Siegburg-Bonn, eerder dit jaar

We komen aan op Siegburg-Bonn, waar ik een paar maanden geleden nog bovenstaande foto schoot. Ik was er toen gekomen met de tram vanuit Bonn. Op Bonn Hbf stoppen geen ICE’s; je moet ervoor naar Siegburg.

Die TGV is weg. Nu treedt Plan-B, dat ik al in reserve had, in werking. De volgende trein richting Mannheim wordt achtereenvolgens aangekondigd met 5, 10, 20 en 35 minuten vertraging. Ook bij die trein loopt het alleen maar op. Reizigers staan in de brandende zon alternatieven op te zoeken op hun telefoon. Maar ICE 517 arriveert toch nog, +40.

Het is sowieso een twijfelachtige trein, een extraatje? Hij staat wel op de reisplanner van DB, maar niet in die van Interrail. Ik voeg hem handmatig toe.

Tussen Siegburg en Mannheim rijden we over een ’Neubaustrecke’ met veel tunnels, uitgravingen en geluidswallen en soms doorkijkjes op heuvels in een nevelig verschiet. We komen deze keer niet langs de Lorelei, die ik 2 jaar geleden zag op de terugweg uit Kufstein.

De trein stopt niet in Mainz, maar wel in Worms. Welk historisch feit heeft zich daar ook alweer afgespeeld? Oh, ja: de Rijksdag van 1521, waar Luther in de ban werd gedaan door de Duitse keizer. ‘Hier sta ik, ik kan niet anders’, een van de beroemdste uitspraken uit de geschiedenis, die in werkelijkheid nooit gedaan zijn. Worms, dat ligt dus hier!

Dat lijstje met verzonnen beroemde uitspraken is erg lang. Indertijd had niet iedereen een recorder of zelfs ook maar een stenoblok bij zich om een gevleugeld woord heet van de naald te kunnen vastleggen. Ik verbaas me ook altijd over de complete volzinnen met famous last words die stevenden nog over de lippen gekregen zouden hebben, net voordat ze de laatste adem uitbliezen.

In Mannheim moet ik overstappen voor een kippeneindje van 4 minuten naar Ludwigshafen Hbf. Daar pas kan ik de trein naar Saarbrücken nemen.

Mannheim, Heidelberg en Ludwigshafen vormen een agglomeratie met tezamen zo’n 700.000 inwoners. Die trits van steden is zeer ruim voorzien van tramlijnen, 3 tramnetten die onderling aaneengeknoopt zijn. Ik kon er volgend jaar best eens heengaan met mijn 58-euro D-Ticket.

Ludwigshafen Hbf is een heel apart station. Het is in het Duitse spoorjargon zowel een Keil- als een Turmbahnhof. ‘Keil’ kwamen we al tegen in Vohwinkel. Zo’n station is gelegen aan de 2 takken van een splitsing, even voorbij het punt waar de sporen uiteengaan. ‘Turm’ slaat op stations waar de treinen in meerdere etages over elkaar heenrijden; kruisingsstations.

In de 5 minuten overstaptijd volgens dienstregeling moet ik door een labyrint van trappen en gangen rennen naar spoor 5, rolkoffer in mijn kielzog. Tot slot een lange, steile betonnen hellingbaan op. Daar aangekomen horen we dat de trein naar Koblenz niet zal vertrekken van spoor 5 maar bij nader inzien van spoor 3. Een meute van een man of 50 onderneemt een lange ren, hellingbaan weer af, en weer door zo’n labyrint. Ik hol er maar als een mak schaap achteraan; hopelijk weten die mensen de weg.

Die 5 minuten zijn al lang om, maar de RE naar Koblenz heeft gelukkig 10 minuten vertraging. Het voordeel van al die vertragingen is, dat je je uiteindelijk toch maar zelden hoeft te haasten.

Daar arriveert de trein naar Koblenz. Laatste etappe voor vandaag! Hè, wát?? Koblenz??? Dat ligt toch helemaal de andere kant op? Naar het noorden, en Saarbrücken ligt ten westzuidwesten van Ludwigshafen, dacht ik zeker te weten. Help, ik zit helemaal verkeerd! Maar nee, Saarbrücken staat wel degelijk op het display met stations waar deze trein gaat stoppen.

Maar het is die trein van SÜWEX die ik in het vorige deel (dat een paar dagen later speelt) al eens had. Dat is die trein die van Ludwigshafen met een wijde piesboog via Saarbrücken en Trier naar Koblenz rijdt. Ik zit toch goed.

Het is de eerste keer dat ik het 130 km lange traject Mannheim – Saarbrücken doe. Het bevat geen hogesnelheidstrajecten; 160 km/uur is de max.

We doorkruisen een bos- en heuvelachtige streek met heel aardige optrekjes tegen de hellingen. 5 stations worden aangedaan - en gelukkig tientallen stations overgeslagen. We stoppen in Neustadt, Kaiserslautern (oh, dat ligt dus hier), Landstuhl, Homburg  (‘You'd better take off your Homburg / 'Cause your overcoat is too long’, met dank aan Procol Harum) en Sankt Ingbert.

Na een reis van 9 uur, en met een kleine 700 km op de teller, kom ik aan in Saarbrücken.



Homburg


Saarbrücken



Bekend terrein: Saarbrücken - Kufstein



Mannheim

Daarna reis ik via de zelfde weg terug naar Ludwigshafen – na een verblijf in Saarbrücken van 64uur, moet ik er wel bij zeggen. In de tussentijd heb ik de Saarbahn en de Luxtram gedaan, beide helemaal van begin tot einde. Zie de vorige aflevering.

Deze zondag staat de verplaatsing naar Kufstein, Oostenrijk, op mijn programma. Slechts ca. 600 spoorkilometers voor de boeg. Maar ik ben toch vroeg op pad gegaan; 8:47 vind ik tenminste vrij matineus voor de zondag.

