Als je mij dan vraagt: "Is dat afgezaagd?"
Zeg ik 'ja', maar ik zaag toch nog even door
Ach... wat moet ik nou, want ik hou van jou
En daar heb ik doodgewoon geen woorden voor
Ik heb alleen maar het vertrouwde 'schat ik hou van jou'
Het 'hartedief', 'ik heb je lief' en het oude 'blijf me trouw'
Ik vind het zelf ook wel erg primitief
Maar waarom ben je dan ook zo lief?
Volledige tekst: staat hier
Stukje luisteren? klik op de zwart-witradio
Als je mij nou vraagt, is dat afgezaagd, zo’n Eurovisie songfestival, dan moet ik toch eigenlijk volmondig ‘ja’ zeggen. Afgelopen voorjaar heb ik daarom met volle teugen genoten van het zotste songfestival uit de geschiedenis van ruim een halve eeuw. Het kreeg een passende winnaar, in de vorm van de Finse hardrockgroep Lordi, enkele als afzichtelijke monsters uitgedoste heren die als voornaamste autobiografisch feit vermeldden dat zij afkomstig waren uit de hel. In het Engels, natuurlijk. Ik weet niet hoe de lezer erover denkt, maar als ik zoiets zie, koester ik geen diepgaande nostalgie naar van die wereldvreemd kijkende Finse jongelieden en jongejuffrouwen, die in hun ondoorgrondelijke, klinkerrijke taal vage liedjes zongen over mensen en verliefdheden in hun dunbevolkte land, en daarmee steevast eindigden in het rechterrijtje.
Er waren een paar rare dingen voorafgegaan aan de uitverkiezing van die monsters. Die hysterische IJslandse, die al haar mededeelneemsters voor rotte vis uitmaakte, en ons bij voorbaat uitnodigde voor het songfestival van 2007, dat ongetwijfeld in Reykjavik zou plaatsvinden – het mocht niet zo wezen. De inzending uit Litouwen, die ook al het songfestival zelf tot onderwerp had. Zij zouden het gaan winnen, toeterden ze via megafoons de zaal in. Diverse andere inzendingen, die meer met gekte en show te maken hadden dan met muziek. Een brooddronken Paul de Leeuw die de Nederlandse stemmen vuilbekkend de ether in slingerde.
Raar: heel Europa en omstreken sprak de maandag daarop schande van de uitverkiezing van die Finse duivels, maar uiteindelijk hadden die lui wel de meeste stemmen vergaard, door diezelfde Europeanen doorgeSMSt. En wat is er mis mee? Eindelijk was de winnaar eens niet zo’n Balkanstaat, in het zadel geholpen door de vele buurlanden waarmee men tien jaar geleden nog oorlog voerde.
Die parodie op een halve eeuw songfestival ging er bij mij wel in, maar het zou een goed ding zijn om ons Europabreed te bezinnen op de toekomst van het festival; een grap is tenslotte maar één keer leuk. Ofwel je maakt er een retro-gebeuren van: aardige jongens en meisjes die ingetogen liedjes zingen in hun moers taal, zoals in tijden van weleer, ofwel je schaft die hele hap af, liefst tegelijk met die andere euroshow: de EU.
Luister naar Wat een geluk van de onlangs overleden Neder-Duitse televisiepersoonlijkheid Rudi Carrell (Rudolf Wijbrand Kesselaar, 1934-2006) en je voelt wat ik bedoel. Het was onze inzending voor het songfestival van 1960, en Nederland dacht er een sterkte troef mee in handen te hebben, waarmee we opnieuw hoge ogen zouden gooien – zo zullen de muziekjournalisten het vast wel geclicheerd hebben in de kranten. In 1959 had onze Teddy Scholten het festival gewonnen met Een beetje, en met de in eigen land hyper-populaire Carrell zouden we vast opnieuw eindigen in de top.
