Een nieuw vervoersconcept in de stad en de provincie
Utrecht: U-link. 6 buslijnen met hoge frequentie, zo hoog mogelijke snelheid en
in de loop van 2020 ook nog gloednieuwe bussen, waaronder elektrische. De
lijnnummers: 28, 34, 41, 50, 73 en 77. Voltooi deze reeks! Het zal je niet
lukken, er zit geen logica in. In het concept: U-link zit ook niet altijd
evenveel logica, zoals zal blijken.
Ik ga er, na wat inleiding, in twee afleveringen verslag van doen in volgorde van opklimmend lijnnummer:
Lijn
28: USP – Utrecht Centraal – Leidsche Rijn - Vleuterweide
Lijn 34: Utrecht Westraven – USP – Zeist Vollenhove (- Soesterberg - Amersfoort)
Lijn 41: Utrecht Centraal – Bunnik – Odijk – Werkhoven – Cothen - Wijk bij
Duurstede
Lijn 50: Utrecht Centraal – De Bilt KNMI - Zeist Het Rond – Driebergen – Doorn
en verder naar Veenendaal / Wageningen
Lijn 73: Maarssenbroek – Utrecht Centraal – Zeist
Vollenhove (- Soesterberg)
Lijn 77: Nieuwegein Centrum – Nieuwegein Galecop – Utrecht Centraal – De Bilt – Bilthoven.
De U-links onderhouden de verbinding tussen de Domstad en
grote forenzenplaatsen in de omgeving (behalve lijn 28, die de gemeente Utrecht
niet verlaat). Het is als het ware, al zegt niemand dat, de tegenhanger van R-net
in de Hollanden, vaak met even weinig verbetering ten opzichte van de oude
situatie.
Die 6 U-linklijnen worden, evenals de rest van U-OV, gereden door
Qbuzz (op lijn 50 in opvallende en zeldzame samenwerking met concullega Syntus
/ Keolis). Elke lijn heeft zijn eigen kleur op de lijnennetkaart en op de
haltes.
U-link ging zondag 15 december 2019 van start, één dag
eerder dan tram 22, Utrecht Centraal – Utrecht Science Park (USP). Ik ga alle
U-linklijnen doen, drie dagen lang, dwars door elkaar. Die dagen zijn woensdag
1, zaterdag 4 en woensdag 8 januari 2020. Zaterdagmorgen 11 januari kom ik even
terug voor nog een paar foto’s.
Ik zal in totaal een kleine 300 kilometer reizen en daarbij
28 bussen nemen en 320 foto’s. Een tip voor wie in mijn voetsporen wil treden
als pretrijder in het Utrechtse land. Bij die afstanden is reizen op chipsaldo
(15,4 cent per km, plus opstaptarief), minder verstandig en bespaar je veel geld
met een Provincie Dal Dagkaart.
Die is verkrijgbaar via de site van U-OV en kost € 10,30. Je
moet hem laden op je OV-chipkaart. Hij is op maandag / vrijdag na 9:00 uur en op
weekend- en feestdagen de hele dag geldig op alle bussen en trams van Qbuzz en
bussen van Syntus binnen Utrecht. Dat is weliswaar de kleinste provincie qua
oppervlak, maar zeker niet qua aantal buslijnen en haltes.
Nee, het lijnennet in en om Utrecht noemde ik bij de
introductie van het merk U-OV in 2013 zelfs: ‘Een onontwarbare spaghetti. Je
kunt in Utrecht bij vrijwel elke zijstraat in een bus stappen. Maar je wordt
vervolgens in tergend laag tempo via zo groot mogelijke omwegen langs zoveel
mogelijk rode verkeerslichten naar je bestemming vervoerd’.
Dat verbeterde niet in 2013; er werden zelfs enkele
sneldiensten opgeheven. Met U-link worden er weer een paar ingevoerd. Dat is
mooi, dat is heel mooi, maar het addertje onder het gras heet: DRU-neutraal.
Wat is DRU?
Google ernaar en je vindt alles over… gashaarden! Maar DRU is tevens een
afkorting voor Dienstregelingsuren. DRU is een rekeneenheid voor de kosten van
het OV. Een voertuig dat een uur lang een lijndienst rijdt *) kost 1 DRU. Als
een lijn 18 uur per dag gereden wordt met 5 bussen, zijn dat 90 DRU’s. Et
cetera.
*) Ik weet niet of dat in- of exclusief wachttijden bij
de eindpunten is. Een lezer meldde dat het GVB Amsterdam naast DRU’s (uren dat
het voertuig echt rijdt voor passagiers) ook WU’s kent, wagenuren, inclusief
wacht-, uit- en inruktijden. Ook is het waarschijnlijk dat er een wegingsfactor
wordt toegepast: een 25-meter-bus zal per uur meer kosten dan een Achttax. Maar
ik vind er niets over in de nota.
Zo is de Schaakwijk, een hoekje van Utrecht Zuilen, helemaal
niet meer bereikbaar per bus. De bewoners daarvan zullen zich wel een pion
voelen in het DRU-schaakspel.
Als je niet uitkijkt, krijg je ook een situatie zoals bij de
Antwerpse tram. Het tramnet wordt daar steeds langer maar er rijden steeds
minder trams per lijn. De vraag is, hoe de overheid met zo’n kruideniersmentaliteit
het OV denkt te kunnen bevorderen. En dat nu langzamerhand de autoschaamte
begint toe te slaan en meer en meer mensen zich tot het OV willen bekeren.
Behalve lijnen en ritten, zijn er ook haltes opgeheven bij
de introductie van U-link. Sommige haltes die weinig gebruikt worden, zien de
U-link doorrijden, maar er stoppen dan nog wel andere bussen.
Van de halte Vredenburg, in het hart van Utrechts
winkelhart, kun je moeilijk beweren dat die weinig gebruikt werd. Maar ook die
halte is opgeheven, om niet geheel duidelijke redenen. De bussen rijden nu in
één ruk van Utrecht Centraal naar de Neude. Bij veel reizigers maakte dit feit
U-link vanaf dag één al impopulair.
We gaan per lijn zien hoe de concessieverlener, de provincie
Utrecht, het allemaal uitgewerkt heeft met U-link. Dat staat ook allemaal vermeld in het definitieve vervoersplan. Die turf, daar heb ik veel informatie uit geput voor dit
artikel. Tussen haakjes, tot 2017 was de concessieverlener het BRU, Bestuur
Regio Utrecht, zodat je toen kon zeggen dat het BRU over de DRU ging.
Utrecht, halte Oorsprongpark
Onderweg heb je uiteraard meer aan een dienstregeling per
lijn dan aan een vervoersplan. Ook die dienstregelingen biedt U-OV aan op zijn
site. Maar je kunt ze bij U-OV-informatiepunten (bijvoorbeeld in de hal van
Utrecht centraal) ook gratis bekomen in de vorm van een ouderwets, analoog
boekje.
Ook handig is deze schematische lijnennetkaart; niet op
schaal, maar alle lijnen en haltes staan erop.
En nu: op weg! En dat doe ik altijd graag in de provincie Utrecht.
