Een wijs man - als hij tenminste niet
volkomen koekoek was -
heeft eens gezegd dat als morgen de wereld vergaat, je vandaag moet
zaaien in
je tuintje. Of woorden van gelijke strekking; zoiets was het, al kan ik
het
nergens google-en. Als die uitspraak hout snijdt, is het misschien ook
niet
gek, onder de huidige corona-omstandigheden toch te beginnen met de
lenteaflevering
2020 van Beminde zaterdag.
Op zaterdag 7 maart 2020 ben ik
nog op pad
geweest voor deze
rubriek, op de valreep van de quarantainemaatregelen die hun schaduw
vooruit
wierpen en daadwerkelijk afgekondigd werden op donderdag de 12e. Ik
deed het onlangs verbouwde station Driebergen-Zeist en Beeldentuin
/ Arboretum De Dreijen in Wageningen. Bij thuiskomst vergat ik mijn
foto´s te
bewerken en gooide ik mijn aantekeningen in een hoek. Uiteindelijk heb
ik ze
daar toch maar weer uitgehaald.
Ik ging afgelopen november al eens kijken
bij de
werkzaamheden rond dit station op de grens van zijn twee naamgevers.
Toen was
het nog één grote bouwput, en lag er een massieve houten loopbrug over
de
sporen, met een stuk of 60 traptreden en gelukkig ook een lift.
Er liggen nu 4 sporen tegen de
oorspronkelijke 3. Het smalle
eilandperron tussen de twee sporen aan de Zeisterkant heeft
plaatsgemaakt voor een
breed eilandperron. Daar komen alleen de treinen die stoppen op dit
halfslachtige IC-station.
Dat zijn de Sprinters van / naar
Rhenen en de IC’s Schiphol
– Nijmegen. De IC’s Alkmaar – Nijmegen en de ICE’s rijden door, en wel
via de
buitenste sporen, die niet langs een perron liggen.
De verwijdering van de loopbrug was
een spektakelstuk. Het
had niet uitgevoerd kunnen worden bij een windkracht van 6 of meer.
Maar de
Beauforts bliezen op de dag dat de operatie gepland stond, niet harder
dan 5,
zodat het gevaarte net niet het luchtruim koos.
Het vernieuwde en uitgebreide station
werd afgelopen maandag
2 maart in gebruik genomen. De officiële opening laat nog op zich
wachten, en
niet alleen op het eind van de corona-crisis, maar ook nog op het
voltooien van
de werkzaamheden in de stationsomgeving.
Doordat de helft van de IC’s het
station overslaat, is de
bediening wat karig. Wil je van hier naar Utrecht, dan heb je een
5-25-minutendienst.
Dat beeld is dan weer wat gunstiger in de spits, als er elk halfuur een
extra Sprinter
rijdt tussen Utrecht Centraal en Veenendaal Centrum.
Over een paar jaar zal op het traject
Utrecht – Arnhem ETMET
ingevoerd worden, Elke Tien Minuten Een Trein. Toch kan het station
zich ook nu
al in grote populariteit verheugen. Zo door de jaren ‘10 heen
schommelden de
passagiersaantallen tussen 9.000 en 10.000 per dag.
Tot verbazing van iemand uit
Amsterdam in mijn
Twitter-timeline, die zich afvroeg waarom men hier überhaupt ooit een
station
geopend heeft buiten de bebouwde kom, midden in de rimboe. Nou, dat zou
je
moeten vragen aan de spoorwegpioniers uit de 19e eeuw. Dit station
dateert uit
1844, het jaar dat de Rhijnspoorweg (Amsterdam – Utrecht – Arnhem –
Zevenaar)
tot dit punt was opgerukt. Het was de 2e spoorlijn in Nederland, na de
Oude Lijn.
En het is bepaald geen Klarenbeek,
dat echt midden in de
velden ligt. Hier kun je in de stationsomgeving pannenkoeken eten,
werken bij
bedrijven en cursussen volgen. Het eerste doe ik regelmatig, en het
laatste
deed ik een keer in… 2003 zal het geweest zijn. Joost mag weten waar
die cursus
over ging. Blijkbaar leverde hij geen inzichten op die mijn leven een
andere
wending hebben gegeven, anders had ik het wel onthouden.
Achterland heeft het station ook wel.
Zeist en Driebergen
hebben samen ruim 80.000 inwoners, die het station allen binnen
fietsafstand
hebben. Er zijn gloednieuwe fietsenstallingen op het plein onder het
perron en er
is aan de Driebergse zijde een grote parkeergarage met plek voor
honderden
auto’s. En de Q-linkbussen
op lijn 50 rijden af en aan. Ze gaan in de spits om
de 5 minuten en op zaterdag nog om de 10.
De N225, de verkeersader van de
Utrechtse Heuvelrug,
kruist het station sinds 2017 ongelijkvloers; einde van een beruchte
spoorwegovergang
en bottleneck.
