De digitale reiziger (159)
Overgeschoten dorpen: de laatste 10.000'ers

 

Lichtenvoorde, straat voor pensionado's

Naast overgeschoten foto’s kent De digitale reiziger ook overgeschoten dorpen. Tijdens een corona-sabbatical op deze rubriek heb ik in een melige bui eens een bucketlist opgesteld van plaatsen in Nederland met meer dan 10.000 inwoners, die ik nog nooit in mijn leven bezocht had.

Dat bleken er 22 te zijn, 21 dorpen plus één stad, nl. Genemuiden. Het leverde het volgende lijstje op, met de inwonertallen per 1 januari 2021 volgens de Wikipedia, en met trouwens opvallend veel plaatsen in Noord-Brabant:


Vlijmen (NB)  15.145 -  Julianadorp*) (NH) 14.695 - Heesch*) (NB)  13.795 - Badhoevedorp (NH) 13.290 - Oirschot (NB)  13.265 -  Lichtenvoorde*) (Gld) 12.910 – De Lier (ZH) 12.480 - Made (NB) 12.470 – Sint-Michielsgestel (NB) 12.370 - Halsteren (NB) 12.325 – Klazienaveen (Dr) 11.980 - Malden (Gld) 11.205 - Mierlo (NB) 11.105 - Son (NB) 11.040 - Stein (L) 10.855 - Beek en Donk*) (NB)  10.745 – Berghem*) (NB) 10.700, Bladel (NB) 10.465 - Eersel (NB) 10.455 - Ulft *) (Gld)  10.440 - Nederweert *) (L) 10.405 - Genemuiden (O) 10.370.
*): zie hieronder


In 2022 en 2023 heb ik 13 van die plaatsen alsnog aangedaan; volg de linkjes. Bleven er 9 over voor het huidige jaar MMXXIV. Daarvan heb ik er inmiddels alweer 7 afgewerkt.

Op de dag dat ik dit schrijf, 31 oktober 2024, resteren er nog maar 2, Klazienaveen (Drenthe) en Stein (Limburg). Waarom nou juist die 2 als allerlaatste zijn overgebleven, dat weet ik ook niet.

Of eigenlijk weet ik het wél. Ik heb ooit eens een loopbaancoach gehad die Klaziena heette (ik vind dat meer een naam voor een koe dan voor een vrouw) die me nog verder de put in werkte dan ik op eigen gelegenheid al voor elkaar had gekregen. Waarom zou je dan naar Klazienaveen willen? En van Stein denk ik steeds dat ik er al wél geweest ben, omdat ik het verwar met Steyl, dat ook in Limburg ligt. Enfin, die 2 allerlaatste overgeschoten plaatsen komen echt nog wel een keer aan de beurt.

Feitelijk een raar criterium om een plaats te bezoeken: het inwonertal. Meestal laat ik me verlokken om op pad te gaan door feeërieke beschermde dorpsgezichten, spannende musea of adembenemend schone natuur in de nabije omgeving. Maar er zijn 10.000’ers die niets hebben van dat alles.

Er bestaat ook niet zoiets als dé 10.000’er. ‘Op 10.000 gaan’, zoals ik het noem, levert altijd verrassingen op, maar niet altijd aangename.

Sommige van die plaatsen zijn ook slechts bereikbaar met één dunne streekvervoerlijn. Daarover weet ik, op deze rubriek die in principe over OV gaat, dan niet veel meer te melden dan dat die lijn bestáát.

Lang niet al die dorpen leveren dus een verhaal op. Maar een aardige foto maak je overal wel (hoewel in het Brabantse Berghem zelfs dat nauwelijks te doen was).

Vandaar dus dit verzamelartikel met foto’s uit overgeschoten dorpen. Bij een foto hoort dan ook wel weer wat context, vind ik, uitleg van wat je ziet. Zo ontstaat er toch al gauw weer iets als een verhaaltje.

Ik ben zelf ook benieuwd wat dit allemaal oplevert…

 

Beek en Donk

Dit ook alweer Brabantse dubbeldorp in de gemeente Laarbeek had het slotstuk moeten vormen van het artikel over Son (NB), Sint-Michielsgestel (NB) en Mierlo (NB). Ik reisde erheen op een heel sombere zaterdag in maart. Maar ik vond Beek en Donk zo weinig hébben, dat ik de foto’s en de aantekeningen op mijn bureau heb gegooid en ze daar een half jaar heb laten liggen. Nu dan alsnog Beek en Donk, in de herkansing, anders gelooft geen mens dat ik er echt geweest ben.

