Beminde zaterdag (4)
November 2015: Boven het Noordzeekanaal (maar niet te vaak)

 

Wognum (NH)


< < < < < Deel 3 al gelezen? 


Beminde zaterdag

Dit is aflevering 4 van de rubriek ‘Beminde zaterdag’ over treinreizen op die dag met mijn WeekendVrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn Huygens die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen.

Deze reeks is geïntroduceerd in deel 1, zoals het hoort. Het overzicht van alle tot dusverre verschenen afleveringen vind je aan de onderkant van deze webpagina.




Boven het Noordzeekanaal - Blindganger: Sprinter Hoofddorp – Hoorn KersenboogerdWognum; Scheringa geschoren -  Bastaard van Holland; Schagen schimmig in de schemer (Skagen skimmig in de skemer) - Leiden versus Deventer - Cultureel weekend - Zwaan op het spoor: Sloterdijk-Hoorn - Power tot the pieper: Opperdoes - Met de blik op Medemblik - Toegift: Geestlijn exit



Boven het Noordzeekanaal

Vorige maand was de rode draad in deze rubriek: de 1e klas-coupé. Daartoe had ik me toegang verschaft door tussenkomst van een lezer die er kaartjes voor op de kop getikt had. Ook voor de donkere zaterdagen van november en straks december kies ik zo’n thema. Dat is het stuk van Nederland waar ik als De digitale reiziger nooit kom, omdat ik er voor mijn werk al heen moet: de Kop van Noord-Holland.

Je kunt daar weinig treinreizen maken zonder langs Castricum te komen, waar ik uit de trein stap op dagen dat thuiswerken niet mogelijk is. Afgezien daarvan, zijn treinreizen in die streek ook niet erg boeiend. Dat geldt zeker voor de doodlopende stukken spoor naar Den Helder en Enkhuizen, waar treinen in een sukkelgang over enkelspoor langs weinig spannende landschappen schommelen.

Alle reden om weg te blijven uit deze streek. Alle reden dus ook, om er toch heen te gaan, voor de spreekwoordelijke ‘uitdaging’ om nog iets te maken van de stukjes voor deze rubriek. Je moet dan ook absoluut niet denken dat ik met tegenzin aan die noordwestelijke ritjes begin. Ik ga ook niet elke zaterdag; laat ik er een los-vaste rode draad van maken.

 


Blindganger: Sprinter Hoofddorp – Hoorn Kersenboogerd


In het eerste weekend van november maak ik er een beminde zondag van; zaterdag was het géén weer. Zondag is het iets beter. Al op de heenweg slaagt een wazig zonnetje erin, zich door de herfstnevelen heen te boren. Wat de landerige zondagmiddagstemming overigens nog niet meteen kan verdrijven, naar mijn gevoelen.

Mijn doel is Wognum. Daar kom je door in Hoorn de bus te nemen, en in Hoorn geraak ik weer door op Schiphol over te stappen op de Sprinter Hoofddorp – Hoorn Kerseboogerd.

Die treinen werden bedacht om over de Hemboog te rijden, langs Sloterdijk; ik schreef erover in 2009. In de tussentijd is die treinserie opgewaardeerd van uur- tot halfuurdienst.

Dienstregeling-technisch gezien zijn deze treinen ware blindgangers. Ze stoppen op Sloterdijk op het excentrisch gelegen ‘Hemperron’. Je moet erop overstappen als je vanuit Amsterdam Centraal naar Zaandam of Purmerend wilt, want de IC’s naar Hoorn – Enkhuizen stoppen daar niet.

Maar wil je met deze trein door naar Hoorn, dan kom je daar aan op een tijdstip dat alle andere treinen en ook bussen net zijn weggereden. Die komen en gaan allemaal rond kwart-voor en kwart-over, en deze blindgangers arriveren om 24 en 54 in Hoorn.

Het is echt een forenzenlijn, denk ik, en hij is dan ook op zondagmiddag niet druk. De conductrice loopt vóór vertrek van Schiphol de hele trein door om aan iedereen afzonderlijk te vragen of men misschien naar Amsterdam Centraal wil. In dat geval moet je niet deze trein hebben, want die rijdt daar niet heen, zet ze uiteen.

In mijn compartiment van de Sprinter (was het een Sprinter? Ik weet het niet meer) zit aan de andere kant van het gangpad een nuffige jongejuffrouw. Zij brengt een spuitfles - of hoe dat ook heet – parfum tevoorschijn om haar eigen kleren ermee te desinfecteren; ook onder de oksels.

Daarna gaat ze haar make-up bijpunten, waarbij ze heur gelaat bekijkt op het scherm van haar smartphone. Dat kan dus ook met zo’n ding: een cosmetisch selfie.

‘Let op, dit heerlijke drankje kan verrassend warm zijn’, staat op het bekertje koffie dat ik daarnet heb gehaald in de hal van onze nationale luchthaven. Mij verraste vooral de prijs van dat lauwe, schuimerige bakkie prut: 3,50 euro. Ja, ze hebben natuurlijk vooral reizigers uit den vreemde tot klant, die de omrekenfactor van de euro nog niet kennen, en toch al hun spaarpot hebben moeten omkeren om voet aan de grond te kunnen zetten op onze moerasdelta.

De parfumdame snuift als een speurhond. Ze is geenszins tevreden met het resultaat van haar eerdere ontsmettingswerkzaamheden en bestuift zichzelf nu van top tot teen, pssst, pssst, pssst, pssst, pssst, totdat de flacon leeg is.

Bij Purmerend Overwhere verlaat zij het voertuig, een weeë, zoetige walm achterlatend. Het moest verboden worden in de Milieuwet.

Overwhere? Over there!, denk ik altijd bij het passeren van dit station aan de voet van flatgebouwen. Maar Overwhere moet gewoon op z’n Hollands uitgesproken worden.

