Wiener Linien: Öffis, U-Bahn, Bim
und Bus - De
heenreis
- Mariahilferstraβe - U-Bahn - De Steffl -
Wien, Wien, nur du allein
Sollst stets die Stadt meiner Träume sein!
Dort, wo die alten Häuser stehn
Dort, wo die lieblichen Mädchen gehn!
Wien, Wien nur du allein, Peter Alexander
Het bekende lied ‘Wien, du Stadt meiner Träume’, alias ‘Wien,
Wien, nur du allein’ werd in 1912 geschreven
door de ‘Wienerlied-Komponist’ Rudolf
Sieczynski. Wener liederen vorm(d)en blijkbaar
een apart genre in de Oostenrijkse
muziek.
Tram naar Baden
Dit wordt de tweede helft van het verhaal over mijn verblijf
van – om precies te zijn – 116 uur in en om de hoofdstad van Oostenrijk.
Wenen is een fascinerende, knap ingewikkelde en moeilijk te doorgronden
metropool. Hij lijkt in niets op het
bergachtige gedeelte van Oostenrijk, dat ik ken van vakanties in Tirol en
Salzburgerland.
Niet alle clichés over Wenen kloppen. Wel het beeld van een stad
die baadt in luxe, die hier en daar knap over the top is; zie bijvoorbeeld het
volgende hoofdstuk over Schönbrunn.
Maar het is beslist niet waar wat je wel hoort zeggen, dat
Weners, vooral in de horeca, stug en zelfs onbeschoft zijn. Dat valt best mee.
Ik noem het eerder: efficiënt. Ze verspillen geen 10 woorden aan je als ze het
met 5 afkunnen, en ouwehoeren je dus niet de oren van de kop. Dat is alleen
maar een voordeel, want dan zou ik weer een antwoord moeten verzinnen in mijn
kreupele Duits.
De spreekwoordelijke vriendelijkheid van de Tirolers, waar
wij na onze zomervakanties begin jaren 70 weer bijna een hele winter op konden
teren, die zie je hier niet. Maar in Tirol is die ook nauwelijks meer gangbaar,
merkte ik bij mijn vakanties in 2022 en 2024.
In 1970 was Tirol een wat armoeiige streek en hadden de
geallieerde bezetters bij wijze van spreken nog maar net hun hielen gelicht. De
mensen hoopten toen nog dat een toerist volgend jaar zou terugkomen. Maar nu
vinden ze het prima als je weer komt, en net zo prima als je wegblijft.
Mijn oma kon, toen ze even oud was als ik nu, knap mopperen
over verminderd dienstbetoon in tijden van welvaart (‘De broodkruimels steken
de mensen! Het gaat ze te goed!’). Maar dat ga ik niet doen. Verder met
verkenning van Wenen.
Frans Josef en Sisi, geportretteerd in Schönbrunn
Aan het eind van deel 1 bewandelde ik de zeer uitgestrekte
tuinen al van het slot Schönbrunn. Nu ga ik het van binnen bekijken.
Het uit het midden van de 17e eeuw daterende zomerverblijf
van de Habsburgers telt niet minder dan 1441 kamers. Dat is één meer dan het aantal
minuten in een etmaal. Daar zouden ze reclame mee kunnen maken: Doe de Schönbrunn-1441
zalen-challenge!
Die zou kunnen bestaan uit een tour die om middernacht begint,
waarbij je één kamer bezoekt per minuut, afziet van slapen, eten, drinken en
toiletbezoek, en weer om middernacht je rondgang beëindigt. En dan nog wel ergens
stiekem één kamer overslaan, anders redt je het niet eens.
Maar ik heb nergens opgemerkt gezien dat dit paleis één vertrek
meer heeft dan het aantal minuten in een dag; je las het hier.
