Dit
is
aflevering 9 van de
rubriek ‘Beminde zaterdag’ over treinreizen op die dag met
mijn
WeekendVrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn
Huygens
die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen.
Met
je Weekend Vrij heb je keuze uit zo’n 400 Nederlandse
spoorwegstations om heen te reizen, in zo ongeveer 350 verschillende
plaatsen -
naar grove schatting; ik heb niet de moeite genomen, ze te tellen. Wat
ik zeker
niet ga tellen: alle woonplaatsen: steden, dorpen, buurtschappen,
gehuchten,
kernen, die bereikbaar zijn met datgene waar de ware railhobbyist zijn
neus
voor ophaalt: de streekbus.
Ik heb in februari en maart mijn bucketlist wat korter gemaakt,
de lijst van spoorwegstations waar ik nog nooit eerder was uit- of
ingestapt.
De komende maand of maanden (ik zie wel…) ga ik datzelfde doen met de
lijst van
plaatsen die alleen met het streekvervoer bereikbaar zijn en niet per
spoor.
Die lijst ga ik maar niet helemaal uitschrijven; het moeten er
duizenden zijn,
opgeteld in twaalf provinciën.
Bussen in
de Neus van Noord-Holland - Wervershoof
en Andijk: ‘If only you were here’ - Zwaag
/ Blokker: langs het (vermeende) heksenpad en verder - Uitwaaien op
Zuid-Beveland - Wemelend
in
Wemeldinge - Heinekenszand
Heinkenszand - Een zaterdag met
atmosferische omstandigheden
‘It’s a steady job,
but he wants to be a paperback writer, paperback writer….’
Hit van een beatband die ooit
optrad in Blokker
Die naam
is ontsproten aan mijn eigen brein. Terwijl hij toch erg
voor de hand ligt. Werp maar eens een blik op
de (lijnnennet)kaart van NH. Als
je het gebied boven pakweg Heerhugowaard de Kop van Noord
Holland noemt, dan
kom je er toch niet omheen
dat de streek
ten oosten van de lijn Hoorn – Medemblik sterk op een groot reukorgaan
lijkt,
een kokkerd, een goed uit de kluiten gewassen gok. Officieel is deze
regio het
oosten van West-Friesland, hoe mal dat ook klinkt.
Ik heb
altijd gedacht dat er in deze ‘Neus’ een overvloed aan fotografeerbare
bollenvelden zou zijn. Dat komt door onze jaarlijkse bezoeken uit de
vorige eeuw
aan de Westfriese
Flora, die altijd gehouden werd in Bovenkarspel. Daar wonnen
kwekers uit Andijk en omstreken altijd de Oscar voor de mooiste tulp,
hyacint,
narcis, amaryllis, frittillaria…, etc. Er waren tientallen categorieën,
zodat
geen enkele bollenteler naar huis ging zonder lauweren, al was het maar
een
eervolle vermelding.
Maar ik
kan alvast onthullen dat ik vanmiddag weinig bolgewassen
zal waarnemen in deze streek. Al wandelende zal ik een veldje zien op
drie
kilometer afstand, dat ik zelfs met 80x tele niet goed voor mijn lens
kan krijgen.
Verder zal ik, ook alweer een heel eind weg, twee strookjes
bollenpracht zien vanuit
de bus en één vanuit de trein, op de terugweg uit Enkhuizen.
Die trein
is dan de spoorlijn Enkhuizen – Hoorn, 18 kilometer spoor
in De Neus, met de tussenstations Bovenkarspel Flora,
Bovenkarspel-Grootebroek,
Hoogkarspel en Hoorn Kersenboogerd. Na Hoorn rijdt deze IC non-stop
naar
Sloterdijk (ik
had hem in de november-aflevering) , vervolgens naar
Amsterdam
Centraal, en op sommige dagen en uren door naar Amersfoort en soms
zelfs
Deventer. Een rit Enkhuizen – Amsterdam Centraal duurt net geen uur;
nog redelijk
kwiek, dank zij het overslaan van al die stations in Purmerend en
Zaandam.
Misschien
zocht ik die bolbloemen op verkeerde plekken, en had ik meer
aan de zuidkant moeten zijn van de Neus, de neusvleugels, zeg maar.
Plaatsen
als Wijdene(u)s stonden ook vaak vermeld op die trofeeën die door
kwekers in de
wacht werden gesleept op de West-Friese Flora. Maar die kant ben ik
niet op geweest,
vandaag. Ik had maar een middag, ik moest deze morgen eerst nog naar de
coiffeur. En het is in deze streken
bijna allemaal buurtbuswerk, lijntjes met uurdienst, tweeuursdienst op
zaterdag, soms. Het is niet van: uitstappen, even een foto
maken en dan gauw de volgende bus pakken.
Je ziet
het zelf op dit panorama, geschoten even ten zuiden van
Andijk: in de wijde omtrek geen bollenveld te bekennen. Er zitten hier
best wel
bedrijven die hun geld verdienen met bollen. Maar die kweken ze
misschien in
laboratoria, of ze verpakken alleen maar bollen die elders uit de grond
zijn
gehaald.
Ik
schreef in november al over het sterk uitgedunde lijnennet tussen Hoorn en Medemblik.
En in 2003 over de
Zesstedenweg door o.a. het spreekwoordelijke Lutjebroek.
Daar reed toen
helemaal geen bus meer, maar nu dan toch nog dezelfde buurtbus die ook
Wijdenes
aandoet en onnavolgbare meanders trekt op de kaart.
Een
andere lijn, Wervershoof – Enkhuizen, pakt in de laatste stad
ook de buitenwijken mee die veraf gelegen zijn van het station, het
stadshart
en de Drommedaris. Al deze buurtbuslijnen rijden alleen op maandag t/m
zaterdag
overdag. Zondags en ’s avonds ben je afhankelijk van die aardige buur,
die je
wel even brengt met de auto.
Ik neem
in Hoorn de enige reguliere streekbuslijn die je in deze
streek op zaterdag kunt nemen: lijn 132, Hoorn – Andijk. Die rijdt elk
uur, ’s
middags elk halfuur en door de weeks in gecombineerde halfuurdienst met
lijn
131 die een net iets andere route heeft.
De bus passeer t het Westfries
Gasthuis pal achter het station
en een paar straten verder een gebouw dat ik geloof ik ken. Is dat het
stadhuis
van Hoorn niet? Ja, dat is het. Daar heb ik een paar jaar geleden een
keer een training
vol peptalk gevolgd. Ik weet niet eens precies meer waar die over ging,
áls hij
al ergens over ging.
Ja, nu ik er goed over doordenk, was
het een inleiding in het
herkennen en ontwikkelen van je talenten. Wij deelnemers moesten om te
beginnen
één voor één vertellen wat we vroeger als kind later hadden willen
worden. Dat
was dan een opmaat om als volwassene sommige van onze dromen alsnog
waar te
kunnen maken. Of iets in die geest; ik moet zeggen dat deze training me
niet
echt glashelder meer voor ogen staat, en mede daardoor zijn doel aardig
voorbij
is geschoten.