De conductrice komt. ‘Ja, dankuwel, alstublieft, hoor. In orde. Lekker weertje, hè, met dat zonnetje erbij. Niet meer die regen van gisteren. Zo donker is altijd zo ongezellig. Het zijn echt al bijna weer de donkere dagen voor kerst. Maar met een zonnetje erbij is de wereld meteen een stuk fleuriger, vindt u ook niet?’
-‘Ik had het niet treffender kunnen formuleren’, antwoord ik. Jeminee, dit is er een van het praterige type. Bij elke passagier steekt ze zo’n soort verhaal af. D’r kwek staat geen tel stil. Haar eventuele huisgenoten zijn vermoedelijk blij dat ze weekenddienst heeft.

Hoorn, dan, met een verlaten busstation. Bus 12 (Hoorn – Wognum – Hoogwoud) is net weg. Ik maak met de IC Enkhuizen even een slag naar Hoogkarspel, louter om dat station, met een eng smal perron en een minimaal stationsgebouw, op de foto te zetten.

Als ik terugkom, is bus 11, zo’n koddig speelgoedbusje naar Wognum en verder naar een busstation in het midden van nergens, ook al lang vertrokken, en wacht ik op de volgende bus 12. Het wachthuisje op het busstation wordt in beslag genomen door enkele verlopen kerels met gettoblasters. Ze hebben zich helemaal geïnstalleerd. Als het echt koud wordt, zetten ze er een generator neer en zo’n hitte-blower, denk ik. Op het plein voor het station moet je volgens een geel bord je fiets extra op slot zetten. ‘I.v.m. fietsendiefstal’, staat er dan nog overbodig bij; ja, waarom anders??


Station Hoogkarspel 




Wognum; Scheringa geschoren


Lijn 12 rijdt zijn ritten deze zondag maar voor een klein plukje mensen. De weg voert door de Hoornse nieuwbouwwijk Risdam en het verwoonerfde dorp Zwaag dat aan Hoorn is vastgegroeid. Namen als Porder, Hoefijzer en Stijgbeugel staan er op de bushaltes. Tweemaal nemen we een busbaan langs een soort karrenspoor. Een paar kilometer voorbij het einde van Zwaag komt Wognum in zicht.

Wognum zou een heel gewoon West-Fries dorp zijn, als het geen bekend dorp was geworden door toedoen van de foutieve bankier Dirk Scheringa. Zijn imperium, de DSB-bank, was hier gevestigd in drie kantoorgebouwen langs de A7. Je herkent er meteen de hand in van architect Ton Alberts. Die stijl is zo eigen dat al zijn bouwsels sprekend op elkaar lijken, waardoor er uiteindelijk toch niets bijzonders meer aan is; één Alberts gezien, ze allemaal gezien.

Zeg Scheringa en je zegt: koopsompolis, of zelfs: woekerpolis. Ik ga niet uitleggen wat dat is, want verstand van die materie heb ik niet. Nee, dat was juist het probleem: de klanten hadden er ook geen sjoege van. Ze sloten een wurghypotheek af, met zo’n polis erbij, en beseften veel later pas dat ze bedonderd waren en er de rest van hun leven krom voor zouden moeten liggen.

Een kennis heeft hier in dit kantoor, in het hol van de leeuw, eens overleg gevoerd over een hypotheek die hij wilde afsluiten. ‘We zaten in een kamertje met zo’n gladakker, die het je allemaal mooi voorspiegelde. Maar vreemd, ik voelde me niet senang daar, meteen al niet, toen ik binnenkwam. Ik had het gevoel dat er overal in dat hok achter de muren camera’s en microfoons en grote bandrecorders verborgen waren om alles op te nemen wat je zei en deed. Ik was bang dat je er met één verkeerd woord of gebaar aan vast zat, dat ze het zo zouden monteren dat het leek op een mondeling akkoord. Ik heb ze meteen de volgende dag met een aangetekende brief afgeschreven. En ik ben ook nooit voor AZ geweest!’

En ook tegen realistische schilderkunst, denk ik, want Scheringa, die van gekkigheid niet wist wat hij met zijn poen moest doen, investeerde daar ook kwistig in. Ik zag zijn inmiddels van de hand gedane collectie van de zomer in museum MORE in Gorssel.

Hoe het verhaal van DSB afliep, is bekend: Scheringa werd geschoren. Dat ging volgens sommigen ook niet helemaal eerlijk. Maar laat ik daar niet bij stil blijven staan – noch bij die kantoren, in twee waarvan nu de fusiegemeente Medemblik zit.

Bij de velden van De Spartanen maakt men zich op voor het zondagsvoetbal. Het winkelcentrum De Boogerd wordt uitgebreid, maar is nu al het economisch hart van Wognum. Overal in deze streek wonen collega's, die me morgen misschien vragen: 'Wat deed je in mijn dorp?'

Stolpboerderijen, ‘Zaanse’ geveltjes met planken, statige dorpspanden beschaduwd door eeuwenoude bomen, dat is waar mijn cameralens naar haakt. Het is er allemaal, al moet ik er even voor doorlopen naar de oude kern van Wognum. Die is best fotogeniek, maar erg klein, parel in een oester van nieuwbouw. Wognum, dat nu ruim 5000 inwoners telt, was maar een heel klein vlekje toen de stoomtram Hoorn – Medemblik er nog stopte. Die stopt er trouwens op sommige dagen nog steeds, rijklaar gehouden door vrijwilligers.

Maar ik neem de bus terug naar Hoorn.







 

Bastaard van Holland; Schagen schimmig in de schemer (Skagen skimmig in de skemer)



Alkmaar Noord





Schagen

We hebben nog een stuk middag over. Even naar Schagen daarom, door streekbewoners Skagen genoemd, alsof het in Denemarken lag. Magnusveste heet de plaats ook wel, genoemd naar de legendarische Magnus van Schagen. Die zou in 1219 Haarlem geholpen hebben bij het veroveren van Damiate en het stelen van de Damiaatjes die in Haarlem nog elke avond luiden als de stadspoorten dichtgaan.

