Begin augustus genoot ik van
een welverdiende vakantie, om
uit te rusten van de vermoeienissen van een jaar lang thuiswerken op de
divan.
Daardoor kon ik, behalve op zaterdag, ook door de week nog eens een
keertje weg,
om een Keuzedag op te maken, waarvan ik er nog 5 had staan. Ze zijn
tegenwoordig
een jaar geldig.
De treinen, bussen, straten,
parken, steden
en hele
provincies in dit land waren deze maand verlaten. Onze landgenoten
waren op een
langverbeide verkansie in het buitenland, in al dan niet geelgekleurde
landen
op de kaart. Voor mij, als overnachter in het B&B van
mijn eigen woning, zaten
er nog wat dagtochtjes in, bij sterk jojoënde besmettingscijfers.
Zaterdag 31 juli, dag één van
mijn vakantie, besloot ik na
een regenachtige ochtend, ‘s middags om half vier bij impuls om toch
nog met
het OV op pad te gaan, helemaal naar Rotterdam. Daar zag ik dat de vernieuwingsbeurt van
Station Alexander nu
helemaal voltooid is, en dat station Rotterdam Noord er wel een zou
kunnen
gebruiken.
Maandag 2 augustus nam ik mijn
eerste Keuzedag op sinds 24 december
2019. Ik bezocht in Nijmegen een tentoonstelling
over de pest (waarom niet?), en
deed onderweg de comfortRRReis-buslijn Ede – Wageningen.
De zaterdag daarop liep ik in
Arnhem naar Moscowa, waar de
meeste Arnhemmers eindigen, en pakte ik daar opnieuw de Rrreis-bus, die
naar
Apeldoorn. Weer een paar dagen later fietste ik onder Roosendaal even
de grens over; toch nog een soort buitenlandreis.
Daarmee zat de vakantie erop, maar resteerden in augustus nog een paar
zaterdagen, waarop ik me ook wel vermaakt heb.
Alexander
af - Rotterdam Noord:
verflenste zakelijkheid - Hillegersberg,
uit het schort van Hillegonda - Eerste
klas ervaringen - De
hoekjes van Nijmegen - Sonsbeek,
Zijpendaal en Moscowa
Op de laatste zaterdag van juli
verlaat ik zoals gezegd om
15:30 de woning om naar station De Vink te lopen. Onderweg ga ik dan
wel eens
bedenken waar ik nog heen wil met de trein, op dit vrij late tijdstip.
Och, ik
kon wel even een haring gaan eten in de Markthal van Rotterdam. Elke
reden om
op pad te gaan is een goede, zeker nadat we zo lang thuis hebben moeten
blijven.
Onderweg naar de Maasstad besluit ik,
eerst te gaan kijken
of station Rotterdam Alexander nu echt helemaal af is. Die haring kan
wachten.
Begin juli 2020 werd het vernieuwde
station geopend. Maar
toen ik er later die maand kwam kijken, bleek het piece
de resistance
ervan nog niet voltooid: een veilige looproute van het treinenperron
naar dat
van de metro.
Tussen Rotterdam Centraal en
Alexander maakt de trein een
wijde slinger langs onder meer een diergaarde, volkstuinen en een
autosloperij.
En langs station Rotterdam Noord, waarover straks meer.
Station Alexander is nu echt af. Ik
zag die loopbrug vorig
jaar in aanbouw, en bekeek de artist impressions. Maar ik kan me zoiets
pas
voorstellen als ik er zelf gelopen heb. Het blijkt nu dat die veilige
looproute
alleen bruikbaar is voor wie uit de trein stapt uit de richting Gouda
en met
metrolijnen A en C verder wil naar het centrum van Rotterdam.
Dat is de meest gebruikte overstap.
Je loopt nu vanaf het
perron via een loopbrug over de sporen van de metro heen (linksboven en
rechtsonder op de foto). Op de terugweg kun je vanuit de metro zó de
stationshal binnen stappen, zonder het metrospoor te kruisen.
Als je vanuit de trein uit Rotterdam
wil overstappen op de
metro, moet je toch die gevaarlijke oversteek maken over de
metrosporen. Maar
dat ligt niet erg voor de hand; ach nee, als je vanuit het centrum in
Ommoord
of Nesselande wilt wezen, pak je meteen de metro wel.
Ik snap, net als vorig jaar, niet dat
ik de fiets niet
genomen heb. Bijzonder: durf ik voor het eerst na de
dansen-met-Janssen-golf en
mijn 2e prik weer eens met de trein te reizen, en ga ik ergens heen
waar ik ook
op de fiets had kunnen komen.
Op station Alexander krijg ik alweer
een nieuw idee voor het
vervolg van deze middag. Ik ga op Rotterdam Noord mijn bucketlist van
nog nooit
eerder bezochte stations weer eens korter maken.
Rotterdam Noord is het enige station
tussen Rotterdam
Centraal en Alexander. Het ziet twee keer per uur de sprinters
Rotterdam – Gouda
- Woerden - Breukelen - Amsterdam Centraal - Uitgeest stoppen. In de
spits
wordt deze serie twee keer per uur aangevuld met de sprinter Rotterdam
– Gouda
Goverwelle; elk kwartier dus een sprinter tot Goverwelle.
Rotterdam Noord is een beetje
ondergeschoven station. Het ligt
wat verscholen, achter een grauw betonnen viaduct waarover auto’s
denderen, de
A20.
De reizigers lijken het ook niet te
kunnen vinden. Met 2400
in- plus uitstappers per werkdag in pre-corona-tijden zinkt het
helemaal in het
niet bij de 5 andere spoorwegstations in Rotterdam. In tegenstelling
tot die
stations is er bij Noord door de jaren heen ook geen noemenswaardige
stijging
te constateren.
Rotterdam Noord is een creatie van dé
stationsarchitect
Sybold van Ravesteyn. Met zijn hoekige uiterlijk en elementaire kleuren
is het station
een puntgaaf voorbeeld van de bouwstijl Nieuwe Zakelijkheid.
Het station werd in 1953 in gebruik
genomen tegelijk met het
nieuwe spoortraject Gouda – Rotterdam CS, dat gedeeltelijk gebruik
maakt van de
oude Ceintuurbaan. Hoe zat dat ook alweer met die Ceintuurbaan?
Gelukkig kan ik
het nalezen in Beminde zaterdag; in 2016 schreef ik erover in Nieuwerkerk
aan
den IJssel. De laan aan de noordzijde van het spoor heet nog
steeds
Ceintuurbaan.
Het stationsgebouw moet ooit een
plaatskaartenloket gehad
hebben. Tegenwoordig zit er een café in.
Wat zal ik er nog meer over zeggen?
Op die bucketlist van
mij blijven als een bezinksel dit soort buitenwijk- en
voorstadstationnetjes
staan, naast wat buitenplaatsen in de buitengewesten. De bijgewerkte
lijst van
stations waar ik nooit ben in- of uitgestapt:
Warffum, Usquert, Uithuizermeeden,
Loppersum, Veenwouden,
Dronrijp, Sneek Noord, Koudum-Molkwerum, Almelo de Riet, Hengelo Oost,
Hemmen-Dodewaard, Nijmegen Heyendaal, Veenendaal West, Hollandse
Rading,
Diemen, Heemskerk, Krommenie-Assendelft, Den Helder Zuid, Dordrecht
Zuid, ’s
Hertogenbosch Oost, Helmond Brouwhuis, Geleen Oost, Hoensbroek en
Eygelshoven
Markt.
Langs de Rotte
Nu zou ik in pakweg 3 kwartier tijd
door de binnenstad naar de
Markthal kunnen lopen voor die haring. Maar eigenlijk lokken de plassen
aan de
andere kant van het station me meer: de Bergse Voorplas en de Bergse
Achterplas,
gescheiden door een landtong waarover de Straatweg loopt. Een pracht
van een
zomeravond is dit geworden, ideaal weer om langs een oever te wandelen.
Ik ga een
stuk langs de Rotte lopen en daarna de Achterplas ronden.
Dit landelijke stuk Rotterdam heet
Hillegersberg. Het was
eens een zelfstandig dorp met een eigen gemeentehuis, maar werd in 1941
geannexeerd door de grote buurman Rotterdam.
Hillegersberg is ouder dan Rotterdam
zelf, en stamt uit een
tijd dat de jaartallen nog met 3 cijfers geschreven werden. Oud genoeg
zelfs
voor een heuse ontstaanslegende.