Goed om het allemaal weer eens te zien: de kleinste grote stad van Nederland,
al die andere alleraardigste stadjes in de buurt, de bemiddelde forensendorpen,
de lustwarande van de Utrechtse Heuvelrug. En tevens de meest geschikte oorden
voor wat tegenwoordig een ‘treurtrip’ heet: bewust de lelijkheid opzoeken van bijvoorbeeld
boomtowns als Maarssenbroek en Nieuwegein. Utrecht heeft het allemaal, en
U-link brengt je er!
Utrecht Centraal
What’s new, denk je als je de dienstregeling bestudeert van
U-link 28. De route is exact gebleven zoals hij was: USP – Rijnsweerd – Centrum
– Utrecht Centraal – Leidsche Rijn – De Meern – Station Vleuten. Behalve
Vredenburg is er geen enkele andere halte geschrapt, voor zover ik kan nagaan.
Het is geen echte sneldienst geworden. De rit van 18 km van begin- tot eindpunt
duurt ca. 55 minuten, wat neerkomt op een moyenne van ongeveer 20 km/uur. Maar
ach, voor een stadsdienst is dat niet eens verschrikkelijk slecht.
De bus rijdt op werkdagen overdags nog steeds elke 7½
minuut. Tot voor kort waren er in de spitsuren versterkingsritten van
Rijnsweerd tot De Meern Oost, zodat de frequentie op dat deeltraject 3¾ minuten
bedroeg. Die ritten zijn geschrapt. En daarmee verdiende de provincie 8200 DRU
per jaar, die ergens anders ingezet worden.
Hoe kan dat nou? Het moest toch allemaal beter, sneller en
frequenter met U-link? Dat zit zo. Lijn 28 wordt nu gereden met de gele, dubbelgelede
25-meter-monsterbussen die overgeschoten zijn door de opheffing van lijn 12
(Utrecht Centraal – USP). Die is op maandag 16 december 2019 vervangen door de tram,
die nu het leeuwendeel van het vervoer naar USP opvangt. Door die
driebaks-bussen heeft lijn 28 ‘extra capaciteit’ gekregen, vindt U-OV, zodat de
frequentie niet verhoogd hoeft te worden.
Of dat in de praktijk allemaal werkt, ga ik bekijken op
woensdag 8 januari in de middagspits. Die dubbelgelede bakken paraderen langs
de halte Stadsschouwburg in het centrum. Die richting Vleuten zitten vol, maar
niet overvol, zoals vroeger nog wel eens het geval was op lijn 28.
Ik pak er een naar Utrecht Science Park. Bij de tram- en
bushalte Heidelberglaan te midden van de universiteitsgebouwen op USP wordt de
tram elke 6 minuten goed volgestouwd. Hij vertrekt met tientallen staande
passagiers. En dan moet er bij de Padualaan, de laatste halte op de Campus, ook nog een vracht
mensen in. De op handen zijnde verhoging van de frequentie van de tram naar 3¾
minuut is beslist geen overbodige luxe.
Die gekke breuk van 3¾ komt steeds terug in dit verhaal. Dat
zijn 16 trams per uur, en 16=4x4, kwart-kwartierdienst als het ware, en zo zit
dat.
Naast die trams erg veel busverkeer, ’s middags laat in USP.
Trams en bussen rijden elkaar zelfs in de wielen. Ze maken gebruik van hetzelfde
stuk weg en moeten vaak op elkaar wachten.
Vorig jaar Pasen fietste ik naar USP en nam de moeite om een
lijst samen te stellen van plaatsen en Utrechtse stadswijken die rechtstreeks
bereikbaar waren vanuit USP, buiten het centrum en Utrecht Centraal om. Ik
vreesde dat er in die handige busdiensten, vaak aansluitend op de
collegetijden, drastisch gesneden zou worden na introductie van de tram en het
woekeren met de DRU’s.
Dat blijkt nu erg mee te vallen. Het lijstje van Pasen
luidde:
Plaatsen in de provincie Utrecht en zelfs Gelderland:
Amersfoort, Baarn, De Bilt, Bunnik, Bunschoten, Cothen, Driebergen, Doorn,
Hoogland, Houten, De Klomp, Leusden, Maarssen, Maarssenbroek, De Meern,
Montfoort, Nieuwegein, Odijk, Oudewater, Renswoude, Scherpenzeel, Soest,
Soesterberg, Vianen, Werkhoven, Willeskop, Woudenberg, Wijk bij Duurstede,
IJsselstein en Zeist.
Utrechtse wijken: Kanaleneiland, Lunetten, Overvecht en Zuilen.
Van al die bestemmingen vervallen nu alleen de rechtstreekse
ritten naar Bunnik, Odijk, Werkhoven, Cothen, Wijk bij Duurstede, Driebergen en
Doorn. Het eerste vijftal is nog bereikbaar door de tram te nemen en bij Stadion
Galgenwaard over te stappen op U-link 41. En wie de rug op wil, de Utrechtse
Heuvelrug bedoel ik, kan lijn 34 nemen (zie het volgende hoofdstuk) en op de
Jordanlaan in Zeist overstappen op weer een andere U-link: lijn 50.
Ik pak lijn 28 die inderdaad minder vol is dan vroeger; niet
sardientjesvol meer, gewoon vol; de tram heeft het pleit gewonnen. Maar hoe
loopt dat in het grote kantorengebied Rijnsweerd, waar vroeger die extra
spitsritten begonnen? Alle kantoorklerken kunnen mee – althans bij deze rit;
het blijft allemaal een momentopname. Daarbij moeten ze dan wel staan.
Wat sommigen tijdens hun werkdag ook wel doen. Bij mij op de
zaak staan ze wel achter een soort katheder of kansel. Dat vinden ze gezonder
dan zitten. Zitten is het nieuwe roken. Maar staan op kantoor de nieuwe
aanstelleritis: kijk mij eens gezond bezig zijn, kijk mij eens deugen; het is
wel een bepaald type dat dat doet. De overtreffende trap zag ik laatst ook al:
iemand die al fietsend achter haar bureau zat.
Willen we dan terug naar de tijd van Dickens, toen kantoorklerken
8 uur per dag of langer achter hun lessenaar stonden? Ja, waarom gaan we dan
ook niet meteen weer een ganzenveer in de inktpot dopen?
Ik zou zeggen, als je zo tuk bent op bewegen tijdens je
werk, kies dan geen zittend beroep en word stratenmaker, of vuilnisman, of gymnastiekleraar
of acrobaat, of zo.
Ik dwaal af. Dat zal nog vaker gebeuren, al was het alleen
maar om het verhaal leesbaar te houden
voor wie niet erg geïnteresseerd is in routes, haltes, dienstregelingstabellen
en kwart-kwartierdiensten.
Bij Utrecht Centraal halteert lijn 28 in beide richtingen langs
perron A, aan de stadszijde van het station, niet ver van de tramhalte. De
overige U-Links kun je nemen op de C-perrons aan de Jaarbeurszijde, om niet te
zeggen de achterzijde van het station.
