Dit is
aflevering 6 van de
rubriek ‘Beminde zaterdag’ over treinreizen op die dag met
mijn
WeekendVrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn
Huygens
die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen.
Deze reeks is
geïntroduceerd in deel 1, zoals het hoort. Het overzicht van
alle tot dusverre
verschenen afleveringen vind je aan de onderkant van deze webpagina.
Stadsbussen, met
voorbedachten rade of op de bonnefooi - Breda Princenhage :ontdekking
van het tweede Den Haag - Roermond:
gekte in de
Outlet - Met de ICE niet over de
Valleilijn - Enschede Kennispark
- Stokhorst revisited - Microdienst van Deventer - Schiphol Airport - Stadsbus
Lelystad - In het voetspoor van
de Maharishi - Museum Nieuw Land
- Strijp-S: het
‘nieuwe’ station en de nieuwe wijk - HOV
en Phileas-sof in
Eindhoven - 8 met
achtbaan door
Acht - Flehite, land van
de
vele waterlopen - Vathorst,
wederom - Nog een
keertje de
Valleilijn
Ook deze januarimaand weer een thema;
één dat de ware
railhobbyist nooit zou kiezen: de stadsbus. Ik schrijf er normaliter
ook niet
wekelijks over. In de oertijd van deze site, die dit jaar zijn 20ste
verjaardag
hoopt te vieren, had ik nog wel eens een reeksje over het stadsvervoer.
Maar
het ging me op een gegeven moment vervelen – en de lezer niet minder,
vrees ik.
Maar vooruit, laat ik die handschoen
anno 2016 toch maar eens
opnieuw oppakken! Ik selecteerde wat steden waar er nog minstens één
rondreed, desnoods
maar één stadsbus op één lijn. Dus niet Oss,
waar ik laatst was. Daar moet je
er lid van worden, en daarvoor moet je weer in Oss wonen; aan die eis
kan ik
niet voldoen.
Een paar stadslijnen heb ik met
voorbedachten rade op mijn
lijstje gezet; die wil ik beslist nemen. Waarom, dat zal duidelijk
worden uiteengezet
als ik zo ver ben. In andere steden ben ik van plan, op de bonnefooi te
reizen:
een willekeurige bus te nemen, waarvan de bestemming me goed in de oren
klinkt of
die net toevallig gereed staat voor vertrek. Waar ik dan uitkom, en of
er iets
te zien is, merk ik vanzelf wel.
Voor de eerste reisdag volgens dit
concept, 2 januari 2016,
staan Breda (bonnefooi) en Roermond (met een speciaal doel) op het
program.
En voor ik het vergeet: in januari
maak ik altijd een ronde
door het land langs alle nieuwe stations die er in de nieuwe
dienstregeling bij
zijn gekomen. Daar ben ik dit jaar snel mee klaar: het zijn er exact
nul. Maar
drie al lang bestaande stations hebben een nieuwe naam gekregen.
Schiphol heet
sedert 13 december: Schiphol Airport, Eindhoven Beukenlaan Eindhoven
Strijp-S
en Enschede Drienerlo heet nu Enschede Kennispark. Ik vind geen van die
drie
nieuwe namen een vooruitgang, maar ga de stationsnaamborden wel
fotograferen in
de loop van deze maand. Een mens moet een doel hebben in zijn leven en
bij zijn
reizen, al is het maar een onbenullig.
Altijd spannend wat voor weer het gaat worden, op zo’n zaterdag!
Als ik de gordijnen openruk, kan ik een gevoel van walging niet
onderdrukken.
Motregen, alwéér, en een apocalyptische duisternis, hoewel het tijdstip
van
zonsopkomst volgens de almanak al voorbij is. Zal ik deze zaterdag maar
eens
overslaan en gewoon lekker thuisblijven?
Maar nee, meteen in dit nieuwe jaar
de lezers alweer in de
steek laten? Ik ga toch op weg en word daarvoor voorbij Moerdijk
beloond door
een schroomvallig zonnetje dat de rest van de dag niet meer van mijn
zijde zal
wijken.
Het winkelcentrum in de nieuwe
stationshal van Breda is iets
intelligenter gepositioneerd dan dat in andere stations, zoals Leiden
en
Rotterdam. Je kunt in Breda de winkels gewoon van buiten het station
bereiken
zonder dat je door de incheckpoortjes hoeft.
Op Leiden Centraal liggen de meeste
winkels achter de
poortjes. Die gaan binnenkort dicht. Je
moet dan, als je geen trein wilt nemen, straks een speciale
‘passagepas’ hebben,
een pas voor de passage van de winkelpassage. Daarmee kun je dan 35
minuten in
de stationshal verblijven, en op een hol winkelen en / of snel een
kroket in je
strot steken bij Smullers. Maar: wee je gebeente als je ook maar een
minuut langer
blijft hangen! Ik heb nergens gelezen hoe je dan ooit nog het station
uitkomt.
Een poortje openschoppen zal wel niet mogen, denk ik, want al die
maatregelen
zijn juist genomen om de agressie te beteugelen.
Met die drempel die wordt opgeworpen,
maakt NS zijn eigen
winkelcentra ontoegankelijk. Welke achter een bureau en een beeldscherm
gezeten
debiel bedenkt toch zulke systemen?
Maar zo niet dus in Breda – waar ik
echter ook nooit grote
drommen mensen langs de etalages zie schuifelen. Voor dat schouwspel
zal ik moeten
wachten tot Roermond, maar dan niet in het station.
Op het mooie, nieuwe busstation boven
Breda NS, door mij
ruim een jaar geleden al in gebruik genomen, stap ik in Arriva-bus 5
naar Meubelboulevard
Princenhage; waarom niet?
Stadsbuslijnen in Breda vormen
meestal twee aan twee een
stelletje. Lijn 5 doet dat met lijn 4. Zulke koppeltjes rijden beide
naar
dezelfde wijk; meestal de één linksom, de ander rechtsom. Beide lijnen
rijden
dan bij elkaar opgeteld van maandag tot vrijdag doorgaans 8 keer per
uur, en op
zaterdag 4, een vorstelijke
(prinselijke?)
frequentie voor een middelgrote stad.
Maar lijn 4 en 5 zitten nou net weer
wat anders in elkaar.
Die rijden elk hun eigen lus door Princenhage, elk een ander rondje. En
dat dan
niet op elk tijdstip van de dag helemaal tot het einde, en ook niet
steeds
volgens precies dezelfde route. Het gaat bovendien in praktijk anders
dan op de
kaart hiernaast vermeld staat. Ik hoop, dat ze het in Princenhage
begrijpen, want ik
begrijp er op het eerste gezicht geen biet van.
Op een scherm in de bus flitst een reclame langs
voor het
Ritkaartje: 3,50 euro voor één rit binnen Noord-Brabant, ongeacht hoe
lang. Daarnaast
is er een Dalurendagkaartje waarmee je in die provincie na 9:00 uur de
rest van
de dag onbeperkt kunt bussen voor 6 euro. Daarmee reis je een stuk
goedkoper
dan per chip.
Er zijn deze ochtend nog weinig
passagiers en we hebben de
vaart er goed in. De bus rijdt vanaf het station eerst het centrum in,
en dan
naar het zuidwesten van Breda.
Dat
lijkt erg op het zuidwesten van Leiden, waar ik vanmorgen de duisternis
ontvlucht ben. Hier stap ik dus maar niet uit, op zoek naar iets nieuws.
Dat zie ik een paar haltes verder. De
straten van een dorp,
lijkt het wel, geïncorporeerd in de stad. Ik stap uit en ben inderdaad
in een klein,
goed bewaard gebleven dorp beland, compleet met dorpspomp, marktplein,
het
landhuis van een notabele en een oud gemeentehuis.
Het heet Princenhage, bestaat al
bijna net zo lang als
Breda, maar is in de eerste helft van de vorige eeuw door die stad
opgevreten
en is nu een woonwijk daarvan. Net zoals ’s-Gravenhage de ´haag´ (het
jachtterrein) van de graaf was, was Princenhage dat van de prins, de
Heer van
Breda. En evenals onze residentie heet het dorp in de volksmond ook wel
’t
Haagje. Die ‘haag’ komt ook terug in de naam van een andere wijk van
Breda:
Haagse Beemden. De prins doet dat ook, en wel in Breda Prinsenbeek, dat
het
geschopt heeft tot een NS-station.
Zo ontdek ik hier in Brabant ineens
een tweede Den Haag,
waarvan ik tot vanmorgen nog nooit gehoord had. Het heeft een Haagweg
op de
plattegrond en een huize Haagsche Schouw, net als mijn eigen woonwijk;
ik waan
me even in een parallel universum.
Het heeft ook een
‘Bierreclamemuseum’, maar daaraan loop ik
voorbij; ik ben nog steeds museum-moe, na al die vage
uitstallingen in de
vorige aflevering.
De molen van het dorp moet ooit
wieken bezeten hebben, maar
heeft die nu niet meer. In het huis linksboven op de mozaïekfoto
heeft de oom van Vincent van
Gogh nog gewoond, die ook Vincent heette. Hij werd in de familie Oom
Cent genoemd
omdat hij – i.t.t. tot zijn neef - rijk was geworden van de kunst.
Vorig jaar,
eerverleden jaar moet ik nu zeggen, deed ik vanaf dat Bredase
busstation Zundert,
het geboortedorp van Vincent van Gogh.
Nou, als ik in bed was blijven
liggen, had ik dit
fotoreeksje niet kunnen maken. Maar ik wil ook nog naar Roermond en
loop op een
abri af met wachtende mensen erin; altijd een goed teken.
Het is een halte van lijn 4 en er
staat een bejaard
Brabo-echtpaar. ‘Als het vandaag echt gewoon zaterdag is, vertrekt hij
over
vijf minuten’, zegt de vrouw.
‘Ja, het moet wel zaterdag zijn’, zeg ik, ‘want het was gisteren zondag
en
morgen weer’.
Die vijf minuten staan we gedrieën te
tuttutten over een ‘rustige’
jaarwisseling waarbij toch nog heel wat ledematen, ogen, oren, levens,
woningen
met rieten daken en bushokjes verwoest zijn. En we bespreken al die
zondagen,
waarbij je maar in de war raakt met de busdienstregeling. ‘We stonden
gisteren ook
bij de halte’, zegt de man, ‘en we dachten dat het vrijdag was en dat
de
vakantiedienstregeling van door de week gereden zou worden. Maar het
bleek
zondagsdienstregeling te zijn. We moesten nu bijna een halfuur wachten.