Geen erg druk busverkeer bij station Helmond, op de zaterdagmiddag. Vaste stadsbussen rijden er sowieso niet in die stad. Wat je op de foto ziet, is een zogeheten ‘Bravoflex’. Je moet hem met een app reserveren en hij rijdt alleen van of naar een spoorwegstation. Ver onder de maat voor een stad met 90.000 inwoners!

Wel gaat er een reguliere streekbus, Bravo-lijn 25, via Aarle-Rixtel naar Beek en Donk en nog verder naar Gemert. Hij rijdt doordeweeks 13 keer per dag, op zaterdag 11 keer en zondags 10 keer; ook alweer vrij dunnetjes. Vanuit Beek en Donk kun je dan nog wel rechtstreeks naar Eindhoven met de Bravo Direct; die stopt op de provinciale weg die langs het dorp loopt.

Een groenstrook markeert nog steeds de grens tussen Beek, gelegen in het zuiden, rond het Heuvelplein, en Donk, in het noorden, rond het Piet van Thielplein.

Dat laatste plein ligt helemaal op de schop, al zijn de winkels gewoon bereikbaar, of ongewoon bereikbaar. Daardoor kan ik het beeld ‘De Spijkermaker’ uit 1993, van Antoon Grassens, niet op de foto zetten. Het staat in de Wiki vermeld onder de culturele blikvangers van het dorp, maar het stáát hier niet. Ik denk dat het tijdens de werkzaamheden ergens een veilig heenkomen heeft gekregen.

Met van Thiel is de familienaam genoemd van fabrikanten in metaal, waaronder spijkers, en textiel; mensen die het dorp groot gemaakt hebben.

 






Langs de Zuid-Willemsvaart, die helemaal van Maastricht naar Den Bosch loopt, vind je wat ze nagelaten hebben aan industrieel erfgoed. Wat nou, somber en saai? Zulke oude fabrieken hebben op zijn minst een geheel eigen schoonheid. Met het kloteweer dat vandaag heerst, komen ze juist goed uit de verf. Je hebt geen last van tegenlicht; vrijwel helemaal niet van welk licht dan ook.

Hier in Donk zijn die fabrieken heel goed geconserveerd, al rollen er geen spijkers en zo meer van de lopende band. De ex-kousenfabriek op de onderste foto was niet van van Thiel maar van Coolen

Huize Vrededael, rechtsboven op deze foto, was eigendom van de Van Thiel’s. Linksonder en -boven: het Heuvelplein van Beek.

 

 

 Op het hyper-drukke kruispunt bij de brug over de Zuid-Willemsvaart is er een drukknop voor voetgangers met een oversteekwens. Maar een druk op die knop heeft alleen tot gevolg dat er een extra waarschuwingslicht gaat knipperen bovenop de maningen STOP en VERLEEN VOORRANG! Er gaat geen groen wandelend mannetje branden, ten teken dat je over kunt steken. Als voetganger ben je hier toch min of meer aan de wolven overgeleverd.

Dat is ook zoiets met 10.000’ers: je ziet er soms dingen die je nergens anders gezien hebt, in veel grotere plaatsen.

Het oudste monument van Beek en Donk is deze poort van kasteel Eyckenlust. Hij staat op het gelijknamige drassige landgoed ten oosten van het dorp. Die poort is van ca. 1500; het huidige kasteel, particulier bewoond en niet fotografeerbaar vanaf de weg, is veel nieuwer.

 

De kaak, ofwel schandpaal, op het Heuvelplein is een replica, en is minder oud dan hij eruit ziet. Op het origineel ervan werd geboefte  ‘aan de kaak gesteld’, om niet te zeggen: ‘aan de schandpaal genageld’. Die nog steeds bestaande uitdrukkingen stammen uit de barre tijden dat zulke strafwerktuigen nog in gebruik waren.

Misdadigers die net niet rijp waren voor ‘galg en rad’ (ook zo’n uitdrukking) werden voor een poosje, meestal enkele uren, aan deze paal vastgeketend. Omstanders mochten hen uitschelden en pesten. Je kon ze ook bekogelen met eieren, rottend ooft en met paardenstront misschien ook wel, en met de inhoud van pispotten, al staat dat er niet bij op de toelichting ter plaatse. En dat soms voor dingen waarvoor je tegenwoordig hooguit een taakstraf krijgt!

 

 

Julianadorp



'Anna Paulowna, het was in Anna Paulowna', met dank aan Rob de Nijs

Medio de 19e eeuw kocht ene mr. Pieter Loopuyt de polder Koegras in de Kop van Noord-Holland, zo’n kilometer of 6 ten zuiden van Den Helder. In die polder ontstond een gehucht en later een heus dorp, rond een kerk.

