Beminde Keuze- en zaterdag (36)
eind juli t/m eind augustus 2021



Rotterdam Noord

< < < < < Deel 35 al gelezen?



‘Beminde zaterdag’ is een rubriek over treinreizen op die dag met mijn Weekend Vrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn Huygens die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen. Deze reeks is geïntroduceerd in deel 1.
Het overzicht van alle tot dusverre verschenen afleveringen vind je in het archief van mijn Thuispagina.

Begin augustus genoot ik van een welverdiende vakantie, om uit te rusten van de vermoeienissen van een jaar lang thuiswerken op de divan. Daardoor kon ik, behalve op zaterdag, ook door de week nog eens een keertje weg, om een Keuzedag op te maken, waarvan ik er nog 5 had staan. Ze zijn tegenwoordig een jaar geldig.

De treinen, bussen, straten, parken, steden en hele provincies in dit land waren deze maand verlaten. Onze landgenoten waren op een langverbeide verkansie in het buitenland, in al dan niet geelgekleurde landen op de kaart. Voor mij, als overnachter in het B&B van mijn eigen woning, zaten er nog wat dagtochtjes in, bij sterk jojoënde besmettingscijfers.

Zaterdag 31 juli, dag één van mijn vakantie, besloot ik na een regenachtige ochtend, ‘s middags om half vier bij impuls om toch nog met het OV op pad te gaan, helemaal naar Rotterdam. Daar zag ik dat de  vernieuwingsbeurt van Station Alexander nu helemaal voltooid is, en dat station Rotterdam Noord er wel een zou kunnen gebruiken.

Maandag 2 augustus nam ik mijn eerste Keuzedag op sinds 24 december 2019. Ik bezocht in Nijmegen een tentoonstelling over de pest (waarom niet?), en deed onderweg de comfortRRReis-buslijn Ede – Wageningen.

De zaterdag daarop liep ik in Arnhem naar Moscowa, waar de meeste Arnhemmers eindigen, en pakte ik daar opnieuw de Rrreis-bus, die naar Apeldoorn. Weer een paar dagen later fietste ik onder Roosendaal even de grens over; toch nog een soort buitenlandreis.

Daarmee zat de vakantie erop, maar resteerden in augustus nog een paar zaterdagen, waarop ik me ook wel vermaakt heb.



 

Alexander af -  Rotterdam Noord: verflenste zakelijkheidHillegersberg, uit het schort van HillegondaEerste klas ervaringenDe hoekjes van NijmegenSonsbeek, Zijpendaal en Moscowa - Leiden – Roosendaal v.v. met hindernissen - Langs Brabantse beken (1): Watermolenbeek, (n)Everland, Nispen en een stukje Essen - Nieuw station aan de Oude Lijn?; Per fiets naar RijswijkBuiten - Dordrecht Zuid van de bucketlist af - Dordrecht Leerpark - Dordrecht Zuid 2.0 - Metro Amstelwijck – Oegstgeest??



Alexander af

Op de laatste zaterdag van juli verlaat ik zoals gezegd om 15:30 de woning om naar station De Vink te lopen. Onderweg ga ik dan wel eens bedenken waar ik nog heen wil met de trein, op dit vrij late tijdstip. Och, ik kon wel even een haring gaan eten in de Markthal van Rotterdam. Elke reden om op pad te gaan is een goede, zeker nadat we zo lang thuis hebben moeten blijven.

Onderweg naar de Maasstad besluit ik, eerst te gaan kijken of station Rotterdam Alexander nu echt helemaal af is. Die haring kan wachten.

Begin juli 2020 werd het vernieuwde station geopend. Maar toen ik er later die maand kwam kijken, bleek het piece de resistance ervan nog niet voltooid: een veilige looproute van het treinenperron naar dat van de metro. 

Tussen Rotterdam Centraal en Alexander maakt de trein een wijde slinger langs onder meer een diergaarde, volkstuinen en een autosloperij. En langs station Rotterdam Noord, waarover straks meer.

Station Alexander is nu echt af. Ik zag die loopbrug vorig jaar in aanbouw, en bekeek de artist impressions. Maar ik kan me zoiets pas voorstellen als ik er zelf gelopen heb. Het blijkt nu dat die veilige looproute alleen bruikbaar is voor wie uit de trein stapt uit de richting Gouda en met metrolijnen A en C verder wil naar het centrum van Rotterdam.

Dat is de meest gebruikte overstap. Je loopt nu vanaf het perron via een loopbrug over de sporen van de metro heen (linksboven en rechtsonder op de foto). Op de terugweg kun je vanuit de metro zó de stationshal binnen stappen, zonder het metrospoor te kruisen.

Als je vanuit de trein uit Rotterdam wil overstappen op de metro, moet je toch die gevaarlijke oversteek maken over de metrosporen. Maar dat ligt niet erg voor de hand; ach nee, als je vanuit het centrum in Ommoord of Nesselande wilt wezen, pak je meteen de metro wel.

Ik snap, net als vorig jaar, niet dat ik de fiets niet genomen heb. Bijzonder: durf ik voor het eerst na de dansen-met-Janssen-golf en mijn 2e prik weer eens met de trein te reizen, en ga ik ergens heen waar ik ook op de fiets had kunnen komen.


Rotterdam Noord: verflenste zakelijkheid

Op station Alexander krijg ik alweer een nieuw idee voor het vervolg van deze middag. Ik ga op Rotterdam Noord mijn bucketlist van nog nooit eerder bezochte stations weer eens korter maken.

Rotterdam Noord is het enige station tussen Rotterdam Centraal en Alexander. Het ziet twee keer per uur de sprinters Rotterdam – Gouda - Woerden - Breukelen - Amsterdam Centraal - Uitgeest stoppen. In de spits wordt deze serie twee keer per uur aangevuld met de sprinter Rotterdam – Gouda Goverwelle; elk kwartier dus een sprinter tot Goverwelle.

Rotterdam Noord is een beetje ondergeschoven station. Het ligt wat verscholen, achter een grauw betonnen viaduct waarover auto’s denderen, de A20.

De reizigers lijken het ook niet te kunnen vinden. Met 2400 in- plus uitstappers per werkdag in pre-corona-tijden zinkt het helemaal in het niet bij de 5 andere spoorwegstations in Rotterdam. In tegenstelling tot die stations is er bij Noord door de jaren heen ook geen noemenswaardige stijging te constateren.

Rotterdam Noord is een creatie van dé stationsarchitect Sybold van Ravesteyn. Met zijn hoekige uiterlijk en elementaire kleuren is het station een puntgaaf voorbeeld van de bouwstijl Nieuwe Zakelijkheid.

Het station werd in 1953 in gebruik genomen tegelijk met het nieuwe spoortraject Gouda – Rotterdam CS, dat gedeeltelijk gebruik maakt van de oude Ceintuurbaan. Hoe zat dat ook alweer met die Ceintuurbaan? Gelukkig kan ik het nalezen in Beminde zaterdag; in 2016 schreef ik erover in Nieuwerkerk aan den IJssel. De laan aan de noordzijde van het spoor heet nog steeds Ceintuurbaan.

Het stationsgebouw moet ooit een plaatskaartenloket gehad hebben. Tegenwoordig zit er een café in.

Wat zal ik er nog meer over zeggen? Op die bucketlist van mij blijven als een bezinksel dit soort buitenwijk- en voorstadstationnetjes staan, naast wat buitenplaatsen in de buitengewesten. De bijgewerkte lijst van stations waar ik nooit ben in- of uitgestapt:

Warffum, Usquert, Uithuizermeeden, Loppersum, Veenwouden, Dronrijp, Sneek Noord, Koudum-Molkwerum, Almelo de Riet, Hengelo Oost, Hemmen-Dodewaard, Nijmegen Heyendaal, Veenendaal West, Hollandse Rading, Diemen, Heemskerk, Krommenie-Assendelft, Den Helder Zuid, Dordrecht Zuid, ’s Hertogenbosch Oost, Helmond Brouwhuis, Geleen Oost, Hoensbroek en Eygelshoven Markt.