Nee, strijd tussen christenen en Saracenen is niet van vandaag of gisteren. Altijd was het ware geloof de inzet, de god van de ene partij versus de god van de ander. De muzelmannen zijn begonnen, geloof ik, als je ver terugbladert in de geschiedenisboeken.

Hoorn – Alkmaar gaat inderdaad in een slakkengang, zeg; 100 km/uur is hier de maximum snelheid. Voor Schagen moet je overstappen in Heerhugowaard, en dat is ook weer zo’n overstap zonder aansluiting, met 25 minuten wachten. Ik spoor daarom even door naar Alkmaar Noord. Daar tegenover het station, in een nu leegstaand kantoor, heb ik nog eens een dag doorgebracht in een archiefkelder; ik mag hangen als ik me nog herinner wat ik daar deed.

Op station Schagen stoppen de IC’s Den Helder – Nijmegen, en doordeweeks in de spits ook nog de IC’s helemaal naar Maastricht. Tegenover het station staat een mensenrechtenmonument in de vorm van een bakstenen bol en staat voor een café een Sarah-pop. Deze is gemaakt voor iemand die, blijkens het bijbehorende gedicht, vorige week nog een jonge roos was en nu, inmiddels 50 geworden: een ouwe doos.

De geschiedenis van de meeste steden kent bloei, ondergang en nieuwe bloei, in onvermijdelijke opeenvolging. Het minuscule polderstadje Schagen is economisch echter in alle tijdperken wat achtergebleven. Feitelijk begon het pas in de jaren 70 van de 20ste eeuw een beetje te floreren, maar dan als forenzenstad.

Schagen, Markt


Als ik voorbij Café Spoorzicht de hoek omsla, betreed ik het winkelgebied, met ‘Zeuvenuursgoed’ voor kleding, poppen en snuisterijen, Travel XL Marijke voor als je hier vandaan wilt, Cave Duvin (vinoloog, bieroloog, liquorist), restaurant ‘Leuk eten en drinken’, de Pruiverij, de Modelzolder (waarvan ik aan de modelbouwers onder onze lezers moet melden dat hij helaas definitief gesloten is), koffiehuis Dikke, Penny Lane (een naam die meteen mijn sympathie wekt, wat ze er ook verkopen), bloemenboer ‘Henk Bloemen en Zo’, Schmalz, in kleding, en een zaak waar ‘Fietsen voor de deur geplaatst, worden verkocht’.

Westfriese kaas is een beschermde streekkaas uit West-Friesland, staat te lezen in de etalage van het Westfries Kaashuis. Het heeft van de EU het predicaat ‘Beschermde oorsprongbenaming’ meegekregen. Die krijg je niet zomaar: zo’n product moet al eeuwenlang volgens dezelfde methode vervaardigd zijn en dat al die tijd in die ene regio. Westfriese kaas mag dan ook pas Westfriese kaas heten als de melk ervoor afkomstig is uit West-Friese koeien die op West-Friese grond hun West-Friese gras consumeren en dan door een West-Friese boer gemolken worden. Je vraagt je af of zulke keurmerken nog wel passen in deze moderne tijd waarin alle tradities op de tocht staan.

Het monumentenhart van Schagen is een paar hectare groot. Opvallend is het marktplein met de Sint-Christoforuskerk; nog opvallender zijn de twee oude, verweerde slottorens. Aan beide, kerk en torens, is de naam verbonden van een bastaard. En dan hebben we het in dit hoofdstuk niet meer over Dirk Scheringa, die er graag een hypotheek op had afgesloten om er woekerrente over 6 eeuwen op te kunnen innen. Nee, we hebben het over Willem, de Bastaard van Holland (1387-1473).

Die heette echt zo. Hij was een onechte zoon van Albrecht van Beijeren, graaf van Holland. Die laatste naam brengt bij mij meteen de dichters Willem van Hillegaersberg en Dirc Potter in herinnering. Maar behalve dat Albrecht liefhebber van poëzie was, was hij dat ook van vrouwelijk schoon, want hij verwekte een hele resem buitenechtelijke kinderen.


Die Willem de Bastaard nu, liet een slot en een kerk bouwen. Na de Napoleontische tijd waren er van het slot alleen nog die twee torentjes over. Maar rond de meest recente eeuwwisseling hebben ze er weer een soort slot tussengebouwd, een slot dat niet iedereen even geslaagd vond, maar ik vind het niet beroerd. Van afstand en in de skemering lijkt het kasteel even oud als de torens, al zit er in werkelijkheid zes eeuwen tussen. In één van die torens ishet museum ‘Slag van de Somme 1914-1918’ gevestigd, dat je eerder aan de Somme zou verwachten.

Maar aan het oorlogsverleden van Schagen zullen ze geen museum wijden. Zowel in de Hoekse- en Kabeljauwse Twisten als in de Tachtigjarige Oorlog was Schagen fout, en daar spreekt tegenwoordig niemand nog graag over. Dat van die Twisten mag ze zo langzamerhand wel vergeven worden, vind ik; die oorlog was zo ingewikkeld dat zelfs de strijdende partijen zelf soms niet eens meer wisten aan welke kant ze streden.

Dit is het uur van de dag dat gestalten op straat vervagen tot schimmen, gevels oplossen in de grauwheid van de schemering, en lantaarns en neonreclames daar langzaam uit naar voren treden; het uur van de dag dat het te laat is voor dag-, en te vroeg voor nachtfoto’s. Tijd om de trein terug te pakken en deze streek te verlaten. Maar ik kom er terug!

Frans Mensonides
26 november 2015
Er geweest: zondag 8 november 2015


 



Leiden versus Deventer



Deventer

De zaterdag daarop keer ik niet terug naar de regionen boven het Noordzeekanaal. Nee, vanmiddag ga ik eindelijk eens op visite bij de familie in Deventer. Ze hebben me al ik weet niet hoe vaak gevraagd om eens langs te komen. Nu kom ik regelmatig met de trein langs Deventer. Maar ze bedoelden: uit de trein stappen en dan aanbellen bij deuren waarop onze familienaam prijkt. Om wat voor reden dan ook, hebben we de laatste jaren alleen telefonisch contact gehad op hoogtij- en onheilsdagen.