Driebergen-Zeist 2.0 is verder een
mooi, aantrekkelijk
vormgegeven station, voor het oog, dat ook wat wil. Een genot om hier
in of uit
de trein te stappen!
Beneden, onder de sporen staat nog
wat winkel- of kantoorruimte
te huur. De Stationshuiskamer is tegelijk met het station open gegaan.
Driebergen-Zeist had altijd al iets met koffie. In de jaren 50 was de
koffie
van dit station vermaard bij treinreizigers. De goudbruine
nectar uit Brazilië
werd in die tijden vanaf het perron via de coupéraampjes uitgevent. Ik
heb dat
als klein jongetje op stations als Utrecht CS nog wel zien gebeuren.
In Utrecht stonden de meeste treinen
lang stil, maar op
Driebergen-Zeist veel korter – al plakten de conducteurs en machinisten
er wel
eens stiekem een minuutje aan vast, om de koffieverkopers en –kopers
ter wille
te zijn.
De verkoop werd echt efficiënt
aangepakt. Het was in handen
van een grote familie. Bij het binnenrollen van een trein stormde een
complete
dynastie van een stuk of 15 in ober- en serveersterkostuum gestoken
schenk(st)ers
de restauratie uit, gewapend met dienblad, koffiepot en bekertjes.
Zie dit geinige filmpje uit 1959. Je
moest wel gepast geld
gereedhouden; voor uitgebreide wisseloperaties was er echt geen tijd.
De
passagiers flikkerden de bekertjes na lediging goddomme doodgewoon ook
weer door
het treinraam naar buiten; fraai is dat! De hele spoorberm van Utrecht
tot
ergens voorbij De Klomp lag altijd bezaaid met bekertjes.
Tegenwoordig haal je de koffie dus in
de Stationshuiskamer
op de begane grond. Die zit vanmiddag vol met Driebergers en
Zeistenaren die
helemaal niet met de trein moeten, maar het station komen bekijken en
deze
koffietent eens willen proberen. Volle treinen en volle cafés, daar
begin ik zo
langzamerhand schrik voor te krijgen. Ik heb ook vandaag een upgrade
voor de 1e
klas genomen om niet te dicht bovenop hoestende en rochelende
medemensen te
zitten.
Maar van de 2 giebelende
brugklasmeisjes schuin tegenover me
aan de lange huiskamertafel, heb ik weinig te duchten. Die hebben zich
vanmorgen zo uitvoerig geplamuurd en besprenkeld met sterk geurende
make-up, smeerseltjes
en watertjes, dat alle micro-organismen binnen een straal van 10 meter
van hen toch
wel tot sterven gedoemd zijn.
Hun kapsel en verdere uitmonstering
zijn met geen pen te
beschrijven. Wat takelen die schepsels zich toch toe, tegenwoordig!
Wandelende
modepoppen. Het moet ze elke ochtend minstens anderhalf uur kosten
voordat ze helemaal
opgedirkt en aangekleed zijn. In mijn tijd (maar als je zoiets zegt,
word je
oud) rukten zowel jongens als meisjes ’s morgens een versleten overhemd
en een
vale spijkerbroek van een hanger in de klerenkast, en daarmee kwam je
de dag
wel door.
Enfin, ik neem de trein naar
Ede-Wageningen en de bus naar
Wageningen. ´s Avonds keer ik terug naar Driebergen-Zeist voor een
avondfoto en
voor de pannenkoeken. Ik wacht tot na zevenen als in het
pannenkoekenhuis de
rondrennende kleine kinderen, die je zouden kunnen besmetten, al weg
zijn.
Langzamerhand gaat corona ons leven beheersen;
het mijne in ieder geval wel.
2006 zag de geboorte van de Valleilijn, die bestaat uit twee delen: een
treinverbinding Amersfoort – Ede-Wageningen (Connexxion) en een snelbus
Ede-Wageningen – Wageningen Busstation (Syntus). Aan het spoorgedeelte
heb ik
regelmatig aandacht besteed in deze rubriek (voor het laatst HIER)
maar
vandaag nemen we de bus eens.
Dat zijn er sinds kort eigenlijk twee. Maar op zaterdag dan toch weer één. Lijn 88 rijdt de route naar Wageningen als vanouds. Maar daaraan is toegevoegd: lijn 84, die op werkdagen overdags rijdt via de campus van de WUR (Wageningen University & Research) in het noorden van de stad. Op zondagavond rijdt hij ook. Ik fietste van de zomer over dat toen verlaten universiteitsterrein met zijn architectonische hoogstandjes.
En ik vergaapte me
in november aan de artist impression van
station Ede-Wageningen 2.0. Ja,
ook
Ede-Wageningen wordt net als die andere dubbele naam, Driebergen-Zeist,
vernieuwd en uitgebreid. Dit station wordt misschien nog wel mooier.
Als ze er
eerst maar eens mee wilden beginnen.
Ik pak bus 88. De studenten zijn op
weekendverlof – en weten
nog niet dat de universiteit binnenkort al zijn poorten zal sluiten.