De reuzin Hillegonda was volgens dat
verhaal op pad van de
Veluwe naar de kust met een schort vol zand, bedoeld voor de
kustverdediging.
Maar ter hoogte van waar nu Hillegersberg ligt, scheurde het schort en
belandde
het zand op de grond.
Dat werd de heuvel waarop de kerk van
Hillegersberg zou
komen te staan. Hillegonda schreide hete tranen om het ongeval, en die
staan nu
nog op de kaart als die twee Bergse plassen. De reuzin met haar
gescheurde
schort sierde het wapen van de gemeente, en de scene is vereeuwigd in
een
standbeeld aan de Bergse Dorpsstraat, de voornaamste winkelstraat van
Hillegersberg.
Een mooi verhaal, maar geologen
denken er toch net iets
anders over. De heuvel is een donk, een duin uit de ijstijd. De twee
plassen
zijn veel en veel later ontstaan, en wel door mensenhand: turfsteken in
de 17e
en 18e eeuw.
Klik voor een grotere weergave
Vrijwel meteen na het station stuit
ik op de v/m herberg In
den Baars uit 1840 (linksboven op de foto). Daar maak ik ook de 2
foto’s
daarnaast, in een straatje waar het ruikt naar teer, naar scheepvaart,
zij het
dan niet die over het zilte nat, maar het zoete. De Prinsenmolen
dateert uit
1648 en dus uit de tijd dat de 2 plassen ontstonden. Deze watermolen is
nu
woonhuis en onderhevig aan een opknapbeurt.
‘Auw, auw, auw!’, hoor ik gillen. Een
passerende fietsster
is gestoken door een wesp.
Linksonder op de foto de Boterdorpse
Verlaat, een sluisje
uit de 18e eeuw. Ook op de onderste rij, 2e van rechts, het v/m
raadhuis aan de
C.N.A. Looslaan.
C.N.A. (Nelis) Loos was de eigenaar
van het indertijd
vermaarde café-restaurant Loos in station Rotterdam Hofplein
en van het nog
steeds vermaarde attractiepark voor de kleintjes: Plaswijck, rond de
Bergse Voorplas.
Een even bekende figuur uit de
geschiedenis van Hillegersberg
- maar dan hooguit onder neerlandici - was de sprookspreker Willem van
Hillegaersberg (ca. 1350-ca. 1408, ook bekend onder diverse
spellingsvarianten),
die ook geëerd is met een straatnaam.
Sprooksprekers reisden stad en land
af, te voet, om tegen
betaling hun sproken voor te dragen, voor ridders in de hoge zaal en
voor boeren
op het land, net als de troubadour van Lenny Kuhr. Een sproke was geen
sprookje, maar een kort verhaal met vaak een didactische, moralistische
strekking.
Hillegersberg is een aangename
woonwijk met veel singels,
veel groen, en veel gegoede woningen uit het Interbellum. Nergens maakt
hij de
indruk, deel uit te maken van een metropool. Het enige grootstedelijke
element
is de tram van RET-lijn 4 die over de Straatweg raast en op de smalle,
drukke Bergse
Dorpsstraat langs de winkelpuien kruipt. Die tramroute viert in 2023
zijn
eeuwfeest.
‘Ic ben al moede, ic wil gaen
rusten’, om Willem van
Hillegaersberg te citeren, al was hij niet zozeer moe van het vele
wandelen dat
zijn beroep met zich meebracht, maar van alle wappies die ook in zijn
tijd
alomtegenwoordig waren.
Ik neem de tram naar het station. De
conducteur of
trambegeleider, of hoe het ook heet, staat voorin tegen de bestuurder
te
brullen, die misschien doof is; ik weet het niet. Hij, de conducteur,
draagt voor
zijn gezicht zo’n onelegant plastic spatscherm dat geen enkele
bescherming
biedt tegen welke corona-variant dan ook, ook niet als je zelf van
nature al
een bord voor je kop hebt. Je kunt net zo goed een konijnenpootje of
een amulet
om je nek hangen.
Uit de luidsprekers in de tram
klinken onophoudelijk mededelingen
en vermaningen: dit is tram 4 naar het Marconiplein, de volgende halte
heeft
geen verhoogd perron, voorzichtig met uitstappen, vergeet niet uit te
checken,
draag een mondkapje (in tegenstelling tot de conducteur dus).
Als we het Weena naderen, loopt deze
on-functionaris nog
even door de tram om alle 7 passagiers een fijne avond te wensen en dan
zit
zijn werk er ook weer op.
Ik stap op de trein. Thuis bedenk ik
dat ik vergeten ben, een
haring te gaan eten, een foto van de tram te maken, en een van de kerk
op de
donk. Die foto’s ga ik de donderdag daarop dan toch nog maar even
schieten. Deze
keer pak ik de fiets.
Nu wil ik het weten, ook. Hoe ben ik
er nou sneller, met het
OV of op de fiets? Nou, op de fiets doe ik over die 27 km 1½ uur, in
een stroombesparend
vakantietempo. Maar per OV had ik er volgens 9292.nl 90 minuten over
gedaan.
Dus ga maar na!
Op de heuvel ligt de Hillegondakerk,
die in ruim een
millennium een hele rits voorgangers gehad heeft. Ook zie je er de
ruïne van
het Huis ten Berghe uit 12-zoveel. Dat is in 1426 verwoest, en zo te
zien vrij
grondig. Dat gebeurde in het kader van de Hoekse en Kabeljauwse
Twisten, die
rare, eindeloos lange oorlog waarbij de belligerenten zelf op een
gegeven
moment niet meer wisten waarover er nou eigenlijk geknokt werd. De
ruïne is
geïntegreerd in het kerkhof.
Laat de bitterballen nu maar komen!
Ik strijk neer op een terrasje
met uitzicht op de plas, aan het eind van de Bergse Dorpsstraat. Een
perfecte
zomerdag!
Burgemeester
Le Fèvre de Montignylaan
Straatweg
Ede-Wageningen,
nog precies zoals het was
Net als bij een Weekend
Vrij-abonnement, kun je ook bij een
Keuzedag voor 5 euro een toeslagkaartje kopen voor de 1e klas. Deze
‘upgrade’,
die nu geloof ik ineens in het Nederlands een Klassewissel heet, is de
hele dag
geldig. Vertel het niet verder, dan wil straks iedereen in de 1e klas!
Alle 14 treinritten die ik tot
dusverre gemaakt heb voor
deze pagina, bracht ik door in de 1e klas.
Daarvan dacht ik in mijn
jeugd dat alleen gearriveerde rechtse VVD-gehaktballen met
bolknaksigaren er wilden
plaatsnemen, naast met eau de cologne besprenkelde baronnessen.
Deze week neemt er vrijwel niemand
plaats. In 14 1e-klassecoupé’s
met elk een stuk of 20 zetels, heb ik in totaal 18 medepassagiers
gezien. Dat
is er gemiddeld een stuk of één, en niet zelden was dat de
conducteur/-trice - als je dat een passagier kunt noemen. Hoewel
ik dus dicht bij hem / haar in de buurt zat, is in al die ritten mijn
chipkaart
niet gecontroleerd.
Maar ook zij lopen nog wel eens zo’n
heel lang treinstel
door om iedereen een goedemorgen, -middag, -avond of -nacht te wensen.
Laat
niemand beweren dat ze helemaal niks uitvoeren!
Ik zie landstreken die ik in 1½ jaar
niet gezien heb, en die
hun bestaan desondanks gewoon voortgezet hebben tijdens mijn
afwezigheid. Wat
hetzelfde is gebleven – en dat is het meeste – treft me soms nog
sterker dan
wat veranderd is.
Soms twijfel ik. Is station Apeldoorn
(dat ik vergeten ben
te fotograferen) nu ineens gemoderniseerd, of was dat al langer
zo? Naarden-Bussum
ziet er in een flits bij het passeren ook heel anders uit dan
ik me kan herinneren.
Oh ja, de aanpassing van het
emplacement stond in 2018 al op
de rol (volg de link). De vanuit Amersfoort bediende spoorbomen over de
Comeniusweg, die zo ongeveer 57 minuten per uur gesloten waren, zijn
vervangen
door een gewone, automatische AHOB-installatie. En de snelheid op het
emplacement is opgevoerd van 80 naar 130 km/uur; geen wonder dat ik het
niet
goed kon zien!
Als ik op maandag uitstap op
Ede-Wageningen voor de
RRReiss-bus, trek ik vol verwachting mijn camera. Eerst even een paar
foto’s
maken van dat compleet vernieuwde station dat nu wel een
keer af zal zijn.