In 1909 dienden de Loopuyt’s een verzoek in bij koningin Wilhelmina om het dorp Julianadorp te mogen noemen, naar de in dat jaar geboren prinses. Dat mocht, en zo staat het nu op de landkaarten, de wegwijzers en in de huidige eeuw op de apps.

Het dorp van Loopuyt liep uit tot een nederzetting met bijna 15.000 inwoners - een heel ruime 10.000’er dus - waarvan velen werkzaam zijn in de bloembollenteelt. In de zomertijd overnachten er dagelijks ook nog bijna evenveel toeristen, veelal afkomstig uit Duitsland. Het dorp heeft het nooit geschopt tot zelfstandige gemeente en valt onder Den Helder.

Ik bezocht Julianadorp in het meest geschikte seizoen ervoor, de bollentijd. Het had het eindpunt moeten worden van een lange bollenwandeling vanaf station Anna Paulowna, via Breezand.

Die dag ging zo goed als alles verkeerd. Ik koos blijkbaar een niet optimale route, want de bollenvelden van Breezand zag ik voornamelijk uit de verte, buiten het zoombereik van mijn smartphone. Bovendien had ik een vage binnenweg langs de velden ontdekt naar Julianadorp, meer een Z-weg dan een B-weg. Ergens halverwege ontwaarde ik een paar hectometer verderop een woedende, schuimbekkend blaffende hond op een boerenerf, die in mijn richting keek. Het beest zat niet vast aan een ketting en er scheidden hem ook geen omheiningen van de wandelaars op de weg – die er behalve mij niet waren; ik ben niemand tegengekomen. Het leek me veiliger om op mijn schreden terug te keren helemaal naar station Anna-Paulowna, daar de trein te nemen naar Den Helder en over te stappen op een stadsbus naar Julianadorp.

Dat ritje, daar zat ook geen vaart in. Op Anna Paulowna miste ik een trein omdat ik niet doorhad dat de treinen daar links rijden op het stukje dubbelspoor ter hoogte van het station. Ik schaam me, het te vertellen, maar het mag niet onvermeld blijven: ik stond op het verkeerde perron.

Een half uur wachten, dus. Daarna zag ik op 9292.nl over het hoofd dat de bus naar Julianadorp ook station Den Helder Zuid aandoet. Door daar uit te stappen, in plaats van op Den Helder Hauptbahnhof, had ik dat verloren halfuur nog terug kunnen winnen.

Nu maakte ik pas mijn opwachting in Julianadorp toen de middag bijna om was en de bevolking al aan de avondboterham zat.

Goed, zoals ik al zei: een aardige foto maak je overal wel, al kwam vandaag de beste uit Breezand. Het is die bomenrij langs een kade, een foto waarop geen bolbloem te zien is. Het dorp, in de verste verte geen 10.000’er, staat wel in het teken van de tulp.









Breezand







Julianadorp


Tot de tientallen beloften die het kabinet-Schoof zal gaan schenden, behoort vast en zeker ook die van het behoud van het OV ten plattelande. Julianadorp nam daar al een voorschot op; het werd dit jaar al het slachtoffer van bezuiniging. Toen ik daar afgelopen voorjaar was, reed er elk halfuur een bus heen vanuit Den Helder. Maar nu ik dit schrijf, is de frequentie al gezakt naar uurdienst.

Is Julianadorp tussen haakjes wel platteland? Je kunt het ook zien als een stadswijk op enige afstand van de stad waar het een wijk van is; zeg het maar!

Op de foto niet de bus naar Julianadorp, maar die naar de veerboot naar Texel.

 

 

Lichtenvoorde

Die bijzonderheid, daar heb ik het wel eens eerder gehad. In de Achterhoek, aan de spoorlijn Arnhem – Doetinchem – Winterswijk, heb je een station dat ligt in Lievelde, maar geen Lievelde heet, doch Lichtenvoorde - Groenlo. Het ligt op 3 à 4 kilometer afstand van zijn beide naamgevers.

Ooit, in een heel oude aflevering, heb ik wel eens gelopen van dat station naar Groenlo (al kan ik het stukje niet meer vinden in mijn archieven), maar nooit naar Lichtenvoorde. Dat deed ik ook niet op de doordeweekse junidag dat ik foto’s maakte in Lichtenvoorde. Ik nam de bus, lijn 72 van Arriva: Neede - Lichtenvoorde. Op de terugweg pakte ik buurtbus 191, die een ellenlange rit maakt naar station Ruurlo aan de spoorlijn Zutphen – Winterswijk.

