Naast overgeschoten foto’s kent De digitale reiziger ook
overgeschoten dorpen. Tijdens een corona-sabbatical op deze rubriek heb ik in
een melige bui eens een bucketlist opgesteld van plaatsen in Nederland met meer
dan 10.000 inwoners, die ik nog nooit in mijn leven bezocht had.
Dat bleken er 22 te zijn, 21 dorpen plus één stad, nl.
Genemuiden. Het leverde het volgende lijstje op, met de inwonertallen per 1
januari 2021 volgens de Wikipedia, en met trouwens opvallend veel plaatsen in
Noord-Brabant:
Vlijmen
(NB) 15.145 - Julianadorp*) (NH) 14.695 - Heesch*)
(NB) 13.795 - Badhoevedorp (NH) 13.290 -
Oirschot (NB) 13.265 - Lichtenvoorde*) (Gld) 12.910 –
De Lier (ZH) 12.480 - Made (NB) 12.470 – Sint-Michielsgestel (NB)
12.370 - Halsteren (NB) 12.325 – Klazienaveen (Dr) 11.980 - Malden
(Gld) 11.205 - Mierlo (NB) 11.105 - Son (NB) 11.040 - Stein (L) 10.855
- Beek en Donk*) (NB) 10.745 – Berghem*) (NB) 10.700, Bladel
(NB) 10.465 - Eersel (NB) 10.455 - Ulft *) (Gld) 10.440 -
Nederweert *) (L) 10.405 - Genemuiden (O) 10.370.
*): zie hieronder
In 2022 en 2023 heb ik 13 van die plaatsen alsnog aangedaan;
volg de linkjes. Bleven er 9 over voor het huidige jaar MMXXIV. Daarvan heb ik
er inmiddels alweer 7 afgewerkt.
Op de dag dat ik dit schrijf, 31 oktober 2024, resteren er
nog maar 2, Klazienaveen (Drenthe) en Stein (Limburg). Waarom nou juist die 2
als allerlaatste zijn overgebleven, dat weet ik ook niet.
Of eigenlijk weet ik het wél. Ik heb ooit eens een
loopbaancoach gehad die Klaziena heette (ik vind dat meer een naam voor een koe
dan voor een vrouw) die me nog verder de put in werkte dan ik op eigen
gelegenheid al voor elkaar had gekregen. Waarom zou je dan naar Klazienaveen
willen? En van Stein denk ik steeds dat ik er al wél geweest ben, omdat ik het verwar
met Steyl, dat ook in Limburg ligt. Enfin, die 2 allerlaatste overgeschoten plaatsen
komen echt nog wel een keer aan de beurt.
Feitelijk een raar criterium om een plaats te bezoeken: het
inwonertal. Meestal laat ik me verlokken om op pad te gaan door feeërieke beschermde
dorpsgezichten, spannende musea of adembenemend schone natuur in de nabije
omgeving. Maar er zijn 10.000’ers die niets hebben van dat alles.
Er bestaat ook niet zoiets als dé 10.000’er. ‘Op 10.000
gaan’, zoals ik het noem, levert altijd verrassingen op, maar niet altijd aangename.
Sommige van die plaatsen zijn ook slechts bereikbaar met één
dunne streekvervoerlijn. Daarover weet ik, op deze rubriek die in principe over
OV gaat, dan niet veel meer te melden dan dat die lijn bestáát.
Lang niet al die dorpen leveren dus een verhaal op. Maar een
aardige foto maak je overal wel (hoewel in het Brabantse Berghem zelfs dat
nauwelijks te doen was).
Vandaar dus dit verzamelartikel met foto’s uit overgeschoten
dorpen. Bij een foto hoort dan ook wel weer wat context, vind ik, uitleg van
wat je ziet. Zo ontstaat er toch al gauw weer iets als een verhaaltje.
Ik ben zelf ook benieuwd wat dit allemaal oplevert…
Dit ook alweer Brabantse dubbeldorp in de gemeente Laarbeek had
het slotstuk moeten vormen van het artikel over Son (NB), Sint-Michielsgestel (NB)
en Mierlo (NB). Ik reisde erheen op een heel sombere zaterdag in maart. Maar ik
vond Beek en Donk zo weinig hébben, dat ik de foto’s en de aantekeningen op
mijn bureau heb gegooid en ze daar een half jaar heb laten liggen. Nu dan
alsnog Beek en Donk, in de herkansing, anders gelooft geen mens dat ik er echt geweest
ben.