Lijn 88
vervoert midden op de zaterdagmiddag per bus hooguit een plukje
bejaarden – en we
weten nog niet dat vrijwel lege bussen binnen een week tot het normale
straatbeeld zullen behoren.
Ik stap in Wageningen uit op de
Nijenoord Allee om een paar
van die gelede bakken te fotograferen. Daarna loop ik binnendoor in de
richting
van mijn doel voor vanmiddag: Arboretum De Dreijen. Ik passeer de
woonervenwijk
Tarthorst en Mouterijnoort, een nieuwe wijk op het terrein van een oude
mouterij. En mout is een grondstof voor allerlei alcoholhoudende
dranken.
De Dreijen, in het oosten van Wageningen, was de oude campus
van wat toen nog de Landbouwhogeschool heette. De gebouwen zijn hier
heel wat
traditioneler dan op de nieuwe campus.
Arboretum De Dreijen bestaat al 125
jaar en is aangelegd
door de in zijn tijd befaamde tuinarchitect Leonard Springer. De 7
hectare tellende
tuin lijkt veel groter, met zijn kronkelpaden en doorkijkjes. De
rotstuin is
een panorama waard.
Maar opvallender dan de bomen (althans voor mij als
niet-dendroloog) zijn de beeldhouwwerken. De meeste daarvan zijn nogal
fysiek,
lijfelijk; ze bestaan allemaal uit lichamen waaraan iets ontbreekt,
niet zelden
een hoofd, of alleen uit lichaamsdelen.
Een zonnewijzer is er ook, een heel
bijzondere. Meteen maar
even uitproberen of hij het doet. Er schijnt een waterig
late-winternamiddagzonnetje.
Op die twee langwerpige blokken op de voorgrond staan (moeilijk
zichtbaar op de
foto) de maanden van het jaar vermeld. Daarachter, op die ronding, de
uren van
de dag. In het midden 12 uur, de streep links daarvan is 11 uur, die
rechts van
het midden 13 uur, etc. Ik denk nou dat het bedoeling is dat je je
schaduw laat
vallen over de maand die het is (maart dus in dit geval) en de lijn dan
doortrekt naar die uurwijzer daarachter.
Mijn schaduw wijst naar 3 uur, en volgens mijn horloge is het kwart voor 4. Dat klopt dus perfect! De zonnewijzer geeft namelijk de werkelijke zonnetijd van Wageningen weer, en mijn uurwerk, net als dat van iedereen, Midden-Europese wintertijd. En die loopt pakweg 3 kwartier voor op de plaatselijke tijd – ook rekening houdend met de tijdsvereffening waarover ik het Greenwich ook al had.
Dan ontdek ik pas de
gebruiksaanwijzing van deze zonnewijzer
van Joost Barbiers. Die komt aardig overeen met wat ik zelf bedacht
had.
Wat zeg ik, 15:45 al? Dan moet ik
snel naar Het Depot, dat
gaat dicht om 17:00 uur; MET en geen plaatselijke zonnetijd. In dit
hypermoderne glazen gebouw bij de ingang van het arboretum is een zeer
uitgebreide beeldententoonstelling met echt honderden beelden. De
toegang is
even gratis als die tot het arboretum.
In Het Depot ontgaat het me niet, dat
ook deze beeldencollectie
weer bestaat uit hompen mens: lichaamsdelen en incomplete lijven. Is
dat een
moderne trend in de beeldhouwerij, of een vreemde tic van de
verzamelaar? Ik
ben er niet van op de hoogte, van trends in de sculptuur, en ga nu maar
eens
het boekje bestuderen dat ik bij de receptie heb ontvangen.
De Stichting Het Depot ondersteunt
beeldhouwers van torsen
en fragmenten. Juist!
Een man staat op een beeld te tikken.
Klop, klop, klop! ‘Hè,
het is hol! Dit beeld is hol!’, zegt hij tegen zijn eega, die er zelf
ook even
op wil kloppen. Tok, tok, tok. ‘Ja, verdraaid, het is hol!’
Net zo hol als jullie schedel, denk ik. Wie doet dat nou in een museum,
een
beetje op een beeld gaan staan kloppen!
Maar stond er niets iets in het
boekje over aanraken? Jawel,
je mag hier de beelden aanraken. Een bijzonder museum, dat vraagt om
een museum
top 5.
*1* Pépé Grégoire, Happy View (2005). Hier sta ik dan nog buiten,
voor Het Depot. Er valt aan dit beeld weinig uit te leggen; gewoon een
leuk
beeld.
*2* Emile van der Kruk, Piéta (2005).
Een piëta, zoals het
officieel gespeld wordt in het Nederlands (pietà in het Italiaans,
alweer een
ander accent) is een afbeelding van de dode Jezus Christus in de armen
van zijn
moeder Maria. Maar hier is Maria een leunstoel die een alweer
incomplete Jezus
in een houdgreep neemt. Apart!
*3* Novello Finotti, Anatomico che
cammina (1969). In de
put, en er weer uit. Zo gaat die pandemie verlopen. Uiteindelijk gaat
die toch ook
weer over.
