Beminde zaterdag (5)
December 2015: Moderne steden met vage musea

 

Deze maand afgeschreven en meteen weer in ere hersteld: de Plan-V (hier op station Tilburg)


< < < < < Deel 4 al gelezen? 


Beminde zaterdag

Dit is aflevering 5 van de rubriek ‘Beminde zaterdag’ over treinreizen op die dag met mijn WeekendVrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn Huygens die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen.

Deze reeks is geïntroduceerd in deel 1, zoals het hoort. Het overzicht van alle tot dusverre verschenen afleveringen vind je aan de onderkant van deze webpagina.

In deze nog maar kort bestaande rubriek heb ik de gewoonte ontwikkeld, elke maand een thema te kiezen, een rode draad (waarvan soms ook doodleuk weer wordt afgeweken). Welke dat in december 2015 zou worden, wist ik vanmorgen nog niet toen ik van huis ging richting Tilburg. Die stad had ik ook maar geprikt op de spoorwegkaart van Nederland. Er zijn in ieder geval geen werkzaamheden onderweg, en dat bepaalt de zaterdagse bestemming toch in belangrijke mate. Maar zo’n rode draad, zo leid-draad, wordt vaak gaandeweg pas duidelijk, en zo ook deze keer.




Rotterdam - Tilburg / Tilburg: verrassende contrasten - Museum De PontApeldoornse roots - CODA - Oss, of wat gebeurde er met de halteloze bus? - Oss, de stad en Museum Jan Cunen - Maassluis aan de Hoekse lijn



Rotterdam - Tilburg


De achterzijde van Rotterdam Centraal komt zelden in beeld, maar is bijna net zo’n grote aanwinst voor het stadsbeeld als de voorkant. Het is hier bij het Proveniersplein enorm opgeknapt.

Ik neem hem vandaag maar weer eens een keer, de trots van Nederlands spoorwegwezen: de Hogesnelheidslijn waarover je met een duizelingwekkende snelheid van 160 km/uur langs de grazige weiden kunt stuiven. De IC-Direct, heb ik het dan natuurlijk over, die in 23 minuten van Rotterdam naar Breda rijdt. Je spaart op dat traject 9 hele minuten uit, en dat komt niet alleen door die supersonische snelheid, maar ook doordat de trein de bocht bij Dordrecht afsnijdt en een stukje door de Hoekse Waard snelt.



Ik kan nooit onthouden welke twee rivieren deze lijn daar per tunnel kruist. Maar dat valt op te zoeken, en het zijn: de Oude Maas en de Dordtsche Kil, voordat je het Hollands Diep overgaat via de Moerdijkbrug.

Het is stil in de trein, en dat zal vandaag het geval zijn in alle treinen die ik neem, maar ook op straat en in het museum in Tilburg dat ik straks ga bezoeken. Het komt door Sinterklaas. Ja, de trouwe lezer zal deze aflevering vermoedelijk consumeren tussen kerstbrunch en kerstdiner, maar hij speelt nog op sinterklaasdag;  ik ben wat achterop geraakt met de schrijverij.

Het is een dag van inkeer, van thuisblijven in de familiekring bij warme chocolademelk, van de gordijnen toe – zodat ook niemand ziet dat je het sinterklaasfeest nog viert; je hebt maar zo in de buurt de naam van slavendrijver en racist.

Ik zag laatst al zappend op tv al een politiek correcte ‘Piet’ bij een bezoek van Sint aan een basisschool: een afzichtelijk monster met één cyclopenoog, dat elk klein kind toch wel compleet de stuipen op het lijf gejaagd moet hebben. Volgend jaar zie je die ook al niet meer, vanzelfsprekend, want er is dan vast wel een actiecomité gevormd tegen de discriminatie van mensen met maar één oog.

Ik heb de hele sinterklaasdiscussie ook dit jaar maar langs mij heen laten gaan. Wegens ontstentenis van (klein)kinderen en neefjes en nichtjes, heb ik het feest sinds 1983 niet meer gevierd. Dat was toen niet zo zeer meer voor mijn kleine broertje (die toen al 23 was) als wel voor onze kinds geworden oma, die zich het avondje met surprises en gedichten niet wilde laten ontgaan. Ze schreef zelf ook nog sinterklaasgedichten, die met het jaar warriger en onsamenhangender werden – maar wel bleven rijmen. In 1984 kwam zij te overlijden. Daarna was voor ons de lol van Sinterklaas eraf en werd het feest van de kalender geschrapt. Tegenwoordig mag je daar blij om zijn, het niet meer te hoeven vieren, zodat je er ook geen vuile handen meer mee maakt.

Het is toch een wat twijfelachtige figuur, Sinterklaas. In de eerste plaats is hij katholiek, wat in combinatie met zijn status van kindervriend tegenwoordig meteen al aardig verdacht is. En ten tweede geeft hij aan rijke kindertjes altijd meer cadeaux dan aan arme, en dat is toch het omgekeerde van wat je zou hopen en verwachten.

Op station Tilburg (ik ben al schrijvende over Sinterklaas overgestapt op een trein naar die stad) snerpt een alarmsignaal, zonder dat er iemand op let, of op het idee komt, het af te zetten. We hoeven er blijkbaar niet voor naar de schuilkelders. De chippoortjes staan wagenwijd open.  Aan de perronzijde staat te lezen dat je het station onmiddellijk moet verlaten en aan de buitenkant dat je het station niet mag betreden.

Even later wordt omgeroepen dat inchecken momenteel niet mogelijk is; uit- merkwaardigerwijze wel.  Alle reizigers-op-saldo, die de trein willen nemen op dit station, moeten een papieren kaartje kopen.