Hillegersberg, uit het schort van Hillegonda

Langs de Rotte

Nu zou ik in pakweg 3 kwartier tijd door de binnenstad naar de Markthal kunnen lopen voor die haring. Maar eigenlijk lokken de plassen aan de andere kant van het station me meer: de Bergse Voorplas en de Bergse Achterplas, gescheiden door een landtong waarover de Straatweg loopt. Een pracht van een zomeravond is dit geworden, ideaal weer om langs een oever te wandelen. Ik ga een stuk langs de Rotte lopen en daarna de Achterplas ronden.

Dit landelijke stuk Rotterdam heet Hillegersberg. Het was eens een zelfstandig dorp met een eigen gemeentehuis, maar werd in 1941 geannexeerd door de grote buurman Rotterdam.

Hillegersberg is ouder dan Rotterdam zelf, en stamt uit een tijd dat de jaartallen nog met 3 cijfers geschreven werden. Oud genoeg zelfs voor een heuse ontstaanslegende.

De reuzin Hillegonda was volgens dat verhaal op pad van de Veluwe naar de kust met een schort vol zand, bedoeld voor de kustverdediging. Maar ter hoogte van waar nu Hillegersberg ligt, scheurde het schort en belandde het zand op de grond.

Dat werd de heuvel waarop de kerk van Hillegersberg zou komen te staan. Hillegonda schreide hete tranen om het ongeval, en die staan nu nog op de kaart als die twee Bergse plassen. De reuzin met haar gescheurde schort sierde het wapen van de gemeente, en de scene is vereeuwigd in een standbeeld aan de Bergse Dorpsstraat, de voornaamste winkelstraat van Hillegersberg.

Een mooi verhaal, maar geologen denken er toch net iets anders over. De heuvel is een donk, een duin uit de ijstijd. De twee plassen zijn veel en veel later ontstaan, en wel door mensenhand: turfsteken in de 17e en 18e eeuw.


Klik voor een grotere weergave

Vrijwel meteen na het station stuit ik op de v/m herberg In den Baars uit 1840 (linksboven op de foto). Daar maak ik ook de 2 foto’s daarnaast, in een straatje waar het ruikt naar teer, naar scheepvaart, zij het dan niet die over het zilte nat, maar het zoete. De Prinsenmolen dateert uit 1648 en dus uit de tijd dat de 2 plassen ontstonden. Deze watermolen is nu woonhuis en onderhevig aan een opknapbeurt.

‘Auw, auw, auw!’, hoor ik gillen. Een passerende fietsster is gestoken door een wesp.

Linksonder op de foto de Boterdorpse Verlaat, een sluisje uit de 18e eeuw. Ook op de onderste rij, 2e van rechts, het v/m raadhuis aan de C.N.A. Looslaan.

C.N.A. (Nelis) Loos was de eigenaar van het indertijd vermaarde café-restaurant Loos in station Rotterdam Hofplein en van het nog steeds vermaarde attractiepark voor de kleintjes: Plaswijck, rond de Bergse Voorplas.

Een even bekende figuur uit de geschiedenis van Hillegersberg - maar dan hooguit onder neerlandici - was de sprookspreker Willem van Hillegaersberg (ca. 1350-ca. 1408, ook bekend onder diverse spellingsvarianten), die ook geëerd is met een straatnaam.

Sprooksprekers reisden stad en land af, te voet, om tegen betaling hun sproken voor te dragen, voor ridders in de hoge zaal en voor boeren op het land, net als de troubadour van Lenny Kuhr. Een sproke was geen sprookje, maar een kort verhaal met vaak een didactische, moralistische strekking.

Hillegersberg is een aangename woonwijk met veel singels, veel groen, en veel gegoede woningen uit het Interbellum. Nergens maakt hij de indruk, deel uit te maken van een metropool. Het enige grootstedelijke element is de tram van RET-lijn 4 die over de Straatweg raast en op de smalle, drukke Bergse Dorpsstraat langs de winkelpuien kruipt. Die tramroute viert in 2023 zijn eeuwfeest.

‘Ic ben al moede, ic wil gaen rusten’, om Willem van Hillegaersberg te citeren, al was hij niet zozeer moe van het vele wandelen dat zijn beroep met zich meebracht, maar van alle wappies die ook in zijn tijd alomtegenwoordig waren.

Ik neem de tram naar het station. De conducteur of trambegeleider, of hoe het ook heet, staat voorin tegen de bestuurder te brullen, die misschien doof is; ik weet het niet. Hij, de conducteur, draagt voor zijn gezicht zo’n onelegant plastic spatscherm dat geen enkele bescherming biedt tegen welke corona-variant dan ook, ook niet als je zelf van nature al een bord voor je kop hebt. Je kunt net zo goed een konijnenpootje of een amulet om je nek hangen.

Uit de luidsprekers in de tram klinken onophoudelijk mededelingen en vermaningen: dit is tram 4 naar het Marconiplein, de volgende halte heeft geen verhoogd perron, voorzichtig met uitstappen, vergeet niet uit te checken, draag een mondkapje (in tegenstelling tot de conducteur dus).

Als we het Weena naderen, loopt deze on-functionaris nog even door de tram om alle 7 passagiers een fijne avond te wensen en dan zit zijn werk er ook weer op.

Ik stap op de trein. Thuis bedenk ik dat ik vergeten ben, een haring te gaan eten, een foto van de tram te maken, en een van de kerk op de donk. Die foto’s ga ik de donderdag daarop dan toch nog maar even schieten. Deze keer pak ik de fiets.

Nu wil ik het weten, ook. Hoe ben ik er nou sneller, met het OV of op de fiets? Nou, op de fiets doe ik over die 27 km 1½ uur, in een stroombesparend vakantietempo. Maar per OV had ik er volgens 9292.nl 90 minuten over gedaan. Dus ga maar na!

Op de heuvel ligt de Hillegondakerk, die in ruim een millennium een hele rits voorgangers gehad heeft. Ook zie je er de ruïne van het Huis ten Berghe uit 12-zoveel. Dat is in 1426 verwoest, en zo te zien vrij grondig. Dat gebeurde in het kader van de Hoekse en Kabeljauwse Twisten, die rare, eindeloos lange oorlog waarbij de belligerenten zelf op een gegeven moment niet meer wisten waarover er nou eigenlijk geknokt werd. De ruïne is geïntegreerd in het kerkhof.

Laat de bitterballen nu maar komen! Ik strijk neer op een terrasje met uitzicht op de plas, aan het eind van de Bergse Dorpsstraat. Een perfecte zomerdag!

 

Burgemeester Le Fèvre de Montignylaan


 

Straatweg


Eerste klas ervaringen

Ede-Wageningen, nog precies zoals het was

Net als bij een Weekend Vrij-abonnement, kun je ook bij een Keuzedag voor 5 euro een toeslagkaartje kopen voor de 1e klas. Deze ‘upgrade’, die nu geloof ik ineens in het Nederlands een Klassewissel heet, is de hele dag geldig. Vertel het niet verder, dan wil straks iedereen in de 1e klas!

Alle 14 treinritten die ik tot dusverre gemaakt heb voor deze pagina, bracht ik door in de 1e klas. Daarvan dacht ik in mijn jeugd dat alleen gearriveerde rechtse VVD-gehaktballen met bolknaksigaren er wilden plaatsnemen, naast met eau de cologne besprenkelde baronnessen.

Deze week neemt er vrijwel niemand plaats. In 14 1e-klassecoupé’s met elk een stuk of 20 zetels, heb ik in totaal 18 medepassagiers gezien. Dat is er gemiddeld een stuk of één, en niet zelden was dat de conducteur/-trice - als je dat een passagier kunt noemen. Hoewel ik dus dicht bij hem / haar in de buurt zat, is in al die ritten mijn chipkaart niet gecontroleerd.

Maar ook zij lopen nog wel eens zo’n heel lang treinstel door om iedereen een goedemorgen, -middag, -avond of -nacht te wensen. Laat niemand beweren dat ze helemaal niks uitvoeren!

Ik zie landstreken die ik in 1½ jaar niet gezien heb, en die hun bestaan desondanks gewoon voortgezet hebben tijdens mijn afwezigheid. Wat hetzelfde is gebleven – en dat is het meeste – treft me soms nog sterker dan wat veranderd is.

Soms twijfel ik. Is station Apeldoorn (dat ik vergeten ben te fotograferen) nu ineens gemoderniseerd, of was dat al langer zo? Naarden-Bussum ziet er in een flits bij het passeren ook heel anders uit dan ik me kan herinneren.