*4* Karel Goudsbloem, Perfect Group (2002). Mijn handen zijn gebonden;
er komt
vrijwel niets uit mijn handen. En ik dreig mijn hoofd te verliezen.
Mijn omstandigheden tijdens het schrijven van
dit stukje. Ik heb er 4 weken over gedaan. Normaliter typ ik deze
stukjes vlotjes
uit de losse pols op een laptop in de trein tijdens mijn
woon-werkritten. Maar
ja: quarantaine…
*5* Teja van Holten, Takken van het
hart (2003). Hier kun je
toch niets anders in zien dan zo’n afbeelding van de kleine
bloedsomloop uit
het biologieboek: zuurstofarm bloed naar de longen, en zuurstofrijk
bloed
ervandaan. Longen doen me denken aan….
Corona gaat langzamerhand ons hele
gedachteleven beheersen.
Maar zoiets zei ik daarnet ook al.
Frans Mensonides
5 april 2020
Er geweest: zaterdag 7 maart 2020.
Na die 7e maart volgden
19 zaterdagen zonder treinreizen. Maar al die weken tussen maart en nu
heb ik beslist
niet stil- of alleen maar thuisgezeten, maar veel gewandeld, gefietst
en
geschreven:
Liefs in tijden van corona;
quarantainewandelingen – De drukte, dat zijn de anderen
– Op naar de versoepeling (maart - april - mei 2020)
Singelpark
Leiden in 50 foto’s (mei 2020)
Met de
Bergland Expres naar Oostenrijk (1970-1974)
Uitjes en
zure bommen; fietsen in tijden van versoepeling (mei - juno
2020)
Altijd wind mee! – Toer de Frans.
Ervaringen met de elektrische
fiets (julij 2020)
Ook heb ik, na 3 jaar, de rubriek FHM’s A-viertjes weer in het leven geroepen; museumbezoek mocht na 1 juni weer.
Veel aandacht was er in al die
stukken voor de actualiteit
rond corona. En dat niet in de laatste plaats voor de 2 gotspes die het
OV
getroffen en in een diep dal gestort hebben, deels door eigen toedoen
van de
OV-sector.
De eerste was het permanente,
penetrante hameren op het ‘verbod’
(dat nooit bestaan heeft) op het gebruik van het OV voor mindere
doeleinden dan
de redding van het vaderland (de ‘uitjes’-kwestie). Het tweede betrof
de
verplichting om met het OV te reizen met een mondkapje van de drogist,
of erger
nog: van de plaatselijke kleermaker of die oudtante die zo handig is
met naald
en schaar. En niet met een medisch mondkapje waarvan je tenminste
vrijwel 100%
zeker weet dat het werkt.
Op die mondkapjeskwestie kom ik nog
terug.
Het eerste ‘verbod’, dat op reizen voor geen ander doel dan je te amuseren, is opgeheven per 1 juli – al staat het nog steeds vermeld bij bijvoorbeeld de bushaltes van Arriva in de regio Zuid-Holland Noord. Ja, ‘da’s lief’, en blijf nog gerust een poosje langer weg, want Arriva ziet liever geen reizigersbillen op hun stoelen!
Ik had al lang op de planning staan
om op zaterdag 25 juli voor
het eerst weer ‘op zaterdag’ te gaan, zoals ik dat ben gaan noemen. Die
dag
vier ik namelijk het eerste lustrum van deze rubriek. Zaterdag 25 juli
2015
begon ik ermee. Tot kort daarvoor kon ik in het weekend zelden weg in
verband
met mantelzorgtaken.
Maxwell, mijn medestrijder voor beter
OV, deed me de suggestie
aan de hand om bij NS een Weekend Vrij-abonnement te nemen. Daarmee was
deze
rubriek geboren. De eerste aflevering was meteen een
van de raarste. Op
zaterdag 25 juli 2015 stond er een zware zomerstorm, een ware orkaan.
Het OV in
Nederland lag grotendeels lam. Ik kwam niet ver.
Van de 261 zaterdagen die de kalender
sindsdien heeft weten
te bieden, zijn er ongeveer 150 beschreven in deze rubriek. Het
overzicht ervan
vind je op mijn archief-pagina.
Zaterdagmorgen wordt mijn jubileum
opgeluisterd met een
regengordijn, zoals zo vaak, deze zomer. K**-weer, net als 5 jaar
geleden. Maar
tegen de klok van enen lijkt de zon er wel door te willen komen. Ik
neem de
Arriva-bus naar Leiden Centraal.
Het is zo ongeveer mijn 6e of 7e
rit met
de stadsbus in Leiden en aanpalende
dorpen, lijnen 1 t/m 8, sinds woensdag 11 maart 2020, de dag voordat
dat de
intelligente lockdown begon. Ik zie die lege Mondkapjes Expressen -
zoals ik de
bussen omgedoopt heb; ‘Express’ ironisch bedoeld - vaak langsrijden als
ik op
de e-bike zit. Maar nu zit ik er zelf weer eens in, en dat is een
ontluisterende ervaring.