Maar dat valt zwaar tegen: ze zijn er nog niet eens aan begonnen!
Wel hebben ze, na jaren zoeken, toch
nog een aannemer
gevonden die de klus wil klaren. Die verwacht, nog voor het eind van
dit jaar
de eerste paal te kunnen slaan. In 2024 moet de operatie voltooid zijn.
‘Nu nog
even wachten, straks uw ogen uitkijken’, staat er op een poster, om de
moed
erin te houden bij de treinreizigers uit Ede, Bennekom en Wageningen.
Maar dat
stond er 2 jaar geleden ook al.
3 keer ben ik deze week de plek
gepasseerd waar station Utrecht
Koningsweg gepland is, door mij al omgedoopt in Utrecht
Maarschalkerweerd–Wulverbroek. Zoals ik in het vorige deel van deze
rubriek
schreef, zou het moeten komen aan de spoorlijn Utrecht – Arnhem /
Rhenen, op een
paar hectometer afstand van Utrecht Lunetten aan de spoorlijn richting
Geldermalsen.
Alle IC’s zouden moeten gaan stoppen
op beide stations. Ik
weet het nog niet zo net; ik denk dat de meeste IC-passagiers uit
bijvoorbeeld
Eindhoven en Ede, gewoon naar Utrecht Centraal willen, of verder naar
Schiphol
of zo. Zitten die nou echt te wachten op een extra stop in het zicht
van de
haven? Een vrij gammel en heel erg duur plan, als je het mij vraagt.
Als dat station toch doorgaat, komt
het ongeveer op de plek
van de bomen op de foto, tegen het omzagen waarvan ongetwijfeld
protesten
zullen rijzen.
Als ik in Nijmegen aankom, loopt over
het stationsplein een magere,
ongeschoren, haveloze man te ijsberen en tegen niemand in het bijzonder
te
orakelen: ‘Eva, Abel, allemaal incest! Het is allemaal incest, van het
begin af
aan! Ik ben paranormaal begaafd. Dat geloof je zeker niet! Ik ben para
het
normale, ik ben tegen normale mensen!’
De stadsfilosoof of de stadsgek, zeg
het maar! Waarom
oefenen stationsomgevingen toch zo’n grote aantrekkingskracht uit op
dit soort dwaallichten?
Dat verknipte
vrouwtje van Leiden Centraal zit ook nog steeds elke dag te
tieren
tegen fietsers die het fietsverbod negeren.
Goed, mijn impressies van
die pest-tentoonstelling heb ik
dus al geboekstaafd. Na het museumbezoek zit ik met het feit dat het
museum om
17:00 sluit, maar ik pas na 18:30 opnieuw gebruik kan maken van mijn
Keuzedag.
Dat is ook weer zoiets dat veranderd
is gedurende de laatste
18 maanden. Op werkdagen mag je nu niet alleen niet inchecken tussen
6:30 en
9:00, maar ook niet meer tussen 16:00 en 18:30.
Anderhalf uur dus om nog wat plaatjes
te schieten in een
mooie stad. Afgelopen winter verscheen er in mijn Twitter-timeline
bijna elke
dag een foto uit Nijmegen door een Nijmegenaar. En iedere keer kreeg ik
het schier
onbedwingbare verlangen om af te reizen naar die oude stad aan de Waal.
Ik fotografeer deze keer nu eens niet
het geijkte: Kapel het
Valkhof, het Stadhuis, de Boterwaag, Kronenburg(er) Park, Veur-Lent;
ik doe nu
eens de hoekjes. Bijvoorbeeld hierboven het doorkijkje onder een boog
van de Grote- of
Sint Stevenskerk.
De Vierdaagse ging ook dit jaar niet
door, maar Nijmegen kan
nauwelijks wachten op die van 2022. Nog maar 347 nachtjes slapen!
Linksonder:
de Molenstraatkerk of Petrus Canisiuskerk die grotendeels verwoest is
in de
oorlog.
De
Van Schaeck Mathonsingel is onlangs omgetoverd in een
fraaie esplanade met fonteinen.
Het
Arsenaal uit 1824 heeft gedeeltelijk een culturele en
gedeeltelijk een horecabestemming, met een aardig terras, zo te zien.
De Waterwolf van de Deventer
kunstenaars Paul Keizer en Albert
Dedden, ofwel The Space Cowboys. Het 4 meter hoge beeld werd gegoten
uit 2500
kilo brons en is onthuld in september 2020.
Het staat op de vernieuwde Waalkade,
met veel groen en
zonder auto’s; alleen fietsen en bussen zijn hier nog welkom.
De waterwolf, in de gedaante van de
Waal, teisterde medio
juli de stad weer eens. Anders dan in Limburg, België en Duitsland
waren er
geen doden en gewonden te betreuren, in en om Nijmegen. Maar er was wel
veel materiële
schade. En de Pannenkoekenboot kon niet uitvaren.
Arnhem Centraal
Een warme, zonnige zaterdagmiddag in
Arnhem, terwijl de
kustprovincies gekweld worden door regenvlagen. Ik ben niet ten
onrechte op
reis gegaan, vandaag.
Ook een weerzien na anderhalf jaar
met mijn favoriete horeca-pleisterplaatsen
bij stations, verspreid over het hele land. De opluchting als ze nog
bestaan,
en niet aan de crisis ten onder zijn gegaan! Zoals de StationsHuiskamer
in de
hal van Arnhem Centraal. En overal in de horeca zijn ze ook blij om ons
weer
terug te zien (waar ik de OV-sector absoluut niet van verdenk). Ze
leggen bijna
de rode loper uit voor hun gasten.
Ik heb in Arnhem nog een onvoltooide
wandeling staan. Op
zaterdag 9 november 2019 wilde ik van station Arnhem
Presikhaaf via diverse
landgoederen lopen naar begraafplaats Moscowa, die heel bijzonder
schijnt te
zijn. Maar ergens halverwege sloeg ik een verkeerde weg in (overkomt me
anders
nooit!). Ik moest de wandeling afbreken omdat ik eind die middag een
eetafspraak had in Leiderdorp.
Op naar Moscowa dus, vanmiddag, via
de parken Sonsbeek en
Zijpendaal. Eerst denk ik dat een Arnhemmer een aparte plek gevonden
heeft om de
was op te hangen. Maar als ik naderbij ben gekomen, blijkt het een
kunstwerk te
zijn.
En blijkt de in brons vereeuwigde man
op dat marmeren
monument een stadgenoot, de Leidse natuurkundeprofessor Hendrik Lorentz
(1853-1928). Zonder hem was de relativiteitstheorie nooit bedacht, had
de Afsluitdijk
er niet gelegen (in ieder geval niet op de huidige plek), en had,
volgens de
uitleg bij het monument, het GPS nooit uitgevonden kunnen worden. Dan
had ik ook
deze keer Moscowa niet bereikt, want ik kijk vanmiddag zoals gewoonlijk
om de 5
minuten op mijn telefoon, waar ik ergens ben op aarde.
Lorentz werd beroemd in Leiden, maar
werd geboren in Arnhem.
Het monument is ontworpen door Oswald Wenckebach.
Aparte dingen kom je onderweg soms
tegen. Deze brug in de
Apeldoornseweg over de in de diepte gelegen Cattepoelseweg heeft 4
uitkijkpunten. Daar kun je, gezeten op een bankje, van het uitzicht
genieten.
En dan bereik ik de uitgestrekte,
ruim 30 hectare grote
begraafplaats Moscowa, waar een stuk of 45.000 Arnhemmers rusten.
Straks 45.001;
net als ik de poort binnen wil gaan, nadert er een begrafenisstoet. Op
de
lagere school heb ik een keer geleerd dat ik dan stil moet blijven
staan op de
rand van het trottoir en mijn hoed moet afnemen. Maar die draag ik
niet. Enfin,
stilstaan bij de dood kan altijd, en misstaat niemand.
Ook mag je een begrafenisstoet niet
inhalen, of erger nog:
onderbreken. Dat heb ik me nog eens in het hoofd geprent voor een
verkeersexamen.
Moscowa bestaat sinds 1864. Het is
meer dan een necropolis;
het is een fraai aangelegd, bosrijk wandelpark met veel kunstwerken en
veel
kunstige grafmonumenten. In een theehuis worden dorstige levenden
gelaafd.
De ‘pleuranten’ (rouwende figuren) op
de 2 foto’s linksonder
zijn afkomstig van een oorlogsmonument door Gijs Jacobs van den Hof dat
eerst
in de binnenstad van Arnhem stond.