De rest van de route voert bijna geheel over vrije busbanen,
eerst de Vleutenseweg en daarna door de nieuwe wijken in het westen. Ik deed
dat stuk in 2014 al eens, toen het merk U-OV geïntroduceerd werd. Toen viel
het me op dat bussen eeuwen stonden te wachten voor rode negenogen. De
tijdwinst door die vrije busbanen werd daardoor teniet gedaan.
Daarvan is vandaag niets te merken. Vrijwel overal krijgen
we meteen groen, of liever gezegd: wit. We komen daardoor ruim op tijd aan bij
station Vleuten. De rit van Utrecht Centraal naar Vleuten duurde slechts 23
minuten voor 11 km. In het donker; de foto's met zon zijn van afgelopen zomer.
Nou, al met al valt het me nog mee met lijn 28 en het vervoer van / naar USP; het had allemaal erger gekund.
Een compleet nieuwe verbinding: Utrecht P&R Westraven –
Rijnsweerd – USP – Zeist Vollenhove, buiten het centrum van Utrecht om. Elk
halfuur (in de spits vaker) rijdt er een bus via Soesterberg door naar Station Amersfoort.
Die nieuwe lijn kost maar eventjes 36.600 DRU’s per jaar; of
je een emmer leeggiet, toe maar, doe maar duur, smijt maar met de DRU’s!
Daarvan is dan wel weer 22.300 DRU terugverdiend door andere lijnen uit te
kleden of op te heffen. Bijvoorbeeld lijn 52: Utrecht – Zeist Vollenhove.
Lijn 34 is naast lijn 28 de enige andere U-link die
Rijnsweerd en USP aandoet. En de enige die niet via Utrecht Centraal rijdt. Zo’n
lijn zal toch vooral studenten, scholieren en forenzen trekken. Opvallend is
daarom dat hij ook rijdt op zaterdag van 8:00 tot 18:00 uur, en op
zondagmiddag. Doordeweeks is de laatste rit rond 21:00 uur.
Tot Zeist vertrekt de bus in de spits om de 7½ minuut
(halfkwartierdienst), in de dal-uren elke 10 minuten en op zater- en zondag elk
kwartier.
Ik maak een paar ritten in de ochtend en de vroege middag
van de 8ste. Later in de avondpits zal ik hem in USP volgeladen zien worden.
Maar ook midden op de morgen rijdt hij zeker niet voor niets.
De lijn wordt gereden met gele, ongelede bussen. Ik neem er
een op de korrel vanaf die mooie loopburg over de drukke Beneluxlaan bij de
halte Kanaleneiland Zuid, een ideale bus- en tram spotplek.
Deze bussen hebben linksvoor een rijtje met brede, diepe
fauteuils. Die zijn bestemd voor slecht-ter-bene senioren, maar juist leden van
de doelgroep komen er zonder hulp nooit meer uit als ze er eenmaal in
weggezonken zijn. Ik voor mij kies liever die hogere banken voorbij de
achterdeur, voor het broodnodige overzicht.
Daar gezeten, zie ik de bus vanaf de ‘t Goylaan de snelweg
oprijden, langs de forten de Lunetten en over het spoor en over de trambaan van
lijn 22 heen. Een eindje voorbij stadion Galgenwaard rijden we Rijnsweerd binnen
en in het verlengde daarvan USP. We staan weer eens achter een tram. Een colonne
studenten komt eruit en begeeft zich en groupe naar het scheve Educatorium.
Ik blijf zitten tot de halte Wilhelmina Kinderziekenhuis. Dat
is met een kleurige loopbrug over de weg verbonden met het Prinses Máxima
Centrum voor kinderoncologie.
Op een of andere manier krijg ik geen enkele bus 34 goed
voor de lens, maar wel weer die lange sliert van 28, die we al gehad hebben.
Ik doe hier, behalve fotograferen, wat ik altijd doe in de
buurt van ziekenhuizen: waarderen dat ik zelf redelijk gezond ben. En overdenk
de treurnis van grote gebouwen vol zieke kinderen. Het voetgangerslicht bij de
tram- en busbaan toont een wereldberoemde Utrechtse, Nijntje, in groen en
rood, in plaats van een voetganger. En de CliniClowns zullen daarbinnen wel af
en aan draven, maar het blijft een treurige plaats.
Over die CliniClowns las ik een poosje geleden dat het geen
vrijwilligers zijn, zoals iedereen denkt. Het zijn professionele acteurs die
veel en veel beter betaald krijgen dan verpleegkundigen. Te bizar voor woorden.
Mijn moeder doneerde altijd aan al dat soort twijfelachtige
charitatieve instellingen. Na haar overlijden moest ik er een stuk of 35
afzeggen. Een heidens karwei, want donateur worden kun je met één muisklik,
maar je donateurschap opzeggen wordt je zo lastig mogelijk gemaakt. Vele instellingen
bleven ook na de mededeling van moeders overlijden gewoon acceptgirokaarten
sturen, met larmoyante verhalen erbij over hoe hard ze het geld nodig hadden.
De CliniClowns maakten het me ook geenszins gemakkelijk. Ik
moest ervoor opbellen en kreeg een bandje waarop een irritant clownsstemmetje
me vertelde dat alle clowns in gesprek waren. Ja, daar kun je echt om lachen
als je de erfenis van je moeder aan het afwikkelen bent! Van zulke clowns zou
je nog zieker worden dan je al was, als je ziek was.
Snel verder op mijn bus-odyssee. De volgende bus 34 gaat
helemaal door naar Amersfoort. In Zeist Vollenhove – de Bijlmer van Zeist, met
flatblokken in bosschages – deelt hij zijn route met een andere U-link, lijn
73. Daar komen we nog op.
De Panweg is het eindpunt van de korte ritten op lijn 34; de
Panweg, genoemd naar de bosgod, mogelijkerwijs. Je hebt hier ook het Panbos,
het bos van de bosgod.
Nu zetten we er echt de sokken in. 34 transformeert tot een
ware sneldienst. We nemen de N 237 met uitzicht op kastelen van huizen met 6
nullen. Vóór Amersfoort NS stopt de bus alleen nog bij de halten Soesterberg
West, Soesterberg Oost en Amersfoort Zon en Schild. De weg voert in Soesterberg
een stukje door een tunnel die het bestemmingsverkeer in staat stelt, veilig
die drukke, brede weg te kruisen.
Er is opvallend genoeg geen halte bij de middelbare scholen
aan de westkant van Amersfoort. Hier mag U-OV misschien niet vissen in de
vijver van Syntus die erlangs rijdt onder andere met lijn 56 (Amersfoort –
Soesterberg – Driebergen – Doorn – Wijk bij Duurstede).
U-OV en Syntus broederlijk naast elkaar in Amersfoort
Laatst werd bij De Slimste Mens de vraag gesteld in welke
provincie Amersfoort lag. ‘Gelderland!’, zei de eerste van 3 niet al te
snuggere jonge BN’ers, van wie ik nog nooit gehoord had voordat ze aan die quiz
deelnamen. ‘Overijssel’, probeerde de tweede. ‘Utrecht?’, zei de derde, op een
toon van: dat zal ook wel niet goed zijn. Och, de titel van het programma De
Slimste Mens slaat in de eerste plaats op Maarten van Rossem, zoveel is wel
zeker.