De bus verlaat Leiden ZW met 3
passagiers aan boord. Op een
zaterdag aan het begin van de middag; dat tijdstip stond toch altijd
wel garant
voor 30 opvarenden op weg naar de zaterdagse ‘marrtt’ en andere
binnenstadse
genoegens. Het OV in NL vervoert op het ogenblik gemiddeld bijna de
helft van
het aantal passagiers van vorig jaar om deze tijd. Maar de stadsbus in
Leiden
en randgemeenten blijft daar verre en verre bij achter.
Mogelijk komt het doordat velen met
mij ontdekt hebben dat
je in een compacte stad als Leiden overal veel sneller komt per fiets
dan per bus.
Het kan ook zijn dat mensen opzien tegen het dragen van een mondkapje,
of het
geld er niet voor over hebben.
Of is het juist het
besmettingsgevaar? Daar hoef je je geen
zorgen over te maken als je moederziel alleen in een bus zit. Op de
chauffeur
na dan. Maar die wordt voldoende beschermd door het rood-witte
kettinkje achter
zijn werkplek. Virussen komen daar beslist niet overheen. Geluidsgolven
ook
niet. Als je nu bij het instappen door de achterdeur de chauffeur een
groet
toeroept, heb je nog minder kans op een grauw terug dan voorheen.
Hoe moet dat nou verder met de bus in
Leiden? Van de
kwaliteit heeft die het nooit moeten hebben. Lage frequentie,
belabberde punctualiteit,
door een malloot ontworpen dienstregelingen (de beruchte
28-2-minutendienst op
lijnen 1 en 2), veel rituitval, aansluitingen op treinen die soms per
ongeluk
wel eens kloppen…
Maar er gloort hoop: de jaarlijkse
reizigersenquête in de
herfst. De waarderingscijfers van de concessie Arriva ZHN zullen met
sprongen omhoog
gaan. Die cijfers worden namelijk gunstiger naarmate er minder mensen
van de
bus gebruik maken.
De meest kritische klanten, die
altijd de laagste
rapportcijfers gaven, haken als eerste af. En reizigers die geen
alternatief hebben
voor het OV, zijn over het algemeen milder in hun oordeel; die zijn
vooral blij
dat er überhaupt nog een bus rijdt. Een 8+ haalt Arriva straks wel
binnen als
waarderingscijfer! Wat zullen ze er blij mee zijn! En mij zullen ze
vast ook
dit jaar wel weer niks vragen. Zeker niet als ik op de fiets blijf
zitten.
Nee, ik - nog steeds tegen beter
weten in min of meer OV-voorvechter
- zal niet beweren dat je de complete stadsdienst van Leiden beter kunt
opdoeken. Maar ik kan niet verhullen dat ik de toekomst van de stadsbus
zeer
donker inzie.
Station Rotterdam Alexander aan de
spoorlijn naar Gouda ging
open op 26 mei 1968. Dat was ruim een jaar na de geboorte van onze
huidige
koning - die echter NIET de naamgever van het station is, zoals ik
jarenlang
gedacht heb. Het station is genoemd naar de Prins Alexanderpolder, en
die weer
naar Prins Alexander van Oranje – Nassau (1851-1884), de
oud-oud-half-oom van
de koning.
In het begin was Rotterdam Alexander
zo’n
standaard-voorstadstationnetje, met een ‘sextant’ als stationsgebouw.
Zie de
oude foto’s op Stationsweb.
Echt een serieus OV-knooppunt werd
het station in 1983, toen
de Metro-sneltram van de RET in gebruik werd genomen en er een
overstapmogelijkheid trein-metro tot stand kwam. Toen kreeg Alexander
een heuse
stationshal in plaats van alleen trappen naar het perron.
Ergens rond die tijd gingen ook IC’s
stoppen op Alexander.
Tegenwoordig halteren er 4 Intercity’s en 4 Sprinters per uur per
richting. Het
NS-spoor wordt ongelijkvloers gekruist door de metrolijnen A (Binnenhof
(Ommoord)
– Schiedam Centrum / Vlaardingen West) en C (Nesselande – Maassluis
West / Hoek
van Holland Haven, alias de Hoekse Lijn).
De overstap van metro op trein of
omgekeerd ging altijd
gepaard met het (bloedlinke) oversteken van de metrosporen. De
vernieuwingsoperatie van het station moet daar een einde aan maken;
veilige
looproutes. Ook de stationshal is drastisch gemoderniseerd.
Het vernieuwde station werd op 6 juli
2020 op afstand
virtueel en digitaal geopend door 6 bobo’s en één reiziger. Wat schetst
mijn
verbazing om een paar weken later een station aan te treffen dat nog
helemaal
niet af is!
Ja, de hal ziet er van buiten en
binnen aardig compleet uit.
Maar juist die traverses van metro naar trein en vice versa zijn nog
afgesloten. Maar het gaat uiteindelijk vast en zeker heel mooi worden.
