Ik heb getwijfeld over België
Omdat iedereen daar lacht
Ik heb getwijfeld over België
Want dat taaltje is zo zacht
Ik stond zelfs in dubio
Maar ik nam geen enkel risico
Ik heb getwijfeld over België
België… België… België… Belgi-uh-uh!
‘België (Is er leven op Pluto…?)’, Het goede doel (1982) (Op YouTube)
Mechelen
Ik
heb lang getwijfeld over een korte reis ergens rond Pasen, als
opwarmertje voor een hopelijk lang en voorspoedig Interrail-seizoen
2024.
‘Waar kan ik heen, ik kan niet naar Duitsland’. In Duitsland hielden de treinmachinisten vorige maand verrassingsstakingen. Dat wil je niet meemaken, zo’n verrassing; ergens stranden, zeker niet als je op weg bent naar Zwitserland of zo, landen waarvoor je eerst helaas door Duitsland moet reizen als je niet al te grote omwegen wilt maken. In Zwitserland was het trouwens net zulk bagger-weer als hier.
Een paar dagen Parijs, dan? Lang niet geweest! Maar toen was er in Frankrijk ineens verhoogd terreuralarm. Bij onze zuider-zuiderburen reageren ze vaak lichtelijk overtrokken op zulke zaken. Terreur-alert betekent daar vermoedelijk: op elke straathoek een leger soldaten met karabijnen en op alle stations je tas binnenstebuiten keren of er geen bom in zit. Dat geeft je vakantie meteen zo’n nare, grimmige sfeer…. Het Ministerie van BuZa gaf zelfs code geel af voor Frankrijk, alsof de zoveelste Franse revolutie op het punt van uitbreken stond.
Net als Henk Westbroek in het geciteerde liedje kwam ik tot de conclusie dat ik beter naar België kon gaan (al werd dat in de Engelse versie van het nummer: Luxemburg). Ik boekte, bijna last minute, voor 4 nachten een hotel in Mechelen, een stad die lekker centraal ligt in het land.
In België zelf bekruipt me ook wel eens twijfel, vooral aan de geldverslindende en soms weinig effectieve OV-projecten die er ondernomen worden. Ik heb al 2 keer (hier en hier) aandacht besteed aan de ‘Ringtrambus’ Brussels Airport – Vilvoorde – Jette. Ook ging ik lang geleden al kijken in Hasselt, naar de eventuele voortgang van het Spartacus-lightrailproject, en verdiepte me meer recent in LeTram, waaraan gewerkt wordt in Luik. Die 3 projecten ga ik op deze reis opnieuw bezoeken, en het verhaal daarover, dat begint hieronder.
Daarnaast spoorde ik ook nog dwars door Wallonië naar Dinant en Wavre (een verhaal waar muziek in zit) en op een andere dag naar Eupen (‘Oipen’), in het Duitstalige gedeelte van België. Ik vertrok op woensdag 3 april naar België, en keerde op zondag de 7e terug.
Het verhaal komt tot je in 2 delen. Het wordt geen
chronologisch verhaal. Ik ga ook niet alle 30 treinritten die ik in 5 dagen
tijd gemaakt heb, in extenso beschrijven, en beperk me een beetje tot de
trajecten die ik nog nooit eerder heb afgelegd.
Voor de geïnteresseerden in mijn precieze treinomzwervingen in België, hierboven de tijdlijn uit mijn Interrail-app. Die reizen gingen niet altijd via een 100% logische route. Op de dag van de terugreis bijvoorbeeld, zondag 7 april, kwam ik er op Antwerpen Centraal ineens achter dat de IC naar Amsterdam omgeleid was. Hij zou vertrekken van Berchem in plaats van van Centraal, en ik kon nog net op het nippertje in een trein naar Berchem springen.
Natuurlijk moet je van te voren opzoeken of je treinen echt wel rijden! Maar verder verliep de vakantie zonder OV-blunders mijnerzijds.
Maar
nu terug naar woensdag 3 april; de dag van aankomst. Ik parkeer mijn
rolkoffer voor de rest van de middag in een locker op station Mechelen.
Voor die lockers moet je een 6-cijferig nummer intoetsen en vervolgens
ook nog een symbool, te kiezen uit 20 stuks. Voor het nummer kies ik
deze keer de datum van de Hongaarse Bloedzondag,
die ik erg gemakkelijk onthouden kan. Voor het symbool valt mijn keuze op de ook vandaag weer erg
toepasselijke regenwolk. Als ik aan het eind van de middag opnieuw
dezelfde cijfercombinatie en hetzelfde teken invoer, kan ik mijn koffer
terugkrijgen.
Laat ik het voor de zekerheid toch maar even opschrijven, inclusief het nummer van de kluis. Dat is ook een OV-blunder die je niet graag maakt: je koffer niet meer kunnen bevrijden. Wat moet je dan dóén, als je ook nog eens geen breekijzer bij je blijkt te hebben?
Daarna reis ik door naar Brussel, waar het dan nog droog is, voor de fotowandeling die hieronder nog komt. Vervolgens later op de middag naar Vilvoorde, om in de roemruchte Sneltrambus te kunnen stappen.