Over onheil gesproken: het is weer eens een morning after. Tot 2:00 uur in de nacht heb ik zitten kijken naar de rapportages over de aanslagen in Parijs. Toen ben ik maar naar bed gegaan. Want ik moest er zaterdag  betrekkelijk vroeg weer uit voor mijn reis naar Deventer. En het leven gaat door, en we laten ons door niemands gewelddadige dood afschrikken om onze dingen te blijven doen. Daarmee ophouden zou juist een knieval zijn voor het terrorisme.

Wen er maar aan, aan zulke aanslagen! We zíjn er echt ook al steeds meer aan gaan wennen. Op 12 september 2001, de dag na Nine Eleven, sprak in de trein iedereen over de aanslagen in de USA, ook wildvreemden met elkaar. Maar vandaag praat niemand over Parijs. Men leest stilzwijgend in de kranten - die het nieuws erover nog niet eens helemaal op een rijtje hebben. Een gedeelte van de gebeurtenissen voltrok zich vannacht na de deadline.

 Vóór het familiebezoek loop ik eerst een rondje langs mijn Deventerse roots. Mijn ouders hebben elkaar in 1947 leren kennen in deze stad. Hoe dat zo kwam, schreef ik in dit FHM-etje, kort na de dood van mijn moeder, afgelopen winter (die ik de komende weken twee keer ga herdenken):

Wat mijn moeder ertoe gebracht heeft, te gaan doorleren voor lerares aan een huishoudschool, snapte ze zelf later ook niet meer. Het was totaal niets voor haar. Zij heeft die opleiding dan ook niet afgemaakt. Later heeft zij de M.O.-akte Engels behaald en is privélessen Engels gaan geven; ze is zo verstandig geweest, nooit voor de klas te gaan staan.

Die huishoudstudie volgde zij aan instituut Rollecate in Deventer, samen met haar hartsvriendin uit Leiden, links van haar op de foto, als ik me niet vergis. De twee jongedames deelden een etage in Deventer. De vriendin zocht vertier op de wekelijkse avonden van de Friese Kring (?) in die stad, en preste mijn moeder om een keer mee te gaan.

‘Wat moet ik daar nou doen’, hield zij de boot af. ‘Ik ken er niemand, en ik spreek helemaal geen Fries’.
Dat was geen bezwaar, volgens haar vriendin. Er zaten daar een paar leuke jongens, die ook gewoon Nederlands praatten.

Mijn moeder liet zich meetronen, en de rest is geschiedenis. Met een van die leuke Friese jongens kreeg ze verkering. Ze zou zich met hem verloven en met hem trouwen. En mij baren, als eerstgeborene. Zonder inmenging van haar vriendin had je deze woorden niet kunnen lezen’.




Rollecate (1948). Mijn moeder zittend, tweede van links




Rollecate nu

Ik ging ervan uit, dat Rollecate wel een keer gesloopt zou zijn, in de bijna 70 jaar die verstreken zijn sinds mijn moeder er schoolging. Maar na zoeken op Internet zag ik dat het gebouw aan de H.J.P. Fesevurstraat nog wel degelijk bestaat. Het is kort geleden opgeknapt en omgevormd tot een woonzorgcentrum, Nieuw Rollecate.

Ik erheen, dus, een wandeling van een stijf kwartiertje vanaf het station. Deventer moet toen een erg klein stadje geweest zijn, waarin je binnen een half uur van de ene kant naar de andere liep. In mijn prille kindertijd reden er 20-persoons stadsbusjes op een ringlijn die alle wijken van Deventer met elkaar verbond. Deze stadsdienst heette, zeer toepasselijk, de ‘Microdienst’. Die werd gereden door G.T.W., de Geldersche Tramwegen, hoewel Deventer in Overijssel lag en ligt.

Ik vind dat gebouw Rollecate niet erg mooi, maar goed, het zijn roots. Mijn moeder en haar vriendin woonden boven een kapperszaak aan de Diepenveenseweg. Ik loop erlangs. Het pand staat er nog, en er zit ook nog steeds een kapper in. Mijn neef en ik hebben ons er een keer moeten laten kortwieken, onder de nodige protesten, want het was in het Beatle-tijdperk.

Als het nu niet was gaan regenen, was ik ook nog even langs mijn vaders ouderlijk huis gelopen, aan de D.G. van de Keesselstraat. In 2009 wandelde ik er eens langs, en zag dat het padvinderslogo van mijn vader en oom nog steeds boven de deurbel hing.

Ik loop graag door Deventer. Afgezien van mijn jeugdsentiment van vroegere logeerpartijen, is het gewoon ook een hele mooie stad om door te lopen dwalen. Maar opvallend genoeg denken de Deventernaren daar zelf heel anders over. ‘Saai, provinciaal, er gebeurt nooit wat’, dat soort geluiden hoor je.

Tijdens deze familievisite ook. De buurman van mijn neef, die even is komen buurten, zegt: ‘Dus je woont in Leiden? Nou, daar benijd ik je om! Dat is me pas een stad!; levendig, met al die grachten, met al die studenten, heel internationaal, gezellig, theaters, musea, geveltjes, leuke winkeltjes, daar gebeurt tenminste nog wat, en in een wip zit je op het strand, ah, heerlijk! Maar Deventer…’

Joa, zelf vind ik het in Leiden best uit te houden, hoor, vooral in de zomervakantie, als zowel de studenten als de Leidenaren in het buitenland vertoeven. Maar vanwaar toch dat dedain tegenover hun eigen eerbiedwaardige, oude Hanzestad?

Een lift naar het station sla ik niet af. Maar ik laat me bij nader inzien afzetten op de Brink. Voordat ik de trein terug neem, wil ik nog een fotorondje lopen door de binnenstad. Het wordt een wandeling in het duister, bij lichte motregen, maar dan worden de plaatjes des te sfeervoller.