Van deur tot deur deed ik er een
kleine anderhalf uur over
om hier te komen. Als elektrische-fietser heb ik er een
sport van gemaakt om
met de tweewieler sneller op mijn bestemming te arriveren dan het met
het OV
gelukt zou zijn. Maar op deze afstand zou ik daarin beslist niet
slagen. Dat
weet ik bijna wel zeker. Totdat ik het naga op de routeplanner. Het
staat nog
te bezien; het hangt erom. De trein legt tussen Leiden Centraal en
Rotterdam
Alexander 48 km af. Maar op de fiets is het maar 28 km vanuit mijn
wijk, als je
de kortste weg neemt door de polders. Nog geen 30 km helemaal naar
Rotterdam,
dat zou je echt niet zeggen!
Waarom kwam ik hier dan niet op de
fiets? Oh ja, omdat dit de
jubileumaflevering is van Beminde zaterdag. En ik ook nog naar Utrecht
wil. Aan
boord van de IC!
Ergens in Utrecht - 24 oktoberplein –
Nieuwegein, Batau – Nieuwegein Stadscentrum – Nieuwegein
Doorslag (2x) – IJsselstein Hooghe Waerd – IJsselstein Centrum
Het tramtijdperk begon voor Utrecht
opnieuw in december 1983,
34 jaar na opdoeken van de tramlijn Utrecht – Zeist. De
SUNIJ, sneltram
Utrecht – Nieuwegein Stadscentrum – Nieuwegein Zuid / IJsselstein Zuid,
ging
toen rijden. De westelijke tak voerde aanvankelijk niet verder dan
Nieuwegein Doorslag.
Die laatste wijknaam noodt om een of andere reden tot woordspelingen. 2
jaar
later werd de tram vanaf Doorslag doorgetrokken naar IJsselstein
Achterveld. In
2000 volgde de verlenging naar het huidige eindpunt IJsselstein Zuid in
de wijk
Zenderpark.
In de loop van de jaren heb ik veel
aandacht besteed aan
deze anderhalve tramlijn van Utrecht, onder meer in dit stuk
uit 2000.
Er
hebben ook nog een blauwe maandag afdankertjes uit Wenen op
gereden.
16 december 2019 was de openingsdatum
van de tramlijn naar Utrecht
Science Park, de ’Uithoflijn’.
Die lijn, gereden met gloednieuwe Spaanse
Urbos-trams, begint aan de centrumzijde van Utrecht Centraal. De SUNIJ
eindigt
daar de nodige hectometers vandaan bij de Jaarbeurs, aan de achterkant
van het
station. Het stukje verbindingsspoor over de van Sijpesteinkade, over
de
treinsporen heen, is al aangelegd, maar wordt nu alleen nog gebruikt
voor in-
en uitrukritten.
Eind dit jaar hadden er
doorgaande
trams moeten gaan rijden van
IJsselstein en Nieuwegein naar USP; zie het kaartje hier ergens onder.
Dat is uitgesteld; het wordt: voorjaar 2021.
Er is momenteel een grote
ombouwoperatie gaande. Want wat wil het geval? De nieuwe
Urbossen zijn
lagevloertrams, met een vloerhoogte van 35 cm. En de SUNIJ-trams uit de
80’s
hadden een hoge vloer, 70 cm. Die al 2 keer grondig gerevideerde oudjes
zijn eerder
deze zomer op één museumtram na naar de sloop getransporteerd. Jammer,
ergens,
want het waren de meest comfortabele trams die in Nederland rondreden.
Utrecht heeft bij Urbos een order geplaatst voor nog een vloot lagevloertrams. Die nu op de Uithoflijn rijden, hebben 5 geledingen en zijn 33 meter lang. De nieuwe tellen er maar liefst 7 en hebben een lengte van 41 meter. Het is nu de bedoeling dat ze gekoppeld gaan rijden in combinaties van 5+7 geledingen, met dus een totale lengte van 74 m.
Deze monstertrams kunnen
vanzelfsprekend in Nieuwegein en
IJsselstein niet halteren aan de bestaande hogevloerperrons. Daarom
worden deze
zomer bij alle 23 haltes de halteperrons verlaagd, en bovendien
verlengd; 46
perrons, dus. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om de sporen te
vervangen op 15 km van de 21 km lengte van de SUNIJ.
Er rijden nu vervangende bussen onder de lijnnummers 160 en 161. Net als de tram deed, vertrekken ze 8 keer per uur; 4 keer naar Nieuwegein Zuid en 4 keer naar IJsselstein Zuid. Het zijn standaardbussen met 40 zitplaatsen. Die vervangen trams met 2 gekoppelde wagens met in totaal 128 stoelen.