Hebben doden ook nog recht op privacy? Ik heb de naam op het
grafmonument in
ieder geval onleesbaar gemaakt.
Ik weet ineens weer wat me in 2019 al
hierheen probeerde te
lokken: de Galgenberg en het schijndodenhuis. Maar de eerste is weinig
opzienbarend: een grasveld op een heuvel, even buiten de begraafplaats.
En het
laatste is al rond 1900 afgebroken; ik had het verhaal erover te
vluchtig gelezen,
en dacht dat het er nog was.
In de 19e eeuw waren veel mensen
doodsbang om begraven te
worden in schijndode toestand. Dan zouden ze in hun kist onder de grond
ontwaken;
ze zouden er niet uit kunnen, niemand zou ze horen roepen en bonzen, en
ze
zouden uiteindelijk stikken en dan echt serieus dood zijn.
In een schijndodenhuis werden echte
en vermeende doden 36
uur lang opgebaard en goed in de gaten gehouden of ze toch nog een
teken van
leven vertoonden. Wat zeer zelden gebeurd zal zijn.
Ze gingen heel zorgvuldig te werk. Er
werden spiegeltjes
voor de mond van een dode gehouden, om te zien of die tegen de
verwachting in een
beetje ademde. En er bestonden zelfs alarmsystemen met draden aan de
armen en
benen van een lijk, waardoor er een bel klonk als het zich toch bewoog.
Ik vermoed dat die angsten over
schijndood vooral berustten
op broodje-aapverhalen. Het was een hype. De schijndodenhuisjes raakten
snel in
onbruik.
Op een paar begraafplaatsen in
Nederland heb je
nog v/m schijndodenhuizen,
die nu vanzelfsprekend een andere bestemming hebben. In Den Haag is er
nog een, die ik over een paar dagen ga fotograferen.
Voor de ingang van Moscowa stopt de
ComfortRRReis-bus,
waarmee ik mijn rrreis ga voortzetten.
Ondergetekende rondreizende digitale
sprookspreker belooft
een spoedig vervolg.
Frans Mensonides
12 augustus 2021
Er geweest: Hillegersberg zaterdag 31 juli en donderdag 5 augustus
2021, Nijmegen
maandag 2 augustus, Arnhem zaterdag 7 augustus 2021.
v/m schijndodenhuis op Algemene Begraafplaats Kerkhoflaan, Den Haag
De Lorentz, multifunctioneel gebouw bij Leiden Centraal
Woensdagmiddag 11 augustus heb ik nog steeds vakantie.
Vanmorgen had ik iets anders te doen; vanmiddag heb ik, bij zonnig en
windstil
weer, wel behoefte aan een OV-fietstochtje vanaf een station dat niet
te ver af
ligt van De Vink. Waarom niet Roosendaal? Ten zuiden daarvan ligt nog
een
strook Nederland waar ik noot eerder geweest ben.
Ik neem om 13:07 de Sprinter naar Den
Haag, in de
verwachting dat ik om 14:30 in Roosendaal zal arriveren. De reis
verloopt tot
Mariahoeve voorspoedig, niet zo heel erg lang dus Daar stranden we door
een
wisselstoring. Die na 5 minuten alweer verholpen is; we komen weer in
beweging.
‘Dit gebeurde een paar weken geleden
ook al’, zegt de
conducteur, die zoals gebruikelijk de 1e klas met me deelt, ‘er wordt
de
laatste tijd raar gerommeld rond Den Haag’.
In Den Haag is dan blijkbaar nog
ProRail-personeel aanwezig om
raar te rommelen. Rond Utrecht wordt het treinverkeer op bepaalde
trajecten deze
weken soms stilgelegd wegens personeelsgebrek onder de
treindienstleiders. Ze
kunnen er geen mensen voor krijgen in deze tijd van vacatureoverschot
en tekort
aan werklozen. Geen wonder, als je het karige salaris ziet. Ik zou er
zelfs als
thuiswerker niet voor uit m’n nest komen.
Ik arriveer nog net op tijd op
station Den Haag Laan van
Nieuw Oost-Indië om mijn aansluitende IC Vlissingen te zien wegrijden
van een
ander perron. Dat kost me een half uur. Als ik nou eens via Den Haag
Centraal
zou reizen? Ach nee, dat maakt niets uit; ik kom er geen minuut eerder
door in
Roosendaal.
Enfin, ik heb per slot van rekening
ferkansie. Geduldig zit
ik op een bankje de komst af te wachten van de volgende IC naar
Vlissingen. Er
wordt omgeroepen dat de IC naar Dordrecht is uitgevallen. Maar daar had
ik toch
niets aan gehad.
Even op Twitter kijken om de tijd te
doden. De Opper-Wappie
des Vaderlands, Micha Kat, heeft geprofeteerd dat vandaag alle volledig
gevaccineerden via G5 gemagnetrond of gemicrogolfd zullen worden, of
zoiets. Ze
zullen een helse dood sterven.
Kat typt al zijn tweets in
hoofdletters. Naar mijn ervaring
als Twitter-gebruiker is dat altijd een teken van ernstige geestelijke
labiliteit.
De trein naar Vlissingen arriveert
zonder vertraging.
Den Haag Laan van NOI
Deze maanden zitten vol met
eerste-keren-sinds-corona. De
trein neemt de Moerdijkbrug. Daarmee heb ik Noord-Brabant heroverd, na
mijn
laatste bezoek op 15 februari 2020 (HOV-busbaan Eindhoven). Nog 5
buitengewesten
te gaan: Zeeland, Limburg, Groningen, Friesland en Drenthe.
Voorbij
de Moerdijkbrug hapert ook
deze reis - die ik ook alweer maak in een vrijwel lege 1e klas. Tussen
Lage
Zwaluwe en Oudenbosch is er voor de variatie een overwegstoring. Alle
overwegen
wordt stapvoets gepasseerd. Nog eens 10 minuten extra vertraging.
Eindelijk
aangekomen in
Roosendaal, huur ik een OV-fiets. Het is een onbemande stalling met een
klaphek
als toegang, waar je de sleutel uit een kastje moet trekken met 24
gaatjes voor
OV-fiets-sleutels. Die stalling en dat kastje werken allebei digitaal,
en je krijgt
ze alleen open met je OV-chipkaart. Dat lukt. Nu nog die ene fiets
vinden waarop
mijn sleutelnummer vermeld staat, in een stalling met een klein
honderdtal exemplaren.
Vanzelfsprekend is het net de laatste.
Zo
tegen half vier kan ik
eindelijk beginnen aan de eigenlijke fietstocht, waarover meer in het
volgende
hoofdstuk.
Als
ik een paar uur later de fiets
weer wil inleveren, doemt er een probleem op. Het rolluik van het
kastje waar
de sleutel in moet, gaat niet open. Volgens het scherm is het vol; er
is geen
gat meer beschikbaar om de sleutel in te steken. Er zijn 3 van die
kastjes in
de stalling. De andere 2 zijn buiten gebruik; het scherm blijft zwart.
Ik loop
naar de fietsenstalling beneden om menselijke hulp (de OV-fietsen staan
op de
eerste etage). Niemand aanwezig na zessen.
Nu
bel ik NS Klantenservice, met
de pest in mijn hart. Als OV-fietser moet ik dat nummer nogal eens
bellen. Vaak
krijg ik dan iemand aan de lijn die onduidelijk brabbelt en nooit iets
snapt. Het
aannemingsbeleid bij NS blijft me verbazen.
Ik
krijg haar met moeite aan het
verstand wat er aan de hand is. Ze zegt dat ik de sleutel in de blauwe
brievenbus moet gooien. Die heb ik wel ontdekt, maar hij zit op slot,
of klem;
ik weet het niet.
Onverdroten
herhaalt zij tot 3
keer toe dat ik toch echt de sleutel in de blauwe bus moet doen; dat is
de
enige uitweg uit deze situatie. Spreek ik nou met een menselijk wezen,
of met
een app? Als ze eindelijk begrijpt dat ik die sleutel niet kwijt kan,
beveelt
ze me hem per post op te sturen naar een postbus (geen antwoordnummer;
ik mag
het zelf betalen) in Utrecht.
Nou,
ik dacht dat ik de afgelopen
5 jaar in deze rubriek alle mogelijke OV-fiets-ellende al eens
geboekstaafd
had, maar een volle sleutelkast is beslist nieuw. Wel ben ik al eens
geconfronteerd met volle fietskluizen. Toen moest ik de sleutel ook
opsturen.