Wat was dat ook alweer? Een project om buslijn 820, Brussels Airport – Vilvoorde – Strombeek – Jette, om te zetten in een hoogwaardige snel-lijn, deels via vrije busbanen (‘in een eigen bedding’, heet dat hier). Die lijn wordt geëxploiteerd door het Vlaamse stads- en streekvervoerbedrijf De Lijn, hoewel hij ook een stuk door Gewest Brussel rijdt, wat de Brusselaars de Vlamingen dan aanvankelijk nog misgund hebben, ook. Lijn 820 (waarom niet lijn 1, voor een paradepaardje?) wordt gereden met dubbelgelede bussen van Van Hool – van welk bedrijf aanstaande maandag helaas het faillissement aangekondigd zal worden.
Deze Ringtrambus had per werkdag 10.000 automobilisten uit hun 4-wieler en in het OV moeten lokken. Ik maakte in juni 2022 al eens een paar ritten, en zag niet minder dan een catastrofe. De vrije busbanen in Vilvoorde waren nog niet af, en de files in dat dorp onafzienbaar. De helft van de bussen was uitgevallen, waardoor er slechts een halfuurdienst werd gereden in plaats van een kwartier-. Verder bleken de bochten op sommige punten bijna te krap voor die bakbeesten van 24 meter lengte; de chauffeurs moesten alles uit de kast halen om de bussen veilig de hoeken om te loodsen.
Deze keer heb ik op de late middag nog net tijd voor een ritje heen en weer van station Vilvoorde naar Strombeek, gemeente Grimbergen. Ik wil beslist een foto hebben van die busbaan op de Sint-Annalaan in dat dorp, de zogeheten Slimme Busstrook. Die straat heeft van kruispunt tot kruispunt overal één vrije busbaan die in 2 richtingen bereden kan worden – zij het vanzelfsprekend niet door 2 bussen tegelijk, die dan met de neuzen tegen elkaar zouden staan te bokken. Ze spraken er hier over, alsof het de uitvinding van de eeuw was, maar die straat was me onderweg niet speciaal opgevallen. Maar hier zie je op YouTube, hoe geniaal die oplossing is.
Er vallen me, bij de momentopname die ik vanmiddag maak, wel een paar verbeteringen op. De busbaan in het centrum van Vilvoorde is nu gereed, en uitgevoerd in grijs beton, dat iets uitsteekt boven de rijbanen voor gewone voertuigen. Alle bussen die volgens dienstregeling moeten rijden, zie ik nu ook daadwerkelijk rijden. Zij het niet precies elk kwartier. In Strombeek zitten er 2 vlak achter elkaar, waarvan er één 10 minuten te laat is en de ander 5 minuten te vroeg.
De doorstroming is dus toch nog verre van ideaal. Voorrang bij verkeerslichten is er meestal niet bij. En de Ringtrambus kruipt nog steeds met lage snelheid over het wegennet, waaraan ook nu nog gewerkt wordt. Verder hotsebotst hij met veel gedender over alle oneffenheden en kuilen heen waaraan het weggennet in België zo rijk is. Echt lekker doorrijden is er mede daardoor ook niet bij.
De rit verloopt dan ook met een traagheid die je niet verwacht bij hoogwaardig OV. Voordat de Ringtrambus werd ingevoerd, duurde de hele rit van de luchthaven naar Jette of omgekeerd: 50 minuten. Thans: een dik uur voor slechts 23 km. Het streven was: een heel onrealistische 37 minuten…
In mijn ijver om die wonder-busbaan in Strombeek te fotograferen, stap ik 2 haltes te vroeg uit, bij een halte die Zangrije blijkt te heten. Toch een piepklein OV-blundertje op mijn naam, en meteen al op de eerste dag…
Enfin, van de nood een deugd gemaakt: langs de route lopen en een tegemoetkomende Ringtrambus fotograferen. Ik bevind me in een Strombeeks villapark waar zo’n brede bus echt niet op zijn plaats is. Dit is volkomen ongeschikte infrastructuur voor zo’n brontosaurus door de straten.
Het aantal opvarenden van de Sneltrambus zou, net als 2 jaar geleden, gemakkelijk vervoerd kunnen worden in een 20-persoonsbusje. Die 10.000 bekeerde automobilisten zijn nog ver uit het zicht.
Ik nader een rotonde in het winkelhart van Strombeek. Hier is nog niet die opmerkelijke tweezijdige busbaan. Het begint keihard te plenzen. Het regent altijd als ik de Ringtrambus neem. Ik schuil bij een tijdelijke halte in een tijdelijke abri. Hij kan zo te zien echt, ik schat in een kwartier tijd, losgeschroefd worden en ergens anders worden neergezet.
Vilvoorde en 3x Strombeek
De regen striemt neer op Strombeek. Ik heb er genoeg van, en ren naar de overkant waar enkele verplukte en verregende Vlamingen onder de luifel van een winkelgalerij lijdzaam op de bus in de andere richting staan te wachten, en vermoedelijk al heel lang. Na nog eens een minuut of 10 verschijnt de bus, en ik reis terug naar Vilvoorde.