Wat wilde ik vroeger dan wel worden,
als klein jongetje? In de
klas, boven mijn cahier met sommen en dt’s, droomde wel eens over een
bestaan
als circusacrobaat, die heel Europa rondtrok in een pipowagen en overal
ôôôhs
en âââhs
ontlokte aan het publiek. Maar gezien mijn uiterst povere prestaties
tijdens
de gymnastiekles kon je niet zeggen dat dit nou echt mijn meest voor de
hand
liggende toekomstscenario was.
Een paar jaar later hád ik het
ineens; boekenschrijver wilde
ik worden. Ja, ik wilde in ieder geval ergens beroemd mee worden, in de
krant
en op tv komen, en waarom zou me dat niet lukken met boeken schrijven?
Maar boekenschrijver
ben ik uiteindelijk evenmin geworden als circusartiest. Ook daarvoor te
weinig
talent, helaas.
Wat moet je in vredesnaam met zo’n
training, als je de 50
gepasseerd bent? Dan moet je geen talenten meer hebben; dan moet je het
zo
langzamerhand eens een keertje gemáákt hebben. Wat bracht me ertoe om
die
training te volgen? Ja, het werd betaald door de zaak, je mocht er één
kiezen
en de alternatieven waren: mindfulness & yoga, de tarot leggen
en leren
omgaan met paarden.
Paarden?? Ja, omgaan met paarden, nuttige kennis voor een kantoorklerk, toch? Paarden zijn net mensen. Als je een paard niet aankunt, kun je ook geen mensen aansturen. Paarden spiegelen je gedrag. Andersom niet; de over het algemeen zeer enthousiaste collega’s die deze leergang gekozen hadden, kwamen niet hinnikend uit de manege.
Wervershoof
Genoeg hierover! We kruisen het tramspoortje
naar Medemblik
en belanden in Zwaag, een dorp dat samen met Blokker ooit bij Hoorn is
ingelijfd en de laatste jaren sterk verstedelijkt is. Je hebt een
mengeling van
authentieke huizen (veel van die stolpen) en nieuwbouw (ook weer veel
stolpen).
Omdat er een halte Unjerpad wordt afgeroepen in de bus, neem ik me
voor, hier
op de terugweg even te gaan kijken. ‘Unjer’ betekende in vroeger eeuwen
heks,
en een heksenpad, daar moet toch wel iets te beleven zijn.
Nadat we de agglomeratie Hoorn achter
ons gelaten hebben,
ontvouwt zich groen land en verschijnt huize Veelust in mijn busraam
(of Veel Lust;
lastig te lezen in het voorbijgaan).
‘Zwaagdijk
Oost zegt nee tegen windmolens’, posters achter
huiskamerraam na huiskamerraam. Hoezo?
Duurzaamheid, weet je nog wel? En dit lijkt me er juist een ideale omgeving voor. Het breekt een
beetje.
Een mens kon hier gemakkelijk agorafobie krijgen, die vierkante
kilometers
groen; die kubieke kilometers blauw erboven. Met wat windmolens erbij
wordt het
uitzicht toch een stuk levendiger.
De volgende nederzetting is Wervershoof, waar ik uitstap.
Het lag ooit aan de boorden van de Zuiderzee, en nu aan die van het
IJsselmeer.
Het eerste wat ik zie is weer zo’n lelijk gemeentehuis uit de tekenpen
van Kropholler,
de architect die fout was vóór, tijdens en na de oorlog. Als je zoiets
van te
voren weet, blijf je nog een halte in de bus zitten. Een lezer wees me
er tussen haakjes op dat het geen Kropholler is, maar wel een Siebers.
Die gold als na(aap)volger van Kropholler, dus ik zat er niet ver
naast; minder ver dan Kropholler en Siebers.
Verder is het ook in Wervershoof veel
stolpenwerk: die
boerderijen, tegenwoordig ook gewone woonhuizen, met vierkant
grondvlak, in een
punt toelopend dak en vaak ook een fraaie uitbouw, of hoe heet dat
architectonisch, boven de voordeur. Je ziet er duizenden in heel
Noord-Holland.
Andre van Duin, zo heet de
plaatselijke rijwielhersteller.
Niet André, dit is een and’re Andre.
Ik loop de dijk op. Tussen hier en
het IJsselmeer ligt de Koopmanspolder,
die geïnspireerd is op een leeglopend bad, zegt het infobord. ??? Hoe
dat er dan
uitziet, zie je op de panoramafoto. Het is in ieder geval een paradijs
voor
moeras- en watervogels. De dijk maakt deel uit van de Westfriese
Omringdijk. Deze zeewering
van 126 km lengte werd al in de late middeleeuwen aangeleged
uit allerlei kortere
dijkjes en loopt om heel West-Friesland heen (de naam zegt het al).
Even
verder gaat Werverhoof over in Andijk, een naam die
etymologisch simpelweg: aan de dijk betekent. Het is een vrij
onsamenhangend
dorp, verdeeld over een paar langgerekte kernen. Ik neem weer zo’n
verkeerde afslag
en dito beslissing die voortkomt uit zo maar een beetje op de bonnefooi
wandelen. Ik ga rechtsaf een nieuwbouwwijkje onder aan de dijk in, in
plaats
van verder te lopen langs het water. Nu mis ik de enige twee
bezienswaardigheden van Andijk, de Buurtjeskerk uit 1667 (hier op de
foto uit
de Wikipedia) en de proefpolder uit
1929. Dat stukje inpoldering van nog geen
halve vierkante kilometer was een proefproject voor de Flevopolders die
daarna successievelijk aangelegd zijn. Tegenwoordig
is het poldertje een recreatieterrein.
Blijkbaar heeft Andijk geen echt
centrum en functioneert het
winkelhartje als zodanig. Het v/m gemeentehuis wordt appartementen,
zoals
vrijwel alles wat ooit is opgericht in dit land, op en duur
appartementen
wordt. Bij een in aanbouw staand huis op een verder nog ongerept stuk
land
staat ‘If only you were here’ gekalkt op een schaftwagen voor
bouwvakkers. Een
hartenkreet. Maar iedereen die erlangs loopt, is per definitie hier,
dus aan
die wens kan heel eenvoudig worden voldaan.
De klokken bij het gewezen
gemeentehuis klepelen omdat het
vier uur is, met onwelluidend luid gebeier dat niet meer ophoudt. Ik
verlang
naar een zeer verlate lunch. Er is hier een feestzaal waar momenteel
geen feest
is en verder ook niemand. Maar Mariska’s Corner in het winkelcentrum
redt
Andijk nog van een slechte recensie.
Ik pak de bus terug naar Zwaag. We rijden langs een hoge
zandrug, een zandlichaam voor een nieuwe randweg langs nieuwbouw, denk
ik; er
komt vast geen lightrail.
Zwaag ligt parallel aan Blokker. Je
hebt hier lintbebouwing
met drie linten die evenwijdig aan elkaar lopen, met steeds zo’n 600
meter ertussen.