Dat is toch wel weer een gotspe, je klanten werk te bezorgen en op kosten te jagen omdat je eigen rotzooi niet werkt. De reiziger die normaliter met korting reist, moet het geld maar weer terug zien te krijgen. Maar over terugbetaling hoor ik niets. Is het principe: chipapparatuur defect, dus gratis reizen verlaten? Dat kan natuurlijk ook niet meer, met overal die gesloten toegangspoortjes.

De hal van station Tilburg verkeert in renovatie. Over een paar weken zal de nieuwe stationshal in gebruik worden genomen. Hij heeft dezelfde opzet als die van buurstad Breda, met winkeltjes, met een OV-servicepunt. Maar het is veel en veel bescheidener en kleiner allemaal: Willem II – NAC 0-1. Tilburg kent verder nog wat in Breda gesloopt is: een stationsrestauratie op pootjes, op het stationsplein.






Tilburg: verrassende contrasten


Echt weersomstandigheden om er de pas in te houden, vandaag. Het is guur, vlagerig weer, een graad of 7. Heel normaal voor begin december, al blijven de weermannen aanhoudend te hoge wintertemperaturen melden, met een bezorgd gezicht, alsof ze het zeewater van de zeespiegelstijging al de studio zien binnenstromen.

De komende weken zal de Aarde tijdens de klimaattop in Parijs gered worden van smelting, maar dat weten we vandaag nog niet. Maar er zal geen kilometer autoweg minder voor worden aangelegd, vrees ik, en geen hectometer rail of vrije busbaan méér.

Tilburg lijkt wel wat op Eindhoven, waar ik een handvol zaterdagen geleden liep. Het is een voormalige textielstad, zonder een echt oude monumentenkern; een stad waar schoonheidsminnaars wat minder aan hun trekken komen dan liefhebbers van contrasten en verrassingen. Gelukkig hoor ik tot de laatste categorie.

Wat je binnen een vierkante kilometer stadshart al niet voor je lens krijgt in deze Brabantse stad: optrekjes van 19e-eeuwse textielbaronnen, kale pleinen die door niemand diagonaal worden overgestoken, kerken die ouder en monumentaler lijken dan ze zijn, oude fabrieksgevels waarachter zich nieuwe bestemmingen bevinden, nieuwbouw die voor zulke fabrieken in de plaats kwam, heel-erg-hoogbouw die soms estetisch heel geslaagd is en soms wat minder, en bovenop dat alles ook nog enkele muurgedichten die een verrassend licht werpen op uiteenlopende zaken.


Het bevalt me wel (zucht van opluchting bij een trouwe volger uit deze stad). Alleen de schouwburg ziet eruit zoals moderne schouwburgen er overal uitzien, dat wil zeggen: aartslelijk. Ik snap dat niet; het zijn toch esthetici die ze bezoeken...

Natuurlijk ontbreken ook de overdekte winkelpassages niet, noch de zaterdagse markt. Portemonnees worden daar verkocht zonder inhoud, zegt een bordje aan een marktkraam, en goud gekocht zonder ‘karaatbedriegerij’ (????). Een Japans toeristenechtpaar, ver afgedwaald van Van Gogh, Madurodam en Kinderdijk, maakt er een selfie met een Zwarte Piet, luid lachend om onze rare folklore, en puur onwetend van al het gezwartepiet in dit landje.

 Bij het station is het getetter van dat noodsignaal nu gelukkig opgehouden en zijn de poortjes weer in werking. Maar ik ga er nog niet doorheen; ik loop alleen maar langs het station op weg naar Museum De Pont, in een wijk ten noorden van het spoor.

Bordjes wijzen me de weg erheen, maar ik heb een uitgedraaide plattegrond bij me waarop ik een kortere weg meen te ontdekken. Enfin, een heel stijf kwartier later sta ik toch nog voor de ingang van het museum – en open voor elke vorm van museaal genot op een donkere, gure namiddag als deze.



Museum De Pont: al even verrassend contrasterend

Museum De Pont is gevestigd in een voormalige wolspinnerij, te midden van nieuwbouw, waar je geen cultuurtempel verwacht. Het museum is in de jaren 90 gesticht uit de nalatenschap van Jan de Pont. Deze Tilburgse advocaat en zakenman hield zich onder meer bezig met het importeren van Mercedes-automobielen.

In een grote hal gaat het voornamelijk over paarden. Charlotte Dumas (1977) uit Vlaanderen exposeert hier haar paardenfoto’s en –films. In kleine nisjes zie je haar werk. Die hal lijkt zelf wel wat op een grote paardenstal, met tientallen hokken.

Ik, moe van het slenteren door Tilburg, zijg in zo’n donker alkoof neer op een bankje voor een scherm waarop video-art vertoond wordt. Een stilstaand paard zie ik, met wapperende manen, met een triesterige gelaatsuitdrukking; een wat schonkig beest in een desolaat en winderig steppenlandschap, waar het gras net zo staat te wuiven als die manen. Het dier overpeinst zijn lot, waar zijn soortgenoten toch lekker staan te grazen. Die paarden waren eens lastdieren in het stuk wereld waar dit gefilmd is (ik weet niet meer waar), zijn nu vrij, maar wel met uitsterven bedreigd.

Meer bezoekers lopen hier binnen, maar gelukkig snel ook weer naar buiten. Ik zat net zo rustig in dit filmhok, in het donker.

Als ik uitgerust ben loop ik door, door een immense hal. Dit Tilburgse moderne-kunst-museum ademt dezelfde sfeer als Tilburg zelf. Alles is nieuw hier, en niets oud. Om elke hoek wacht je een verrassing, maar het is niet altijd een aangename. Het museum past even naadloos in Tilburg als het Van Abbemuseum in Eindhoven.

Een hoop vergeet je zodra je het gezien hebt. Ik pik er een paar dingen uit die ik wel onthouden heb.