Deze hobby; reizen naar plaatsen waar ik niemand ken en niets te zoeken heb, is wel typisch iets voor een pensionado die nog niet rijp is voor achter de gerania. Daarom heb ik de op de Rentenierstraat geschoten foto maar boven dit artikel gezet.

Je weet dat ik gek ben op kerken: ik fotografeer ze graag van buiten, al zul je me er zelden of nooit naar binnen zien gaan. Ook in dit artikel ontbreken ze niet. De Johanneskerk op de Rentenierstraat dateert uit 1648 en is een van de weinige echt oude gebouwen in Lichtenvoorde, dat een paar keer in de geschiedenis vrijwel geheel is afgebrand.

Lichtenvoorde is in feite een halve stad. Er was ooit sprake van een soort stadsrechten, die echter nooit meer zijn teruggevonden in de archieven, die ook een keer afgefikt zijn. Er liep wel een gracht om de (vermeende) stad heen er zijn ooit poorten geweest; allemaal toch stadse zaken, hoe dorps Lichtenvoorde tegenwoordig overkomt.

Een gezellig dorp, dat zeker, met een groot plein met terrasjes. Het EK voetbal, dat aan de gang was toen ik hier was, werd ook op de voet gevolgd.

 



 Hoske is Achterhoeks voor: ja, voor wat? Geen idee, eigenlijk. Hetzelfde als høken? Hossen?

 Worden Amersfoorters wel Keientrekkers genoemd, de Lichtenvoorders heten Keienslöppers, wat op hetzelfde neerkomt. In Amersfoort is ‘Keientrekker’ een scheldwoord voor de sukkels die in 1661 een immense kei de stad binnensleepten op aandringen van een excentrieke landjonker die er een weddenschap mee won. Maar In Lichtenvoorde wordt ‘Keienslöppers’ met ontzag uitgesproken.

In 1874 trokken 99 schoenmakers de 20 ton wegende zwerfkei over een afstand van 4 kilometer naar de Markt. Hij moest als onderstel dienen voor een stenen leeuw die geplaatst werd ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van koning Willem III. Inmiddels staat alweer de 3e leeuw op die steen die er nu al anderhalve eeuw onverstoorbaar en onaangedaan ligt. Keien uit de ijstijd gaan blijkbaar langer mee dan beeldhouwwerken van leeuwen.





Lichtenvoorde werd in 2002 uitgeroepen tot groenste gemeente van Nederland. Dat kon niet verhinderen dat de plaats 3 jaar later slachtoffer werd van de in dit land heersende fusiegekte en werd ingelijfd bij de gemeente Oost Gelre, tezamen met o.a. Groenlo en Lievelde.

Inderdaad veel groene zones in de bebouwde kom van Lichtenvoorde. Die boom in een parkje staat echt scheef, zij het niet zo scheef als zou kunnen blijken uit deze groothoekfoto. Een heel bedrieglijk perspectief, zoals zo vaak.

Het gebouw Den Diek was een kleine eeuw lang een noodlijdende school, die noch door gristelijke, noch door ‘openbare’ kindertjes geheel en al gevuld kon worden. Het had bij vlagen ook allerlei andere functies, waaronder gereformeerde kerk, huishoudschool, honk van de vrijwillige brandweer en in de oorlog dat van de nazi’s. In de 80’s is het toen volkomen vervallen gebouw niet onverdienstelijk opgelapt. Sindsdien is het Sociaal Cultureel Centrum.

 

Hoefsmederij annex woonhuis uit ongeveer de 18e eeuw

 


Heesch en Berghem

 

Ik snap nu eindelijk min of meer hoe dat digitale slot werkt van een OV-fiets, waar ik in Halsteren nog zo mee worstelde

Nog eens 2 Brabantse dorpen, bij mijn weten allebei zonder stadse aspiraties in hun verleden. Ze vormen geen dubbeldorp, zoals Beek en Donk, maar liggen elk op een handjevol kilometers van Oss; Heesch ten zuiden van die stad en Berghem ten oosten ervan.

Ik deed ze in één toer per OV-fiets, vanaf station Oss. Het was op een hete zaterdag in augustus, met uitgelezen fietsweer. Bussen zullen er ongetwijfeld ook rijden in beide dorpen, maar ik heb er niet op gelet; waarom zou je op het OV letten als je op een fiets zit?

Aan beide dorpen is helaas vrijwel kraak noch smaak, lief noch loof. Ik zag 2 dorpskernen met weinig monumenten die het aardig zouden doen op een foto, en buitenwijken die me erg doorsnee leken – maar waar het vast wel goed wonen is.

Aardiger was de fietstocht door de bosrijke streek tussen Heesch en Berghem.