Daar stonden als vanouds weer van die stolpen. Maar nu wordt het hele
gebied
tussen die linten volgebouwd met redelijk aangenaam ogende huizen: veel
houten
gevels, veel kleuren. Wat stolperige huizen ook weer. Ik heb wel eens
de spot
gedreven met nieuwe woningen die eruit zien als oude. Maar er is toch
ook iets
voor te zeggen om streekeigen nieuwbouw te plegen, in plaats van die
rijtjeshuizen die er van Huisduinen tot Gulpen precies hetzelfde
uitzien.
Ik kruis de zanderige Nico Beemsterboerweg, genoemd naar de
‘Ere-werkvoorbereider
van de nieuwbouw.’ Wat zou dat nou kosten, een doorsnee-woning
in Zwaag /
Blokker? Op hypotheken krijg je tegenwoordig bijna geld toe.
Dat dat
Unjerpad, ofwel: heksenpad, dat het lint van Zwaag
verbindt met dat van Blokker. Het is minder opzienbarend dat de naam
doet vermoeden,
een voormalig paadje door de weilanden, en nu langs moderne huizen.
Waarom heet
dat pad zo?
Thuisgekomen,
sla ik Unjer nog eens na in het Woordenboek
der
Nederlandsche Taal. Unjer, unger of eunjer betekende
inderdaad: heks. Maar het
is ook de benaming voor een soort onkruid dat goed gedijt in weilanden
en dat
koeien en paarden niet lusten. Het heet ook wel heermoes of
paardenstaart.
Naar
zulke unjer zal dit pad wel genoemd zijn. Unjer in de
betekenis van toverkol is afgeleid van Hongaar, misschien via de
associatie van
een zigeunervrouw met een kristallen bol. Wat dat onkruid daar dan mee
te maken
heeft, was ook de samensteller van het WNT een raadsel. Maar
kruidenvrouwtjes zweren
bij unjer, dat een geneeskrachtige werking zou bezitten, en dat zijn
toch ook
een soort toverheksen.
Zwaag is
niet alleen een lintdorp, maar heeft ook een kern met
kerk en kroeg. Daar neem ik bus 13, een Hoornse stadsdienst – die ook
maar eens
per uur rijdt; dun busvervoer in De Neus. Die lijn maakt een slinger
door
Blokker alvorens koers te zetten naar zijn eindpunt bij station Hoorn
Kersenboogerd.
Blokker,
iemand van mijn leeftijd of nog ouwer denkt daarbij uiteraard
aan het optreden van de Beatles in de veilinghal op 6 juni 1964. Ik was
er als
pas 7-jarige niet bij, maar heb er later wel vaak beelden van gezien.
De fab four traden maar 25 minuten
op – ze
hadden toen nog niet zo’n heel uitgebreid repertoire - en de fans
hoorden door
hun eigen gekrijs niets van de muziek. Twee jaar later namen de Beatles
het
verstandige besluit te stoppen met optredens, en daarna gingen ze pas
echt heel
erg goeie platen maken.
Ik wist
niet beter of die veilinghal was ook gesloopt, net als
Treslong in Hillegom waar ze ook opgetreden hebben in ‘64. Maar ook
alweer
achteraf las ik dat het gebouw gewoon nog bestaat. Het is zelfs op de
monumentenlijst geplaatst, niet omdat het monumentaal is, maar omdat de
Beatles
er gespeeld hebben. Ik kap er nu echt mee, hoor, met mijn tochten pas
na thuiskomst
voorbereiden, in plaats van vooraf.
Lijn 13
rijdt met allerlei slingers langs de linten van deze
streek en komt uiteindelijk tot stilstand in een woonervenwijk. Behalve
mij is
iedereen al uitgestapt. ‘Je mag wel mee terug, hoor’, zegt de
chauffeur, ‘maar
als je bij Kersenboogerd wilt wezen, moet je er hier uit!’
-‘Oh, ik dacht dat we naar het station gingen’, zeg ik dommig. Hij
wijst. Het
station ligt 200 meter verder en is geloof ik alleen voor fietsen
bereikbaar, daarom
heeft deze lijn zo’n vreemd eindpunt.
Ik snel
naar het station en weet net de trein naar Enkhuizen nog net
te bereiken. Aan het slot van deze zaterdag nog een poging om de
Drommedaris
een beetje knap op de foto te krijgen. Dat wil me nou nooit lukken, die
enorme
steenklomp met inderdaad een soort bult (en die extra m). Je kunt er
komen in
zomer of winter, ’s morgens of ‘s middags, bij zon of bewolking, maar
nooit
wordt het nou eens wat. Ook met deze poging in de snel opkomende
schemering ben
ik niet geheel content.
De
Drommedaris van Enkhuizen is een jaar of 600 oud en was oorspronkelijk
poortgebouw annex gevangenis. Latere functies waren: kruithuisje,
accijnskantoor,
telegraafkantoor, expositieruimte, studentensoos en nog een paar andere
dingen.
Tegenwoordig is de steenmastodont cultureel centrum.
Bij de
Drommedaris eindigt dit hoofdstuk. Volgende week nemen we weer
de bus, in een andere provincie.
Frans
Mensonides
24 april 2016
Er geweest: zaterdag 9 april 2016
Oh ja: de
eerste zaterdag van deze maand heb ik overgeslagen in
deze rubriek. De dag daarop pakte ik de Flix-bus naar Antwerpen.
Overgenomen van Connexxion; Lijnennetkaart Zeeland
Het Zeeuwse eiland Zuid-Beveland lijkt qua OV wel wat op De
Neus van NH waar we vorige week waren. Eén spoorlijn loopt erdoorheen
en het
busverkeer blijft beperkt tot 2 reguliere lijnen (afgezien van
eiland-overschrijdende lijnen) en buurtbussen die alleen op werkdagen
uit de
garage komen. Daarmee heeft het ook veel weg van zijn
noorderbuur Noord-Beveland, die ik in de zomer van ’14 deed.
Alle lijnen op Zuid-Beveland gaan uit
van het onbetwiste
middelpunt van dat eiland, het stationsplein van Goes. Die stad kent
nauwelijks
stadsvervoer; één heel kort lijntje, nr. 185, naar het ziekenhuis.
Pover voor
wat toch de hoofdstad van een heel eiland is. Goed, Goes is met ruim
25.000
inwoners nou ook weer geen metropool. Maar het blijft triest dat
sommige wijken
niet of nauwelijks per OV bereikbaar zijn.
Veel plaatsen op de rest van het
eiland zijn dat ook niet. Het
geldt bijvoorbeeld voor enkele dorpen in de Zak van Zuid-Beveland die,
in
tegenstelling tot de Neus van Noord-Holland, echt zo heet. Het is het
gebied in
het zuiden van het eiland, met eeuwenoude polderdijkjes en -dorpjes. Je
komt er
alleen met de buurtbus, en in het weekend helemaal niet.
De twee reguliere buslijnen zijn
Connexxion-nr 23, Goes –
Heinkenszand - ’s-Heerenhoek – Borssele en 27: Goes – Kapelle
– Wemeldinge – Yerseke
(het mosseloord, waar ik jaren geleden al eens was). Wemeldinge en
Heinkenszand
ga ik vanmiddag doen; plaatsnamen met een aangename, meteen vertrouwde
klank.
