Beminde zaterdag (7)
februari 2016: Stations waar je nooit uitstapt



Gramsbergen (O)

< < < < < Deel 6 al gelezen? 


Beminde zaterdag

Dit is aflevering 7 van de rubriek ‘Beminde zaterdag’ over treinreizen op die dag met mijn WeekendVrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn Huygens die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen. Deze reeks is geïntroduceerd in deel 1. Het overzicht van alle tot dusverre verschenen afleveringen vind je aan de onderkant van deze webpagina.

Het eerste deel van deze februariaflevering verschijnt pas als de kortste maand van het jaar al bijna om is. Het thema van de maand is: stations waar je nooit uitstapt. Vorig jaar deed ik er daar al een paar van: Opheusden, Mantgum, DeinumGeleen Lutterade en Meerssen. Soms valt het mee wat je voor je lens krijgt rond zo’n station; soms valt het tegen, maar altijd valt er iets over te schrijven.

Voor de eerste zaterdag van deze maand koos ik de stations Gramsbergen en Dalen aan de Vechtdallijnen. Het stukje erover was net af toen op dinsdagmorgen 23 februari 2016 op die lijn tussen Dalfsen en Ommen een trein op een hoogwerker botste, waardoor de machinist van de trein om het leven kwam.

Na die ramp overwoog ik even, mijn geestig bedoelde stukje maar te deleten. Alle ‘toestanden’ die ik erin aanstip, zinken toch maar in het niet bij een treinramp. Maar ik kreeg het niet over mijn hart, en het is hieronder dus toch nog te lezen.



Waar je nooit uitstapt - Vechtdal - Dalen; (g)een verdacht pakketjeWederom: Emmen ZuidZonder gram in Gramsbergen - Driehuis en Amsterdam Muiderpoort - Zaankanters - Van Zaandam Kogerveld naar Koog aan de Zaan - Kilometers makenDe meest kletsgrage conducteur van NS… -Arriva SpurtTerborg en Silvolde: in het rijk van de Tonater - Huet; De dichteren van Doetinchem




Waar je nooit uitstapt



Nooit eerder geweest: Dalen

Stations waar je nooit uitstapt, dus. Eerst ben ik een lijst gaan samenstellen van stations waar ik nog nooit van m’n leven ben in- of uitgestapt - voor zover ik me kan herinneren, dan. Dat leverde het volgende rijtje op, van provincie tot provincie, van Groningen tot Limburg:

Baflo, Warffum, Usquert, Uithuizermeeden, Bedum, Stedum, Loppersum, Delfzijl West, Kropswolde, Sappemeer Oost, Zuidbroek, Weener (D), Grijpskerk, Zwaagwesteinde, Hurdegaryp, Dronrijp, Sneek Noord, Koudum-Molkwerum, Gramsbergen, Dalen, Vroomshoop, Vriezenveen, Almelo de Riet, Wijhe, Hengelo Oost, Wezep, Klarenbeek, Lochem, Ruurlo, Arnhem Presikhaaf, Doetinchem de Huet, Terborg, Didam, Duiven, Hemmen-Dodewaard, Zetten-Andelst, Nijmegen Heyendaal, Veenendaal West, Hollandse Rading, Diemen, Heemskerk, Koog Zaandijk, Wormerveer, Krommenie-Assendelft, Zaandam Kogerveld, Den Helder Zuid, Rotterdam Noord, Capelle Schollevaar, Nieuwerkerk a/d IJssel, Dordrecht Zuid, Arkel, ’s Hertogenbosch Oost, Rosmalen, Etten-Leur, Gilze-Rijen, Vught, Helmond Brouwhuis, Deurne, Horst-Sevenum, Geleen Oost, Bunde, Houthem-Sint Gerlach, Voerendaal, Spaubeek, Schinnen, Hoensbroek, Landgraaf en Eygelshoven Markt.

70 stuks, om ongeveer precies te zijn. Even voor de duidelijkheid, dat we later geen misverstanden krijgen over de uitgangspunten: gelegenheidsstations tel ik niet mee. Ik bedoel: stations waar niet elke dag treinen stoppen, zoals Heerenveen IJsstadion. Weener tel ik wél mee, hoewel dat in Duitsland ligt en - dank zij een aanvaring van een schip met een brug – de eerstkomende jaren niet per trein bereikbaar zal zijn. Maar je komt er wel met een Weekend Vrij, en met een vervangende bus, dus ik zie me van de zomer wel zo gek om er een keer te gaan kijken – naar die geramde brug, bijvoorbeeld.

Uit dat rijtje zal ik deze maand dus een greep doen. Op de eerste zaterdag van de maand valt de keus zoals gezegd op Dalen en Gramsbergen aan de Vechtdallijn Zwolle - Emmen. Die keuze wordt niet alleen bepaald door de gebruikelijke waslijst van stremmingen met vervangend busvervoer, maar ook door carnaval, want ook dat wil ik koet-kie-koet vermijden. Die noordoosterlingen zie ik zich niet te buiten gaan aan carnavalsleut.

 



Vechtdal




Emmen Zuid

Je hebt tegenwoordig twee Vechtdallijnen: Zwolle – Emmen en een zijlijn daarvan: Almelo – Mariënberg, beide gereden door Arriva. Maar ik doe vandaag alleen de eerste en langste. Op die lijn rijdt elk uur een stoptrein en een sneltrein.