Gek, de uitdrukking ‘lief noch loof’, die bestaat helemaal niet voor Google. Zelfs in de onmisbare spreekwoorden- en zegswijzenbijbels van Stoett en Harrebomée komt hij niet voor. Ik vond hem alleen terug in een artikel van mijn eigen hand over de Bollentram.

Mijn moeder zei dat wel: ‘lief noch loof.’ En had dat ongetwijfeld van haar eigen moeder. Naar meer van dat soort oma-ismen, uitdrukkingen van mijn oma, heb ik ook wel eens vergeefs gezocht. Moet het eigenlijk niet ‘lief noch lof’ zijn?  Dat is veel logischer, maar die kan ik ook niet vinden.

‘Loof’, gebladerte, is er in deze groene streek trouwens in overvloed. In Kennemerland, waar ik nog een blauwe maandag van een jaar of 20 gewerkt hebt, betekent ‘loof’ als bijvoeglijk naamwoord: afgemat, uitgeput.

Nog meer woordbetekenissen. De naam Heesch staat voor kreupelhout. Tussen het kreupelhout in lag wat schrale landbouwgrond.

In het begin van de 19e eeuw werd het armetierige boerendorp op de kaart gezet door de nieuwe straatweg van Den Bosch naar Grave, die vlak langs het dorp kwam te lopen. Er kwamen in Heesch pleisterplaatsen voor postkoetsen, hét vervoermiddel van die tijd. Die weg maakte veel later plaats voor de A59, die ik op deze tocht 2 keer heb gekruist.

 

Kasteel de Berkt, even ten zuidwesten van Heesch, heeft met Eyckenlust in beek en Donk gemeen dat het vanaf de weg niet goed zichtbaar is.  Ik heb de foto geplukt uit de Wiki.

Foto: Kasteelbeer. Overgenomen van Wikipedia: De Berkt






Hoe weinig opmerkelijk Heesch ook is, er staan wel een paar opvallende beelden. Over het blauwe gevaarte in een buitenwijk heb ik niets kunnen vinden. Maar de constructie op de kruising van ’t Dorp en de Schoonstraat is van Charles Vergouwen en  heet: Labrys.

Alles wat in Heesch gebeurt, gebeurt binnen een straal van 250 meter van dit monument. Het is winkel- en horecahart tegelijkertijd, je kunt er cursussen  in de hobbysfeer volgen bij De Eijnderic, en het gemeentehuis van Bernheze staat er. Die gemeente is ook weer het resultaat van een fusie; de fusieziekte heerst werkelijk overal in den lande.

Ik lunchte daar in de buurt op een terras vol oorverdovend kakelende Brabo’s. Ze zaten er al toen ik kwam, en zaten er nog toen ik weer wegreed; het gebruikelijke beeld in de Brabantse horeca.



Verder naar Berghem, niet te verwarren met Berchem in België. Dit dorp is aan Oss vastgegroeid, en dient net als Heesch als ‘overloop’ van Oss;  als huisvesting voor Ossenaren voor wie de eigen gemeente te krap werd.

Het dorp lag al eeuwen ten noorden van de spoorbaan Oss – Nijmegen, en had er van 1881 tot 1938 zelfs een station. Dat was eigenlijk maar een halte, en hij lag merkwaardig genoeg een paar kilometer ten oosten van de dorpskern. Rond 2000 is het dorp de spoorbaan overgestoken en is het zwaartepunt verplaatst naar het zuiden.

 

 

Zuster van Liefde met kind, Marie D. Verstegen.


Bijna een eeuw, van 1884-1982, waren de Zusters van Liefde actief in Berghem. Vanuit hun klooster bedreven ze uiteenlopende goede werken. Zij leverden bejaardenzorg en gaven onderwijs. Hun klooster was vernoemd naar Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand.

Maar hun bijstand duurde uiteindelijk toch niet voor altijd en eeuwig. Na 1975 kwamen er geen novices meer bij, en toen werd het gauw een aflopende zaak.

 

In een zijstraatje ontwaarde ik volgens mij een overduidelijk voorbeeld van een langgevelboerderij, al stond dat er niet bij en heb ik ook nergens kunnen vinden dat het er officieel een is. Maar deze bakstenen boerderij met rieten dak uit de 18e eeuw is er in ieder geval lang genoeg voor; hij is zo lang dat hij maar voor de helft op mijn foto past.

Buiten beeld bevinden zich voormalige stallen. En dat is het kenmerk van langgevelboerderijen; ze hadden woonruimte en boerenbedrijfsruimte onder éen heel lang dak. Dus ik houd het er maar op dat het er een is.