Ik heb een audiotour geboekt waarbij je toegang krijgt tot
de 40 vertrekken die bewoond werden door gekroonde hoofden. In die één-zaal-per-minuut-tour
zou je dan niet langer onderweg zijn dan tot 0:40 uur. Er zijn kortere tours en
er zijn ook nog langere. Maar 40 stuks lijkt mij wel uitputtend genoeg. Ik raak
al snel overweldigd door indrukken, met zo’n praatapparaat aan m’n oor, en met
mijn telefoon in de hand, fotograferend om de mensenmassa heen.
Vele generaties Habsburgers hebben hier gewoond, tot/met 1918,
toen er een einde kwam aan de Oostenrijkse monarchie, en het paleis een
museumfunctie kreeg. In deze eerste kamers van het paleis valt de nadruk heel
sterk op degene waarvoor de mensen komen: keizerin Sisi, haar echtgenoot keizer
Frans Josef en Sisi’s schoonloeder, Sophie van Beieren.
De laatste was nogal bedillerig in de ogen van haar
schoondochter. Ze wilde dat Sisi zich nauwgezet zou houden aan de hofetiquette,
en bemoeide zich naar de mening van Sisi veel te intensief met de opvoeding van
de kinderen.
Sisi was onder het volk veel populairder dan aan het hof, en
in Hongarije veel populairder dan in Oostenrijk. Vandaar dat ze, vooral toen de
kinderen groter waren, maar zelden in dit paleis verbleef, en vaak op reis was.
Ze ging dan ‘incognito’, vermomd, maar wel met een sleep van tientallen mensen in
haar kielzog; niet echt onopvallend, denk ik.
De eerste zaal voorbij de ingang is verrassenderwijs een
biljartkamer (linksboven op de foto). Dat was ook de eerste zaal die een burger
betrad als hij op audiëntie kwam bij keizer Frans Jozef. In afwachting van het
bezoek kon hij hier zijn tijd doden en zenuwen bedwingen met een potje
biljarten.
Daarna werd je binnengelaten in de werkkamer van de keizer.
Die was van huis uit een sober man; het moet dan wel een kwelling voor hem
geweest zijn om in een paleis als Schönbrunn te verblijven. Hij placht dan ook dagelijks
van 5 uur in de morgen tot dinertijd achter dit vrij simpele bureautje te
zitten, dat ook wel een beetje op een biljart lijkt, met een soort
snooker-pockets op de hoeken.
Hij was een ware workaholic. Zijn ontbijt en lunch nuttigde
hij aan dit bureau. Bij de audiënties was hij Weens efficiënt. Hij kon zijn
hoofd niet houden bij lange uiteenzettingen, zeker niet wanneer mensen begonnen
te citeren uit de werken van de filosoof Schopenhauer, naar verluidt.
Hij had het niet zo op met filosofen. Zijn biografen
concluderen uit dat feit dat hij niet al te snugger was. Maar volgens mij had
hij groot gelijk met zijn scepsis tegen de wijsbegeerte; je wordt er zelden
wijzer van.
Meestal beëindigde de keizer na een minuut of 5 het
onderhoud met een niet mis te verstane beleefdheidsfrase, zoiets als: ‘Ik dank
u hartelijk dat u uw tijd beschikbaar heeft willen stellen!’ Dan wist je dat je
op moest krassen.
Zou hij al die 1441 kamers wel van binnen gezien hebben in
de 68 jaar dat hij keizer was? Hij verliet zijn werkkamer alleen voor het diner
en om naar bed te gaan.
Zijn bed (rechtsonder op de foto) was al even sober. De
keizer stierf in dat bed in 1916, in het hartje van WO I, op 86-jarige
leeftijd.
Het past helemaal in het beeld van Frans Jozef dat hij niet erg
hield van buitenlandse liflafjes. Hij at het liefst stevige Weense kost,
bijvoorbeeld - je raadt het niet -: een schnitzel.
En altijd ijs toe.
Sisi dineerde meestal helemaal niet, en werd zelden in deze
zaal gesignaleerd. Hedendaagse psychologen diagnosticeren haar met anorexia. Ze
was zo mager, of eigenlijk: uitgeteerd, dat ze door een lampenglas kon, maar
verbeelde zich desondanks dat ze veel te dik was. Ze had voor zichzelf een
maximum tailleomvang vastgesteld waar zij beslist niet boven mocht komen.