Wat een geluk is een vrolijk, jazzy niemendalletje over iemand die verliefd is (het onderwerp van 83% van de songfestivalliedjes door de jaren heen, schat ik) en daardoor alles in de wereld heel erg mooi vind; dat schijnt er een bijverschijnsel van te zijn. Carrell zingt het nummer met een zorgvuldige, beschaafde uitspraak, in keurig Nederlands, zoals dat toen hoorde. In de begeleiding is blazerswerk te horen, eveneens op beschaafd geluidsniveau, en een soort honky-tonk pianootje. Het had nog helemaal niets van de beatmuziek die me vijf jaar later aan de transistorradio zou kluisteren.
Toch zal ik anno 1960 als kleutertje vast wel eens meegezongen hebben met Wat een geluk; ik herinner me het nummer nog uit de tijd zelf. Het schalde regelmatig uit de radio, zo’n gevaarte met lampen en met een gifgroen afstemoog, dat door mijn vader altijd werd aangezet zodra hij was thuisgekomen.
Het nummer bereikte de negende plek in de maandelijkse hitlijst die toen werd samengesteld door het muziekblad Muziek Expres, een lijst die in het voorjaar van 1960 werd aangevoerd door Oh Carol van Neil Sedaka. Maar de vakjury die het toen voor het zeggen had op het festival, viel niet op de knieën voor onze TV-ster. Carrell werd voorlaatste, met slechts twee stemmen – nee, niet van Duitsland, maar van Italië en België.
Carrell zat niet in het minst met zijn nederlaag, en maakte er grapjes over in zijn volgende TV-show. Die shows waren mateloos populair. Carrell begon ermee in de midden-steentijd van de TV, in 1959, toen nog slechts in een minderheid van de huiskamers zo’n glazen oog te bewonderen was. Carrell blikte de huiskamer in als een guitige boy next door, en leek wel persoonlijk bij je op visite te zijn.
Het televisiegevoel van de jaren 60. Voor bepaalde programma’s bleef men thuis, of ging juist op bezoek bij iemand die al zo’n apparaat in de huiskamer had staan. Carrell op TV betekende: zaterdagavond mogen opblijven. Veel gememoreerd en herhaald is de show waarmee hij in 1964 de zilveren roos won op het TV-festival van Montreux. Hij zat op een onbewoond eiland met een gedresseerde chimpansee en met de beeldschone zangeres Esther Ofarim.
Deze show luidde zijn teloorgang in voor het vaderland. Duitsland kreeg belangstelling voor die vrolijke westerbuur, en kocht hem op. Het Top-40 Hitdossier vermeldt verder nog slechts één nummer van Carrell, dat begin 1976 bleef hangen in de tipparade: Samen een straatje om, een melancholisch liedje over het uitlaten van een hond. Zijn meest bekende song, Een muis in een molen in mooi Amsterdam, uit 1964, staat niet in de hitboeken; de single flopte.
Rydi Carrell overleed eerder deze maand in zijn nieuwe vaderland, Duitsland. En nu is Syd Barrett van Pink Floyd ook al dood. Die doen we de volgende keer.
Deel 61: Do the Strand / Roxy Music (1973)
Deel 60: Thick as a Brick pts. 1 & 2 / Jethro Tull (1972)
Deel 59: Everything counts / Depeche Mode (1983)
Deel 58: Air / Ekseption (1969)
Deel 57: All the Young Dudes / Mott The Hoople (1973) tevens: Top-2000-special
Deel 56: Een fijne dag / Drs. P (1973)
Deel 55: Matthew and Son / Cat Stevens (1967)
Deel 54: The Worker / Fischer-Z (1979)
Deel 53: Atlantis / Donovan (1968/1969)
Deel 52: Proud Mary / Creedence Clearwater revival (1969)
Deel 51: The Eve of the War / Jeff Wayne (1978)
Deel 50: Daddy Cool / Boney M (1976)
Deel 49: Spirit in the sky / Norman Greenbaum (1970)
Deel 48: Monkey on Your Back / Outsiders (1967)
Soundbites nrs 1 t/m 47 in het archief van REFLEXXIONZZ!
© Frans Mensonides, Leiden, 2006