Niet dat ik nou een lans wil breken voor het aardrijkskundeonderwijs
dat wij vroeger kregen. We moesten oorden, waar we nooit geweest waren en wel
nooit zouden komen, kunnen aanwijzen op een blinde kaart. Maar ik ben nu toch wel
blij dat de kaart van de Provincie Utrecht tot mijn parate kennis behoort.
Anders had ik niet geweten of ik met mijn Provincie Dal Dagkaart wel tot het
eindpunt had kunnen blijven zitten.
Nog geen kwartier na vertrek uit Zeist arriveren we bij
station Amersfoort. Op de terugweg besluit ik van Soesterberg Oost naar
Soesterberg West te gaan lopen.
Geen overdreven boeiende wandeling. Het dorpje Soesterberg gaat schuil achter een hoge geluidswal. Dat stuk wordt bediend door U-link 73 die ik zie klaarstaan in een zijstraat. Aan de andere kant van de weg weet ik het voormalige Vliegveld Soesterberg waar ik 2 zomers geleden fietste. Het is nu een natuurgebied, waar je de Koude Oorlog onmogelijk kunt vergeten.
Het lijkt wel of ze dat in Soesterberg ook helemaal niet
willen. Op prominente plekken staan beelden die herinneren aan de Amerikaanse Bezetting
van het dorp, zoals deze chinook (zou het kunnen wezen; ik heb van bussen meer
verstand dan van wentelwieken).
Ik pak nu bus 34 naar de halte Zeist Jordanlaan. Die is
genoemd naar het Jordan Montessorilyceum en dat weer naar de rector ervan,
Henry Jordan. Het is een belangrijke overstaphalte. Behalve U-link’s 34, 50
en 73 stoppen hier ook nog een paar reguliere buslijnen. Per werkdag per richting
houden er zo’n 350 bussen halt bij deze halte. In de spits komt dat neer op 30
bussen per uur per richting.
De halte ligt vlak bij de villa Mooi Zeist. Die wordt in
vervoernota’s altijd genoemd als mogelijk eindpunt van de tram die ze vanuit
USP willen doortrekken. Geen erg zinvol idee, want de tram bedient dan maar één
halte van het mega-dorp dat Zeist is. Voor de rest moet je hier dan overstappen,
terwijl er nu diverse rechtstreekse bussen Utrecht – Zeist rijden.
Zo’n tram zou wél handig zijn voor de bezoekers van de 120
jaar oude villa Mooi Zeist, die dienst doet als kantoor en vergadercentrum. En
niet te vergeten voor die van het gelijknamige Indonesisch restaurant, vlak om
de hoek.
Als je bij de halte Jordanlaan wilt overstappen van bus 34
op 50 of vice versa, moet je de hyperdrukke Utrechtseweg oversteken. Dat kun je
veilig doen bij het verkeerslicht of onveilig door plompverloren de weg over te
rennen als je je bus ziet aankomen. Busreizigers, mijzelf niet uitgezonderd,
krijgen dan een rode waas voor ogen en verliezen elke voorzichtigheid uit het
oog. Er staat daarom een eveneens rode afzetting in de middenberm, die echter
door reizigers is vertrappeld.
Ik kies toch maar voor de veilige weg van de zebra, en reis
in een volgende aflevering verder met lijn 50.
Frans Mensonides
Tot hiertoe gepubliceerd op 19 januari 2020
Maar eerst: lijn 41. Wat zal ik vandaag eens gaan doen, loop
ik me af te vragen op nieuwjaarsmorgen. Voor de tigste keer in mijn leven het
nieuwjaarsconcert van Wenen op tv zien en die waaghalzerij in
Garmisch-Partenkirchen? Of een voortvarende start maken met het streekbusthema
van deze winter? Ik kies wijselijk voor het laatste.
Garmisch-Partenkirchen hoop ik trouwens van de zomer vanuit
de trein te zien (niet vanaf de springschans). Ik ben van plan, na een
afwezigheid van 46 jaar terug te keren naar de Alpen (niet voor waaghalzerij). Maar
daarover tegen die tijd meer.
Voorlopig bussen die de polder doorklieven. U-link 41
(Utrecht – Wijk bij Duurstede via Bunnik, Odijk, Werkhoven en Cothen) is van het zestal de lijn die het meest op een
sneldienst lijkt. De bussen leggen hun 27 km af in ongeveer 3 kwartier, wat
neerkomt op 36 km/uur. Ze ontsluiten een stuk platteland waar de haltes en
dorpen kilometers uit elkaar liggen.
Dat was altijd al zo. Op dit traject is geen spectaculaire kwaliteitssprong
gemaakt vergeleken met de vorige versie van lijn 41. Integendeel: de bussen
rijden in de spits elke 7½ minuut in de
drukste richting, wat al zo was in 2013 toen U-OV geïntroduceerd werd. Lijn
242, die rechtstreeks van Wijk bij Duurstede naar USP reed, is opgedoekt; zoals
hierboven al gezegd, moet je daarvoor bij Galgenwaard overstappen op de (daar
al overvolle) tram. De spitsdienst 241, Wijk bij Duurstede – P&R Utrecht
Westraven, die Bunnik links laat liggen, rijdt nog wel.
Net als bij lijn 28 komt de extra capaciteit op lijn 41 niet
van frequentieverhoging maar van vergroting van het aantal zitplaatsen. Op lijn
41 rijden gloednieuwe bussen met een opvallend lange en hoge kont en 2
achterassen. Deze ongelede Setra-15 meterbussen tellen 60 zitplaatsen, meer dan
menige gelede bus die in dit land rondrijdt.
Met een kwartierdienst op zon- en feestdagen had op deze woensdag-die-een-zondag-is
een 20-persoonsbusje wel volstaan. Het is eigenlijk weer om binnen te blijven.
Er hangt dichte mist en het is ijs- en ijskoud. ´IJskoud’, dat schrijft dan
iemand die de winter van ’63 bewust heeft meegemaakt. Wat heet koud? De
oudmodische thermometer aan de gevel van een café in Wijk bij Duurstede staat
zelfs nog een paar millimeter boven het vriespunt.
De week dat ik U-link doe, beleven we 4 seizoenen. Vandaag
toch wel wat winters; as. zaterdag herfstig, winderig en nat, en volgende week
woensdag zal de temperatuur het midden houden tussen die van een heel, héél late
nazomerdag of een héél erg vroege lentedag. En de zon moet je overal zelf maar
bijdenken op de foto’s.
Vanaf Utrecht Centraal nemen we de Dichtersbaan die parallel
loopt aan het spoor, langs de Dichterswijk. Die busbaan komt uit bij station
Utrecht Vaartsche Rijn. Ook deze zonnige foto dateert van afgelopen zomer.
In de U-links roept een opgewekte mannenstem de haltes om:
‘Koningsweg 175!!!’, alsof de Koningsweg de place to be is in Utrecht.