 

















De Brink, de Waag, de Lebuïnuskerk en –toren en zo maar een hoekje, ergens. Niks mis mee, toch?

Etenstijd, zo onderdehand. Ik sta even in de hand met de deurklink van Hotel Royal aan de Brink. Dat bestaat dus ook nog, al lijkt het in niets meer op het gezellige hotel -restaurant waar mijn oma haar verjaardagen placht te vieren met de hele familie. Als je in Deventer logeerde, werd  je ook wel meegetroond naar Royal, en daar voorgesteld aan bijna het voltallige personeel: ‘Dit is mijn kleinzoon uit Leiden’. De obers en serveersters interesseerde dat zichtbaar geen biet, al was ik de kroonprins van Bessarabië.

Door de ruiten van Royal heb ik nu zicht op een lege zaal met lange tafels, gedekt in steriel wit. Ik laat de deurknop los en ga een paar panden verderop een pannenkoek eten.

Als ik aan het eind van de avond met de bus door het centrum van Leiden rijd, kletst de regen neer op het plaveisel en is er geen sterveling op straat. Steekt Leiden echt in elk opzicht uit boven Deventer? Ik zie het er op dit moment niet aan af.

Frans Mensonides
2 december 2015
Er geweest: zaterdag 14 november 2015

 



Cultureel weekend

 

Andreas Schelfhout, Winterlandschap, 1847.
Overgenomen van Teylers Museum

Ook gedurende het derde weekend van November kom ik niet boven het IJ en het Noordzeekanaal. Behalve slechte weersomstandigheden, weerhouden ook twee geplande stremmingen me ervan: tussen Haarlem en Beverwijk en tussen Zaandam en Purmerend. Alles weer tegelijk, deze week.

Ik maak er een cultureel weekend van en ga ‘De schreeuw’ van Munch zien in het Van Gogh Museum in Amsterdam en ‘Echte winters’ in het Teylers in Haarlem. De Schreeuw gaf aanleiding tot een aflevering van  FHM’s. De winterschilderijen worden hieronder besproken, kort, want ze zijn best wel aardig, maar ik weet er geen hele aflevering van FHM’s over te vullen.

Ze stammen uit de ‘lange 19e eeuw’, de periode 1780-1920. Toen had je nog echte winters, vinden ze bij Teylers. Ja, vast en zeker hadden ze ook toen wel eens een flutwinter ertussendoor, maar uit die jaren hangen hier geen ijstaferelen, vanzelfsprekend.

Dat de winters vroeger strenger waren, zeiden de mensen in mijn jeugd al. Daar zit natuurlijk enige vertekening bij door het geheugen. Ik herinner me de barre winter van 1963 nog als de dag van gisteren. Maar uit 1962 en 1964 kan ik geen ijzige anekdotes vertellen; dat waren maar doorsnee-winters, vermoed ik, en die onthoud je niet.

Toch schijnt die stelling statistisch wel te kloppen. Winters worden echt steeds minder koud, een trend die al eeuwen aan de gang is. Tegenwoordig heeft dat te maken met de opwarming van de aarde - die nog steeds omstreden is. In het begin van de 20ste eeuw kwam het doordat de Kleine IJstijd, die de wereld sinds pakweg 1600 in de greep had, langzamerhand over aan het gaan was.

Rond 1780 was het nog koud genoeg voor een revival  van wintertaferelen. Het genre had in de Gouden Eeuw opgeld gedaan; iedereen kent wel die bonte voorstellingen van o.a. Avercamp, met winterpret en met tientallen schaatsers. In de 19e eeuw werd het allemaal wat rustiger, minder figuren, minder ijspret, en meer aandacht voor het landschap. Of voor de arme donders die zich in de winter maar warm moesten zien te houden met hun turfkacheltje; wintertijd was voor sommigen een tijd van armoede, honger en gebrek.

Hieronder een ijzig natuurtafereel uit 1837 van B.C. Koekoek, bij wie ik eerder dit jaar nog op visite was in Kleve. Boven dit hoofdstuk een ‘Schelfhoutje’. Die landschapjes van Andreas Schelfhout (1887-1870) waren hyper-populair, en de schilder produceerde ze aan de lopende band.

Ik krijg gewoon zin in felle winterkou, als ik rondloop op deze tentoonstelling. Voor de komende beminde zaterdag hoop ik dat het desnoods ouderwets vriest dat het kraakt, als het eindelijk maar eens wilde ophouden met regenen.

 

 

Overgenomen van Teylers Museum

 

Frans Mensonides
6 december 2015
Er geweest: zaterdag 21 november 2015

 




Zwaan op het spoor: Sloterdijk – Hoorn

Mijn wens wordt bijna verhoord. De zaterdagmiddag daarop is het een paar uurtjes droog en zonnig, bij een kille, straffe noordwester. Maar vriezen doet het niet en op de buienradar is het volgende regenfront al weer zichtbaar, dat de Noordzeekust zo halverwege de middag zal bereiken. Ik ga dus maar snel naar de oostkust van Noord-Holland, en wel naar Medemblik aan het IJsselmeer.

Ik hoop toch, dat er tussen nu en 21 december nog één keer een enorm pak sneeuw valt, voor mijn traditionele Midwinterfoto. En dat het, als ik die gemaakt heb, meteen warm water gaat regenen, want vorst is niet goed voor de spoorwegen.

Zwanen zijn dat ook niet. Op Amsterdam Sloterdijk stuit ik op een korte stremming, aanvankelijk zonder opgaaf van reden. Achteraf hoor ik dat die veroorzaakt is door een zwaan op het spoor, tussen Amsterdam Centraal en hier. Een zwaan op het spoor, die smoes voor vertraging heb ik nog nooit eerder gehoord. Zoiets verzin je niet, dus het zal wel echt waar zijn.

