Dit
is
aflevering 12 van de
rubriek ‘Beminde zaterdag’ over treinreizen op die dag met
mijn
WeekendVrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn
Huygens
die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen.
Deze zomer heb ik uitgeroepen tot de fietszomer van een
mooiweerfietser. Sinds begin juni huur ik elke zaterdag bij een station ergens
in Nederland een OV-fiets om daarmee een stuk provincie te verkennen. Meestal is
dat een gebied met matige of afwezige bereikbaarheid met het streekvervoer.
Dat huren is al een avontuur op zich. Soms gaat dat simpel,
bij een bemande fietsenstalling naast het station. Soms gaat dat wat
ingewikkelder of zelfs ronduit stroef. Dat heb je in de gevallen dat je de
leenfiets moet zien te ontworstelen aan een automatische, digitale,
computergestuurde fietskluis of een dito fietsenstalling.
Ook het fietsen zelf verloopt niet altijd vlekkeloos, voor
mij, als onervaren wielrijder die het peddelen bijna verleerd had. Maar echt
brokken heb ik tot dusverre niet gemaakt. Enfin, lees er alles over in de juni-aflevering van deze rubriek, of lees hieronder gewoon
verder. Want zolang ijs en weder blijven dienen, blijf ik fietsen.
De tocht van zaterdag 2 juli voert naar ‘BUCH’. Dat kent nog
niet iedereen, dat staat nog niet op de atlassen, dus enige uitleg is op zijn
plaats.
BUCH - Naar Schoorl - Inkoppertje: Groet uit Groet - Toch nog het Klimduin -‘Dikke lijnen worden
dikker, dunne lijnen verdwijnen’; van deur tot deur in de Randstad - Vlag uit: Tilburg Noord
uit isolement! - Oisterwijkse vennen - Oisterwijk, Heukelom
en Berkel-Enschot - Hallo Bandoeng, hier Radio Kootwijk - Halte Assel, Echoput, Julianatoren en verder - Terug in BUCH:
Uitgeest - Nieuwe worsteling met
fietskluizen - ‘Geniet van dit zicht
voordat er een snelweg ligt’; in en
om Uitgeest
Bij Schoorldam
BUCH wordt een grote, ca. 750 werknemers tellende ambtelijke
organisatie. Het gaat om een (ambtelijke) fusie van vier gemeenten in
Noord-Holland-Noord: Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo. Er zit er gelukkig
één bij die met een klinker begint, anders was de naam niet uit te spreken. De
fusie gaat in per 1 januari 2017. En ik ben erbij.
Vaak wordt zo’n fusie aangegrepen om 60-plussers (en dat ben
ik dan inmiddels) te lozen. De BUCH-fusie is echter niet zo’n soort fusie
waarbij medewerkers de achterdeur uit gebonjourd worden en de problemen door de
voordeur naar binnen komen. Nee, het is er één waarbij geldt: ‘Mens volgt werk’.
Niemand wordt overbodig. En 95% van de personeelsleden blijft in grote lijnen
hetzelfde werk doen als wat ze al deden. Feitelijk kan er bij zo’n fusie niet
veel misgaan!
Ik mag dus ook nog mee en heb daardoor het voorrecht, op
mijn 60ste nog van werkgever te veranderen, iets waar weinig leeftijdgenoten tegenwoordig
nog in slagen. Uit dankbaarheid voor dat feit, ga ik op een paar zaterdagen wat
rondjes rijden in BUCH-gebied, om de streek te verkennen.
En dat is me een aardige lap. De vier gemeenten gezamenlijk
hebben 100.000 inwoners rondlopen op 220 km2 grond achter de Noord-Hollandse
duinen en stranden. BUCH loopt vanaf Camperduin tot de grens van Castricum en
Heemskerk; 21 km kust plus achterland.
BUCH wordt een fusie-der-fusies van 4 gemeenten, waarvan er 2
zelf al het resultaat zijn van zo’n verbintenis. Castricum ging in 2002 samen
met Limmen en Akersloot, en bestond zelf ook al uit tweeën: zichzelf en Bakkum. Dat laatste is al zo sinds 1749, en al die tijd is het een niet over
het hoofd te ziene steen des aanstoots voor de Bakkumers; lees het gelinkte
stukje.
Vandaag gaan we de kant uit van die rits dorpen. De drie
Bergens en Uitgeest doen we een andere keer; niet noodzakelijkerwijze volgende
week. Het middenstuk van BUCH: Castricum, Limmen, Akersloot, De Woude niet te
vergeten, Heiloo en Egmond, heb ik in de loop van de jaren uitentreuren
bewandeld voor deze site. Hieronder een overzicht van al die artikelen.
Nunc est bulborum: langs de Geestlijn (2003)
St(r)andplaats Castricum (2005)
In een kombof; naar Akersloot en De Woude (2007)
Heil in Heiloo - Vreemdeling in Jeruzalem; Egmond - Skik in het leven; opnieuw Egmond (2008)
Maer- of Korendijkroute,
ofwel: Castricummer bakens (2010)
Topkavels in een heerlijkheid; Oostergeest Limmen (2013)
Over kwelpoelen in een plas-drassituatie; Baccummer Banroute met als toegift: Bosch en Duin (2013)
Koedijkervlotbrug
Een raar idee om op een zaterdag per trein dezelfde weg te
volgen als door de week, op weg naar mijn werk. Terug reis ik wel om via Hoorn,
om herhaling van die confrontatie te vermijden.
De gemeentehuizen van alle vier de BUCH-gemeenten liggen op loopafstand
van vier opeenvolgende stations op de route van de Sprinter Haarlem – Alkmaar -
Hoorn. Afgelopen december werd de Intercity op dit traject opgeheven, tot
verdriet van vele streekbewoners en mijzelf.
De oplettende lezer vraagt zich misschien af, of er
werkelijk een station Bergen in het spoorboekje staat. Dat is niet het geval.
Het station van Bergen heet tegen alle verwachting in: Alkmaar. Het
gemeentehuis van Bergen NH is gevestigd in Alkmaar, buiten de eigen gemeente,
waarmee Bergen voor zover mij bekend een unicum is in heel Nederland.
Dat Bergense kantoor staat in de wijk Bergermeer, handig
langs de randweg N9, niet zo gek ver van Bergen zelf, met een bushalte voor de
deur en op (bijna-)loopafstand van station Alkmaar.
Het station van die naam is aardig geüpgraded, de laatste jaren. De spelonk onder het spoor werd vervangen door een loopburg en het stationsplein is wat gezelliger geworden, met winkels en horeca.
Het ophalen van ‘mijn’ fiets gaat hier erg efficiënt, iets
wat ik vorige maand wel anders heb meegemaakt. Ik mag zelf een mooie OV-fiets
uitzoeken in de stalling. De beheerder scant vervolgens mijn OV-chipkaart en de
sleutelhanger van de fiets en ik kan vertrekken. Het kost me niet meer dan een
minuut.
Ik kies het fietspad rechts van het Noordhollandsch Kanaal.
Dat delen wij tweewielers een poosje met stadsbus 2 naar de noordelijke wijken
van Alkmaar. Er ligt een gecombineerd fietspad annex busbaan, waar particuliere
vierwielers niet welkom zijn.
Anders dan mijn vorige fietstochten, voert deze rit niet
door een witte vlek op de OV-kaart. Ritsen streekbussen zie ik passeren; wel
allemaal aan de overkant van het kanaal. Ik krijg er vandaag geen één echt lekker
voor mijn lens; met de armzalige foto op de mozaïekfoto onder dit stukje, moet
de lezer het doen. Gek, je zou toch denken: een bus fotograferen is des te
gemakkelijker als je zelf niet van plan bent, er één te nemen…
Schoorl en de andere dorpen die ooit tot die gemeente behoorden,
zijn bereikbaar met lijn 151 (Alkmaar – Julianadorp) en 155 (Alkmaar – Sint
Maartenszee); in totaal zelfs op zaterdag nog 3 bussen per uur per richting.
De 42 meter lange Koedijkervlotbrug dateert van 1821, toen
het Noordhollandsch Kanaal gegraven werd. Dat ging niet helemaal van een leien
dakje, zoals ik in 2007 optekende tijdens een wandeling naar De Woude. De
arbeiders werkten en leefden onder onmenselijke omstandigheden;
ondernemingsraden waren er nog niet. Hun opgekropte woede baande zich op een
kwade dag een weg naar buiten. Een foute aannemer werd gelyncht door zijn
employees.
Een vlotbrug is simpelweg een drijvende brug. Als hij open
moet voor het scheepsverkeer, verdwijnt het middelste gedeelte handig in de brugelementen aan de oever.
Eens lagen er tientallen van dit soort bruggen over het kanaal. Dit is de enige
nog overgebleven originele. Het is een monument, maar je kunt er nog overheen,
ook.