Voorbij de gazeusefabriek van Bunnik slaat de bus de N229
richting Wijk bij Duurstede op. Ter hoogte van Odijk en Werkhoven heeft deze
weg kilometerslange busstroken. Het lijkt vandaag overdreven, maar het zal doordeweeks
in de spits echt wel nodig zijn.
Ik stap uit in een nieuwbouwwijk van Wijk bij Duurstede en
loop terug naar het centrum, waar de bus niet doorheen rijdt, maar hooguit
langs schampt.
Ik schreef er in 2008 al eens over: de woelige geschiedenis
van 2 millennia Dorestad. De Romeinen banjerden er rond; het was rond het jaar
800 het grootste handelscentrum van West-Europa, en is in de huidige tijd onder
de naam Wijk bij Duurstede een sluimerend, doch alleraardigst provinciestadje,
dat nogal uit de slinger ligt.
De busstaking die in 2008 op handen was, veroorzaakte dan
ook veel ontreddering onder bewoners die van het OV afhankelijk waren. Het
dichtstbijzijnde NS-station is Culemborg, en dat is een uur fietsen. Bus 41
stopt in de nieuwe dienstregeling zelfs niet meer bij station Bunnik. Je moet
daarvoor uitstappen bij de halte Van Zijldreef, een halve kilometer van het
station.
Dat stuk uit 2008, dat is ondanks die staking een veel leuker stuk dan dit. Wat er toen niet was, en nu wel: mist. Het levert sfeervolle plaatjes op.
Niet alleen de lucht, maar alles zit potdicht in Wijk bij
Duurstede, zelfs op de Maleborduurstraat, het horeca-hart. ‘All is quiet on New
Year’s Day’. Ik heb er rekening mee gehouden en proviand meegenomen.
Op de terugweg ga ik nog even kijken in Odijk, een klein
dorpje langs de N229 en de Kromme Rijn.
Odijk telt 2 U-linkhaltes, Odijk Noord en Odijk Zuid. Als ik
na mijn ronde door het dorp aankom bij de halte Zuid, zal mijn bus naar Utrecht
volgens de digitale reisinformatie over 3 minuten vertrekken en die naar Wijk
bij Duurstede aan de overkant ook over 3 minuten. Ik hoop de laatstgenoemde en
profil op de foto te kunnen zetten en daarna in te kunnen stappen in de
eerstgenoemde.
Dit gaat vaker voorkomen in deze U-link-week. Gespannen
wacht ik af welke als eerste gaat komen. Het is helaas die naar Utrecht, die ik
nu moet laten gaan om die naar Dorestad goed voor de lens te krijgen. Terwijl
ik kleumend een kwartierlang op de volgende sta te wachten, overdenk ik nog
maar weer eens het zonderlinge van mijn hobby. Ik ben vermoedelijk de enige
busreiziger ter wereld die hoopt dat de bus aan de overkant eerder komt dan de
zijne.
Bus 50, ooit gereden door Connexxion, in Amerongen en Elst.
Archieffoto zomer 2013.
Ook lijn 50, Utrecht -
Wageningen / Veenendaal via de Utrechtse Heuvelrug, is een oude bekende
op deze site. Ik deed hem voor het eerst op donderdag 7 maart 1998. Toen reed
hij nog helemaal het traject Arnhem – Utrecht, met het Midnet-logo op de vierkanterige,
weinig gestroomlijnde bussen, en stond hij bekend als de mooiste lijn van
Nederland. Het was ook een van de langste: ca. 64 km.
Al in 2000 merkte ik dat woonwerkritten met lijn 50 een stuk
minder plezierig waren dan pretritjes in de daluren. Ik werkte een korte tijd op
het toenmalige gemeentehuis van de toenmalige gemeente Driebergen-Rijsenburg.
Voor het vervoer vanaf station Driebergen-Zeist maakte ik gebruik van lijn 50. Maar
die bussen waren zo vol, zo vertraagd en zo langzaam dat ik na dag één al
besloot om de 2 km van station naar gemeentehuis voortaan maar gaan te lopen.
Ergens tussen toen en nu is lijn 50 ingekort tot Wageningen
– Utrecht. Een paar jaar geleden kwam er een zijtak uit Veenendaal bij. Arnhem
– Wageningen valt nu onder Breng.
De lijn heeft flink aan snelheid ingeboet, sinds 1998. Toen
stond er in de avondspits 2:03 uur voor de reis Arnhem – Utrecht; tegenwoordig
is dat 2:23 uur, als je tenminste in Wageningen de krappe overstap van Breng op
Syntus haalt.
Een verschrikkelijk groot drama is dat ook weer niet voor de
concurrentiepositie van lijn 50. De auto’s staan in dezelfde file als de bus.
Met de particuliere vierwieler ben je niet veel sneller op je bestemming. Arnhem
– Utrecht doe je per trein trouwens in 35 minuten.
De vraag knelt wel, waarin nu precies de
kwaliteitsverbetering zit van de U-link-versie van lijn 50. Niet in nieuwe
bussen; die rijden er niet. Niet in de 5-minutendienst tussen Doorn en Utrecht
in de ochtendspits; die was er in 2000 al, al kwam die doorgaans neer op eens
per kwartier 3 bussen bumper aan bumper.
In 2017 kregen bus en auto bij Driebergen-Zeist een
onderdoorgang onder het spoor. Dat scheelde weer een paar minuten. Nu, in het U-linktijdperk,
stopt de bus tussen Utrecht en Zeist alleen bij de halte De Bilt KNMI, v/h
Tunneltje de Bilt. Hij slaat de dunnere haltes over, waar de bus toch al vrijwel
nooit stopte omdat er zelden iemand stond te wachten. Dus hoeveel tijdwinst dat
oplevert…
Door de ingewikkelde opbouw van de dienstregeling gaat ook
nog tijd verloren. Overdag rijdt 7 dagen per week elk halfuur een bus Utrecht –
Wageningen en elk halfuur één van Utrecht naar Veenendaal, beide gereden door
Syntus. Gecombineerde kwartierdienst tot Elst (U). ’s Avonds rijdt er elk
halfuur een bus Utrecht – Wageningen en elk uur een van Leersum naar Veenendaal.
Die bussen worden op sommige tijdstippen aangevuld met extra
ritten, soms tot Driebergen-Zeist, soms ook tot Doorn, en meestal gereden met
U-OV-bussen. En daar zit hem de crux. Want er is dan bijvoorbeeld tot
Driebergen-Zeist 10-minutendienst, maar van daar tot Elst een kwartierdienst.
Wat betekent dat er elk half uur een bus 5 minuten moet stilstaan bij
Driebergen-Zeist, door de overgang van 10 op 15. Tel uit je tijdwinst!
Het zal niet liggen aan de malloot die achter het stuur zit als
ik op de vroege avond van nieuwjaarsdag de bus van Zeist naar Utrecht neem. Hij
scheurt met 75 km/uur door het centrum van Utrecht. Als alle chauffeurs dat
deden, kon de lijn met een stuk minder DRU’s toe. En kon je ook wel weer van
die ouderwetse hardpapieren kotszakken in de bus ophangen.