* De foto’s van Christian Boltanski (1944), een Franse kunstenaar. Hij maakt bijzondere jeugdfoto’s, dat wil zeggen: hij maakt foto’s uit zijn jeugdfotoalbum na, om zijn jeugd, als Joodse jongen in het naoorlogse Frankrijk, te reconstrueren.

Wist je dat er mensen bestaan die zich vrijwel niets kunnen herinneren van de tijd vóór hun tiende verjaardag? Wat verschrikkelijk moet dat zijn; een heel stuk van je leven ben je dan kwijt, je hele basis. Ik prijs me gelukkig omdat ik in mijn kinderjaren een fotografisch geheugen had. Nu hoef ik tenminste geen selfie meer te maken aan een klimrek, om te weten hoe het voelt om aan een klimrek te hangen.  

* Ontzagwekkend zijn de bonkige, grove lijven van de Vlaamse Berlinde de Bruyckere (1964), werken vol lijfelijkheid, lichamelijkheid, die leven, liefde en de dood uitbeelden.

* Thomas Schütte (Duitsland, 1954), stelt hier zijn beeldengroep ‘Grosser Respekt’ tentoon. Hij heeft liever dat mensen zelf een verhaal verzinnen bij zo’n kunstwerk dan dat hij het zelf vertelt  - wat hij desondanks toch doet; het gaat over machteloze leiders, waartegen mensen toch opkijken.

Mijn verhaal luidt, dat ‘Grosser Respekt’ feitelijk museumbezoek uitbeeldt. Kleine mensjes kijken bewonderend naar grote kunstwerken van grotere mensen, die met hun voeten stevig verankerd staan in de klei, lees: het verleden. Kunst is altijd geworteld in het verleden; iets echt nieuws wordt er toch zelden gecreëerd. En kunst  kijken is altijd: terugkijken naar de periode waarin het gemaakt werd. Ik bedenk dit alles thuis pas, maar het idee spreekt me erg aan.

Dat geldt lang niet voor alles hier; dit museum telt toch wel een hoop ‘doorlopers’. Aan de andere kant houd ik het er toch wel ruim anderhalf uur uit, totdat het schemer- en het sluitingsuur nadert.

Ik zie nog een angstwekkende video van een man die naargeestige melodieën op een saxofoon zit te spelen. Dat doet hij op een eng, smal richeltje op tientalen meters boven de grond, in zo’n oude Oost-Berlijnse woonbunker uit de tijd van Honecker.

Ik denk, al zittend voor dat scherm, aan een collega van vroeger. Dat was in de tijd dat je een Museumjaarkaart gratis kreeg bij een Rail Actief Kaart van NS (tegenwoordig: Voordeelurenkaart). ‘Ik gebruik hem bijna elke week’, vertelde hij mij eens. ‘Overal waar ik ben, loop ik wel even een museum binnen. Om er gratis te pissen, ha, ha, ha!’

De barbaar! Je mist zo toch een hoop museumschatten, al zijn ze niet allemaal om over naar huis te schrijven of om tot thuis te onthouden.

Als je Museum De Pont zelf bezoekt, zie je vast andere dingen dan ik. Dat komt doordat het geen vaste collectie heeft, maar alleen werkt met losse tentoonstellingen. Wat ik beschreven heb, is nu misschien al weg. Zelfs in de folder die ik bij de kassa kreeg, staan nog dingen die er in de  toonstellingszalen niet meer staan. Ook dat behoort tot de verrassingen van dit museum; ik vat het maar symbolisch op.


Frans Mensonides
25 december 2015
Er geweest: zaterdag 5 december 2015







Apeldoornse roots


Nog zo een dan, één zaterdag later, volgens het thema dat nu vastligt. Apeldoorn is de moderne plaats, en CODA (Cultuur Onder Dak in Apeldoorn) het moderne museum voor deze week.

Apeldoorn moet pas na de Tweede Wereldoorlog stadsrechten gekregen hebben. Daarvóór spraken de bewoners van Apeldoorn steevast over ‘het dorp’ als ze het centrum ervan bedoelen. Tegenwoordig is het met 145.000 inwoners (en dat is dan inclusief Ugchelen) de 11e stad van Nederland.

In tegenstelling tot Tilburg, liggen er in Apeldoorn familie-roots van mij. Ik schreef erover in het gelinkte stuk uit 2005 dat in beginsel over de stadsbus ging. Dat linkje is het waard om te volgen; ik beveel het artikel van harte aan. Ja, ik vind het nu een heel aardig stukje, maar toen ik het opschreef vond ik het naks, en dat schreef ik óók op. 

Raar, maar artikelen op mijn site van tien jaar geleden vind ik altijd veel beter dan die van vorige maand. Dat is nogal verontrustend, want het zou betekenen dat ik in de loop der jaren steeds beroerder ben ga schrijven; dat kan ik toch niet geloven.

 

 


Soms klopt het allemaal perfect, op het spoorwegnet. En vandaag is zo’n dag. Twee ‘Berliners’ kruisen elkaar bij station Apeldoorn, exact op het noenuur.

Ook deze zaterdag eerst wandelen en dan het museum in. Het is nu nog droog, maar zo halverwege de middag gaat het weer eens plenzen, zo zag ik vanmorgen op die bekende populaire buiensite.

Op een kruispunt in de binnenstad (het woord: ‘dorp’ zal ik niet meer in de mond nemen) zie ik weer zo’n treintje van stadsbussen. Zoals ik in dat stuk uit 2005 al schreef, vertrekken die allemaal tegelijk van het station, en keren er 28 minuten later ook allemaal tegelijk weer terug. Er staan er nu 7 stuks in de ganzenpas voor hetzelfde rode stoplicht. Maar ik ben nu net te laat met het tevoorschijn halen van mijn camera, die ik normaal zo snel kan trekken al Lucky Luke zijn revolver. Het verkeerslicht slaat al op groen en het mooie moment is weg. Ik sta nog een half uur, drie kwartier te verstenen op deze bus-spotplek, maar natuurlijk dient zich zo’n buitenkansje nu niet meer aan. Drie op een rij, verder kom ik niet.