Oh ja, de aanpassing van het emplacement stond in 2018 al op de rol (volg de link). De vanuit Amersfoort bediende spoorbomen over de Comeniusweg, die zo ongeveer 57 minuten per uur gesloten waren, zijn vervangen door een gewone, automatische AHOB-installatie. En de snelheid op het emplacement is opgevoerd van 80 naar 130 km/uur; geen wonder dat ik het niet goed kon zien!

Als ik op maandag uitstap op Ede-Wageningen voor de RRReiss-bus, trek ik vol verwachting mijn camera. Eerst even een paar foto’s maken van dat compleet vernieuwde station dat nu wel een keer af zal zijn. Maar dat valt zwaar tegen: ze zijn er nog niet eens aan begonnen!

Wel hebben ze, na jaren zoeken, toch nog een aannemer gevonden die de klus wil klaren. Die verwacht, nog voor het eind van dit jaar de eerste paal te kunnen slaan. In 2024 moet de operatie voltooid zijn. ‘Nu nog even wachten, straks uw ogen uitkijken’, staat er op een poster, om de moed erin te houden bij de treinreizigers uit Ede, Bennekom en Wageningen. Maar dat stond er 2 jaar geleden ook al.

3 keer ben ik deze week de plek gepasseerd waar station Utrecht Koningsweg gepland is, door mij al omgedoopt in Utrecht Maarschalkerweerd–Wulverbroek. Zoals ik in het vorige deel van deze rubriek schreef, zou het moeten komen aan de spoorlijn Utrecht – Arnhem / Rhenen, op een paar hectometer afstand van Utrecht Lunetten aan de spoorlijn richting Geldermalsen.

Alle IC’s zouden moeten gaan stoppen op beide stations. Ik weet het nog niet zo net; ik denk dat de meeste IC-passagiers uit bijvoorbeeld Eindhoven en Ede, gewoon naar Utrecht Centraal willen, of verder naar Schiphol of zo. Zitten die nou echt te wachten op een extra stop in het zicht van de haven? Een vrij gammel en heel erg duur plan, als je het mij vraagt.

Als dat station toch doorgaat, komt het ongeveer op de plek van de bomen op de foto, tegen het omzagen waarvan ongetwijfeld protesten zullen rijzen.


De hoekjes van Nijmegen

Als ik in Nijmegen aankom, loopt over het stationsplein een magere, ongeschoren, haveloze man te ijsberen en tegen niemand in het bijzonder te orakelen: ‘Eva, Abel, allemaal incest! Het is allemaal incest, van het begin af aan! Ik ben paranormaal begaafd. Dat geloof je zeker niet! Ik ben para het normale, ik ben tegen normale mensen!’

De stadsfilosoof of de stadsgek, zeg het maar! Waarom oefenen stationsomgevingen toch zo’n grote aantrekkingskracht uit op dit soort dwaallichten? Dat verknipte vrouwtje van Leiden Centraal zit ook nog steeds elke dag te tieren tegen fietsers die het fietsverbod negeren.

Goed, mijn impressies van die pest-tentoonstelling heb ik dus al geboekstaafd. Na het museumbezoek zit ik met het feit dat het museum om 17:00 sluit, maar ik pas na 18:30 opnieuw gebruik kan maken van mijn Keuzedag.

Dat is ook weer zoiets dat veranderd is gedurende de laatste 18 maanden. Op werkdagen mag je nu niet alleen niet inchecken tussen 6:30 en 9:00, maar ook niet meer tussen 16:00 en 18:30.

Anderhalf uur dus om nog wat plaatjes te schieten in een mooie stad. Afgelopen winter verscheen er in mijn Twitter-timeline bijna elke dag een foto uit Nijmegen door een Nijmegenaar. En iedere keer kreeg ik het schier onbedwingbare verlangen om af te reizen naar die oude stad aan de Waal.

Ik fotografeer deze keer nu eens niet het geijkte: Kapel het Valkhof, het Stadhuis, de Boterwaag, Kronenburg(er) Park, Veur-Lent; ik doe nu eens de hoekjes. Bijvoorbeeld hierboven het doorkijkje onder een boog van de Grote- of Sint Stevenskerk.

De Vierdaagse ging ook dit jaar niet door, maar Nijmegen kan nauwelijks wachten op die van 2022. Nog maar 347 nachtjes slapen! Linksonder: de Molenstraatkerk of Petrus Canisiuskerk die grotendeels verwoest is in de oorlog.

De Van Schaeck Mathonsingel is onlangs omgetoverd in een fraaie esplanade met fonteinen.  

Het Arsenaal uit 1824 heeft gedeeltelijk een culturele en gedeeltelijk een horecabestemming, met een aardig terras, zo te zien.

 

De Waterwolf van de Deventer kunstenaars Paul Keizer en Albert Dedden, ofwel The Space Cowboys. Het 4 meter hoge beeld werd gegoten uit 2500 kilo brons en is onthuld in september 2020.

Het staat op de vernieuwde Waalkade, met veel groen en zonder auto’s; alleen fietsen en bussen zijn hier nog welkom.

De waterwolf, in de gedaante van de Waal, teisterde medio juli de stad weer eens. Anders dan in Limburg, België en Duitsland waren er geen doden en gewonden te betreuren, in en om Nijmegen. Maar er was wel veel materiële schade. En de Pannenkoekenboot kon niet uitvaren.


Sonsbeek, Zijpendaal en Moscowa



Arnhem Centraal

Een warme, zonnige zaterdagmiddag in Arnhem, terwijl de kustprovincies gekweld worden door regenvlagen. Ik ben niet ten onrechte op reis gegaan, vandaag.

Ook een weerzien na anderhalf jaar met mijn favoriete horeca-pleisterplaatsen bij stations, verspreid over het hele land. De opluchting als ze nog bestaan, en niet aan de crisis ten onder zijn gegaan! Zoals de StationsHuiskamer in de hal van Arnhem Centraal. En overal in de horeca zijn ze ook blij om ons weer terug te zien (waar ik de OV-sector absoluut niet van verdenk). Ze leggen bijna de rode loper uit voor hun gasten.

Ik heb in Arnhem nog een onvoltooide wandeling staan. Op zaterdag 9 november 2019 wilde ik van station Arnhem Presikhaaf via diverse landgoederen lopen naar begraafplaats Moscowa, die heel bijzonder schijnt te zijn. Maar ergens halverwege sloeg ik een verkeerde weg in (overkomt me anders nooit!). Ik moest de wandeling afbreken omdat ik eind die middag een eetafspraak had in Leiderdorp.  







Op naar Moscowa dus, vanmiddag, via de parken Sonsbeek en Zijpendaal. Eerst denk ik dat een Arnhemmer een aparte plek gevonden heeft om de was op te hangen. Maar als ik naderbij ben gekomen, blijkt het een kunstwerk te zijn.

En blijkt de in brons vereeuwigde man op dat marmeren monument een stadgenoot, de Leidse natuurkundeprofessor Hendrik Lorentz (1853-1928). Zonder hem was de relativiteitstheorie nooit bedacht, had de Afsluitdijk er niet gelegen (in ieder geval niet op de huidige plek), en had, volgens de uitleg bij het monument, het GPS nooit uitgevonden kunnen worden. Dan had ik ook deze keer Moscowa niet bereikt, want ik kijk vanmiddag zoals gewoonlijk om de 5 minuten op mijn telefoon, waar ik ergens ben op aarde.

Lorentz werd beroemd in Leiden, maar werd geboren in Arnhem. Het monument is ontworpen door Oswald Wenckebach.

Aparte dingen kom je onderweg soms tegen. Deze brug in de Apeldoornseweg over de in de diepte gelegen Cattepoelseweg heeft 4 uitkijkpunten. Daar kun je, gezeten op een bankje, van het uitzicht genieten.

En dan bereik ik de uitgestrekte, ruim 30 hectare grote begraafplaats Moscowa, waar een stuk of 45.000 Arnhemmers rusten. Straks 45.001; net als ik de poort binnen wil gaan, nadert er een begrafenisstoet. Op de lagere school heb ik een keer geleerd dat ik dan stil moet blijven staan op de rand van het trottoir en mijn hoed moet afnemen. Maar die draag ik niet. Enfin, stilstaan bij de dood kan altijd, en misstaat niemand.