Het Drentse Dalen en het Overijsselse Gramsbergen zijn de enige twee stations aan die lijn die slechts door de stoptrein worden bediend en waar dus maar eens per uur per richting een trein halthoudt. Je moet in Zwolle de trein van 50 over het hele uur hebben om er te komen.

Het is doorstappen op station Zwolle, trap af, trap op, om de trein naar Emmen te halen vanuit de Hanzelijn Den Haag – Groningen / Leeuwarden. Maar het lukt je eigenlijk altijd, want als de Hanzetrein te laat binnenkomt en dus ook met vertraging vertrekt, kan de trein naar Emmen nog niet wegrijden. Die twee treinen maken tot het gehucht Herfte, 4 km ten noorden van Zwolle, gebruik van hetzelfde stukje spoor; het zijn van die weetjes.

Ik haal die van 11:50 dan ook nog. Het is de Eelco Gelling, genoemd naar de gitarist van de Nederbluesgroep Cuby and the Blizzards, die uit deze contreien kwam. Onderweg zie ik ergens een café Back Home naar een nummer van hun; ze léven hier nog.

Een bejaarde man in mijn coupé beklaagt zich in regionaal koeterwaals tegenover de conducteur over een misstand. Hij heeft laatst ten onrechte een boete gekregen en ten onrechte ook nog een aanmaning, zoiets maak ik er uit op. Ik versta er vrijwel niets van, en hoef me er dus ook niet kwaad over te maken.

Dat is de charme van reizen op een Weekend Vrij in een land als Nederland. Reis anderhalf uur, en je verstaat de mensen al niet meer. Het lijkt zo net een buitenlandse reis. Dat ís een rit met de Vechtdallijn ook bijna. Bij de buurtschap De Haandrik, op de grens van Overijssel en Drenthe, 5 kilometer onder Coevorden, scheert de trein langs de Duitse grens. Er ligt hier nog maar 300 meter Nederland tussen de spoorbaan en Pruissen.

‘Ik heb u vorige keer al gezegd dat u dan contact op moet nemen met de Consumentenservice; IK kan er niets aan doen’, zegt de conducteur vermoeid tegen de reiziger, die daarna zijn verhaal voor de vierde keer begint af te steken, waarnaar ik maar niet meer probeer te luisteren. De conducteur is ook al lang afgehaakt.

Hardenberg verwelkomt de reiziger met honderdduizenden buizen. Die worden hier gefabriceerd. Ik koers meteen door naar Dalen. De rest van de middag wordt het een ingewikkeld heen en weer gerij, dat ik niet in chronologische volgorde ga vertellen, om de lezer niet nog erger te vervelen. Ik zal Gramsbergen straks met de sneltrein vanuit Emmen voorbij rijden om er vanuit Hardenberg met de stoptrein eerder aan te kunnen komen; ook weer zo’n weetje.



Dalen; (g)een verdacht pakketje



Maar eerst zet ik voet aan de grond op station Dalen, dat, hoe marginaal ook, een roerige geschiedenis kent – het station dan, in het plaatsje is tussen 1200 en heden zo goed als niets voorgevallen. Station Dalen werd geopend in 1905, tegelijk met de hele spoorlijn Zwolle – Emmen, die toen nog via Stadskanaal en Veendam doorliep tot Groningen. In 1935 ging het station dicht wegens gebrek aan reizigers, in 1940 weer open wegens gebrek aan vrede, in 1944 dicht wegens gebrek aan alles (zoals alle stations in NL), in 1945, bevrijd, weer open, in 1950 opnieuw dicht en in 1987 toch maar weer open.

In dat laatste jaar werd de lijn Zwolle-Emmen geëlektrificeerd. Dalen smeekte om een stopplaats. NS, toen nog exploitant van de lijn, zag er niets in, in een dorp van 3500 inwoners waar iedereen zo langzamerhand wel een auto had gekocht, omdat er al zo lang geen treinen meer stopten. Na uitputtende onderhandelingen werd een convenant gesloten met de gemeente: het station zou toch weer in gebruik genomen worden en minstens 15 jaar openblijven. Daarna zou een evaluatie volgen van de ontwikkeling der reizigerscijfers.

Die kwam er, en die cijfers vielen NS bitter tegen; slechts zo’n 250 in- plus uitstappers per dag – overigens ongeveer evenveel als in Gramsbergen, dat even klein is al Dalen, en waar het station sinds 1905 open is, zonder ooit bedreigd te zijn met sluiting.

NS kon die 1,5 minuut tijdwinst van doorrijden in Dalen best gebruiken. Totdat er oude, lichtelijk opgevoerde plan-V’s gingen rijden in plaats van de nieuwe Railhoppers die feitelijk alleen maar ellende gegeven hebben. Station Dalen bleef in het spoorboekje staan en ik stap er nu uit.

Als het kleine plukje reizigers al lang verdwenen is, zie ik in een hoekje op het perron een oude, wat verkreukelde fietstas staan. Daar zou heel goed een terroristische bom in kunnen zitten. Eén op Utrecht Centraal ligt meer voor de hand. Maar daardoor ligt een aanslag op station Dalen niet minder voor de hand, want die gebeuren juist altijd op onverwachte plekken.