Geen erg druk busverkeer bij station Helmond, op de
zaterdagmiddag. Vaste stadsbussen rijden er sowieso niet in die stad. Wat je op
de foto ziet, is een zogeheten ‘Bravoflex’. Je moet hem met een app reserveren
en hij rijdt alleen van of naar een spoorwegstation. Ver onder de maat voor een
stad met 90.000 inwoners!
Wel gaat er een reguliere streekbus, Bravo-lijn 25, via
Aarle-Rixtel naar Beek en Donk en nog verder naar Gemert. Hij rijdt doordeweeks
13 keer per dag, op zaterdag 11 keer en zondags 10 keer; ook alweer vrij
dunnetjes. Vanuit Beek en Donk kun je dan nog wel rechtstreeks naar Eindhoven
met de Bravo Direct; die stopt op de provinciale weg die langs het dorp loopt.
Een groenstrook markeert nog steeds de grens tussen Beek, gelegen
in het zuiden, rond het Heuvelplein, en Donk, in het noorden, rond het Piet van
Thielplein.
Dat laatste plein ligt helemaal op de schop, al zijn de
winkels gewoon bereikbaar, of ongewoon bereikbaar. Daardoor kan ik het beeld ‘De
Spijkermaker’ uit 1993, van Antoon Grassens, niet op de foto zetten. Het
staat in de Wiki vermeld onder de culturele blikvangers van het dorp, maar het
stáát hier niet. Ik denk dat het tijdens de werkzaamheden ergens een veilig heenkomen
heeft gekregen.
Met van Thiel is de familienaam genoemd van fabrikanten in
metaal, waaronder spijkers, en textiel; mensen die het dorp groot gemaakt
hebben.
Langs de Zuid-Willemsvaart, die helemaal van Maastricht naar
Den Bosch loopt, vind je wat ze nagelaten hebben aan industrieel erfgoed. Wat
nou, somber en saai? Zulke oude fabrieken hebben op zijn minst een geheel eigen
schoonheid. Met het kloteweer dat vandaag heerst, komen ze juist goed uit de
verf. Je hebt geen last van tegenlicht; vrijwel helemaal niet van welk licht
dan ook.
Hier in Donk zijn die fabrieken heel goed
geconserveerd, al
rollen er geen spijkers en zo meer van de lopende band. De
ex-kousenfabriek op de onderste foto was niet van van Thiel maar van
Coolen.
Huize Vrededael, rechtsboven op deze foto, was eigendom van
de Van Thiel’s. Linksonder en -boven: het Heuvelplein van Beek.
Dat is ook zoiets met 10.000’ers: je ziet er soms dingen die
je nergens anders gezien hebt, in veel grotere plaatsen.
Het oudste monument van Beek en Donk is deze poort van
kasteel Eyckenlust. Hij staat op het gelijknamige drassige landgoed ten oosten
van het dorp. Die poort is van ca. 1500; het huidige kasteel, particulier
bewoond en niet fotografeerbaar vanaf de weg, is veel nieuwer.
De kaak, ofwel schandpaal, op het Heuvelplein is een
replica, en is minder oud dan hij eruit ziet. Op het origineel ervan werd
geboefte ‘aan de kaak gesteld’, om niet
te zeggen: ‘aan de schandpaal genageld’. Die nog steeds bestaande uitdrukkingen
stammen uit de barre tijden dat zulke strafwerktuigen nog in gebruik waren.
Misdadigers die net niet rijp waren voor ‘galg en rad’ (ook
zo’n uitdrukking) werden voor een poosje, meestal enkele uren, aan deze paal
vastgeketend. Omstanders mochten hen uitschelden en pesten. Je kon ze ook bekogelen
met eieren, rottend ooft en met paardenstront misschien ook wel, en met de
inhoud van pispotten, al staat dat er niet bij op de toelichting ter plaatse.
En dat soms voor dingen waarvoor je tegenwoordig hooguit een taakstraf krijgt!
'Anna Paulowna, het was in Anna Paulowna', met dank aan Rob de Nijs
Medio de 19e eeuw kocht ene mr. Pieter Loopuyt de polder Koegras
in de Kop van Noord-Holland, zo’n kilometer of 6 ten zuiden van Den Helder. In
die polder ontstond een gehucht en later een heus dorp, rond een kerk.
In 1909 dienden de Loopuyt’s een verzoek in bij koningin
Wilhelmina om het dorp Julianadorp te mogen noemen, naar de in dat jaar geboren
prinses. Dat mocht, en zo staat het nu op de landkaarten, de wegwijzers en in
de huidige eeuw op de apps.