Ook mag je een begrafenisstoet niet inhalen, of erger nog: onderbreken. Dat heb ik me nog eens in het hoofd geprent voor een verkeersexamen.

Moscowa bestaat sinds 1864. Het is meer dan een necropolis; het is een fraai aangelegd, bosrijk wandelpark met veel kunstwerken en veel kunstige grafmonumenten. In een theehuis worden dorstige levenden gelaafd.

 

 







De ‘pleuranten’ (rouwende figuren) op de 2 foto’s linksonder zijn afkomstig van een oorlogsmonument door Gijs Jacobs van den Hof dat eerst in de binnenstad van Arnhem stond.

Hebben doden ook nog recht op privacy? Ik heb de naam op het grafmonument in ieder geval onleesbaar gemaakt. 

Ik weet ineens weer wat me in 2019 al hierheen probeerde te lokken: de Galgenberg en het schijndodenhuis. Maar de eerste is weinig opzienbarend: een grasveld op een heuvel, even buiten de begraafplaats. En het laatste is al rond 1900 afgebroken; ik had het verhaal erover te vluchtig gelezen, en dacht dat het er nog was.

In de 19e eeuw waren veel mensen doodsbang om begraven te worden in schijndode toestand. Dan zouden ze in hun kist onder de grond ontwaken; ze zouden er niet uit kunnen, niemand zou ze horen roepen en bonzen, en ze zouden uiteindelijk stikken en dan echt serieus dood zijn.

In een schijndodenhuis werden echte en vermeende doden 36 uur lang opgebaard en goed in de gaten gehouden of ze toch nog een teken van leven vertoonden. Wat zeer zelden gebeurd zal zijn.

Ze gingen heel zorgvuldig te werk. Er werden spiegeltjes voor de mond van een dode gehouden, om te zien of die tegen de verwachting in een beetje ademde. En er bestonden zelfs alarmsystemen met draden aan de armen en benen van een lijk, waardoor er een bel klonk als het zich toch bewoog.

Ik vermoed dat die angsten over schijndood vooral berustten op broodje-aapverhalen. Het was een hype. De schijndodenhuisjes raakten snel in onbruik.

Op een paar begraafplaatsen in Nederland heb je nog v/m schijndodenhuizen, die nu vanzelfsprekend een andere bestemming hebben. In Den Haag is er nog een, die ik over een paar dagen ga fotograferen.

Voor de ingang van Moscowa stopt de ComfortRRReis-bus, waarmee ik mijn rrreis ga voortzetten.

Ondergetekende rondreizende digitale sprookspreker belooft een spoedig vervolg.

Frans Mensonides
12 augustus 2021
Er geweest: Hillegersberg zaterdag 31 juli en donderdag 5 augustus 2021, Nijmegen maandag 2 augustus, Arnhem zaterdag 7 augustus 2021.



v/m schijndodenhuis op  Algemene Begraafplaats Kerkhoflaan, Den Haag



De Lorentz, multifunctioneel gebouw bij Leiden Centraal



Leiden – Roosendaal v.v. met hindernissen



Everland


Woensdagmiddag 11 augustus heb ik nog steeds vakantie. Vanmorgen had ik iets anders te doen; vanmiddag heb ik, bij zonnig en windstil weer, wel behoefte aan een OV-fietstochtje vanaf een station dat niet te ver af ligt van De Vink. Waarom niet Roosendaal? Ten zuiden daarvan ligt nog een strook Nederland waar ik noot eerder geweest ben.

Ik neem om 13:07 de Sprinter naar Den Haag, in de verwachting dat ik om 14:30 in Roosendaal zal arriveren. De reis verloopt tot Mariahoeve voorspoedig, niet zo heel erg lang dus Daar stranden we door een wisselstoring. Die na 5 minuten alweer verholpen is; we komen weer in beweging.

‘Dit gebeurde een paar weken geleden ook al’, zegt de conducteur, die zoals gebruikelijk de 1e klas met me deelt, ‘er wordt de laatste tijd raar gerommeld rond Den Haag’.

In Den Haag is dan blijkbaar nog ProRail-personeel aanwezig om raar te rommelen. Rond Utrecht wordt het treinverkeer op bepaalde trajecten deze weken soms stilgelegd wegens personeelsgebrek onder de treindienstleiders. Ze kunnen er geen mensen voor krijgen in deze tijd van vacatureoverschot en tekort aan werklozen. Geen wonder, als je het karige salaris ziet. Ik zou er zelfs als thuiswerker niet voor uit m’n nest komen.

Ik arriveer nog net op tijd op station Den Haag Laan van Nieuw Oost-Indië om mijn aansluitende IC Vlissingen te zien wegrijden van een ander perron. Dat kost me een half uur. Als ik nou eens via Den Haag Centraal zou reizen? Ach nee, dat maakt niets uit; ik kom er geen minuut eerder door in Roosendaal.

Enfin, ik heb per slot van rekening ferkansie. Geduldig zit ik op een bankje de komst af te wachten van de volgende IC naar Vlissingen. Er wordt omgeroepen dat de IC naar Dordrecht is uitgevallen. Maar daar had ik toch niets aan gehad.

Even op Twitter kijken om de tijd te doden. De Opper-Wappie des Vaderlands, Micha Kat, heeft geprofeteerd dat vandaag alle volledig gevaccineerden via G5 gemagnetrond of gemicrogolfd zullen worden, of zoiets. Ze zullen een helse dood sterven.

Kat typt al zijn tweets in hoofdletters. Naar mijn ervaring als Twitter-gebruiker is dat altijd een teken van ernstige geestelijke labiliteit.

De trein naar Vlissingen arriveert zonder vertraging.

 



Den Haag Laan van NOI

Deze maanden zitten vol met eerste-keren-sinds-corona. De trein neemt de Moerdijkbrug. Daarmee heb ik Noord-Brabant heroverd, na mijn laatste bezoek op 15 februari 2020 (HOV-busbaan Eindhoven). Nog 5 buitengewesten te gaan: Zeeland, Limburg, Groningen, Friesland en Drenthe.

Voorbij de Moerdijkbrug hapert ook deze reis - die ik ook alweer maak in een vrijwel lege 1e klas. Tussen Lage Zwaluwe en Oudenbosch is er voor de variatie een overwegstoring. Alle overwegen wordt stapvoets gepasseerd. Nog eens 10 minuten extra vertraging.

Eindelijk aangekomen in Roosendaal, huur ik een OV-fiets. Het is een onbemande stalling met een klaphek als toegang, waar je de sleutel uit een kastje moet trekken met 24 gaatjes voor OV-fiets-sleutels. Die stalling en dat kastje werken allebei digitaal, en je krijgt ze alleen open met je OV-chipkaart. Dat lukt. Nu nog die ene fiets vinden waarop mijn sleutelnummer vermeld staat, in een stalling met een klein honderdtal exemplaren. Vanzelfsprekend is het net de laatste.

Zo tegen half vier kan ik eindelijk beginnen aan de eigenlijke fietstocht, waarover meer in het volgende hoofdstuk.

Als ik een paar uur later de fiets weer wil inleveren, doemt er een probleem op. Het rolluik van het kastje waar de sleutel in moet, gaat niet open. Volgens het scherm is het vol; er is geen gat meer beschikbaar om de sleutel in te steken. Er zijn 3 van die kastjes in de stalling. De andere 2 zijn buiten gebruik; het scherm blijft zwart. Ik loop naar de fietsenstalling beneden om menselijke hulp (de OV-fietsen staan op de eerste etage). Niemand aanwezig na zessen.

Nu bel ik NS Klantenservice, met de pest in mijn hart. Als OV-fietser moet ik dat nummer nogal eens bellen. Vaak krijg ik dan iemand aan de lijn die onduidelijk brabbelt en nooit iets snapt. Het aannemingsbeleid bij NS blijft me verbazen.

Ik krijg haar met moeite aan het verstand wat er aan de hand is. Ze zegt dat ik de sleutel in de blauwe brievenbus moet gooien. Die heb ik wel ontdekt, maar hij zit op slot, of klem; ik weet het niet.

Onverdroten herhaalt zij tot 3 keer toe dat ik toch echt de sleutel in de blauwe bus moet doen; dat is de enige uitweg uit deze situatie. Spreek ik nou met een menselijk wezen, of met een app? Als ze eindelijk begrijpt dat ik die sleutel niet kwijt kan, beveelt ze me hem per post op te sturen naar een postbus (geen antwoordnummer; ik mag het zelf betalen) in Utrecht.