Daarna kies ik mijn route door de landelijke, toch wat dorpse wijken ten noorden van het centrum, met rustiekerige huizen in een parkrijke omgeving. Alweer ben ik op weg naar een stuk familiehistorie. Ik zit in zo’n fase, sinds de dood van mijn moeder. Ik wil de plekken zien van voorzaten die er niet meer zijn en er zelf niet meer over kunnen praten; opdat ze niet vergeten worden.

Dit is een prequel van die wandeling twee weken geleden in Deventer. Toen liep ik langs de school waar mijn moeder op zat, en de etage waar zij huisde in 1947, het jaar dat zij mijn vader ontmoette.

In de beruchte poolwinter van 1946 / 1947 woonde ze nog met vader en moeder op de Laan van Kerschoten in Apeldoorn, die vandaag beslist op de foto moet. Mijn opa was kort na de Bevrijding een compagnonschap begonnen met een architect uit Deventer, en de familie verhuisde. Niet naar Deventer zelf, waar veel oorlogsschade was en grote woningnood heerste, maar naar Apeldoorn.

Mijn oma klaagde nog vaak over die periode: ‘Ik zag in die rotwinter je moeder en opa bij donker het huis uit gaan, op weg naar het station, naar Deventer, en zag ze ’s avonds bij donker pas weer thuiskomen. En intussen zat ik maar in mijn eentje… etc. etc., haar litanieën namen nooit snel een einde.

Maar het zou niet lang duren. Opa kreeg bonje met zijn compagnon, iets waar hij zeer bedreven in was, het krijgen van bonje, volgens de verhalen. Moeilijk voor te stellen; voor zijn kleinkinderen, mijn broer en mij, was hij een toonbeeld van geduld en lankmoedigheid. Je moest het wel erg bont maken, wilde je hem kwaad krijgen.

Maar goed, die maatschap kende een kortstondig bestaan en mijn grootouders verhuisden terug naar Leiden. Mijn moeder bleef achter in het oosten, verkaste naar Deventer, en leerde mijn vader kennen, en zo zijn dingen gekomen.



De Laan van Kerschoten lag in die dagen helemaal aan de buitenrand van het dorp. De overburen van mijn grootouders en moeder waren boeren. Maar de boerderijen hebben plaatsgemaakt voor moderne villa’s. Later is er een complete schil van flatwijken aangelegd om die oude kern heen. Daar neem ik bus 10.

Dat stadsbus-systeem is heerlijk simpel. De lijnen vormen lussen door de buitenwijken. Lijn 10 doet dat door Kerschoten en de wijk rond kasteel Het Loo. Je kan nooit in de verkeerde bus stappen, want er is maar aan één kant van de weg een halte, en alle bussen gaan naar het centrum en het station. Daar heb je aansluiting op alle andere lijnen en ook nog op de meeste treinen.

Ik weet niet waarom dit efficiënte en effectieve systeem niet is overgenomen in alle middelgrote steden (in Zwolle bijvoorbeeld wel). Het zal te maken hebben met de rijtijd; de stad moet precies zo groot zijn dat een lus door een buitenwijk een klein halfuur duurt.

Terug in het centrum loop ik uiteraard even langs het huis in de Korenstraat waar mijn moeder regelmatig logeerde bij haar grootouders en haar tante Jet. De laatste schreef vanaf dit adres in oktober 1944 een brief aan de familie in Leiden. Die brief heb ik laatst teruggevonden. Hij gaat over de gruwelen van de Slag om Arnhem die ook in Apeldoorn ernstige repercussies had. Ik publiceer hem binnenkort op deze site.

De familie bewoonde het bovenhuis. Daaronder zat een winkel, een slagerij, als ik me de verhalen goed herinner. Toen ik er in de jaren 80 eens langsliep met mijn moeder, was het hele pand, inclusief bovenverdieping, in gebruik als hoerenkast, tot ontzetting van mijn moeder: ‘Oh, het is toch verschrikkelijk! Als mijn oma dat nog eens geweten had, dat lieve, brave mensje!’

Tegenwoordig is het weer een gewone bovenwoning. Er zit er een keurig-nette brillenwinkel onder. Ik denk zo een waar je zes extra glazen krijgt bij één montuur of drie extra monturen bij twee glazen, met gratis advies van een visagiste, en een zonnebril op sterkte erbij voor al je bloedverwanten tot in de zevende graad.

Een wonder dat ze nog winst maken, die brillenboeren. Ze zijn verwikkeld in een verbeten concurrentiestrijd waarvan in elk STER-blok een ronde wordt uitgevochten. Ik verdiep me er niet in. Ik zie nog bijna alles zonder bril, op bijna mijn 60ste. Tien jaar geleden, vóór dat rare gedoe met die extra brillen, kreeg ik er een aangemeten voor in de verte. Die heb ik nog; ik kijk er alleen tv mee, en daar slijt zo’n bril niet van. Ik loop er nooit mee buiten, want daar word ik draaierig van, van wandelen met een bril op. Ik neem dan maar voor lief, dat ik geen straatnaambordjes meer kan lezen op 100 meter afstand. Zolang ik vrachtwagens nog zie aankomen…

Ik dwaal af. Dit rijtje van vier pandjes uit 1900 staat er nog, bij de gratie van de gemeentelijke monumentenlijst. De rest van de Korenstraat is grotendeels afgebroken voor de Korenpassage. Die loop ik even binnen. Ik zie twee wandelende kerstbomen met kerels erin, die de kinderen onder het winkelende publiek aanspreken, waarbij ze frequent en buiten noodzaak de woorden: ‘Ho, ho, ho’ bezigen. Wat treurig toch, als je zo je brood moet verdienen.