Ik ben hier nou 3 keer geweest, maar het doel en nut van die Ringtrambus zie ik nog steeds niet. Daarvoor had ik een Vlaamse mobiliteitsdeskundige moeten zijn, denk ik.
Waar ik enthousiaster over ben dan over de Ringtrambus: het tariefsysteem van De Lijn. Je kunt reizen op een Mobib-kaart, te vergelijken met onze OV-chipkaart, of met je bankpas. Het laatste is vooral erg handig voor incidentele reizigers zoals ik.
Bij het instappen houd je je pas bij de witte kaartlezer (de rode is voor de Mobib-kaart). Na 2 seconden verschijnt er dan een groen vinkje. Er is dan 2,50 afgeschreven van je rekening. Voor dat bedrag mag je binnen een uur nog overstappen op een andere bus. Je rit mag je altijd uitrijden, ook al is het uur verstreken; je hoeft dus niet steeds zenuwachtig op je horloge te kijken. Uitchecken is niet nodig, dus dat kun je ook niet vergeten.
Stap je over, dan herhaalt de procedure zich: kaart bij de witte lezer houden, en wachten op het vinkje. Het systeem controleert of je nog binnen het uur bent overgestapt. Zo ja, dan betaal je niets extra’s; zo nee, dan wordt er opnieuw 2,50 afgeschreven van je rekening.
Het is spotgoedkoop voor langeafstandsritten, veel goedkoper dan het Nederlandse systeem, waarbij je betaalt voor elke hectometer. Maar het systeem van De Lijn pakt wel duur uit als je maar 3 of 4 haltes mee wilt. Wel is er een heel regiment niet al te dure dag-, week-, maand-, kwartaal- en jaarkaarten, en er zijn voordelige abonnementen. Kinderen onder de 6 reizen gratis. Kinderen tussen 6 en 12 en senioren vanaf 65 betalen maar 56 euro voor een jaarkaart voor het hele net; mensen die een ‘leefloon’ (uitkering) genieten, slechts 42 euro.
Je kunt via de website van De Lijn een vraag stellen of een klacht, suggestie of felicitatie indienen. Felicitatie? Met de verjaardag van de CEO, of zo?? Nee, felicitatie zal wel Vlaams zijn voor een compliment. Ik ga dat formulier niet opzoeken, maar feliciteer De Lijn langs deze weg met hun tariefsysteem, dat zo goed uitpakt voor een zuinige Hollander. Hartelijk gefeliciteerd door De digitale reiziger!
En oh ja, als je in Vlaanderen iemand heel hartelijk wilt gelukwensen, zeg je: ‘Dikke proficiat’.
Eerder deze middag heb ik een fotorondje gelopen rond Brussel Centraal. Binnen een straal van zo’n 600, 700 meter daarvan zie je ontzettend veel. Terwijl er aan het ondergrondse station zelf niet zo gek veel te zien is.
Het ligt aan de ondergrondse Noord-Zuidverbinding, de ca. 2 km lange, 6-sporige tunnel onder het centrum van Brussel door. Die verbinding, en daarmee station Centraal, is geopend in 1952, na een eeuw(!) van plannenmakerij en bouw. Vóór 1952 moesten doorgaande treinen door Brussel kop maken op station Noord of station Zuid.
De befaamde art-nouveau architect Victor Horta (1861-1947) heeft nog meegetekend aan het ontwerp voor Brussel Centraal. Misschien had hij toen net zijn dag niet; misschien is zijn ontwerp naderhand ingrijpend veranderd, maar erg bijzonder is het gebouw niet. Het is een heel ingewikkeld, onoverzichtelijk, wat spelonkachtig station met al die verschillende niveaus, al die trappetjes naar de perrons en ook nog met het metrostation dat er later bij onder is gebracht.
De hoofdingang aan de Putterij
Brussel Centraal is feitelijk niet het centrale station van de natie. Voor die titel komt Brussel Zuid meer in aanmerking, waar de TGV’s stoppen. Verrassenderwijze is Brussel Noord het drukste station van België qua reizigersaantallen. Bij de meest recente telling uit 2023 bleef het met 60.000 instappers per dag Brussel Zuid (59.000) en Brussel Centrum (58.000) net voor.
De Kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele
‘Kattin
op een fiets’ van schilder-beeldhouwer Alain Séchas en de
Poechenellekelder, wat straten verderop. Een poes is een kattin in het
Brusselse Nederlands. Maar Poechenelle heeft dan weer weinig met
katachtigen te maken. Het gaat om poppentheater. Poechenelle is
afgeleid van Pulcinella, een figuur uit de Italiaanse Commedia del
Arte. De Poechenellekelder is sinds 1791 een staminee.
De Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen uit 1846, plus zo maar een winkelstraatje, ergens in Brussel
Jeanneke Pis is de vrouwelijke tegenhanger van Manneken Pis. Zij staat, of liever: zit, in de Getrouwheidsgang ofwel de Impasse de la Fidélité. Ze is er in 1987 neergezet om de verdiensten op te krikken van de horecaondernemers in het steegje dat voorheen gauw over het hoofd werd gezien door passanten.