De SUNIJ kampt al jaren met
kelderende vervoerscijfers. In
de tijd dat ik me er in de spits inwrong op weg naar mijn werk,
vervoerde hij
45.000 passagiers per dag. Bijna de helft liep weg toen de trambaan in
2013
werd ingekort van de voor- naar de Jaarbeurszijde van het station, op
een
behoorlijk grote loopafstand van de stationshal. Talloze
buitendienststellingen, stremmingen en storingen deden er de laatste
jaren ook beslist
geen goed aan. Toen de terreuraanslag van 18 maart 2019 en 1 jaar later
die van
corona…
Voor de exploitant U-OV / Qbuzz ligt
er nu een enorme
uitdaging om de klanten weer terug te winnen en die onwijs lange trams
van 74
meter vol te krijgen.
Helaas stagnatie bij dit tramproject.
De ombouwklus had
geklaard moeten zijn voor het eind van de zomervakantie. Maar corona
gooide
roet in het eten; minder mensen tegelijk op de werkplekken; trams die
niet
geleverd konden worden doordat de fabriek in Spanje in lockdown
verkeerde. Nieuwegein
zal op zijn vroegst eind september weer trams zien rijden, IJsselstein
nog een
maandje later. En de doorkoppeling naar USP is zoals gezegd uitsteld
tot 2021.
Ik ga fietsen naar IJsselstein en
huur een OV-fiets bij de
mega-stalling onder de trap van de Jaarbeurs.
Jutphaas
Als ik wil wegrijden, krijg ik de
fiets nauwelijks in
beweging. Eerst denk ik gedurende een fractie van een seconde dat hij
nog op
slot staat. Dan dat er iets klem zit tussen het wiel en het frame. Dan
pas
realiseer ik me dat ik niet op mijn e-bike zit, maar op zo’n zware
OV-fiets
zonder enge vorm van bekrachtiging of iets wat op een versnelling
lijkt.
Wat ben ik bijzonder snel gewend
geraakt aan en verwend
geraakt door de luxe van een elektrische fiets! Onderweg naar
IJsselstein heb
ik voortdurend het gevoel dat ik over vals plat naar boven rijd. Maar
als dat
zo was, lag IJsselstein net zo hoog als de Utrechtse Heuvelrug, en dat
kan toch
niet waar zijn.
Ik zou natuurlijk al die 46
halteperrons kunnen afrijden en
fotograferen. Maar daar heb ik helemaal geen zin aan met die
knieënkraker; 42
km in wat nog maar een halve middag is, nee. In plaats daarvan rijd ik
een
retourtje naar de historische binnenstad van IJsselstein. Onderweg zal
ik die
trambaan wel een paar keer kruisen.
Een voordeel van niet de rails
volgen, is dat ik nu iets
anders zie dan het overbekende uitzicht vanuit de tram. Bijvoorbeeld
het oude dorpje
Jutphaas, een van de 2 kiemen waaruit Nieuwegein ontstaan is. De andere
heet
Vreeswijk en ligt niet op mijn route. Jutphaas, Vreeswijk en het oude
stadje
IJsselstein zijn oases in een woestijn van woonerven en flatblokken.
Nieuwegein
en IJsselstein zijn groeikernen uit de jaren 70 t/m 90 en hebben
gezamenlijk
ca. 100.000 inwoners.
Of dan dit water met molen in de wijk Doorslag. Die vaart heet ook Doorslag.
Hopelijk wordt de SUNIJ met die
nieuwe trams een doorslaand
succes. Laat ik maar niet te ver doorslaan in kritiek op het project.
Hier
wordt tenminste nog iets gedaan om het OV te verbeteren; er zijn
doorslaggevende argumenten voor aangevoerd. En als ik een carbonnetje
in mijn
schrijfmachine had gedaan, had ik nu een doorslag gehad van dit artikel.
Ik doe dat in een plantsoentje bij
een kerk, met een
medegebrachte broodzak. We vieren toch ouderwets vakantie, dit jaar,
dichterbij
en soberder; dan ook maar brood mee. Veel horeca op de stations zit
dicht, en
de cafés onderweg laat ik ook maar onbezocht, met ‘Hillegom’ in
gedachten.
Bij de kerk is een
openlucht-fototentoonstelling over
IJsselstein in WO 2. Dat zou je bijna vergeten; we herdenken dit jaar
75 jaar
bevrijding.
Een wrange foto: IJsselstein moest,
zoals zoveel steden en
dorpen, zijn kerkklokken afstaan aan de bezetter, die ze in de Heimat
omsmolt
tot wapentuig. En een nog veel wrangere foto: een groep onderduikers en
verzetsstrijders
uit het buurdorp Benschop, triomfantelijk lachend, want het was Dolle
Dinsdag
en de oorlog leek afgelopen. Helaas was dat nepnieuws en viel de foto
later in
handen van de Duitsers. Diverse mensen die erop stonden afgebeeld,
werden
gefusilleerd.
De Stadsgracht in het hart van
IJsselstein. Een opvallende
bloempot, bij het linkerhuis, met die kinderlaarzen die eruit steken.
Een
origineel type moet daar wonen.
