Deel 69

Nummer: A Salty Dog
Uitvoerende Artiest(en): Procol Harum
Tekst: Keith Reid
Jaar: 1969
Veronica Top 40: 3
Radio 2 Top 2000: 870


Soundbite:

'All hands on deck, we've run afloat!' I heard the captain cry.
'Explore the ship, replace the cook: let no one leave alive!'
Across the straits, around the Horn: how far can sailors fly?
A twisted path, our tortured course, and no one left alive.

We sailed for parts unknown to man, where ships come home to die.
No lofty peak, nor fortress bold, could match our captain's eye.
Upon the seventh seasick day we made our port of call.
A sand so white, and sea so blue, no mortal place at all.

We fired the gun, and burnt the mast, and rowed from ship to shore.
The captain cried, we sailors wept: our tears were tears of joy.
Now many moons and many Junes have passed since we made land.
A salty dog, this seaman's log: your witness my own hand.

Volledige tekst: staat hierboven


Stukje luisteren ? klik op de zwart-witradio

 

Op YouTube: life-uitvoering (1977), met meeuw en zonder orkest (5:10)


Een hoop dingen zijn dit jaar veertig jaar geleden: de Flower Power, Sargent Pepper, de debuutelpee van The Doors… Maar het meest opmerkelijke verhaal uit het legendarische popjaar 1967 werd geschreven door Procol Harum. In april van dat jaar had nog vrijwel niemand gehoord van wat toen het zoveelste nieuwe Britse beatbandje leek. Maar op 10 juni stonden zijn op één in de Britse top 40 met hun debuutsingel A Whiter Shade of Pale. Een week later kwamen ze op één binnen in de Veronica top 40. Psychedelische, ‘classic’-rock stond meteen op de wereldkaart. Die fameuze riedel op het Hammond-orgeltje van Matthew Fisher veroorzaakte net zo’n sensatie als de theremin op Good Vibrations van de Beach Boys een half jaar eerder: popmuziek die in niets leek op wat je ooit eerder gehoord had.

Een dreun die lang heeft nagewerkt, zelfs tot in de rechtszaal. De conflicten over het auteurschap van A Whiter Shade of Pale duren voort tot de dag van heden. Procol’s frontman Gary Brooker had de credits voor de compositie ingepikt. Fisher vond, dat hij zelf ook op het label vermeld had moeten worden, omdat hij tenslotte die onsterfelijke, Bachiaanse orgelsoli aan het nummer had bijgedragen.

Eind 2006 deed een Britse rechter uitspraak: Brooker moest 40% van de royalty’s aan Fischer afstaan. Maar Fisher is daarmee niet tevreden en wil minstens fifty-fifty; de zaak loopt nog steeds, volgens de laatste berichten. Vervelend geldgedoe over een wonderschoon nummer. En er is nog een derde belanghebbende, maar die is te dood om te protesteren tegen de gang van zaken. Het is ene Johann Sebastian Bach, een ouwe rocker uit Duitsland. Fischer zegt altijd, ‘geïnspireerd’ te zijn door een bepaalde cantate van J.S. Bach, maar de naam van de laatste staat toch niet vermeld.

Over de tekst (die schijnt te handelen over de lichamelijke en geestelijke gevolgen van een avondje stevig doordrinken door zeelieden) is er geen twijfel: die is, zoals alle nummers van Procol Harum, geschreven door Keith Reid, die zelf geen deel uitmaakte van de band.

Na zo’n nummer is het zoeken naar een goede opvolger, om niet te gaan behoren tot het leger van eendagsvliegen, dat veel groter is dan de Hall of Fame. Ik bezit een CD en nog een oud, jankend tapeje met de greatest hits van een kwart eeuw Harum, maar als ik die draai, krijg ik de indruk dat het niet helemaal gelukt is met die opvolgers. Hun loopbaan lijkt een beetje op die van Gerard Reve en Willem Kloos: een paar fantastische jeugdwerken, een hoop dingen die wel aardig waren maar toch een beetje tegenvielen, en een hoop pure bullshit die beter ongeschreven had kunnen blijven.

Naar mijn smaak heeft Procol Harum slechts één nummer gemaakt dat uit de schaduw trad van A Whiter Shade of Pale. Dat was A Salty Dog, van het gelijknamige derde album. Het was in juni 1969, exact twee jaar na ‘Pale’, en het verpletterde me zo ongeveer toen ik het voor het eerst hoorde. ‘Many Junes have passed’, sedertdien, en ook many tunes, maar nooit meer zoiets gehoord.