Hoewel ze dus pas 37 jaar oud is, is er wel een eeuwenoude legende rond haar geweven: ‘Hou je van iemand? Gooi me dan een muntje toe en ik bescherm jou, trouw aan de legende’. Het blijft in het vage wat voor legende dat precies is, maar het geld gaat in ieder geval naar een goed doel.
Ik loop ook nog even langs Manneken Pis, maar plaats er geen foto van. Hij is vandaag gekleed in NAVO-tenue ter gelegenheid van 75 jaar tot de tanden gewapende vrede tussen Oost- en West- Europa. Ik zeg niet dat het niet nodig is, maar het geeft me geen feestelijk gevoel.
De Grote Markt, met het Stadhuis…
… de fraaie gevelwand, beschenen door de zon …
… en het Broodhuis / Maison du Roi (Maison du Pain, zou je verwachten). Ooit was het echt een enorme bakkerswinkel, waar heel Brussel zijn dagelijks brood kwam halen. In de 15e eeuw werd het het administratief centrum van de hertog, en thans is het een museum.
Tegenwoordig wordt brood aan de man gebracht in automaten, in België dan; in Nederland heb ik nog nooit een broodautomaat gezien. Dit exemplaar zag ik op het perron in Lier. Ik weet niet waarom ik moet lachen om de slogan: ‘Vers brood als buur’. Ikzelf heb nooit een brood gehad als buurman. ‘Vers brood uit de muur’ hadden ze ook op die automaat kunnen zetten. Die broden zijn trouwens knap prijzig, zeg; 2,70 voor een ‘grof’ brood.
Oude muur tussen 2 nieuwe muren
Deze
ronde hal is dan weer zo’n onverwacht pareltje dat je niet ziet als je
je wandeling zorgvuldig plant, maar wel als je op de bonnefooi wat
rondzwerft. Hij hoort bij de Ravensteingalerij uit de 50’s die ligt op
de grens van de Kunstberg en de benedenstad.
Victor Horta himself, in de naar hem genoemde straat
Een beetje Keukenhof in Brussel: het Park nabij de Wetstraat, België’s regeringscentrum.
We
maken een sprong naar de late zaterdagmiddag en naar Luik in het Waalse
land. Na mijn bezoek aan Eupen heb ik nog een paar uur over om eens te
zien hoe het ervoor staat met LeTram, de in aanleg verkerende tramlijn
van Luik. Toen ik in de zomer van 2022 terugkwam uit Luxemburg,
was er rond station Liège Guillemins nog niet veel meer te zien van de
trambaan dan hekken op de plek waar hij zou moeten komen.
Maar nu kan de tram ieder moment komen, zie ik als ik het station
uitkom; de sporen liggen er al. Een grap met een heel lange baard, en echt niet
meer dan een grap. En hangt nog geen bovenleiding boven de tramrails.
In dat stuk uit 2022 schreef ik dat er een aantal opvallende overeenkomsten bestaan tussen de Luxtram in de stad Luxemburg en LeTram in Luik. Het betreft in beide gevallen de terugkeer van de tram in een stad die het decennialang zonder heeft moeten doen. Op beide tramlijnen rijden (in Luik t.z.t., in Luxemburg nu al) Urbos-trams, beide lijnen beginnen bij een voetbalstadion en eindigen bij een expositiehal, beide worden uiteindelijk ongeveer even lang, en nog zo een paar dingen. Wonderlijk genoeg komen zelfs de tramroutes min of meer overeen, als je ze op elkaar legt.
Die van LeTram bestaat voorlopig uit een 11 km lange lijn van Sclessin in het zuidwesten naar de 2 eindpunten in het noordoosten, in Bressoux en Herstal. Later zal LeTram nog doorgetrokken worden van Sclessin naar Seraing.
Deze middag loop ik een kilometer of 2 van de route, langs de haltes Petit Paradis, Blonden en Charlemagne.
De abri voor Petit Paradis (rechtsonder) is al af en staat al te wachten op reizigers. Klein Paradijs, toe maar; zelfspot siert de mens! Die grote glazen kantoorkolos, die je hier overal ziet, en waar de 1100 ambtenaren straks met de tram naartoe kunnen, heet: Paradijstoren. ‘Paradijs’ is een benaming voor deze plek die dateert uit de 18e eeuw, toen het er hier misschien echt paradijselijk uitzag.
In 2016 deed ik Luik voor een schilderijententoonstelling in de Boverie. Toen schreef ik ongeveer: ‘Op elke hectometer zie je in Luik wel iets bijzonders, al is het ook wel eens iets bijzonder lelijks. Het is een stad waar alles met alles vloekt’.
Liège is toch niet helemaal de aartslelijke stad waarvoor hij vaak wordt uitgekreten. Eerder vind ik het een verrassende stad. Op mijn korte rondje van vandaag zie ik fraaie groenzones, glazen kantoorgiganten, standbeelden van leeuwen en koningen, een grote vijver, en moderne torenflats, aangebouwd tegen statige oudere huizen.