Het is weer een SÜWEX-trein, met een bescheiden eerste klas, waarin slechts 12 stoelen en een bagagerek.

Op Mannheim Hbf haal ik deze keer een trein eerder dan in mijn plan stond; een trein die ook alweer een halfuur te laat is. In de hal van Mannheim Hbf heb ik nog net een kop koffie kunnen bemachtigen.

Het stuk Mannheim – München heb ik al 2 keer gedaan op de Adria-reis, heen en terug. Ik verwijs kortheidshalve naar dat verhaal en blijf het grootste deel van de rit met een weinig alerte blik uit het raam in de verte staren.

Dat verkassen naar een ander hotel in een andere plaats is enerzijds een heel gedoe (koffer inpakken, heb ik niets vergeten?, en in het andere hotel weer uitpakken). Maar anderzijds is het ook een rustpunt.

Deze trein, de IC 593, is vanmorgen om 5:07 vertrokken van Hamburg Dammtor. Tussen Hannover en Göttingen heeft hij een halfuur vertraging opgelopen.

In de trein zit een conducteur die klinkt alsof het nog steeds 5:07 uur is. Met een lijzige, slome stem leest hij alle aansluitingen voor, waarvan de meeste gemist. Hij laat zich niet zien, wat in IC(E)’s een uitzondering is. En in RE’s dan weer heel normaal; daar gaan ze ervan uit dat iedereen wel een geldig D-ticket heeft.





München Hbf

In de immense stationshal van München Hbf heerst een drukte alsof we midden in de maandagmorgenspits zitten. Maar maandagmorgen zullen weinig mensen in een Bierfestival-uitmonstering lopen. Dat is waar ook; gisteren is het Oktoberfest begonnen, hoewel het pas september is. 14 dagen bier hijsen, in het daarbij gepaste tenue.

Blikjesrapers graaien met vereende krachten in vuilniszakken met afval. Ik sla op de vlucht voor wat wel een complete stampede lijkt; een horde reizigers die zich van het ene naar andere perron haasten. Bij alle kraampjes staan dikke rijen.

Mijn trein naar Kufstein vertrekt van de kopsporen 5 – 10, excentrisch gelegen op een halve kilometer van de grote hal. Het laatste stuk van vandaag ga ik afleggen met deze trein van BRB: Bayerische Regiobahn.

Terugkeer na 2 jaar in Kufstein, en daarmee in Oostenrijk. Tussen dat vorige bezoek en het voorvorige lag een periode van maar liefst 48 jaar. Maar ik nam me toen al voor, om deze keer sneller terug te keren. Ons vakantieland uit mijn tienerjaren heb ik als senior opnieuw in het hart gesloten.

Ik heb geboekt in hotel Gisela, pal tegenover het station. Het dateert uit 1877 en is een oud, degelijk familiepension. Je betreedt je kamer, en na 22:00 het hotel met een ijzeren sleutel, en zeker niet met een pasje.

Voor mijn kamerraam stoppen bussen en verzamelen zich ’s morgens vroeg scholieren die na hun treinreis nog een stuk moeten bussen naar school.

Kufstein ligt ongeveer halverwege op de treinroute Innsbruck – Salzburg. Ook de Railjets stoppen in het kleine stadje, dat wel de 2e stad van Tirol is en veel grootstedelijker overkomt op de bezoeker dan het is. Lange goederentreinen, volgeladen met containers en met auto’s, rammelen langs de perrons op weg naar de einder.



Ik besteed de rest van de middag aan een wandeling langs de rivier de Inn, en nu eens aan de oever waar het spoor loopt, en niet aan de stadskant. Bij de brug in de verte wil ik de Inn oversteken. Maar die autobrug verte blijkt geen trap te hebben voor voetgangers. Ik keer op mijn scheden terug.

De maandag sla ik even over, maar komt later nog; ook dit is weer een niet-chronologisch verslag.

En dinsdagmorgen: de vesting!

 

Purlepaus en vesting Kufstein



De vesting van Kufstein gaat om 9:00 uur al open. Maar om mijn opstijging met dat liftje nog even uit te stellen, loop ik eerst een foto- en horecarondje door het dorp.

Waar zal ik vanavond eens eten? Feitelijk is het gemakkelijk een keuze te maken, in een plaats die je al kent van een eerdere vakantie. Deze keer ging ik op de eerste avond voor de schnitzel van Purlepaus. Dat is een restaurant aan de voet van de vesting die ooit aan flarden is geschoten door een kanon met dezelfde naam. De 2e avond koos ik voor Bombay, een prima Indiaas restaurant, een beetje buiten de slinger van Kufsteins horecahart.

Voor vanavond, mijn laatste van deze reis, zoek ik echt iets nieuws. Maar in Kufstein blijken er op dinsdag vrijwel geen restaurants open, en vrijwel geen winkels ook. ‘Ruhetag’ staat er dan steevast op het lijstje met openingstijden. In Zwitserland is dat ook zo. In Nederland staat er dan neutraalweg: ‘Gesloten’.

Bij dat ‘Ruhetag’ voel ik – maar dat kan ook aan mij liggen - een zekere verongelijktheid: Mogen wij misschien ook een keer een dag vrij hebben? Bombay houdt geen rustdag, dus het wordt opnieuw: Bombay.

Dan toch maar een kaartje kopen voor de vesting, en dat 7-persoons liftje nemen dat me 2 jaar geleden de stuipen op het lijf joeg.

Het is met een wat weidse naam Panoramabahn Kaiser Maximilian, een Schrägaufzug, zoals ze dat in de Duitstalige Alpen noemen. Hij is aangelegd in 1999 en vervangt een met de hand bediend goederenliftje dat in 1965 buiten gebruik werd gesteld. Tussen 1965 en 1999 - en trouwens ook in de oude tijden dat hier nog oorlog gevoerd werd en er militairen gelegerd waren - kon je alleen naar boven via trappen. Die zijn nog steeds begaanbaar. Vanaf de ingang zigzaggen ze naar boven in een overdekte gang.