Mijn
trein is al lang vertrokken
tijdens dat telefoontje. Nu wacht me wederom een half uur wachten, deze
keer op
een bankje op het stationsplein, met een fietssleutel in mijn zak. Ik
zal hem
maar weer aangetekend opsturen; als hij wegraakt, krijg ik straks een
astronomische rekening voor de vermissing en voor de fietshuur, want
die fiets
is nu officieel niet terugbezorgd.
Maar
wacht eens even: daar zie ik een
vrouw de stalling binnen gaan zonder fiets en met een chipkaart in haar
hand. Die
gaat vast een OV-fiets halen! Ik meteen achter haar aan, de trap op, en
jawel,
ze loopt naar het kastje, en krijgt er een sleutel uit. Dan zijn er nu
dus nog
maar 23 van de 24 gaatjes bezet en moet ik mijn sleutel kwijt kunnen!
Jawel,
het lukt!
Terug, met de volgende trein, gebeurt er niets bijzonders, of het moest zijn dat de trein achter een goederentrein terecht komt, en een kleine 10 minuten vertraging oploopt.
Dit ging wel met hindernissen, vandaag. Maar wat heb ik dat reizen gemist, de afgelopen anderhalf jaar!, zelfs toestanden zoals in dit hoofdstuk beschreven. Het zijn toch eigenlijk maar luxeproblemen.
Kapel bij Nispen (NL) en Essen (B)
En dan nu nog een paar zinnen over
het eigenlijke doel van
deze middag: een fietstocht onder Roosendaal. Er loopt daar fietspad
langs de
Watermolenbeek, ook bekend als Molenbeek of Kleine Aa.
De gedeeltelijk gekanaliseerde beek
ontspringt bij Wildert
in België, halverwege Essen en Kalmthout. Daar heet hij Wildertse Beek.
Ten
oosten van Essen komt hij Nederland binnen. In de stad Roosendaal
aangekomen, mondt
hij uit in een andere waterloop, waarvan het water uiteindelijk via-via
terecht
komt in de Noordzee.
Ten zuiden van het centrum van
Roosendaal vind ik het
fietspad langs de beek. Aan weerszijden ervan zijn speelplekken, parken
en
weilanden.
Op een bruggetje, niet ver voorbij de
laatste flatblokken
van de stad, maak ik de eerste foto’s. Er naderen, langzaam, voetje
voor
voetje, twee bejaarde dames met elk een rollator. ‘Zo, fotografeert u
de
zwanen?’, vraagt er één.
Oh ja, we zitten in Brabant, waar men altijd aan wildvreemde
voorbijgangers
vraagt of ze echt aan het doen zijn wat ze duidelijk aan het doen zijn.
Dat
geldt hier geloof ik als een vorm van beleefdheid en belangstelling.
Maar op
mij, met mijn Randstedelijke stekeligheid, komt het altijd wat
bemoeierig over.
Ik had niet zo lang geleden op
kantoor een Brabantse
collega, die de hele dag zulke vragen afvuurde. Om half twee vroeg ze
altijd of
ik nou nog steeds niet geluncht had en of ik geen honger kreeg.
Signalen, dat
ik daar niet van gediend was, werden straal genegeerd. Gelukkig brak
toen al
heel snel corona uit.
‘Ja’, overdrijf ik tegen de dames met de rollator, ‘ik fotografeer altijd zwanen, waar ik ze maar zie, overal waar het kan. Ik vind het zulke prachtige, sierlijke beesten, ontroerend, bijna’. Ja, dat vinden zij nou ook. Maar ze geven me niet eens nadere fotografeer-tips en -aanwijzingen; dat heb ik ook wel meegemaakt. Als ze doorlopen, bedenk ik dat ik wel een wedervraag had mogen stellen, zoals: ‘Zijn de dames aan de wandel, in het zonnetje, met de rollator?’
Even verder leg ik koeien vast op de
plaat en er passeert
een vrouw op de fiets die luidkeels aan het zingen is. ‘Boeh!’, doen de
koeien.
‘Dag, meisjes!’, roept ze naar de dieren, vervolgt haar gezang, en laat
zich
niet in het minst afschrikken door het boe-geroep dat ze geoogst heeft.
Ze stapt
niet af om me te vragen, of ik echt wel de koeien sta te fotograferen.
Ik kan
dus niet wedervragen: ‘Was je vrolijk aan het zingen?’
De buurtschap Everland telt niet meer
dan een paar
boerderijen en landbouwbedrijven langs een rechte, beboomde weg. Ik ben
geneigd, die naam op z’n Engels uit te spreken. Dan betekent het Het
Land van Ooit,
de utopie, de idylle, de ideale toestand die we eens hopen te bereiken,
maar in
Everland al heel lang heerst. Everland is ook de naam van een pretpark
in Zuid-Korea
en een video game.
Uiteraard ligt de associatie met
Neverland voor de hand, de
ranch waar wijlen Michael Jackson allerlei stoute dingen gedaan zou
hebben die
hij volgens anderen helemaal niet gedaan heeft.
Maar de etymologische werkelijkheid
is ook deze keer knap
ontnuchterend. De naam is afgeleid van ‘evene’, Middelnederlands voor
een
bepaalde soort haver die hier dan wel verbouwd zal zijn.
Tussen de buurtschap en de Molenbeek
ligt wel een idyllisch
weidenatuurgebied met veel knotwilgen, ook met de naam Everland. Dat
kun je
soms op zondag op een erg onchristelijk tijdstip bewandelen onder
leiding van
een gids. Maar ik houd het vandaag bij fietsen, en het is al veel te
laat voor
dauwtrappen.
Everland ligt aan de spoorlijn
Roosendaal – Antwerpen, 3 km
ten noorden van de Belgische grens. Sinds de Beneluxtrein
plaatsgemaakt heeft
voor de IC Brussel via Breda, rijdt hier alleen nog eens per
uur de boemel
Roosendaal – Antwerpen – Puurs. Er zal pas over een dik halfuur een
trein
passeren. Ik ga er maar niet op wachten.
Als je via deze spoorlijn Nederland
binnenrijdt, is de kerkspits
van Nispen het eerste wat je ziet van het vaderland. Ik stap af voor
een
fotorondje te voet door Nispen. Het dorp ligt vredig en ledig te
sluimeren in
de zomerzon. De inwoners zijn allemaal op vakantie; overal stalen
rolluiken
voor de ramen.
Nispen valt onder de gemeente
Roosendaal, en daarmee onder
het koninkrijk der Nederlanden, maar maakt een onmiskenbaar Vlaamse
indruk. Ik kan
er niet precies de vinger op leggen, wat er nou zo Vlaams aan is. Ja,
die
rolluiken, natuurlijk.
Je hebt ook in deze streek zo’n
fietsroutenetwerk met genummerde
knooppunten en een plattegrond bij elk knooppunt. Ik prent me een route
terug
naar Roosendaal in het hoofd.
Toch een handig analoog systeem in
dit digitale tijdperk. De
fietser kan simpelweg de nummervolgorde opschrijven of onthouden, en
steeds de
pijlen volgen naar het volgende knooppunt. Zo hoeft ook een
oriëntatiegestoorde
als ik niet om de kilometer op zijn telefoon te kijken waar hij is.
Het fietsnetwerk gaat ook nog even
verder over de grens, in
de gemeente Essen. Daar pik ik een klein stukje van mee op de terugweg.
Aan het begin van de coronacrisis was
de grens met België een
tijdlang hermetisch gesloten. Momenteel mag je officieel alleen de
grens over als
je volledig gevaccineerd bent of een zeer recente negatieve test kunt
tonen. Ik
zie vandaag niemand die het controleert, maar de marechaussee schijnt
wel
steekproefsgewijze controles uit te voeren.
Blik op Essen (België) vanuit Nispen (Nederland). De
dubbele streep op de weg zal de grens wel zijn.
Het is een megaklus om een grens van
honderden kilometers,
met ook honderden wegen en weggetjes die de grens kruisen, in de gaten
te
houden. Australië en Nieuw-Zeeland zijn hier echt in het voordeel.
Groot-Brittannië ook, maar die hebben dat voordeel niet weten uit te
buiten.
Waar de grens dan wel precies is,
staat vaak niet eens
duidelijk aangegeven. Enfin, ik fiets een paar kilometer door de
gemeente
Essen, over fietspaden vol kuilen en langs hangende
elektriciteitskabels; toch
duidelijke aanwijzingen dat ik me in Vlaanderen bevind.