Je moet
het maar weten’. Ja, het is elk jaar zo, en je stinkt er ook elk jaar
weer in.
De bus is drukker dan op de heenweg.
Iedereen wil nu naar de
stad. Alle reizigers wensen bij binnenkomst de chauffeur Brabants
gemoedelijk een
gelukkig nieuwjaar. Als een bejaarde vrouw met rollator moeizaam de bus
binnenklimt, reiken wel zes behulpzame handen naar haar om haar te
helpen. Meerdere
mensen in deze bus kennen elkaar ook. Het is net een rijdende huiskamer.
Nu kon ik wel even de trein pakken naar dat ‘nieuwe’
station Eindhoven Strijp-S. Maar als ik uit Breda met de IC Zwolle
aankom op
station Tilburg, loop ik de Sprinter naar Eindhoven met mis; die heeft
net het spoor
ontruimd waar mijn trein is binnengekomen. Een andere keer; nu door
naar
Roermond.
En dat dan naar aanleiding van een
tweet die afgelopen
dinsdag, de 29e december, over mijn scherm rolde. Veolia meldde dat de
ritten
van stadslijn 14, Roermond Station – Stadskantoor, voor de rest van die
dag
geschrapt waren, wegens grote drukte op de wegen rond ‘De Outlet’. Na
wat
zoekwerk kwam ik aan de weet dat die Outlet officieel Designer Outlet Roermond
heet, en vooral over de grens, in het Roergebied, een begrip is.
Op Duitse feest- en vakantiedagen
krijgt Roermond een
complete invasie te verstouwen. Op de autoweg N280, vanuit Düsseldorf
en Mönchengladbach,
staat het dan helemaal vast. Idem-dito op de Godsweerdersingel in
Roermond, op
de route van de meeste stads-
en streekbussen.
Deze Uitlaat bestaat al een jaar of
15, maar is sinds kort
sterk uitgebreid en telt nu maar liefst 150 winkels. Je kunt er terecht
voor
merkkleding, -schoenen, -horloges, -tassen, -sportartikelen en dat
soort spul.
Een Twitteraar vond dat Roermond zijn
bussen niet moest
opheffen, maar juist moest zorgen voor goed openbaar vervoer naar die
Outlet,
om het autogebruik te ontmoedigen. Maar dat is gemakkelijker geschreven
dan
gedaan. De Duitser zit, nog meer dan de Nederlander, geplakt op zijn
Mercedes-stoel. En met de trein is Roermond nou niet echt lekker
bereikbaar
vanuit Duitsland. Keulen – Roermond duurt bijvoorbeeld een uur of 2.
En als je winkelt bij zo’n outlet,
heb je wel een auto nodig
om de buit terug te vervoeren naar de Heimat. Die auto wil je dan ook
goed
volstouwen, want als je te weinig koopt, haal je de benzinekosten er
niet uit.
Roermond telt 6 stadsbuslijnen, die
allemaal gereden worden
met een klein, 12-persoons busje. Twee ervan, lijn 11 en 12, vormen
weer zo’n
koppel en bedienen bijna heel de stad Roermond. Dan heb je dus lijn 14
naar de
Outlet en het Stadskantoor, en nummers 15, 17 en 19 naar buitenplaatsen
in de
gemeente Roermond: Herten, Leeuwen, de hele dierentuin is bereikbaar
met die
busjes.
Als ik de vertrekstaten aan de halte bestudeer, zegt een
autochtoon tegen me: ‘Het is gewoon een zooitje, vandaag! [Denk de
zachte g er
maar bij; ik kan hem moeilijk fonetisch weergeven]. Geen bus op tijd!
Ik sta al
tien minuten te wachten. Komt allemaal door die Duitsers. Elke zaterdag
met z’n
allen met de auto naar Venlo of Roermond. Ja, het is nu nog erger
geworden dan
anders. Er zijn met het nieuwe jaar weer allerlei dingen omhoog gegaan
in
Duitsland. Dus het wordt nog aantrekkelijker om in Nederland te gaan
kopen.
Vooral het vlees is omhoog gegaan. En Duitsers en vlees... Je krijgt
hier 10
kilo bloedworst voor x euro [ik heb het bedrag niet onthouden; ik houd
niet van
bloedworst] en in Duitsland krijg je daar vandaag de dag nog maar 4
kilo voor.
En de boetes zijn ook weer omhoog gegaan. En de administratiekosten,
van 7 naar
9 euro. Alles is gewoon omhoog gegaan. Neem nou bijvoorbeeld…
Hij gaat nu geloof ik honderden zaken opsommen die ook nog omhoog zijn
gegaan. Ik kom er
niet tussen. Vloog hij zelf maar omhoog! Gelukkig stopt er nu een busje
langs het
perron en stapt hij in.
Ik heb dan inmiddels gezien dat lijn
14 ook vandaag niet
rijdt; niet vanwege de drukte, maar omdat hij nooit rijdt op zaterdag.
Een
vergeefse missie, daar ben ik mee bezig. Maar kom op, die Outlet is ook
te
bereiken met een wandeling van hooguit een kwartier langs de
Godsweerdersingel.
Dat ze die bus van de week opgeheven
hebben, kan ik me wel
voorstellen. Het verkeer zit zo verschrikkelijk vast dat je te voet
echt
sneller bij die Outlet bent. Je moet dan op het laatste stuk wel je weg
kiezen
over een blubberig, glibberig paadje langs de rijbaan; het is hier niet
echt op
voetgangers ingesteld.
Behalve Duitse, zie ik ook veel
Belgische kentekenplaten en
een paar verdwaalde Nederlandse. Een verkeersregelaar staat met een
mismoedige
uitdrukking op het gelaat te midden van een zee van autoblik.
Ik bekijk wat Duitse nummerborden. De
meeste auto’s zijn afkomstig
uit het Roergebied. Maar ik zie ook een paar uitschieters uit Münster
(176
km), Frankfurt (275 km) en zelfs Karlsruhe (374 km).
Met een bus kom je er ook. De firma
Gilbacher uit Neuss
organiseert busreizen vanuit Keulen en Düsseldorf. Een retourtje
Roermond kost
maar 15 euro. Je kunt dan zes uur lang winkelen voordat de bus de
terugtocht
aanvaardt. Dan moet je het toch ook wel spuugzat zijn. Er zal wel een
aanhangwagen aan de bus gekoppeld worden voor alle gekochte spullen.
De ingang van het geheel ziet eruit als een tempel van consumptionisme,
als dat een woord is. Tienduizenden mensen per dag passeren deze poort.
De
chaos en de drukte binnen zijn verschrikkelijk. Het is echt iets
ontzagwekkends
– in het negatieve, dan.
Een deel van de Outlet is gebouwd in
de vorm van een
Limburgs dorp met nep-vakwerkhuizen, meer dan er authentieke
vakwerkhuizen in
heel Limburg te vinden zijn; een buitengewoon smakeloos geheel. De
winkels worden
gewoonweg bestormd door horden kopers. Bij enkele zaken staan bewakers
de mensen
tegen te houden, omdat er al te veel volk binnen is. Dat ze niet geplet
wordt
door een stampede van kooplustigen!
De inwendige mens wordt niet
vergeten. De La Place-vestigingen
hier zullen het faillissement van V&D vast wel overleven. Er is
een La Place-café
en er is een La Place-terras waar bijna wordt gevochten om een zitplek
- bij
een temperatuur van 7 graden en een schrale wind. Naast het La
Place-terras staat
nog een La Place-buffet, dat de Duitse gasten wel een Schnellimbiss
zullen
noemen. Met alleen een patatje wordt je van het terras gebonjourd,
schreef een
lezer me, die dat heeft meegemaakt. Op de dag dat hij in deze Outlet
was,
liepen er trouwens hordes Chinezen rond, met bussen aangevoerd uit
Amsterdam en
andere toeristenoorden.
Pal naast La Place kun je al even
snel je tanden erin zetten
bij Piet Friet en Chris Vis, die ook niet over gebrek aan klandizie te
klagen
hebben. Ook daar is het staande receptie.
Ik koop zelf natuurlijk
niets in de Outlet; dat moet ik allemaal maar meesjouwen in de trein.
Ja, ik
had een krant of tijdschrift willen kopen voor de terugweg in het
donker, maar
een boekwinkel of tijdschriftenkiosk heb ik hier niet kunnen ontwaren.
Ook geen
slager, tussen twee haakjes. Dat bloedworstverhaal van die causeur bij
de halte
komt zo wel een beetje in de lucht te hangen.
De hele santenkraam is 363 dagen per
jaar open; dit pas
begonnen schrikkeljaar zelfs 364. Alleen op Eerste Kerstdag en
nieuwjaarsdag
zit hij dicht. Desondanks stond hier gisteren net zo goed een file, van
stomme
M....n die niet wisten dat hij gesloten was.
Bij het
Stadskantoor -
een flink uit de kluiten gewassen complex voor toch maar een
provinciestad - loop
je via een tunnel het centrum in, het oude winkelhart. Daar koopt nu
uiteraard geen
sterveling meer iets, met zo’n reusachtige Outlet
op 300 meter daarvandaan.
Aanschouwelijk onderricht over de ondergang van V&D en vele
andere winkelketens.
Maar aan mij ligt het niet: ík heb van de herfst nog een winterjas
gekocht bij
V&D. En toch zijn ze failliet gegaan.
Waarom ik
voor jassen nog
steeds binnenloop bij V&D, weet ik niet. Ja, van kinds af aan
gewend, toen
er nog een liftbediende in driedelig pak in dienst was; ik schreef er
een paar
jaar geleden een FHM-etje over. Vorige week was ik
er als ramptoerist. Bij de
servicebalie stond een kerel amok te maken, drie bewakers eromheen ter
sussing,
omdat hij zijn airmiles niet meer kon verzilveren, of iets niet meer
kon
ruilen.