Het dorp van Loopuyt liep uit tot een nederzetting met bijna
15.000 inwoners - een heel ruime 10.000’er dus - waarvan velen werkzaam zijn in
de bloembollenteelt. In de zomertijd overnachten er dagelijks ook nog bijna
evenveel toeristen, veelal afkomstig uit Duitsland. Het dorp heeft het nooit
geschopt tot zelfstandige gemeente en valt onder Den Helder.
Ik bezocht Julianadorp in het meest geschikte seizoen
ervoor, de bollentijd. Het had het eindpunt moeten worden van een lange
bollenwandeling vanaf station Anna Paulowna, via Breezand.
Die dag ging zo goed als alles verkeerd. Ik koos blijkbaar
een niet optimale route, want de bollenvelden van Breezand zag ik voornamelijk
uit de verte, buiten het zoombereik van mijn smartphone. Bovendien had ik een
vage binnenweg langs de velden ontdekt naar Julianadorp, meer een Z-weg dan een
B-weg. Ergens halverwege ontwaarde ik een paar hectometer verderop een woedende,
schuimbekkend blaffende hond op een boerenerf, die in mijn richting keek. Het beest zat niet vast aan een ketting
en er scheidden hem ook geen omheiningen van de wandelaars op de weg – die er
behalve mij niet waren; ik ben niemand tegengekomen. Het leek me veiliger om op
mijn schreden terug te keren helemaal naar station Anna-Paulowna, daar de trein
te nemen naar Den Helder en over te stappen op een stadsbus naar Julianadorp.
Dat ritje, daar zat ook geen vaart in. Op Anna Paulowna miste
ik een trein omdat ik niet doorhad dat de treinen daar links rijden op het
stukje dubbelspoor ter hoogte van het station. Ik schaam me, het te vertellen,
maar het mag niet onvermeld blijven: ik stond op het verkeerde perron.
Een half uur wachten, dus. Daarna zag ik op 9292.nl over het
hoofd dat de bus naar Julianadorp ook station Den Helder Zuid aandoet. Door
daar uit te stappen, in plaats van op Den Helder Hauptbahnhof, had ik dat
verloren halfuur nog terug kunnen winnen.
Nu maakte ik pas mijn opwachting in Julianadorp toen de
middag bijna om was en de bevolking al aan de avondboterham zat.
Goed, zoals ik al zei: een aardige foto maak je overal wel,
al kwam vandaag de beste uit Breezand. Het is die bomenrij langs een kade, een
foto waarop geen bolbloem te zien is. Het dorp, in de verste verte geen
10.000’er, staat wel in het teken van de tulp.
Julianadorp
Tot de tientallen beloften die het kabinet-Schoof zal gaan
schenden, behoort vast en zeker ook die van het behoud van het OV ten
plattelande. Julianadorp nam daar al een voorschot op; het werd dit jaar al het
slachtoffer van bezuiniging. Toen ik daar afgelopen voorjaar was, reed er elk
halfuur een bus heen vanuit Den Helder. Maar nu ik dit schrijf, is de
frequentie al gezakt naar uurdienst.
Is Julianadorp tussen haakjes wel platteland? Je kunt het
ook zien als een stadswijk op enige afstand van de stad waar het een wijk van
is; zeg het maar!
Op de foto niet de bus naar Julianadorp, maar die naar de
veerboot naar Texel.
Die bijzonderheid, daar heb ik het wel eens eerder gehad. In
de Achterhoek, aan de spoorlijn Arnhem – Doetinchem – Winterswijk, heb je een station
dat ligt in Lievelde, maar geen Lievelde heet, doch Lichtenvoorde - Groenlo.
Het ligt op 3 à 4 kilometer afstand van zijn beide naamgevers.
Ooit, in een heel oude aflevering, heb ik wel eens gelopen
van dat station naar Groenlo (al kan ik het stukje niet meer vinden in mijn
archieven), maar nooit naar Lichtenvoorde. Dat deed ik ook niet op de
doordeweekse junidag dat ik foto’s maakte in Lichtenvoorde. Ik nam de bus, lijn
72 van Arriva: Neede - Lichtenvoorde. Op de terugweg pakte ik buurtbus 191,
die een ellenlange rit maakt naar station Ruurlo aan de spoorlijn Zutphen –
Winterswijk.
Deze hobby; reizen naar plaatsen waar ik niemand ken en
niets te zoeken heb, is wel typisch iets voor een pensionado die nog niet rijp
is voor achter de gerania. Daarom heb ik de op de Rentenierstraat geschoten
foto maar boven dit artikel gezet.