Goes bereik je vanuit Leiden net
binnen 2 uur. Die gammele
Moerdijkbrug is van de week met spoed gerepareerd. Met succes,
blijkbaar; we
zakken er niet door en waaien er ook niet vanaf. Dit obstakel in het
spoorwegnet wordt genomen met een gepaste snelheid van niet veel meer
dan 60
km/uur.
De conducteur roept om dat er weer
bedelaars aan boord zijn.
Bedelen in de trein is verboden, dus iedereen wordt verzocht, ze niets
te
geven. Goed dat het eens benoemd wordt. Gevers zijn net zo
goed schuldig
aan dat ellendige geschooi als de bedelaars zelf. Bedelaars,
evangelisten,
verkopers, sjacheraars, fondsenwervers, enquêteurs, ’zakdoekje-leggers’
in de
trein; als iedereen ze consequent zou negeren, zou al dat leed snel uit
de
wereld zijn.
‘Seeing possibilities in
potatoes’, zie ik in de buurt van
Kruiningen-Yerseke op
een bedrijfsgebouw
staan. Die zijn van dezelfde denkrichting als ’Power to
the pieper’: de
aardappel bevrijden van zijn lullige, burgerlijke imago.
Stationsplein
Goes
In Goes moet ik nog een half uur wachten op bus 27. Het is
guur weer en er staat een straffe bries. Mijn winterjas kan ik wel
velen,
vandaag; zeker die wonderjas, nog gekocht bij V&D, die in de
rui is en
dunner wordt naarmate de zon hoger klimt langs de ecliptica.
Ik besluit alvast vooruit te lopen
over de weg langs het
spoor, richting Kloetinge, en in dat dorp op te stappen op bus 27; dan
blijf ik
lopende warm. Maar uiteraard sla ik weer eens verkeerd af, op een groot
kruispunt. Ik beland bij een apart, golvend schoolgebouw dat me al voor
de ogen
wemelt ver voordat ik Wemeldinge bereikt heb. Ja, ik werd gelokt door
een abri
die daar voor de deur stond. Maar daar stoppen alleen bussen met een
600-nummer, schoolbussen, en vandaag dus helemaal niets.
In marstempo been ik terug naar de
halte bij het kruispunt,
die ik net bereik voordat bus 27 verschijnt. Mooi, ik hield al rekening
met nog
een uur wachten. Ik voeg me bij de vier passagiers die al in de bus
zitten. We
rijden door Kloetinge en scheren langs Kapelle dat we van een andere
kant benaderen
dan waar je binnenkomt als je uitstapt op station Kapelle-Biezelinge.
Ik deed dat op
29 april 2013, de laatste dag dat ons land werd geregeerd door een
vorstin. Beatrix
was trouwens op Koninginnedag 2010 op bezoek in Wemeldinge en deze hele
streek
hier is zeer Oranjegezind.
Via een lange, recht polderweg rijden
we op Wemeldinge aan.
Die plaats associeer je met dingen, wat voor dingen dan ook, die
wemelen, door
wat voor oorzaak dan ook. Maar veel plaatsen in Zuid-West Nederland
zijn
genoemd naar hun stichter of naar een voorname persoon die er ooit
woonde. Zo
ook Wemeldinge, dat ene Wimald als naamgever had.
De bus koerst door smalle
kronkelstraten naar het hart van het
dorp, het Dorpsplein. Hier is multifunctioneel centrum De Wemel
gevestigd en
zijn er golfmotieven verwerkt in de bestrating. Dat laatste om de
verbondenheid
van het dorp met het water tot uitdrukking te brengen. Voor het
oplappen van
dit pleintje kreeg Wemeldinge subsidie van de EU. Wemeldinge is daarmee
spekkoper,
dat ze eens een paar duiten terugzagen uit Brussel.
Bus 27 rijdt alleen maandag t/m
zaterdag overdag. Buurtbus
599 naar Hansweert wil je alleen doordeweeks hiervandaan voeren. Verder
kun je
altijd de Haltetaxi nog ontbieden. Maar die
brengt je naar een bushalte; op
tijdstippen dat de bus niet rijdt, heb je er ook niets aan.
‘De toeristen hebben het dorpje gevonden’, weet de
Wikipedia. Maar deze zaterdag is De digitale reiziger toch zo ongeveer
de enige
toerist die dit voorelkaar heeft gekregen. Het zou hier dan ook
doodstil zijn,
ware het niet dat een malloot zijn gazon zit te kortwieken op een
walmende, knetterende
maaimachine die je werkelijk straten en straten verder nog hoort. Hij
heeft deze
dag, de middelste zaterdag van april, afgelopen winter al met rood
omkringeld
op de kalender: de eerste grasmaaidag van het jaar; yes!, het kán weer,
lekker
kabaal maken!
Nee, dan die beschaafde maairobot die
elders in het dorp een
groot grasveld begraast, geruisloos en zonder op te vallen. Knap dat
het kan!
Maar ik las laatst, waar las ik dat nou toch, dat de robots ons over
circa een
halve eeuw, zo rond het jaar 2066, gaan overvleugelen. Dan grijpen zij
de macht
op Aarde! Gewoon doordat ze elke 18 maanden een factor 2 slimmer
worden, en wij
even dom blijven, zullen de machines hun scheppers op een gegeven
moment onvermijdelijk
achter zich laten.
Maar kunnen ze robots dan niet zo
maken dat ze helemaal geen
verlangen ontwikkelen om de macht over te nemen? Dat ze alleen maar
gras willen
maaien, of dat soort nuttige dingen doen? Daarvoor zijn ze toch op
aarde?
In mijn vlegeljaren, toen ik veel –
veel te veel – science
fiction las, had je de wetten van Isaac Asimov, SF-schrijver en
biochemicus.
Robots zouden nooit iets moeten kunnen doen wat hun meesters, de mens,
zou
schaden. En daar zouden ze op geprogrammeerd worden.
Ja, ja! Totdat ze slimmer zullen zijn
dan Asimov ooit had kunnen
bedenken, en hun eigen programmering kunnen aanpassen! En daar wij ze
geschapen
hebben, kunnen we niet verwachten dat ze moreel hoogstaander zullen
zijn dan
wijzelf.
Ik acht het ook niet uitgesloten dat
ze ons een keer allemaal
met wortel en tak uitroeien, louter om ons uit ons miezerig
mensenbestaan te verlossen,
alleen voor onze eigen bestwil en dus geheel volgens Asimov. Maar
enfin, het
jaar 2066, gelukkig doen mijn kiezen dan niet meer zeer. Wie dan leeft,
wie dan
zorgt! Al zullen de robots dat dan vermoedelijk doen: leven en zorgen…
Wemeldinge ligt aan de Oosterschelde
en aan de monding van het
Kanaal door Zuid-Beveland. Het is heerlijk uitwaaien van een werkweek
op
kantoor, hier langs het water. Een visser zit in zijn bootje, met op de
achtergrond de pijlers van de Zeelandbrug, 12 km verderop.