De eerste rit maakte ik die morgen in aanzienlijk kalmer
tempo van Utrecht Centraal tot het Oorsprongpark aan het eind van de Biltstraat.
In het centrum van Utrecht heerste een serene nieuwjaarsmorgenrust. Enkele
gezinnen wandelden wat landerig rond, om de oliebollen te verteren.
Oorsprongpark, waar de oerknal plaatsvond. Hier ligt de
oorsprong van alle dingen.
De zaterdag daarop neem ik hem na donker van Utrecht richting
Wageningen, zonder files en ook bijna zonder passagiers. De dorpen Leersum en
Amerongen zijn er in de loop der jaren niet op vooruitgegaan qua busvervoer.
Ooit reed er een bus door hun nieuwbouwwijken - lijn 51 was het, geloof ik –
maar die is ten ondergegaan aan de DRU-rekenarij.
Als je zo’n provincieticket hebt, wil je daar ook het
uiterste uithalen. Ik zou kunnen doorrijden tot de halte Rhenen Noda; daar
houdt Utrecht echt op. Maar daar in de rimboe gedropt te worden in de regen lijkt
me toch minder aantrekkelijk. Dus ik stap uit in het zicht van de Cuneratoren
voor een eenvoudige doch calorie- en koolhydraatrijke maaltijd bij een
cafetaria in het hart van het stadje.
Bus 50 stopt in Utrecht bij de halte Neude, in Rhenen bij Noda en in Wageningen bij Nudenoord. Alle drie die namen gaan terug op een oud-Nederlandse vorm die zoiets betekent als: moerasland. Rimboe; ik zei het al. Tussen die drassige laagvlakten in liggen de toppen van de Heuvelrug.
Voordat dit moderne gebouw werd opgetrokken, stond er het ouwelijke
gemeentehuis van de in 2006 opgeheven gemeente Doorn. Ook daar heb ik nog een
blauwe maandag gewerkt; niet veel langer dan een maandag. Dat kan ik zeggen op
een stuk of 14 à 15 plaatsen in de provincie Utrecht. Ruim de helft van die
adressen, daar kom ik deze week langs.
Wat er toen nog niet stond, is het standbeeld van de in zijn
tijd befaamde, doch thans alleen nog door neerlandici (in spe) gelezen
schrijver Simon Vestdijk (1898-1971). De laatste 32 jaar van zijn leven woonde
hij in Doorn.
Op pad met verschillende buslijnen valt me vanmiddag het
enorme aantal brugpiepers op dat onderweg is, op deze 3e schooldag van 2020. Heerste
er in deze provincie een geboortegolf, zo’n jaar of 13 geleden? Het lijkt wel
of ze met het jaar jonger worden. Maar dat zeiden we al in de 4e van de
middelbare school tegen elkaar, pratend als ouwe opaatjes: ‘Ze zijn dit jaar
alweer kleiner dan vorig jaar’.
Ergens tussen Doorn en Driebergen-Zeist komen er oudere scholieren
van een jaar of 19 binnen in nette pakken en met van die degelijke, bruine,
lederen schooltassen. Die waren al ouderwets toen ik ermee naar school moest,
terwijl de vlottere jongens en meisjes in mijn klas hun kennis met zich
meedroegen in een ‘pukkel’. Er is hier ergens een Business School in de buurt.
Het loopt tegen halfvier en langzaam begint de Hoofdstraat
van Driebergen alweer vol te lopen met file.
Even nog in de schemering het Tunneltje van De Bilt op de
foto zetten, op U-linklijnen 50 en 73. Die halte heet nu dus KNMI, maar wordt
in de bus voluit aangekondigd als: Koninklijk Nederlands Meteorologisch
Instituut.
Ik ken de reden niet van de naamsverandering, maar het zou
kunnen zijn dat het een eerbewijs is aan de ca. 400 medewerkers van dat
instituut. Die komen tegenwoordig uiteraard allemaal met de bus naar hun werk;
nergens slaat de autoschaamte zo hard toe als onder weer- en klimaatdeskundigen.
De U-links 50, 73 en 77 nemen deze hellingbaan over de Van Sijpesteijnkade op
de route tussen de C-perrons van het busstation aan de Jaarbeurszijde en het Centrum
van Utrecht. Voorbij deze bult duiken ze onder de sporen van Utrecht Centraal
door.
T.z.t. gaan ook de doorgaande trams IJsselstein / Nieuwegein
– Utrecht – USP die helling nemen. Wanneer zullen we dat beleven? Het is een
afgezaagde grap, maar: ‘Het kan niet lang meer duren. De sporen liggen er al’.
Janskerkhof
U-link 73 verbindt, althans op zon- en nieuwjaarsdagen,
Maarssenbroek met busstation Zeist, via Utrecht Centraal en Utrecht Centrum.
Van maandag t/m zaterdag rijdt er elk halfuur een bus door naar Soesterberg. Ook
zijn er in de spits ritten speciaal naar het Handelscentrum, een kantorenpark
in het noorden van Zeist.
Over de 24 km van Maarssenbroek naar Zeist doet de bus op
zondag een krap uur en in de spits een heel ruim uur. Alweer, net als U-link
28: redelijk voor binnen een agglomeratie, maar niet echt flitsend.
Het traject Maarssenbroek – Utrecht is overgenomen van lijn
37 die niet verder reed dan Utrecht Centraal. Zeist Vollenhove leverde 3
buslijnen in om DRU’s voor U-links 73 en 34 te fourneren.
Op die mistige, donkere nieuwjaardag doe ik de tak naar
Zeist helemaal aan het eind van middag, wat dit feeërieke plaatje oplevert van busstation
Zeist. Ook in het winkelhart van Zeist, omgeving Slotlaan, is alles gesloten op
de eerste dag van het jaar.
Het lekkerst, de ware treurtrip met deze lijn, bewaar ik
voor zaterdagmiddag. Als ik op perron C sta te wachten op de bus naar
Maarssenbroek, hoor ik een vrouw tegen haar echtgenoot zeggen: ‘Het is gewoon
omgedraaid. Vroeger moesten we lijn 37 nemen, en nu lijn 73!’
‘Eerst drie-zeven en nu zeven-drie’, verduidelijkt zij nog. De
man kijkt of hij water ziet branden. Van U-link heeft hij nog nooit gehoord. Hij
is een door beslommeringen gekwelde middelbare man van het type: 75.000 km per
jaar in de leasebak als vertegenwoordiger. In de bus zit hij alleen als hij op
zaterdagmiddag met zijn vrouw naar de stad gaat.
Lijn 73 rijdt op zaterdag met gelede bussen een wat karige
kwartierdienst. Doordeweeks 10 minuten, en in de spits zelfs 7½.