Nou, ik dacht dat ik de afgelopen 5 jaar in deze rubriek alle mogelijke OV-fiets-ellende al eens geboekstaafd had, maar een volle sleutelkast is beslist nieuw. Wel ben ik al eens geconfronteerd met volle fietskluizen. Toen moest ik de sleutel ook opsturen.

Mijn trein is al lang vertrokken tijdens dat telefoontje. Nu wacht me wederom een half uur wachten, deze keer op een bankje op het stationsplein, met een fietssleutel in mijn zak. Ik zal hem maar weer aangetekend opsturen; als hij wegraakt, krijg ik straks een astronomische rekening voor de vermissing en voor de fietshuur, want die fiets is nu officieel niet terugbezorgd.

Maar wacht eens even: daar zie ik een vrouw de stalling binnen gaan zonder fiets en met een chipkaart in haar hand. Die gaat vast een OV-fiets halen! Ik meteen achter haar aan, de trap op, en jawel, ze loopt naar het kastje, en krijgt er een sleutel uit. Dan zijn er nu dus nog maar 23 van de 24 gaatjes bezet en moet ik mijn sleutel kwijt kunnen! Jawel, het lukt!

 



Roosendaal

Terug, met de volgende trein, gebeurt er niets bijzonders, of het moest zijn dat de trein achter een goederentrein terecht komt, en een kleine 10 minuten vertraging oploopt.

Dit ging wel met hindernissen, vandaag. Maar wat heb ik dat reizen gemist, de afgelopen anderhalf jaar!, zelfs toestanden zoals in dit hoofdstuk beschreven. Het zijn toch eigenlijk maar luxeproblemen.


Langs Brabantse beken (1): Watermolenbeek, (n)Everland, Nispen en een stukje Essen

 



Kapel bij Nispen (NL) en Essen (B)

En dan nu nog een paar zinnen over het eigenlijke doel van deze middag: een fietstocht onder Roosendaal. Er loopt daar fietspad langs de Watermolenbeek, ook bekend als Molenbeek of Kleine Aa.

De gedeeltelijk gekanaliseerde beek ontspringt bij Wildert in België, halverwege Essen en Kalmthout. Daar heet hij Wildertse Beek. Ten oosten van Essen komt hij Nederland binnen. In de stad Roosendaal aangekomen, mondt hij uit in een andere waterloop, waarvan het water uiteindelijk via-via terecht komt in de Noordzee.

Ten zuiden van het centrum van Roosendaal vind ik het fietspad langs de beek. Aan weerszijden ervan zijn speelplekken, parken en weilanden.

Op een bruggetje, niet ver voorbij de laatste flatblokken van de stad, maak ik de eerste foto’s. Er naderen, langzaam, voetje voor voetje, twee bejaarde dames met elk een rollator. ‘Zo, fotografeert u de zwanen?’, vraagt er één.

Oh ja, we zitten in Brabant, waar men altijd aan wildvreemde voorbijgangers vraagt of ze echt aan het doen zijn wat ze duidelijk aan het doen zijn. Dat geldt hier geloof ik als een vorm van beleefdheid en belangstelling. Maar op mij, met mijn Randstedelijke stekeligheid, komt het altijd wat bemoeierig over.

Ik had niet zo lang geleden op kantoor een Brabantse collega, die de hele dag zulke vragen afvuurde. Om half twee vroeg ze altijd of ik nou nog steeds niet geluncht had en of ik geen honger kreeg. Signalen, dat ik daar niet van gediend was, werden straal genegeerd. Gelukkig brak toen al heel snel corona uit.

‘Ja’, overdrijf ik tegen de dames met de rollator, ‘ik fotografeer altijd zwanen, waar ik ze maar zie, overal waar het kan. Ik vind het zulke prachtige, sierlijke beesten, ontroerend, bijna’. Ja, dat vinden zij nou ook. Maar ze geven me niet eens nadere fotografeer-tips en -aanwijzingen; dat heb ik ook wel meegemaakt. Als ze doorlopen, bedenk ik dat ik wel een wedervraag had mogen stellen, zoals: ‘Zijn de dames aan de wandel, in het zonnetje, met de rollator?’

Even verder leg ik koeien vast op de plaat en er passeert een vrouw op de fiets die luidkeels aan het zingen is. ‘Boeh!’, doen de koeien. ‘Dag, meisjes!’, roept ze naar de dieren, vervolgt haar gezang, en laat zich niet in het minst afschrikken door het boe-geroep dat ze geoogst heeft. Ze stapt niet af om me te vragen, of ik echt wel de koeien sta te fotograferen. Ik kan dus niet wedervragen: ‘Was je vrolijk aan het zingen?’

De buurtschap Everland telt niet meer dan een paar boerderijen en landbouwbedrijven langs een rechte, beboomde weg. Ik ben geneigd, die naam op z’n Engels uit te spreken. Dan betekent het Het Land van Ooit, de utopie, de idylle, de ideale toestand die we eens hopen te bereiken, maar in Everland al heel lang heerst. Everland is ook de naam van een pretpark in Zuid-Korea en een video game.

Uiteraard ligt de associatie met Neverland voor de hand, de ranch waar wijlen Michael Jackson allerlei stoute dingen gedaan zou hebben die hij volgens anderen helemaal niet gedaan heeft.

Maar de etymologische werkelijkheid is ook deze keer knap ontnuchterend. De naam is afgeleid van ‘evene’, Middelnederlands voor een bepaalde soort haver die hier dan wel verbouwd zal zijn.

Tussen de buurtschap en de Molenbeek ligt wel een idyllisch weidenatuurgebied met veel knotwilgen, ook met de naam Everland. Dat kun je soms op zondag op een erg onchristelijk tijdstip bewandelen onder leiding van een gids. Maar ik houd het vandaag bij fietsen, en het is al veel te laat voor dauwtrappen.

Everland ligt aan de spoorlijn Roosendaal – Antwerpen, 3 km ten noorden van de Belgische grens. Sinds de Beneluxtrein plaatsgemaakt heeft voor de IC Brussel via Breda, rijdt hier alleen nog eens per uur de boemel Roosendaal – Antwerpen – Puurs. Er zal pas over een dik halfuur een trein passeren. Ik ga er maar niet op wachten.

Als je via deze spoorlijn Nederland binnenrijdt, is de kerkspits van Nispen het eerste wat je ziet van het vaderland. Ik stap af voor een fotorondje te voet door Nispen. Het dorp ligt vredig en ledig te sluimeren in de zomerzon. De inwoners zijn allemaal op vakantie; overal stalen rolluiken voor de ramen.

Nispen valt onder de gemeente Roosendaal, en daarmee onder het koninkrijk der Nederlanden, maar maakt een onmiskenbaar Vlaamse indruk. Ik kan er niet precies de vinger op leggen, wat er nou zo Vlaams aan is. Ja, die rolluiken, natuurlijk.

Je hebt ook in deze streek zo’n fietsroutenetwerk met genummerde knooppunten en een plattegrond bij elk knooppunt. Ik prent me een route terug naar Roosendaal in het hoofd.

Toch een handig analoog systeem in dit digitale tijdperk. De fietser kan simpelweg de nummervolgorde opschrijven of onthouden, en steeds de pijlen volgen naar het volgende knooppunt. Zo hoeft ook een oriëntatiegestoorde als ik niet om de kilometer op zijn telefoon te kijken waar hij is.

Het fietsnetwerk gaat ook nog even verder over de grens, in de gemeente Essen. Daar pik ik een klein stukje van mee op de terugweg.

Aan het begin van de coronacrisis was de grens met België een tijdlang hermetisch gesloten. Momenteel mag je officieel alleen de grens over als je volledig gevaccineerd bent of een zeer recente negatieve test kunt tonen. Ik zie vandaag niemand die het controleert, maar de marechaussee schijnt wel steekproefsgewijze controles uit te voeren.




Blik op Essen (België) vanuit Nispen (Nederland). De dubbele streep op de weg zal de grens wel zijn.

 

Het is een megaklus om een grens van honderden kilometers, met ook honderden wegen en weggetjes die de grens kruisen, in de gaten te houden. Australië en Nieuw-Zeeland zijn hier echt in het voordeel. Groot-Brittannië ook, maar die hebben dat voordeel niet weten uit te buiten.