Als ik terug ben bij het station is
het bijna donker en is
het busverkeer nog steeds een zooitje. Ik verlaat Roermond zonder ook
maar één
stadsrit gemaakt te hebben; merkwaardig, in een stadsbusspecial; tsja…
Frans Mensonides
13 januari 2016
Er geweest: zaterdag 2 januari 2016.
Heb ik deze maand net besloten tot een stadsbusthema; valt
er een e-mail van Maxwell van Haeghwijck in mijn mailbox dat er
zaterdag 9
januari iets bijzonders te beleven is op railfotohobbygebied. Hij kan
er zelf
helaas niet bij zijn. Maar de ICE (Amsterdam – Utrecht – Arnhem –
Keulen en
soms verder) rijdt wegens werkzaamheden bij Utrecht die zaterdag via
de Valleilijn,
alias Kippenlijn. ‘Zie hoe de trein als een slang kronkelt langs
de kippen’, in de woorden van mijn medestrijder voor een beter OV, met
wie ik
op de laatste dag van de oktober-aflevering door Nederland
zwierf.
De ICE via de Valleilijn, dat is
ongeveer zo zeldzaam als
een samenstand van Jupiter en Saturnus; een jaar of 20 geleden is het
voor het
laatst gebeurd. Volgens de NS-reisplanner stopt de ICE tussen Amsterdam
en
Arnhem alleen in Amersfoort. Daarvandaan duurt de rit naar Arnhem maar
liefst 5
kwartier; een kippentempo over een Kippenlijn. Te verklaren is het wel:
hij
moet natuurlijk een paar keer wachten op een tegenligger, een blauwe
Valleitrein van Connexxion.
Er gaan zaterdag maar een paar ICE’s
volgens die afwijkende route;
de rest is opgeheven. Het best kan ik, aldus Maxwell, om 9:30 uit
Amsterdam
vertrekken. Aangekomen in Arnhem zou ik dan met de Valleilijn terug
kunnen
reizen naar een plekje ergens onderweg, om de ICE uit Duitsland te
fotograferen
die om 12:37 uit Arnhem vertrekt.
Ik voel er niet veel voor; dan moet
ik bij donker de deur
uit, en daar heb ik op werkdagen al zo’n hekel aan. Maar ik ben die
zaterdagmorgen vroeg wakker en besluit toch, de ICE te gaan doen. Ik
pik hem om
10:09 in Amersfoort op; dat haal ik nog net.
Wat ik ook had kunnen doen, een
andere
once-in-a-lifetime-ervaring: rechtstreeks van Leiden naar Maastricht
reizen. In
verband met diezelfde stremming bij Utrecht rijdt de IC Leiden –
Utrecht door
naar Maastricht. Zaterdag is altijd de dag van verrassingen op het
spoorwegnet.
Ik ben op tijd in Amersfoort. De ICE
staat niet op de
elektronische borden. Maar hij wordt wel omgeroepen en komt wel
degelijk
binnenrijden, op spoor 1.
Het panoramarijtuig aan de kop, alias
de Panwag,
ofwel het
hobbyistenhok, zit helemaal vol met mensen die zich in Amsterdam al
geïnstalleerd
hebben met thermoskannen koffie en met broodjes. Waarschijnlijk hebben
ze de
nacht in een slaapzak doorgebracht op het perron. Natuurlijk had ik
naar
Maxwell moeten luisteren, bij nacht en ontij op pad moeten gaan en in
Amsterdam
moeten instappen.
We vertrekken vóór de Valleitrein van
10:11. Nog geen 10
minuten later stuiven we al langs het transferium van Barneveld.
‘Stuiven we
langs het transferium’??? We hadden hier langzaam en zachtkens moeten
afbuigen
naar rechts! Ik kan een kreet van ontzetting niet onderdrukken: we
rijden helemaal
niet via de Valleilijn! Maar hoe dan wel? Via Deventer en Zutphen,
anders zou
ik het ook niet weten. De trein moet daarna kop maken in
Arnhem. Geen
wonder dat de rit 5 kwartier duurt!
Ik heb helemaal geen zin in die omweg
naar Arnhem, waarvandaan
ik later weer andere omwegen zal moeten maken om weer thuis te komen;
de lijn
Arnhem – Utrecht ligt er dit weekend uit. Dat hele end moest ik ook al
omrijden
die keer dat ik naar Elten ging; ik heb het wel
gezien!
Hoe weet je zoiets nou, dat de ICE
via Deventer rijdt? Ik
zie diverse spoorfotografen langs de baan, ook op plekken waar dat vast
niet
mag. Die wisten het wél. Waarom staat zoiets niet gewoon in de
reisplanner?
Maar aan de andere kant: waarom zou Deventer er ook bij staan in de
reisplanner
als de trein er toch niet stopt?
We rijden door station Apeldoorn.
Tien minunten later
kruisen we de IJssel. Nu ben ik alweer in Deventer.
Of eigenlijk niet, want
kun je wel zeggen dat je in Deventer bent, als je er alleen maar
doorheen
rijdt, zonder mogelijkheid om uit te stappen?
Dan gaat de trein toch ineens in de
remmen. We rijden
station Deventer binnen op spoor 1, waar de trein van 11:00 uur naar
Enschede
al staat aangekondigd, en we stoppen. Via de microfoon wordt een extra
stop in
Deventer aangekondigd waarvan ik dankbaar gebruik maak om uit te
stappen.
Op het andere perron staan ook spoorhobbyfotografen; ik
vermoed: van zonsop- tot ondergang. Ik app naar Maxwell dat hij
genoegen zal
moeten nemen met een foto van de ICE in Deventer in plaats van op de
Gelderse
Vallei.
Deze dag loopt wat anders dan
gepland. Wat nu verder te
doen? Even improviseren. Ik neem gewoon die IC naar Enschede en ga dat
‘nieuwe’
station Enschede Kennispark op de foto zetten.
In die trein zit tegenover me een studente ontzaglijk
zenuwachtig te doen. Ze zit op spelden (zoals mijn oma zou zeggen),
rukt collegedictaten uit haar
tas, gaat daar driftig kernwoorden in onderstrepen, gooit het papier
weer in
die tas, grijpt haar laptop, klapt die open, typt een zin, klapt hem
weer
dicht, pakt haar smartphone, gaat even zitten appen, grijpt weer in
haar tas
naar die collegedictaten… Zou ook zij onderweg zijn naar het
Kennispark? Nee,
ze blijft zitten in Hengelo, waar ik overstap op de Buffel Zwolle –
Enschede.
‘Have an ice day’, zeggen ze op een
ijsbaan langs het spoor.
Wat me eraan doet denken dat ik er vanavond aan moet denken,
het EK
Allround
terug te kijken via Uitzending Gemist.
Station Enschede Drienerlo heet zoals gezegd sinds zondag 13 december Enschede Kennispark. Je vraagt je af wat er verkeerd was aan Drienerlo en wat de zin is van zo’n naamsverandering. Maar er is hier echt een feestje van gemaakt. Niet op die zondag, maar op de eerste werkdag in het bestaan van het ‘nieuwe’ station, maandag de 14e. Er kwam zelf verse sneeuw aan te pas, geïmporteerd uit Nova Zembla, denk ik; sneeuw waarmee je je collega’s kon inzepen. Dat natuurlijk om ze helemaal in te wrijven dat dit station voortaan Kennispark heet en dat we daar heel erg blij mee moeten zijn. Het zal me een dolle pret geweest zijn, die maandag!
Het Kennispark grenst aan de campus van de Universiteit
Twente. Ik liep er in de herfst van 2014 rond, in de Twents-reeks, met
op die
dag nog een ‘zout-experience’
in Delden voor de boeg.
Door de week biedt het Kennispark een
iets dynamischere en
minder troosteloze aanblik dan op de deze zaterdagmiddag. Er stoppen
dan vier
treinen per uur per richting op het station; twee Buffels Zwolle –
Enschede en
twee stoptreinen Apeldoorn – Enschede. De laatste treinen rijden op
zaterdag
maar eens per uur en op zondag niet verder dan Almelo.
Aan de andere kant van het spoor is
stadion Grolsch Veste
van FC Twente. De tunnel onder het spoor is versierd met
voetbalmotieven,
waaronder twee spelers die in triomf een beker omhoog houden.
Ja, dat mochten
ze willen in Enschede, maar er komen ongetwijfeld betere tijden.
Ik pak de volgende Buffel naar
station Enschede-sec.
Verderop zwaai ik nog even naar Hotel Rodenbach, dat
me van de zomer twee nachten logies verschafte.
Van Heekplein
Tijdens die drie dagen in Twente pakte ik geen enkele
stadsbus. Vanmiddag pak ik dat thema weer op. In de zomer van 2012 werd
het
winkelcentrum Stokhorst in het oosten van Enschede door de VPRO
uitgeroepen tot
de allerlelijkste plek van heel Nederland. Stokhorst bleek
Shockhorst. Ik
pakte Twents-bus 6 daarheen en schreef:
Wat
je op de foto’s niet ziet, maar je in werkelijkheid al snel tegemoet
slaat: een
zware, muffe, zurige, gronderige lucht. Bij nader onderzoek
blijkt die
veroorzaakt door het verantwoorde vloeibare frituurvet dat snackbar
Liberty
beweert te gebruiken, gecombineerd met kleiige bouwgrond die al te lang
geleden
bouwrijp is gemaakt. Winkelcentrum Stokhorst is verder een feest voor
de ogen
van anti-esthetici: blinde, gore, beschadigde muren, lege etalages met
lege
winkels erachter, hekwerken in allerlei soorten, magazijnen waar
rotzooi buiten
staat, wandelpaden waar je niet wilt wandelen.
Maar om deze hectare
nou de lelijkste te noemen van alle bijna 4 miljoen hectaren die het
land telt,
dat vind ik toch wel wat overtrokken. Ik wed, als ik een halve middag
rondloop
in bijvoorbeeld Nieuwegein, dat ik dan minstens vijf plekken vind die
minstens
even lelijk zijn. En dat terwijl Nieuwegein lelijk bedoeld is, maar de
afstotelijkheid van Stokhorst alleen maar veroorzaakt wordt doordat men
in een
renovatie is blijven hangen.
Hoe komt dit nu
allemaal? Je raadt het al: gesteggel. De projectontwikkelaar ligt
overhoop met
de gemeente over de vergunningen – maar
heeft door de crisis ook geen geld
meer. En dan maar wijzen naar elkaar, natuurlijk.