Je weet dat ik gek ben op kerken: ik fotografeer ze graag
van buiten, al zul je me er zelden of nooit naar binnen zien gaan. Ook in dit
artikel ontbreken ze niet. De Johanneskerk op de Rentenierstraat dateert uit 1648 en is een van de
weinige echt oude gebouwen in Lichtenvoorde, dat een paar keer in de
geschiedenis vrijwel geheel is afgebrand.
Lichtenvoorde is in feite een halve stad. Er was ooit sprake
van een soort stadsrechten, die echter nooit meer zijn teruggevonden in de
archieven, die ook een keer afgefikt zijn. Er liep wel een gracht om de (vermeende)
stad heen er zijn ooit poorten geweest; allemaal toch stadse zaken, hoe dorps
Lichtenvoorde tegenwoordig overkomt.
Een gezellig dorp, dat zeker, met een groot plein met
terrasjes. Het EK voetbal, dat aan de gang was toen ik hier was, werd ook op de
voet gevolgd.
In 1874 trokken 99 schoenmakers de 20 ton wegende zwerfkei
over een afstand van 4 kilometer naar de Markt. Hij moest als onderstel dienen
voor een stenen leeuw die geplaatst werd ter gelegenheid van het 25-jarig
regeringsjubileum van koning Willem III. Inmiddels staat alweer de 3e leeuw op
die steen die er nu al anderhalve eeuw onverstoorbaar en onaangedaan ligt.
Keien uit de ijstijd gaan blijkbaar langer mee dan beeldhouwwerken van leeuwen.
Lichtenvoorde werd in 2002 uitgeroepen tot groenste gemeente
van Nederland. Dat kon niet verhinderen dat de plaats 3 jaar later slachtoffer
werd van de in dit land heersende fusiegekte en werd ingelijfd bij de gemeente Oost
Gelre, tezamen met o.a. Groenlo en Lievelde.
Inderdaad veel groene zones in de bebouwde kom van Lichtenvoorde. Die boom in een parkje staat echt scheef, zij het niet zo scheef als zou kunnen blijken uit deze groothoekfoto. Een heel bedrieglijk perspectief, zoals zo vaak.
Het gebouw Den Diek was een kleine eeuw lang een
noodlijdende school, die noch door gristelijke, noch door ‘openbare’ kindertjes
geheel en al gevuld kon worden. Het had bij vlagen ook allerlei andere
functies, waaronder gereformeerde kerk, huishoudschool, honk van de vrijwillige
brandweer en in de oorlog dat van de nazi’s. In de 80’s is het toen volkomen vervallen
gebouw niet onverdienstelijk opgelapt. Sindsdien is het Sociaal Cultureel
Centrum.
Hoefsmederij annex woonhuis uit ongeveer de 18e eeuw
Ik snap nu eindelijk min of meer hoe dat digitale slot werkt
van een OV-fiets, waar ik in Halsteren nog zo mee worstelde
Nog eens 2 Brabantse dorpen, bij mijn weten allebei zonder
stadse aspiraties in hun verleden. Ze vormen geen dubbeldorp, zoals Beek en
Donk, maar liggen elk op een handjevol kilometers van Oss; Heesch ten zuiden van
die stad en Berghem ten oosten ervan.
Ik deed ze in één toer per OV-fiets, vanaf station Oss. Het
was op een hete zaterdag in augustus, met uitgelezen fietsweer. Bussen zullen er
ongetwijfeld ook rijden in beide dorpen, maar ik heb er niet op gelet; waarom
zou je op het OV letten als je op een fiets zit?
Aan beide dorpen is helaas vrijwel kraak noch smaak, lief
noch loof. Ik zag 2 dorpskernen met weinig monumenten die het aardig zouden doen
op een foto, en buitenwijken die me erg doorsnee leken – maar waar het vast wel
goed wonen is.
Aardiger was de fietstocht door de bosrijke streek tussen Heesch en Berghem.
Gek, de uitdrukking ‘lief noch loof’, die bestaat helemaal
niet voor Google. Zelfs in de onmisbare spreekwoorden- en zegswijzenbijbels van Stoett en Harrebomée komt hij niet voor. Ik vond hem alleen terug in een
artikel van mijn eigen hand over de Bollentram.
Mijn moeder zei dat wel: ‘lief noch loof.’ En had dat
ongetwijfeld van haar eigen moeder. Naar meer van dat soort oma-ismen, uitdrukkingen
van mijn oma, heb ik ook wel eens vergeefs gezocht. Moet het eigenlijk niet
‘lief noch lof’ zijn? Dat is veel
logischer, maar die kan ik ook niet vinden.