Het liftje begint al op een heuveltje en voert naar de begane grond van het hoge bouwwerk aan de linkerkant van de vesting. Hij overbrugt daardoor maar een hoogteverschil van 47 meter, terwijl de nok van het fort op 90 meter boven de waterspiegel van de Inn ligt.

Het apparaat neemt een helling van 100%: 45 graden. Er is er maar één lift. De meeste Schrägaufzüge komen halverwege hun dubbelganger tegen. Maar deze is uitgerust met een contragewicht onder de rails.

De tocht duurt 90 seconden. Zo lang kun je je adem niet inhouden, dus ik ga maar rustig door met ademhalen, en kijk niet naar beneden, maar naar boven.

Meer cijfers: de oudste voorloper van het fort is voor het eerst genoemd in 1205 en dat is 819 jaar geleden. Het fort is 400 meter lang en het complex beslaat een oppervlak van 2,5 ha. Het trekt jaarlijks 180.000 bezoekers.     

Waarvan ik er één ben! Wat gaat er nu in je om, Frans? Nou nog niet zo gek veel, eigenlijk. Ik ben blij dat ik hier ben, net als ik was in Zoutelande. Maar echt uitbundig blij ben ik nog niet. Mijn verstand staat geloof ik op nul. Als dat niet zo was, zou ik misschien alsnog bang worden. Maar daar ben ik nu niet bang voor …

Gevochten wordt er al eeuwenlang niet meer op of om die rotspartij in Kufstein. De gebouwen huisvesten nu een uitgebreid museum. Bovendien kun je er bijeenkomsten houden. Zelfs Tupperwareparty’s vinden er plaats, hoewel je daarbij eerder denkt aan een bijkeuken van een doorzonwoning als locatie. De horeca op het fort houdt op dinsdag ook rustdag en pakt meteen de woensdag erbij.

De latere Duitse Keizer Maximiliaan I (1459-1519) uit het geslacht Habsburg veroverde het fort in 1504 tijdens een Beiers-Tiroler oorlog. Het ging om een ingewikkelde erfopvolgingskwestie. Aanvankelijk wilde de beschieting niet erg lukken. Maar Maximiliaan liet uit Innsbruck de reuzenkanonnen Purlepaus en Weckauf von Österreich aanrukken. Die schoten het fort aan diggelen met kogels van 100 kilo.

Maximiliaan liet daarna een nieuwe vesting bouwen, die ongetwijfeld groter was dan de vorige. Hij was een man van het grote gebaar, van grote paleizen, van grote kanonnen, van grootse ideeën, die ook grote bedragen kostten en de schatkist van Tirol uitputten. Met een knap arrogante tronie ook, als ik het mag opmerken. Hij was de opa van Karel V en had ook in de Nederlanden iets in de melk te brokken.

Je ziet hem op de collage, op de bovenste rij in het midden, waar een man van zijn statuur thuishoort. De man links van hem mocht er ook wezen, maar straks meer over hem.

Maximiliaan kickte op kanonnen. Op de rechterfoto van de middelste rij kijkt zijn portret neer op een kanon. Linksboven en rechtsonder de slotkazerne.

Op deze fotocollage onder meer een Brüderschaftsglas uit de voorvorige eeuw.  Broederschap drinken wordt in Duitsland en Oostenrijk gedaan door twee mannen, en wel om een vriendschap te bezegelen, en te vieren dat men elkaar voortaan zal tutoyeren. Ik schreef lang geleden al eens iets over het duzen (jij en jouw zeggen). Het luistert erg nauw. Bij dit glas heeft ieder zijn eigen lurk-opening, wel zo hygiënisch!


 

 

De holenbeer linksboven is een mannetje. Mannetje? Zeg maar Man! Hij kon zo’n 3½ meter hoog worden en woog dan een kleine ton. Zo’n jongen kon je zo maar tegenkomen in het bos, tot zo rond 8000 v.C., toen ze zijn uitgestorven.

Ik app een paar foto’s naar mijn broertje. Over hoogtevrees appt hij terug: ‘kwestie van verstand op nul zetten, en genieten’. Zie je nou wel, dat is een goede tactiek: verstand op nul. Nu hoor ik het eens van een ex-alpinist.

Nu ik het heb over mannen, mannetjes, jongens, broeders en broertjes: er schiet me iets te binnen. Laatst moest ik een medisch formulier invullen. Eén van de vragen luidde: ‘Bent u als man geboren?’ Ik antwoordde: ‘Nee, als jongetje.’

Ja, wat is dat nou voor vraag! Hoe vaak zie je een pasgeboren man in een wieg liggen? Ze wilden natuurlijk weten of ik misschien getransformeerd was (quod non). Maar vráág dat dan gewoon!

Zoals ik 2 jaar geleden al schreef, is de vesting van Kufstein vooral bekend om het Heldenorgel. Ik schreef zo ongeveer:

Het Heldenorgel in de nok van de Festung is volgens alle bronnen is met zijn bijna 5000 orgelpijpen het grootste openluchtorgel ter wereld. *) Het is gebouwd in 1931. Sindsdien wordt het elke middag van 12:00 – 12:15 bespeeld ter nagedachtenis aan alle gesneuvelde soldaten uit WO I en later ook WO II.

Hier op Youtube de orgelbespeling van 9 september 2022, een dag na het overlijden van de Britse koningin: God Save the Queen / King.

Je hoort dat orgel in heel Kufstein en ver daarbuiten. Het geluid reikt tot in een straal van 6 kilometer rond de stad. De zwaarste bas-pijp, als dat zo heet, van 32 voet lengte, is zelfs tot 13 kilometer in de omtrek te horen.