De CTA’s op spoor 3 / 4 kennen een snelle scènewisseling en geven beurtelings vertraagde treinen aan naar Enkhuizen, Uitgeest en Den Helder. Maar er komt er geen een opdagen. Pas na een stijf kwartiertje rijdt een Koploper binnen waar Enkhuizen op vermeld staat, die ik moet hebben. Daar de CTA op dat moment ‘Alkmaar – Den Helder’ filmt, stappen er diverse mensen in de voor hun verkeerde trein.

De meester roept nu om dat dit de trein naar Enkhuizen is, die tot Hoorn niet meer zal stoppen. Maar hij sluit meteen de deuren en vertrekt. Het resultaat laat zich raden: tientallen passagiers zitten gevangen en gaan nu onafwendbaar de verkeerde kant op.

‘Gaat deze dan niet naar Zaandam?’ gilt een vrouw met holle paniekogen. Nou, ja en nee. Hij rijdt er wel heen, maar stopt er niet. Wel smaken we het genoegen, het bord met de naam Zaandam te lezen, als we het perron passeren met een sukkeldrafje van ongeveer 30 km per uur. De trein had net zo goed even kunnen stoppen om alle verkeerde passagiers uit te laten stappen.

Nu verschijnt de conductrice ten tonele die natuurlijk legio klachten naar haar hoofd krijgt. ‘Ja, dan moet je maar niet in de verkeerde trein stappen’, zegt ze op hatelijk toon.
‘Maar er stond Den Helder op het bordje!’
‘Ja, maar het is wél omgeroepen!’
Tientallen reizigers zitten verkeerd, maar het ligt uiteraard niet aan NS. Dat meld ik haar even, maar ze krijst nu dat ik me met mijn eigen zaken moet bemoeien.

Waarom rijden we trouwens zo langzaam? Ik snap het wel, in tegenstelling tot de treindienstleider die de boemel naar Kersenboogerd (zie hierboven) pal voor deze IC van Sloterdijk heeft laten vertrekken. Wanneer wordt het bezit van een bovengemiddeld IQ en EQ eens een aanstellingseis in het spoorwegwezen?

Nu, na aanhoudende protesten van diverse passagiers, wordt uiteindelijk dan toch omgeroepen dat we een extra stop zullen maken in Purmerend om de verkeerd zittende reizigers de gelegenheid te geven om uit te stappen. Daarna zijn we meteen af van het geboemel, want de stoptrein heeft nu een voorsprong genomen.

De conductrice roept bij nadering van Hoorn om dat we 17 minuten vertraging hebben door een zwaan op het spoor (de eerste keer dat dit beest genoemd wordt) en doordat de trein extra moest stoppen omdat sommige mensen in de verkeerde trein gestapt waren (snerende ondertoon). Het blijft de schuld van de reiziger, uiteraard.

 

Power to the pieper; langs Opperdoes



Bus 239, Hoorn – Medemblik, rijdt in het weekend maar om het uur. Goed dat ik met vooruitziende blik een half uur marge heb ingebouwd; ik had al zo’n voorgevoel dat er wel een zwaan op de rails zou zitten. Nu hoef ik maar 10 minuten te wachten op de bus.

Het is een sneldienst, maar in de avonduren en op zondag heet hij lijn 139, neemt hij de Hoornse wijk Risdam mee en doet hij langer over zijn rit dan door de weeks.

We snellen over de provinciale weg langs Wognum en langs Scheringa’s voormalige egelstelling en spinnenweb; zie hierboven. Het spoortje van de stoomtram loopt parallel aan de weg; zo’n 100 meter rechts ervan. 

De bus verlaat de snelweg even voor busstation Abbekerk, midden in de polder. Het dorp met die naam ligt minstens een kilometer verderop; de kerkspits steekt af tegen het blauwe zwerk. Op dit busstation kun je overstappen op reguliere streeklijnen naar Wieringerwerf, Den Oever en Den Helder en op een heel regiment Overstappers. Dat zijn belbussen met variabele route, die je van huis ophalen, en je niet brengen naar waar je wezen wilt, maar naar dit knooppunt in de vlakte, waar je dan een echte streekbus kunt nemen.

Weer wat kilometers laagland verder rijden we de N239 op, die dus hetzelfde nummer heeft als de bus; bij mijn beste weten toeval, en geen systeem. Bij het dorpje Opperdoes rijden we de bewoonde wereld weer in.

Is Den Dolder het ‘sauzenhart van Nederland’, Opperdoes zou met recht het pieperhart van onze natie genoemd mogen worden. De aardappel gedijt hier bij miljoenen, op vele vierkante kilometers akkerland. Het dorp gaf zelfs zijn naam aan een aardappelras.

Power to the pieper’, staat hier dan ook al sinds mensenheugenis op een aardappelboerderij. Maar dat is nu ook sinds begin dit jaar de slogan geworden voor een campagne om de aardappel te verlossen van zijn wat belegen imago. Piepers zijn best hip, ´in´ en sexy, dat is zo te zien de boodschap van de video. Wel gebracht met een vette knipoog; de aardappeltelers beseffen ook wel dat aan hun product een lullig imago kleeft. ‘Opperdoes’ is, evenals West-Friese kaas, een ‘Beschermde oorsprongbenaming’, en dat is dan toch ook weer knap oubollig.

´Aardappels chillen´, wordt dat de slogan voor volgend jaar? Hij schiet spontaan door mijn geest. Als we dit aardappelparadijs doorkruist hebben, rijden we de bescheiden buitenwijken van Medemblik binnen. Na de molen doemt al snel het tramstation op, een gebouw uit 1887, het openingsjaar van de stoomtram, en het nabijgelegen busstation. Dat laatste bestaat uit één abri en twee busperrons; de bus moet het tegenwoordig met minder grandeur stellen dan indertijd de stoomtram. ‘Power to the streekbus’, moet dat niet eens de kreet worden om het OV op rubberen banden te stimuleren? Moet de bus niet eens op de UNICEF-erfgoedlijst?

Van dit station vertrekt alleen lijn 139 / 239 naar Hoorn en een buurtbus die daar ook heen rijdt, via een hele hoop dorpen en gehuchten. Ooit kon je in Medemblik ook nog bussen nemen naar Den Oever via Wieringerwerf en naar Enkhuizen via Andijk. Het aanbod is ernstig verschraald.