‘Loof’, gebladerte, is er in deze groene streek trouwens in
overvloed. In Kennemerland, waar ik nog een blauwe maandag van een jaar of 20
gewerkt hebt, betekent ‘loof’ als bijvoeglijk naamwoord: afgemat, uitgeput.
Nog meer woordbetekenissen. De naam Heesch staat voor
kreupelhout. Tussen het kreupelhout in lag wat schrale landbouwgrond.
In het begin van de 19e eeuw werd het armetierige boerendorp
op de kaart gezet door de nieuwe straatweg van Den Bosch naar Grave, die vlak
langs het dorp kwam te lopen. Er kwamen in Heesch pleisterplaatsen voor
postkoetsen, hét vervoermiddel van die tijd. Die weg maakte veel later plaats voor
de A59, die ik op deze tocht 2 keer heb gekruist.
Foto: Kasteelbeer. Overgenomen van Wikipedia: De Berkt
Hoe weinig opmerkelijk Heesch ook is, er staan wel een paar opvallende
beelden. Over het blauwe gevaarte in een buitenwijk heb ik niets kunnen vinden.
Maar de constructie op de kruising van ’t Dorp en de Schoonstraat is van Charles
Vergouwen en heet: Labrys.
Alles wat in Heesch gebeurt, gebeurt binnen een
straal van 250
meter van dit monument. Het is winkel- en horecahart tegelijkertijd, je
kunt er cursussen in de hobbysfeer volgen bij De Eijnderic,
en het
gemeentehuis van Bernheze staat er. Die gemeente is ook weer het
resultaat van
een fusie; de fusieziekte heerst werkelijk overal in den lande.
Ik lunchte daar in de buurt op een terras vol oorverdovend
kakelende Brabo’s. Ze zaten er al toen ik kwam, en zaten er nog toen ik weer
wegreed; het gebruikelijke beeld in de Brabantse horeca.
Verder naar Berghem, niet te verwarren met Berchem in België.
Dit dorp is aan Oss vastgegroeid, en dient net als Heesch als ‘overloop’ van
Oss; als huisvesting voor Ossenaren voor
wie de eigen gemeente te krap werd.
Het dorp lag al eeuwen ten noorden van de spoorbaan Oss –
Nijmegen, en had er van 1881 tot 1938 zelfs een station. Dat was eigenlijk maar
een halte, en hij lag merkwaardig genoeg een paar kilometer ten oosten van de
dorpskern. Rond 2000 is het dorp de spoorbaan overgestoken en is het
zwaartepunt verplaatst naar het zuiden.
Zuster van Liefde met kind, Marie D. Verstegen.
Bijna een eeuw, van 1884-1982, waren de Zusters van Liefde actief in
Berghem. Vanuit hun klooster bedreven ze uiteenlopende goede werken. Zij leverden
bejaardenzorg en gaven onderwijs. Hun klooster was vernoemd naar Onze Lieve Vrouw
van Altijddurende Bijstand.
Maar hun bijstand duurde uiteindelijk toch niet voor altijd
en eeuwig. Na 1975 kwamen er geen novices meer bij, en toen werd het gauw een
aflopende zaak.
In een zijstraatje ontwaarde ik volgens mij een
overduidelijk voorbeeld van een langgevelboerderij, al stond dat er niet bij en
heb ik ook nergens kunnen vinden dat het er officieel een is. Maar deze
bakstenen boerderij met rieten dak uit de 18e eeuw is er in ieder geval lang
genoeg voor; hij is zo lang dat hij maar voor de helft op mijn foto past.
Buiten beeld bevinden zich voormalige stallen. En dat is het
kenmerk van langgevelboerderijen; ze hadden woonruimte en boerenbedrijfsruimte
onder éen heel lang dak. Dus ik houd het er maar op dat het er een is.
Molens doen het op de foto bijna net zo goed als kerken. Ik
fietste de Molenstraat af om een molen te spotten, maar keek vergeefs uit naar
wieken. Ik vond alleen nog een informatiebord. De oude molen, geheten: De Oude
Molen, bleek al in 1929 te zijn afgebroken. Ik kwam 95 jaar te laat.
Veel meer dan wat ik op de foto heb, viel er niet te
genieten in Berghem. Maar houd me ten goede; hier past mijn gebruikelijke
disclaimer: Misschien heb ik de mooiste straten van het dorp niet gezien. Normaliter
blijf ik zo’n plaats doorkruisen, gedreven door FOMO: Fear of missing out. Maar
ik was wat ‘loof’ geworden door het fietsen op zo’n zware OV-fiets, en wilde
hem nu wel graag terugbrengen naar station Oss.