Wemeldinge werd van haven- en
industrieplaats recreatieoord,
met een uitgebreide jachthaven en bungalowparken. Het dorp telt twee
vrijwel identieke
witte molens die je gemakkelijk op één foto kunt krijgen. Een curiosum
is de 14e
à 15e-eeuwse kerk, niet zozeer qua bouw, als wel qua situering. Hij is
omringd
door boerenland en ligt een paarhonderd meter ten westen van de
bebouwde kom. De
plannen voor dit dorp zijn ooit gewijzigd; het kwam toch wat meer naar
het
oosten te liggen dan aanvankelijk was voorzien.
Naast de kerk ligt een 12 meter hoge
bult in het landschap.
Hij is helaas niet toegankelijk en ook niet goed fotografabel vanuit
mijn positie.
Het is de hoogste ´vliedberg´ van Zeeland. Dat is een kunstmatige
heuvel die
ooit diende als onderstuk van een motte-kasteel, een versterkte woning
in de
vorm van een toren. Bovendien was zo’n berg een toevluchtsoord bij hoog
water;
daaraan ontleent hij zijn naam. Hier een foto van de vliedberg van Wemeldinge.
Heel fraai, en tevens beschermd dorpsgezicht, is de Dorpsstraat,
met leilinden tot war het oog reikt. Maar het daar gevestigde
café-restaurant
is tijdelijk gesloten, en het ‘Logement - Afspanning en Billard’
definitief. In
Wemeldinges voornaamste winkelstraat, de Wilhelminastraat, zit ook veel
dicht. Eén
café gaat pas open om 16:00 uur en dat is het nog niet; een ander pas
weer na
Koningsdag, waarvan ze de inkomsten blijkbaar gemakkelijk kunnen
missen.
Mijn hoop is nu nog gevestigd op de
allerlaatste deur, op de
hoek. Die wijkt gelukkig, en daarachter zit heel Wemeldinge; this is
the place
to be! Ik ben binnengelopen bij Hotel
Restaurant Smits en daar is tevens een
Vlaamse Volksspeelhal, wat ik me er ook bij voor moet stellen.
Ik kauw op mijn brood met kroket en
nog even door op het
thema: robots. Waar las ik dat nou toch, van die robots die de macht op
aarde binnen
afzienbare tijd gaan overnemen? Vergeefs probeer ik me een voorstelling
te
vormen van de aanloop naar dat tijdperk.
Misschien gunnen de machines ons nog
een nabestaan als
backup in een computersysteem. Want dat zal over een poosje ook wel
kunnen: de
hele menselijke geest backuppen en in de computer stoppen; zoiets las
ik ook al
eens. Dan kan ik hem misschien nog eens herbeleven, deze middag in
Wemeldinge,
toen ik liep na te denken over de menselijke geest, die opgeslagen zou
kunnen
worden in een computersysteem, zodat ik deze middag nog een keer zou
kunnen
herbeleven, de middag dat ik in Wemeldinge liep en… Kreun! Je zou er
helemaal
wemelig van worden, van zulke gedachtes.
Een uur later bevind ik me in Heinkenszand, aan de andere
kant van Zuid-Beveland, waar ik gekomen ben met bus 23. Die rijdt van
Goes naar
’s-Heerenhoek en doordeweeks ook nog door naar Borssele. Ik vrees dat
de
busdienst op dit eiland nog wel eens helemaal op losse schroeven zal
komen te
staan. Meer dan 6 man heb ik vandaag nooit in een bus geteld, en dat is
dan nog
inclusief de chauffeur en mezelf. De bus naar Veere op
Walcheren, waar ik 16
maanden geleden was, is kort daarna verbuurtbust of
verbelbust; het zat er al
aan te komen.
Heinkenszand heet geen Heinekenszand,
zoals iedereen denkt,
en heeft niets te maken met het heerlijk heldere goedje dat ik in
Zoeterwoude in
1975 nog een week lang gebotteld heb. Daarna had ik alweer genoeg van
het
bestaan van fabrieksarbeider (zie dit
verhaal en scrol door totdat je de naam
van het biermerk ziet staan). Ik ben er niet weinig trots op dat ik
tenminste
nog één week in mijn arbeidsleven met een natte rug uit mijn werk ben
thuisgekomen.
Ik ben uitgestapt op de
Eendvogelstraat. Als ik niet meteen
dezelfde bus terug wil nemen, met dezelfde chauffeur, op z’n terugweg
uit
’s-Heerenhoek, moet ik hier 80 minuten doorbrengen. Is er wel iets te
zien? In
ieder geval een klein natuurgebied, Landlust, beheerd door Het Zeeuwse
Landschap.
Landlust is een nogal blubberig
bosje, gegroepeerd rond een
plas. Het natuurgebied gaat naadloos over in de erven van aanwonenden,
zodat ik
het gevoel heb, door tuinen van particulieren te banjeren. Maar het
schijnt te
mogen; honden slaan niet aan, en niemand jaagt me weg.
Aan het natuurreservaatje grenst een
voetbalterrein waar een
wedstrijd gaande is. 20 minuten lang blijf ik staan kijken. Groen
strijdt tegen
blauw. Het is voetbal van zeer bescheiden niveau. Ze verdedigen telkens
uit
door de bal loeihard over de zijlijn te knallen, waarna het leder
meestal in de
sloot belandt. Dan werpt de terreinknecht een nieuwe bal in het spel;
ze hebben
een aardige voorraad. Een duidelijk geval van hotsknotsbegonia-voetbal.
Er
staat 25 man publiek naar te kijken; evenveel mensen als er op de
grasmat
staan, inclusief arbitraal trio.
Het eindsignaal klinkt. De blauwen
heffen in triomf de armen
en een woest overwinningsgebrul aan. F.C. Bal in de Sloot heeft de zege
behaald. Ik heb geen doelpunten gezien en moet wel aannemen dat ze al
een
voorsprong hadden genomen voordat ik ten tonele verscheen.
Ik loop verder en beland midden in
een troep padvinders. Hun
akela draagt een koningsmantel. Ik zei al dat ze hier sterk
koningsgezind zijn…
In het dorpshart van Heinkenszand
staat een modern, donker
stenen gebouw te vloeken bij de oude, authentieke Dorpsstraat. Zoals in
vele
Zeeuwse plaatsen heb je hier nog een origineel travalje, een stellage
om
paarden te beslaan. Het straatje ligt er nu al, aan het eind van de
middag,
verlaten bij; de winkels sluiten hier op zaterdag om 16:30.
Kom je eerder, dan kun je je haar
laten trimmen bij
Moooi-makers & kappers. De familie Geus zal zijn
zelfbedieningskraam - ik
weet niet meer van wat; ik heb het niet opgeschreven - sluiten als ze
geld
tekort blijven komen; sommige klanten doen geen of te weinig geld in
het bakje.
Het Coiffeurke knipt op dinsdag-, woensdag- en donderdagmorgen
‘Senioren 65
plussers zonder afspraak voor ’n TIENTJE’. Beide, Moooi en Het
Coiffeurke, ondervinden
concurrentie van De Kniphoeve.