Op zekere dag liet ze bij het paleis een uitgebreide set
gymnastiekapparaten bezorgen. Daarmee was zij uren per dag in de weer. Ze
beulde zichzelf af om nog magerder te worden. Een gestoorde vrouw die een
diep-tragisch leven leidde.
Andere beroemde bewoners van Schönbrunn waren keizerin Maria
Theresia (1717-1780) en keizer Franz I Stefan (1708-1765). Die ontvingen in
1762 eens de toen 6-jarige Wolfgang Amadeus Mozart met zijn zusje en hun vader
(ik was vorig jaar bij ze op visite in Salzburg).
Iedereen aan het hof was natuurlijk onder de indruk van het
muzikale wonderkind. Maar de hofdames kregen schier een hartstilstand toen
Wolfgang ineens op de schoot van Maria Theresia sprong en haar begon te
knuffelen.
Dat was helemaal tegen het protocol! Maria’s eigen kinderen
moesten audiëntie bij haar aanvragen. Wel begrijpelijk; ze had er 16 op te
voeden, en moest daarnaast ook nog half Europa regeren; dan wordt de werkdruk je
wel eens te veel.
In deze weelderige balzaal van 10 bij 40 meter dineerden op
3 juni 1961 2 wereldleiders die de wereld ruim een jaar later nog net niet naar
de knoppen hielpen. Dat waren Nikita Chroesjtsjov en John F. Kennedy, die
ontvangen werden door de Oostenrijkse Bondspresident Adolf Schärf.
Of dat een prettig, gezellig dinertje was, valt te
betwijfelen. De leiders van de USA en de USSR hadden in dat woelige jaar nogal
wat kwesties uit te praten, waaronder Cuba en de Berlijnse Muur, die op het
punt stond, opgericht te worden. Een jaar later gingen beide heren elkaars nog
net niet te lijf met atoombommen.
Er werd gehakt geserveerd, althans dat zou je kunnen opmaken
uit de opmerking van Kennedy achteraf, dat de geslepen Russische leider gehakt van
hem had gemaakt. De toen nog onervaren Amerikaanse president was geen partij
voor de Rus. Ik zei het al: een gezellig etentje.
Dat alles in Slot Schönbrunn. Ik stuur er een paar foto’s van
naar mijn interieurverzorgster (‘werkster’ mag je geloof ik ook al niet meer
zeggen) die het paleis een paar jaar geleden bezocht heeft, en er echt
wildenthousiast over was. Een minpunt vond ze wel dat de audiotour niet
beschikbaar was in het Nederlands.
Nee, Nederlands is maar een kleine taal in de grote wereld.
Buiten Nederland en België heb je zelden Nederlandse uitleg in musea. Behalve
in de Porta Nigra van Trier, en de burcht van Bad Bentheim (dat trouwens in
de achtertuin van Nederland ligt). Maar dat Nederlands was zo afgrijselijk
slecht, dat het lachwekkend werd. We zullen het moeten doen met Engels en
Duits.
Baden bei Wien
Na deze uitputtingsslag in 2,7% van de kamers van Schönbrunn
ben ik toe aan een poosje zitten. En waar kan ik dat beter doen in een voertuig
van wat bij mijn weten de langste tramlijn is van Oostenrijk: de Badner Bahn.
Die loopt van Wenen naar Baden bei Wien: 30½ kilometer, langs 39 haltes. Een
rit van begin- tot eindpunt duurt 1:07 uur. Er reizen ca. 35.000 passagiers per
dag op deze lijn.
De lijn wordt geëxploiteerd door Wiener Lokalbahnen AG. Dat is
geen onderdeel van Wiener Linien, maar hun trams maken wel gebruik van een stuk
van het tramnet van Wenen. Het bedrijf bestaat al sinds 1888, exploiteert ook 5
buslijnen in de regio en voert goederenvervoer uit over de tramrails.