Nog meer dan A Whiter Shade of Pale was A Salty Dog ‘anders’. Beatmuziek kon je het nauwelijks meer noemen. Alleen het in de loop van het nummer in kracht toenemende slagwerk deed daaraan nog denken. Verder waren de elementen: akelig meeuwengekrijs aan het begin en einde, een vage scheepsbel (die ik toen niet hoorde, op dat krakerige transistorradiootje), een wat iele piano en een strijkje dat alleen de sombere snaren beroerde. En dan dat trage tussen- en eindspel: die tinkelende vleugel die leek te staan in een lege rouwkapel met slechte akoestiek, en die cellist die pizzicato een dodenmars plukte op zijn snaren.

Ik snapte niet veel van de tekst, na één jaartje Engels, en dat doe ik nog steeds niet. Een schip loopt vast; een gekgeworden kapitein roeit iedereen aan boord, man en muis, uit. Dan onderneemt het spookschip een droomreis door een maritiem vagevuur vol stormen en vloedgolven, waarna men aanspoelt op een paradijselijk continent. Misschien is het wel het Zuidland, waarvan ze zulke hooggespannen verwachtingen koesterden, maar dat in praktijk zo tegenviel omdat het maar Australië was. A Salty Dog roept altijd sterke associaties bij me op met het tijdperk van de V.O.C., toen een zeereis naar de Oost ongeveer even riskant was als Russisch roulette thans.

Het nummer gaat over dood en hiernamaals; zoveel is wel zeker. Maar de naargeestige toon ervan strookt niet met het paradijs waar de zeelieden zijn aangeland.

Ik denk dat je het verhaal moet bekijken door de bril van degenen die niet genoemd worden: de achterblijvers. Het schip met hun dierbaren keert niet terug van zee; niemand weet wat er gebeurd is, de maanden verstrijken en verstrijken; de hoop op een weerzien vervliegt. ‘Dit scheepsjournaal is mijn getuige’, maar dat ligt evenzeer op de bodem van de zee als de bezongen zeerobben. De nabestaanden stellen zich dan maar voor, dat de opvarenden in een zeemansparadijs beland zijn, eerder dan in een zeemansgraf.

Hopen tegen beter weten in, daarover gaat A Salty Dog. Dat moet het zijn; ik ben nooit bang voor eigenwijze en gewaagde interpretaties.

- - -

In Nederland klom A Salty Dog naar een derde plek op de hitladder. In Engeland werd het nummer niet begrepen. Het behaalde slechts een 43ste plaats. De Britse radiostations weigerden het te draaien, omdat het zo langzaam was en omdat het daardoor langer dan vier minuten duurde. Beschamend, in één woord: beschamend.


© Frans Mensonides, Leiden, 2007


Deel 68: Sixteen Tons / Tennessee Ernie Ford (1955)
Deel 66/67: Rhinestone Cowboy / Glenn Campbell (1975) en Bronco Bill's Lament / Don McLean (1972), door Wim Scherpenisse
Deel 65: Albatross / Fleetwood Mac (1868), door: Frans ten Kleij
Deel 63/64: Shine on You Crazy Diamond en Arnold Layne / Pink Floyd (1975; 1967)
Deel 62: Wat een geluk / Rudi Carrell (1960)
Deel 61: Do the Strand / Roxy Music (1973)
Deel 60: Thick as a Brick pts. 1 & 2 / Jethro Tull (1972)
Deel 59: Everything counts / Depeche Mode (1983)
Deel 58: Air / Ekseption (1969)
Deel 57: All the Young Dudes / Mott The Hoople (1973) tevens: Top-2000-special
Deel 56: Een fijne dag / Drs. P (1973)
Deel 55: Matthew and Son / Cat Stevens (1967)
Deel 54: The Worker / Fischer-Z (1979)
Deel 53: Atlantis / Donovan (1968/1969)
Deel 52: Proud Mary / Creedence Clearwater revival (1969)
Deel 51: The Eve of the War / Jeff Wayne (1978)
Deel 50: Daddy Cool / Boney M (1976)
Deel 49: Spirit in the sky / Norman Greenbaum (1970)
Deel 48: Monkey on Your Back / Outsiders (1967)

Soundbites nrs 1 t/m 47 in het archief van REFLEXXIONZZ! << naar thuispagina Frans Mensonides