Ik besluit, eerst zelf maar even in de tas te gaan kijken, voordat ik de autoriteiten waarschuw en dan de rest van de dag in Dalen vastzit omdat het treinverkeer wordt stilgelegd. Ja, het zou natuurlijk een boobytrap kunnen zijn, die ontploft zodra ik hem aanraak. Maar wat dan nog? Op mijn leeftijd loopt de Dood toch altijd al één pas achter je. En als ik hier en nu ontplof, krijg ik een fakkeltocht, een spontane bloemenhulde, een standbeeld, en wordt het stationsplein misschien wel naar me vernoemd. Geen slecht resultaat voor mijn eerste en dan tevens laatste bezoekje aan Dalen.

Ik kijk. Nee, geen bom; alleen een enorme baal chips en een pond appelen. Wie laat zoiets nou slingeren op een perron? Die retorische vraag wordt snel beantwoord als er een bejaarde man nadert met een fiets aan de hand, onder het roepen van: ‘Héé, héé, héé, die is van mij!!’

Foutje! Oh Gosj, hoe praat ik me hier nou weer uit? Verdacht van diefstal, dieper kan een mens toch niet dalen in Dalen!
‘Erg onverantwoordelijk, om uw bagage onbeheerd achter te laten’ zeg ik streng, daar de aanval de beste verdediging is, ‘er had wel een bom in kunnen zitten!’
‘Nou, dan ben je ook goed paranoia, als je dat denkt! Iedereen lijkt wel paranoia, tegenwoordig!’
‘Juist daarom moet je geen tassen achterlaten! Paranoïde heet dat, tussen twee haakjes; niet: paranoia. Een fout die je helaas steeds vaker hoort!’
‘Nou ja, weet ik veel! Die tas is me te zwaar om mee te sjouwen, dus ik dacht van: ik pak eerst mijn fiets even uit de stalling. Staat er een wildvreemde vent in m’n tas te graaien! En als het nou echt eens een bom was geweest, hè, dan was je nou mooi dood geweest!’
‘Ja, dat ging wel even door me heen, maar een heldendood is altijd nog verkieslijker dan alleen een uitvaart in besloten kring, en binnen 14 dagen door iedereen vergeten zijn!’

De man kijkt of hij het niet helemaal met mijn stelling eens is, en ik neem nu maar snel afscheid. Dit soort dingen heb ik wel vaker, de laatste tijd. Gedreven door de beste bedoelingen, bemoei ik me met allerlei zaken die ik ook had kunnen laten passeren. Maar het pakt steevast verkeerd uit. Schaamte belet me, hier meer recente voorbeelden van te noemen.

Nu loop ik het dorp maar in, dan net groot genoeg zal blijken voor het uur dat verstrijkt tussen twee stroptreinen naar Emmen. Het is ondanks donkerte en vage mist niet eens onaangenaam winterwandelweer, vandaag; zacht, droog en weinig wind. Ik volg het ‘Rondje Dalen’, op zeshoekige ANWB-bordjes, raak de route kwijt en hervind hem later weer; ik geloof dat ik Dalen wel helemaal gezien heb binnen dat uur.



De bezienswaardigheden van het dorp dragen een ruraal karakter: veel boerderijen in het dorpshart. Er is ook een toestel om iets op te hijsen; Joost mag weten, wat; iets drekkigs en zompigs, ongetwijfeld. Het horecakwartier bij de kerk, met intieme restaurantjes, zal pas tegen de avond tot bloei komen.

Vogelgekwinkeleer wordt in Dalen slechts zelden overstemd door motorgeronk van passerende auto’s. Iemand ‘hakt’ houtjes met een motorzaag; dat geeft dan wel wat herrie. 

De wegwijzer naar nog dieper in de jungle gelegen nederzettingen is net zo bemost als de halte van de LijnBelBus naar Zweelo en de zitbank voor degenen die na een half rondje Dalen al moe zijn. Er is verder een standbeeld van een Dalenaar die als soldaat heeft gevochten in ‘NED. OOST INDIË VOOR ORDE EN VREDE 1945-1950’.

Hmm. Wil ik zelf echt wel vereeuwigd worden als held op een sokkel, naast deze held van de politionele acties, die wie weet wat voor rottigheid heeft uitgehaald jegens mensen die hem niets misdaan hadden? Ik moet er even over nadenken, en dat kan heel goed in de trein.





Wederom: Emmen Zuid

Ik spoor nog een stuk verder naar het noordoosten, voor een weerzien met het voorlaatste station op de Vechtdallijn: Emmen Zuid. In 2011 nam ik het in gebruik. Het was toen net open, en verving station Emmen Bargeres, dat 1,5 km dichter bij het eindstation Emmen-sec lag.

Ik zag toen dat maar aan één kant van het nieuwe station bebouwing was, en aan de andere zijde een wijde, kale vlakte. Het station viert binnenkort al zijn eerste lustrum. Maar de bouw is niet echt opgeschoten in die vijf jaar. Er staat langs de Nieuw Amsterdamsestraat nu een rijtje bedrijfspanden en heel in de verte zie ik een plukje nieuwe huizen, een beginnetje van een nieuwbouwwijk die niet erg wil gedijen.

