Deel 65

Nummer: Albatross
Uitvoerende Artiest(en): Fleetwood Mac
Muziek: Peter Green
Jaar: 1968
Veronica Top 40: 2 (bij re-release in 1973)
Radio 2 Top 2000: 242


Soundbite:

(instrumentaal)


Volledige tekst: n.v.t.

Stukje luisteren? klik op de zwart-witradio

 


door: Frans ten Kleij

Bij het lezen van de recensie van Do the Strand van Roxy Music kreeg ik het even warm toen de re-release van de guitar instrumental Albatross in 1973 werd genoemd. Ik heb mijn naamgenoot al eeuwen gelden beloofd een stukje over deze opvallende instrumental te schrijven.

Waarom Albatross? Los van een eindeloze fascinatie mijnerzijds voor deze met een spanwijdte van 3,40 meter gezegende ocean wanderers vormt het nummer een vreemde eend in de gitaarbijt van de late sixties.

Eric Clapton gaf bij Cream gitaarsoli van 20 minuten of meer (hoewel dat aanvankelijk meer te maken had met een tekort aan repertoire dan met improvisatiedrift), Jimi Hendrix kon geluiden uit zijn Fender Stratocaster halen die ook door elektrisch gereedschap van DeWald kunnen worden voorgebracht en Pete Townshend sloeg dure Rickenbackers aan flenters tegen een 200 watt versterker waarvan het volume op 10 stond. Begrijpelijk dat in een tijd waarin bands werden beoordeeld op de snelheid, het volume en de extravaganza van hun gitarist een naar de Shadows neigende instrumental eigenlijk niet kon. Vraag me niet hoe maar Peter Green kwam er mee weg.

Peter Allen Greenbaum werd op 29 oktober 1946 in Oost Londen geboren. Zijn eerste grote muzikale voorbeeld was de zwaar bebrilde Shadows twanger Hank B. Marvin. Later kwamen daar blueshelden bij als Muddy Waters, B.B. King, Otis Rush, Elmore James en, wat dichter bij huis, Eric Clapton, op dat moment gitarist van John Mayall’s Bluesbreakers. Toen Eric Clapton deze band verliet om Cream te vormen, nam Peter Green, die sinds zijn vijftiende het “baum” van zijn achternaam wegliet, diens plaats in. Een bijna onmogelijke taak want half Londen stond in die tijd bol van de graffiti met de tekst “Clapton is God”.

Het verhaal gaat dat Mayall’s platenproducer Mike Vernon een opnamesessie heeft willen afblazen toen hij zag dat Mayall in plaats van de stergitarist een verlegen Eastend cockney meenam naar de sessie. Het gitaarwerk van Green maakte echter genoeg indruk op Vernon om de sessie te laten doorgaan, resulterend in het schitterende album A Hard Road.

Het is een historisch feit dat Green ongeveer een maand nodig heeft gehad om Clapton als gitarist bij The Bluesbreakers te doen vergeten en deze zelfs in populariteit te overtreffen.

Peter Green bleef ongeveer zes maanden bij The Bluesbreakers. Toen zijn drummende maatje Mick Fleetwood vanwege een te simpele drumstijl en een te grote voorliefde voor alcohol door Mayall werd ontslagen, en Mayall ook nog eens een paar blazers aan trok om een jazzy koers te gaan varen, was de maat voor Peter Green vol. Hij verliet de Bluesbreakers en kondigde vrijwel meteen aan een eigen, op Chicago blues gebaseerde, band te beginnen.

Wars van sterallures besloot hij de band Fleetwood Mac te noemen naar zijn favoriete ritmesectie, bestaande uit Mick Fleetwood en John McVie.

De eerste drie singles van Fleetwood Mac (die op last van het management uit commerciële overwegingen aanvankelijk Peter Green’s Fleetwood Mac werd genoemd) deden niet veel.

I Believe My Time Ain’t Long en Shake Your Moneymaker waren bewerkingen van Elmore James classics en bereikten de hitparades niet.

De derde single, het door Peter geschreven Black Magic Woman kwam ondanks spectaculair gitaarwerk niet hoger dan een 39ste plaats in Engeland. Overigens scoorde Carlos Santana twee jaar later in 1970 een wereldhit met het nummer, waarvoor Peter Green hem nog steeds dankbaar is (“It still does pay the rent”, vertrouwde hij mij enige jaren geleden toe).

Bij de volgende Mac-single, het door Little Willie John geschreven Need your Love so Bad fronsten Mac-fans van het eerste uur de wenkbrauwen. Men vond het een schitterende balad met vintage Green gitaarwerk maar een strijkorkest ging toch wel een tandje te ver. De B-side, een swingende shuffle met de titel Stop Messin’ Around maakte echter bij de fans veel goed. Hoe dan ook de naam van Fleetwood Mac als topband in de Britse muziekscene was gevestigd.

Peter Green liep al geruime tijd rond met het idee een nummer te schrijven met de titel Albatross. De naam had hij ontleend aan het gedicht The Rime of the Ancient Mariner van Samuel Taylor Coleridge dat hij ooit op school had gelezen en aan de door een jong meisje uitgesproken zin op het Traffic nummer Hole in my Shoe: “I Climbed on the Back of a Giant Albatross.”