De eik in het parkje, geplant in 1980 ter gelegenheid van 150 jaar Belgische onafhankelijkheid, is niet veel groter gegroeid sinds 2016, toen ik me ook al over dat sprietje verwonderde. De gedenksteen (links op de middelste rij) is indrukwekkender dan de boom zelf. En het 200-jarig jubileum staat nu alweer bijna voor de deur…
De tram gaat vanaf volgend jaar zijn weg zoeken door grauw uitgeslagen straten, die dan wel weer liggen langs groene longen. Ik kom er begin 2025 beslist voor terug.
Zwartrijden in de bus en straks in de tram
loont tussen haakjes ook in Luik niet; de boete bedraagt maar liefst
300 euro. En de controles worden de komende tijd opgevoerd – maar dat
zeggen ze altijd.
Langs de voorgenomen tramroute, waar nooit een tram zou rijden.
Archief De digitale reiziger, 2012
‘De sporen der schande!’ Dat zeg IK niet, dat zegt Peter Meukens van de reizigersorganisatie TreinTramBus. Hij claimt dat hij het Spartacus-project bedacht heeft, een jaar of 25 geleden. Het staat in de krant De Morgen. Dat project hield onder andere in: het aanleggen van 3 sneltramlijnen in de Vlaamse provincie Limburg.
Alle 3 de lijnen zouden beginnen in de provinciehoofdstad Hasselt. Lijn 1 zou naar Maastricht voeren, lijn 2 via Genk naar Maasmechelen en lijn 3 naar Noord-Limburg: Lommel en Pelt. De trams zouden in de steden rijden op een straattracé en daarbuiten onder andere gebruik maken van oude, gereactiveerde spoorwegen.
Ik spreek erover in de o.v.t.t., de onvoltooid verleden toekomende tijd (‘zouden’). Die 3 tramlijnen gingen niet door. Maar niet getreurd (al doet Meukens dat wel): er komen nu op die trits lijnen ‘trambussen’ te rijden. Dat zijn dan niet dezelfde bussen als de Ringtrambus in Vilvoorde en omstreken. Ze zijn besteld bij busbouwer VDL en zijn niet dubbel-, maar enkel-geleed; 18 meter lang.
Maar wat zijn dan de sporen der schande? Als eerste fase van het Spartacus-plan zou de tramlijn Hasselt - Maastricht gerealiseerd worden. Ik schreef er al over in 2009 en 2012, en had grote twijfels aan de haalbaarheid.
Er kwam gesteggel tussen beide Limburgse hoofdsteden over de te volgen route en over de financiën. Dat alles heeft de sfeer tussen de 2 zustersteden danig vertroebeld. Er ligt nu nog een schadeclaim van meer dan 20 miljoen euro van Maastricht en de Nederlandse provincie Limburg op de regering van het gewest Vlaanderen. Vermoedelijk zal de rechter eraan te pas moeten komen.
Intussen was er in de jaren 10 al begonnen met de aanleg van de tramlijn. Er ligt bijna een kilometer tramspoor in Hasselt. Dat zal nooit gebruikt worden, en dat zijn in de ogen van Meukens de sporen der schande.
Het hele verhaal brengt voor hem ook persoonlijk leed met zich mee; hij had zo graag met zijn kleinkinderen de tram naar Maastricht genomen, en dan kunnen vertellen dat opa die lijn had uitgevonden. Maar mogelijk kan hij nog met zijn achterkleinkinderen in de trambus…
Donderdag 4 april was de dag in deze 5-daagse vakantie dat ik van Mechelen naar Hasselt spoorde. Ik heb een stijf uur rondgelopen in de wijde omgeving van het station, zonder die sporen der schande te zien. Geen spóór ervan, zelfs niet op de beoogde tramroute die ik in 2012 nog gelopen heb. Ze hebben ze goed verstopt!
Maar later kreeg ik pas in het snotje dat ze liggen op een afgesloten terrein bij het Gerechtsgebouw, dat groteske architectonische wangedrocht dat je al op kilometers afstand ziet staan. Die sporen zijn wel degelijk te zien, maar dan vanuit de lucht, en op GoogleMaps. Ze lopen van het Gerechtsgebouw in de richting van de stelplaats (busgarage) van de Lijn.
En nu? Er komt t.z.t. dus een trambus naar Maastricht. Maar dit project is naar achter geschoven; vermoedelijk omdat de schadeclaims van die tram nog niet zijn afgewikkeld. Meer haast is er de laatste 2 jaar gemaakt met Spartacuslijn 2: de trambus Hasselt – Genk – Maasmechelen.
Daarover ga ik schrijven onder de foto van die
monstruositeit. Scroll door naar het vervolg!
Gerechtsgebouw Hasselt vanaf het perron. Het lijkt iets uit een nachtmerrie of een griezelfilm, maar het is echt.