Ook staat er langs het spoor, zo’n halve kilometer ten zuidwesten van het station, een asielzoekerscentrum. Dat is er al sinds 2000, maar het viel me vorige keer niet op, omdat asielzoekers toen nog niet zo nadrukkelijk in het nieuws waren als vandaag de dag.

Er is ook trammelant rond dit station. Ik schreef al dat er op deze tak van de Vechtdallijnen twee treinen per uur rijden: een snel- en een stop-. In de spits word deze dienstregeling op maandag t/m vrijdag aangevuld met extra twee extra sneltreinen Coevorden – Zwolle v.v. per uur, zodat je op dat traject kwartierdienst hebt. Het past allemaal maar nét op dat deels enkelsporige traject.

Nu wil de provincie die spitssneldiensten laten beginnen in Emmen, zodat er dus over de hele lijn Emmen – Zwolle elke 15 minuten een trein rijdt. Dat kan alleen door op Emmen Zuid een stuk dubbelspoor aan te leggen en een tweede perron, zodat twee treinen elkaar daar kunnen passeren.

Iedereen blij in die buurt, denk je: kwartierdienst in de spits, alsof je hartje Randstad zit! Maar nee, er zijn protesten van buurtbewoners die geen dubbelspoor willen: geluidoverlast van wissels, inkijk vanaf het perron, wat ze maar kunnen verzinnen. Ga dan niet bij een spoorbaan wonen, als je niet tegen treinen kunt!

Die mensen hebben zelf een auto, denk ik, net als die lui die ik vorige week ten tonele voerde, en tegen de HOV-busroute IJmuiden-Haarlem gekant waren. Het NIMBY-syndroom (Not In My Own Backyard) kon men het best omdopen in AHLIDONG-syndroom: Anderen Het Licht In De Ogen Niet Gunnen. Dat is toch meestal de achtergrond van zulke vergezochte bezwaren. Ik probeer me wel eens voor te stellen wat je je op de hals haalt als je als enige OV-adept in zo’n buurt woont, en weigert, petities te tekenen en plakkaten voor je raam te hangen. 

Ik loop langs de Nieuw Amsterdamsestraat in de richting van dat plukje huizen, een verwaaid wijkje met ook hier een onbetreden speelplaats. Nee, dit is niet het asielzoekerscentrum; hier verblijven de bewoners uit vrije wil, bij mijn weten.

Als ik terugloop naar het station, komt me een groep van 50 wandelaars tegemoet, waar ik op de heenweg exact nul tegenliggers ontmoette. Een gecombineerde protestdemonstratie tegen asielzoekers en spoorverdubbeling? Nee, ik zie geen spandoeken. Wat het wel is, blijft onduidelijk.





Zonder gram in Gramsbergen


De toestanden in de wereld bepalen de loop van deze aflevering, merk ik; een wereld met bergen gramschap er in opgetast. Maar in Gramsbergen kun je het allemaal vergeten. Het station is nooit omstreden geweest; er hangen nergens plakkaten tegen.

Het dorp bestaat uit een stelsel van stegen met statige huizen, gegroepeerd rond een kerk. Er is een kille wind opgestoken die de bewoners binnenskamers houdt. Gramsbergen ontvouwt zijn schoonheid alleen voor mij. Niets overstemt hier het vogelgekwinkeleer: kra, krwaah, kraaah, tsjilp, tsjilp, tsjilp.

Gramsbergen is trouwens helemaal geen dorp, maar een stad, al is het er niet aan af te zien. Een gemankeerde Hanzestad, zelfs. Ooit was het een ‘Bijstad’ van grotere en voornamere Hanzesteden, zoals Deventer.  Maar Gramsbergen is nooit helemaal tot ontwikkeling gekomen en bleef voornamelijk een agrarisch karakter dragen.





Deze STAD, dus, heeft bij de kerk een pleintje met horeca, maar ook hier laat het bruisende zaterdagleven op zich wachten. Er klinkt zachte muziek. Niet van de kerkorganist Harry Hamer, die op affiches staat aangekondigd en zondags wel flink op de klavieren zal timmeren. Nee, voorlopig weerklinkt, tegen alle verwachting in, ‘Girls Who Want to Have Fun’ van Cindy Lauper. Waar komt die muziek vandaan? Overal hoor ik het. Er hangen luidsprekertjes aan de gevels, zie ik nu.

Omdat mijn trein toch nog niet gaat, blijf ik even staan leunen tegen een muur. ‘Are You With Me?’ van de Lost Frequency’s is het volgende nummer, door mij laatst nog genoemd op FHM’s als een van de beste tophits van 2015. Ik ben altijd blij als ik een modern nummer herken. Het valt me mee van mezelf, want het lijkt wel of alle muziek steeds meer op elkaar gaat lijken. Dat zou ik niet meer schrijven, schreef ik in die aflevering, want dat zegt iedere oudere generatie over de muziekvoorkeuren van de volgende generatie.

Het blijkt dat Sky Radio opstaat. Ze geven de luisteraars nu ook inspraak, roepen ze om. Kwam daar maar eens om in 1999, toen ik op kantoor naar die zender zat te luisteren! ‘Wil je meer of minder Adele horen? Wil je meer of juist minder Justin Bieber?’Dat doet me dan weer sterk denken aan de Wilders-uitspraak over Marokkanen, en dan zijn we weer terug bij de toestand in de wereld.