Molenwieken zwiepen, links en rechts van het water. Er staat
een vrij krachtige wind, windkracht 5 uit het westzuidwesten, wat betekent dat
ik hem zowel op de heen, als terugweg van de zijkant heb. Ik ben hier overigens nog helemaal niet op
BUCH-bodem; dat komt straks pas.
Voorbij Koedijk ontrolt zich een fraai groenblauw panorama.
Nee, ik fotografeer niet alles. Ik stop niet voor elke stolp, dan kun je hier
wel aan de gang blijven. Maar dat ene vergezicht wil ik toch wel hebben.
Ik vergewis me ervan dat er niets aankomt en steek met de
fiets aan de hand de weg over, naar de waterkant. Een imbeciel op een racefiets
komt ineens de hoek omstuiven en rijdt rakelings voor me langs, met een
snelheid van zo´n 48 km-uur. Ja, als je je eigen werelduurrecord wil
verbeteren, kun je natuurlijk niet even inhouden. Je zou dat slag toch gaarne
op de bodem van het kanaal zien belanden.
Ik dacht dat IK een gevaar op de weg was, maar vlak
losgeslagen racefietsers niet uit, evenmin als bejaarden met mechanische doping,
op zo´n elektrische fiets, en mensen die op het zadel, al rijdend, hun
WhatsAppjes zitten te lezen, omdat dat beslist niet kan wachten tot het
volgende verkeerslicht. Nee, fietsen is per afgelegde kilometer beslist
gevaarlijker dan wandelen.
Bij Schoorldam steek ik het kanaal over en rijd nu het
BUCH-gebied binnen. Fietsers worden met richtingborden naar Schoorl geleid via
een donker beboomd villaparkje.
Het dorp kan bogen op het hoogste, breedste en volgens mij
ook steilste duin van de hele Nederlandse Noordzeekust. Het heet niet ten
onrechte het Klimduin. Met een top van 55 meter boven NAP rijst het boven
Schoorl uit als de Mont Blanc boven Chamonix. De klim naar het Klimduin begint
midden in het dorp, bij een pleintje met horeca en winkels.
Kinderen rennen en rollen joelend en gillend van het duin
af. Stijgers komen bijna niet vooruit in het rulle zand. Ik stel mijn klim uit
tot de terugweg; eerst eens kijken wat er tegen die tijd nog over is van mijn knieën.
Er valt een korte maar hevige plensbui; ik schuil onder een afdak.
´Schoorl, dat is erg toeristisch´, zei een collega me van de
week, ´Campings, campings en nog eens campings, met ver van de duinen ook nog
wat huizen’. In de winkelstraat zie ik grote rekken met klompen.
Ik sla oostwaarts af om ook de stukken Schoorl te verkennen
waar de Schoorlers wonen, die straks via hun OZB mogen bijdragen aan mijn
salaris. Het dorp telt 4500 inwoners en was daarmee de grootste nederzetting
van de gelijknamige gemeente.
Die 4,5 duizend mensen wonen vooral in weinig opvallende
nieuwbouwwijken. Geen buurten waar de buurtregisseur en de wijkagent het erg
moeilijk zullen hebben; ook weer geen miljonairswijken.
Ja, zo´n plaatsnaam biedt uiteraard een inkoppertje: De
digitale reiziger groet je uit Groet!
Het ligt een paar kilometer ten noorden van Schoorl. Op de
weg erheen doorkruis je de buurtschappen Bregtdorp en Catrijp (wie kent ze
niet??) zonder dat het echt opvalt; ik heb geen plaatsnaamborden gezien.
De weg naar Groet is ook bepaald niet van gevaar ontbloot.
Ik zie het vandaag op deze tocht vaker: B-wegen die zo gladjes geasfalteerd
zijn dat automobilisten er automatisch het gaspedaal te diep intrappen. Om de
veiligheid voor de tweewielers te garanderen, zijn er aan beide zijden
fietsstroken aangebracht in een afwijkende asfaltkleur. Maar daarbij blijft zo
weinig ruimte over voor vierwielers, dat die elkaar alleen kunnen passeren door
gebruik te maken van het fietspad.
Dankbaar sla ik dan ook een ‘veilige route’ in via welke ik
op een achterweg beland. Op naar het meest opvallende monument van Groet, het
Witte Kerkje. Deze NH-kerk is gebouwd in 1639. Hij wordt geflankeerd door
eveneens witte huisjes, waarvan er op de achtergrond nog een paar zichtbaar
zijn op de foto.
Er dreigt nog meer regen, maar er zal niets meer van op mijn
hoofd vallen gedurende de rest van de middag.
Ik pak een stuk mee van de Schoorlse duinen: uitgestrekt,
ruig en onherbergzaam aandoend terrein met idem wolkenformaties erboven. In de
periode 2009-2011 werd de streek regelmatig opgeschrikt door duinbranden die
soms dagen bleven smeulen en in totaal enkele vierkante kilometers natuurgebied
verwoest hebben. Op 28 augustus 2009 moest Schoorl ontruimd worden; op 14 april
2010 Bergen aan Zee. Vermoedelijk waren die branden het werk van een pyromaan.
Terug in Schoorl keten ik de OV-fiets vast aan iets van
ijzer en geniet ik van koffie met appelgebak op een drukbeklant terras. Daarna
voel ik me voldoende gesterkt voor de beklimming van het Klimduin. Die is
inderdaad knap pittig. Ik ga maar zigzaggend naar boven, anders kom ik niet
vooruit.
‘Zwaar hè, meneer!’, zegt een jongetje van een jaar of 6 die
me ziet zwoegen.
‘Ja, vooral voor ouwe kerels als ik!’, verwoord ik zelf maar wat hij
ongetwijfeld denkt. Hij rollebolt nu naar beneden, wentelend om zijn as,
helemaal tot beneden in het dorp. Ik doe het hem maar niet na.
Het uitzicht over het dorp en het polderland is een rijke
beloning voor de geleverde inspanning.
Na weer op de fiets gestapt te zijn, zie ik dit microraadhuisje, dat
gebouwd werd in 1601. Ambtenaren zijn er nooit gehuisvest; het pandje werd
alleen gebruikt voor raadsvergaderingen. Toch kun je er met gemak, op het oog
geschat, drie, vier flexwerkplekken inrichten. Als de rest van die 750 man dan
gewoon thuis gaat zitten werken, is het huisvestingsplaatje van BUCH ingevuld.
Ik zal ze tippen voor dit optrekje; ik gooi het maandag meteen in de ideeënbus.
Nu keer ik non-stop terug naar Alkmaar, via Bergen, dat in
een volgende aflevering aan de beurt komt. Daarbij passeer ik de ook aan
campings rijke buurtschap Aagtdorp die, anders dan Catrijp en Bregtdorp, wel
wordt aangekondigd door middel van een plaatsnaambord.
Als het Regionaal Archief Alkmaar in zicht komt, is het
station niet ver weg meer. Einde van de eerste BUCH-verkenningstocht.
Frans Mensonides
17 juli 2016
Er geweest: zaterdag 2 juli 2016
Even een intermezzo, tussen twee beminde zaterdagen in. Begin
deze maand verscheen er in de media, tussen alle wereldellende door, een opvallend bericht over het OV in Nederland, sorry: de Randstad, want dat is niet helemaal
hetzelfde. Het was een hoopgevend bericht - voor lezers
die niet tussen de regels doorlezen en een wat naïeve kijk hebben op het OV.
Een consortium van vijf grote OV-bedrijven: NS,
QBuzz, GVB,
RET en HTM, beloofde niet niks: binnen de Randstad met het OV binnen
een uur
van deur tot deur! Tussen de hoofdstations van de 4 grote steden mag
een reis
niet langer dan een half uur duren. Om dit voor elkaar te krijgen moet
het nieuwe
kabinet dat in 2017 aantreedt, elk jaar een miljard euro uittrekken
voor infrastructuur. En de opvolgers van dat kabinet voorlopig ook, tot
ergens in 2040.
Lightrail is het toverwoord: meer, meer, meer lightrail, elk jaar een compleet blik rail opentrekken.
Randstadrail is immers ook zo’n enorm succes?
Laten we de beloften van het 5-tal eens nader beschouwen.
Een half uur van hoofdstation naar hoofdstation. Tussen Den Haag Centraal en
Rotterdam Centraal halen we dat nu al net met de IC, en als je de metro neemt,
op een paar minuten na. Tussen Den Haag en Utrecht zullen er 7 minuten vanaf moeten. Tabé, IC-stop in Gouda! Maar dan nog...
Amsterdam en Rotterdam zijn de Nederlandse metropolen die
het verst van elkaar afliggen, zowel in kilometers (86) als qua beleving als
qua onderlinge sympathie. Met IC Direct leg je die afstand af in 41 minuten,
als hij een keer rijdt, over onze eigen binnenlandse HSL. Er zal hier dus maar liefst 11
minuten van de rijtijd af moeten. Dan zal het wel in Thalys-tempo moeten gaan.
Hopelijk is een kaartje dan nog betaalbaar.