CODA

CODA (heel toepasselijk ook de coda van dit stuk) is een modern gebouwencomplex dat een museum en een openbare bibliotheek huisvest. Ik breng er een flink deel van deze sombere middag door. Behalve leesvoer is er een kleine expositie over de geschiedenis van Apeldoorn en over de Apeldoornse architecten Wegerif, waarover ik het in 2005 had.

Het museumgedeelte heeft weinig spannende exposities van IJslandse kledingstukken en Nederlandse sieraden. Wel een blikvanger is een tentoonstelling van de fotoschilderijen van Teun Hocks.

Waarom heb ik tot vanmiddag nog nooit gehoord van deze stadsgenoot, geboren in 1947 in Leiden, en tegenwoordig levend (als god, hoop ik voor hem) in Frankrijk? Het zijn selfies, cartoons, soms wat wrange grappen, met meestal hemzelf in een tragikomische hoofdrol. Hij heeft er ook een uitgelezen kop voor.

Waarom zou ik me uitputten in beschrijvingen en analyses? Die fotoschilderijen spreken voor zichzelf; zie hieronder. Klik op de foto’s voor de pagina waar ze vandaan komen.

 











De afbeelding van die met gevaarlijke treintjes spelende man heeft ooit een loc van Deutsche Bahn gesierd. Er bestaat ook een modelbaanversie van, zo mailde mij een lezer.

Als ik CODA verlaat, plenst het van de regen; ook vandaag valt de buienradar niet te betrappen op een misser. Snel onder de paraplu naar het station en via de kortste weg naar huis.



Tot besluit van deze kerstaflevering een vrolijk en welgemeend: ho, ho!

Frans Mensonides
Christmas eve, december 2015
Er geweest: zaterdag 12 december 2015





Oss, of: wat gebeurde er met de halteloze bus?



De Brabantse industriestad Oss staat op het programma voor de derde zaterdag in december, tevens de 51ste en voorlaatste in 2015. Oss, daar ga ik natuurlijk heen via ’s Hertogenbosch, de kortste weg, waarbij ik op de terugweg al even natuurlijk omreis via Nijmegen. Met een Weekend Vrij op zak zie je niet op tegen een paar kilometers extra.

Op zowel heen-als terugweg beland ik in de stoptrein Deurne – Nijmegen, die met een rare slinger rijdt via Eindhoven, Den Bosch en Oss, en 98 kilometer aflegt in 106 minuten. Dat wat ondergeschoven lijntje wordt, althans deze zaterdag, geëxploiteerd met afdankertjes: oude, ongerenoveerde DDAR-dubbeldekkers en… Plan-V’s!

Er was al maanden onduidelijkheid of de Apenkoppen werkelijk aan het eind van het dienstregelingsjaar 2015 naar de sloop zouden rijden. In dat geval had dat al moeten gebeuren, want dat jaar eindigt, in tegenstelling tot een kalenderjaar, altijd rond 10 december.

Het zal te maken hebben met het ultimatum dat staatssecretaris Sharon Dijksma heeft gesteld aan NS: vóór kerst een list verzinnen voor het schrijnende plaatsgebrek in de treinen. Een paar dagen later zal NS inderdaad bekend maken dat de levensduur van de Plan-V’s toch nog een keer is opgerekt.

Het zijn zo onderhand de Heintje-Davids’en van het vaderlandse spoorwegmaterieelpark. Hoe vaak ik de laatste zeven, acht jaar al niet de aller-, allerlaatste foto van zo’n geel of tegenwoordig meer grauwgrijs vehikel heb gepubliceerd… In 2010 nam ik al afscheid, toen hun opvolgers, de SLT’s, aan hun bestaan waren begonnen.

Aangekomen in Oss, ben ik ineens nieuwsgierig naar het lot van de halteloze stadsbus. Ik deed hem in de winter van 2003 (toen er nog echte sneeuw lag en viel; dat had je toen nog) voor mijn ongeïllustreerde rubriek REFLEXXIONZZ! Naar de linkerkolom moet je kijken, en zeker niet naar de rechter.

Die busdienst telde toen vijf lijnen, die wijken bedienden met Bordewijkiaanse namen als Mikkeldonk, Mettegeupel, Krinkelhoek, Horzak en Schadewijk. Hij kende wel vaste routes maar geen haltepalen. Je kon de bus overal doen stoppen met een handgebaar en, als je erin zat, op elk moment brullen dat je eruit wilde. Desondanks trok hij geen grote drommen passagiers. Ik vrees met groten vreze voor zijn bestaan.

Die bus is er inderdaad niet meer, lees ik op het stationsplein. Hij is vervangen door een ´Wijkbus´ die er nog maar een slap aftreksel van is. Die rijdt alleen overdags van maandag tot-met zaterdag, dan nog slechts eens per uur en hij kent nog maar twee ringlijnen in plaats van vijf. En wél haltes, tegenwoordig.

De Wijkbus is strikt genomen niet eens een vorm van openbaar vervoer. Met een OV-chipkaart kom je er niet binnen. Het is besloten vervoer. Je moet er lid van worden, voor 5 euro per jaar, en dan kost een rit 1,20.