Na Gramsbergen vertoef ik deze zaterdag nog even in Coevorden, waar ik me vorig jaar verdiepte in de bloedige stadsgeschiedenis en in Hardenberg, waar het gemeentehuis (links op de foto) door het bouwvaktijdschrift Cobouw is uitgeroepen tot het lelijkste gebouw van Nederland.

Maar dat is ook maar een kwestie van smaak waarover niet valt twisten. Ik vond het gemeentehuis rechts op de foto net zo lelijk. Dat is dat van Dalfsen, ook al aan de Vechtdallijn, die we hiermee verlaten.


Frans Mensonides
28 februari 2016
Er geweest: zaterdag 6 februari 2016

PS: de traditionele avondfoto is van de Sassenpoort in Zwolle - waar ik toch nog stuitte op een carnavalsoptocht.

PPS: later lees ik, dat er deze zaterdagmiddag ter gelegenheid van een Pegida-demonstratie in Amsterdam door een onverlaat een nepbom is neergelegd, die vervoerd zou zijn in een fietstas. Zo ‘paranoia’ is het dus niet om goed op te letten op achtergelaten fietstassen!

FM


Driehuis en Amsterdam Muiderpoort


De volgende zaterdag, 13 februari, levert geen bijdrage aan het korter maken van het lijstje onbezochte stations waarmee dit stukje begon. Ik stap uit op Driehuis en Amsterdam Muiderpoort, geen stations die ik frequenteer, maar ik kan ook niet zeggen dat ik er nooit eerder voet aan de grond heb gezet.

In Driehuis moet ik wezen voor dat stuk over HOV-Velsen. Op Muiderpoort verlaat ik de trein voor een bezoek aan het Tropenmuseum, waar ik een middag wil schuilen voor de vandaag uiterst gure en kille elementen.

Op billboards overal in den lande staat al maandenlang een tentoonstelling aangekondigd over The Sixties, die ik wel wil zien. Ik dacht tussen haakjes dat dit museum een paar jaar geleden wegens bezuinigingen gesloten was, maar dat was de bibliotheek, die werd verpierd, als was het oud papier.

Het Tropenmuseum bestaat uit twee verdiepingen galerijen rond een centrale hal. Je maakt er in een paar uur tijd een reis rond de wereld over de evenaar. Veel aandacht is er voor de gordel van smaragd die ooit ‘van ons’ was, zoals dat in de koloniale tijd werd uitgedrukt, ‘ons Indië’.

Dit is een plezierig dwaalmuseum. Je moet niet proberen, alle koloniale en andere waren die hier zijn uitgestald, allemaal te zien op één middag. Daar is het echt te veel voor. Zo nu en dan stilstaan bij iets frappants, dat is het chapiter hier.

De Sixties-tentoonstelling is op de parterre. Dat decennium was het tijdperk van het global village, de wereld die steeds kleiner werd,  en dat is het thema van deze tentoonstelling. Stromingen reisden heel de aardbol over, en hadden overal hun invloed; grenzen vervaagden. Hippies liepen in een bepaalde winter (was het niet die van ’67 op ’68?) ineens rond in Afghaanse bontjassen en tooiden zich met Indianenkralen, om de solidariteit met de onderdrukten in de Derde Wereld te benadrukken. Uitheemse kruiden uit oosterse landen rookten heerlijk weg, toegevoegd aan hele echte halve zware. George Harrison van de Beatles ging in India sitar leren spelen. Omgekeerd werden de Beatles overal ter wereld geïmiteerd.

En de actualiteit had ineens grote invloed op de muziek. In 1964 gingen alle liedjes nog over meisjes, in 1967 over Vietnam, peace, not war, de generatiekloof en het gebruik van geestverruimende middelen.

De hele wereld kwam bij je binnen via de tv. Wij waren de eerste generatie die deels opgevoed werd door het kijktoestel, over de slechte invloed waarvan pedagogen zich evenveel zorgen maakten als over de sociale media nu. Je had het kinderprogramma De Verrekijker, dat je een inkijkje gaf in het leven van leeftijdgenoten overal op de aardkloot. In 1967 zagen we het unieke tv-programma ’Our World’, met via de satelliet rechtstreekse beelden uit vijf continenten. Twee jaar later beleefden we zelfs een maanwandeling mee.

Maar zelf kwamen we vrijwel nergens. Mijn broertje en ik passeerden pas in de zomer van 1970 voor het eerst onze enge rijksgrenzen. In de 60’s reikte onze wereld tot Hoogezand in het noorden, Doetinchem in het oosten en Eindhoven in het zuiden; de eerste twee door familiebezoeken en de laatste door het Evoluon, ook zo’n sixties-fenomeen.

Zelf prijs ik me gelukkig dat ik de hele sixties bewust heb meegemaakt, al was ik nog maar net 3 toen ze begonnen. Zelfs de jaarwisseling 1959 / 1960 staat me nog helder voor de geest, en dat was toch het moment dat ze officieel van start gingen. Het is niet om die reden dat ik het onthouden heb, maar wel omdat we toen bij oma en opa logeerden en er op zolder bijna brand ontstond door een lamp die kortsluiting gaf.