‘Binnen een uur van deur tot deur’. Als de ene deur uitkomt
op de Dam in A’dam, en de andere op de Coolsingel in R’dam, dan zou je dat nog
net kunnen halen, met de IC Direct. Al is er natuurlijk geen sterveling die
ooit zo´n reis maakt, want een oprechte Amsterdammer komt nooit in Rotjeknor en
een Rotterdammer nooit van zijn leven in Mokum.
Maar van ELKE deur naar ELKE andere deur in de Randstad? Dat
hebben we toch goed begrepen? Ook van Krommenie naar Dubbeldam, om eens twee Randstedelijke
buitenplaatsen te noemen? Voor zo’n rit staat nu om en nabij 2:30 uur, met
minstens 3 overstappen. Ik heb geen idee wat voor spectaculaire vervoerssystemen
nog uitgevonden moeten worden om deze reistijd tot een uur te reduceren. Die
buizenpost, die momenteel getest wordt in een woestijn in de USA, en 1200
km/uur kan? Of halen ze Ockels’ superbus weer tevoorschijn, die ergens in een
schuur op het terrein van de TU Delft staat weg te rotten? Deze belofte kan
nooit waargemaakt worden.
Dat hoeft ook niet; met een auto redt je deze afstand ook op
geen stukken na in een uur. Daar draait het natuurlijk ook niet om. Van veel
meer belang is, dat je vanuit elk stuk Nederland (waarom die beperking tot de
Randstad?) met het OV in een redelijke tijd bij het dichtstbijzijnde station,
winkelhart, hogeschool, ziekenhuis, etc., kunt komen.
De veelgeprezen Randstadrail heeft de reistijd voor vrijwel
geen enkele reiziger verkort. Ik kan de bewondering ervoor niet delen, en vind
Randstadrail, zeker het HTM-gedeelte ervan, juist een schoolvoorbeeld van hoe
het niet moet. (Randstadrail heb ik in 2013 voor het laatst besproken, echt
voor het laatst; Randstadrail schijnt af te zijn).
Een miljard euro per jaar. Dat is een hoop geld, toch? Maar
als je het in OV-infrastructuur steekt, is het zo op. Dat zielige metrolijntje
in Amsterdam, dat maar niet af wil komen, wordt 9 km lang en kost ruim 3 miljard;
3,5 ton per meter. Busbanen zijn iets goedkoper, meestal zo'n 10.000 euro per
strekkende meter, maar een stuk minder geil dan rail, vanzelfsprekend. Er kwam desondanks een ZoRo-busbaan
om Randstadrail te voltooien, maar daar hadden ze nu juist wél rail
moeten aanleggen, zoals ik in het gelinkte stukje uiteenzette.
Het huidige auto-asfaltkabinet steekt nu toch ook
al bijna een
miljard per jaar in infra voor het OV. Waarom zijn die 5 bedrijven dan
zo
bescheiden om geen cent meer te eisen? Waarom vragen ze geen 5 miljard
per jaar? Dan krijgen ze er misschien 2,5, en kan er eindelijk eens
echt geïnvesteerd worden in de OV-infra die nodig
is in dit land. Soms in rail, soms in busbanen. Ook een miljard kun je
maar één keer uitgeven; een rationele afweging is nodig, geen rail- of
bushobbyisme.
Een wonderlijke tegenstrijdigheid in het verhaal van de 5 bedrijven: ze lobbyen
voor vervoer van deur tot deur, maar het OV in de dorpen en in de wijken mag voor
wat hun betreft wel doodbloeden. ‘Dikke lijnen worden dikker, dunne lijnen
verdwijnen’; daar komt me eventjes een aap uit een mouw, waar je hoopte op een
aas. Bierman, het opperhoofd van HTM: 'De
bekende streekbussen van 12 meter zullen steeds vaker verdwijnen om
plaats te maken voor openbaar vervoer op afroep, in de vorm van
zelfrijdende auto's of deelauto's. Een soort belbus, maar dan geregeld
via een app’.
Natuurlijk, in dit soort verhalen komen ze altijd en eeuwig op de proppen met zelfrijdende voertuigen. Het zal nog
wel een jaar of 25 à 30 duren voordat die echt veilig kunnen rijden zonder
menselijke chauffeur. Maar het stáát natuurlijk heel innovatief, praten
over systemen en voertuigen die nog uitgevonden moeten worden!
Tekenend is het feit dat de streekvervoerders niet meedoen
met deze lobby (Qbuzz zal er wel louter bijzitten als stadsvervoerder in de
stad Utrecht). Is het streekvervoer al helemaal afgeschreven, tegelijk met het
OV buiten de Randstad?
ROVER-hoofdman Kruyt vind het allemaal prachtig; mensen
kunnen ook best een stuk gaan fietsen, suggereert hij in Trouw. Toen ik zelf
ROVER nog
diende als vrijwilliger,
pleitten we altijd hartstochtelijk voor een dekkend stads- en
streeknet, zodat
(vrijwel) iedereen een halte binnen loopafstand had. De term:
'vervoersketen', viel nogal eens, evenals de zinsnede: 'slecht ter
been'. Maar die tijden schijnen
voorbij te zijn, bij een ‘belangenorganisatie’ die ik gelukkig al heel
lang
geleden verlaten heb.
Oh ja, bij het doorbladeren van de jaargang 1998 van dit
magazine, stuitte ik laatst op een artikel over ook alweer zo’n schot voor de
boeg over het OV in de Randstad, deze keer afkomstig vanuit de familie Lubbers
(zie de rechterkolom). Zoek de overeenkomsten met dat van de 5 vervoersbedrijven! Dat
is het nadeel van al drie decennia meedraaien als voorvechter van het OV in NL:
iets nieuws lees je niet meer; je beleeft alleen nog déjà-vu-ervaringen.
Frans Mensonides
28 juli 2016
Zaterdag 9 juli wend ik de steven naar Noord-Brabant om de
Oisterwijkse Vennen te gaan befietsen. Oisterwijk heeft helaas geen stalling waar
een OV-fiets valt te halen, en zelfs geen automatische kluizen. Dus kies ik
Tilburg als vertrekpunt. Eigenlijk maar goed ook, want ik wil op zo’n
fietszaterdag toch mijn contractueel verplichte 35 km maken, en van station
Oisterwijk naar die Vennen is het maar een handjevol kilometers, een te
verwaarlozen eindje.
Je kunt natuurlijk ook een fiets mee de trein in zeulen, dan
weet je zeker dat je er één bij de hand hebt als je uitstapt. De dame die met
een overbepakt exemplaar het toilet gebarricadeerd heeft, is slechts in ruil
voor een zuur smoelwerk bereid het ding voor me te verplaatsen – wat weer zure
gezichten oplevert bij de staande passagiers, want de IC Den Haag – Venlo is
best vol, vandaag.
Als ik het toilet wil verlaten, blijkt die fiets er wéér voor
te staan; wie had nou kunnen bedenken, dat ik ooit ook weer naar buiten zou
willen? Opnieuw moet ze de reizigers op het balkon de schenen vermorzelen. Ik
wijs haar er vriendelijk op, dat je tegenwoordig op elk station (behalve
Oisterwijk) voor een habbekrats een fiets kunt huren, zonder je medereizigers
tot last te zijn, maar dat neemt ze voor kennisgeving aan en haar gelaat klaart
er niet door op.
De hal van station Tilburg ziet er nog net uit als toen ik op sinterklaasdag, 31 zaterdagen geleden, Tilburg deed. Ik dacht toen dat de
verbouwing van het station pas half af was, maar die entree ziet er nu nog precies
zo uit. Dit is waarmee Tilburg het moet doen, de komende decennia: een
petieterig halletje met een paar winkeltjes.
Het is dan wel weer zo dat je er tegenwoordig helemaal doorheen
kunt lopen, zelfs naar de achterzijde van het station. Dit feit zal op de officiële
openingsdag, overmorgen, enkele Tilburgers bijkans tot tranen roeren: na
anderhalve eeuw spoorwegen is Tilburg Noord eindelijk uit zijn isolement. Nu hoort
ook het stuk Tilburg aan gene zijde van het spoor bij Tilburg.
Die wijk is voor de toeristen tevens het meest interessante
gedeelte van de stad. Ten noorden van het station heb je het Textielmuseum en
het moderne-kunstmuseum De Pont waar ik die 5e december was.
Verder kun je hier, anders dan op Leiden Centraal, zonder
OV-chipkaart door de stationshal wandelen. De chippoortjes staan hier bij de
trappen naar de perrons – wat in Leiden beslist onmogelijk was, had NS de gemeente
op de mouw gespeld.
Ik zoek me bij het busstation een ongeluk naar de fietsenstalling
– en had dus gewoon moeten kijken op het kaartje met de locaties van OV Fiets.
Uiteindelijk zie ik dat de fietsen staan op de eerste etage van het station, in
het verlengde van het perron waar ik ben aangekomen. Maar nee, ook hier zijn de
geelblauwe fietsen niet verkrijgbaar; ik moet toch beneden wezen.