Ongeveer driekwart van de lijn voert over een spoorbaan. Het
is ongeveer net zoiets als lijn 5 van Mannheim die ik in het voorjaar deed:
een lange streektramlijn om dorpen en dorpjes met de grote stad te verbinden.
Een interessante en aangename vorm van OV, vind ik, die helaas
al lang uit Nederland verdwenen is. Als kleutertje heb ik er nog een staartje
van meegekregen: de Blauwe Tram Den Haag – Leiden, een van de laatste der
Mohikanen, opgeheven in 1961.
De route van de Badner Bahn voert door een hele reeks plaatsen
en wijken. Tussen Wenen en Baden kom je door oorden met soms welluidende en
intrigerende namen. Het volledige rijtje:
Vösendorf, Maria Enzersdorf, Wiener Neudorf, Griesfeld, Neu
Guntramsdorf, Guntramsdorf, Eigenheimsiedlung, Möllersdorf, Traiskirchen, Tribuswinkel,
Pfaffstätten. Al die plaatsen liggen in de deelstaat Neder-Oostenrijk.
De eindbestemming heet Baden, maar krijgt meestal de
toevoeging ‘bei Wien’, om hem te onderscheiden van talloze andere plaatsen in
het Duitse taalgebied die ook Baden heten. Het stadje heeft 25.000 inwoners en
ligt zo’n 25 km ten zuiden van Wenen. Zoals de naam al zegt, is het een
kuuroord.
Ik neem de tram een paar haltes voorbij het beginpunt, dat
ligt bij de Opera van Wenen. Bewoners uit al die dorpen kunnen met de tram naar
de Opera (er zijn mensen die ervan houden), maar kunnen ook bij het
OV-knooppunt Karlsplatz de U-Bahn, de bus of de Bim pakken, verder Wenen in.
De Wiener Lokalbahn heeft dit decennium een vloot Flexity-trams
in gebruik genomen. Het zijn trams met 5 bakken, die steeds 2 aan 2 gekoppeld
rijden; een aardige zitplaatscapaciteit per tram (weliswaar op houten banken).
Er rijden ook nog wat oudere 3-bakkers, ook met zijn tweeën gekoppeld.
Badner tram in Wenen
De tram rijdt elk kwartier over het hele traject, en wordt
tussen de Opera en Wiener Neudorf nog versterkt met kort-trajecttrams, zodat op
dat traject een 7½-minutendienst wordt geboden. Naast Wiener Neudorf is er ook
een Wiener Neustadt; voorbij Baden; daar zet ik in de loop van de vakantie ook
nog een paar voetstappen.
Een paar haltes nadat ik ben ingestapt, zakken we naar het
enige ondergrondse tramtraject dat nog is overgebleven na opening van de U-Bahn-lijnen.
We delen dit met de Weense tramlijnen 6, 18 en 62. Er zijn 4 ondergrondse haltes:
Laurenzgasse, Kliebergasse, Matzleinsdorfer Platz en Eichenstraβe, en er stopt
daar zo ongeveer één tram per 2 minuten per richting.
Iets verder halteren we bij station Wien Meidling, het
grootste Wener station na Hbf en Westbahnhof. Van Meidling kun je ook met de trein
naar Baden. Spoorlijn en tramlijn (die eigenlijk officieel ook een spoorlijn
is) lopen min of meer parallel, soms op minder dan een kilometer onderlinge
afstand. Van sommige dorpen hebben de bewoners de luxe dat ze kunnen kiezen uit
tram en trein voor hun dagje Wenen. Maar in GunTRAMsdorf nemen ze vast de tram.
Zover zijn we nu nog niet. Even voorbij Meidling slaan de
trams van Wiener Linien af, en begint de alleengang van de Badner Bahn,
zuidwaarts. Bij de halte Neu Erlaa passeren we de tramremise.
Tot Vösendorf rijden we binnen de bebouwde kom van Wenen.