Maar dat is een uitweiding waarover ik een andere keer nog wel eens zal uitweiden. De Sixties kunnen nog tot/met 13 maart herbeleefd worden in het Tropenmuseum.

Frans Mensonides
28 februari 2016
Er geweest: zaterdag 13 februari 2016





Zaankanters

Domineestuin, Zaandijk


‘De Zaanstreek is een aantrekkelijk, afwisselend gebied met oude molens en moderne fabrieken; kneuterige dijkhuisjes en luxueuze dure appartementen; gezellige Oud-Hollandse winkeltjes voor de Japanse toeristen en hypermoderne winkelcentra voor de Zaankanters zelf. Buiten de bebouwde kom zie je veenstroken, slootjes, weilanden en het voor Holland zo kenmerkende ontbreken van bergtoppen en heuvels.

Ook aan de industrie van Zaanstad moet enige aandacht besteed worden in deze korte introductie. In de Gouden Eeuw gold de Zaanstreek als hét industriegebied van Europa, waar het aller-modernste op het gebied van scheepvaart werd vervaardigd. De Russische tsarevitsj Peter kwam in 1696 met een delegatie van 50 man, niet alleen voor sight seeing, maar ook iets op te steken. Peter keerde terug naar Rusland met een scheepstimmermansdiploma, scheepsladingen vol hypermoderne Hollandse hi-tech producten en een schrift met Nederlandse woorden. Nog steeds hangen de Russen bij feesten de flag en de vympel uit, gaan zij het vuur te lijf met een brjandspojt en verdienen zij een karig belegde boterham in de verfj (werf), voorheen de Lenin-verfj.

Gedurende de laatste 100 jaar groeide de Zaanstreek uit tot het grootgrutterscentrum van Nederland. Dat zie je als je de trein uitkomt aan de AH-towers tegenover het station; dat ruik je aan de geur van koffie, cacao en koekjes, die je meteen al tegemoet waait’.

Dat schreef ik in januari 1998 als inleiding op een stukje over het stadsvervoer in de Zaanstreek. Het geldt allemaal nog steeds, en ik zag dan ook geen reden om een geheel nieuwe inleiding te componeren.

In de oertijd van mijn site, toen we nog de 20ste eeuw schreven, was ik erg gecharmeerd van de Zaanstreek. Waarom ik er tegenwoordig nooit meer kom, weet ik niet. Of eigenlijk weet ik dat wel. Dat is gekomen sinds 2001, toen Castricum mijn standplaats werd. De Zaanstreek ligt gewoon veel te dicht bij mijn werk om er in mijn vrije tijd heen te willen. Sinds afgelopen december, toen de IC Haarlem – Alkmaar – Hoorn werd opgeheven, spoor ik zelfs langs de Zaan om nog een beetje vlot in Castricum te kunnen komen.

Wat ik dan op zaterdag 20 februari aan de boorden van de Zaan doe, weet ik niet. Of eigenlijk weet ik ook dat weer wel. Ik heb vandaag maar tijd voor een kort ochtendwandelingetje, niet te ver weg in het land, want rond 13:00 uur gaat het in heel Nederland tegelijk stortregenen, en dat blijft het daarna de rest van de dag doen.

Laat ik dus gaan wandelen van Zaandam Kogerveld naar Koog aan de Zaan; meteen weer twee stations geschrapt van het lijstje waarmee deze pagina begon.

Schiphol, sorry: Schiphol AIRPORT. Ik sta te wachten op de Sprinter naar Hoorn Kersenboogerd, dezelfde trein die ik die zondag in november nam. Hij heeft vertraging. Ik zie de IC Direct naar Breda vertrekken van een ander perron. Kermend verdwijnt hij in de tunnel. Hopelijk waait hij bij Moerdijk niet het water in. Want dat schijnt te kunnen, bij harde wind; het was afgelopen week in het nieuws. Je houdt het toch niet voor mogelijk; soms denk je dat je alles gehad hebt met HSL-ellende in Nederland, maar het kan altijd nog zotter.

De trein naar Hoorn arriveert toch nog. Na station Zaandam takt hij af van mijn woonwerkroute. Hij slaat rechtsaf, schuin de drukke Provincialeweg over. De treinen in de andere richting pakken de flyover. Een kilometer verder remmen we voor station Kogerveld.

 

Van Zaandam Kogerveld naar Koog aan de Zaan


Zaandam Kogerveld is een doorsnee-buitenwijkstation, een 'voorstadshalte', in spoorjargon, met twee perrons en verder weinig flauwekul. Alleen de Sprinters Hoofddorp – Hoorn Kersenboogerd stoppen er; eens per halfuur een trein. Amsterdam Centraal is dus niet rechtstreeks bereikbaar vanaf dit station, dat bestaat sinds 1989 en 27 jaar heeft moeten wachten op een bezoek van mij.

Het station Zaandam Kogerveld geeft toegang tot de gelijknamige oudere nieuwbouwwijk die sterk wordt gedomineerd door stevige elektriciteitsmasten en vanmorgen, bij stevige zuidwestenwind,  ook nog door loodzware cacaodampen. De bewoners ruiken het niet meer, denk ik. Ik ook al niet meer na een kwartiertje lopen. Alleen krijg ik erge trek in warme chocolademelk.