De grenspost op de foto, bij de
buurtschap Horendonk, is een
stuk historie; al lang niet meer in gebruik. ‘Knuffelcontacten’… De
coronamaatregelen zijn ook niet helemaal up to date, geloof ik; ze
passen meer
bij afgelopen winter. Er wordt ook gewaarschuwd voor de processierups.
Hier staat, helaas niet op mijn foto,
een heel speciale
grenspaal, de ‘strontpaal’. De commiezen deden in een bosje bij die
paal hun
behoefte als ze urenlang dienst moesten kloppen aan de grens.
Terug in Nederland pak ik ook nog een
hoekje mee van de
Rucphense bossen en richt mijn koers daarna naar de hoge zendmast in de
verte,
aan de voet waarvan ik Roosendaal weet.
Voor vanavond heb ik gezonde
eetplannen; er staat thuis iets
in de koelkast met veel groente. Desondanks ben ik blij dat ik die
snackbar,
sorry: frituur weer zie, een paar stappen van het station. Het was zo’n
vaste
pleisterplaats op mijn zaterdagse escapades, en gelukkig heeft hij
corona
overleefd.
Ik was daar zo kind aan huis dat ze
al wisten dat ik geen gebakken
ei wilde bij mijn nasi of bami. ‘Weet je wie we hier ook nooit meer
zien, de
laatste tijd?’, hebben ze vast wel een keer tegen elkaar gezegd, de
afgelopen
18 maanden, ‘Die vent die er geen ei bij wil’.
Ik heb de Runkeeper
mijn fietstocht weer laten registreren.
Die app is uitgevonden voor fanatiekere sportievelingen dan ik. Maar je
kunt er
ook gerust mee in een TGV gaan zitten, en dan protesteert hij niet als
je
zogenaamd fietst of hardloopt met 300 km/uur.
Bij mijn wandeling door Nispen heb ik
hem even uitgezet.
Afgezien daarvan ben ik 2:46:55 uur onderweg geweest, en heb 29,01 km
afgelegd,
wat neerkomt op een gemiddelde snelheid van 10,43 km/uur. Nee,
fotofietsen op
een OV-fiets gaat allesbehalve flitsend. Wel heb ik 868 calorieën
verbrand.
Zo, en nu alleen die fiets nog even
terugzetten in de
stalling…
De titel van dit hoofdje suggereert
dat er nog een tweede
fietstocht langs een Brabantse beek volgt. Maar op mijn Thuispagina kun
je er nooit
zeker van zijn dat er na deel 1 ook nog een deel 2 komt.
Aan het dood-magnetronneren door G5
zal het niet liggen; ik
heb er bijzonder weinig van gemerkt. Maar uitstel is geen afstel. Micha
blijkt ons
respijt verleend te hebben tot 8 november. Hij had het niet helemaal
helder gezien
in zijn kristallen bol; het was niet 11/8, maar 8/11.
Die complotdenkers zijn vaak nog
gestudeerde mensen ook, die
toch beter zouden moeten weten. Micha bijvoorbeeld, was ooit leraar
klassieke
talen. Nou zijn die sowieso vaak wat typisch en wereldvreemd.
In de week dat ik dit tik, is het
Wappie-negeer-week op Twitter.
Micha heb ik zelf al een hele tijd geleden op negeren gezet, maar
iedereen
heeft het altijd over hem, dus hij blijft mijn timeline binnensluipen.
Ik had
helemaal niet over hem moeten beginnen.
Een van de dingen die ik tijdens de
crisis geleerd heb, is
dat je een heel OVertuigend stuk over OV kunt schrijven, zonder ook
maar één
rit te maken met trein of bus. Zo heb ik bijvoorbeeld het artikel over
die
nieuwe R-net-verbinding
Katwijk – Leiden helemaal vanaf de fiets geschreven.
En zo ook dit hoofdstuk over het
eventueel te realiseren
station RijswijkBuiten, tussen de stations Rijswijk en Delft aan de
Oude Lijn.
Deze zaterdag, 14 augustus, heb ik om
17:00 een eetafspraak
met vrienden bij De Bonte Haas in Wateringen, een in die streek wijd en
zijd bekend
restaurant. Ik ben er nooit geweest, maar vooral de haassaté van De
Bonte Haas
schijnt populair te zijn, al komt die haas niet van een haas maar van
een
varken. Ideaal weer, en een ideale afstand, ruim 20 km, om het OV weer
eens te
verslaan met de fiets. Onderweg kan ik mooi die stationslocatie
meenemen.
Het diner is ter gelegenheid van mijn
64¾-ste verjaardag,
die ook al weer 10 dagen geleden is. Nee, het is niet mijn gewoonte om
ook de
halven en kwarten te vieren. Maar op 4 november, mijn echte verjaardag,
was de
horeca net gesloten wegens een zeker virus. Ik stelde het diner eerst
maar eens
een half jaar uit, in de hoop dat de wintergolf in mei voorbij zou
zijn, maar
die was hardnekkiger dan gedacht. Dus werd het augustus, met mijn
volgende
verjaardag al in zicht.
RijswijkBuiten is een grote
nieuwbouwwijk in aanbouw, op de
grens van Rijswijk en Delft. Een tuinbouwgebied is ervoor geweken. Het
omvat
van zuidwest naar noordoost de buurtschappen Sion, ‘t Haantje en
Pasgeld. De
bebouwing rukt ook in die volgorde op. In 2013 ging de eerste paal voor
Sion de
grond in. Nu is de helft van ‘t Haantje (ook wel Parkrijk genaamd)
bebouwd. In
2026 moet het hele project klaar zijn. In de wijk wonen dan 10.000
mensen in
3500 huizen.
In Sion stond in vroeger eeuwen een
klooster met die naam, totdat
het in 1572 verwoest werd in het kader van de Opstand der Nederlanden.
Daarna
werd Sion een buitenplaats, en nog een paar eeuwen later tuinbouwgebied.
’t Haantje is genoemd naar een
herberg. Pasgeld aan de
Delftsche Vliet was ook een buitenplaats. Die maakte in de jaren 30
plaats voor
een wijk met een paar rijtjes huizen. Later kwamen er ook
onderzoeksinstellingen
en laboratoria.
Ook tegenwoordig is RijswijkBuiten
nog een soort van buitenplaats,
om niet te zeggen: buitenbeentje. Het ligt 5 km van het oude dorpshart
van
Rijswijk, aan gene zijde van een park met een enorme heuvel, en ligt
veel
dichter bij het centrum van Delft.
Aan de Delftsche Vliet staat ter
hoogte van Pasgeld een stoomgemaal
uit 1873. Daarnaast heb je Herberg Vlietzicht, onlangs ten prooi
gevallen aan
de coronacrisis. In de tijd dat ik in Rijswijk werkte, heb ik daar nog
eens het
huwelijksfeestje meegevierd van een collega, die een paar jaar later al
in een
scheiding lag.
Dit is nu typisch weer zo’n
mededeling waarvoor je elke week
opnieuw De digitale reiziger leest; zo’n feit waarvan je blij bent dat
je het
weet. Maar ik denk er nu eenmaal aan nu ik v/h de Herberg Vlietzicht
passeer;
waarom zou ik het dan niet opschrijven?
Onderste
foto ontvangen van een lezer uit
Haaglanden
Laat ik het hebben over dat nieuwe station. Het komt – áls het er komt
– op
deze plek bij de nieuwe tunnel in de Laan van ‘t Haantje. De fraai
betegelde
tunnel is op 30 juli opengesteld voor het verkeer. Hij vervangt een
gelijkvloerse spoorwegovergang die toch wel bijna de helft van de tijd
dicht
gezeten
moet hebben, met 20 treinen per uur.
Die plek ligt nu nog in een
onbebouwde vlakte, maar over een
jaar of wat in het hart van RijswijkBuiten. De wijk is nu bereikbaar
met EBS-bus
51, Den Haag Centraal – Haagse Markt - Rijswijk NS – Delft NS, in
halfuurdienst. Die bus rijdt over de Prinses Beatrixlaan, tussen Sion
en ’t
Haantje in. Over de Lange Kleiweg rijdt in de spits nog lijn 53, een
pendeldienst Delft NS – Rijswijk NS, langs de labs van Pasgeld.
De gemeente Rijswijk wil dat station
ter hoogte van ’t
Haantje wel hebben, maar het rijk is nog niet over de brug gekomen met
zijn
fiat en de pecunia.