Molens doen het op de foto bijna net zo goed als kerken. Ik fietste de Molenstraat af om een molen te spotten, maar keek vergeefs uit naar wieken. Ik vond alleen nog een informatiebord. De oude molen, geheten: De Oude Molen, bleek al in 1929 te zijn afgebroken. Ik kwam 95 jaar te laat.

Veel meer dan wat ik op de foto heb, viel er niet te genieten in Berghem. Maar houd me ten goede; hier past mijn gebruikelijke disclaimer: Misschien heb ik de mooiste straten van het dorp niet gezien. Normaliter blijf ik zo’n plaats doorkruisen, gedreven door FOMO: Fear of missing out. Maar ik was wat ‘loof’ geworden door het fietsen op zo’n zware OV-fiets, en wilde hem nu wel graag terugbrengen naar station Oss.

Nog één ding over Berghem. Ik las ergens dat de bevolking van het oude dorp ten noorden van het spoor zich wat in het nauw gebracht voelt door de nieuwe gemeenschap ten zuiden ervan. Het oude dorpsgevoel dreigt in de knel te komen door alle import.

Een belangrijk bindmiddel voor de autochtone Berghemmers is, vanzelfsprekend in Brabant, carnaval. Maar ook dit schitterende, roerende volkslied:

Bèrge is ons on't hart gelége
Bèrge dur alle jorre heen
Bèrge kunde ummers nie vergééte
Bèrge dur alle jorre heen
we luisterden nor d'ouw historie
op ons vôders en grôtvôders knie
want hullie oege blonke bè dieë glorie
en d'ons trônde dè vergéét oe nie.

Een audiofragment ervan heb ik niet kunnen vinden; alweer iets niet gevonden. Maar voor wie, in tegenstelling tot ondergetekende, het notenschrift beheerst, en kan tokkelen op keyboard of gitaar: ziehier.

Tot hier gepubliceerd op 3 november 2024

Nederweert

Kermis in Weert

Nederweert, in het middenstuk van het langgerekte Limburg, was oorspronkelijk niets anders dan het laaggelegen gedeelte van Weert. Het ligt pal ten oosten van die stad. 20 minuten fietsen; op een OV-fiets misschien iets langer. Bij beter weer dan op deze kille, zeer donkere dag, had ik NS’ knieënkraker wel genomen, maar nu vind ik het meer weer voor de bus.

Waarom gaat een mens bij zulk weer überhaupt op pad? Ik omdat het vandaag 2 oktober is, en ik de 3-oktoberviering in Leiden wil ontvluchten, met zijn verkeerschaos, met zijn kermis vol drukte, met die altijd hopeloos stagnerende optocht en met 2 dagen lang een centrum dat bestaat uit een compacte massa van dronken lijven. Ik spreek zelfs autochtone Leidenaars die er niet meer komen. En ikzelf ben maar import, zij het al meer dan 60 jaar lang. Tot zo ongeveer mijn 19e verjaardag sloeg ik geen editie van het 3-oktoberfeest over, maar daarna besloot ik dat ik het wel gezien had.

Het is dit jaar nog wel een jubileumeditie: het 90ste lustrum; het is 4½ eeuw, 450 jaar geleden dat Leiden bevrijd werd van de Spanjaarden. Maar ik pakte de trein naar Weert – waar ik niets anders zag dan... kermisgewoel! De Weerter kermis speelt zich af rond het station en in de binnenstad. Weert gaat er prat op dat de oktoberkermis de grootste kermis in Nederland is na die van Tilburg.

De Leidse 3-oktoberkermis is dan vast nummer 3 op die lijst. Elders in Nederland is daardoor begin oktober vermoedelijk geen kermis te bekennen. Alle kermistoestellen staan óf in Weert óf in Leiden.

Enfin, ik nam  de bus van Arriva. In Nederweert kom je met lijnen 70 (Weert – Venlo) en 74 (Stramproy – Weert – Nederweert). 70 stopt op een provinciale weg aan de rand van het dorp, terwijl 74 een lusje rijdt door de bebouwde kom.

Er is in de loop van de eeuwen aardig wat gesold met Nederweert, en vele andere plaatsen in Limburg. Het dorp maakte sinds de Vrede van Munster in 1648 achtereenvolgens deel uit van het Spaanse rijk, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, de Oostenrijkse Nederlanden, de Eerste Franse Republiek, Nederlands Limburg, België, en werd in 1839 definitief ingelijfd door Nederland. Dat tegen de zin van de meeste bewoners. Zijn de Limburgers er ooit aan gewend?

Nederweert heeft een paar aardige oude pandjes in de dorpskern. Het moet er hier heel aardig uitzien op een zonnigere dag. Een paar foto’s waar toch al weinig kleur in zat, heb ik maar in zwartwit weergegeven; helemaal geen kleur staat soms beter dan een heel klein beetje vale kleur.