Ik ben heel benieuwd hoe het er 3,5
jaar later voorstaat met
dit winkelcentrum, en of de ruzies inmiddels al een winnaar hebben
opgeleverd,
in plaats van louter verliezers. Nou, ik kan de lezer geruststellen, ik
zie het
meteen al als ik de bus uitkom; echt een gelikt, druk beklant nieuw
winkelcentrum. Tenminste, als het billboard niet overdrijft, want dit
is maar
een artist impression. Het geheel staat nog in aanbouw.
In de tussentijd zijn de meeste
winkels uit het
winkelcentrum weggetrokken. Snackbar Liberty houdt de vlag van
Stokhorst
vrijwel alleen hoog, met verantwoord frituurvet en al. In plaats van
lelijk is het
hier nu veeleer spookachtig. De voetstappen van de enige
andere bezoeker,
een bejaarde man met boodschappentas, echoën tegen de wanden.
Waar doet Stokhorst dan nu tijdelijk zijn boodschappen? Twee
bushaltes verder, bij het winkelcentrumpje ’t Ribbelt. ’t Ribbelt, ’t
Ribbelt,
de naam doet me denken aan de enige atmosferische conditie waarvoor het
KNMI
nog nooit een code rood heeft afgegeven. Het sneeuwt, het hagelt, het
ijzelt en
het ribbelt.
Het buurtwinkelcentrumpje is erg
doorsnee. Ik ga bij de
bushalte staan. Lijn 6 heeft volgens de haltevertrekstaat als route:
Stokhorst
– Enschede Centrum – Enschede Station – Boekelo.
En de laatste halte is de eindhalte, zoals
bij Twents altijd vermeld staat.
Het dorp Boekelo in de gemeente Enschede is het eindpunt is van een 7 kilometer lange historische spoorlijn uit Haaksbergen; ik was er in de zomer van 2014. Wonderlijk genoeg rijdt er geen enkele bus door van Stokhorst naar Boekelo. Je moet altijd overstappen bij het station, en hebt dan niet eens een beetje knappe aansluiting.
Ik moet zelfs 50 minuten wachten en
breng die door in het
stadscentrum van Enschede. ‘ Enschede went’, schreef ik van de zomer,
en dat is
zeker waar; ik begin hier nu al straten en gebouwen te herkennen.
Straten die
geplaveid zijn met Duitsers, net als vorige week in Roermond is in
Enschede een
ware invasie gaande. Van de auto’s in de parkeergarages hier heeft op
zaterdag
40% een Duits kenteken, las ik ergens.
Erger nog: het overdekte
winkelcentrum De Klanderij aan het
Van Heekplein is van de week overgenomen door een Duitse
investeringsmaatschappij. Wanneer wordt Enschede definitief bij
Borussia
ingelijfd, zoals Nederland ooit Elten annexeerde? Nooit, natuurlijk,
want dan
is alles hier straks even duur als in Duitsland zelf, kun je ook geen
paracetamols meer krijgen zonder recept, en is de lol van die
buitenlandse
boodschappenreizen er wel af.
Ik kijk op mijn horloge om te zien of
ik al eens naar het
station moet voor de bus naar Boekelo. Maar ik ben te lang in de stad
blijven
hangen; die bus is al verdwenen. Dat heb ik toch vaak op reisdagen die
al
verkeerd beginnen; die komen in de loop van de dag nooit helemaal meer
goed. Ik
zie van Boekelo af en pak de Sprinter naar Hengelo waar ik overstap op
de
Berliner, om die in Deventer te verlaten.
Hengelo
Voor het station van Deventer staat een vrouw, type: ma
Flodder, een stuk karton omhoog
te
houden met de tekst: ‘TE KOOP: TREINDAGKAART. 14 EURO’. Het is géén
geld, en ze
staat op een tactische plek, vlakbij de chippoortjes waar vaak veel
grotere
offers gebracht moeten worden dan 14 euro. Maar geen reiziger hapt toe.
Je
voelt dat hier een diep-tragisch verhaal achter zit. Ik zou op haar af
kunnen stappen
en vragen wat voor verhaal precies.
Maar
ik zou ook kunnen doorlopen en er zelf een verhaal omheen weven.
Acht zaterdagen geleden deed
ik in Deventer
een
nostalgische wandeling bij daglicht en een monumentenwandeling bij
avond. Die
ga ik nu allebei voortzetten, gewoon om de middag vol te maken. Ik loop
bij
schemering door de wijken langs de Zwolse weg, die Zwolse Wijk
en Zandweerd
heten. Bij de halte Platvoet, aan de (plat)voet van hoge galerijflats,
neem ik
stadsbus 2 die via Borgele en Keizerslanden terugrijdt naar het
station.
Nu heb ik alle logeerwijken gedaan, alle wijken waar wij vroeger paas-, pinkster- en kerstdagen doorbrachten en die daardoor ‘plekken’ zijn. Ik ben er een jaar of 30 geleden voor het laatst geweest. Zoals ik laatst al schreef in Goedereede, lijken de jaren ertussenin dan weg te vallen, en lijken voor- en tegenspoed niet gebeurd.
Er is niet zo gek veel veranderd in
Deventer; zelfs de
buslijnen lopen nog in grote lijnen hetzelfde. Heel lang geleden had
je, zoals
ik vorige keer al schreef, de Microdienst, microscopisch kleine
stadsbusjes,
waarvan ik na graafwerk in Google Afbeeldingen nog een paar foto’s
gevonden
heb. Klik erop om hem iets minder klein te zien, op deze site vol prachtige
nostalgische bus-barrels.
Die bus 2, daar zit ik van begin- tot
eindpunt alleen in. Ik
fotografeerde hem vanmorgen op de heenweg al.
De bus is in Deventer uit het centrum
gebonjourd. Hij reed
daar tot rond de eeuwwisseling een rondje over de Brink, en daarna via
dezelfde
weg terug naar het station, een afstand van een meter of 500. Maar dat
rondje
kan ik nergens meer vinden; alle sporen ervan zijn uitgewist.
De steegjes van Deventer blijven
fotogeniek; hoe weinig
waardering sommige Deventernaren ook kunnen opbrengen voor
de schoonheid van
hun eigen stad. Zie
het stukje van 8 weken geleden. Dat van deze week is uit.
Frans Mensonides
20 januari 2016
Er geweest: zaterdag 9 januari 2016
Zo, die heb ik, die foto van het nieuwe stationsbord
Schiphol Airport dat afgelopen december in de plaats kwam van
Schiphol-sec. Met
ook nog een reiziger op de foto, en ik hoef er niet eens voor uit de
trein te
stappen.
Grote plannen zijn er alweer om het
spoorwegstation op onze
nationale luchthaven opnieuw uit te breiden. Niet met extra sporen en
extra
perrons, want daarvoor is geen ruimte meer. Ze zoeken het nu in
vergroting van
de stationshal, die bovendien meer ingangen krijgt. Een van die
ingangen komt op
de plek van het huidige busstation. Dat verhuist volgens plan naar een
platform
boven de stationshal.
Voltooiing van dat alles zou een
mooie gelegenheid zijn voor
een naamsverandering. Maar die is nu al een feit, nog voordat er een
spade in
de grond is gestoken. Schiphol Airport is een van de drie stations met
een
nieuw naambord die ik deze maand wilde fotograferen. Ook weer gebeurd.
We hebben nog steeds een stadsbussenmaand op deze site, en
gaan vandaag die van Lelystad doen. Op naar de buitenwijken van de stad
waarvan
ik het centrum 2 winters geleden al verkende in mijn reeks over
de Hanzelijn.
Lelystad begon tot bloei te komen in
de jaren 60. Het was
toen de eerste nederzetting in Oostelijk Flevoland en het was
de enige stad van
betekenis in de hele Flevopolders. Maar
vandaag de dag is Lelystad niet meer dan het achtergebleven kleine
zusje van
Almere; 75.000 tegen 200.000 inwoners.
Almere had ineens de toekomst, Almere
overvleugelde de
provinciehoofdstad, Almere lag handig dicht bij Amsterdam. De
ontwikkeling van
Lelystad stagneerde. Zo werd het proto-station Lelystad Zuid nooit in
gebruik
genomen en heeft Lelystad nu alleen maar een station Centrum.
Dat neemt allemaal niet weg dat
Lelystad een complete stad
wil zijn en niet alleen een legerstede voor forenzen. Het heeft
ambities voor
de toekomst, maar heeft ook in het heden al alles wat een metropool ook
hebben
moet, tot een vliegveld aan toe dat ook al airport heet.
En een heuse stadsdienst. Die weinig
opzienbarend is, en is
opgebouwd volgens het beproefde principe: lijnen van buitenwijk naar
buitenwijk
via het stadscentrum en het station. Voor een middelgrote stad heeft
Lelystad
nog een aardig lijnennet. De nummers 1, 2, 3 en 5 rijden 18 uur per dag
en 7
dagen per week. Lijn 7 komt alleen in de spits uit de garage en rijdt
onder
andere naar het buiten de bebouwde kom gelegen vliegveld. De meeste
lijnen
rijden in frequenties variërend van kwartierdienst in de spits en op
zaterdagmiddag, tot uurdienst in de avonduren.
Lelystad vormt in z’n eentje een
piepklein OV-concessietje. Die
is in handen van Arriva, terwijl in de rest van Flevoland Connexxion of
een van
zijn dochters rijdt. Er bestaat verder in Lelystad wat je in vele
andere steden
mist: een maandabonnement, alleen voor de stadsdienst. Dat kost maar 30
euro.
In tegenstelling tot de stadsbus van
Almere (hier geportretteerd in de chip-reeks) rijden de
bussen in Lelystad over gewone straten en niet over vrijliggende
busbanen. In
Almere kreeg het OV absolute voorrang, maar Lelystad is nog in de
eerste plaats
opgezet als autostad. Nou kun je daar op de fiets ook een heel eind
komen. In die
compacte stad woon je overal op fietsafstand van het centrum. Je zou
kunnen
denken dat de bus al met al weinig klandizie trekt. En dat is ook zo,
althans
op zaterdag.