Nog één ding over Berghem. Ik las ergens dat de bevolking
van het oude dorp ten noorden van het spoor zich wat in het nauw gebracht voelt
door de nieuwe gemeenschap ten zuiden ervan. Het oude dorpsgevoel dreigt in de
knel te komen door alle import.
Een belangrijk bindmiddel voor de autochtone Berghemmers is,
vanzelfsprekend in Brabant, carnaval. Maar ook dit schitterende, roerende
volkslied:
Bèrge is ons on't hart gelége
Bèrge dur alle jorre heen
Bèrge kunde ummers nie vergééte
Bèrge dur alle jorre heen
we luisterden nor d'ouw historie
op ons vôders en grôtvôders knie
want hullie oege blonke bè dieë glorie
en d'ons trônde dè vergéét oe nie.
Een audiofragment ervan heb ik niet kunnen vinden; alweer
iets niet gevonden. Maar voor wie, in tegenstelling tot ondergetekende, het
notenschrift beheerst, en kan tokkelen op keyboard of gitaar: ziehier.
Kermis in Weert
Nederweert, in het middenstuk van het langgerekte Limburg, was
oorspronkelijk niets anders dan het laaggelegen gedeelte van Weert. Het ligt
pal ten oosten van die stad. 20 minuten fietsen; op een OV-fiets misschien iets
langer. Bij beter weer dan op deze kille, zeer donkere dag, had ik NS’
knieënkraker wel genomen, maar nu vind ik het meer weer voor de bus.
Waarom gaat een mens bij zulk weer überhaupt op pad? Ik
omdat het vandaag 2 oktober is, en ik de 3-oktoberviering in Leiden wil
ontvluchten, met zijn verkeerschaos, met zijn kermis vol drukte, met die altijd
hopeloos stagnerende optocht en met 2 dagen lang een centrum dat bestaat uit
een compacte massa van dronken lijven. Ik spreek zelfs autochtone Leidenaars
die er niet meer komen. En ikzelf ben maar import, zij het al meer dan 60 jaar
lang. Tot zo ongeveer mijn 19e verjaardag sloeg ik geen editie van het
3-oktoberfeest over, maar daarna besloot ik dat ik het wel gezien had.
Het is dit jaar nog wel een jubileumeditie: het 90ste
lustrum; het is 4½ eeuw, 450 jaar geleden dat Leiden bevrijd werd van de
Spanjaarden. Maar ik pakte de trein naar Weert – waar ik niets anders zag dan... kermisgewoel! De Weerter kermis speelt zich
af rond het station en in de binnenstad. Weert gaat er prat op dat de
oktoberkermis de grootste kermis in Nederland is na die van Tilburg.
De Leidse 3-oktoberkermis is dan vast nummer 3 op die lijst.
Elders in Nederland is daardoor begin oktober vermoedelijk geen kermis te
bekennen. Alle kermistoestellen staan óf in Weert óf in Leiden.
Enfin, ik nam de bus
van Arriva. In Nederweert kom je met lijnen 70 (Weert – Venlo) en 74 (Stramproy
– Weert – Nederweert). 70 stopt op een provinciale weg aan de rand van het dorp,
terwijl 74 een lusje rijdt door de bebouwde kom.
Er is in de loop van de eeuwen aardig wat gesold met
Nederweert, en vele andere plaatsen in Limburg. Het dorp maakte sinds de Vrede
van Munster in 1648 achtereenvolgens deel uit van het Spaanse rijk, de
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, de Oostenrijkse Nederlanden, de
Eerste Franse Republiek, Nederlands Limburg, België, en werd in 1839 definitief
ingelijfd door Nederland. Dat tegen de zin van de meeste bewoners. Zijn de Limburgers
er ooit aan gewend?
Nederweert heeft een paar aardige oude pandjes in de
dorpskern. Het moet er hier heel aardig uitzien op een zonnigere dag. Een paar
foto’s waar toch al weinig kleur in zat, heb ik maar in zwartwit weergegeven;
helemaal geen kleur staat soms beter dan een heel klein beetje vale kleur.
Dit is het ‘Pand Siem’ uit 1659, Nederweerts trots. In 2002
is het gered van de sloop, na bezwaren van burgers daartegen bij de Raad van State.