 

Met de blik op Medemblik




Ik kom zo eens per decennium in dit Zuiderzeestadje. Pas één keer heb ik er verslag van gedaan op dit medium. Dat was in 1999, toen ik met mijn moeder de West-Friese Flora in Bovenkarspel bezocht had, een bloemenshow in het zeer vroege voorjaar; dat was een traditie die we hadden.

We kwamen dat jaar alleen voor de bloemen, pakten daarna de bus naar Medemblik, en lieten de drukke en vervelende huishoudbeurs op de Flora links liggen. Dat was maar goed ook, want honderden bezoekers liepen daar legionella (de beruchte veteranenziekte) op bij een stand waar bubbelbaden gedemonstreerd werden. 32 patiënten stierven aan de gevolgen ervan; het was de op één na de grootste uitbraak van legionella aller tijden.

Feitelijk een zwarte pagina op mijn site, hoe grappig dat verhaal over die Flora ook was. De uitbraak was de genadeslag voor die West-Friese bloemenshow. Hij is nog een paar jaar in afgeslankte vorm voortgezet, maar is nu geloof ik definitief van de evenementenkalender verdwenen.

Medemblik heet zo, omdat het plaatsje niet alleen tot wandelen uitnodigt, maar ook om mede ‘n blik om je heen te werpen. Huygens dichtte in zijn ‘Stede-stemmen’ dat in het stadje ooit predikers rondliepen ‘Mé den blik [schittering] van Waerheits helle stralen’. Huygens wrong zich altijd in allerlei bochten om een woordspeling te kunnen maken, een rare tic; ik heb dat gelukkig niet. 

Maar ‘blik’ in Medemblik heeft niets te maken met blikken (ook geen conserven-); etymologie ligt altijd anders dan je denkt. Medemblik is een verbastering van de Oudnederlandse naam Medemelake, wat betekende: waterloop in het midden van het moeras.

Medemblik is de oudste stad van de Kop van Noord Holland. Hij kreeg in 1287 stadsrechten van Graaf Floris V. Die liet er een dwangburcht bouwen om de West-Friezen in het gareel te houden, die in 1254 zijn vader, Graaf Willem II, hadden gelyncht. Die burcht staat er nog steeds, al bevat hij vermoedelijk geen steen meer die Floris nog heeft zien metselen. Hij heet ten onrechte Kasteel Radboud, naar de Friese koning met die naam, van wie ooit is aangenomen dat hij de die burcht had laten bouwen. Maar Radboud leefde 6 eeuwen voordat het kasteel tot stand kwam.


In 1517 werd hier een aanval afgeslagen van Grote Pier, ‘een gewelddadige boer uit Kimswerd’, zoals een ANWB-bord meldt. Wordt Pier aan de West-Friese kant van de Zuiderzee 500 jaar na dato nog steeds verguisd; In Friesland zijn ze tot de dag van vandaag trots op hem. Het zwaard waarmee hij zogenaamd zes Hollanders tegelijk kon decapiteren, zag ik vorig jaar in het Fries Museum. 

Ik heb altijd gedacht dat het kasteel op een eiland lag, en dat je er alleen per boot bij kon komen. Maar nu sta ik er ineens voor; gewoon even langs de Pekelharinghaven lopen, en terug door het Emmapark. Ik ga er niet binnen, in het kasteel, daar er een sinterklaasfeest gaande is en een markt van brocante, wat een deftig woord is voor ouwe rommel die je in je huis niet wilt hebben.

Aan zo’n naam als Pekelharinghaven zie je het verleden van Medemblik af als welvarende vissersstad aan zilt zeewater. Nu is de stad een even welvarend zoetwatersportcentrum. Zomers is het er druk, en in de winter staat niemand je in de weg als je een foto wilt nemen. Wat is er een hoop moois te zien hier, in een binnenstad van hoogstens 25 hectare!

Op de Nieuwstraat, de winkelader van Medemblik, nuttig ik in een cafetaria annex lunchroom een eenvoudige doch voedzame lunch. In een krant lees ik dat staatssecretaris Dijksma NS nog een laatste kans geeft om een beetje fatsoenlijk treinvervoer Nederland-België te regelen op de HSL. Ineens heb ik niet zoveel vertrouwen meer in deze nieuwe bezem die het spoorwegwezen moest schoonvegen. Hoeveel laatste kansen heeft NS al niet gehad?; evenveel als een kat levens heeft.

Als ik uitgegeten ben, loopt het tegen drieën, is de zon weg en is de wind nog killer gaan blazen. Ik aanvaard de terugtocht en pak bus 239.


In de trein terug kletst de regen tegen de ramen; de buienradar zat er ook vandaag weer niet naast. Ik ga Amsterdam nog even in, pak de tram naar Scheltema op het Koningsplein, maar die blijkt verhuisd of definitief verdwenen. Er zit nu een kledingzaak in; dan sta je even raar te kijken. Dat is vast al een hele tijd zo; ik overloop boekhandels niet meer, de laatste jaren.

De bestuurder van de tram terug kwakt de deur voor mijn neus dicht, maar is op mijn doordringend op de deur bonzen, bereid, hem alsnog te openen. ‘Niets te danken, hè’, blaft hij me toe. Oh, ik was even uit het oog verloren dat ik reis met het GVD Amsterdam, waar je blij mag zijn dat je mee mag voor je centen.

Dat vergat ik nog te vermelden bij mijn opsomming van nadelen aan NH, aan het begin van deze pagina. Het OV-personeel is er nog irritanter, onbeschofter en botter dan waar ook in Nederland. Waarmee ze aardig in de pas lopen met vele bewoners van deze provincie.


16 maal Medemblik. Klik voor een grotere foto.