Vanmiddag ben ik dan ook de enige passagier in lijn 2 naar
Waterwijk, in het zuiden van de stad. Ik voel me altijd wat opgelaten
als ik
alleen in een bus zit, een buitenmodel taxi. Alsof die bus so wie so
niet zou
rijden, ook al zat er niemand in. De rit, langs Medisch Centrum West,
het ziekenhuis dat Lelystad
óók al heeft, duurt gelukkig maar een minuut of 6.
Er is niks bijzonders te zien aan de
Waterwijk, maar toch is
hij bijzonder. In de jaren 80 streken hier enkele honderden aanhangers
neer van
de Indiase goeroe Maharishi Mahesh Yogi. Diens transcendente meditatie
(TM) heb
ik in mijn Sturm-und-Drang-periode nog korte tijd beoefend. Hoe me dat
beviel,
valt te lezen in dit stukje uit 2008 n.a.v. de dood van Maharishi.
Ik haakte definitief af toen deze
Grote Ziener uit het
oosten in 1976 het Sidhi-programma introduceerde. Gevorderde
TM-beoefenaars
trotseerden de zwaartekracht en gingen – naar zij beweerden - zweven
boven hun
meditatiematje. Niet erg geloofwaardig, en bovendien al te zweverig,
naar mijn
smaak.
In Lelystad wilde de Maharishi 380
mensen bijeen brengen die
dagelijks in een bovenmaatse gymnastiekzaal (rechtsboven op de
foto hieronder) gezamenlijk zouden zweven. In dat
geval zou heel Nederland ervan meeprofiteren. Alle financiële,
politieke,
meteorologische en persoonlijke depressies zouden dan voortaan met een
boog om
Nederland heen gaan.
Waarom uitgerekend 380 man? Maharishi
goochelde graag met
getallen. Nederland telde toen 14 miljoen inwoners. Als je dat getal
door 100
deelt en de vierkantswortel trekt uit dat quotiënt, dan krijg je
ongeveer 380,
dus zodoende. Iets zegt me dat ze dat aantal nooit helemaal bij elkaar
gekregen
hebben.
Lelystad Waterwijk, zal hier niet
altijd de zon schijnen,
door al dat gemediteer? Dat doet het zeker als ik hier voet aan land
zet bij
het winkelcentrum. Maar niet voor lang; er komt een inktzwarte wolk
opzetten.
Ik sta een striemende hagelbui uit in de abri. Als die is overgetrokken
wandel
ik richting het Maharishi-buurtje.
Er was indertijd veel interesse voor
in de pers (waarin de
Maharishi meestal de Maharadja werd genoemd; wisten die niet-ingewijde
journalisten veel)? Ik liep hier in de jaren 90 eens rond. Je had hier
dus die meditatiehal
en een basisschool, alleen voor kindertjes van Maharishi-aanhangers. Er
waren kleine
bedrijfjes gevestigd, meestal van een wat alternatieverige snit. Achter
vrijwel
ieder raam prijkte het staatsieportret van hun leidsman.
Het was een erg sektarisch clubje.
Een krantenjournalist
vroeg eens, of de Sidhi’s niet bang waren, het contact met de
werkelijkheid van
alledag te verliezen en dat met de gewone man, door zich terug te
trekken in
een dorp vol gelijkgezinde verlichten. Nee, antwoorde een
Maharishi-adept, we doen
dagelijks onze boodschappen in het winkelcentrum en daar komen we
voldoende
gewone mensen tegen.
Bestaat dat wereldje-op-zich nu nog steeds? Heeft het Sidhi-dorp de dood van de goeroe overleefd? Ja en nee. De school en die zweefhal staan er nog. Maar de postzegel van Zijne Heiligheid zie ik achter geen enkel raam meer. Als je hun website mag geloven, floreert TM in Lelystad nog als vanouds. Maar het valt me op dat ze de naam van hun roerganger, Maharishi, nauwelijks meer noemen. En ze hebben het steeds over ‘meditatie’ en niet zozeer over transcendente meditatie. Ze lijken hun goeroe te verloochenen, en dat lijkt me niet onverstandig. En zweven, daar heeft helemaal geen mens het meer over.
Een Schateiland, dat moet toch minstens even spannend zijn
als mediteren. Elders in de Waterwijk volg ik pijlen naar dat eiland.
Het
blijkt een speeltuin te zijn, met een reglement in rammelend
Nederlands. Achter
dat enorme bord is een prachtige speelgelegenheid van enkele hectaren,
maar
ongebruikt; de Lelystadse jeugd zit vanmiddag binnen bij de warme haard
te
appen.
Op de terugweg heb ik zelfs
medepassagiers in lijn 2,
waaronder een vrouw met kind in wandelwagen. Tenminste, er zit een doek
overheen
tegen de harde, gure wind, maar ik neem voetstoots aan dat er een kind
onder
zit. Dat brengt het passagiersaantal op 5; niets rechtvaardigt
eigenlijk
een kwartierdienst op deze lijn.
Arbeiderskamp
Alleen om eten en een droge
huid
Iets warms – en rusten op een harde krib.
Aan elke laars kleeft nog een kluit.
Die greppel – kost ook mij de laatste rib.
Rondom – je vrienden in het
eenzaam lot
Slechts eenzaam spreekt men hier Godlof.
Met een taal – die met de netheid spot.
Over 14 dagen weer verlof.
Lelystad
W.A. De Vries
Bij het station stap ik over op lijn 3 naar de twee
voornaamste toeristische attracties van Lelystad: de Bataviawerf
en het Museum Nieuw
Land. Dat is niet de reden dat deze bus nu eens behoorlijk
druk
is. De meeste passagiers zijn onderweg naar een grote outlet daar vlak
in de
buurt.
Zo beland ik alweer in een outlet;
het is een snel oprukkend
modeverschijnsel. Bestond die in Roermond uit vakwerkhuizen,
hier zien we
natuurlijk geveltjes uit wat ooit Zuiderzeestadjes waren. Dat wordt
afgewisseld
met een glazen tropenkas, zo het lijkt, waarin alweer zo’n goedlopend
filiaal
van La Place zetelt. Ook is er een villa die eerder Italiaans dan
Zuiderzees
aandoet, maar het duvelt allemaal niet, als de kopers maar blijven
komen.
Hier willen de kinderen wel spelen,
op een stenen walvis.
Maar de klanten bijten toch wat minder hard dan in Roermond; Lelystad
ligt te
ver van de grens om aantrekkelijk te zijn voor koopjesjagende Duitsers.
Maar daar kom ik helemaal niet voor.
Ik ging hierheen voor
dat museum Nieuw Land. Ik ben er een keer geweest toen het pas open
was; het
zal in 1994 geweest zijn. Een mooi vormgegeven gebouw. De bovenbouw
ervan lijkt
op een gigantische verrekijker. Aan de ene kant keek je uit op de
getemde
Zuiderzee, aan de andere op de polders. De polderkant van de kijker
hebben ze in de
tussentijd echter dichtgemaakt. Ja, je ziet daar nu ook niet veel meer
dan die
outlet.
In Nieuw Land beleef je in zo’n anderhalf uur tijd de
complete geschiedenis van Flevoland, dat ontrukt is aan de elementen
die
vanmiddag, in de gedaante van hagelstenen, neerkletteren op het dak.
Nieuw Land vertelt je het verhaal van
ir. Cornelis Lely (1854-1929),
die in deze stad met maar liefst drie standbeelden is geëerd. Hij staat
op een
hoge zuil in het centrum, op een sokkel hier bij de haven en volgens
mij staat
er op dat vreemde, grote hoofd bij de haven ook nog een Lely. Maar dat
mag ook wel. Zonder
Lely geen Lelystad; zonder Lely geen Flevoland.
Als ingenieur dacht hij de
Zuiderzeewerken uit; als minister
loodste hij ze door het parlement. Zonder slag of stoot ging het niet.
Het duurde
30 jaar; er was tegenstand, onder andere van vissers. Maar deze maand
precies
een eeuw geleden werd het gebied rond de Zuiderzee getroffen door een
watersnood die een boost gaf aan
het
project; er moest nu toch echt iets gebeuren. Bovendien hadden we
tijdens de
Eerste Wereldoorlog te kampen met voedselschaarste. Nieuw land hadden
we nodig,
nieuwe bouwgrond.
Nieuw Land vertelt ook het verhaal
van Willem de Vries, een
van de mannen die Oostelijk Flevoland hebben ontgonnen met een schop.
Die
kerels sliepen en aten onder primitieve omstandigheden in barakken en
togen
elke morgen bij het eerste daglicht naar de plek waar zij sloten
moesten graven;
loodzwaar werk.
De Vries krabbelde een noodkreet op
een blaadje (het gedicht
boven dit hoofdstuk). Maar zijn inspanningen werden beloond. Hij kwam
in
aanmerking voor een boerderij op het nieuwe land en schopte het nog tot
raadslid van Lelystad.
Ook veel aandacht in dit museum voor
de oorspronkelijke
bewoners, nog veel en veel oorspronkelijker dan De Vries en zijn
collega´s: de
Swifterbant-mens. Die liep hier rond in het stenen tijdperk, in de
nadagen van
de ijstijd, toen het hier was wat het nu weer is: land.
En heeft Ethiopië zijn oermens Lucy,
Lelystad heeft haar
oer-Nederlandse: Michelle. Haar skelet werd ter hoogte van Swifterbant
opgegraven bij de aanleg van een weg. Met haar ouderdom van 7500 jaar
is zij
mogelijk de oudste Nederlandse. Toch werd zij hooguit 35 jaar – wat in
haar
tijd ook nog wel een hele leeftijd was.
Hier mag het nog wel: menselijke
resten tentoonstellen.
Het Museum van Oudheden in Leiden heeft onlangs zijn befaamde naakte
mummiejongetje naar de magazijnen verbannen, ´uit respect.´ Maar als
dat het
criterium is, moet je de doden natuurlijk überhaupt niet opgraven,
afzien van
wetenschappelijk onderzoek naar onze voorvaderen en alle archeologische
musea
sluiten. En hoe respectvol is het, dat naakte jongetje weg te stoppen
in een
lade, in een donker magazijn?