Het orgel bevindt zich boven in het fort, maar de toetsenist bespeelt het vanuit een huisje bij de ingang. Hij luistert naar zijn eigen spel via een koptelefoon; niet naar de orgelklanten uit het fort. Die zouden hem met een vertraging van ¼ seconde bereiken, omdat het geluid nou eenmaal tijd nodig heeft om van A naar B te reizen.

Het maakt indruk, zo’n dagelijks concert ter nagedachtenis van soldaten die lang gelee gesneuveld zijn, en niet vergeten mogen worden. Reikten de klanken van dit Kufsteiner orgel maar over de hele aarde! En heette het maar het Vredes- in plaats van het Heldenorgel!

*) vergeet het maar! In de USA, natuurlijk daar, hebben ze een bestaand orgel zodanig uitgebreid dat hij nu véél groterder is dan dat in Kufstein.

En wie is nou de man links van Maximiliaan op de collage hierboven? Het is Reinhold Hindinger, van 1963 tot zijn dood in 1992 de huisorganist van de vesting. In 29 jaar tijd verzuimde hij maar één keer een speelbeurt. Daar zal hij dan wel een heel goeie reden voor gehad hebben. Hij begon zijn concerten altijd met een korte uiteenzetting voor het publiek over het orgel. Ook speelde hij een aantal grammofoonplaten vol. Ik denk dat hij de ware held was van het Heldenorgel!

 

Op dit punt kun je afslaan naar boven, naar het Heldenorgel. Het wordt meestal bespeeld in het hokje bij de ingang, maar ook boven is er een klavier.

Kies je de weg naar beneden, dan beland je in een labyrint van indertijd geheime vluchtgangen.

Een pijl wijst nog verder naar beneden, naar de uitgang via de trap. Maar ik blijf nog even plakken totdat na twaalven het dagelijkse orgelconcert begint. Dat moet je hier, zo dicht bij het vuur, wel extra goed kunnen horen.

Het begint met een scherzo. Een bejaarde man die hier loopt, krijgt ineens de geest, en begint te huppelen en met zijn wandelstok te zwaaien. Daarna volgen 2 ernstigere stukken.

Ik pak het liftje naar beneden. Die avond zie ik op de terugweg van restaurant Bombay het felverlichte fort uittorenen boven de stad. De volgende morgen, de dag van de terugreis, kijk ik er nog eenmaal naar om vanaf het perron. Die vesting: ik heb hem toch maar mooi bedwongen!

Frans Mensonides
27 oktober 2024
Wordt nog één keer vervolgd.



Kufstein–Salzburg met de Railjet

En dan nu het vervolg van dit reisverslag van een vakantie die al bijna 2 maanden achter me ligt op de dag dat ik de ganzenveer in de inktpot doop voor de laatste hoofdstukken. Zo probeer ik de zomer, mijn reiszomer, nog een beetje te rekken.  

Op maandag 23 september 2024 pak ik op station Kufstein de Railjet Bregenz - Salzburg. Die gaat normaliter door naar Wenen, maar het oosten van Oostenrijk is enkele weken geleden getroffen door een watersnood. Lange stukken spoorbaan zijn onbegaanbaar geworden.

Ik had net een hotelkamer gereserveerd in Kufstein, toen ik dat nieuws las. Maar gelukkig geen waterroverlast in Kufstein; de Inn bleef binnen zijn oevers. Anders had ik die kamer meteen weer kunnen annuleren. ‘Gelukkig’, zeg je dan, voorbijgaand aan het lot van de bewoners van de overstroomde streken; het niets ontziende egoïsme van de reiziger. Ja, dat is toch het eerste wat je denkt als vakantieganger: kan mijn reis nu nog doorgaan, en zo nee, krijg ik dan mijn geld wel terug?

 

De Railjet legt het stuk tussen Kufstein en Salzburg af in 70 minuten, en stopt onderweg nergens. Deze rit tussen 2 Oostenrijkse steden voert voor 98% door Duitsland. Zowel Kufstein als Salzburg liggen aan de Duitse grens, en als je door dat laatste land rijdt, snijdt je een flink stuk af.

Zo’n trein die zonder stoppen door een land rijdt, heette vóór Schengen volgens mij in het Duits een Korridorzug. Er kwam geen Duitse douane, want je kon in Duitsland niet uitstappen. Er vindt nu dus ook geen grenscontrole plaats in deze trein.

Tussen Kufstein en Salzburg zou je ook op je Deutschland-Ticket kunnen reizen. Maar dan moet je van Kufstein de boemel nemen naar de Zuid-Duitse stad Rosenheim, en daar overstappen op die naar Salzburg. Die 2 grenssteden staan in het selecte lijstje van internationale trajecten waar het D-Ticket geldig is, waaronder bijvoorbeeld ook Emmerich – Arnheim Zentral.

Maar zo’n rit via Rosenheim duurt dik 2 uur en ik gooi er daarom liever een Interrail-reisdag tegenaan. De Railjet is toch ook wel een prachtige en snelle trein, die je niet wil missen.

Hij rijdt op langeafstandstrajecten tussen Oostenrijkse steden, en zijn net waaiert ook uit tot ver buiten de landsgrenzen. Het zijn trekduwtreinen met 7 bakken. De trein waar ik nu inzit, bestaat uit 2 gekoppelde Railjets; 14 bakken, dus.

Railjet belooft de reiziger zitcomfort en voldoende beenruimte, zelfs in de 2e klas. Naast een eerste klas heb je ook een aparte businessclass, die zo goed als onbetaalbaar is en alleen voor CEO’s is weggelegd. Ik zit in de normale 1e klas ook al tussen de zakenpipo's, die druk bezig zijn met overleg; vergaderstukken op de laptop. Ze hoeven niet bang te zijn, gestoord te worden door kinderstemmen. Het grut zit in de familierijtuigen, onderdeel van de 2e klas, naar films te kijken in de kinderbioscoop. Een restaurant is ook aan boord.