De laatste bewoonsters, de 3 gezusters Siem, zijn er in 2001 uitgetrokken. Het
langwerpige pand was heel lang een kruidenierswinkel annex dorpscafé geweest.
Het vervallen gebouw werd gerenoveerd tot het monument dat
je nu ziet. Er zit nu opnieuw horeca in, onder de naam Bi-j Siem. Het heet het
oudste horecapand van Nederland te zijn, een eer die wel door veel meer panden
geclaimd wordt.
In de video op DEZE pagina vertelt Siem van Tjeu van Siem
het hele verhaal, voor zover het verstaanbaar is. Ooit, volgens een liedje van
Rowwen Hèze, zal heel Holland Limburgs löllen. Maar voor het zover is, zou je
sprekers als Siem van Tjeu van Siem toch beter kunnen ondertitelen.
Nederweert is niet alleen gegroeid rond een kerk, maar ook
rond een waterput uit de vroege middeleeuwen. Die was heel multifunctioneel.
Hij verschafte zowel drink- als bluswater, was een ontmoetingspunt voor de
inwoners van het dorp, en gold tevens als ‘godenput’. Wat dat precies is, heb
ik niet kunnen achterhalen, maar ik vermoed: een bron van water waaraan een geneeskrachtig
werking werd toegeschreven, zoiets.
De pomp die je nu ziet, is een heel recente replica.
Op het rijtje winkels heb je het Huis van Geuren. Het zal
ongetwijfeld voor 100% aan mezelf liggen, maar ik krijg altijd heel rare
associaties bij het woord ‘geuren’, als ze er parfum mee bedoelen:
‘damesgeuren’ en ‘herengeuren’ bij de drogist. Een putlucht, dat is ook een
geur, evenals de stank van een in het nauw gedreven bunzing, of van een wasmand
vol zweetsokken.
Maar de meeste parfums rieken ook niet echt aangenaam, vind
ik. Sommigen mensen besprenkelen zich er zo kwistig mee, dat het je op de keel en
de ogen slaat als je ernaast zit in bus of trein. En laten we wel wezen: het is
chemische troep, waarvan je huid snel veroudert, zodat je al op je 35ste moet
beginnen met de boel oprekken en botoxen.
Dat was even een olfactorische terzijde.
Deze kapel uit 1901 op de begraafplaats herbergt een monument
voor alle doodgeboren kinderen. Ik kreeg het beeldje niet goed voor de lens,
maar je ziet het op deze webpagina, met uitleg.
Tot nog niet zo lang geleden mochten doodgeboren kinderen
niet in gewijde grond begraven worden op een RK-kerkhof, omdat ze niet gedoopt
waren. Ouders mochten bovendien – niet alleen in RK-streken – hun doodgeboren
kind zelf niet zien; het werd meteen na de geboorte van de moeder weggenomen.
Waar het begraven werd, werd ook geheim gehouden. Dat was om het beter te
kunnen verwerken… Gauw vergeten, en door! Deze kapel is een stukje compensatie
voor zulk leed.
Nee, niet in elk dorp maak je oogverblindend mooie foto’s.
Maar een ontroerend verhaal kun je overal optekenen.
Gendringen
Ook de foto’s van het Achterhoekse Ulft konden mijn
WhatsApp-contacten niet erg bekoren. Die app ik tijdens mijn wandeling vaak foto’s
van wat ik zie. Maar in het dorpshart van Ulft trof ik geen fraaie geveltjes aan,
en de nieuwbouwwijken die ik zag, waren ontzaglijk doorsnee.
Toch: de omgeving van het dorp was in mijn ogen wel plezierig, misschien niet
om over naar huis te schrijven, maar wel om er foto’s van op te sturen. Wat is
er mis met zo nu en dan een rustige, niet spectaculaire natuurfoto, een rijtje
nieuwe huizen dat nu eens goed uit de verf is gekomen, of wat aparte beelden
ergens langs een water of op een plein? En industrieel erfgoed - ik
constateerde het hierboven al - heeft zijn eigen schoonheid, of lelijkheid-met-karakter,
zoals laatst in Duisburg.
Mijn wandeling begon in het aanpalende Gendringen, waar ik
in 2000 al eens verzeild was geraakt, op een dag met verwoestend slechte
OV-ervaringen. Daar grossierde die wat afgelegen Achterhoekse streek indertijd
in; het was tijdens de overgang van monopolisten in het streekvervoer naar concessiehouders.
Ook in andere delen van dat land leidde het nogal eens tot
verbijsterend gebrek aan klantvriendelijkheid, in alle hiërarchische lagen van
die bedrijven, van chauffeurs tot de bobo’s waar ik als OV-voorvechter wel mee
sprak. Men leek niet te beseffen dat je concessies ook kunt verliezen.