Dit is het ‘Pand Siem’ uit 1659, Nederweerts trots. In 2002 is het gered van de sloop, na bezwaren van burgers daartegen bij de Raad van State. De laatste bewoonsters, de 3 gezusters Siem, zijn er in 2001 uitgetrokken. Het langwerpige pand was heel lang een kruidenierswinkel annex dorpscafé geweest.

Het vervallen gebouw werd gerenoveerd tot het monument dat je nu ziet. Er zit nu opnieuw horeca in, onder de naam Bi-j Siem. Het heet het oudste horecapand van Nederland te zijn, een eer die wel door veel meer panden geclaimd wordt.

In de video op DEZE pagina vertelt Siem van Tjeu van Siem het hele verhaal, voor zover het verstaanbaar is. Ooit, volgens een liedje van Rowwen Hèze, zal heel Holland Limburgs löllen. Maar voor het zover is, zou je sprekers als Siem van Tjeu van Siem toch beter kunnen ondertitelen.

Nederweert is niet alleen gegroeid rond een kerk, maar ook rond een waterput uit de vroege middeleeuwen. Die was heel multifunctioneel. Hij verschafte zowel drink- als bluswater, was een ontmoetingspunt voor de inwoners van het dorp, en gold tevens als ‘godenput’. Wat dat precies is, heb ik niet kunnen achterhalen, maar ik vermoed: een bron van water waaraan een geneeskrachtig werking werd toegeschreven, zoiets.

De pomp die je nu ziet, is een heel recente replica.

Op het rijtje winkels heb je het Huis van Geuren. Het zal ongetwijfeld voor 100% aan mezelf liggen, maar ik krijg altijd heel rare associaties bij het woord ‘geuren’, als ze er parfum mee bedoelen: ‘damesgeuren’ en ‘herengeuren’ bij de drogist. Een putlucht, dat is ook een geur, evenals de stank van een in het nauw gedreven bunzing, of van een wasmand vol zweetsokken.

Maar de meeste parfums rieken ook niet echt aangenaam, vind ik. Sommigen mensen besprenkelen zich er zo kwistig mee, dat het je op de keel en de ogen slaat als je ernaast zit in bus of trein. En laten we wel wezen: het is chemische troep, waarvan je huid snel veroudert, zodat je al op je 35ste moet beginnen met de boel oprekken en botoxen.  

Dat was even een olfactorische terzijde.

 


Deze kapel uit 1901 op de begraafplaats herbergt een monument voor alle doodgeboren kinderen. Ik kreeg het beeldje niet goed voor de lens, maar je ziet het op deze webpagina, met uitleg.

Tot nog niet zo lang geleden mochten doodgeboren kinderen niet in gewijde grond begraven worden op een RK-kerkhof, omdat ze niet gedoopt waren. Ouders mochten bovendien – niet alleen in RK-streken – hun doodgeboren kind zelf niet zien; het werd meteen na de geboorte van de moeder weggenomen. Waar het begraven werd, werd ook geheim gehouden. Dat was om het beter te kunnen verwerken… Gauw vergeten, en door! Deze kapel is een stukje compensatie voor zulk leed.

Nee, niet in elk dorp maak je oogverblindend mooie foto’s. Maar een ontroerend verhaal kun je overal optekenen.
 


Ulft

Gendringen

Ook de foto’s van het Achterhoekse Ulft konden mijn WhatsApp-contacten niet erg bekoren. Die app ik tijdens mijn wandeling vaak foto’s van wat ik zie. Maar in het dorpshart van Ulft trof ik geen fraaie geveltjes aan, en de nieuwbouwwijken die ik zag, waren ontzaglijk doorsnee.

Toch: de omgeving van het dorp was in mijn ogen wel plezierig, misschien niet om over naar huis te schrijven, maar wel om er foto’s van op te sturen. Wat is er mis met zo nu en dan een rustige, niet spectaculaire natuurfoto, een rijtje nieuwe huizen dat nu eens goed uit de verf is gekomen, of wat aparte beelden ergens langs een water of op een plein? En industrieel erfgoed - ik constateerde het hierboven al - heeft zijn eigen schoonheid, of lelijkheid-met-karakter, zoals laatst in Duisburg.

Mijn wandeling begon in het aanpalende Gendringen, waar ik in 2000 al eens verzeild was geraakt, op een dag met verwoestend slechte OV-ervaringen. Daar grossierde die wat afgelegen Achterhoekse streek indertijd in; het was tijdens de overgang van monopolisten in het streekvervoer naar concessiehouders.