De trein pikt een hoekje mee van Rosenheim, maar buigt een ruime kilometer voor het station af naar het oosten, richting Salzburg. Daar is vandaag het eindpunt; wie naar Wenen wil, moet overstrappen op langzamere treinen, en zal veel langer onderweg zijn dan normaal.

 



Salzburg Hbf


De Obus (1)

Salzburg is de vierde stad van Oostenrijk, na Wenen, Graz en Linz. In tegenstelling tot de 5e stad, Innsbruck, heeft Salzburg geen tramnet. Hét stadvervoermiddel is de Obus, de Oberleitungsbus, de trolley.

De Obus van Salzburg, die in 1940 voor het eerst op straat kwam, telt 12 lijnen, 165 haltes, ca. 100 bussen, en vervoert ca. 140.000 reizigers per dag. De meeste bussen zijn van het type Trollino 18, die modern vormgegeven bussen waarmee ik laatst kennismaakte tussen Arnhem en Wageningen.

Het trolleynet van Salzburg is een flinke maat groter dan dat van Arnhem. Het is het op één na het grootste trolleybusnet van Europa, na dat van Athene.

De binnenstad van Salzburg, met de Mozart-attracties waar ik op uit ben, ligt vrij ver van het station, en ik heb geen idee, welke kant ik op moet lopen. Sommige stadscentra zuigen de reizigers die het station uitkomen, meteen naar zich toe; je hoeft maar achter de mensenstroom aan te lopen. Maar Salzburg heeft niet zo’n soort centrum.

Meteen de Obus dan maar pakken! Op het stationsplein neem ik even de tijd om uit te knobbelen welke lijnen naar het centrum gaan, en hoe ik een kaartje kan verkrijgen. Dat laatste gaat via een automaat, waar ik na 2 mislukte pogingen voor 4,70 euro een dagkaart uit weet te verlossen.

Ik pak lijn 2 naar Obergnigl, die de halte Mirabellpark in het centrum aandoet. Obergnigl, een grappige naam die de komende dagen nog wel eens in mijn geheugen zal komen bovendrijven. Het is een landelijke wijk in de heuvelen. Maar zover kom ik niet; ik stap uit bij het Mirabellpark.

Dat is een pracht van een tuin om te flaneren op een warme nazomerdag. De tuin hoort bij het slot Mirabell, dat dateert uit 1606. Het was het optrekje van Prins-Aartsbisschop Wolf Dietrich von Raitenau, die er woonde met zijn maîtresse (!) en hun 15 buitenechtelijke kinderen (!).

Dat kon allemaal zomaar! Maar het duurde niet lang. Bij de zoveelste oorlog met Beieren raakte de Prins-Aartsbisschop alles kwijt en belandde levenslang in de petoet. Salzburg was tot 1805, met omstreken, een prins-aartsbisdom. In dat jaar werd Salzburg ingelijfd door Oostenrijk, waarvan het sindsdien als deelstaat deel uitmaakt.

In de drukbezochte tuin rond het slot zijn in de 60’s opnamen gemaakt voor de film The Sound of Music. Die was gebaseerd op de gelijknamige musical over de avonturen van de muzikale familie Von Trapp, die stamde uit Salzburg.

Maar ik kom hier voor een andere muzikant, Wolfgang Amadeus Mozart.

 



Listening to Mozart: woonhuis

Mozart  - Eine kleine Nachtmuzik /  Waldo de los Rios (1971)

Mozart  - Symfonie no. 40  / Waldo de los Rios (1971)


Every time that I look at my baby, I feel good, I feel great, I feel fine
Every day that I spend with my baby, I thank heaven for being so kind
While listening to Mozart, I tell her that I care
And when we kiss, there’s always music in the air

Een gezongen versie van deze 40ste symfonie:
Listening to Mozart / Walter Scott (1971)

 

In 2018 heb ik als verstokte Beatles-fan een bedevaart gemaakt naar Liverpool, waar de Fab-Four geboren zijn. Dit reisje naar Salzburg, waar Mozart is geboren, is van een geheel andere aard. Ik heb zo goed als niets met de muziek van Mozart, en dat is ongeveer evenveel als met The sound of Music.

Van de ca. 600 composities die Mozart in zijn korte leven (1756-1791) heeft geschreven, ken ik er misschien 6 à 7 van naam, en kan ik er 2 meefluiten. Niet toevallig zijn dat de 2 nummers van hem die de Veronica top 40 gehaald hebben.  

In 1971 was dat. Het thema uit Mozart’s 40ste symfonie, in de bewerking van Waldo de los Rios, en uitgevoerd door het orkest o.l.v. Manuel de Falla, stond zelfs 3 weken op nummer 1 in het voorjaar van dat jaar. De los Rios en de Falla hadden later dat jaar nog een bescheiden hit met Eine Kleine Nachtmuzik. Even bescheiden, en ook in 1971, was het succes voor Michael Chapman met Listening to Mozart, zijn gezongen versie van de 40ste symfonie.

Dat vind ik toch allemaal wel aardige nummertjes, hoor; heel hit-potent, blijkbaar, van die ouwe rocker uit Salzburg. Ik zal er niet op stemmen voor de Evergreen Top 1000, maar vind ze nog steeds heel beluisterbaar.



Mozart, 6 jaar oud. Maker portret onbekend
Gezien in het Geburtshaus

Maar waarom dan speciaal voor Mozart naar Salzburg, als ik geen grote fan van hem ben? Nou, ik heb een fascinatie voor wonderkinderen; misschien omdat ik er zelf geen was. Mozart, die zijn eerste compositie schreef op zijn 5e, was er wél een, en zijn 5 jaar oudere zus Nannerl ook, in iets mindere mate dan haar broertje. Ze hadden nog 5 andere broers en zusters, maar die zijn allen in hun kindertijd gestorven.