Ik sla het later na op het Web. Lid kun je alleen worden als je in Oss woont of als je door een Ossenaar geïntroduceerd wordt. Gasten mogen ook nog wel een enkel, incidenteel ritje meerijden zonder lidmaatschapskaart, maar dan wel van begin tot eind begeleid door een ingezetene van Oss. Die laatste persoon moet dan zijn hele leven in die stad gewoond hebben, en minstens drie van zijn / haar grootouders moeten er geboren zijn. De mededeling in de vorige zin is niet waar. Maar het nu volgende is dat wel, en bovendien zo zot dat ik het niet zou hebben kunnen verzinnen. Voor heel schrijnende gevallen (bijvoorbeeld pas aangekomenen per trein, met zware bagage) kan de - vrijwillige - chauffeur met de hand over het hart strijken. Hij is zelf ook verplicht lid van zijn eigen bus, en mag daarom dus ook iemand ‘introduceren’ en meenemen.

Heel dit vervelende, mallotige gedoe is niet de schuld van de gemeente, die ook maar moet roeien met de financiële riemen die er zijn. Nee, de ellende is veroorzaakt door provincie Noord-Brabant, bij welke instantie het allemaal op een koopje moet en die de reguliere stadsdienst opgedoekt heeft. En die vindt dat de Osse Wijkbus zo weinig mogelijk op OV mag lijken. Van laag- naar hoogdrempelig vervoer, zo krijg je de bus wel kapot. Treurig, in een stad met bijna 60.000 inwoners.



 

Oss: de stad en Museum Jan Cunen

Klik voor een grotere versie

Kortom: ik ga lekker lopen in het gelukkig niet al te uitgestrekte centrum. Daar is, evenals in Tilburg en Apeldoorn, de liefhebber van 18e-, 17e-, 16e…. eeuwse pandjes snel uitgekeken – alhoewel, ik zag er één uit 1751.

Ondanks dat Oss niet met stip op de monumentenlijst staat, heb ik toch een mozaïek met 4x5 foto’s bij elkaar weten te schieten. Dan heb ik ook wel elk steegje van de stad meerdere malen gezien. Ik ben weer een paar keer compleet verdwaald, ondanks het bezit van een uitgedraaide plattegrond.

Met die oriëntatiestoornissen van mij is het wonderlijk gesteld. Ik besef dat ik ze heb. Maar als ik er eenmaal van overtuigd ben dat ik linksaf moet, dan gá ik ook linksaf, ook al vindt mijn plattegrond dat ik rechtsaf moet. Wegwijzers negeer ik ook glashard als ik zo’n bui heb. Die zijn vast en zeker verkeerd opgehangen, of door een onverlaat omgebogen in een andere richting.

Op mijn weg kom ik een Smalstraat tegen, wat me doet denken aan de smalle Breestraatdiscussies in Leiden. En ik raak verstrikt in een oudere nieuwbouwwijk, die ik uiteindelijk verlaat bij het Burchtplein. Daar zie ik een markt en een winkelcentrum, maar geen burcht. Misschien is die er evenmin meer als de stadsbus.

Het schaatsbaantje op het plein bestaat uit meer water dan ijs. En om de hoek, nee toch, het summum van onoriginele kerstlulligheid: een Dickens-zangkoor, dat all the way staat te jengelbellen. Ik slaak een luide kreet van ontzetting; mensen kijken om, maar lopen schielijk weer door.

Ik moet hier niet blijven staan kijken en luisteren, of ik ga ze slaan. Wat voel ik mee met Scrooge, die kerstzangers van zijn deur joeg! De kerstmarkt, in houten kramen, is gelukkig al dicht, of nog niet open. Tussen haakjes: het is in deze aflevering nog vóór kerstmis, maar je leest dit pas als het nieuwe jaar al lang en breed begonnen is. Eén van de weinige dingen die ik me voor 2016 heb voorgenomen, is minder ver achterop raken met deze rubriek.



Ook in Oss doe ik een moderne-kunsttempel, het Museum Jan Cunen, niet ver van het station. Het is gesticht door en genoemd naar de stadsarchivaris Jan Cunen, en gevestigd in een kolossaal 19e-eeuws gebouw. Dat hield ik even voor een oude fabriek, maar was in werkelijkheid een riante fabrikantenwoning. Als je in Oss rondloopt, kun je je wel voorstellen dat uitgerekend deze stad de bakermat werd van SP’s neocommunisme.

Blikvanger op de eerste etage van het museum is de over meerdere zalen verdeelde wandschildering ´Pizzeria Vasari´ van Gijs Frieling. Die hangt er al vijf jaar en zal er nog maar vijf weken hangen. Ik ben dus net op tijd. Maar dat ik er chocola van kan maken, kan ik niet beweren, zelfs niet met een lesbrief voor middelbare scholieren in de hand. Ook dat vel papier roept meer vragen op dan het beantwoordt.

Het museum werkt met wisseltentoonstellingen waarvoor een Osse prominent een greep mag doen uit de magazijnen. Momenteel is dat Henk van Oss, van Osse afkomst zoals zijn naam al zegt, en voormalig directeur van het Rijksmuseum Amsterdam.

Van Oss legt zijn keuze uit op alweer een uitgebreid uitlegvel, dat op mij overkomt als een van mijn eigen museum-top-5-jes. Die produceer ik in dit museum niet; van alles wat erop had willen zetten, heb ik geen afbeelding kunnen vinden.

Behalve ik wil niemand hier zijn, vanmiddag. De menselijke geluiden die ik toch nog hoor, komen van toelichtende video’s die meestal weinig toelichten. Ander gedruis, ritmisch gebons en geschuif, komt opzetten vanuit een kunstwerk dat bestaat uit kisten waaruit ladders steken. Daarbinnen wentelt een ouderwetse elpee op een dito draaitafel. Mijn oor blijft er in ieder geval aan plakken, wat mijn oog niet wil doen.