Waar het ineens vlot gaat: ook in Tilburg is het: fiets
pakken, kaart laten scannen en het verkeer in. Na dat gezoek loopt het toch
alweer tegen enen. Maar ik passeer even later langs het spoor een kerk met een klok
zonder wijzers, en die zal ik symbolisch opvatten. Ik heb alle tijd. De zon
gaat pas om kwart voor tien onder en die stalling is tot ver na middernacht
open. Kalm aan, vandaag!
Ik neem de Ringbaan West, sla bij het Bastionhotel linksaf, een
kanaal over en langs het allereerste vennetje, neem even later bij de snelweg
een doodlopende weg die echt blijkt dood te lopen in plaats van dóór, keer
terug, en rijd dan uiteindelijk het groene stuk Brabant binnen waar zich de Oisterwijkse
Vennen bevinden.
Wat is een ven? Evenals en weel, wiel, waal of waai is het
een waterplas. Maar ontstaan op een geheel andere wijze: niet door een
dijkdoorbraak, maar tijdens de ijstijd, lang, lang voordat er dijken waren.
Je hebt de pingoruïnes, zoals het Uddelermeer. Maar die heb
je hier bij Oisterwijk niet. Ik had ze dus ongenoemd kunnen laten, maar ik vind
dat zo’n geinig woord: pingoruïne. Sommige Oisterwijkse vennen zijn ontstaan
door zandverstuivingen in die kille tijden; die heten: uitwaaiingslaagten.
Andere vennen ontstonden uit beek- of rivierbeddingen. Dat zijn dan stroomdalvennen;
ik heb het ook maar overgepend uit de Wikipedia, hoor.
Vennen zijn meestal te ondiep om er na een flinke aanloop verticaal
in te duiken. Zwemmen erin is op het ogenblik sowieso af te raden, want er
zitten blauwalgen in, waar zwemmers van walgen. Een kikker springt weg voor
mijn voeten als ik aan de rand van dat blauwalgenven sta; hem schijnen die
algen niet te deren.
Vennen rijzen en dalen met het komen en gaan van de moesson.
Na de natte junimaand die we gehad hebben, zijn de gronden eromheen ook knap
drassig geworden.
De omgeving van de vennen bestaat uit bos en soms ook heide.
En het is leuk om erlangs te fotofietsen en fotowandelen, maar meer weet ik er
niet over óver te typen.
Ik bereik het middelpunt van de gemeente Oisterwijk, die
bestaat uit Oisterwijk zelf, Moergestel en Heukelom. Die drie kernen hebben
volgens het informatiebord elk een ‘kenmerkende eigenheid’, als dat niet
dubbelop is. De gemeente claimt tevens het middelpunt van de Benelux en dat van
Noord-Brabant te zijn – maar niet dat van Nederland, want dat fotografeerde ik
twee zomers geleden in Putten.
Een ander, figuurlijk middelpunt van Oisterwijk is Groot-Speijck, café-restaurant annex informatiecentrum van Natuurmonumenten, waar ik afstap voor koffie met appelgebak.
In de tussentijd heb ik nog de kapel ´Maria in de bossen´
gezien, langs een provinciale autoweg. Als ik hier een kaarsje zou branden, zou
ik nummer 32 zijn die dat deed op deze zaterdag. Er branden er al 31. In het
katholieke zuiden wordt geloof ik nog echt geloofd dat dat helpt. Het schijnt
mensen in ieder geval een goed gevoel te geven, ook al brengt het niet
onmiddellijk verlichting van waarover je je dan ook maar zorgen maakte.
Dit gebied is niet helemaal een blinde vlek op de OV-kaart. Er
moet tussen de vennen ook nog ergens een buurtbus Moergestel – Oisterwijk
rondrijden, maar ik kom nergens een halte tegen.
Wel rijdt me een horizontale tandem tegemoet, waar de
fietsers naast elkaar zitten in plaats van achter. Nooit eerder zo´n voertuig
gezien! Plezierig voor de conversatie, en zeker ook als degene die normaliter voorop
zit, laboreert aan flatulentie.
Een kilometer verder passeert me een nog opmerkelijker
staketsel op wielen: een ´Piet Plezier´ die je hier kunt huren en waarop een
complete dynastie fietsend kan plaatsnemen. Je kunt er zelfs kinderzitjes op
laten monteren.
Oisterwijkse Vennen, Klik voor een vergroting
Ik doorkruis nu de villaparken en het centrum van Oisterwijk, zonder af te stappen. Die plaats heb ik genoegzaam behandeld en
gefotografeerd in de jaren 00, toen daar elke zomer Oisterwijk Sculptuur
gehouden werd, een beeldententoonstelling in de open lucht in het dorpshart.
Ik omschreef Oisterwijk als een miljonairsdorp waar de
mensen geld én smaak hebben. Dat bleek uit de aanwezigheid van wel een dozijn
galerieën, van meubelzaken met zitjes van 15.000 euro en van talloze winkels
met even stijlvolle als dure als overbodige snuisterijen.
Maar ook in Oisterwijk sloeg aan het eind van het decennium
de crisis spijkerhard toe. Onder rijkeren hield die misschien nog wel eerder en
ernstiger huis dan onder arme donders. Oisterwijk Sculptuur kon geen sponsoren
meer vinden, en beleefde in 2009 zijn laatste editie.
In die stukken over Oisterwijk liet ik niet af, erop te
wijzen dat die naam wordt uitgesproken als ‘Oósterwijk’. Wie vanaf het begin
van dit hoofdstukje steeds ‘Oisterwijk’ heeft gelezen, verzoek ik daarom vriendelijk,
even helemaal opnieuw te beginnen.
In al die Oisterwijkse afleveringen regende het, maar
vandaag is het zowaar een keer droog. Voorbij Oisterwijk, over het spoor, ligt
de buurtschap Heukelom, waar slechts ruim 100 woningen staan, die nog veel
plekken hebben opengelaten ‘Voor uw droomhuis’.
Hier rijdt wel regulier streekvervoer. Lijn 140 stopt bij een
halte. Auto’s stuiven er voorbij, alleen maar om drie seconden eerder voor de
gesloten overwegbomen te staan. Er passeert een lange goederentrein.
Even verder langs de weg: een bloemenhulde bij een
standbeeld. Misschien voor een verkeersslachtoffer of voor één van al dan niet
zinloos geweld? Nee, het geheel heet ‘Saamhorigheid’, is ontworpen door
kunstenares Lucy Bex en de gelden ervoor zijn saamhorig bijeengebracht door de
gehele Heukelomse gemeenschap van ca. 300 man.
Nou, daar hebben we wel behoefte aan, aan wat saamhorigheid!
Die is wel ver te zoeken op heden anno 2016 in het huidige tijdsgewricht in de
maatschappij! De verzuiling is teruggekeerd, deze keer in digitale vorm, aldus
commentatoren die het weten kunnen.
Maar het is ook echt zo. Van de week verscheen er bijvoorbeeld
een nieuwsbericht op diverse digitale media over een aantal inwoners uit een
rijke buurt in Beuningen bij Nijmegen. Die hebben het gemeentebestuur verzocht,
de stoep voor hun deur te verwijderen. Argument: dan kunnen de 300 asielzoekers
uit een nabij a.z.c. er tenminste geen gebruik meer van maken! Het
gemeentebestuur weigerde op het verzoek in te gaan. Maar negeerde de openlijke
vreemdelingenhaat die eruit sprak, en voerde voor de afwijzing alleen
argumenten aan die te maken hadden met bereikbaarheid en infrastructuur.
Twitter ontplofte. De overgrote meerderheid van de
commentatoren verklaarde de bewuste Beuningers voor gek, waarbij gebruik van
forse terminologie niet geschuwd werd. Maar ik keek ook even over de schutting,
hoe de gemiddelde Telegraaflezer over de kwestie oordeelde. Heel anders dan bij
Twitter. Bij ’s lands grootste dagblad gaf meer dan 90% van de reaguurders
blijk van onverbloemde vreemdelingenhaat. De enkeling die het voor de vluchtelingen
opnam, werd gestraft met talloze duimen naar beneden; dislikes, of hoe dat ook
heet.
Twitter en Telegraaf, blijkbaar twee zuilen, om niet te
zeggen: parallelle universa. We zijn weer verdeeld in hokjes en tot het merg
gepolariseerd: vreemdelingenhaters versus -knuffelaars, om eens één ding te
noemen, Europa-adepten versus eurosceptici, om eens een ander ding te noemen.
Maar een beetje polarisatie kan helemaal geen kwaad.
Zoals elke trend, is ook deze maar een reactie op de vorige, en een overgangsfase
naar de volgende. Decennia lang hebben we elke tegenstelling weggemoffeld onder
een dikke laag polderretoriek. Alle Nederlanders waren zo’n beetje hetzelfde,
leek het.