Dit is zo’n winterdag waarop de ochtendschemering naadloos overgaat in de avond-. De Zaankanters lijken vanmorgen en masse besloten te hebben, alvast maar binnen te blijven voor de regen die nog moet komen. In Kogerveld begeeft zich, behalve De digitale reiziger, alleen een bejaarde man op straat die zijn hond moet uitlaten, en een jong echtpaar dat hetzelfde doet met een baby in een kinderwagen. Ze begeven zich naar het buurtwinkelcentrumpje waar de chinees maar een stuiver rekent voor de plastic draagtas die sinds begin dit jaar niet meer gratis verstrekt mag worden.

Hier valt niet veel te zien. Ik neem de Paltrokstraat, langs autobedrijven de wijk uit en kruis en panoramiseer de wijde Zaan. Aan de overkant loop ik verder over de Raadhuisstraat, Hoogstraat en Lagedijk aan de westkant van die rivier. Daar zie ik ineens weer wat die Zaanstreek zo aantrekkelijk maakt om te fotograferen.

Dat zijn toch vooral die groene houten geveltjes, in alle denkbare gedaanten. Ze hebben iets leeftijdsloos. Die er van afstand stokoud uitzien, blijken gloednieuw als je er vlak voor staat. Er worden nog steeds nieuwe gebouwd. Maar denk je weer zo’n fonkelnieuwe voor je lens te hebben, dan prijkt het jaartal 1625 op de gevel. Die is nog authentiek, oud-thentiek; hij staat hier al bijna 400 jaar mooi te wezen.

Die geveltjes worden afgewisseld met statige huizen voor de notabelen, met de fabrieken waarover zij de baas zijn, midden tussen de woonhuizen in; fabrieken, die ook op zaterdag hun smook nog de atmosfeer in puffen.  Vergeet niet, zo nu en dan eens een blik te werpen in de zijstraten, met benepen huisjes voor de  arme donders die in die fabrieken moe(s)ten werken.


Die buslijn, lijn 67 van Zaandam naar Wormer, die ik in 1998 ook al nam, die de Westeroever van de Zaan volgt, is ingekrompen tot uurdienst. Des te gelukkiger toeval dat ik hem net tref bij het soort triomfbogen waar hij hier onderdoor rijdt: gevaartes vol buizen en leidingen en weet ik wat, die de fabrieken links en rechts van de weg met elkaar verbinden.

Dat busstuk van 18 winters geleden moet ik eens overlezen. Er gebeurde onderweg iets geks: in Assendelft voorspelde een waarzegster me iets over mijn liefdesleven; zoiets herinner ik me. Ik zie dat ook wel eens als ik ’s avonds laat zit te zappen op de commerciëlen. Een zogenaamd medium spiegelt argeloze kijkers allerlei dingen voor die in de toekomst te gebeuren staan. Bijvoorbeeld dat ze binnenkort ‘De Ware’ zullen ontmoeten.

Een wonderlijk iets. In de eerste plaats dat mensen die onzin van zo’n medium geloven, en in de tweede plaats dat mensen zoiets van te voren al willen weten. Je merkt het echt vanzelf wel, als je De Ware ontmoet.

Ik knip de gevels bij tientallen. Dat ze wat donker uitvallen, is niet erg; thuis fleur ik ze wel wat op met Photoshop.

 

 



Dit viel me op die wandeling, 20 jaar geleden, ook al op: de oude Doopsgezinde ´Vermaning´ (kerk) van Koog aan de Zaan. Het gebouw dateert uit 1680, had ooit uitzicht op het water van de Zaan, maar is nu helemaal ingebouwd door Tate & Lyle. Die doen in: ‘gelvormende zetmelen die worden gebruikt als verdikkingsmiddel of stabilisator in onder meer puddings, taartvullingen, soepen, sauzen, dressings en snackproducten’.

Dit is nou echt Zaans. In een normaal dorp zouden ze die fabriek honderd meter verderop gezet hebben, om het uitzicht op die kerk niet te verpesten, of voor mijn part om de blik op die fabriek niet te verpesten met die kerk. Maar hier doen ze het zoals je hier ziet, en past dat ergens precies in het beeld.

Niet iedereen kan deze streek echter waarderen. Ik plaatste in 1997 een Zaanwandeling op mijn site, een wandelroutebeschrijving. Ik link hem maar niet, want hij zal na bijna 20 jaar vast wel niet meer helemaal kloppen. Dat was een heel eind lopen; die wandeling: helemaal met een omweg via Wormer naar Wormerveer, uren sjouwen.

Ik kreeg een boze reactie van een lezer, die vond dat het naar warme chocolademelk stonk aan de Zaan (ik heb daar inderdaad nog steeds trek in), dat ik een raar gevoel voor humor had om zo’n horribele wandeling te publiceren, en dat hij 12 kilometer lang had lopen hopen dat de door mij beloofde schoonheid zich om de volgende hoek eindelijk aan zijn ogen zou openbaren.

Ja luister es; ik had niemand een rozentuin beloofd (hoewel je wel een Rosariumbuurt hebt, als je helemaal doorloopt tot Krommenie). En ik kan van de Zaanstreek niets anders maken dan het is. En wat is het dan wel? Zie de foto’s, als ik het verhaal verbaal niet kan overbrengen, moeten de afbeeldingen maar meer zeggen dan 1000 woorden.