Waar de grens dan wel precies is, staat vaak niet eens duidelijk aangegeven. Enfin, ik fiets een paar kilometer door de gemeente Essen, over fietspaden vol kuilen en langs hangende elektriciteitskabels; toch duidelijke aanwijzingen dat ik me in Vlaanderen bevind.

 

De grenspost op de foto, bij de buurtschap Horendonk, is een stuk historie; al lang niet meer in gebruik. ‘Knuffelcontacten’… De coronamaatregelen zijn ook niet helemaal up to date, geloof ik; ze passen meer bij afgelopen winter. Er wordt ook gewaarschuwd voor de processierups.

Hier staat, helaas niet op mijn foto, een heel speciale grenspaal, de ‘strontpaal’. De commiezen deden in een bosje bij die paal hun behoefte als ze urenlang dienst moesten kloppen aan de grens.

Terug in Nederland pak ik ook nog een hoekje mee van de Rucphense bossen en richt mijn koers daarna naar de hoge zendmast in de verte, aan de voet waarvan ik Roosendaal weet.

Voor vanavond heb ik gezonde eetplannen; er staat thuis iets in de koelkast met veel groente. Desondanks ben ik blij dat ik die snackbar, sorry: frituur weer zie, een paar stappen van het station. Het was zo’n vaste pleisterplaats op mijn zaterdagse escapades, en gelukkig heeft hij corona overleefd.

Ik was daar zo kind aan huis dat ze al wisten dat ik geen gebakken ei wilde bij mijn nasi of bami. ‘Weet je wie we hier ook nooit meer zien, de laatste tijd?’, hebben ze vast wel een keer tegen elkaar gezegd, de afgelopen 18 maanden, ‘Die vent die er geen ei bij wil’.

Ik heb de Runkeeper mijn fietstocht weer laten registreren. Die app is uitgevonden voor fanatiekere sportievelingen dan ik. Maar je kunt er ook gerust mee in een TGV gaan zitten, en dan protesteert hij niet als je zogenaamd fietst of hardloopt met 300 km/uur.

Bij mijn wandeling door Nispen heb ik hem even uitgezet. Afgezien daarvan ben ik 2:46:55 uur onderweg geweest, en heb 29,01 km afgelegd, wat neerkomt op een gemiddelde snelheid van 10,43 km/uur. Nee, fotofietsen op een OV-fiets gaat allesbehalve flitsend. Wel heb ik 868 calorieën verbrand.

Zo, en nu alleen die fiets nog even terugzetten in de stalling…

De titel van dit hoofdje suggereert dat er nog een tweede fietstocht langs een Brabantse beek volgt. Maar op mijn Thuispagina kun je er nooit zeker van zijn dat er na deel 1 ook nog een deel 2 komt.

Aan het dood-magnetronneren door G5 zal het niet liggen; ik heb er bijzonder weinig van gemerkt. Maar uitstel is geen afstel. Micha blijkt ons respijt verleend te hebben tot 8 november. Hij had het niet helemaal helder gezien in zijn kristallen bol; het was niet 11/8, maar 8/11.

Die complotdenkers zijn vaak nog gestudeerde mensen ook, die toch beter zouden moeten weten. Micha bijvoorbeeld, was ooit leraar klassieke talen. Nou zijn die sowieso vaak wat typisch en wereldvreemd.

In de week dat ik dit tik, is het Wappie-negeer-week op Twitter. Micha heb ik zelf al een hele tijd geleden op negeren gezet, maar iedereen heeft het altijd over hem, dus hij blijft mijn timeline binnensluipen. Ik had helemaal niet over hem moeten beginnen.



Nieuw station aan de Oude Lijn?; Per fiets naar RijswijkBuiten

Een van de dingen die ik tijdens de crisis geleerd heb, is dat je een heel OVertuigend stuk over OV kunt schrijven, zonder ook maar één rit te maken met trein of bus. Zo heb ik bijvoorbeeld het artikel over die nieuwe R-net-verbinding Katwijk – Leiden helemaal vanaf de fiets geschreven.

En zo ook dit hoofdstuk over het eventueel te realiseren station RijswijkBuiten, tussen de stations Rijswijk en Delft aan de Oude Lijn.

Deze zaterdag, 14 augustus, heb ik om 17:00 een eetafspraak met vrienden bij De Bonte Haas in Wateringen, een in die streek wijd en zijd bekend restaurant. Ik ben er nooit geweest, maar vooral de haassaté van De Bonte Haas schijnt populair te zijn, al komt die haas niet van een haas maar van een varken. Ideaal weer, en een ideale afstand, ruim 20 km, om het OV weer eens te verslaan met de fiets. Onderweg kan ik mooi die stationslocatie meenemen.

Het diner is ter gelegenheid van mijn 64¾-ste verjaardag, die ook al weer 10 dagen geleden is. Nee, het is niet mijn gewoonte om ook de halven en kwarten te vieren. Maar op 4 november, mijn echte verjaardag, was de horeca net gesloten wegens een zeker virus. Ik stelde het diner eerst maar eens een half jaar uit, in de hoop dat de wintergolf in mei voorbij zou zijn, maar die was hardnekkiger dan gedacht. Dus werd het augustus, met mijn volgende verjaardag al in zicht.

RijswijkBuiten is een grote nieuwbouwwijk in aanbouw, op de grens van Rijswijk en Delft. Een tuinbouwgebied is ervoor geweken. Het omvat van zuidwest naar noordoost de buurtschappen Sion, ‘t Haantje en Pasgeld. De bebouwing rukt ook in die volgorde op. In 2013 ging de eerste paal voor Sion de grond in. Nu is de helft van ‘t Haantje (ook wel Parkrijk genaamd) bebouwd. In 2026 moet het hele project klaar zijn. In de wijk wonen dan 10.000 mensen in 3500 huizen.

In Sion stond in vroeger eeuwen een klooster met die naam, totdat het in 1572 verwoest werd in het kader van de Opstand der Nederlanden. Daarna werd Sion een buitenplaats, en nog een paar eeuwen later tuinbouwgebied.

’t Haantje is genoemd naar een herberg. Pasgeld aan de Delftsche Vliet was ook een buitenplaats. Die maakte in de jaren 30 plaats voor een wijk met een paar rijtjes huizen. Later kwamen er ook onderzoeksinstellingen en laboratoria.

Ook tegenwoordig is RijswijkBuiten nog een soort van buitenplaats, om niet te zeggen: buitenbeentje. Het ligt 5 km van het oude dorpshart van Rijswijk, aan gene zijde van een park met een enorme heuvel, en ligt veel dichter bij het centrum van Delft.

Aan de Delftsche Vliet staat ter hoogte van Pasgeld een stoomgemaal uit 1873. Daarnaast heb je Herberg Vlietzicht, onlangs ten prooi gevallen aan de coronacrisis. In de tijd dat ik in Rijswijk werkte, heb ik daar nog eens het huwelijksfeestje meegevierd van een collega, die een paar jaar later al in een scheiding lag.

Dit is nu typisch weer zo’n mededeling waarvoor je elke week opnieuw De digitale reiziger leest; zo’n feit waarvan je blij bent dat je het weet. Maar ik denk er nu eenmaal aan nu ik v/h de Herberg Vlietzicht passeer; waarom zou ik het dan niet opschrijven?

 




Onderste foto ontvangen van een lezer uit Haaglanden


Laat ik het hebben over dat nieuwe station. Het komt – áls het er komt – op deze plek bij de nieuwe tunnel in de Laan van ‘t Haantje. De fraai betegelde tunnel is op 30 juli opengesteld voor het verkeer. Hij vervangt een gelijkvloerse spoorwegovergang die toch wel bijna de helft van de tijd dicht gezeten moet hebben, met 20 treinen per uur.

Die plek ligt nu nog in een onbebouwde vlakte, maar over een jaar of wat in het hart van RijswijkBuiten. De wijk is nu bereikbaar met EBS-bus 51, Den Haag Centraal – Haagse Markt - Rijswijk NS – Delft NS, in halfuurdienst. Die bus rijdt over de Prinses Beatrixlaan, tussen Sion en ’t Haantje in. Over de Lange Kleiweg rijdt in de spits nog lijn 53, een pendeldienst Delft NS – Rijswijk NS, langs de labs van Pasgeld.