Albatross kan minimaal worden genoemd. Een dreigend klinkende, in de toonaard van het nummer gestemde, floortom, een baspartij die qua ritme en toon volledig met de drummer meegaat en enkele in de nagalm gedrenkte gitaarpartijen, die letterlijk boven op de basistrack zijn gelegd, volledig in de Green filosofie van de juiste toon op de juiste plaats. Je ziet de albatros boven de oceaan zweven als je het nummer hoort. Het bijzondere van het nummer is, is dat het niet te categoriseren is. Geen blues, rock, pop, folk of jazz.

Albatross werd op 22 november 1968 uitgebracht en kwam op 14 december van dat jaar op de 23 e plaats in de Britse charts na aanvankelijk door kritische DJ’s als John Peel te zijn doodgezwegen. Nadat het nummer een keer als achtergrondmuziek bij een BBC-documentaire was gebruikt, sloeg de albatros echt zijn vleugels uit. Daags na de documentaire werd de BBC door een klassieke violist benaderd met de vraag wie dat geniale stuk had gecomponeerd en of er bladmuziek van bestond. Het nummer bereikte op 1 februari 1969 de eerste plaats van de Britse hitparade. In Nederland bleef Albatross op de vierde plaats steken. In de zomer van 1973 werd het nummer opnieuw uitgebracht en klom het zowel in Engeland als Nederland naar de tweede plek.

Albatross betekende een gigantische ommezwaai in het leven van Peter Green. In een zeer korte tijd veranderde hij van een blues gitarist met een cultstatus in een wereldberoemde rockster, een status die hij altijd heeft geprobeerd te vermijden.

Het vervolg van Green’s leven is bekend. De follow up single Man of the World liet al een aanzienlijk somberder Green horen (“How I wish I had never been born”). Wanhopig worstelend met zijn sterstatus en geobsedeerd door de grote hoeveelheden “unclean money” die hij bij de Mac verdiende, verliet hij uiteindelijk in mei 1970 de band. Zijn laatste wapenfeit was een luguber klinkend nummer met de titel The Green Manalishiwith the Twoprong crown met spookachtig huilende vocalen en een groot aantal over elkaar opgenomen heavy klinkende gitaren, die het spookachtige nog eens versterken.

Peter Green’s leven ging daarna akelige parallellen vertonen met dat van de onlangs overleden Syd Barrett. Hij schonk al zijn geld aan goede doelen en verdween in de obscuriteit en werkte zelf enige tijd als doodgraver. Daarna psychiatrische inrichtingen, electro convulsie therapie, vingernagels van 15 cm , volkomen down and out.

In 1977 dreigde hij zijn ex-manager neer te schieten als deze nog meer Fleetwood Mac royalties naar hem zou overmaken.

In 1999 was er even sprake van een Phoenix-effect toen gitarist en vriend Nigel Watson hem uit zijn 20 jaar durende winterslaap wekte en met hem The Splinter Group oprichtte. Geholpen door Peter’s legendarische naam was de groep in korte tijd een groot succes op veel podia wereldwijd. Het feit dat de overige leden van de band goed geld verdienden aan Peter’s naam irriteerde Green’s jongere broer Michael. Geholpen door een overheidsinstelling die wil voorkomen dat aan mensen met een mentale handicap geld verdiend wordt, startte Michael Green een proces tegen Nigel Watson, die hierin de hoofdschuldige zou zijn. Wat de rechter in het proces heeft bepaald, daar ben ik nog niet achter.

Hoe dan ook Peter Green, die volgens intimi zeer beïnvloedbaar is door mensen van buitenaf , speelt niet langer bij de Splinter Group. Hij schijnt in Zweden te wonen waar hij de dag doorbrengt met vissen.

Het jaar 1969 was het enige jaar dat de Albatross zijn gebruikelijke verspreidingsgebied, diep in het zuidelijk halfrond, naar het noordelijk halfrond uitbreidde. Het blijft een fantastisch nummer.


© Frans ten Kleij, Castricum, 2006


Deel 63/64: Shine on You Crazy Diamond en Arnold Layne / Pink Floyd (1975; 1967)
Deel 62: Wat een geluk / Rudi Carrell (1960)
Deel 61: Do the Strand / Roxy Music (1973)
Deel 60: Thick as a Brick pts. 1 & 2 / Jethro Tull (1972)
Deel 59: Everything counts / Depeche Mode (1983)
Deel 58: Air / Ekseption (1969)
Deel 57: All the Young Dudes / Mott The Hoople (1973) tevens: Top-2000-special
Deel 56: Een fijne dag / Drs. P (1973)
Deel 55: Matthew and Son / Cat Stevens (1967)
Deel 54: The Worker / Fischer-Z (1979)
Deel 53: Atlantis / Donovan (1968/1969)
Deel 52: Proud Mary / Creedence Clearwater revival (1969)
Deel 51: The Eve of the War / Jeff Wayne (1978)
Deel 50: Daddy Cool / Boney M (1976)
Deel 49: Spirit in the sky / Norman Greenbaum (1970)
Deel 48: Monkey on Your Back / Outsiders (1967)

Soundbites nrs 1 t/m 47 in het archief van REFLEXXIONZZ! << naar thuispagina Frans Mensonides