Een ander topstuk van dit museum is
een gigantische 18e-eeuwse
boot met een visbun. Het lijkt op het skelet van een prehistorisch
monster. Ook deze
boot kwam in de omgeving van Swifterbant boven water, of liever: boven
land. Die
boot voer de hele Zuiderzee af om de vangst van vissers op te kopen en
die naar
de afslag te brengen. De vissers konden daardoor op zee blijven. En
werden door
de ‘ventjagers’ op deze boot dan weer bevoorraad met allerlei artikelen
van de
wal.
Ventjagers waren parlevinkers, maar
dan in het groot. De
visbun was een enorm aquarium op de bodem van de schuit, een houten bak
met
water waarin de vissen vers en levend bleven.
Even een kop koffie in het
restaurant. Een shantykoor,
mensen met matrozenpakjes, brult
‘Michael
row the boat ashore, halleluja.’
Dan tenslotte, op de valreep voor
sluitingstijd, de afdeling
over de toekomst van Flevoland in het bijzonder en Nederland in het
algemeen.
Kunnen we hier in de 22e eeuw nog blijven wonen, als straks het peil
van de
rivieren lager is dan dat van de gezwollen zee?
Ik had in mijn jonge jaren
nachtmerries door de
doemscenario’s van de Club van Rome. Maar nu ben ik op een leeftijd dat
ik dat
soort zorgen zo langzamerhand overlaat aan wie dan leeft. Misschien
gaan we
allemaal wel kopje onder, komt Nijkerk aan zee te liggen, maar staat er
in het
jaar 9595 wel weer een nieuwe Lely op. En
staan over 10.000 jaar de geleerden hier onze botten wel op te graven
en
tentoon te stellen, al dan niet met respect. Je zou er bijna vrede mee
kunnen
hebben als het zo liep: alle cycli weer rond.
Frans Mensonides
27 januari 2016
Er geweest: zaterdag 16 januari 2016
PS: ik reisde terug via Zwolle en
stapte uit de trein in
Nunspeet, voor een eenvoudige doch voedzame maaltijd in een cafetaria
annex
eetcafé tegenover het station. Anderhalf jaar geleden was ik
hier in het
toeristenseizoen in een knus, levendig dorp. Nu wilde ik het persé
terugzien in
het donker, bij een gierende wind en matige vorst, gewoon voor het
broodnodige
contrast.
De
kou is uit de lucht en deze zaterdag begint met
overvloedige zon. Maar voorbij de Moerdijkbrug, aan de overzijde van
het
Hollands Diep, heersen mist en duisternis die tot de avond niet meer
zullen wijken.
Ik ben op weg naar het derde station
waarvan ik deze maand
de nieuwe naam wil fotograferen, Eindhoven Strijp-S, v/h Eindhoven
Beukenlaan.
Dat was altijd een wat achtergebleven
NS-halte. Gelegen op
zo’n 1700 meter van het Eindhovense hoofdstation, trok het niet meer
dan 1000 in-
plus uitstappende reizigers per dag. Maar dat is de laatste jaren
opgelopen
naar 1900. De nabijheid van het ontwikkelgebied Strijp-S zal daar aan
bijgedragen hebben.
Strijp S (oorspronkelijk gespeld
zonder liggend streepje) was
eens een gigantisch bedrijvencomplex van Philips, zo’n 30 hectare
groot. Een metershoge
klok op het ‘Klokgebouw’ bij de ingang maande het personeel, ’s morgens
op tijd
te komen en ’s middags niet te vroeg weg te gaan. Anderen dan
Philips-medewerkers
hadden geen toegang tot het complex, dat in de Eindhovense volksmond
ook wel De
Verboden Stad heette.
Momenteel heeft Strijp-S
een woon- en winkelfunctie, en
zitten er bedrijven die veel minder groot en mondiaal zijn dan Philips
was en
is. Reden om bij dit station niet alleen het stationsnaambord te
fotograferen,
maar ook het achterland te gaan verkennen.
Je bereikt Eindhoven Strijp-S het
snelst door met de IC door
te reizen naar station Eindhoven en daar ‘terug te steken’, zoals dat
heet. Dat
terugsteken - en dus twee maal dezelfde weg afleggen, als is het maar
1700
meter - mag niet als je een papieren kaartje hebt. Met een Weekend Vrij
maakt
het niet uit. Maar ik had dan in Eindhoven wel uit- en weer in moeten
checken,
geloof ik, wat ik vergeten ben.
Doet er niet toe. Ik stap dus uit op
station Strijp-S, wat
ik nooit gedaan heb in de 45 jaar dat het Beukenlaan heette. Het
station, in de
schaduw van Philips’ Klokgebouw, kon
het
best zonder stationsklok stellen.
Je hebt hier ongeveer een kwartierdienst. Twee stoptreinseries halteren er: Eindhoven – Tilburg Universiteit, vandaag gereden met Sprinters, en Deurne – Eindhoven – ’s Hertogenbosch – Nijmegen, vandaag met ouwe DDAR’s of nog ouwere Plan-V’s. Het station heeft vier vertreksporen. De treinen naar het noorden rijden op het viersporige baanvak Eindhoven – Boxtel al voorgesorteerd voor Tilburg en Den Bosch; in de andere richting omgekeerd vice versa.
Ik
loop de trap af en De Verboden Stad binnen. Het terrein strekt
zich uit langs de spoorbaan en de Beukenlaan, een brede verkeersader,
waar de beuken
me niet echt opvallen.
Op Strijp-S staan nieuwe hoge flats,
en worden nog nieuwere
opgetrokken. Maar ze hebben ook een aantal voormalige Philipsgebouwen
laten staan,
en opgekalefaterd. Daar zit nu van alles in: bedrijven (veel op het
terrein van
design), winkels, restaurants, theatertjes, een dansschool en er staat
een oude
autobus waar je kunt teambuilden of zo. In het midden ligt een brede
allee voor
fietsers en voetgangers.
Strijp-S lijkt nog steeds op een
bedrijventerrein, compleet
met een hoge fabrieksschoorsteen.
Maar
het is het niet meer, en dat is het aantrekkelijke ervan. Het is hier
druk met
wandelaars, Eindhovenaren die blij zijn dat De Verboden Stad niet
langer
verboden terrein is.
Eindhoven en Philips, een
twee-eenheid. Vóór de vestiging
van de gloeilampenfabriek telde de stad 5.000 inwoners; een halve eeuw
later
bijna 200.000, het aantal dat nu ook nog in de Wikipedia vermeld staat.
Ik kwam hier voor het eerst in 1969,
met moeder en broertje,
op een NS-vakantiedagtocht naar het Evoluon. Het viel me op dat
letterlijk
alles (ook het Evoluon zelf) van Philips was; bijna geen gebouw zonder
dat
logo. Behalve Philips-fabrieken had je een Philips-stadion, een
–bibliotheek en
een -gezelligheidsvereniging, als ik me goed herinner.
Het benauwde me toen als 12-jarige al, zonder dat ik kon uitleggen waarom. Je werd als Eindhovenaar indertijd geboren in een Philips-kraamkliniek en ging dood in een Philips-verpleeghuis, zo’n indruk maakte die stad. Maar je kon niet altijd je hele leven blijven werken bij de multinational. Op een gegeven moment kwam Timmer, met schedels op zijn bretellen – naar verluidt – en zijn kille saneringen.
Het Evoluon was een doe-museum, gewijd aan alle moderne
uitvindingen die ons leven de komende decennia zouden gaan bepalen. Het
begon
eigenlijk al op station Eindhoven. Boven de perrons hingen Philips-tv’s
die de bestemming
van de eerstvolgende trein aangaven. Zoiets hadden we nog nooit gezien.
Indertijd had je op de meeste stations nog stalen bestemmingsborden en
handbediende klokken, waarvan alleen de stationschef de wijzers mocht
beroeren.
In Vershal het Veem is een
fototentoonstelling op de 9e
etage. Maar ik durf er ineens niet naar binnen en de lift te nemen.
Daarvoor
lijkt het gebouw te veel op de oude Meelfabriek in Leiden. Daar heb ik
laatst
alleen de onderste helft gezien van een tentoonstelling. in die fabriek
met
steile trappen, luiken in de vloer die hopelijk goed dichtzaten, en
gapende
diepten met gammele hekjes ervoor, durfde ik niet hoger te klimmen dan
de 3e
verdieping.
Die tentoonstelling heette Global
Imaginations en ging over
globalisering, waar we geloof ik tegen moesten zijn, en waar
kunstenaars
allerlei kunstwerken tegen gemaakt hadden. Wat ik ervan gezien heb, was
allemaal heel vaag, onsamenhangend en duister. Op Twitter zag ik alleen
maar
superlatieven, maar ik heb nog nooit zo’n waardeloze tentoonstelling
gezien, en
ook nog nooit zo’n afgrijselijke tentoonstellingslocatie.
Ik ben benieuwd of het na meer dan 25 jaar leegstand ooit nog wat wordt met die Leidse Meelfabriek. Hier in Eindhoven kun je zien wat je nog kunt maken van zo’n oud industrieel complex; studiereisje, misschien, vanuit de Sleutelstad?
In de begintijd van mijn website heb
ik de stadsbusdienst
van Eindhoven een paar keer belicht. In 1997 vond ik die nogal
minnetjes voor
een toch behoorlijk grote stad. Ik reisde twee middagen rond door de
Lichtstad;
twee middagen die mijn geheugen me nog maar moeizaam voor ogen kan
toveren als ik dat stukje herlees.
Het leek wel of de Eindhovense
magistraten me gehoord
hadden. In 2000 lanceerden zij grote plannen voor het OV in en om die
stad.
Mijn artikel uit dat jaar was vol voorpret over HOV-banen en
de Phileas. De
laatste was een innovatieve, door Eindhovense bedrijven ontwikkelde
wonderbus,
die geen bus meer genoemd mocht worden, maar een ‘bandentram’ moest
heten.
De Phileas kon rijden zonder stuur en
zelfs zonder chauffeur
– al zat er wel degelijk een stuurwiel in dat door een eveneens
aanwezige
bestuurder omklemd werd. Die bus reed - althans dat was de opzet - vanzelf over de busbaan en
stopte ook
automatisch bij de halte, waarbij hij nauw aansloot op het halteperron,
door
middel van een ‘krabbengang’, met dwarse wielen of zo. Verder had hij
een
hybride motor die zowel op LPG als elektriciteit kon draaien, een
vliegwiel om
remenergie terug te winnen en meer van dat soort 21e-eeuwse snufjes.