Daar is mijn kaartje van Wiener Linien nog geldig. Voor de rest van het traject
moet ik een enkeltje Vösendorf – Baden trekken uit een automaat in de tram. Het
lukt me in dat schommelende voertuig met enige moeite.
Verder gaat het over een spoors traject, die op het grootste
gedeelte parallel loopt aan een autoweg die 17 heet. De tram ontwikkelt een
snelheid van 80 km/uur, en snelt langs een industriezone waar bijna geen einde
aan komt. Ook deze streek heeft een Ikea, en ook Westfield is hier een naam.
Verderop zien we vooral weilanden, met heuvels in de verte. In de bebouwde kom
van een dorpje scheert de tram de gevels van de huizen, net zoals lijn 5 rond
Mannheim. Bij onoverzichtelijke wegkruisingen kondigt de tram zich aan met
getoeter. Hier en daar liggen stukken enkelspoor.
Foto: de Lezer
De Eigenheimsiedlung heeft niets te maken met aardappels,
noch met eigenzinnige types. ‘Eigenheimer’ is weer zo’n valse vriend waar het
Duits zo rijk aan is. Het betekent: huizenbezitter, iemand die eigenaar is van het
huis waarin hij woont. In deze wijk heb je dan blijkbaar geen huurhuizen; ik
denk dat dat het is.
Uiteindelijk bereiken we Baden, waar de tram, net als in
Wenen, door de straten rijdt als een gewone stadstram. We passeren het station,
en rijden nog één halte verder, totdat de Badner Bahn eindigt op een stootblok
in het centrum van de stad.
Als je de rit wilt meebeleven: op YouTube heb ik een ‘Führerstandsmitfahrt’
(cab ride) gevonden van een complete rit Wenen-Baden, de volle 1:07 uur.
Al in de Romeinse tijd stond Baden (toen op de landkaarten
als Aquae Pannonicae) bekend om zijn zwavelhoudende warmwaterbronnen. Aan dat
solferwater uit de hel (zoals ik veronderstelde in Aachen) werd en wordt een
geneeskrachtige werking toegeschreven. Maar Beethoven genas er tot zijn
teleurstelling niet van zijn doofheid. Ik vermoed dat voor dit water hetzelfde
geldt als voor handoplegging en gebedsgenezing: het geneest alles wat je je
ingebeeld hebt, want dat kun je je ook weer uitbeelden – ook zonder een slok
zwavelwater te nemen.
Baden heeft de levendigheid en weelderigheid van een Kurort
waar de chique komt kuren; zelfs de Habsburgers kwamen er in de 19e eeuw voor
uit hun Weense paleizen. Luxueuze hotels, dito winkels, een casino als een
paleis; alles wat je van zo’n plaats verwacht.
De Russische bezettingsmacht wist in 1945 wel waar men het
hoofdkwartier moest vestigen: in het decadente, kapitalistische,
imperialistische Baden. De Britten wisten het ook wel: zij vestigden zich in
Schönbrunn; ruimte zat.
Het opvallendste monument is deze weelderige, barokke, 20 m.
hoge pestzuil, in 1718 opgericht om het einde te vieren van een pestepidemie. Er
stonden in katholieke streken meer van dit soort monumenten; ook Wenen zelf
heeft er een. Ze waren gewijd aan de Heilige Drievuldigheid.
In 1812 werd Baden getroffen door een grote stadsbrand waarbij de stad vrijwel
geheel verwoest werd. Daarna werd hij heropgebouwd in biedermeier-stijl.
Aan het eind van de middag loop ik langs de trambaan naar
het station. Voor de terugweg naar Wenen pak ik de S-Bahn naar Wenen; op de
S-Bahn kom ik nog terug.
Het treinritje per S-Bahn duurt bijna net zo lang als de heenweg per tram. Bij
2 stations is er oponthoud omdat we een sneltrein moeten laten passeren.