We nemen de Vleutenseweg, via die busbaan waar van de zomer
gewaarschuwd werd dat er bussen reden. Die rijden er nu nog steeds, dus het
blijft: uitkijken. Daarna het stuk Leidsche Rijn bij het ziekenhuis en bij dat
langgerekte winkelcentrum The Wall langs de snelweg. Ik ging er vorige winter eens buurten. De loop wil
er maar niet inkomen en het wordt telkens voor steeds minder miljoenen
doorverkocht van de een naar de ander.
Maarssenbroek is het lelijke gedeelte van de gemeente
Maarssen, waarvan de hoofdplaats een idyllisch dorpje is. De route van lijn 37
lijkt op een paperclip. Eerst ga je over de Vogelweg helemaal naar het noorden.
Daarna maakt de ringweg bij de Zwanenkamp bijna een haarspelbocht, wordt hij
omgedoopt in Safariweg en koerst de bus daarna af op station Maarssen en het
winkelcentrum Bizonspoor.
Vanaf de ringweg zie je geen woonwijken; die liggen achter
een hoge wal. Ik weet hier nooit of dit is om de bewoners af te schermen van
het verkeerslawaai of de gebruikers van de ringweg de blik op Maarssenboek te
besparen.
Ik stap uit bij de voorlaatste halte, Kamelenspoor. Welke
doorgedraaide ambtenaar of straatnamencommissie verzint in zo’n stuk Hollands
Woonervia toch straatnamen die doen denken aan een safari in donker Afrika? De
Savannahweg heb je hier ook nog in de buurt.
Maar
een lezer wees me erop dat de Savannahweg op Utrecht Lage Weide,
evenals de Nautilusweg aldaar, genoemd is naar een atoomonderzeeër -
ook geen alledaags thema.
Een bijzondere halte is dit. Hij ligt, zoals je verwacht,
aan de rechterzijde van de autoweg. Maar nog meer naar rechts – helemaal links
als je in de bus richting Utrecht zit - ligt de vrije busbaan voor de
tegenovergestelde richting. Voor de halte moet je die baan oversteken en
uitkijken dat je niet geplet wordt.
Een plaatje zegt hier meer dan 100 woorden. Maar hoe loop je
de wijk nou in? De toegang is goed verborgen achter schuttingen.
Als ik dwars door die wijk heenloop, moet ik uitkomen bij de
andere tak van die paperclip; bij de Vogelweg. Het is zo’n buurt met
kronkelende straatjes waar iemand met mijn oriëntatievermogen ogenblikkelijk de
weg kwijt raakt. Gelukkig wijzen de ANWB-wegwijzers hier vooral de woonerven
aan en niet alleen naburige plaatsen.
De kindertjes van Maarssenbroek spelen allemaal binnen op de
zaterdagmiddag. Op straat zijn alleen twee bejaarde, wat verkommerde,
verplukte, scharminkelachtige hondjes te zien, elk voortgetrokken door hun idem-dito
bazinnetje. De bushalte aan de Vogelweg ligt hier niet achter een schutting,
maar is bereikbaar via een tunnel.
Het valt moeilijk te geloven dat uitgerekend in dit oord Maarssenbroek
de website is ontstaan die je nu leest, het product van een schoonheidsminnaar.
Toch is dat zo. Sedertdien heb ik Maarssenbroek niet overlopen. In de hele
jaren 10 ben ik er geen een keer geweest.
Ik heb ook Vaassen, Voorburg en Rijswijk wel aangewezen als ontstaansplaats
van De digitale reiziger en de rest van mijn site. Als het 25-jarig jubileum
van de Thuispagina aanbreekt, ga ik dat hele verhaal weer eens oprakelen. Dat
is nu een stip op de horizon, maar het nadert langzaam maar zeker; eind volgend
jaar is her zover.
Terug naar Utrecht Centraal.
Bussen (gewone, dit keer, geen U-links) steken de Croeselaan over
Van de zomer deed ik de Busbaan Transwijk, een juist
voltooide tak van de zogenaamde HOV-bril van Utrecht. Dat is een netwerk van
hoogkwalitatieve bus- en trambanen. Er komt nog zo’n busbaan, op de route van
Utrecht Centraal naar de plek waar de Busbaan Transwijk begint. De nieuwe baan
loopt over de Van Zijstweg en de Dr. M.A. Tellegenlaan. Hij wordt 700 meter
lang en gaat Busbaan Dichterswijk heten, niet te verwarren met de Dichtersbaan
langs het spoor. De aanleg van Busbaan Dichterswijk is afgelopen november
begonnen en moet voor het eind van dit jaar klaar zijn.
Ik loop de route op zaterdagmorgen de 11e. Vanaf perron C en D rijden de bussen achter het grote Rabo-bankgebouw langs en steken de Croeselaan over naar de Van Zijstweg. Ze passeren dan die opvallende U-trechters, die voormalige zandkranen bij de Veilinghaven, die nu dienstdoen als vergaderruimte. Er wordt me wat afvergaderd en gecongrest in de Domstad!
Voorbij de brug begint de Dr. M.A. Tellegenlaan. Er ligt hier een immens braakliggend terrein waar je bijna pleinvrees zou krijgen. Je ziet daar nu alleen een paar schoorstenen zich boven het maaiveld verheffen, die misschien nog gebruikt worden, plus de villa en het kantoor Jongerius, die de monumentenstatus bezitten.
Dat zijn 2 bijzonder fraaie staaltjes van Nieuwe
Zakelijkheid. De Ford-fabrikant en -dealer Jan Jongerius (1881-1941), indertijd
een bekende Utrechtenaar, zette die woning en dat kantoor neer. Hij kwam uit
een tuindersfamilie die op deze plek jarenlang fruit geteeld had voor de vele
kazernes die toen in deze omgeving lagen. De soldaten kregen niet alleen maar
rats, kuch en bonen, maar ook nog vitamine C.
Het kale terrein vormt de helft van de Merwedekanaalzone, een
langwerpige strook grond van 2 km bij 300 meter. Die zal binnen afzienbare tijd
volgebouwd worden met woningen, en dan ook echt helemaal vol. Het nu
braakliggende terrein is als eerste aan de beurt krijgt de wijknaam Merwede. Ca.
5.000 woningen moeten er komen. Ze gaan reiken tot 100 meter hoogte.
Het plan voor Merwede is nu in de inspraak. Het is de
bedoeling dat het een autoarme of zelfs autovrije wijk wordt. Een hoop
Utrechters zijn daar mordicus tegen. Maar als het je niet bevalt, ga je er toch
gewoon niet wonen? Met die drukbereden busbaan voor de deur en station Utrecht
Centraal op fietsafstand kun je in ieder geval niet zeggen dat deze wijk slecht
bereikbaar zal zijn.
Er rijden zo’n 10 buslijnen over deze route. Voorbij de Dr.
M.A. Tellegenlaan splitst het leger bussen zich in 2 takken. De een gaat de
tunnel in naar de Busbaan Transwijk, de andere neemt de Europaweg richting
P&R Westraven.
Verder op bus-safari door de voorsteden van Utrecht. Lijn 77
is de enige U-link die van de Busbaan Dichterswijk gebruik gaat maken. Hij
rijdt van Bilthoven via Utrecht Centraal naar het busstation Stadscentrum
Nieuwegein.