Er heerst zo’n idee over wonderkinderen dat ze eerst opgezweept, geëxploiteerd en verpest worden door overambitieuze ouders, en als volwassene, als ze wonderkind-af zijn, een doodongelukkig leven leiden. Maar ik ben ervan overtuigd dat muzikale wonderkinderen zelf niets liever doen dan muziek maken en componeren. Zo zal ook het 3-jarige Duitse schildertje dat laatst in het nieuws was, niets liever doet dan schilderen, en beseft hij nog niet dat hij er zijn ouders schatrijk mee maakt.

Vader Leopold Mozart was musicus en muziekleraar. Hij was gefrustreerd over het moeizame verloop van zijn carrière; zo bleef een benoeming als hofkapelmeester langdurig uit. Maar dank zij zijn begaafde kinderen kwam hij in aanraking met vorsten en prinsen.

Het is moeilijk te peilen hoe Amadeus en Nannerl het vonden om in hun zeer prille jeugd jaar na jaar door hun ouders rondgesleept te worden door half Europa. Aan hoven en in paleizen moesten zij hun muzikale kunsten vertonen. Maar ik maak me sterk dat ze het verkozen zouden hebben boven een saai leven in een schoolklas, als een doodgewoon kind.



Leopold, Amadeus en Nannerl, Jean Baptiste Delafosse, kopergravure 1763.
Gezien in het Geburtshaus

Het was wel een hard bestaan. Amadeus was van de 13.107 dagen dat hij geleefd heeft, gedurende 3720 dagen op reis. Hij had een zwakke gezondheid. Hij en Nannerl lagen onderweg om de haverklap ziek, en ontsnapten enkele keren ternauwernood aan de dood.

Een paar rare trekje had Mozart wel, ook in zijn volwassenheid. Hij leek te zijn blijven hangen in de vieze-woordenfase. Die is wel normaal voor kinderen van 5, maar bij kinderen van 35 wordt het meestal als ongepast ervaren.

Zijn brieven en zijn gesproken woord waren rijkelijk doorspekt met pies en poep. Een brief die hij schreef aan een of andere hotemetoot, had als aanhef: ‘Geachte heer Varkenspik’, en hij doopte in 1782 zijn 6-stemmige canon in b-majeur: ‘Leck mich im Arsch’ (lik me reet).

Verder had hij allerlei heel opvallende tics. Moderne kinderpsychiaters diagnosticeren hem wel met TS (Tourettesyndroom), ADHD, Autisme, OCD en waarschijnlijk ook met PDDNOS, waarvan niemand weet wat het precies is; dat past dus altijd. De hele letterbak wordt postuum over Mozarts hoofd uitgestort; de complete verzameling aan afkortingen in een doorsnee-schoolklas anno 2024.

Het is tegen de beroepsethiek van psychiaters om een diagnose te stellen over een patiënt die zij nooit zelf gekend hebben. Maar voor wonderkinderen uit het verleden geldt die regel kennelijk niet.

Maar ik, amateurpsychiater, wil toch ook wel een gok wagen. Ik houd het erop dat Mozarts rare gewoontes een reactie waren op het feit dat hij in zijn prille jeugd al een volwassen prestatie leverde, altijd omringd werd door volwassenen, en daardoor zelf vroeg volwassen was. Dan moet je van de weeromstuit als volwassene wel in sommige opzichten in je kindertijd blijven hangen. Zoiets zou het kunnen zijn.

Zowel Mozarts geboortehuis als zijn latere woning zijn te bezichtigen. Ze liggen op een paar stappen van elkaar, vlakbij een bocht in het riviertje de Salzach.

In Mozarts Wohnhaus, ofwel het Tanzmeisterhaus, woonde het gezin Mozart van 1773 tot 1780. In 1781 verhuisde Amadeus naar Wenen, waar hij de rest van zijn leven grote triomfen zou vieren.

Over dit museumbezoek kan ik kort zijn, hoewel dat geen gewoonte van me is. Je mag in dit museum niet fotograferen, en ik zie daar ook weinig aanleiding toe. De danszaal waarnaar de naam van het huis verwijst, is leeg genoeg om erin te kunnen dansen. In het museum loopt verder een schimmige tentoonstelling met foto’s van kunstwerken die hooguit vaag iets met Mozart te maken hebben.

En gesproken over ‘Listening to Mozart’: wat ik hier mis, is muziek van Mozart. Ze hadden best een cd’tje kunnen opzetten met één van zijn composities!

Dat geldt ook voor de volgende attractie: Mozarts Geburtshaus, ook een huis van een musicus waar niets dan stilte heerst.

 

Mozart lives upstairs, geboortehuis

Er war ein Punker und er lebte in der großen Stadt
Es war in Wien, war Vienna, wo er alles tat
Er hatte Schulden, denn er trank, doch ihn liebten alle Frauen
Und jede rief: „Come and rock me Amadeus!“
Er war Superstar, er war populär
Er war so exaltiert, because er hatte Flair
Er war ein Virtuose, war ein Rockidol
Und alles rief: „Come and rock me Amadeus!“

Rock me Amadeus / Falco (1985)

 

Mozart lives upstairs and he plays from time to time
Even the pretty songs he makes can keep you off my mind, off my mind
The music keeps just drifting down until my head just spins
This is a song that he repeats, on and on he sings, on he sings

Mozart lives upstairs / Michael Chapman (1971)



De familie Mozart bewoonde alleen de 3e etage van deze riante woning (linksboven op een van de fotocollages hieronder). Ineens schiet me nog een hit over Mozart te binnen, naast ‘Rock me Amadeus’ van Falco: ‘Mozart lives upstairs’ (hierboven gelinkt en geciteerd). Ik vind het wel wonderlijk dat ik een nummer onthouden heb dat 53 jaar geleden 2 weken in de tipparade heeft gestaan en dat ik misschien 2 of 3 keer gehoord heb op Veronica.