Momenteel is het stuk Oude Lijn
tussen de stations Rijswijk en Delft
Campus toneel van een verdubbelingsoperatie, van 2 naar 4
sporen. Als
die in 2024 klaar is, moeten er niet minder dan 14 treinen per uur per
richting
gaan rijden tussen Den Haag HS en Rotterdam, tegen nu 10. HIER vind je een
voorlichtingspagina met video van ProRail over het project.
Volg D voor Delft en R voor Rijswijk.
Ook in t Haantje is
vrijwel iedereen op vakantie. Een ijsboer vat post bij het allerlaatste
rijtje voltooide
huizen. Geen deur gaat open, ook niet als hij een lokkende melodie laat
tingelen. Ik ga nu ook geen ijs eten, zo vlak voor die haas van De
Bonte Haas.
Eerst nog een fotoronde door Sion,
het al voltooide stuk van
RijswijkBuiten. De wijk bestaat uit duurzame, energie-neutrale
woningen, zonder
aardgas en met driedubbelglas, warmtepomp, zonnepanelen en
vloerverwarming.
Onderweg naar Wateringen beland ik op
een stille kade langs
een vaart, met uitzicht op kassen, zonder veel tekenen van menselijke
aanwezigheid. Het bestaat toch niet dat er in zo’n omgeving een
gerenommeerd
restaurant gevestigd is?
Ik zal wel weer eens verdwaald zijn.
Maar volgens mijn app
is het nog maar 300 meter naar restaurant De Bonte Haas, dat een minuut
later
inderdaad opdoemt, en niets hoeft te betalen voor de sluikreclame in
dit
hoofdstuk. Dat hierbij uit is.
Frans Mensonides
29 augustus 2021
Er geweest: Roosendaal en Nispen: woensdag 11 augustus, RijswijkBuiten
zaterdag
14 augustus 2021.
Een zaterdag later neem ik toch het
OV weer, en
wel helemaal
naar Dedemsvaart, vanaf station Zwolle met een elektrieke comfort-RRReis-bus.
Dat verhaal is al verschenen op een aparte pagina. Als je op de link
klikt, lees
je een misschien nog wel veel leuker artikel dan wat nu volgt.
We schrijven nu de laatste zaterdag
van augustus.
Ik zit in
de IC naar Dordrecht, en passeer de locatie weer waar de gemeente
Rijswijk
station RijswijkBuiten wil hebben.
De strijd voor dit soort stations
vergt meestal
wel een heel
erg lange adem. We zullen er vanmiddag een paar tegenkomen, waarvan al
sprake
was aan het eind van de 20ste eeuw, toen ik de reizigersorganisatie
ROVER nog
diende.
Ik passeer bijvoorbeeld luttele
minuten na Delft Campus de
plek
waar station Schiedam Spaland, ook bekend als Schiedam Kethel, had
moeten komen,
in het noorden van de Brandersstad. Tram 21 (Rotterdam de Esch –
Schiedam
Woudhoek) zou doorgetrokken worden naar het te realiseren station. In
de 90’s
werd er al voor gepleit, maar in 2010 schoten de regering en de Tweede
Kamer
het plan af. Er zou uitbreiding van het aantal sporen voor nodig zijn,
en
daarvoor bleef de hand op de knip.
Maar ik ben eigenlijk onderweg naar
Dordrecht,
want daar
spelen ook al heel lang een paar van zulke kwesties. In ieder geval
moet vanmiddag
Dordrecht Zuid af van mijn bucketlist af van stations waar ik nog nooit
eerder
ben uitgestapt. Daarna doe ik maar liefst 3 locaties waar nieuwe
stations
geprojecteerd zijn: Dordrecht Leerpark, Dordrecht Zuid 2.0, zoals ik
het maar
noem, en Dordrecht Amstelwijck.
Op station Dordrecht Sec neem ik de
Sprinter naar
Roosendaal
van 13:52. Voor het ritje naar Dordrecht Zuid is het nauwelijks de
moeite waard
om mijn jas uit te trekken of zelfs maar te gaan zitten. Het station
ligt op 2½
kilometer van Dordts hoofdstation en de rit duurt evenzovele minuten.
Onderweg zie ik in het linkerraam –
ik ben toch
maar gaan
zitten –de plek waar station Leerpark zou kunnen komen, een kleine
kilometer
ten noorden van station Zuid. Ik vang een glimp van de reusachtige
schedel die
dienst doet als abri voor de bus.
Dordrecht Zuid staat hoog op de
ranglijst van de
meest
desolate stations van Nederland. Het werd geopend in 1973 en had toen
nog
zoiets als een stationsgebouw, zo’n simpel zeshoekig geval. Maar dat is
al lang
afgebroken. Verder is het zeer minimalistisch uitgevoerd, met een
perron aan
beide zijden van de spoorbaan, waarop enkele armetierige half open
abri’s, waar
je weinig bescherming geniet bij slagregens en windkracht 8. Het ligt
op een
viaduct en er loopt een aartslelijke verkeerstunnel onderdoor.
Het station ligt in tussen de wijken
Crabbehof en
Sterrenburg, maar niet echt lekker bij het hart van die laatste grote
wijk. Dat
is de reden dat er vrijwel meteen na het openingsjaar van het station
al gepleit
werd voor verplaatsing. Wat dan weer vreemd is: ProRail gaat het
station in
2022 helemaal opknappen. De verplaatsing zou dan best weer eens een
halve eeuw
uitgesteld kunnen worden.
Dordrecht Zuid is het lelijke eendje
van alle
stations in de
streek. Doordeweeks stopt er 4 keer per uur per richting een trein, nl.
2 keer
de Sprinter Dordrecht – Arnhem en 2 keer Dordrecht – Roosendaal.
Desondanks
trok het station pre-corona slechts 1100 in- plus uitstappers per
werkdag. Dat is
maar 300 meer dan dat merkwaardige volgende station op de lijn, Lage
Zwaluwe,
in het midden van de wildernis.
Vandaag moeten we het doen met maar
één trein per
uur.
Dordrecht – Breda is gestremd wegens werkzaamheden en in het weekend
rijdt de
Sprinter Dordrecht – Roosendaal in uurdienst. De trein terug gaat al om
14:03,
en ik heb maar 8 minuten voor de achterlandverkenning. Dat is ook ruim
genoeg;
iets fotograferenswaardigs zie ik in de wijde omtrek niet.
In het hoofdstuk van Rijswijk schreef
ik al dat je
locaties
van toekomstige stations het beste per fiets kunt verkennen. Terug bij
station
Dordrecht huur ik dus een OV-fiets; deze keer bij een bemenste
stalling, zodat
er geen herhaling dreigt van dat vervelende gedoe in Roosendaal laatst
(zie
ergens hierboven).
Er is nog verschil in OV-fietsen.
Goed, ze fietsen
allemaal
veel zwaarder dan de gemotoriseerde tweewieler die bij mij thuis in de
schuur
staat. Maar deze slaat alles. Ik zal hem in de loop van de middag bijna
niet
vooruit krijgen, en voortdurend het gevoel hebben dat ik met wind tegen
(die er
vandaag niet staat) een steile heuvel op moet (die er niet zijn op het
Eiland
van Dordrecht).
Ik rijd langs het busstation, neem
een fietstunnel
met
opvallend krappe bochten en steile hellingen, sla wat hoeken om en
beleef een
weerzien met het Leerpark, een nieuw stuk Dordt met louter
opleidingsinstituten.
Ik raakte er verzeild in de winter
van ’19, toen
ik de nieuwe
R-net- en snelbuslijnen van QBuzz deed. Dat was een akelig
gure
dag. In het
Leerpark zag ik leerlingen, weggestoken in leren jassen, zich en masse
begeven van
en naar de bushalte bij die aparte abri.
Nu ligt het park te blaken in de zon.
Er spelen
een paar kleine
kinderen die heen en weer rijden op driewielers en in trapautootjes. Ze
hebben alle
ruimte, en het rijk alleen. Hun leren is nog spelen. Schoolcampussen
zijn bijna
verdraagbaar in vakantieweekends.
De spoorbaan loopt pal achter het
park langs. Een
station
hier lijkt me geen verschrikkelijk slecht idee – al zou je moeten
overwegen om
het over te slaan buiten schooltijden; wie zou er bijvoorbeeld
instappen op een zonnige zomerse
zaterdagmiddag?