En sommigen natuurlijk wat hetzelfdeder dan anderen, vrij
naar George Orwell. Ik weet nog dat ik ergens aan het begin van de jaren 80
ineens ‘jij’, ‘jou’ en ‘Theo’ mocht zeggen tegen de nieuwe directeur van het
bedrijf waar ik toen werkte. Ook zo’n polderkampioen. De oude directeur heette:
meneer Wijnstra; zijn voornaam heb ik nooit vernomen. Die was nog gewoon de
baas; zijn woord was wet, tegenspraak zo
goed als ondenkbaar, en als hij zijn stem verhief, voer er een siddering door
de kantoorgangen. Theo was meer van de joviale. Maar te vertellen hadden we nog
steeds niets in zijn toko.
Fietsvermoeidheid belet me, dit thema nader uit te werken.
Ik ga nu tegen de westenwind in, die ik niet bemerkt had toen ik hem nog mee
had. Goed dat ik Moergestel niet op mijn route heb opgenomen, met mijn moe
gestel.
Wel op route ligt Berkel-Enschot, een dorp tussen twee spoorlijnen,
Tilburg - Eindhoven en Tilburg - Den Bosch, dat aan geen van beide lijnen een
station heeft.
Ik ga de spoorbaan naar ´s-Hertogenbosch onderdoor. Het platteland
houdt ineens op. Ik kom op een Tilburgs bedrijventerrein, vervolgens in die
noordelijke buurt die er nu ook bijhoort, en ten slotte bij het station.
Frans Mensonides
29 juli 2016
Er geweest: 9 juli 2016
Radio Kootwijk, ooit een wonder van hypermoderne
communicatie, is nu nog slechts een herinnering aan het pre-digitaal verleden.
Het zendercomplex werd in de periode 1918-1923 gebouwd op een van de meest
afgelegen plekken van de Veluwe, op kilometers afstand van de dichtstbijzijnde
dorpen Harskamp, Kootwijk en Hoenderloo.
Het was een gigantische radiozendinstallatie, vooral bedoeld
om contact te onderhouden met ´ons Indië´, zoals Indonesië toen bekend stond. In
het thans nog fier overeind staande Gebouw A stond de zender, een bakbeest van
een ding. Daaromheen had je een aantal 200 meter hoge masten, waartussen de
antenne gespannen was, een gevaarte met een doorsnede van 1200 meter.
Daarmee kon gemakkelijk een afstand overbrugd worden die
10.000 keer zo groot was: naar een vergelijkbare zender bij Bandoeng op Java, hemelsbreed
12.000 kilometer ver. Aanvankelijk werden er alleen morse-signalen uitgewisseld:
via de lange golf. Vanaf 1929 konden er ook telefoongesprekken plaatsvinden,
waarbij gebruik gemaakt werd van de korte golf.
De ingebruikname van de zender leverde
inspiratie voor een tenenkrommende smartlap, die zeker op de eerste plaats van de hitparade terecht gekomen zou zijn
als die in ´29 al bestaan zou hebben. De populaire volkszanger Willy Derby
zette ´Hallo Bandoeng´ op de 78-toerenplaat die nog steeds is te
beluisteren op YouTube.
In ´Hallo Bandoeng´ meldt een zielig oud vrouwtje zich bij
het telegraafkantoor voor een gesprek met haar zoon, die voor een lange periode
naar Indië is uitgezonden. Maandenlang heeft ze moeten sparen om het gesprek te
kunnen bekostigen. Intercontinentaal telefoneren kostte 33 gulden voor de
eerste 3 minuten. Voor een babbeltje van pakweg een kwartier betaalde je een
bedrag waarvan een kinderrijk gezin minstens een maand zou kunnen leven.
Pas over 4 jaar zal de zoon weer naar Holland komen met zijn
gezin. Op dit punt van het lied vraagt de toehoorder zich dan al af of de oude
dame dat nog wel zal meemaken. Dat is inderdaad niet het geval. Als tot slot
van het gesprek het zoontje van de man ook nog een paar woorden zegt tegen zijn
opoe uit het verre Holland, die hij nooit gezien heeft, wordt het het oude
vrouwtje te machtig. Overmand door emoties krijgt ze ter plaatse een
hartverzakking: dood. Tabé…
Wonderlijk genoeg had het wrede noodlot voor Willy Derby, de
zanger van het lied, een vergelijkbaar tragisch einde in petto, waarover je ook
wel een smartlap had kunnen maken. In de oorlog zong hij liedjes met kritische
noten jegens de bezetter. Daarvoor moest hij twee keer, in 1941 en 1943, een
poos brommen in het ´Oranjehotel´ in Scheveningen. Voor straf mocht Derby, een
zware hartpatiënt, daar geen medicijnen slikken. Maar die werden door zijn maîtresse,
de actrice Teddy Schaank, tijdens bezoekuren toch binnengesmokkeld. In 1944
kwam de relatie met Schaank tot een einde. Een paar weken daarna kreeg Derby
een fatale hartaanval.
Maar ik dwaal meteen alweer af van die radiozender, waar dit
hoofdstuk over gaat. Ik fiets erheen vanaf station Apeldoorn, waar ook weer zo’n
simpele stalling is, net als in Alkmaar en Tilburg, waar je binnen een minuut
wegrijdt op je OV-fiets. Het is naar Radio Kootwijk zo’n 13 km rijden via de
kortste weg.
Die ik natuurlijk niet zal weten aan te houden, zoals
gewoonlijk. Ja, ik heb een paar kaartjes uitgedraaid met de juiste route.
Daardoor geholpen rijd ik bij station Apeldoorn onder het spoor door en neem de
Wormenseweg, de Kayersdijk en de Ravenweg richting Ugchelen. Tot dusverre gaat
alles nog goed. Maar als ik Ugchelen binnenrijd, tast ik vergeefs in mijn
broekzak naar het kaartje. Nee toch; verloren!
Nou, daar ben ik dan weer lekker mee! Wanneer heb ik het
voor het laatst geraadpleegd? Dat was op de kruising van de Ravenweg en de
Arnhemseweg, een kleine 2 km geleden. Ik keer om en rijd terug in die richting,
links en rechts spiedend of ik het bundeltje opgevouwen papier zie. Daarbij ga ik
soms tegen het verkeer in, en let ik ook niet altijd even goed op tegenliggers,
maar dat kan nu even niet anders.
Achtereenvolgens zie ik een kindertekening, een weggegooid
leeg pak vla en een reclamefolder aan voor het kostbare papier. Dat vind ik
nooit meer; het is vast al lang weggewaaid. Bij de kruising keer ik weer om, en
rijd weer met het verkeer mee richting Ugchelen. Nu let ik helemaal niet meer
op, maar daar zie ik de uitdraai toch nog liggen in een plantsoen.
Ondanks het hernieuwde bezit ervan, rijd ik in Ugchelen toch
ook nog twee keer hartstikke verkeerd. Totdat ik Radio Kootwijk ineens gewoon
op een ANWB-paddenstoel zie staan; ik had geen kaartje hoeven meenemen.
Radio Kootwijk is niet alleen de naam van die zender, maar
ook van een buurtje op 1 km afstand ervan. In ca. 30 rijtjeshuizen woonden ooit
de technici van de radio-installatie. Hun bazen, de hoofdingenieurs, hadden
aantrekkelijke villaatjes, losstaand van de andere huizen; standsverschil moest
er zijn. Ook was er een ‘Hotel voor ongehuwde ambtenaren’.
Het verenigingsleven bloeide in dat afgelegen dorp. Zo ver
van de bewoonde wereld werd er op winteravonden veel aan toneel gedaan; nog
steeds, trouwens.
Richting Radio Kootwijk kom ik een paar venijnige klimmetje
tegen. Het radiostation lag op een hoogvlakte, zo dicht mogelijk bij de stratosfeer
waarin die radiogolven zich moesten voortplanten.
Een zeer eenzame streek. Onderweg passeer ik de Ontwenningskliniek De Wending (Ontwendingskliniek De Wenning?), een naam, ongetwijfeld bedacht door een geestverwant van mij die verzot is op allitteraties en assonanties. Nou, afkicken kun je hier wel: geen kroeg of koffieshop in de zeer wijde omgeving. Verder rijd ik langs een illegale ontmoetings- of afwerkplek, denk ik; je mag er in ieder geval niet vertoeven tussen zonsondergang en -opkomst.
Vlakbij het radiodorp zie ik een verbodsbord inclusief
uitleg, tegen het voederen van wilde zwijnen. Dat wordt steeds vaker gedaan,
maar daardoor raken de mens-zwijnverhoudingen helemaal verstoord. Zwijnen zijn
van nature als de dood voor mensen; ze hebben bovendien allemaal Asterix
gelezen. Maar door het voeren van die beesten beginnen ze mensen te associëren
met lekkere hapjes, komen op wandelaars toelopen en worden agressief als de
traktatie een keer tegenvalt.