De gemeente Rijswijk wil dat station ter hoogte van ’t Haantje wel hebben, maar het rijk is nog niet over de brug gekomen met zijn fiat en de pecunia.

Momenteel is het stuk Oude Lijn tussen de stations Rijswijk en Delft Campus toneel van een verdubbelingsoperatie, van 2 naar 4 sporen. Als die in 2024 klaar is, moeten er niet minder dan 14 treinen per uur per richting gaan rijden tussen Den Haag HS en Rotterdam, tegen nu 10. HIER vind je een voorlichtingspagina met video van ProRail over het project.

Volg D voor Delft en R voor Rijswijk. Ook in t Haantje is vrijwel iedereen op vakantie. Een ijsboer vat post bij het allerlaatste rijtje voltooide huizen. Geen deur gaat open, ook niet als hij een lokkende melodie laat tingelen. Ik ga nu ook geen ijs eten, zo vlak voor die haas van De Bonte Haas.

Eerst nog een fotoronde door Sion, het al voltooide stuk van RijswijkBuiten. De wijk bestaat uit duurzame, energie-neutrale woningen, zonder aardgas en met driedubbelglas, warmtepomp, zonnepanelen en vloerverwarming.

Onderweg naar Wateringen beland ik op een stille kade langs een vaart, met uitzicht op kassen, zonder veel tekenen van menselijke aanwezigheid. Het bestaat toch niet dat er in zo’n omgeving een gerenommeerd restaurant gevestigd is?

Ik zal wel weer eens verdwaald zijn. Maar volgens mijn app is het nog maar 300 meter naar restaurant De Bonte Haas, dat een minuut later inderdaad opdoemt, en niets hoeft te betalen voor de sluikreclame in dit hoofdstuk. Dat hierbij uit is.

Frans Mensonides
29 augustus 2021
Er geweest: Roosendaal en Nispen: woensdag 11 augustus, RijswijkBuiten zaterdag 14 augustus 2021.



Dordrecht Zuid van de bucketlist af

Een zaterdag later neem ik toch het OV weer, en wel helemaal naar Dedemsvaart, vanaf station Zwolle met een elektrieke comfort-RRReis-bus. Dat verhaal is al verschenen op een aparte pagina. Als je op de link klikt, lees je een misschien nog wel veel leuker artikel dan wat nu volgt.

We schrijven nu de laatste zaterdag van augustus. Ik zit in de IC naar Dordrecht, en passeer de locatie weer waar de gemeente Rijswijk station RijswijkBuiten wil hebben.

De strijd voor dit soort stations vergt meestal wel een heel erg lange adem. We zullen er vanmiddag een paar tegenkomen, waarvan al sprake was aan het eind van de 20ste eeuw, toen ik de reizigersorganisatie ROVER nog diende.

Ik passeer bijvoorbeeld luttele minuten na Delft Campus de plek waar station Schiedam Spaland, ook bekend als Schiedam Kethel, had moeten komen, in het noorden van de Brandersstad. Tram 21 (Rotterdam de Esch – Schiedam Woudhoek) zou doorgetrokken worden naar het te realiseren station. In de 90’s werd er al voor gepleit, maar in 2010 schoten de regering en de Tweede Kamer het plan af. Er zou uitbreiding van het aantal sporen voor nodig zijn, en daarvoor bleef de hand op de knip.

Maar ik ben eigenlijk onderweg naar Dordrecht, want daar spelen ook al heel lang een paar van zulke kwesties. In ieder geval moet vanmiddag Dordrecht Zuid af van mijn bucketlist af van stations waar ik nog nooit eerder ben uitgestapt. Daarna doe ik maar liefst 3 locaties waar nieuwe stations geprojecteerd zijn: Dordrecht Leerpark, Dordrecht Zuid 2.0, zoals ik het maar noem, en Dordrecht Amstelwijck.

Op station Dordrecht Sec neem ik de Sprinter naar Roosendaal van 13:52. Voor het ritje naar Dordrecht Zuid is het nauwelijks de moeite waard om mijn jas uit te trekken of zelfs maar te gaan zitten. Het station ligt op 2½ kilometer van Dordts hoofdstation en de rit duurt evenzovele minuten.

Onderweg zie ik in het linkerraam – ik ben toch maar gaan zitten –de plek waar station Leerpark zou kunnen komen, een kleine kilometer ten noorden van station Zuid. Ik vang een glimp van de reusachtige schedel die dienst doet als abri voor de bus.

Dordrecht Zuid staat hoog op de ranglijst van de meest desolate stations van Nederland. Het werd geopend in 1973 en had toen nog zoiets als een stationsgebouw, zo’n simpel zeshoekig geval. Maar dat is al lang afgebroken. Verder is het zeer minimalistisch uitgevoerd, met een perron aan beide zijden van de spoorbaan, waarop enkele armetierige half open abri’s, waar je weinig bescherming geniet bij slagregens en windkracht 8. Het ligt op een viaduct en er loopt een aartslelijke verkeerstunnel onderdoor.

Het station ligt in tussen de wijken Crabbehof en Sterrenburg, maar niet echt lekker bij het hart van die laatste grote wijk. Dat is de reden dat er vrijwel meteen na het openingsjaar van het station al gepleit werd voor verplaatsing. Wat dan weer vreemd is: ProRail gaat het station in 2022 helemaal opknappen. De verplaatsing zou dan best weer eens een halve eeuw uitgesteld kunnen worden.

Dordrecht Zuid is het lelijke eendje van alle stations in de streek. Doordeweeks stopt er 4 keer per uur per richting een trein, nl. 2 keer de Sprinter Dordrecht – Arnhem en 2 keer Dordrecht – Roosendaal. Desondanks trok het station pre-corona slechts 1100 in- plus uitstappers per werkdag. Dat is maar 300 meer dan dat merkwaardige volgende station op de lijn, Lage Zwaluwe, in het midden van de wildernis.

Vandaag moeten we het doen met maar één trein per uur. Dordrecht – Breda is gestremd wegens werkzaamheden en in het weekend rijdt de Sprinter Dordrecht – Roosendaal in uurdienst. De trein terug gaat al om 14:03, en ik heb maar 8 minuten voor de achterlandverkenning. Dat is ook ruim genoeg; iets fotograferenswaardigs zie ik in de wijde omtrek niet.

 

Dordrecht Leerpark

In het hoofdstuk van Rijswijk schreef ik al dat je locaties van toekomstige stations het beste per fiets kunt verkennen. Terug bij station Dordrecht huur ik dus een OV-fiets; deze keer bij een bemenste stalling, zodat er geen herhaling dreigt van dat vervelende gedoe in Roosendaal laatst (zie ergens hierboven).

Er is nog verschil in OV-fietsen. Goed, ze fietsen allemaal veel zwaarder dan de gemotoriseerde tweewieler die bij mij thuis in de schuur staat. Maar deze slaat alles. Ik zal hem in de loop van de middag bijna niet vooruit krijgen, en voortdurend het gevoel hebben dat ik met wind tegen (die er vandaag niet staat) een steile heuvel op moet (die er niet zijn op het Eiland van Dordrecht).

Ik rijd langs het busstation, neem een fietstunnel met opvallend krappe bochten en steile hellingen, sla wat hoeken om en beleef een weerzien met het Leerpark, een nieuw stuk Dordt met louter opleidingsinstituten.

Ik raakte er verzeild in de winter van ’19, toen ik de nieuwe R-net- en snelbuslijnen van QBuzz deed. Dat was een akelig gure dag. In het Leerpark zag ik leerlingen, weggestoken in leren jassen, zich en masse begeven van en naar de bushalte bij die aparte abri.

Nu ligt het park te blaken in de zon. Er spelen een paar kleine kinderen die heen en weer rijden op driewielers en in trapautootjes. Ze hebben alle ruimte, en het rijk alleen. Hun leren is nog spelen. Schoolcampussen zijn bijna verdraagbaar in vakantieweekends.

De spoorbaan loopt pal achter het park langs. Een station hier lijkt me geen verschrikkelijk slecht idee – al zou je moeten overwegen om het over te slaan buiten schooltijden; wie zou er bijvoorbeeld instappen op een zonnige zomerse zaterdagmiddag?