Op de terugweg wijk ik weer af van de
tramroute. Ik kies
mijn weg langs de Nedereindseplas, een enorme zandwinningsput. Hij ligt
tussen
IJsselstein en Nieuwegein, maar behoort tot de gemeente Utrecht, die
hier een
lange uitloper heeft.
Er ligt een skibaan, in de openlucht, en minder hoog dan die in Zoetermeer, die ik op de foto had in het fietsartikel. Vooral in de polders heerst diep verlangen naar het hooggebergte.
Het begint te regenen, maar het houd er ook snel weer mee op. Ik rijd verder via de wijk Galecop en bedrijventerrein Papendorp. Deze hindernis, de Prins Clausbrug, wacht me ook nog.
Beide gebeurtenissen leken me een
eeuw geleden toen ik die
webpagina’s laatst overlas. Maar nu ik hier weer ter plaatse ben in de
Domstad,
schijnt het me toe alsof ik er eergisteren voor het laatst was en die
hele
lockdown-tijd hooguit een surrealistische droom was. Meer mensen hebben
zo’n vreemde
tijdsbeleving rond corona. Het virus tart ook de wetten van de tijd; ik
hoor
het vaker.
Ik lever de fiets in en weet op
Utrecht Centraal nog een kop
koffie te bemachtigen. Die even later in de hal door een onhandige
manoeuvre
deels op mijn – gelukkig koffiekleurige – broek terecht komt. Dit is
het sein
om dan maar terug te keren naar Leiden. Onderweg kletst de regen alweer
tegen
het couperaam.
Kaartje
van Metrofil, overgenomen van Wikipedia, Utrechtse
sneltram.
In geelbruin en blauw het historische tramnet van Utrecht. In oranje
het
Utrechtse tram´net´ straks na doorkoppeling van de SUNIJ met de
Uithoflijn. IJsselsteiners
en Nieuwegeiners worden nu door middel van posters al lekker gemaakt
met een
rechtstreekse verbinding vanuit hun woonplaats naar USP. Maar ook in
dit geval
hangt het erom, of ze met een e-bike niet sneller zijn. We gaan het
zien.
Die niet-medische mondkapjes, houden
die de virussen nu wel
of niet tegen? Voor zover ik het begrijp, is het niet met 100%
wetenschappelijke zekerheid bewezen dat ze werken, en ook niet dat ze
dat niet
doen.
De beslissing om ze verplicht te
stellen in het OV is
genomen onder 2 motto’s: ‘God zegene de greep’ en ‘Baat het niet,
schaadt het
niet’. Dat laatste kun je ook zeggen van pillen van A. Vogel,
homeopathische watertjes
en gelukbrengende talismans en amuletten. Die helpen, als je erin
gelooft, allemaal
perfect tegen ingebeelde ziektes. Maar het nare van corona is dat dit
virus
zich absoluut niets aantrekt van wat mensen er wel en niet over
geloven.
Gehandhaafd wordt er ook niet of
nauwelijks op
de mondkapjesplicht. Boetes worden er in geen geval voor uitgedeeld.
Maar als mondkapjes toch niet helpen, helpt
handhaving ook niet. Laten we mondkapjes voortaan maar
wassen-neuskapjes noemen.
Wat moet je daar nou mee als
reiziger? Ik ben, net
zoals
99,9% van de mensen, geen viroloog. Ik benader dingen het liefst met
gezond verstand.
Uiteindelijk kom je daar in het leven toch verder mee dan met
specialistische, universitaire wijsheid, zegt deze generalist
/
pragmaticus.
Ik zou thuis en in bed kunnen blijven
op zaterdag, totdat er
een vaccin op de markt is, als dat ooit al gebeurt. Maar daar ben je
ook niet
veilig; ten slotte sterven de meeste mensen in bed. 100% veiligheid
bestaat
niet. Er is welbeschouwd maar één ding waarvan je 100% zeker kunt zijn,
en dat
is dat je een keer doodgaat.
Ik reis voortaan op zaterdag op een
upgrade voor de 1e klas, en neem me
voor, niet in te stappen, of meteen uit te stappen als ik een volle
trein tref.
En niet naar Zandvoort te gaan tijdens een hittegolf.
De hele week bereikten me tweets over
overvolle treinen waar
niemand een mondkapje droeg. Vandaag heb ik 4 treinen genomen. In
totaal had ik
12 medepassagiers in 1e–klascoupés voor tientallen personen. Die
droegen
allemaal het voorgeschreven mondmasker op de voorgeschreven wijze.
Ik snap ook niet dat die klagers in
zo’n volle trein blijven
zitten. Louter om erover te kunnen twitteren? De volgende trein is vast
en
zeker half leeg.
Dat is ook nog een goede raad van een
pragmaticus: handel
liever zelf verstandig, dan je te beklagen over wat anderen doen of
laten, want daar kun je
weinig aan veranderen. De goede raad in de vorige zin heeft dus ook
geen enkele
zin.
Frans Mensonides
2 augustus 2020
Er geweest: zaterdag 25 juli 2020
© Frans Mensonides, Leiden, 2020