Wien Westbahnhof is, zoals al ergens gezegd, een groot
station dat voorzien is van een winkelcentrum. Wien Hauptbahnhof daarentegen is
een groot winkelcentrum waar je ook nog een trein kunt nemen - als je tenminste
een perron kunt vinden. Het station is een drama voor iemand met mijn desoriëntatievermogen.
Ja, OK, verveling staat hier niet in het spoorboekje, maar ik erger me wel
wild.
Wat doe ik hier dan op Hbf, ver verwijderd van mijn hotel
bij Westbahnhof? De Lezer die vaak komt opduiken in mijn verhalen, had een
interessante tip voor me: de ÖBB 1e klas-lounge. Echt heel exclusief; je hebt
er maar 7 in heel het land: op Wenen Hbf, Wenen Meidling, Linz Hbf, Salzburg
Hbf, Graz Hbf, Klagenfurt Hbf en Innsbruck Hbf.
Je komt er alleen in als je een 1e klas-plaatsbewijs kunt
tonen aan een ÖBB- medewerker die als een waakhond achter een bureau zit. Ook
een 1e klas-Interrail is er geldig.
Volgens deze pagina op de ÖBB-site kun je er op je trein
wachten in een exclusieve ambiance. Om de wachttijd te doden, mag je diverse
snacks en drankjes attaqueren (in normale hoeveelheden; s.v.p. geen gros versnaperingen
in je tas steken), gebruik maken van de WiFi, kranten en tijdschriften lezen, en
inlichtingen over je reis vragen aan de persoon achter het bureau.
Na lang zoeken vind ik in die horribele stationshal een pijl
naar de lounge. Ik volg hem, loop door winkellabyrinten, meerdere trappen op,
en vind de lounge, die echter wegens verbouwing is gesloten. Via een briefje op
de deur word ik verwezen naar een tijdelijke lounge, tegenover het filiaal van
Müller in de kelder.
Ik al die de trappen weer af, zoeken naar Müller, wat ze er
dan ook maar verkopen, en bereik de lounge al na een klein halfuurtje dwalen. Gelukkig
gevonden; als ik van plan ben om te loungen, dan zál ik ook loungen. Die lounge
valt me echter zwaar tegen qua inrichting. Het is ook maar een tijdelijke.
Ik schenk me een lekker bakkie troost in, neem er wat nootjes
bij, en stel vast dat ik toch maar mooi in een 1e-klas lounge zit, zij het een
wat afgetrapte, tussen goed in het pak zittende zakenpipo’s. Eigenlijk pas ik
daar helemaal niet tussen, casual gekleed als de toerist die ik ben, en met enigszins
versleten wandelschoenen; die lopen het lekkerst. Maar komaf en uitmonstering
tellen steeds minder in deze wereld; alleen geld opent alle deuren.
Ik reis 1e klas sinds corona; minder druk, minder vol. Gelukkig
heb ik aan bijna een halve eeuw vervelend werk in loondienst een grijpstuiver overgehouden om het me te kunnen permitteren.
Maar niet iedereen is zo fortuinlijk. Het puissant rijke Wenen telt opvallend veel bedelaars, en je struikelt er bijna over de stoepbewoners, achter hun borden met verklarende teksten, hoe het zo met ze gekomen is.
Lounge Meidling
2 dagen later bezoek ik de veel mooiere lounge op station
Meidling, met zeer smaakvol gedesignde zetels waarin je wegzinkt. Zou je hier
mogen bellen? Ja, meer mensen zitten op gedempte toon te telefoneren. Ik bel
mijn broertje, met de mededeling dat ik in een luxueuze lounge zit.
En ik bedenk wat ook door me heen ging in Deense
treinen waar je in de 1e klas ook gratis bijgevoederd wordt: het is een
extraatje voor mensen die toch al niet van de voedselbank leven en genoeg
kunnen kopen, zonder het gratis te hoeven krijgen.
Ik blijf een klein
uur hangen in die lounge. Maar dan weer verder, want er wachten nog musea om verkend
worden in Wenen. Wordt vervolgd!
Frans Mensonides
5 oktober 2025