Je zou station Dordrecht Zuid best hierheen kunnen verplaatsen, en op schooldagen veel meer passagiers trekken dan die 1100. Maar verplaatsing naar de andere kant, meer naar het zuiden, wordt ook al een jaar of 40 overwogen. Weer opstappen op de knieënkraker dus, en derwaarts.

 

Dordrecht Zuid 2.0

Een fietser in Dordt kan de Schwung-app installeren op zijn telefoon. Bij nadering van een van de 37 voor Schwung aangepaste kruispunten, verspreid over de stad, zet die app het fietserslicht alvast voor je op groen. Of hij houdt het licht langer op groen, als het al op groen stond. Je moet dan aan het begin van je rit wel je eindbestemming intoetsen, anders weet Schwung niet waar je heen wilt. Of altijd, elke dag, dezelfde route rijden, want de app onthoudt die.

Van zoiets had ik nog nooit gehoord, voordat ik er hier een sticker over zag bij een stoplicht. In Leiden en omstreken wordt voorrang geregeld via detectielussen op de fietspaden. Dat lijkt me een stuk handiger.

Zelf ben ik blij dat ik geen Schwung-app heb; ik maak van rood licht dankbaar gebruik om even uit te blazen. En op de lage snelheid die ik weet te bereiken op dat stuk NS-roest, zal de app wel niet ingesteld zijn. Of klinkt er dan misschien een brul uit m’n telefoon: ‘Rij eens een beetje door, ouwe sukkel; hoe lang moeten we voor jou het verkeer nog ophouden?’

De locatie die al kort na 1973 werd aangewezen voor het te verplaatsen station Dordrecht Zuid, ligt 800 meter voorbij het huidige station, namelijk waar het spoor de Copernicusweg kruist. Op de plattegrond zag ik dat deze plek wat centraler ligt bij de wijk Sterrenburg. Maar als er arriveer, maakt de omgeving ineens een heel landelijk indruk.

Des te beter, misschien; er is hier nog wat ruimte om een mooie stationslocatie te realiseren, een fietsenstalling neer te zetten, een bushalte te plaatsen, een Kiss&Ride-gelegenheid…

Wel een aardige spotplek, hier bij die spoorwegovergang. Als dit Noord-Brabant was – wat op een paar kilometer na het geval is – dan zou er nu iemand stoppen om te vragen of ik treinen sta te fotograferen – of heel snel doorrijden, als hij/zij zou denken dat ik een wanhoopsdaad van plan was.

Voor het laatste geval staat het noodnummer 113 vermeld bij de spoorovergang. Altijd als ik het zie, vraag me af, of er ooit wel eens een suïcidaal iemand dat nummer belt op zo’n plek. En zo ja, wat ze dan zeggen aan de andere kant. Ik weet niet of er veel overtuigingskracht zou uitgaan van mijn eigen levensmotto, de spreuk die me ook door de coronacrisis heeft heengeholpen: ‘Al is er geen licht meer aan het eind van de tunnel, je kunt er altijd nog een leuke dag van maken.’ Wat je ook zegt in zo’n situatie, het zal heel bleekjes klinken.

 

Metro Amstelwijck – Oegstgeest??






Landelijk Dordrecht

Amstelwijck is een nieuw bedrijventerrein, waar hoge hotels staan en waar ook nog huizen komen. Het ligt ten oosten van een uitgestrekt industriegebied, Dordtse Kil, dat genoemd is naar de rivier die erlangs stroomt. Amstelwijck daarentegen, is genoemd naar een andere rivier, die 90 km verderop meandert; waarom??

Station Amstelwijck zou kunnen komen bij de Kilweg, 1 km voorbij de Copernicusweg. Ik rijd veel te ver door naar het zuiden, en beland op de Wieldrechtse Zeedijk, en daarmee op de lege, landelijke zuidelijke helft van het Eiland van Dordrecht. Mooie, weidse vergezichten, dat zeker, maar wel weer een paar extra kilometers op die onmogelijke fiets. Wanneer gaat NS elektrische verhuren? Ik zou er best een paar euro extra voor over hebben per dag of voor mijn part per uur.

Dordrecht heeft zijn eigen deelfietsensysteem, Nextbike, met 10 huurlocaties, vooral in het centrum en op dit soort industrieterreinen buitenaf. Maar dat zijn ook conventionele fietsen, en geen elektrische, zie ik als ik langs zo’n locatie rijd.

Voor de Amstelwijckfietsbrug over de A16, met twee haardspeldbochten aan weerszijden van de weg, moet ik afstappen. De luchtfoto heb ik overgenomen van GoogleMaps.

 

En dit is dan de potentiële stationslocatie, ook alweer in zo’n rurale omgeving.

Wat moeten we hier nou mee? Je kunt treinen toch niet 4 keer laten stoppen tussen de stations Dordrecht en Lage Zwaluwe, op al die soms heel twijfelachtige locaties? Dan wordt het een soort tram.

Dat snappen ze in Dordrecht ook wel. Maar ze hebben hier hun hoop gevestigd op een hoogfrequente lightrail- of metroverbinding Dordrecht – Leiden, langs een dan geheel 4-sporig uitgevoerde Oude Lijn.

Dat is zo’n losse flodder die een paar jaar geleden eens is afgevuurd door een overspannen beleidsambtenaar. Ik stipte het even aan in mijn stuk uit ’18 over de Metropoolregio Rotterdam – Den Haag. Daarna heb ik er vrijwel niets meer over gehoord. Maar in Dordrecht nemen ze het plan heel serieus.

Dordrecht – Leiden, twee steden die al jaren strijden om de eer, de 4e gemeente van Zuid-Holland te zijn qua inwonertal. Leiden ligt momenteel voor, 124.000 inwoners tegen 120.000. Maar schreeuwen die steden nou om een 60 km lange onderlinge metroverbinding, pal naast een spoorbaan die er in de 19e eeuw al lag? Wat voegt dat toe? - behalve misschien die stations Amstelwijck, Copernicusweg, Leerpark, eindelijk Schiedam Spaland, en voor mijn part Leiden Merenwijk, of noem het desnoods Oegstgeest Poelgeest, dan heeft Oegstgeest ook wat.

Aan de andere kant. Stel, ze zouden aan mij vragen, een railplan te bedenken om het OV in de provincie Zuid-Holland naar een hoger plan te tillen.  En mij daarvoor krediet verlenen tot een bedrag van 10 miljard euro, plus het recht om alle bezwaar- en beroepsschriften rücksichtslos onontvankelijk te verklaren.

Dan stak ik het geld absoluut in een metroverbinding Dordrecht – Leiden. Maar dan via een heel andere route dan de Oude Lijn: via Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk, Rotterdam uiteraard, Lansingerland en Zoetermeer.

Geen volslagen imbeciele plannen, volgens mij. Een metro naar H.I.A. heeft in de jaren 90 al eens op de tekentafel gelegen, evenals een railverbinding Rotterdam – Zoetermeer. En er ligt in die laatste stad zelfs al 40 jaar een open strook gras voor een raillijn naar Leiden.

Daarover zit ik te peinzen op de fietstocht terug naar station Dordrecht, via ook weer alleraardigste oude dijkjes, aan weerzijden waarvan nieuwbouwwijken ontstaan zijn. Een bijzondere stad, Dordrecht, op een bijzonder eiland, het Eiland van Dordrecht.

Nog een kilometer, nog 500 meter, nog 300 meter, nu nog maar 100, gelukkig, daar heb je de stalling! Mijn knieën hebben schoon genoeg van die fiets. Volgens de Runkeeper heb ik 16,93 km gereden in 1:45:35 uur, met een gemiddelde snelheid van 9,62 km/uur en daarbij 538 calorieën verbruikt. Dat laatste aantal, gebaseerd op een racefiets, mag je wel verdubbelen, denk ik.

Ik loop nu nog een fotoronde door het centrum, het Rondje Dordt, overal duidelijk aangegeven met pijlen.

Daarmee is er een einde gekomen aan de augustusaflevering van ‘Beminde zaterdag’. In september gaan we onverdroten verder met deze rubriek. De eerste 2 septemberzaterdagen zijn zelfs al beleefd, maar nog niet opgeschreven.

Frans Mensonides
12 september 2021
Er geweest: zaterdag 28 augustus 2021








Lees verder in deel 37 > > >


© Frans Mensonides, Leiden, 2021