Die tocht naar Gendringen leverde een hilarisch verhaal op,
veel leuker dan dit. Ik beloofde in dat artikel een terugkeer naar Gendringen als
er een andere vervoerder zou rijden dan Syntus. En hier ben ik dan, bijna een
kwart eeuw later.
Toen had je de lange buslijn 27 van Syntus
(Arnhem-Gendringen), nu de veel kortere lijn 28 van Arriva: Station Doetinchem
– Gendringen Kerkplein. Hij rijdt op schooldagen in kwartierdienst, heel
redelijk voor zo’n landelijke streek. Op de heenweg had ik een splinternieuwe,
zoevende elektrische bus; terug een dieselbak.
Vanuit Gendringen loop je zó Duitsland binnen. Maar van dat
land heb ik afgelopen zomer genoeg gezien. Nu kies ik mijn pad door natuurgebied
Engbergen ten oosten van het dorp.
Het park, bestaande uit bos en weide, ligt langs de oever
van het riviertje de Oude IJssel. Dat ontspringt bij Borken in Duitsland, en
stroomt in Doesburg in de IJssel-zonder-meer. De Oude IJssel is over een heel
korte afstand, een slordige 100 meter, de grensrivier tussen Nederland en
Duitsland.
Deze brug, een paar kilometer ten noorden van de grens, valt
behalve door zijn kleurrijke design, op door het feit dat hij alleen maar naar
een uitzichtpunt voert. Niet naar de andere oever; kun je het dan nog wel een
brug noemen?
Dit is echt een brug.
Even verder langs de rivier doemen de eerste huizen van Ulft op…
… en nog wat kilometers verder het beloofde industriële
erfgoed. We zijn dan in de oude buurtschap Oer, die in de loop van de 20ste
eeuw aan Ulft is vastgegroeid.
Oer is genoemd naar ijzeroer dat hier in de bodem zat, een vorm
van ijzererts. Daaruit werd al in de Romeinse tijd ijzer gewonnen. In 1754 werd
in Oer een ‘ijzerhut’ in gebruik genomen, een van de eerste hoogovens.
Later kreeg de ijzergieterij de naam DRU, Diepenbrock en
Reigers Ulft, naar de 3 directeuren: één Diepenbrock, en 2 neven Reigers. DRU
betekent in het OV-jargon tussen haakjes: Dienstregelingsuren. Ik schreef al
eens een heel lang stuk over die van Utrecht.
Ze maakten van alles van gietijzer, maar zijn vooral bekend
geworden door hun kachels, en later gashaarden. De fabriek stond ook bekend om
zijn uitstekende arbeidsomstandigheden. Aan het begin van de 21ste eeuw verkaste
hij naar Duiven. Achter bleef het industrieel erfgoed.
Het terrein heet nu DRU Industriepark en staat bekend als
een ‘Broedplaats voor cultuur en
innovatie’.
Er zijn innovatieve bedrijven gevestigd. Verder is het een cultureel
centrum met een theater en een concertzaal waar in november niemand minder dan
the Doors komen optreden (een tribute-band, vanzelfsprekend). Er is op het
terrein een eetcafé en je kunt er desgewenst ook trouwen.
In de weken na mijn wandeling verscheen er op mijn
telefoonscherm allerlei nieuws over DRU Industriepark; zo’n telefoon onthoudt werkelijk
elke stap die je zet! Het was helaas geen goed nieuws. DRU heeft een heleboel
geld nodig om zijn toekomstplannen te realiseren, maar tegelijkertijd heeft de
stichting een huurschuld van 6 ton bij de gemeente Oude IJsselstreek, die not
amused is over de kwestie.
Enfin, dat zal allemaal hopelijk wel opgelost worden door de
mensen die erover gaan.
Deze grof geboetseerde trol in het (winkel)centrum van Ulft vormt
wel een mooi slotakkoord. Zij (hij? hen?) past naadloos in een omgeving die
niet overal even lieflijk is, maar wel iets hééft, naar de mening van
Frans Mensonides
24 november 2024
Er geweest: Beek en Donk zaterdag 30
maart, Julianadorp vrijdag 26 april, Lichtenvoorde donderdag 20 juni, Berghem
en Heesch zaterdag 31 augustus, Nederweert woensdag 2 oktober en Ulft vrijdag 18 oktober 2024.
Gendringen
©
Frans Mensonides, Leiden, 2024