Ook in andere delen van dat land leidde het nogal eens tot verbijsterend gebrek aan klantvriendelijkheid, in alle hiërarchische lagen van die bedrijven, van chauffeurs tot de bobo’s waar ik als OV-voorvechter wel mee sprak. Men leek niet te beseffen dat je concessies ook kunt verliezen.

Die tocht naar Gendringen leverde een hilarisch verhaal op, veel leuker dan dit. Ik beloofde in dat artikel een terugkeer naar Gendringen als er een andere vervoerder zou rijden dan Syntus. En hier ben ik dan, bijna een kwart eeuw later.

Toen had je de lange buslijn 27 van Syntus (Arnhem-Gendringen), nu de veel kortere lijn 28 van Arriva: Station Doetinchem – Gendringen Kerkplein. Hij rijdt op schooldagen in kwartierdienst, heel redelijk voor zo’n landelijke streek. Op de heenweg had ik een splinternieuwe, zoevende elektrische bus; terug een dieselbak.

Vanuit Gendringen loop je zó Duitsland binnen. Maar van dat land heb ik afgelopen zomer genoeg gezien. Nu kies ik mijn pad door natuurgebied Engbergen ten oosten van het dorp.

Het park, bestaande uit bos en weide, ligt langs de oever van het riviertje de Oude IJssel. Dat ontspringt bij Borken in Duitsland, en stroomt in Doesburg in de IJssel-zonder-meer. De Oude IJssel is over een heel korte afstand, een slordige 100 meter, de grensrivier tussen Nederland en Duitsland.

Deze brug, een paar kilometer ten noorden van de grens, valt behalve door zijn kleurrijke design, op door het feit dat hij alleen maar naar een uitzichtpunt voert. Niet naar de andere oever; kun je het dan nog wel een brug noemen?

 

Dit is echt een brug.

 

Even verder langs de rivier doemen de eerste huizen van Ulft op…


… en nog wat kilometers verder het beloofde industriële erfgoed. We zijn dan in de oude buurtschap Oer, die in de loop van de 20ste eeuw aan Ulft is vastgegroeid.

Oer is genoemd naar ijzeroer dat hier in de bodem zat, een vorm van ijzererts. Daaruit werd al in de Romeinse tijd ijzer gewonnen. In 1754 werd in Oer een ‘ijzerhut’ in gebruik genomen, een van de eerste hoogovens.

Later kreeg de ijzergieterij de naam DRU, Diepenbrock en Reigers Ulft, naar de 3 directeuren: één Diepenbrock, en 2 neven Reigers. DRU betekent in het OV-jargon tussen haakjes: Dienstregelingsuren. Ik schreef al eens een heel lang stuk over die van Utrecht. 

Ze maakten van alles van gietijzer, maar zijn vooral bekend geworden door hun kachels, en later gashaarden. De fabriek stond ook bekend om zijn uitstekende arbeidsomstandigheden. Aan het begin van de 21ste eeuw verkaste hij naar Duiven. Achter bleef het industrieel erfgoed.

Het terrein heet nu DRU Industriepark en staat bekend als een  ‘Broedplaats voor cultuur en innovatie’.
 

Er zijn innovatieve bedrijven gevestigd. Verder is het een cultureel centrum met een theater en een concertzaal waar in november niemand minder dan the Doors komen optreden (een tribute-band, vanzelfsprekend). Er is op het terrein een eetcafé en je kunt er desgewenst ook trouwen.

In de weken na mijn wandeling verscheen er op mijn telefoonscherm allerlei nieuws over DRU Industriepark; zo’n telefoon onthoudt werkelijk elke stap die je zet! Het was helaas geen goed nieuws. DRU heeft een heleboel geld nodig om zijn toekomstplannen te realiseren, maar tegelijkertijd heeft de stichting een huurschuld van 6 ton bij de gemeente Oude IJsselstreek, die not amused is over de kwestie.

Enfin, dat zal allemaal hopelijk wel opgelost worden door de mensen die erover gaan.

Deze grof geboetseerde trol in het (winkel)centrum van Ulft vormt wel een mooi slotakkoord. Zij (hij? hen?) past naadloos in een omgeving die niet overal even lieflijk is, maar wel iets hééft, naar de mening van
 
Frans Mensonides
24 november 2024
Er geweest: Beek en Donk zaterdag 30 maart, Julianadorp vrijdag 26 april, Lichtenvoorde donderdag 20 juni, Berghem en Heesch zaterdag 31 augustus, Nederweert woensdag 2 oktober en Ulft vrijdag 18 oktober 2024.



Gendringen

© Frans Mensonides, Leiden, 2024