Bij het dorp staat een monument, lang geleden opgericht ter
gelegenheid van het 10-jarig bestaan van
de zender. Het wereldbeeld van de radiomensen en van velen uit die tijd blijkt
er overduidelijk uit: het is een wereldbol, met niet de noordpool bovenaan,
maar Nederland.
Nadat Indonesië onafhankelijk was geworden, deed Radio
Kootwijk nog dienst voor de communicatie met schepen op de wereldzeeën. Dat
duurde nog tot niet zo gek lang geleden. Pas in 1998 werd de zendinstallatie
ontmanteld en werden de antennemasten afgebroken. De huidige bewoners van het
dorp Radio Kootwijk hebben meestal geen binding meer met radiotechniek. Ook
niet met het OV, al staat er een abri; de dichtstbijzijnde bushalte bevindt
zich in Kootwijk, op 6 kilometer afstand van hier.
Een paar pedaalslagen verderop dus Gebouw A, een creatie van
Architect J.M. Luthmann. Op het terrein is ook nog de watertoren aanwezig voor
het vele koelwater dat de zender nodig had.
Tsja, mooi is Gebouw A niet, maar wel indrukwekkend, en een
tekenend tijdsbeeld. Radio was hot en hypermodern in de jaren 20 van de vorige
eeuw. Art Deco als stijl was dat ook, dus de keuze van de architect was snel
gemaakt. Van de achterzijde bezien lijkt het gebouw wat op de Sfinx van Gizeh,
en dat was ook de bedoeling van Luthmann.
Het complex wordt tegenwoordig beheerd door Staatsbosbeheer,
tezamen met de grote zandverstuiving eromheen. Gebouw A kan soms, maar deze
zaterdag niet, bezichtigd worden.
Vanuit de trein zie je 10 km vóór Apeldoorn altijd op een
open plek in het bos Eethuis Halte Assel. Dat moet een perfecte treinenspotplek
zijn. Op de terugweg van Radio Kootwijk maak ik een omweg via Assel, een
gehucht waar tussen 1876 en 1935 inderdaad treinen halthielden. Tijdens de bouw
van Radio Kootwijk werden vanaf Assel materialen
aangevoerd via een goederenspoortje.
De weg voert toch weer omhoog; Radio Kootwijk staat
blijkbaar toch niet op het hoogste punt van de omgeving. Ik klim op deze tocht
langer dan dat ik daal. Dat is ook logisch, en altijd zo, daar fietsen heuvelop
langzamer gaat dan eraf.
In Assel zie ik rond 16:00 uur twee Berliners passeren; ik
had erop gerekend. Een ervan wordt op de voet gevolgd door een IC die blijkbaar
een dik kwartier te laat is.
Binnen in het eethuis probeert men mij te enthousiasmeren
voor een hamburger (zie ik er zo uitgehongerd uit?). Maar op dit tijdstip kies ik liever voor
koffie met appelgebak, zo langzamerhand de standaard-traktatie op deze fietszaterdagen.
Terwijl ik het verorber op het terras, passeren er twee IC’s, een losse
locomotief en een of andere werkwagen, maar met een volle mond ga ik niet
zitten fotograferen.
Het is druk op het terras, blijkbaar een vermaarde
pleisterplaats in deze streek. Aan mijn tafeltje neemt, na beleefd gevraagd te
hebben of die ene lege stoel echt wel vrij is, een wat onbestemde bejaarde man
plaats met verwarde haardos en een matig onderhouden gebit. Hij vindt het
vandaag wel prettig weer, niet te koud, niet te warm en gelukkig zonder regen
en zonder al te veel wind. Ik beaam dit alles, en weet ook weinig tegen te
werpen. Hij is de laatste der Mohikanen die nog spreekt met het Apeldoorns
accent dat mijn moeder altijd perfect wist na te doen. Zij logeerde in haar kindertijd
bijna elke vakantie bij haar grootouders in Apeldoorn.
De man krijgt zijn blikje cola niet open, en zit er minuten mee
te hannesen. Ik onderdruk de neiging om het uit zijn handen te scheuren, en
instrueer: ‘in het midden drukken en dan het lipje naar je toetrekken’. Mijn
god, ik dacht dat IK onhandig was…
Zou dit een spook zijn van een van mijn moeders excentrieke
oudooms, bij wie ze altijd op bezoek moest? Hij krijgt een kipkorn geserveerd
die hij besteld heeft; ‘Dat gaat er altijd wel in’, geeft hij van zijn mening
blijk.
Ik stap nu op, na hem nog een prettige voortzetting gewenst
te hebben, en fiets langs de Asselse heide naar Hoog-Soeren, ook weer heuvelop.
Overal zie ik bordjes: ‘Wildrooster’. Hmm, lekker, geroosterd wild; had ik nou
die hamburger maar genomen…
Op het laatste stuk van deze fietstocht veel
oorlogsrelikwieën. Apeldoorn lag in het laatste half jaar van de oorlog in de
vuurlinie tussen de nazi’s en de geallieerden. Een paar maanden geleden
publiceerde ik een bundeltje brieven, geschreven door mijn oudtante en
overgrootvader uit Apeldoorn, over de verschrikkingen van het leven aan het
front.
Nu, ruim 70 jaar na dato, hangen er waarschuwingen in het
bos voor munitie: op de paden blijven! Er waren hier munitiedepots, en er is veel
spul blijven liggen bij de overhaaste aftocht van de Duitsers. Het wordt nu
allemaal opgeruimd door de EOD, die de komende jaren 340 hectare bosgrond zal
moeten uitkammen.
Het blijft heuvelop gaan; we zitten hier dichtbij de
Torenberg, die een niet te verwaarlozen 107 meter boven zeeniveau uittorent. Een
keer moet er toch een afzink komen, na dat geklim.
De Echoput, die ik passeer, dateert uit een veel eerdere
oorlog dan die munitie. Hij is in 1811 gegraven door het Franse leger, niet
voor de lol van die echo, maar om te kunnen beschikken over zuiver grondwater
om de paarden te drenken.
De Echoput was ooit een veelbezochte toeristische attractie.
Ik ben er eens geweest in een voor-vorig leven; in mijn kleutertijd, moet het
geweest zijn, achterop de Berini, vanuit Deventer, waar we logeerden. De gids
draaide zijn verhaal af: ‘Gegraven op last van Koning Lodewijk Napoleon, 56
meter diep…’ Hij liet, als ik me goed herinner, een kaars in de put zakken om
te laten zien hoe diep die wel was. Ik vond het een beetje eng. Maar wilde natuurlijk
wel even roepen: ‘Hoe heet de koning van Wezel?´ ’Ezel!’, antwoordde de echo.
De Echoput is tegenwoordig alleen nog te bezichtigen op
monumentendagen en zo. Het grote, luxueuze, gelijknamige hotel-restaurant
ernaast is minstens even vermaard als Eethuis Halte Assel. Het wint zo nu en
dan een Michelin-ster, meestal om die het jaar daarop weer kwijt te raken.
Nog altijd een attractie is de Julianatoren, een pretprak voor
de kleintjes, dat bereikbaar is met een
pretbus. De uitkijktoren werd in 1910 gebouwd en genoemd naar de toen
pasgeboren prinses Juliana. In mijn
moeders kindertijd in de jaren 30 was er een speeltuin met terras, doolhof en
lachspiegels.
In de barre oorlogswinter van 1945 stortte mijn moeder op
dit punt compleet in, toen ze er met haar vader langs fietste op een loodzware hongertocht
van Leiden naar Apeldoorn, in de kou, op houten banden. Ze ging op de grond
liggen, en zei tegen haar vader: ´laat me hier maar liggen, laat me hier maar
doodgaan, ga maar alleen verder!’
Ik snap nu waarom ze in het zicht van de haven de moed opgaf:
die klim bij de Torenberg moet haar laatste krachten gevergd hebben. Ik suis nu heuvelaf naar ´t Loo, met
een snelheid van minstens 40 km per uur, zonder te hoeven trappen. Hier moet mijn
moeder toch weer moed geput hebben.
Nog twee oorlogsherinneringen bij t Loo. Het standbeeld ter
ere van onze Canadese bevrijders vind ik niet erg geslaagd. Bij die villa daar,
had de rijkscommissaris Seyss-Inquart zich daar niet verschanst in een bunker,
die bekend stond als Bunker 6¼ ? Ja, dit was hem; ik zette er een plaatje van
bij die brieven uit Apeldoorn. Nu zitten er makelaars in deze
villa.
Daarmee ben ik terug in Apeldoorn. Feitelijk heb ik dat
vanmiddag niet verlaten; mijn hele route van ruim 35 km lag binnen die
gemeente, die een van de meest uitgestrekte van Nederland is.
Dit is tevens een jubileumweekend, het 52ste dat ik in het
bezit ben van een Weekend Vrij. Het jaar is rond. Op 25 juli 2015 beleefde ik
het eerste hoofdstuk van deze rubriek, met een valse start: door een zomerstorm was er die zaterdag nauwelijks treinverkeer mogelijk.