Dit hoofdstuk gaat dus over het Spartacus-project deel 2, dat na de zeperd van Maastricht echter tot deel 1 gepromoveerd is. Ook voor de verbinding Hasselt – Genk – Maasmechelen wordt het, zoals gezegd: de bus, in plaats van lightrail. En dan niet zo maar een bus, maar een elektrische gelede trambus. Zie de website van het project, en zie de routekaart die ik daarvan gestolen heb. Deze bus gaat een gebied bedienen met 107.000 inwoners: Genk 67.000 en Maasmechelen 40.000.
Overgenomen van HOV Hasselt Maasmechelen
De trambus krijgt op sommige stukken van zijn 36 km lange route een busbaan in een eigen ‘bedding’. Op andere trajectgedeelten rijdt hij gewoon met het verkeer mee. En daarbij zou hij dan wel eens een lelijke sta-in-de-weg kunnen worden voor de bestuurders van particuliere 4-wielers. Want die bussen van VDL tikken met pijn en moeite de 70 km per uur aan. Ruim voldoende voor een stadsbus, maar voor een lange-afstands-snelbus in een ambitieus HOV-project??
Peter Meukens, de (zelfverklaarde) uitvinder van het Spartacusproject, kan vooral dit aspect van het project moeilijk verkroppen. In de kranten (HIER en HIER) laat hij niet af, te wijzen op de maximum snelheid die de tram had zullen halen: 105 km/uur, inderdaad echt pittig en kittig voor een tram.
Met die snelheid had het traject Hasselt – Maasmechelen afgelegd moeten worden in een – wel erg optimistisch geschatte – tijd van 38 minuten. Nu wordt er uitgegaan van een minuut of 55. En recentelijk was er nog een lelijke tegenvaller. Er is een streep gezet door de aanleg van een vrije busbaan op de N78, de rijksweg die Maasmechelen doormidden deelt in de lengte. Ook op deze drukke route rijdt de bus straks mee met de rest van het verkeer.
Wanneer is dan ‘straks’? Ik las ooit dat de trambus in april 2024 zou gaan rijden. Maar dat is dan niet op 4 april, want dat is het vandaag, en het zal ook op 30 april nog niet gebeurd zijn. Een datum voor de officiële opening heb ik nog niet gelezen.
Door het gebrek aan snelheid komen aansluitingen op OV-knooppunten in gevaar. Bijvoorbeeld bij station Genk, waar alle (stads)bussen aankomen en vertrekken rond de hele en halve uren en de kwartieren. De aansluitingen, die zo zorgvuldig uitgekiend waren voor de tram, zullen niet overal haalbaar zijn voor de trambus.
En van de aansluitingen zal die bus het wel moeten hebben. Hij telt een minimum aan haltes: 5 in Hasselt, 1 in Diepenbeek, bij de universiteit, 4 in Genk en 4 in Maasmechelen. Hiermee zal de regio het moeten doen.
Och, ergens is de teleurstelling van Meukens wel te begrijpen. Maar aan de andere kant: was het tramplan vanaf dag één al niet veel te ambitieus, prestigieus en geldverslindend?
Na mijn rondje in Hasselt, vergeefs op zoek naar de ‘Sporen der schande’, mis ik net de trein naar Genk. De volgende gaat pas over een uur.
Spoortechnisch gezien lijkt Genk het einde van de wereld; zo’n grote plaats, slechts eens per uur bereikbaar. Ja, een eeuw geleden, in de bloeitijd van de mijnen, reden de treinen nog door naar Eisden (gemeente Maasmechelen) en Maaseik, ook voor de afvoer van de kolen. Rond 1980 werden deze lijnen gesloten.
Nu de trein vertrokken is, maak ik van de nood een deugd door de bus naar Genk te nemen. Bus 44, Hasselt – Genk – Maasmechelen / Eisden, is de voorloper van de trambus. Hij legt ongeveer dezelfde route af, maar stopt vaker; bijvoorbeeld 11 keer in Maasmechelen, aan het eind van de rit. Daardoor is hij nog langer onderweg dan de trambus zal zijn: bijna 1:10 uur in de spits. Qua snelheid gaan de streekbewoners er straks toch ietsje op vooruit.
Ook op zo’n lange lijn als 44 kost een ritje, desnoods tot het eindpunt, maar 2,50. Ik ben benieuwd of je straks met de trambus net zo voordelig zult kunnen reizen. Er zijn nu al enkele Limburgse snellijnen uitgezonderd van die voordelige tarieven.
Deze bus op lijn 44 doet in Hasselt het Dusartplein aan, waar ook diverse andere lijnen stoppen en waar de tram ook een halte had moeten krijgen. De trambus zal echter een andere route volgen.
Even verder, op de Boudewijnlaan langs het provinciehuis en Plopsa, zijn voortekenen te zien van de trambus. De vrije bedding voor de bus is hier en daar al aanwezig en wordt zelfs al bereden door lijn 44. Maar hoe ze het doen, doen ze het: het ding lijkt op de trambaan die het had zullen worden. Het heeft aparte betonnen ‘sporen’ voor de linker- en rechterwielen van de bus, met groen ertussen. Daardoor lijkt het toch een beetje op een trambaan, en kan hij nog ‘vertramd’ worden als er ergens een pot met geld gevonden wordt; dat zal de opzet wel zijn.