Waar doe je het allemaal voor; waarvoor doorsta je alle schofferingen die het OV te bieden heeft? Dáárvoor deed ik het: een mooie wandeling en een mapje zonnige winterfoto’s. Toch ben ik dat hele Noord-Holland ineens strontzat. Ik zet mijn reeks wandelingen in de Kop van NH voort als over een paar maanden de bloembollen bloeien, en ga op zaterdag voorlopig alle kanten uit, behalve naar het noorden.

Frans Mensonides
13 december 2015
Er geweest: zaterdag 28 november 2015



 



Toegift: ‘Geestlijn’ exit

Nog wel even dit. Het heeft niets te maken met de beminde zaterdag, maar des te meer met mijn woonwerkritten Leiden - Castricum. Die gaan met ingang van de nieuwe dienstregeling langer duren, en dat is niet de eerste keer.

Eens reisde ik rechtstreeks van Leiden naar Castricum. Toen reed de trein nog die ik altijd de Geestlijn noemde. Het was een kruising tussen een sneltrein en een stoptrein. Hij reed van Den Haag Centraal in een minuut of 100 naar Hoorn, maakte daarbij kop in Haarlem en bood uitzicht op de geestgronden waaraan hij zijn alleen door mij gebruikte bijnaam ontleende.

Die trein werd in december 2011 ingekort tot Haarlem – Hoorn, waarna ik er op over moest stappen. Wel werd hij gepromoveerd tot IC. Maar met ingang van 13 december 2015, de publicatiedatum van dit stukje, wordt dit restant van de Geestlijn nu ook nog omgezet in een Sprinter.

Voor mij betekent dat voortaan extra stops op die hele rits stations die ik tot dusverre ’s morgens en ’s avonds alleen maar langs heb zien trekken: Bloemendaal, Santpoort Zuid en Noord, Driehuis, Heemskerk. Daarna gaat hij ook nog eens 7 minuten staan wachten op Uitgeest, om de reizigers uit Amsterdam te laten overstappen langs dat kilometerslange perron, en om de IC naar Alkmaar voorrang te verlenen. De rijtijd Haarlem - Castricum gaat van 21 naar 35 minuten, de totale reistijd Leiden – Castricum van 51 naar 62.

Volkomen onaantrekkelijk natuurlijk. Ik verlaat daarom met ingang van morgen de weg des Geestes, en neem voortaan de koekjes- en cacaoroute door de Zaanstreek. Ik stap voortaan wel over op Amsterdam Sloterdijk, waar je een behoorlijke aansluiting hebt, als alles tenminste op tijd rijdt. Dan ben ik een paar minuten later op de zaak dan voorheen, wat ik compenseer door ook een paar minuten eerder naar huis te gaan. En dat compenseer ik dan weer met plus-uren, waarvan ik er voldoende heb tot de dag van mijn pension of totdat ze deze wijziging terugdraaien, wat ik ook nog wel zie gebeuren.

Ik moet eerlijk zeggen dat de opheffing van de IC Haarlem – Hoorn niet geheel onverwachts komt. Nooit heb ik op die lijn een klacht hoeven indienen over te volle treinen. In die van 8:42 uit Haarlem kan ik mijn jas, tas en mezelf uitstallen op een compleet zitje van 4 stoelen.

De foto hieronder maakte ik afgelopen dinsdag, van de trein van 8:12 –vroeger dan normaal, want ik moest die dag om 9:00 uur in Alkmaar wezen. Deze trein was wel goed bezet, met mensen die vanaf morgen allemaal de Sprinter nemen, die dan wel binnenkort wel op het ROVER-overzicht van te volle treinen zal prijken.

In de andere richting is de trein altijd drukker; ’s avonds natuurlijk ook weer. Die sneltreinen blijven wél rijden, in de ochtendspits alleen van Alkmaar naar Haarlem en ’s avonds vice versa. Ik heb er dus niets aan, maar zou er toch al niets aan gehad hebben, want ze stoppen alleen in Beverwijk, en niet in Castricum.

Buiten de spits rijdt er nu maar twee keer per uur per richting een trein door de Velsertunnel, die Sprinter Haarlem – Hoorn. De Velser-autotunnel gaat komend voorjaar dicht voor langdurig onderhoud en de trein is nu nauwelijks een alternatief.

Thuiswerken, dan kan tegenwoordig soms ook. Ik doe het zelf zo vaak mogelijk.

FM

Nog een redelijke foto, voor maar gemaakt met een telefoon.



 

Lees verder in deel 5 > > > > >


Eerder verschenen afleveringen:

oktober 2015:  1e klas-maand  - IRM - SLT - 'Berliner'- Sprinter - Twello - Protos - Van Boxtel: kip zonder kop - Koploper - IC Direct - Plan V - Station Breda verbouwt zich - De Evangelist van de Lichtstad - Venlo - Velios - DDZ en DDAR - Assen - Arriva-Vechtdallijn - Buffelen naar Kampen - Bilthoven-Lage Vuursche- Den Dolder: herfstkleuren - de 'Panwag', ICE, de 1e der 1e klassen - MerwedeLingeLijn - Wolfheze en Oosterbeek - Achterhoekse Spurt - Twents/Syntus-LINT - And da winner izzzzz:  - september 2015: Hoekse Lijn vermetrood (of: verlightraild?) - Harderwijk; architectuur en moraalStation Zwolle zonder dolle (en zonder winkels) - ZUtrecht Centraal mag best wat meer kosten - Culemborg, waar dode schrijvers voortleven / Weeshuis: van weldoenster tot helleveeg; juli-augustus 2015: Introductie - Een dag met gegeven omstandigheden (zomerstorm)  - Veenboemel Alphen a/d Rijn-Gouda - Op Papland  - Doesburg: goed geconserveerd - Nijmegen Lent  en De Oversteek -  Westerscheldetunnel - Terneuzen, waar het licht bijna te zout is voor het oog - Museum Schooltijd: zwijmelen in nostalgie -  Haagse School in Dordrecht - Oudenbosch: de koepel in de kop  -  Boheemse Rapsodie, of: haat-liefdeverhouding met RandstadRail  

© Frans Mensonides, Leiden, 2015