Maar niets hier raakt me echt diep. Ik ben een beetje museum-moe geraakt, de laatste weken – wat me drie dagen na nu niet zal verhinderen, Boijmans van Beuningen in Rotterdam binnen te lopen voor de tentoonstelling ‘Van Bosch tot Bruegel’. Ik doe hier wat niet tot mijn gewoontes behoort: er kort over zijn.

‘Wat een raar allegaartje is dit! Als er iets van zal blijven hangen tot thuis, dan schrijf ik er over op mijn website’, kalk ik in het gastenboek, en onderteken het met mijn URL. Die belofte is hierbij ingelost.

Frans Mensonides
7 januari 2016
Er geweest: zaterdag 19 december 2015





Maassluis aan de Hoekse Lijn

< < < Lees de introductie van het Hoekse Lijn-project in de september-aflevering

 


De laatste zaterdag van 2015 valt op tweede kerstdag. Die is ooit uitgevonden om ons een extra vrije dag te bezorgen, maar doet dat dit jaar niet. Deze beminde zaterdag is dus in wezen een minder beminde zondag. Gisteren was het ook al zondag en morgen is het wéér zondag; het gaat ontzaglijk vervelen.

Gezien mijn kerstwalg, blijf ik lang liggen in bed. Daarna heb geen tijd meer voor en geen zin meer in weer zo’ n ronde door een groot deel van Nederland, naar een twijfelachtig museum.

Dit is de warmste december aller tijden, maar ik ga me hem vermoedelijk vooral herinneren als heel erg nat en donker. Toch schijnt vandaag zowaar zo nu en dan de zon. Eropuit, dus!

Ik laat die weinig opzienbarende musea in dito steden dus vallen als leidraad, en pak een andere draad op, die van de Hoekse Lijn, (Rotterdam Centraal -) Schiedam Centrum – Hoek van Holland Strand.

Zoals ik schreef in de september-aflevering, wordt die NS-spoorlijn de komende twee jaar omgebouwd tot een metrolijn van de RET. Medio december 2017 moeten we kunnen instappen voor een mega-metrorit van 45 km en ongeveer een uur: Rotterdam Nesselande – Hoek van Holland Strand via Rotterdam Beurs. Als ze in Amsterdam iets vergelijkbaars zouden beloven, kun je er wel vanuit gaan dat het in 2024, 2027 een keer klaar is. Maar in Rotterdam halen ze doorgaans hun deadlines, en dat dan ook nog binnen het budget.

Ik ga vanmiddag dus kijken, hoe voortvarend er gebouwd wordt – en uitstappen bij Maassluis, waar ik in de vorige aflevering alleen maar langsreed.

Nou moet ik wel zeggen dat de grote ombouwoperatie van spoor- naar metrolijn pas zal plaatsvinden in de zomer van 2017. Gedurende enkele maanden zal er dan geen railvervoer op de Hoekse Lijn mogelijk zijn. Er komt dan vervangend busvervoer, waar vast ook wel iets over te schrijven zal zijn. Voorshands kunnen we nog met de trein langs de Nieuwe Waterweg. Ik pak de Sprinter op station Schiedam Centrum.

Voor deze winter staan er langs de Hoekse Lijn wat voorbereidende werkzaamheden op het programma. In Schiedam is dat het geval bij het uitloopspoor van de huidige metrolijn A en B uit Ommoord, resp. Nesselande. Daar vinden momenteel graafwerkzaamheden plaats. Op dat punt, even ten oosten van station Schiedam Centrum, zal de metro straks aantakken op de huidige spoorroute.

Dan zijn er bij station Vlaardingen West greppels gegraven en liggen er grote buizen gereed. Verder wijst niets langs deze lijn vooruit naar de dingen die komen gaan.

In mijn coupé zit een moeder met twee zoontjes van een jaar of 7 en 9. Uit hun gesprek maak ik op dat die straks in Maassluis Centrum overhandigd gaan worden aan hun vader, terwijl moeder doorreist naar haar nieuwe vlam in Maassluis West. Lange onderhandelingen zullen er wel gevoerd zijn tussen de twee voormalige huwelijkspartners: neem jij ze de eerste anderhalve zondag, dan neem ik ze de rest van die drie zondagen wel. OK, maar hoe doen we het dan met oud-en-nieuw?

Als we op station Maassluis stoppen, is er even paniek. De vader van de jongetjes staat niet op het perron. ‘Ja hoor, hij zal eens één keertje ergens op tijd zijn’, zegt de moeder, hartgrondig en verbitterd. Zij stapt nu ook maar uit. Ik volg het drama vanaf het balkon, waarop ik uit ongezonde nieuwsgierigheid heb postgevat.

Van het oudste jongetje maakt zich nu een hevige nervositeit meester. Ga nou maar gauw naar binnen, mama, anders mis je je trein! Papa zal zo wel komen! Je trein rijdt zo weg!’
-‘Nee, nou blíjf ik! Wat voor moeder denk je dan dat ik ben, om jullie hier alleen te laten staan wachten?’

De rest van het gesprek hoor ik niet meer, doordat de deuren sissend dichtslaan. Nee, ik ga niet zo ver om uit te stappen om te kijken hoe het afloopt; of pa nog komt aanwaaien. Dit mini-scènetje, daar droop de relationele tragiek al vanaf. Er worden wat tranen geplengd rond omgangsregelingen. En wat bus-, trein- en autokilometers verreden.

Verder gaan we. Binnendijks, zal ik maar zeggen, tussen de spoorbaan en de Nieuwe Waterweg, is een complete nieuwe woonwijk verrezen. Klanten voor de metro, straks. Ik stap uit bij Maassluis West, anderhalve kilometer voorbij Maassluis-zonder-meer. Daarvandaan wandel ik naar de plek waar het derde Maassluisse metrostation zal komen, Maassluis Steendijkpolder.