Er werd een geavanceerde busbaan
aangelegd, met een
geleidingssysteem, van station Eindhoven naar Eindhoven Airport en naar
de
grote randgemeente Veldhoven. Dat was project HOV-1. Bij het slagen van
dit
project zouden er nog 2 à 3 andere HOV-banen volgen. HOV: Hoop op
Vooruitgang,
nietwaar?
In 2005/2006 berichte ik opnieuw over
de Phileas,
maar die stukjes
waren gewijd aan een enorme kater, met het formaat van een
sabeltandtijger. De
Phileas was een gigantische flop. De geleiding over de busbaan werkte
niet, die
krabbenwielen evenmin en de hybride aandrijving deed het ook al niet.
Wat is er
dan nog overgebleven van die bijzondere ‘bandentram’? Niet meer dan een
doodordinaire gelede bus, waarvan de ontwikkeling honderden miljoenen
euro’s gekost
heeft. Maar wel met een heel apart design; dat moet gezegd.
Wonderlijk genoeg heeft men van deze
on-bussen nog wel een
hele vloot weten te slijten aan de Noord-Franse stad Douai en aan het
Turkse Istanbul;
steden, waar men het Eindhovens Dagblad niet spelde. In de laatste stad
staan
ze bekend om een paar bijzondere rijeigenschappen. Heuvelaf bleken ze
veel
gemakkelijker te rijden dan heuvelop. En ze hebben de onhebbelijkheid,
van tijd
tot tijd pardoes door hun assen te zakken.
Diepe, diepe schaamte had de
technologie- en innovatiestad
Eindhoven gepast voor deze zeperd. Het was het beste geweest, die
bussen door
de EOD op een terrein buiten de bebouwde kom op een gecontroleerde
manier tot
ontploffing te laten brengen. Dat is niet gebeurd; die ondingen rijden
anno
2016 nog steeds heen en weer op die ene HOV-baan die in al die tijd in
aangelegd.
Die vrije busbaan is verlegd naar
Strijp-S, zie ik vanmiddag;
in de begintijd voerde hij over de Glaslaan. Op die baan rijden nu
Phileassen
en gewone bussen naar de luchthaven en naar verschillende wijken in
Veldhoven;
14 stuks per uur per richting doordeweeks. Helemaal geen slecht OV,
feitelijk,
maar wel met bandenbussen, in plaats van met bandentrams.
De aanleg van een HOV-net stagneerde
door die Phileas-flop,
hoewel je ook best normale, niet-innovatieve bussen kunt laten rijden
op zo’n
baan.
Maar nu is er dan toch eindelijk een
HOV-2 in wording. Die
had oorspronkelijk zullen lopen van de High Tech Campus in het zuiden
van
Eindhoven, via centrum, station naar Winkelcentrum Woensel in het
noorden van
de stad, en daarna afbuigen naar Nuenen. Maar
dat is nu teruggebracht tot het traject
Eindhoven Station – Nuenen. In dat dorp schilderde Vincent van Gogh
trouwens ‘De
aardappeleters.’
Wat heeft dat laatste nu met OV te
maken? Niets. Maar in dat
stukje van 1997 beloofde ik, snel nog eens terug te keren naar Nuenen
voor een
Vincent van Gogh-wandeling. Dat heb ik tot dusverre nooit gedaan, maar
als die
HOV-baan af is, doe ik het alsnog. In de loop van 2017 zou dat het
geval moeten
zijn.
Er gaat van Strijp-S ook een bus naar Oerle, een aardig klinkende bestemming. Maar ik had eigenlijk iets anders op mijn programma, een curiosum, buslijn 8 naar Acht, dus die ga ik nu doen.
Hier dan het stukje uit 2017. De
Phileassen zijn dan vervangen door bussen die echt op elektriciteit
rijden. > > > > >
lijn 8 rijdt niet alleen naar Acht,
maar beschrijft daar bovendien
een min of meer achtvormige route. Dat dan alleen in de spits, als hij
bedrijventerrein Kapelbeemd meeneemt op zijn weg. Buiten de spits rijdt de bus alleen een
rondje door het dorp.
Acht was ooit een kerkdorp bij
Eindhoven en tegenwoordig een
buitenwijk van die stad. De bus met het gelijknamige nummer neemt de
Boschweg
door vooroorlogse wijken. We komen daarbij weer aardig in de buurt van
station
Eindhoven Strijp-S, maar dan aan de andere kant dan daarnet.
De halte Philips Nederland wordt
aangekondigd. Daar moet ik wel
om lachen; bijna alles is hier toch nog steeds Philips? Vervolgens
rijden we
een stukje langs een bos en slaan daarna af richting Acht.
Ik stap uit op een pleintje bij de
kerk. ‘Waarom is het hier
toch zo druk met auto’s?’, vraagt een jongeman met een Brabants accent,
‘Ze
staan zelfs op het gras en op de stoep’. Ja, ik zie het. Ik antwoord
dat ik
geen idee heb, maar dat er hopelijk iets leuks valt te beleven.
Ik moet hier tenslotte een halfuur of
een veelvoud daarvan
doorbrengen. Even vrees ik voor een carnavalsoptocht of zoiets. Maar
dat is
niet het geval, al staat er wel een carnevalesk beeld bij de kiosk op
het
grasveld. Ik zie een zwarte auto voor de kerk. Ik neem aan dat er een
uitvaartdienst gaande is voor een prominente Achtenaar (Achter,
Achtste?) en
dat dat de grote parkeerdruk veroorzaakt heeft. ’t Is ook echt
begrafenisweer.
Er valt hier weinig te beleven; een
rustig, slaperig
villadorp. Ik loop even rond in de donkerte die vandaag overal heerst,
en neem
weer plaats bij de halte. De kerk gaat uit, de rouwenden verspreiden
zich over
het dorp; velen zwartgekleed en sommigen achter een rollator. Een klein
meisje
en haar moeder voeren brood aan de ganzen bij de kinderboerderij achter
de
abri; spannender dingen gebeuren er niet, vanmiddag in Acht.
In de verte hoor ik een IC razen. Die
viersporige spoorbaan
loopt rakelings langs het dorp. Ooit was er een station, zo halverwege
de
huidige stations Strijp-S en Best. Maar station Acht ging al 81 jaar
geleden
dicht. Niet erg vastomlijnde plannen bestaan er voor de heropening
ervan, en
dat zou dan Eindhoven Airport moeten gaan heten, alhoewel het vliegveld
er kilometers
vandaan ligt.
Het luchthaventje is nu bereikbaar
met lijn 401 via die
HOV-baan en de Airport Shuttle, lijn 400, die net als bus 8 over de
Boschweg rijdt,
en Eindhoven NS en de Airport non-stop verbindt.
In Acht gaat dit stuk als een
nachtkaarsje uit. Gedurende de
rest van de middag fotografeer ik het Evoluon nog, dat al lang geen
technologiemuseum
meer is, en een mooie toekomst achter zich heeft.
Verder doe ik nog anderhalf
uur Van Abbe Museum en wil ik me
in de binnenstad nog even laten stichten door Schreeuwjezus.
Maar die zie ik
niet; vermoedelijk heeft zijn Vader hem een snipperdag gegeven. Wel
marcheert
er een heel lawaaiige drumband over de Markt bij de Heuvel Galerie; ja,
carnaval zit eraan te komen.
Die zaterdagavondfoto, daar moet ik
maar een goede gewoonte
van maken, zolang we nog in de donkere helft van het jaar zitten. Deze
keer maak
in hem in Geldrop, dat op maar op 5 minuten treinen van Eindhoven ligt.
Ik ben
er desondanks nog nooit eerder geweest, of misschien daarom juist.
Frans Mensonides
3 februari 2016
Er geweest: zaterdag 23 januari 2016
Oud en nieuw Amersfoort in de regen
Wedden, dat je dacht dat Flehite
Engels was, uitgesproken: ‘flie-hait’?
Maar nee, het is gewoon Nederlands, zij het Oud-. Flehite, Flethite of
Fledite
was de Oudnederlandse benaming voor de streek in een zeer wijde cirkel
rond wat
nu Amersfoort heet, inclusief het Gooi en de Utrechtse Heuvelrug. Land
van de
vele waterlopen, zoiets betekent het.
Op deze laatste van vijf
januari-zaterdagen heeft het
weerbericht beloofd dat het in de loop van de middag eindelijk droog
gaat worden.
In afwachting daarvan ben ik onder drenzerige motregen Museum
Flehite in de
binnenstad binnengelopen. In mijn vorige incarnatie (waarmee ik bedoel:
de tijd
vóór 1996, toen ik nog geen website had) ben ik er ook eens geweest.
Het was
toen zo’n typische oudheidskamer, met de bekende mammoet-kiezen,
vuistbijlen, gebruiksvoorwerpen
uit vergangen eeuwen en vergeelde informatieborden met ouderwetse
letters,
zoiets herinner ik me.
Ik kick altijd helemaal op dat soort
musea, waar ze alles tentoonstellen
wat er oud genoeg voor is. Flehite is aan het eind van de jaren 00
grondig
gerenoveerd. Maar gelukkig niet zodanig dat het oudheidskamerkarakter
geheel
verloren is gegaan. De oude dingen staan nu alleen in moderne vitrines.
Wel nieuw is de digitale,
interactieve maquette van
Amersfoort. Als je een stukje stad aanraakt op de kaart, wordt er een
video
gestart met nadere informatie.
Ik zie er ook de
schilderijententoonstelling ‘Cobra tot Zero’. Als je daar nog
heen had
gewild, ben je nu helaas te laat. De sluitingsdatum is voorbij als je
deze
woorden leest. Ikzelf was er niet naar op zoek en zou er geen treinreis
voor over
gehad hebben, speciaal om hem te zien. Ik vind Cobra-kunst niet om aan
te
gluren, en loop er maar snel en oppervlakkig kijkend aan voorbij.
Waarbij dezelfde gedachte bij me
opkomt die ik daarnet had
toen ik bij de Bruna in de stationshal een plensbui over liet
trekken, en uit verveling
stond te lezen in een bundel columns van Youp van ‘t Hek. Die
gedachte
luidde: dat kan IK ook, en dan vermoedelijk nog beter ook.