Bij de Jeans Inn wordt je
boodschappentas bij binnenkomst
meteen in beslag genomen en mogelijk ook nog gevisiteerd. Zo’n zaak zou
ik toch
echt niet binnenlopen – gesteld dat ik so wie so ooit al in het
openbaar aangetroffen
zou willen worden in jeans.
Makelaardij Zeeuws Landgoed is alleen
op vrijdag open en
verder alleen op afspraak. ‘U zult zich afvragen waarom. Wij zullen
voor u en
onze opdrachtgevers op straat onze boterham moeten verdienen en dus
veel bij klanten
zijn. Voor u, die voor een gesloten deur komt is dat vervelend, maar
geen
probleem want onze andere kantoren zijn wel geopend en door de vele
technieken
van telefoon en Sociaal-Media zijn wij bijna 24 uur per dag
bereikbaar.’ Nou,
ook deze makelaar heeft liever geen klanten, geloof ik; ik vind zijn
tekst nou
niet echt wervend.
Het Vrijwilligershuis slaat een
vriendelijker toon aan. Men is
dringend op zoek naar vrijwilligers voor de bezorging van warme
maaltijden aan
zelfstandig wonende ouderen. ‘U ziet blijde gezichten als u aan de deur
komt’.
Vrijwel alle festiviteiten in de
wijde omgeving van
Heinkenszand worden opgeluisterd door de harmonieband Euterpe, wier
honk ik
passeer. Euterpe is de muze van de fluitspelers. Mijn eigen muzen
lieten me
lelijk in de steek toen ik dit hoofdstuk schreef. Maar zo’n stukje komt
uiteindelijk
toch wel af, met of zonder inspiratie. Hopelijk heb ik er toch wat
blijde gezichten
mee bewerkstelligd.
Frans Mensonides
1 mei 2016
Er geweest: zaterdag 16 april 2016
Amersfoort - Leusden, een opvallend gevarieerde wandeling. Klik voor een vergroting
Den Treek
De volgende zaterdag is Leusden mijn doel, een storp bij Amersfoort (storp: verstedelijkt dorp).
Waarom naar Leusden? Nou, het staat in mijn rijtje van alleen per bus
bereikbare plaatsen waar ik nog nooit eerder geweest ben, én er is juist met
die bus iets aan de hand. Van de week kreeg ik in mijn Twitter-timeline een
paar berichten over protesten van slecht-ter-bene Leusdenaren wier bushalte ze dreigen
op te heffen.
Ik maakte een wandeling van een uur of 4, te beginnen bij de
uitgang B.W. (Barchman Wuytierslaan) op station Amersfoort, en vervolgens via
het statig-sombere Bergkwartier, langs het Belgenmonument, door het voormalige
Kamp Amersfoort, via Oud-Leusden, door een uitloper van het uitgestrekte landgoed
Den Treek, langs de N226 en de Leusdense randweg Groene Zoom, over een overgang van de enige spoorlijn in dit
land die is genoemd naar een autohandel, en uiteindelijk naar de woonerven van
Leusden en het meest ongezellige winkelcentrum na Stokhorst in Enschede: de
Hamershof.
De treinreis was trouwens al redelijk bijzonder. In tegenstelling tot normaal had ik vandaag namelijk een rechtstreekse verbinding Leiden – Amersfoort, een IC via Schiphol.
Leusden, echt hét schoolvoorbeeld van een storp. Het is eigenlijk
niet één dorp, maar drie dorpen. Het oorspronkelijke Leusden ligt kilometers
van de tegenwoordige plaats met die naam. Dat oerdorp heet nu Oud-Leusden. Het
bestaat uit een oude kerktoren met wat huizen eromheen, aan de zuidwestkant van
Amersfoort, nabij de plek waar Kamp Amersfoort gevestigd was (waarover straks
meer).
Daarnaast heb je – waar dat spoortje loopt - een kern Leusden
Zuid, die oorspronkelijk Leusbroek heette. Een ruime kilometer verderop lag het
dorpje Hamersveld. Leusbroek en Hamersveld werden de kiemen waaromheen het
naoorlogse Leusden groeide. Leusden telt nu bijna 30.000 inwoners, weinig
monumenten, en biedt een staalkaart van architectuur uit zes decennia, van de
60’s tot heden.
Ik schreef geloof ik al eens eerder dat het verschijnsel:
nieuwbouwwijk een luik is dat ontbreekt in de Canon van Nederland. Er is toch
genoeg over te vertellen: de wederopbouw, het rijtjeshuis, de woonbunkers, de
doorzonwoning, de flatneurose, het Bijlmer-debacle, boomtowns als Zoetermeer en
Nieuwegein, het woonerf, de VINEX-wijk. Sinds de oorlog is het aantal woningen
in Nederland zo ongeveer verdrievoudigd. Meer dan 10 miljoen Nederlanders wonen
in een naoorlogse wijk. De nieuwbouw is van ons allemaal, al is niemand er
verliefd op. Het verschijnsel is zeker canon-waardig.
Bij mijn thuiskomst zal ik op mijn wenken bediend worden. Op
tv is een aflevering van de boeiende serie ‘Ondersteboven, Nederland in de
jaren 60’, en die gaat vanavond uitgerekend over woningbouw.
Winkelcentrum Hamershof zou je moeten zien als de zon schijnt; wellicht wekt het dan minder treurnis dan vandaag. Er is een modeshow. Zon zou in ieder geval plezierig zijn voor de arme schapen van 13 à 14 jaar oud die hier op de catwalk moeten rondparaderen in dunne, zomerse jumpsuits, onder bonkende synth-popmuziek, en in de hagel.
Dat spoortje waarover ik het had, is het Pon-spoor, genoemd
naar een importeur van auto’s met sjoemelsoftware. De spoorlijn kende lang
gelee, tot 1944, reizigersvervoer en liep toen van Amersfoort via Veenendaal en
Rhenen over de Rijn heen naar Kesteren.
Momenteel is alleen het trajectgedeelte vanaf station
Amersfoort tot Pon nog in gebruik. Er zijn heuse overwegbomen, maar ik weet
niet hoe vaak per week deze nog dicht gaan. Nog minder vaak dan vorig jaar om
deze tijd, vermoedelijk; de verkoop van VW-auto’s heeft een flinke knauw
gekregen sinds dat softwareschandaal aan het licht kwam. Het is me anders een
enorm complex, dat van Pon; het meet bijna een halve vierkante kilometer.
Drive-inwoningen, auto-importeurs… laat ik terugkeren naar
de core business van deze site, het openbaar vervoer. Want Leusden mag dan op
het eerste gezicht overkomen als een auto-storp; OV-gebruikers zijn er wel
degelijk!
Bus naar Leusden
Nu is de concessie Utrecht onlangs opnieuw aanbesteed, en
Connexxion heeft hem verloren aan Syntus. Die maatschappij heeft geheel eigen
ideeën over busvervoer, en heeft van de concessieverlener, de provincie
Utrecht, vrijwel carte blanche gekregen om ze uit te voeren.