Hieronder begint binnenkort de tweede jaargang van ‘Beminde
zaterdag’.
Frans Mensonides
4 augustus 2016
Er geweest: zaterdag 16 juli 2016
Eerder deze maand, aan de kop van deze pagina, befietste ik
het noordelijk gedeelte van het BUCH-gebied. BUCH is de fusieorganisatie i/o
van de gemeenten Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo. Zoals gezegd zal ik vanaf 1 januari 2017 het voorrecht genieten,
bij BUCH in loondienst te zijn.
De gemeente Uitgeest biedt een woonstee aan 13.500 van de
100.000 BUCH-ingezetenen en omvat 10% van het BUCH-gebied. Dat is slechts 22
km2, waarvan er dan ook nog 3 worden ingenomen door water. Deze 3 km2 zetten
Uitgeest wel op de kaart als watersport- en recreatiegemeente.
Maar op water kun je niet fietsen. Ik zet dus een fietstocht
uit op de 1800 hectaren land die de gemeente te bieden heeft. Het wordt
zodoende een vrij kort tochtje, vanmiddag, waarbij ik ook nog hoekjes meepak
van Akersloot en de Zaanstreek.
Maar toch een tocht waarop ik veel nieuws zal zien. Van
Uitgeest kende ik tot nu toe alleen de weg van het station naar het
gemeentehuis (het nieuwe; het voormalige kom ik straks onderweg ook nog tegen).
Daar heb ik een paar keer vergaderd.
Uitgeest heeft een heel overzichtelijke plattegrond. Er
lopen 3, 4 parallelle straten vanaf het spoor noordwaarts en samen met wat
zijstraten vormen die de gehele dorpskern. Dat ik er nog geen enkele keer in
geslaagd ben, via de kortste weg naar het gemeentehuis te lopen, komt dus
geheel op conto van mijn befaamde desoriëntatievermogen. Meestal is het eind
van mijn wandelingen dat ik, op 3 minuten voor het aanvangstijdstip van de
vergadering, vertwijfeld aan een autochtone Uitgeestenaar moet vragen of hij /
zij misschien weet waar ik het gemeentehuis kan vinden.
Daarom heb ik deze fietstocht maar helemaal met rood potlood
uitgetekend op een gedetailleerd kaartje. Ik zou niet graag weer in Groet belanden,
waarvandaan ik hierboven al de groeten deed.
Wat is er te vertellen over Uitgeest? Vast meer dan ik
vertellen kan. Bij het lezen van de Wiki-pagina over het dorp, stuitte ik op
twee namen van hier geborenen, die beide
Nederland een ander aanzien hebben gegeven (de laatste eigenlijk meer: een
andere sound). Dat zijn: Krelis Lootsje (circa 1550-uiterlijk 1607) en Bert van
Rheenen (exact 1944 and still going strong).
Van Bert van Rheenen heb je vermoedelijk nooit gehoord, maar
hij is beter bekend als Chiel Montagne. Die was ooit Veronica-dj en presentator
van smartlappen-tv-programma´s als ´Op losse groeven´en ´Op volle toeren´. Vanaf
1971 presenteerde hij elke maand, voor een zaal vol hossende bejaarden, de
Nederlandstalige top 5. Meestal waren 4 van de 5 liedjes afkomstig uit de strot,
pen of artiestenstal van Pierre Kartner alias: Vader Abraham.
Er keken miljoenen naar dat programma. De platen die erin
geplaybackt en geplugd werden, vlogen daarna de winkel uit, waardoor ze ook de
maand daarop weer in de top 5 terecht kwamen. Chiel Montagne bewerkstelligde
dat ik al in 1971 begon terug te verlangen naar de jaren 60.
Afbeelding Chiel
Montagne overgenomen uit de Wikipedia
Een veel grotere Uitgeestenaar, waarlijk Uitgeests grootste
zoon, was Krelis Lootsje (van wie helaas geen portret bestaat, dus je moet het
doen met Chiel). Van Krelis Lootsje heb je waarschijnlijk ook nooit gehoord.
Ook hij had een andere naam aangenomen: Cornelis Corneliszoon van Uitgeest. Maar
ook van hem heb je misschien nooit gehoord. Hij staat godbetert niet eens vermeld
in de Canon van Nederland.
Wat deed Cornelis Cornelisz. van Uitgeest, dat hij daarin
terecht had moeten komen? Deze als ‘schamel huysman’ omschreven houtzager vond
in het laatste decennium van de 16e eeuw de houtzaagmolen uit, en was daarmee
ook her-uitvinder van de krukas. Die zet de draaiende beweging van de
molenwieken om in de heen en weergaande die voor het zagen noodzakelijk is.
Verder bedacht de uitvinder ook nog het handige mechaniek dat je in elke
houtzaagmolen ziet, waardoor het te zagen hout na elke zaagbeweging automatisch
een paar millimeter opschuift.
Ik ben wel eens in een houtzaagmolen geweest (de watermolen
bijvoorbeeld op landgoed Singraven in Twente). Ook een niet-techneut als ik
ziet in één oogopslag hoe het werkt. Maar… kóm er maar eens eventjes op!
En aan die van Hollands kolonialisme (VOC) en die van
Hollands slavenhandel (WIC). Vertel het maar niet verder, dat verhaal van
Krelis, anders krijgt die eenvoudige huisvader daarvan ook nog de schuld, net
als alle huidige autochtone Nederlanders, die er evenmin part noch deel aan
hadden.
Station Zaandam staat bij vergissing op de foto. Ik had op
Amsterdam Sloterdijk ouder gewoonte de IC genomen en bedacht pas later dat die
niet stopt in Uitgeest. Ik er snel uit, dus.
Een ruime 20 minuten later arriveer ik dan per Sprinter in
Uitgeest, waar de OV-fietsen geparkeerd staan in fietskluizen. Er is maar één
kluis waarop een groen lampje brandt en waar dus een fiets in zit. Maar één is
ook wel genoeg.
Volgens voorschrift steek ik mijn chipkaart in de gleuf. Nu
moet het systeem me vragen of ik een fiets wil meenemen of retourneren. Maar die
fase slaat hij over; hij bedankt me nu meteen voor het terugbrengen van een
fiets! Nog maar eens geprobeerd. Nu mag ik wel die keuze maken, maar zegt hij
dat er geen huurfiets beschikbaar is. Maar dat groene lampje dan? En er was er
toch net een teruggebracht?? Ik probeer het nog twee keer, met precies
hetzelfde resultaat.
Hier krijg ik toch wel een ontiegelijk slecht humeur van,
van die kluisjes! Dit is nu de derde keer dat ik er ergens een rijwiel aan
probeer te ontworstelen. In Goor ging het ook al mis. Alleen in Putten, op
mijn allereerste fietszaterdag, slaagde ik erin, een poortje te openen
waarachter zich zo´n karretje bevond. Maar daar had ik later weer problemen met
terugbezorgen.
Goed, ik laat plan B in werking treden. Ik had er al vaag
rekening mee gehouden; mijn fiducie in dat kluisjessysteem is zo langzamerhand
nihil. Ik reis door naar Castricum, waar een bemande fietsenstalling schijnt te
zijn – wat me nooit opgevallen is, daar ik altijd vanaf het station te voet
verder ga naar mijn werk.
Die bemanning bestaat uit wat je ook wel een schamel huisman
zou kunnen noemen, een wat verplukte bejaarde. Als ik hem vraag, hoe ik hier
een OV-fiets kan huren, wijst hij, zonder op te kijken uit zijn kruiswoordpuzzel,
naar achteren en mompelt iets als: ´Automaat!!´ Als ik vandaag voor het eerst
van mijn leven voet aan de grond gezet zou hebben boven het Noordzeekanaal, zou
ik zijn reactie misschien nogal horkerig gevonden hebben. Maar ik verdien hier
al 12 jaar de kost en ben zo langzamerhand wel wat gewend.
Automaat, dat wordt, net als in Goes, natuurlijk weer een heel gedoe; een sleutel halen uit
een kastje en dan een fiets door een draaihek zien te wringen. Maar nee, het
tourniquet staat open, ik hoef alleen die sleutel maar te pakken, en hoef deze
keer een stuk minder dan 16 stappen te doorlopen.
Castricum, daar werk ik, dus ik wil er eigenlijk op een
vrije dag niet gesignaleerd worden. Als iemand maandag op kantoor beweert, me
zaterdag door het dorp te hebben zien fietsen, zal ik in alle toonaarden
ontkennen dat ik er geweest ben. Snel rijd ik richting platteland. Er komen nu
in totaal 8 kilometer bij, bij die korte fietstocht die ik had uitgestippeld,
en zo krijg ik dan toch nog een middagvullende tocht.
Het landschap in en om Uitgeest is, hoe kan ik dat nou
kortweg omschrijven? Ja, het woord: ‘vlak’ dringt zich heel sterk aan me op.
Vlak, ja, vlak, dat is het juiste en meest treffende woord.