Dat is natuurlijk grove grootspraak.
Tenminste als het om
Cobra gaat; ik kan geen kwast vasthouden. In het geval van Van ’t Hek
is het wel
waar, denk ik.
Museum Flehite, van achteren en van
voren, gevestigd in een muurhuis.
Het is nu min of meer droog en ik ga Amersfoort bewandelen,
dat net als Museum Flehite een aangename mengelmoes biedt van oud en
modern.
Als je bent uitgekeken op de laatmiddeleeuwse muurhuizen, vind je een
aardig
contrast in het nieuwe stuk stad, het winkel- en uitgaanskwartier
achter het
station en achter de Koppelpoort. Vroeger stonden hier
mengvoederfabrieken, als
ik me goed herinner.
Maar op de foto komt Amersfoort deze
duistere middag niet
goed uit de verf. Het is vanmiddag: lopen door het water, in het land
van de
vele waterlopen.
Dan nog maar een stadsbus genomen, op de bonnefooi. Het
stadsnet van Amersfoort telt 7 lijnen, genummerd 1, 2, 3, 4, 5, 6, en
8. Ik pak
gewoon de eerste die zich aandient. Maar op het stationsplein staat net
toevallig geen een bus gereed als ik kom aanlopen.
Voor de winkel- en horecagalerij
loopt een magere, tengere,
enigszins kromgebogen jongeman heen en weer, met een sterk geurende
sigaret
tussen de lippen. Hij denkt hardop en slaat, lijzig pratend, wartaal
uit.
‘Of je een handmaaier gaat redupliceren, weet je wel’, zegt hij, ‘Alsof
er een
dokter onder je… een dokter, in ieder geval een dokter, hèh hèh hèh.
Alsof je
zo’n filmpje op JuTuup; hij kan ook heel goed een gangster spelen.’
De man laat een kakellachje horen.
Hij draagt een plaatwerk van
M.C. Escher onder de arm. In een Escheriaans universum leeft hij, in
een wereld
waarin je niet weet wat onder of boven en voor of achter is.
Nu steekt hij zijn hoofd om de deur
van de Etos en zegt met
nadruk tegen het winkelpersoneel: ‘Dat je gewoon meegaat met de
hoofdstroom,
weetjewel; dat je gewoon overal onbeperkt dinges hep! ‘ Binnen wordt
gelachen.
Lijn 5 verschijnt. Ik loop op de bus
af, en hoor de
verknipteling nog zeggen: ‘Als ze nou straks gaan omroepen van: “De
Aldi-expres
hep 7 minuten vertraging…”
Lijn 5 is één van de twee lijnen die
echt door het centrum
rijden. De rest houdt de ringweg aan. In het stadshart stappen er maar
weinig
mensen in. De route van de bus voert over smalle hobbelstraatjes. Bij
een
plantsoen bij een oud stuk stadsmuur klimmen nog een paar reizigers aan
boord.
Waarom heb ik uitgerekend Amersfoort
uitgekozen als slotakkoord
van deze stadsdiensten-special? In 2002 schreef ik al eens een
stukje over de
bussen in deze stad. Mijn
oordeel pakte
niet gunstig uit. De Amersfoortse stadsbussen waren
vies, oud, langzaam,
laagfrequent en ook heel impopulair, te oordelen naar het geringe
aantal
reizigers.
Toch haalden ze een
pracht-rapportcijfer in de ‘klantenbarometer’ die
toen pas was ingevoerd, en gebaseerd was op enquêtes onder
OV-reizigers. De
weinige klanten die de stadsbus van Amersfoort nog trok, waren allemaal
blij
dat hij er nog was, anders hadden ze moeten lopen. Prima OV-systemen
daarentegen, met hoge snelheid en frequentie, behaalden maar een heel
magere
score. De meeste passagiers daarvan zijn keuzereizigers, die ook een
auto
hebben, en daarom extra kritisch zijn over het OV, en lagere cijfers
geven.
Kwaliteitscijfers in het OV heb ik na
het schrijven van dat
stukje nooit meer serieus genomen. Maar wat is er sinds 2002
allemaal gebeurd in
Amersfoort, dat het toch nog wat geworden is met de stadsbus? De
Connexxion-bussen zijn nu nieuw, en geen afdankertjes meer. Ze rijden
nu om het
kwartier tegen toen om het half uur, en in de spits zelfs om de 10
minuten, zag
ik daarnet op de vertrekstaten bij het busstation. Als de
klantenbarometer
nog bestaat, zullen ze daarin wel gekelderd zijn.
Dit ritje heb ik vaker gemaakt. We
volgen een zigzagroute
door een moderne buitenwijk, en die komt me bekend voor. Ja, in 2006
was dat,
toen station
Vathorst net geopend was. We rijden naar de wijk van die
naam,
waar ik bovendien
in de zomer van 2012 nog een stuk gelopen heb, zonder een bus
te nemen. Het viel me toen op dat de bus alleen over de ringweg reed,
en dat je
vanuit het binnengebied van
de wijk soms
wel een klein
kwartier moest lopen naar een
halte.
Ik moet ook dat verhaal eens herlezen
over de
HOV-baan naar
de avant-gardewijk Kattenbroek en dit Vathorst. Die busbaan
ging niet door, doordat
de gemeente haar oren liet hangen naar een groepje NIMBY-schreeuwers.
Via die busbaan zou je in 15, 20 minuten van het station naar Vathorst
kunnen rijden.
Nu duurt een rit bijna een half uur; niet erg aantrekkelijk.
In Vathorst vormt de bus geen serieus
alternatief voor de
auto. Er staan dan ook heel wat benzinedrinkers geparkeerd voor de
rijtjeshuizen. Je kunt in Vathorst van noord naar zuid en van oost naar
west
wel over de autodaken heenlopen, zonder één voet aan de grond te hoeven
zetten.
Aan de andere kant, waarom zou je
hier wegwillen als zo’n
wijk alles heeft wat een stad een stad maakt: een winkelhart, een
theater, een
bibliotheek, een ‘college’ (waarmee tegenwoordig een middelbare school
bedoeld
wordt)?
Bij station Vathorst gaat bus 5 verder als lijn 3 en
omgekeerd. Ik pak bus 3 terug naar station Amersfoort sec. Alle
rotondes in
Vathorst zijn genummerd, zodat je ook zonder Tim Tom je weg kunt
vinden.
‘Gebeurt er hier nou nog eens wat?’ Dat vraag IK niet, die tekst staat
op een
groot bord bij een stuk braakliggend land.
Nu rijden we Nieuwland binnen, in het
noorden van de stad.
Daarna gaat het over een randweg vrijwel non-stop weer op het station
aan,
helemaal buiten de stad om, langs boerderijen. De slinger van station
naar
station met lijn 5 plus lijn 3 meet maar liefst 22 km en wordt afgelegd
in een
klein uur. Niet eens een slecht gemiddelde voor een stadsbus, maar dat
hij bij Vathorsters
niet populair is, kan ik me ook wel voorstellen. Dat verre overzeese
gebiedsdeel van Amersfoort is gewoon een pure autowijk, en anders niet.
Lunteren
Ik neem de Valleilijn
(Amersfoort – Ede-Wageningen) nog
maar een keertje. In de eerste plaats om de avondfoto van deze week te
schieten
in Lunteren. Met mijn rare gevoel voor romantiek ontleen ik er iets aan
om ’s
winters na zonderondergang bij motregen door toeristendorpen
te dwalen; raar
trekje, misschien.
Maar ik pak die lijn ook omdat er
gedoe over is. Gedoe
betekent in OV-land meestal: projecten tot verbetering van de
kwaliteit, die
niet veel mogen kosten en altijd protesten opleveren van NIMBY-denkers.
Zo ook deze keer. De lijn kent twee
hardnekkige problemen:
slechte aansluitingen bij Ede-Wageningen op de IC’s naar Arnhem, en te
veel
reizigers in de ochtendspits. Dat laatste is vooral het geval op het
traject
Ede-Wageningen – Barneveld–Zuid, waar de treinen
maar om het halfuur rijden,
en niet om het kwartier, zoals op de rest van de lijn.
De provincie heeft nu drie nieuwe
Protossen in bestelling om
het capaciteitsgebrek op te vangen; die treinen stromen in in 2018.
Maar er
komen ook wat aanpassingen in de infrastructuur. Op het traject
Barneveld Noord
–Barneveld Centrum gaat de rijsnelheid omhoog van 60 naar 80 km/uur. En
op het
rechte stuk tussen Barneveld Zuid en de buurtschap Meulunteren gaat het
straks
echt snel. Het tempo wordt opgekrikt van
80 naar 130 km/uur.
Meulunteren, daar stopt de trein
niet. Maar voorbij dat punt
begint het kronkelige stuk van de Valleilijn, waar hoge snelheden so
wie so
niet mogelijk zijn.
Barnevelders die geluidsoverlast
vrezen, lopen te hoop tegen
die twee versnellingen. Die maatregelen leveren elk hooguit één minuut
tijdwinst op en
zijn alleen bedoeld om de uitvoering van de dienstregeling wat
betrouwbaarder
te maken. Kwartierdienst wordt er niet door mogelijk. Daarvoor is meer
nodig,
en vooral meer geld: stukken dubbelspoor, een tweede perron op station Ede
Centrum.
Verbetering van de aansluiting naar
Arnhem zit er helemaal
niet in, want daarmee verknal je die in Amersfoort. Je kunt ook de
Valleilijntreinen zelf laten doorrijden als stoptrein naar Arnhem. Maar
daar
voelt NS niet zoveel voor en dan rijden ze bovendien de ICE in de
wielen.
Kortom: grote problemen voor een lijntje dat bijna aan zijn eigen
succes ten
onder dreigt te gaan.
Daarmee is deze reeks weer
teruggekeerd bij de
trein. In de
februari-aflevering alleen maar treinverhalen en geen bus-; dat beloof
ik alle railhobbyisten - die al lang afgehaakt zijn op deze pagina.
Frans Mensonides
10 februari 2016
Er geweest: zaterdag 30 januari 2016
Lunteren;
sfeervolle foto, toch?
© Frans Mensonides, Leiden, 2016