Bijvoorbeeld het strekken van routes in Leusden. Er lopen nu
twee lijnen Amersfoort – Leusden – Amersfoort: 77 en 78. Beide maken een lus
langs in totaal vrijwel alle wijken die Leusden rijk is.
77 rijdt rechtsom door het noorden van Leusden, 78 idem door het zuiden en ze ontmoeten elkaar in het midden, op de Noorderinslag, elk aan hun eigen kant van de weg. Die lijnen bieden een goede ontsluiting en een prima frequentie: kwartierdienst (gecombineerde 7,5-minutendienst) in de spits en halfuurdienst (gecombineerde kwartierdienst) in de dal-uren en op zaterdag. In Amersfoort rijdt de bus langs de befaamde Kei in het stadshart, en heeft hij zijn begin- en eindpunt bij het station.
Maar volgens de plannen van Syntus worden beide lijnen per
december 2016 vervangen door één nieuwe lijn: nummer 17. En die gaat een
gestrekte route volgen. Hoe die er precies uitziet, heb ik nergens kunnen
vinden. Maar het is de bedoeling dat hij de hoofdwegen zal aanhouden, de
randwegen om de wijken. Vooral in het zuiden zal de bus diverse woonwijken niet
meer aandoen. Die krijgen een buurtbus, met een uurdienstje vermoedelijk, wat
natuurlijk een enorme achteruitgang is.
Maar zo verkoopt Syntus het niet. Nee, zij hebben het maar over die hoogfrequente, snelle verbinding met lijn 17. In de spits staan er straks 8 bussen per uur voor je klaar [NB: evenveel als nu met lijn 77 plus 78!] en je bent in een mum van tijd in Amersfoort.
Ja, dat is hartstikke leuk als je woont aan de Noorder- of
Zuiderinslag. Maar een stuk vervelender als je nu een halte aan het eind van je
woonerf hebt, en straks een kilometer moet lopen, met gammele voeten onderaan
je lijf. Daar heeft Syntus ook een oplossing voor: dan huur je toch gewoon een
fiets?
Het is een oud verhaal; ik heb het al ik weet niet hoe vaak
gehoord. Je hebt een goede, ontsluitende busdienst. Een verkeerskundige bij de provincie
of het vervoersbedrijf, zonder enig benul van reizigerswensen, berekent dat het
een stuk economischer is om alle kronkels uit de route te halen. En ziedaar een
stuk ‘kwaliteitsverbetering’. En niemand snapt dat er protesten klinken…
De SP loopt voorop in het verzet tegen de plannen. Maar
vooral om hun stokpaardje maar weer eens te berijden dat concessies uitvloeisels
zijn van het grootkapitaal en het vuige internationale kapitalisme. Ik vind
dat, in zijn algemeenheid gesteld, grote
onzin; concessieverlening kan uitstekend werken. Maar ja, als je je
concessiehouder de vrije hand geeft – en dat lijkt hier gebeurd te zijn- verleen je geen concessie maar een monopolie,
en daar krijg je gegarandeerd kwaaie gezichten van.
Ik maak vanmiddag na die lange wandeling eerst een rit
Leusden – Amersfoort met lijn 77. Ik ben een abri op de Noorderinslag ingevlucht
toen het ophield met záchtjes sneeuwen, en pak dan ook de bus maar, die even
later verschijnt. Aangekomen in Amersfoort heb ik er de pest over in dat ik nu
die drive-in woningen nog niet gezien heb. De zon schijnt alweer en ik neem bus
78 naar Leusden, en diezelfde lijn een half uur later terug.
Bij alle drie die ritten valt me op, dat vooral de slinger
aan de buitenranden van Leusden veel reizigers trekt. Dat zijn dus de haltes
die straks vervallen… Een dikke streep, s.v.p., door die busplannen van Syntus!
Tenslotte heeft niet iedereen een auto om er een drive-inwoning mee binnen te
rijden.
Er speelt meer ellende rond deze concessie. Door Leusden,
het stuk bij dat spoortje, lopen ook nog enkele streeklijnen: 80, 82 en 83.
Samen met lijn 81 verzorgen die het OV in o.a. de trits dorpen Woudenberg,
Scherpenzeel (Gld) en Renswoude. Ook daar staan wijzigingen op stapel waarmee
niet iedere reiziger in zijn nopjes is. Ik kom er binnenkort nog een keer op terug.
Het is de ironie van het lot: zwarte bladzijden in de
geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog werden geschreven aan een laan die zijn
naam ontleent aan de Eerste: Laan 1914. Het Belgenmonument, momenteel in
renovatie, en die straatnaam, herinneren aan een groot kamp voor Belgische
vluchtelingen, in 1914 opgericht bij Soesterberg. Anderhalve kilometer
daarvandaan lag van 1939-1946 Kamp Amersfoort. Achtereenvolgens verbleven er
gemobiliseerde soldaten, gevangenen van de nazi’s en ‘foute’ Nederlanders.
In de nazi-tijd heette het: Polizeiliches Durchgangslager
Amersfoort (PDA). 35.000 gevangenen hebben er geïnterneerd gezeten. Meer dan de
helft daarvan werd gedeporteerd naar de vernietigingskampen. Onder hen de 600
mannen uit Putten die op 1 oktober 1944 werden opgepakt bij de grootste
represailleactie in Nederland in WO II.
Het gehele gevangenisterrein is nu monument, en is in beheer
bij de Stichting Nationaal monument Kamp Amersfoort. Overal is overvloedige informatie
te lezen.
Het kamp ligt in een bosrijke omgeving, wat terzijde van de
hoofdwegen, nabij kantoren van adviesbureaus. Vogelgezang vermengt zich hier
met dof gebas van honden uit een nabij kennel.
Het ‘Schuilplaatsverlenersmonument’ van Eric Claus toont aan
de ene kant de ‘goede’ Nederlander die onderduik verleende aan vluchtelingen;
hij verpersoonlijkt de open deur. Aan de andere kant zie je de ‘foute’
Nederlander, die zijn medeburgers bespioneerde; je verrader, die nooit sliep.
Ik kan aan niemand anders denken dan Dikke Joost uit de oorlogsverhalen van
mijn oma en moeder; de N.S.B.-er bij hun in de straat, die ’s avonds aan het
huiskamerraam luisterde.
Indrukwekkend is het meer dan manshoge standbeeld ‘Gevangene
voor het vuurpeloton’ van de oud-gevangene Frits Sieger. Het beeldhouwwerk, in
de volksmond: ‘De Stenen Man’, staat aan het eind van de schietbaan annex
fusilladeplaats.
De weg door Amersfoort die de gevangenen aflegden van het station naar het PDA, is nu een historische wandelroute. Ze werden aan- en afgevoerd via een perron aan de noordzijde van het station. Onderweg kregen ze soms van Amersfoorters uit medelijden een homp brood toegestoken.
Het informatiecentrum is vanmiddag open; normaliter niet op
zaterdag, maar in de oorlogsherdenkingsperiode van dit jaar bij wijze van
uitzondering wel. Het herbergt een klein museum over het kamp. Een jongetje
bekijkt een lepel waarmee gevangenen hun
karige maaltijden verorberden, en zegt: ‘Met dat lepeltje konden ze ontsnappen!’