Ik neem hem op zaterdag de 4e. Eerst de tak naar Nieuwegein.
Na de Merwedekanaalzone volgt de bus de tramroute een stukje, waarbij hij
uitzicht biedt op de Uithoftrams die op zaterdag niet mee mogen doen en gestald
staan op het remiseterrein in Nieuwegein. Daarna slaat hij af naar de
nieuwbouwwijk Galecop.
Engelstalige expats die er wonen, vragen zich vast af,
waarom hun wijk Rukwindsmeris heet. Maar een cop of cope was in de middeleeuwen
een overeenkomst om een stuk grond te ontginnen. Gale was een kale plek in een
weefsel of een bult op de huid; doorhalen wat niet van toepassing is. Gale zou
ook een eigennaam kunnen zijn.
Galecop is in de najaren van de 20ste eeuw ontwikkeld door
stedenbouwkundigen en architecten die geen curven hadden op het palet van hun
tekensoftware. Alle lijnen zijn hier kaarsrecht, behalve de
hoogspanningskabels, krommen die nu eenmaal gebonden zijn aan wiskundige
formules.
Het begint knap eentonig en vervelend te worden, maar hier
heb ik nog gewerkt, al kan ik de precieze locatie niet meer vinden. Het was in
2001, kort voor nine-eleven. Ook maar weer voor een paar dagen, in een
accountantskantoor dat kort tevoren verlaten was door de medewerkers. In het
kale gebouw stonden alleen nog een paarhonderd archiefdozen waar
verhuisstickers opgeplakt moesten worden. Of zoiets; mijn herinnering aan deze
klus is enigszins vervaagd.
Behalve in Galecop heb ik ook nog gewerkt in het centrum van
Nieuwegein en in de wijken Doorslag, Batau, Fokkesteeg en Plettenburg.
Nee, ik zat niet in een periode van 12 ambachten en 13
ongelukken. Het was voor één en dezelfde werkgever, een schimmig
detacheringsbureau dat zich helemaal aan de onderkant van de markt bevond. De
baas nam de rotste klusjes aan, waar zijn concurrenten de neus voor ophaalden,
als hij maar weer een paar grijpstuivers kon verdienen.
Het werk beviel me niet eens slecht. Ik had dat baantje, dat
niet het uiterste vergde van mijn capaciteiten, alleen om uit te rusten van
mijn studie, en me een boterham te verschaffen in mijn studietijd.
Die baas leek op het eerste gezicht wel een sympathieke
kerel. Maar toen ik een paar jaar bij hem in dienst was, zette zijn financiële
en morele verwording in. Het eindigde ermee dat hij zijn vrijwel failliete toko
verkocht aan de grootste loser onder mijn collega’s en zijn spaarpot voor de
ouwedag veilig stelde via een of andere zwendel-bv. Op de nastoot bleek hij
jarenlang onze pensioenpremie verduisterd te hebben.
Volgens wat ik gehoord heb, leeft hij nog steeds en verkeert hij in een blakende gezondheid. Er zijn ex-medewerkers van hem die heilig in karma geloven. Maar die zitten nu al 15 jaar te wachten totdat het toeslaat. Ik voor mij ben al lang klaar met dit verhaal uit de jaren 00. Maar in Nieuwegein kan ik er niet NIET aan denken.
Zoals bijvoorbeeld op het Plaza, vlak bij het eindpunt van
lijn 77. Ook weer zo’n Ideaal uitstapje voor een treurtrip, dacht ik. Maar wat
is dat winkelplein opgeknapt, sinds ik er voor het laatst was in 2003! Echt het ware hart van Nieuwegein nu.
Ik werkte toen op de Krijtwal, hier vlak om de hoek, ook
weer een dag of 2½. Krijtwal, hoek Mergelwal; ook in Nieuwegein heeft een
straatnamencommissie de andere kant op gekeken toen er idiote namen uit de
koker van een overspannen ambtenaar rolden.
Ik moest toen naar een kantoorboekwinkel op het Plaza om 100
archiefdozen te kopen; die ouwe schavuit
had weer eens vergeten, voor materiaal te zorgen.
Nieuwegein Stadscentrum
Helemaal naar de andere kant, nu; naar De Bilt en Bilthoven.
Deze bus komt niet langs v/h het Tunneltje De Bilt, maar rijdt via de Veemarkt
van Utrecht. Onderweg zit ik me af te vragen hoe het komt dat in de voorste
geleding van de bus elk stoeltje bezet is, terwijl ik al die tijd in mijn
eentje in de achterbak zit. Die zal toch niet afgekoppeld worden, onderweg???
Maar ik begrijp het als we de straten van De Bilt /
Bilthoven doorkruisen, met dat bakbeest over de drukke winkelstraat Hessenweg
en langs de twee-onder-één kappen van een villadorp. Je voelt je in een
achtbaan. Bovendien telt deze gemeente meer kuilen in de weg dan Blackburn,
Lancashire. BOEM, KWAK, KLEDDER, bij elke hobbel zit ik bijna tegen het
plafond. Alle busreizigers in (De) Bilt(hoven) weten het inmiddels: nooit ´achterbaks´
gaan zitten in bus 77!
Via de Jan Steenlaan, ook veel te smal voor zo’n monster,
belanden we op het eindpunt, station Bilthoven. Ik heb U-Link nu wel gezien, en
neem de trein terug.
Om de zaterdag daarop toch nog een keer terug te komen. Inmiddels heb ik gelezen dat na protesten van buurtbewoners de bus verwijderd is van de Jan Steenlaan, en nu zijn oude route over de Rembrandtlaan heeft teruggekregen – die exact even smal is. Op de eerste laan maak ik de laatste foto van mijn U-linkvierdaagse, en de eerste waarop een vaag zonnetje staat.
Ja, voor de busjes van lijn 78 (De Leijen – WKC De
Kwinkelier) is de Jan Steenlaan wel breed genoeg.
Er waren ook klachten van omwonenden over de vele bussen die
opgesteld staan bij Bilthoven NS. Nu ken ik stations in Nederland waar er veel
en veel meer staan. Maar ik begrijp deze zaterdag toch wel wat ze bedoelen. Er
staan in de smalle straat voor het station 2 gelede U-link bussen gereed die
mij niet willen meenemen, omdat ze nog niet gaan vertrekken. Een 3e bus wringt
zich erlangs, opent wel de deuren voor mij en enkele andere wachtenden, en vertrekt
met 9 minuten vertraging.
U-Link, een goedbedoelde poging om het busvervoer in de stad
en de provincie Utrecht wat op te krikken. Maar een beetje schuiven met DRU’s,
dat levert echt geen kwaliteitssprong op. In de provincie die bijna een half
miljard uitgaf voor een tramlijn van 8 km, mag de bus niets extra’s kosten.
Neemt niet weg dat ik me de afgelopen dagen wel met U-link vermaakt
heb.
Frans Mensonides
26 januari 2020
Er geweest: woensdag 1 en 8 en zaterdag 4 en 11 januari 2020
©
Frans Mensonides, Leiden, 2020