Het landschap leent zich uitermate voor horizontale foto’s,
stelde ik al vast op die wandeletappe
naar Akersloot en De Woude. Ik zou natuurlijk op elke hectometer een vlakke
foto kunnen maken, en erbij vermelden wat de lezer wel ziet, dat het hier
bijzonder vlak is. Maar ik kies ervoor om er een paar bijzondere zaken uit te
lichten.
Bijvoorbeeld de Sluisbuurt in Akersloot. Op mijn rondwandeling
in Bakkum, 3 zomers geleden, had ik het al over de schelpenindustrie die in
deze streek ooit floreerde, mede dank zij de goedkope grondstof, die dagelijks
gratis door de zee werd aangevoerd. Die schelpen (vulgo: skulpen) werden per bootje van het strand via de Schulpvaart
landinwaarts vervoerd, naar de kalkovens aan het Alkmaardermeer. Daar moesten
die bootjes door een sluis. De kalkovens van Akersloot hebben nog bestaan tot
over de helft van de 20ste eeuw, en daarmee dat sluisje.
Dat is eigenlijk wat eens mens te allen tijde zou moeten
vermijden, het ontwikkelen van een dorre geest. Maar Dorregeest is de naam van
een Uitgeests recreatiegebied aan het water van het Uitgeestermeer, dat met het
Alkmaarder- in verbinding staat.
Daarna rijd ik dan toch nog de dorpskern van Uitgeest
binnen, waar ik ook deze keer het nieuwe gemeentehuis niet weet te lokaliseren.
Maar dat is ook weinig fotogeniek. Fraaier is huize De Swaen. Dat is helaas
namaak-oud, daterend uit de meest recente jaren 70, maar wel helemaal herbouwd
in de oorspronkelijke stijl. Het was een 17e-eeuwse herberg met belendende woningen
en een winkel.
Het Regthuys is wel echt origineel oud-thentiek. Dit gebouw stond
er al in de Gouden Eeuw. Het was sindsdien niet alleen gerechtshof maar ook bij
vlagen gemeentehuis, petoet, stempellokaal voor werklozen, woning,
oudheidskamer, trouwlocatie en kantoor. Noem het multifunctioneel.
De molen Corneliszoon even buiten het dorp is een
stelling-houtzaagmolen die doet wat de Canon niet doet: een hommage brengen aan
Cornelis Corneliszoon van Uitgeest. De molen is gebouwd in 2010. De molens van
C.C. van Uitgeest zelf zijn niet bewaard gebleven.
Foto Fort bij Krommeniedijk overgenomen uit de Wikipedia
Het dorpje Krommeniedijk in de gemeente Zaanstad is rond het begin van de jaartelling ontstaan rond een terp.
Het Fort bij Krommeniedijk is momenteel niet toegankelijk,
noch fotografeerbaar. Het wordt verbouwd tot woongroep voor autisten. Ik weet
niet of dat wel goed komt. Ik heb er weliswaar geen verstand van, maar volgens
mij wordt je in zo’n egelstelling nog autistischer dan je al was.
Het fort maakt deel uit van de Stelling van Amsterdam, een
ring van 45 van zulke forten in een straal van ongeveer 15 km rond de Dam. Het
was de opzet dat bij nadering van een vijand de hele boel rond Amsterdam onder
water gezet zou worden. Die forten bewaakten dan waterwegen, op punten waar de
vijandelijke troepen per boot zouden kunnen oprukken.
Ze zijn gebouwd in de late 19e eeuw, en daarmee van een iets
jongere generatie dan de forten rond Utrecht, die ik in 2007 allemaal
bewandelde. Het verblijf erin was voor soldaten ook iets comfortabeler dan in
het Utrechtse. Gelukkig maar, want in de Eerste Wereldoorlog zijn ze er 4 jaar gemobiliseerd
geweest. Nederland slaagde er wonder boven wonder in, neutraal te blijven; bij
de forten is nooit een schot gelost voor ’t echie.
Er zijn plannen om de A8 dwars door dit Zaanse poldergebied
door te trekken naar de A9. Helemaal niet nodig, zeker niet als op de spoorlijn
Alkmaar het PHS (Programma Hoogfrequent Spoor) wordt ingevoerd, waarmee in
2009 geëxperimenteerd is op het traject Amsterdam – Eindhoven. Dat PHS, ten onrechte
ook wel ´Spoorboekloos rijden´ genoemd, houdt in: 6 IC´s en 6 Sprinters per
richting per uur door de Zaanstreek; wie wil er dan nog met de auto naar zijn
werk?
Op zo’n OV-fietsrit kom je vaak de mooiste treinspotplekken
tegen. Deze, bij de Uitgeester buurtschap Busch en Dam, 1 km ten noordwesten
van station Krommenie-Assendelft, is me vanuit de trein nooit opgevallen.
Tussen 15:42 en 15:48 zie ik achtereenvolgens passeren: een
IC richting Amsterdam, een Sprinter naar Uitgeest, één daarvandaan en een IC
richting Alkmaar. De symmetrie op het spoor werkt perfect, vanmiddag.
Een automobilist bij de spoorwegovergang zit zijn stuur
bijna op te vreten van ongeduld en ergernis. Behalve spoorbomen zijn er ook
verkeerslichten. Over het spoor kruis je namelijk meteen de drukke N9. Telkens
als de spoorbomen open gaan, staat het verkeerslicht net op rood. En daar komt
in de verte de volgende trein al weer aan. Dat wordt allemaal nog erger als dat
‘rijden zonder spoorboekje’ hier ooit wordt ingevoerd.
Slot Assumburg in Heemskerk is in wezen ook een voorbeeld
van nep-oud, al staat het hier al een respectabele 470 jaar. Het had een echt
middeleeuwse voorganger. Maar in de tijd dat de vernieuwde versie gebouwd werd,
begonnen belegeringen van kastelen ‘uit’ te raken. Assumburg kreeg dan ook heel
dunne wandjes, in plaats van de metersdikke muren die in de middeleeuwen
noodzakelijk waren.
Het kasteel zelf is niet toegankelijk. Wel kun je flaneren
in de kasteeltuin, waarbij een informatiecentrum annex café aanwezig is.
Op Google Afbeeldingen vond ik honderden foto’s van dit slot.
Gek, dat er dan maar heel weinig fotografen op het idee zijn gekomen, het
kasteel te fotograferen van iets meer afstand, vanuit een iets ander
perspectief, met een iets andere voorgrond.
Frans Mensonides
14 augustus 2016
Er niet geweest: zaterdag 23 juli 2016.
Juli 2016 is weer zo’n gunstige maand waarin je op 5
zaterdagen kunt profiteren van je Weekend Vrij. Er is geen goed fietsweer
voorspeld voor de laatste zaterdag van de maand: regenbuien en harde wind in
veel delen van Nederland. Ik ga naar waar de zon altijd schijnt: het
zuidwesten. En pak niet de fiets, maar wel de bus naar het trammuseum R.T.M. Ouddorp
op de kop van het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee.
In Rotterdam neem ik metro plus bus naar Ouddorp.
Daarvandaan reis ik laat in de middag door naar Middelburg. 133 km stads-
streekvervoer in totaal. Wanneer wordt er eens een Weekend Vrij uitgevonden
voor het hele OV in Nederland; ook voor bus, tram en metro?
Dat trammuseum wordt een onderwerp voor het reeksje over de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden dat ik aan het samenstellen ben; ik bewaar
het verhaal nog even. Hieronder alvast een paar foto´s.
De juli-aflevering van ´Beminde zaterdag´ is daarmee
afgelopen. Daarom niet getreurd: de eerste twee tochten van augustus hebben al
plaatsgevonden. Voor volgende week staat een dubbeldikke aflevering op de planning.
Frans Mensonides
14 augustus 2016
juni 2016 Een verrassende wending - OV-Fiets - Putten
- Knap Goor! - Enschede,
Boekelo en
Lonneker - Intermezzo: Fluiten =
niet meer instappen - Naar Ede(n)
- Aanfietsen - Rond
Ede(n) - Brunch en Brexit
- In en uit een Zelfservicestalling
- De Zak van Zuid-Beveland mei 2016:
Waarom ik ook deze keer pas
helemaal tegen het eind van de middag ter
plaatse was - Syntus’ plannen met Woudenberg,
Scherpenzeel en Renswoude
- Lijn 80: Amersfoort –
Wageningen - Wolkom,
een mooie
kille pinksterdag
in het Heitelân (1) -Museum
Dr8888, onverw8s pr8ig! (100 jaar Dada) -Wy
binne los, een mooie
kille pinksterdag in het Heitelân (2) - Brug in Weener kaputt: spoor naar
Leer
gestremd - Jans
Pommerans van Bad Nieuweschans - Weener per vervangende bus
- Aanpassen,
meedoen, verzetten: Verzetsmuseum Amsterdam - ZeeburgereilandHeinekenszand
Heinkenszand - Een
zaterdag met
atmosferische omstandigheden
© Frans Mensonides, Leiden, 2016