Door een tunnel te graven, denkt hij.
In een vitrine prijken twee zwarte laarzen. Ze waren eigendom
van de beruchte kampbeul Karl Berg. Na de Bevrijding moest hij aanwijzen, op
welke plekken er lijken in massagraven waren gesmeten, zodat die mensen
fatsoenlijk herbegraven konden worden. Een begrafenisondernemer die daarbij
tegenwoordig was, liep – als vele Nederlanders in die tijd – op kapotte
schoenen. Berg werd gedwongen, zijn laarzen aan hem af te staan.
Die scène moet tragikomisch geweest zijn: de gewezen
kampcommandant op zijn sokken in de blubber. Ik vraag me af, hoe die
begrafenisondernemer zich gevoeld heeft: vol triomf, of diep beschaamd, omdat
hij in nazi-laarzen stond. Ik weet niet waarom, maar de rest van de dag blijven
vooral die laarzen me bij, als ik terugdenk aan dit bezoek.
In de buurt van Kamp Amersfoort bevindt zich het Huys te
Kalkwegh, momenteel te koop, en indertijd
een nazi-hoofdkwartier. Vlak daarbij staat het kunstwerk ‘De ladder’ van
Armando, die in deze omgeving opgroeide. Uitleg van ‘De ladder’ vind je hier.
Berg kreeg geen gratie. Op 22 november 1949 kwam hij voor
het vuurpeloton. Volgens een verhaal dat ik las, riep hij daarbij zelf: ‘Vuur’.
Waarom? Een zeldzame uiting van Duitse humor? Had hij haast om de wereld te
verlaten? Hij kon het vanzelfsprekend niet meer uitleggen, dus het is tot de
dag van heden een raadsel. Bizar.
Frans Mensonides
8 mei 2016
Er geweest: 23 april 2016.
Een korte fotorapportage, tot besluit van deze aflevering.
Op de gewezen Koninginnedag, 30 april, liep ik slechts van station Zwijndrecht
naar station Dordrecht. Een afstandje dat ik op 1 augustus 2015 aflegde per
treinvervangende bus, ook in niet veel meer dan wandeltempo.
Toegegeven, een raar slot van een aflevering getiteld:
‘Weg van de spoorweg’, om dan juist langs het spoor te gaan lopen. Maar ik
had een reden om niet te ver van spoorwegstations verwijderd te willen raken.
Omstandigheden waren daar schuldig aan. Altijd hetzelfde;
het zijn altijd weer omstandigheden die de
schuld krijgen. Ik praat er niet graag over, maar vooruit dan, omdat iedereen
er zo op aandringt, laat ik het dan maar vertellen, anders gaan lezers nog
denken dat het iets ernstigs is. Ik bracht de nacht grotendeels door op het
toilet, hevig verlangend naar een diarreeremmer. Een diarree-remmer bedoel ik; geen diarreer-emmer; deze keer is daarover
geen misverstand mogelijk.
Die ben ik later gaan halen bij m’n apotheek die gelukkig altijd
op zaterdagmorgen open is. Tegen vieren was ik door dat paardenmiddel voldoende
opgeknapt om me op het spoorwegnet te wagen. Goed, als je om vier uur nog op
pad gaat, kun je vóór einde dienst nog gemakkelijk nog op en neer naar Souburg,
Schinnen of Scheemda, om een paar buitenplaatsen te noemen. Maar ik had meer
zin in die wandeling.
Hij is via de kortste weg precies 2 kilometer lang – maar
dan zou je over het spoor moeten lopen. Toch is het opmerkelijk, wat je
allemaal voor uiteenlopende dingen ziet op zo’n kort stukje.
Station Zwijndrecht dateert van 1965 en is later aangepast
aan het viersporige traject dat is aangelegd in de jaren 80. In de avonduren en
weekends stopt er slechts een trein per richting per halfuur; doordeweeks
overdags een per kwartier. In beide gevallen is dat dan de Sprinter Den Haag - Rotterdam
– Dordrecht – Lage Zwaluwe, die daarna afwisselend doorrijdt naar Breda en
Roosendaal.
De trein waarop gelet moet worden, is een mogelijke
goederentrein. Van de hoofdspoorbaan takt even vóór station Zwijndrecht een
spoortje af naar de begane grond en naar
bedrijventerrein Groote Lindt, met onder andere Van Leeuwen Buizen. Wie tussen
haakjes precies wil weten, hoe alle sporen in Nederland lopen, reizigers- of
goederen-, moet doen wat ik dan altijd doe: kijken op de onvolprezen site Sporenplan
van Sven Zeegers.
Als je dat spoortje fotografeert, sta je met je rug naar op
zaterdag verlaten kantoren. Daarna de klim naar de auto-, fiets- en loopbrug
over de Oude Maas, waar je zo’n mooi uitzicht hebt op de spoorbrug. De eerste
versie van deze Spoorbrug Dordrecht dateert al van 1872, het jaar dat ook de
Moerdijkspoorbrug open ging en (het eiland van) Dordrecht ineens uit zijn
isolement verlost werd. Tussen 1985-1990 werd de oude Spoorbrug Dordrecht
vervangen door de huidige viersporige hefbrug.
Door het fraaie panorama, onder andere op de Grote Kerk,
vergat ik helemaal op mijn hoogtevrees te letten. Let hier liever op
treinen: op zaterdag nog altijd 6 IC’s,
2 Sprinters en 1 Internationale trein per uur per richting.
Dordrecht is een aparte stad, met op elke hectometer
verrassingen. Daarom kom ik er ook zo graag. In de slums langs het spoor doemt
ineens dit puissante stadskasteel op, de Rozenhof, gebouwd in 1891 op het
gelijknamige landgoed. De eigenaar liet er een ‘nieuwe ruïne’ bijbouwen, zo
stelt het ANWB-informatiebord, met een fraai oxymoron. Over die ‘ruïne’ schepte
hij op dat het het overblijfsel was van het oude familiekasteel.
Later werd het landgoed verkocht en de ruïne gesloopt (wat
aardig dubbelop klinkt), waarna er huizen kwamen, en het landhuis kantoor werd.
Deze oosters aandoende fontein staat op het
Beverwijcksplein, tussen oude huizen en moderne appartementen met
kantoren eronder; een ratjetoe, dat is Dordt. Het plein is genoemd
naar Johan van Beverwijck, een 17e-eeuwse Dordtse arts.
Op de gelinkte informatieve pagina noemde ik hem de Aart Gisolf én de Dr. Phil
van zijn tijd. Verder besprak ik zijn Bericht van de pest, waarin hij ter
bestrijding van die ziekte een stoïcijnse levenshouding aanbeveelt, naast door
de paus gezegende ‘pestkoekjes’ en hele rare, vieze drankjes.
Dat brengt ons terug in medische sferen, bij het station van
Dordrecht en plotseling aan het eind van deze april-aflevering.
Frans Mensonides
8 mei 2016
Er geweest: zaterdag 30 april 2016
© Frans Mensonides, Leiden, 2016