De ‘ik’ uit dit nummer wordt in zijn liefdesleven ernstig gehinderd door het spel van Mozart, die boven hem woont. Dat terwijl die van Listening to Mozart er juist inspiratie uit put.

Mozarts stamboom: ouders, broers, zussen en nakomelingen.


‘Kinderviool’ die Mozart kreeg op de leeftijd van 6½ jaar


Mozart op zijn sterfbed, kopie (?) naar Hermann Kaulbacht, eind 19e eeuw.

Als je deze kunstenaar mag geloven, stierf Mozart in een kamer vol visite. Volgens een hardnekkig stuk nepnieuws zou Mozart vergiftigd zijn door zijn concullega en rivaal Antonio Salieri. In werkelijkheid hadden beide musici veel respect voor elkaar. Net als de Beatles en de Stones, die zich niets aantrokken van de rivaliteit tussen hun fans. En daarmee zijn we alweer terug bij de popmuziek, die me echt nader aan het hart ligt dan de klassieken.

 






Linksboven: Salzburg Hbf - rechtsboven Festung
Hohensalzburg

Een fotorondje door het centrum van Salzburg. Het is een heel verticale stad, vind ik, die aanleiding geeft tot foto’s in portret-oriëntatie; veel smalle stegen.

Mozart is hier vanzelfsprekend nog regelmatig te horen in de concertzalen. Mozartkugeln zijn mooi verpakte pralines van chocolade, met een vulling van pistache- en hazelnoten en een mierzoete, tanden en kiezen verwoestende kledder van marsepein en noga. Zal ik er een mega-doos van kopen, en elke dag voorzichtigjes één zo’n kogel uitpakken, voor bij de koffie? Nee, driewerf nee! Snel doorlopen! Ik weet precies hoe dat gaat: ik vreet binnen een kwartier tijd die hele doos leeg, tot en met de allerlaatste Kugel. Zou dat wel in mijn dieet passen? Een vraag naar de bekende weg.

  

         

Wie geilt op vrouwen in Dirndl-kleding of op mannen met blote knieën, die kan hier zijn hart ophalen. Ze lopen bij honderden in de weg van mijn cameralens, in het deel van het centrum waar ik nu wandel.

Er is een volksfeest gaande, een soort kermis; overal drukte, kraampjes. Ik zoek even op wat het is.

Het is Rupertikirtak, een dag die 5 dagen duurt, dit jaar van 20 t/m 24 september. Hij wordt gehouden ter ere van Sint Rupert, de beschermheilige van Salzburg, die leefde in de 7e eeuw.

Die kermis is er ongetwijfeld de oorzaak van dat ik in Salzburg geen fatsoenlijke hotelkamer kon boeken tegen een acceptabele prijs, en dat ik moest uitwijken naar Kufstein. Dat gebeurde 2 jaar geleden ook al, op mijn Über Adria-reis, rond dezelfde datum. Oh ja, er was toen ook iets met een volksfeest. Dat zal diezelfde Rupertikirtak geweest zijn. Ik dacht nog: laat ik dat nou onthouden: niet naar Salzburg in de 3e week van september. Maar toch was ik het vergeten.

Op die kermis kun je kennismaken met oude ambachten, en er nostalgische lekkernijen eten: gebakken hazenoren met zuurkool, en gefrituurde muizen. Neem me niet kwalijk, dat ik pas.

 

Hopelijk hebben ze thuis een droogtrommel

Obus (2)







Liever wil ik nog een ritje maken met de Obus. Obergnigl lijkt me wel een aardige bestemming. Maar ik kan in het centrum bus 2 nergens meer vinden, en eigenlijk zelfs de haltes bijna niet eens, in de mensenmassa. Op goed geluk spring ik in bus 10 naar Sam. Sam? Ja, dat schijnt een wijk van Salzburg te zijn. En we komen onderweg door de wijk Gnigl, zonder Ober-

Sam: Uncle Sam, samsam doen of: ‘Kijk omhoog Sammy’? Maar nee, niets van dat alles; de naam is afgeleid van Samer, mensen die goederen door het heuvelland vervoerden op pakezels. Dat is lang geleden. Sam is nu een wijk met voornamelijk laagbouw; villa’s en rijtjeshuizen. De route van lijn 10 eindigt op een bedrijventerrein.

Hier valt niet veel te fotograferen, dus ik pak de bus terug. 140.000 passagiers per dag, het is niet niks. Die Obussen zullen altijd wel overvol zitten. Vandaag dan vooral met kermisgangers, veel mensen met kinderen, die na schooltijd nog een avondje Ruperti meepikken.

Salzburg heeft, net als Kufstein, een vesting hoog op een rots, de Festung Hohensalzburg. Er loopt een trap naar toe, die begint onder een poortje in het centrum. Maar ik spaar mijn krachten voor de vesting van Kufstein, die ik morgen ga doen (en hierboven al beschreven heb). Bovendien is het al laat in de middag.

Terug met de Obus naar het station en met de trein naar Kufstein. De Railjet die ik had willen nemen, heeft een halfuur vertraging. Ik neem een trein naar Bregenz van het spoorwegbedrijf Westbahn. Hij rijdt eens per 2 uur ongeveer dezelfde route die de Railjet ook elke 2 uur neemt. Ook de trein van Westbahn rijdt als Korridorzug en stopt niet tussen Salzburg en Kufstein. Hij heeft een eenvoudige koffiecorner aan boord.

Als de conducteur verschijnt, blijkt dat ik in deze trein op mijn Interrail geen eerste klas mag reizen zonder te reserveren. Ik moet bijbetalen of opzouten naar de 2e klas, en kies dan maar voor het laatste. Ik zoek het na, het staat inderdaad in de Interrail-app, in de heel kleine lettertjes.

Raar, dit. De Railjet heeft die beperking niet, en je hoeft er helemaal niet voor te reserveren, al kan het wel.