De wijk met die naam is nu bereikbaar met RET-bus 126 (Schiedam – Vlaardingen - Maassluis) die hier door de buurt een grote lus rijdt, en lijn 33 van Veolia: Maassluis – Maasdijk – Naaldwijk. Die lijn had ik een keer in 2008 op weg naar Maasdijk, hoewel hij toen volgens mij een ander nummer droeg.



Iets zegt me dat er hier in het buslijnennet gesneden gaat worden, zodra in 2017 die metro gaat stoppen. Dat doet hij dan 1200 meter voorbij Maassluis West, bij drie torenflats die heten naar de ontdekkingsreizigers Willem Barentz, Abel Tasman en Jacob Roggeveen. Het perron komt pal achter de garage waar de vierwielers van de bewoners gestald staan. Vast en zeker is die plek gekozen om ze nog eens extra te verleiden, de privé-benzinedrinker te laten staan en voortaan de metro te nemen naar het hart van Rotterdam. In circa 25 minuten sta je midden in de Koopgoot; niet te versmaden! Behalve het perron moet er ook nog een keerspoor aangelegd worden. De helft van de metro’s zal niet verder rijden dan dit punt.

Langs het spoor heb je flats in de Steendijkpolder; wat verder naar het noorden eengezinswoningen. Maassluis telt 32.000 inwoners en straks dus 3 metrostations.

Ik neem lijn 126 naar het centrum, waar ik nog een uurtje fotowandel. Nee, ik zal niet gaan uitweiden over de romans van Maarten ’t Hart, die vrijwel allemaal spelen op deze hectaren. Maar ik loop wel even langs zijn geboortehuis, Patijnestraat 8.

Dat rijtje huizen is vrijwel het enige in deze buurt dat nog intact is gebleven na een grote renovatiegolf. Maar dat ze het geboortehuis gespaard hebben, is niet uit trots op Maassluis’ grootste zoon. Beiden, stad en schrijver, hebben hoogstens een uiterst stroeve haat-liefdeverhouding met elkaar.  

De huidige bewoners van dat bewuste huis willen ook beslist geen gedenkplaat aan de gevel. Dat geeft maar inkijk. ‘Dan gaan er allemaal vreemde kerels en mokkels door de ruiten staan loeren; nergens voor nodig!’ Zoiets zou moeder ’t Hart gezegd hebben. Ik las laatst de roman ‘Magdalena’ over haar en andere opmerkelijke leden van ’t Harts voorgeslacht. De meeste van hen waren volkomen verknipt, door erfelijke factoren en / of door dat steile geloof dat hier werd en wordt beleden en de mensen psychisch eerder van het rechte pad afbrengt dan eróp.

Patijnestraat 8 staat momenteel te koop. Er is nieuwe hoop op die gedenkplaat. Wie het huis wil kopen, zou de pecunia kunnen regelen op nummer 9, schuin ertegenover op de hoek, bij de hypotheekboer. Het huis staat op Funda, met als aanbevelingen o.a. ‘Op loopafstand van openbaar vervoer’ en ´Met een schrijvershistorie´. Voor 155 miel, kosten koper, kun je er de eigenaar van worden.

Bij dat op loopafstand gelegen station stap ik op de Sprinter. Daarmee is de jaargang 2015 van de rubriek Beminde zaterdag voltooid. Wij komen terug; de eerste zaterdag van 2016 heb ik al beleefd.

Frans Mensonides
7 januari 2016
Er geweest: zaterdag 26 december 2015

Lees verder in deel 6 > > > > >

en lees meer over de Hoekse Lijn in de aflevering van maart 2016 > > > > >

Patijnestraat



 






Eerder verschenen afleveringen:

november 2015: Boven het Noordzeekanaal - Blindganger: Sprinter Hoofddorp – Hoorn KersenboogerdWognum; Scheringa geschoren -  Bastaard van Holland; Schagen schimmig in de schemer (Skagen skimmig in de skemer) - Leiden versus Deventer - Cultureel weekendZwaan op het spoor: Sloterdijk-Hoorn - Power tot the pieper: Opperdoes - Met de blik op Medemblik - Toegift: Geestlijn exit  oktober 2015:  1e klas-maand  - IRM - SLT - 'Berliner'- Sprinter - Twello - Protos - Van Boxtel: kip zonder kop - Koploper - IC Direct - Plan V - Station Breda verbouwt zich - De Evangelist van de Lichtstad - Venlo - Velios - DDZ en DDAR - Assen - Arriva-Vechtdallijn - Buffelen naar Kampen - Bilthoven-Lage Vuursche- Den Dolder: herfstkleuren - de 'Panwag', ICE, de 1e der 1e klassen - MerwedeLingeLijn - Wolfheze en Oosterbeek - Achterhoekse Spurt - Twents/Syntus-LINT - And da winner izzzzz:  - september 2015: Hoekse Lijn vermetrood (of: verlightraild?) - Harderwijk; architectuur en moraalStation Zwolle zonder dolle (en zonder winkels)Utrecht Centraal mag best wat meer kosten - Culemborg, waar dode schrijvers voortleven / Weeshuis: van weldoenster tot helleveeg; juli-augustus 2015: Introductie - Een dag met gegeven omstandigheden (zomerstorm)  - Veenboemel Alphen a/d Rijn-Gouda - Op Papland  - Doesburg: goed geconserveerd - Nijmegen Lent  en De Oversteek -  Westerscheldetunnel - Terneuzen, waar het licht bijna te zout is voor het oog - Museum Schooltijd: zwijmelen in nostalgie -  Haagse School in Dordrecht - Oudenbosch: de koepel in de kop  -  Boheemse Rapsodie, of: haat-liefdeverhouding met RandstadRail  

© Frans Mensonides, Leiden, 2015