We naderen de campus Diepenbeek, een van de 2 die de universiteit Hasselt bezit; de andere ligt in de binnenstad. Echt een klein, knus universiteitje, met 7000 studenten in totaal. Er hoeft hier ’s-morgens niet elke 6 minuten een 12-baks tram heen te rijden, zoals naar Utrecht Science Park.
De campus bereiken we via een soort oprijlaan. De bushalte staat in een lus; een cul-de-sac, zullen hier verdwaalde Walen het wel noemen. Er wil niemand in of uit de bus; zoals de meeste Belgische onderwijsinstellingen, heeft ook de universiteit paasvakantie t/m 14 april.
Daarna: dezelfde weg terug, onvermijdelijk bij een cul-de-sac. De trambus zal de universiteit benaderen via een iets ingekorte route, maar daarna verder net als wij via de snelweg op Genk afrijden.
Ineens zijn we al bij station Genk, 4 minuten te vroeg. Ruim voor het halve uur; alle aansluitingen op de stadsbus zijn haalbaar op het busstation, dat per dag meer reizigers te verwerken zal krijgen dan het spoorwegstation ertegenover.
Einde van de busrit voor mij, vandaag. Maasmechelen ga ik zien als de trambus rijdt. Dan zal ik wel eens gaan nadenken of ik het felicitatieformulier van De Lijn ervoor zal invullen of het condoleanceregister tekenen. Voorlopig geef ik het project het voordeel van de twijfel.
In Maasmechelen deed ik in de zomer van 2017 al eens wat ik vanmiddag in Genk doe; rondwandelen in de regen. Van de eerste plaats herinner ik me vooral nog de fontein voor het gemeentehuis, die al dan niet op een hakenkruis leek. De meningen daarover waren verdeeld.
Genk, niet te verwarren met Gent; het scheelt maar één letter, en zo’n 140 kilometer. Het is de grootste stad in Vlaanderen waar ik nog nooit eerder geweest ben, dus die kan afgevinkt van de bucketlist. Roeselare staat nu bovenaan die lijst. Altijd overgeslagen; zelfs geen idee waar het ergens ligt.
Genk en Maasmechelen dragen de sporen van mijnbouw, die nooit geheel uitgewist kunnen worden. De monumentenlijsten zijn er kort. Men heeft wel zijn best gedaan om er wat van te maken, met moderne winkelcentra en met natuurparken. Genk heeft ten oosten van het centrum een wijde groenzone, het Molenvijverpark, met een heemtuin. En de stad staat bekend om zijn vele muziekfestivals.
Na de mijnen kwamen er fabrieken. Verder houdt men de moed erin met humor. Hier woont, genk ik, denk ik, een leutig slag mensen. Je krijgt bij veel zaken in het centrum aantrekkelijke kortingen op vertoon van je ‘Doe es Genk’ kaart, en ‘Iedereen Genkt’ hier, wat ik me er maar ook bij moet voorstellen.
De uitspraak van G. Enck op een muur is voor een Hollander op het eerste gehoor niet helemaal begrijpelijk, ook al is het een soort Nederlands. Maar de uitdrukking ‘met iemands voeten spelen’, dat weet ik dan toevallig. Dat betekent: iemand bij de neus nemen; voeten in plaats van neus. Als je dat weet, snap je het min of meer.
In het Zonnewijzerpark staan 12 zonne-uurwerken, heel inventieve allemaal, die het vandaag echter geen van alle doen. Ik gok dat dat iets te maken zou kunnen hebben met het feit dat de zon niet schijnt.
Ik kom nog eens terug voor die bus, en dat dan wel op een dag dat die zonnewijzers echt de tijd aanwijzen.
Nu terug met de trein. Het traject Genk – Hasselt, 15 km, af te leggen in 18 minuten, is zoiets als het wormvormig aanhangsel van het Belgische spoorwegnet. Deze trein rijdt in 3 uur tijd via Hasselt, Leuven, Brussel en Gent helemaal naar Blankenberge, aan de kust en aan de andere kant van Vlaanderen. Genk-Gent, het kan elk uur, zonder overstappen.
Tussen Genk en Hasselt stoppen we in Bokrijk en Kiewit. Het laatste station staat hieronder op de foto.
In
een wijde bocht komt dat rare gevaarte van Hasselts Gerechtsgebouw weer
in het beeldvlak van mijn raampje. In deel 2 gaan we verder met de
trein door België. Dit zou het einde zijn van deel 1, als er niet nog
een ‘eindtermezzo’ zou volgen met foto’s uit Mechelen.
En een eindtermezzo, voor wie nieuw is op deze site, is een intermezzo dat aan het einde van een pagina staat.
Ik heb mijn domicilie in deze korte vakantie gekozen in Mechelen, en wel in het Holiday Inn hotel, op loopafstand van het andere Mechelse station: Nekkerspoel. Een modern, betaalbaar 3½-sterrenhotel met zalen van kamers; een verademing vergeleken bij die scheepskooien in het Cabinn in Odense op mijn vorige buitenlandse reis.