Je zou station Dordrecht Zuid best
hierheen kunnen
verplaatsen, en op schooldagen veel meer passagiers trekken dan die
1100. Maar
verplaatsing naar de andere kant, meer naar het zuiden, wordt ook al
een jaar
of 40 overwogen. Weer opstappen op de knieënkraker dus, en derwaarts.
Een fietser in Dordt kan de
Schwung-app
installeren op zijn
telefoon. Bij nadering van een van de 37 voor Schwung aangepaste
kruispunten,
verspreid over de stad, zet die app het fietserslicht alvast voor je op
groen.
Of hij houdt het licht langer op groen, als het al op groen stond. Je
moet dan aan
het begin van je rit wel je eindbestemming intoetsen, anders weet
Schwung niet
waar je heen wilt. Of altijd, elke dag, dezelfde route rijden, want de
app onthoudt
die.
Van zoiets had ik nog nooit gehoord,
voordat ik er
hier een
sticker over zag bij een stoplicht. In Leiden en omstreken wordt
voorrang
geregeld via detectielussen op de fietspaden. Dat lijkt me een stuk
handiger.
Zelf ben ik blij dat ik geen
Schwung-app heb; ik
maak van
rood licht dankbaar gebruik om even uit te blazen. En op de lage
snelheid die
ik weet te bereiken op dat stuk NS-roest, zal de app wel niet ingesteld
zijn. Of
klinkt er dan misschien een brul uit m’n telefoon: ‘Rij eens een beetje
door, ouwe
sukkel; hoe lang moeten we voor jou het verkeer nog ophouden?’
De locatie die al kort na 1973 werd
aangewezen
voor het te verplaatsen
station Dordrecht Zuid, ligt 800 meter voorbij het huidige station,
namelijk waar
het spoor de Copernicusweg kruist. Op de plattegrond zag ik dat deze
plek wat
centraler ligt bij de wijk Sterrenburg. Maar als er arriveer, maakt de
omgeving
ineens een heel landelijk indruk.
Des te beter, misschien; er is hier
nog wat ruimte
om een mooie
stationslocatie te realiseren, een fietsenstalling neer te zetten, een
bushalte
te plaatsen, een Kiss&Ride-gelegenheid…
Wel een aardige spotplek, hier bij
die
spoorwegovergang. Als
dit Noord-Brabant was – wat op een paar kilometer na het geval is – dan
zou er
nu iemand stoppen om te vragen of ik treinen sta te fotograferen – of
heel snel
doorrijden, als hij/zij zou denken dat ik een wanhoopsdaad van plan
was.
Voor het laatste geval staat het
noodnummer 113
vermeld bij
de spoorovergang. Altijd als ik het zie, vraag me af, of er ooit wel
eens een suïcidaal
iemand dat nummer belt op zo’n plek. En zo ja, wat ze dan zeggen aan de
andere
kant. Ik weet niet of er veel overtuigingskracht zou uitgaan van mijn
eigen levensmotto,
de spreuk die me ook door de coronacrisis heeft heengeholpen: ‘Al is er
geen
licht meer aan het eind van de tunnel, je kunt er altijd nog een leuke
dag van
maken.’ Wat je ook zegt in zo’n situatie, het zal heel bleekjes
klinken.
Landelijk Dordrecht
Amstelwijck is een nieuw
bedrijventerrein, waar
hoge hotels
staan en waar ook nog huizen komen. Het ligt ten oosten van een
uitgestrekt industriegebied,
Dordtse Kil, dat genoemd is naar de rivier die erlangs stroomt.
Amstelwijck
daarentegen, is genoemd naar een andere rivier, die 90 km verderop
meandert;
waarom??
Station Amstelwijck zou kunnen komen
bij de
Kilweg, 1 km
voorbij de Copernicusweg. Ik rijd veel te ver door naar het zuiden, en
beland
op de Wieldrechtse Zeedijk, en daarmee op de lege, landelijke
zuidelijke helft
van het Eiland van Dordrecht. Mooie, weidse vergezichten, dat zeker,
maar wel
weer een paar extra kilometers op die onmogelijke fiets. Wanneer gaat
NS
elektrische verhuren? Ik zou er best een paar euro extra voor over
hebben per dag of voor mijn part per uur.
Dordrecht heeft zijn eigen
deelfietsensysteem,
Nextbike, met
10 huurlocaties, vooral in het centrum en op dit soort
industrieterreinen
buitenaf. Maar dat zijn ook conventionele fietsen, en geen elektrische,
zie ik als
ik langs zo’n locatie rijd.
Voor de Amstelwijckfietsbrug over de A16, met twee haardspeldbochten aan weerszijden van de weg, moet ik afstappen. De luchtfoto heb ik overgenomen van GoogleMaps.
En dit is dan de potentiële
stationslocatie, ook
alweer in zo’n
rurale omgeving.
Wat moeten we hier nou mee? Je kunt
treinen toch
niet 4 keer
laten stoppen tussen de stations Dordrecht en Lage Zwaluwe, op al die
soms heel
twijfelachtige locaties? Dan wordt het een soort tram.
Dat snappen ze in Dordrecht ook wel.
Maar ze
hebben hier hun
hoop gevestigd op een hoogfrequente lightrail- of metroverbinding
Dordrecht –
Leiden, langs een dan geheel 4-sporig uitgevoerde Oude Lijn.
Dat is zo’n losse flodder die een
paar jaar
geleden eens is
afgevuurd door een overspannen beleidsambtenaar. Ik stipte het even aan
in mijn
stuk uit ’18 over de Metropoolregio Rotterdam – Den Haag.
Daarna heb ik
er
vrijwel niets meer over gehoord. Maar in Dordrecht nemen ze het plan
heel serieus.
Dordrecht – Leiden, twee steden die
al jaren
strijden om de eer,
de 4e gemeente van Zuid-Holland te zijn qua inwonertal. Leiden ligt
momenteel
voor, 124.000 inwoners tegen 120.000. Maar schreeuwen die steden nou om
een 60
km lange onderlinge metroverbinding, pal naast een spoorbaan die er in
de 19e
eeuw al lag? Wat voegt dat toe? - behalve misschien die stations
Amstelwijck,
Copernicusweg, Leerpark, eindelijk Schiedam Spaland, en voor mijn part
Leiden Merenwijk,
of noem het desnoods Oegstgeest Poelgeest, dan heeft Oegstgeest ook wat.
Aan de andere kant. Stel, ze zouden
aan mij
vragen, een
railplan te bedenken om het OV in de provincie Zuid-Holland naar een
hoger plan
te tillen. En mij
daarvoor krediet
verlenen tot een bedrag van 10 miljard euro, plus het recht om alle
bezwaar- en
beroepsschriften rücksichtslos onontvankelijk te verklaren.
Dan stak ik het geld absoluut in een
metroverbinding
Dordrecht – Leiden. Maar dan via een heel andere route dan de Oude
Lijn: via
Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk, Rotterdam uiteraard, Lansingerland en
Zoetermeer.
Geen volslagen imbeciele plannen,
volgens mij. Een
metro
naar H.I.A. heeft in de jaren 90 al eens op de tekentafel gelegen,
evenals een
railverbinding Rotterdam – Zoetermeer. En er ligt in die laatste stad
zelfs al
40 jaar een open strook gras voor een raillijn naar Leiden.
Daarover zit ik te peinzen op de
fietstocht terug
naar
station Dordrecht, via ook weer alleraardigste oude dijkjes, aan
weerzijden
waarvan nieuwbouwwijken ontstaan zijn. Een bijzondere stad, Dordrecht,
op een bijzonder
eiland, het Eiland van Dordrecht.
Nog een kilometer, nog 500 meter, nog
300 meter,
nu nog maar
100, gelukkig, daar heb je de stalling! Mijn knieën hebben schoon
genoeg van
die fiets. Volgens de Runkeeper heb ik 16,93 km gereden in 1:45:35 uur,
met een
gemiddelde snelheid van 9,62 km/uur en daarbij 538 calorieën verbruikt.
Dat laatste
aantal, gebaseerd op een racefiets, mag je wel verdubbelen, denk ik.
Ik loop nu nog een fotoronde door het
centrum,
het Rondje
Dordt, overal duidelijk aangegeven met pijlen.
Daarmee is er een einde gekomen aan
de
augustusaflevering van
‘Beminde zaterdag’. In september gaan we onverdroten verder met deze
rubriek.
De eerste 2 septemberzaterdagen zijn zelfs al beleefd, maar
nog niet
opgeschreven.
Frans Mensonides
12 september 2021
Er geweest: zaterdag 28 augustus 2021
©
Frans Mensonides, Leiden, 2021