 

Middagje Innsbruck

Ik was in deze vakantie anderhalve dag Salzburg van plan: op dinsdag nog een middag, na het bezoek aan Festung Kufstein. Maar ik heb Salzburg, en vooral die kermis, nu eigenlijk wel gezien. Ik ga nog een fotorondje doen in Innsbruck, waar ik op mijn Adria-reis ook al twee keer rondliep ( deel 1deel 2).

De Railjet helemaal naar Zürich komt meteen voorrijden als ik het perron van Kufstein op stap– meer geluk dan wijsheid; hij heeft een uur vertraging.

Ook de rit Kufstein – Innsbruck gaat non-stop. Van de Unterinntalbahn tussen die plaatsen zie je nu een stuk minder dan in de 70’s, toen we de Berglandexpres namen naar Innsbruck. Sindsdien zijn hele stukken ervan ondertunneld, onder meer met de 15 km lange Terfnertunnel. Maar de oorspronkelijke lijn kun je ook nog bereizen met de RE en de S-Bahn, langs al die stations met dubbele namen: Rattenberg-Kramsach, Pill-Vomperbach, Volders-Baumkirchen, etc.

 

De Unterinntalbahn bij Brixlegg, of was het Rattenberg-Kramsach? 2022.

 

We denderen het Hauptbahnhof van Innsbruck binnen, en maken een noodstop aan het begin van het perron. De uitstappers zijn al samengegroept bij de deuren, maar die blijven voorshands dicht. Na een paar minuten rijden we toch nog wat hectometers door, en kunnen we uitstappen.

Ik blijf nog even hangen op het perron. Het achterste stel wordt nu ineens afgekoppeld en de reizigers worden eruit gebonjourd. In een lange processie lopen ze, bepakt en bezakt, morrend naar het voorste stel.

Er wordt keurig netjes gewacht tot ook de kreupelen van been aan boord zijn. De vertraging is nu inmiddels wel opgelopen tot 5 kwartier. En de trein gaat nu bij nader inzien ook niet meer naar Zürich, maar slechts tot Landeck, onder een heel ander treinnummer.

Ik krijg de indruk dat het Railjet-verkeer vanmiddag niet helemaal op rolletjes loopt. Maar ik keer het tafereel de rug toe en ga mijn fotorondje lopen door de stad.

Daar krijg ik absoluut geen spijt van. Innsbruck heeft net iets meer dan Salzburg, vind ik, maar het kan ook aan die drukke kermis liggen. Het belangrijkste landmark van de stad, het Goldenes Dachl, heb ik 2 jaar geleden al afdoende gefotografeerd. Vandaag vallen me vooral de mooie overdekte winkelgalerijen op, en de gevels van de gebouwen in allerlei kleuren: knalblauw, en in pistache- en aardbeiensmaak.










Nog een ritje met de tram. Lijn 5 naar de universiteit, die ik in 2002 nam, rijdt nu met 2 gekoppelde wagens. Ik pak lijn 1 naar Bergisel, een wijk aan de voet van een hoge bult, waarop een springschans staat. Je ziet hem elk jaar rond de jaarwisseling op tv, tijdens het Vierschanzentournee, maar nu zie ik hem eens in het echt.  

Hier om de hoek is ook het beginstation van de Stubaitalbahn, de tram naar Fulpmes. In 2022 nam ik hem niet omdat de lijn gestremd was, en nu niet omdat het al te laat is. Dus ik kom er graag nog eens voor terug, als ik nog een keer in de buurt ben.

Vanmiddag zie ik ergens in de stad een speciale klimaattram, die vindt dat Innsbrucker automobilisten op het op het OV moeten overstappen. Ik sluit me daar graag bij aan. Maar op de tram staat een lange lijst met stijgende gemiddelde jaartemperaturen in Innsbruck, en ik weet niet, hoeveel indruk dat nog maakt op de mensen.

Anno heden is het in Innsbruck toch zeker anderhalve graad warmer dan in de 18e eeuw. We snappen de boodschap; klimaatopwarming. Maar wat moeten we daar nog mee? Sinds een paar maanden luidt ineens het narratief dat we geen klimaatopwarming krijgen, maar juist klimaatverkoeling; een arctisch klimaat in grote delen van Europa.

De Warme Golfstroom keert om, en wordt een Koude. Zou die ouwe Nigel Calder (Kouder of Kolder) nou toch nog gelijk krijgen? In de 70’s werd hij schathemelrijk met zijn boeken over een naderende nieuwe ijstijd.

Maar de modellen van de klimaatdeskundigen geven nog weinig uitsluitsel. Met een beetje geluk compenseert de opwarming exact de verkoeling en is het in 2075 in Innsbruck nog steeds 19-komma-zoveel graden gemiddeld. Maar zo niet: mijn tijd zal het wel uitduren. En ik kan er sowieso niets aan doen; ik héb geeneens een auto.

Er zijn ook andere redenen dan de klimaatcollaps om voor de tram te kiezen boven de auto: relaxter, bespaart benzine, geen parkeerproblemen. Daar kunnen ze het beter op gooien met hun promotie-acties. Het klimaat, dat wéét iedereen nu wel.

Op de terugweg van Innsbruck naar Kufstein gebeurt er niets noemenswaardigs. Van de terugreis op de dag daarna, naar Leiden, heb ik geen aantekeningen of foto’s. Ik kan alleen de print-screens uit mijn Interrail-app laten zien. Daaruit blijkt dat ik vanmorgen in Kufstein vroeg uit bed was, en nog voor donker thuiskwam.

Daarmee zitten de buitenlandse reizen er op voor dit jaar. Volgend voorjaar verder! Intussen blijft De digitale reiziger de hele winter in de lucht met binnenlands nieuws.

Frans Mensonides
18 november 2024
Er geweest: Kufstein zondag 22 t/m woensdag 25, Salzburg maandag 23 en Innsbruck dinsdag 24 september 2024

 

Bergisel


© Frans Mensonides, Leiden, 2024