Ik ben in mijn rol van De digitale reiziger al vaker in Mechelen geweest: in 2000, 2006 en 2018, en heb niet zo gek meer toe te voegen aan wat ik in die stukken al schreef over die stad.
Deze keer probeer ik wat foto’s te maken die ik nog niet eerder gemaakt heb. Dat lukt gemakkelijk; in de eerste plaats omdat je nooit 2 keer dezelfde foto maakt, zoals ik altijd zeg, en in de 2e plaats omdat je in de uitgestrekte binnenstad van Mechelen altijd nog weer hoekjes en gaten ontdekt waar je nooit eerder geweest bent.
Het stadhuis op de Grote Markt is gebouwd in 1526 en pas echt helemaal voltooid in 1911. Veel dingen zijn een kwestie van geduld, in België; niet alleen OV-projecten.
Een pleisterplaats zoals Mechelen, die ik heb uitgekozen als startpunt van dagelijkse treinreizen, zie ik vooral in de avonduren. De eerste avond heb ik op de Grote Markt gegeten bij De Vlaamsche Pot, zal ik maar zeggen; de werkelijke naam van het etablissement ben ik vergeten, evenals de precieze plek waar hij was.
Aan de overkant ziet het er ook heel gezellig uit, maar bij de Witten Vos was het wel erg druk. Daarom heb ik op de 2e avond gekozen voor een Chinees restaurant in de buurt van het station en de 3e voor een Thai in een winkelstraat.
Natuurlijk wil ik op vakantie in België toch één keer dineren bij een fritkot. Ik waag het erop; de kans dat ik hier mijn diëtiste tegen het lijf loop, is wel erg klein. Door ervaring wijs geworden, weet ik dat je bij zo’n gelegenheid beslist geen portie Extra Groot moet bestellen. Met Middel krijg je toch voldoende koolhydraten, vetten en kilocalorieën binnen om het uit te kunnen zingen tot het ontbijt, morgenochtend in het hotel.
Mechelen noemt zich ook wel de hoofdstad van de beiaard. De stad telt maar liefst 6 beiaarden, en er is er altijd ergens wel een te horen. De Sint-Romboutskathedraal heeft zelfs 2 van die klokkenspelen in huis.
De
Koninklijke Beiaardschool Mechelen, gevestigd op de winkelstraat Bruul,
is de eerste, oudste en grootste beiaardschool ter wereld, met een
internationaal gezelschap studenten.
Promenade langs de rivier de Dijle
De Brusselpoort is 750 jaar oud. Alle overige poorten van Mechelen zijn afgebroken om uiteindelijk plaats te maken voor een ringweg. De Brusselpoort ontsnapte aan dat lot, maar ziet de auto’s op die weg wel rakelings langs zich heen scheren en scheuren.
Beeld van Opsinjoorke, een volksfiguur, een overlast veroorzakende notoire dronkaard, die ook nog eens zijn vrouw slaat. Hij is de mascotte van Mechelen; de bewoners associëren zich blijkbaar met hem... Bij optochten wordt er een houten pop, die Opsinjoorke voorstelt, in de lucht gegooid en opgevangen in een doek.
Het
Klein- en Groot Begijnhof hebben beide de status van Unesco
werelderfgoed. Ze vormen eigenlijk geen hof, maar elk een complete
woonwijk.
Op 21 mei 1985 deed paus Paulus Johannes II deze
buurt aan tijdens zijn bezoek aan de Lage Landen. Op de Moreelstraat 6
– een vrij gewoontjes pand, niet op mijn foto’s – belde de paus aan,
omdat hij nodig naar het toilet moest. Sedertdien heeft het water uit de
WC van die woning een geneeskrachtige werking. Elk jaar op 21 mei komen
er pelgrims op af. Het staat vermeld op een informatiebord.
Als het op 1 april gebeurd was in plaats van 21 mei, zou ik toch wel ernstig twijfelen aan de waarheid van dit verhaal. Maar het schijnt hier 100% serieus genomen te worden.
En
hieronder, op een licht verregende en in zwart wit geplaatste foto, het
v/m klooster van de Arme Klaren, nu een multifunctioneel gebouw.
Je mag in Vlaanderen wel een woordenboek bij de hand houden. Wat zijn Arme Klaren nou weer? Iets anders dan ouwe klare, denkelijk. Het zijn de nonnen van Sint-Clara, ofwel Clarissen. ‘Eieren naar de Arme Klaren doen’ is een Vlaamse uitdrukking. Het betekent: bidden voor mooi weer.
Iemand – IK was het niet - moet dat vandaag gedaan hebben. De komende dagen zal het weer langzamerhand wat opknappen.
Het vervolg van dit stuk komt niet hieronder, zelfs niet onder de afbeelding, maar verschijnt binnenkort op een aparte pagina.
Frans Mensonides
21 april 2024
Er geweest: Woensdag 3 t/m zondag 7 april 2024