 



Neem die houten molen in Zaandijk, De Bleeke Dood, met zijn lichtgroene balken, dat is toch een plaatje! Hij dateert uit 1656 en is daarmee de oudste nog bestaande houten stellingmolen in Nederland. Maar hij is zo vaak gerestaureerd dat er vermoedelijk geen houtsplinter meer aanzit, die nog dateert uit de Gouden Eeuw. Kun je dan wel zeggen, dat het de oudste is? En dat hij nog bestaand is? Deze Dood is als het ware een reïncarnatie van zichzelf. Hij doet sinds kort ook weer wat hij in 1656 al deed: malen voor brood.

 




De Domineestuin, even verderop in Zaandijk, is ook zo’n wedergeboorte. In dit wijkje stonden 200 jaar geleden al huisjes langs een smal pad langs het water. Het meeste is gesloopt, maar er kwamen nieuwe Zaanse huisjes in oude stijl voor in de plaats. Er wonen gewoon mensen in. Nogal dicht boven op elkaar, maar dat hoorde zo. Indertijd arme sloebers, maar die zitten er al lang niet meer; die huisjes gaan op Funda weg voor twee ton of meer.

Daarna langs de Provincialeweg naar station Koog Zaandijk. De sprinter haalt me in. Hij rijdt normaliter van Uitgeest helemaal naar Rotterdam, via Breukelen, maar vandaag door een stremming maar tot Zaandam. Ik heb hem gemist, en zal een halfuur moeten wachten (op doordeweekse dagen rijdt er ook nog een Sprinter Uitgeest – Amsterdam door de Zaanstreek, zodat je dan kwartierdienst hebt).

Geheel tegen  mijn verwachting in, heeft dit station nog zoiets ouderwets als een stationsrestauratie, die nog open is, ook. En al op de ruiten adverteert met warme chocolademelk die binnen verkrijgbaar is. Eindelijk!!



Kilometers maken

De traditionele avondfoto komt uit Rotterdam. Hoe raakte ik daar zo verzeild? Welnu, in één alinea verteld: ik reisde van de Zaanstreek naar Amsterdam Centraal. En omdat de beloofde regen inmiddels was losgebarsten, gooide ik er daar een knaak tegenaan als toeslag voor een rit met de IC Direct; even met 160 km/uur onder het Groene Hart doorflitsen. En wel uitstappen vóór de Moerdijk, uiteraard, want je wilt niet in het Hollands Diep belanden. Die IC Direct kwam net voorbij de bocht bij Nieuw Vennep midden in een weiland tot stilstand. Nee, deze keer was de IC Defect zelf niet defect, maar wel een Thalys vóór ons, zo werd omgeroepen. Ik bereidde me geestelijk voor op een oponthoud van minstens 2 à 2,5 uur, en was blij dat ik brood bij me had. Maar na een minuut of 8 kwamen we alweer in beweging en reden in een klap door naar Rotterdam, zonder dat er verder nog iets over die Thalys werd omgeroepen. Het HSL-wezen blijft je verbazen in dit land. Maar toen ik in Rotterdam aankwam, was het nog lang niet donker – al doen ze in de Feyenoord Fanshop in de hal van Rotterdam Centraal binnenkort het licht wel uit, denk ik. Begrijpelijkerwijze zag ik er weinig kopers. Ik ging daarna nog even op bezoek bij mijn broertje in een uithoek van Den Haag, en keerde terug naar Rotterdam, waar ik in de Markthal dineerde – door middel van een soort strooptocht langs diverse kramen. Met die avondfoto op zak kon ik de terugtocht naar huis aanvaarden. Toch nog wat kilometers gemaakt in Noord- en Zuid-Holland op een bijna geheel verregende zaterdag.

 

 

Frans Mensonides
4 maart 2016
Er geweest: zaterdag 20 februari 2016






Paasberg, Terborg

De meest kletsgrage conducteur van NS…

…die tref ik een week later, in de IC van Utrecht naar Arnhem. Wat is het geval? ‘Dames en heren, u bevindt zich in de Intercity naar Nijmegen, die onderweg nog zal stoppen te Driebergen-Zeist, Ede-Wageningen en Arnhem. Hier volgt nog even een mededeling. Bij het begin van deze rit bleek dat deze trein door een misverstand of vergissing niet gereinigd was. Onze trein is dus niet zo schoon als u dat van ons gewend bent. Onze oprechte excuses hiervoor! Ik heb in Utrecht even een schoonmaakploeg opgeroepen naar deze trein, om even de prullenbakken leeg te halen, en zo. Maar die schoonmakers konden niet overal bij, omdat er overal reizigers zaten. Daarom zijn we met een lichte vertraging uit Utrecht vertrokken; ook daarvoor nog onze excuses. Ik heb al opgeroepen naar Nijmegen dat deze trein in Nijmegen extra grondig gereinigd zal worden, en dat is ook toegezegd, dat dat zal gebeuren. Maar ja, daar heeft ú natuurlijk niets aan, want u stapt natuurlijk al vóór Nijmegen uit, op de tussengelegen stations of in Nijmegen zelf. U ziet dus niet dat deze trein in Nijmegen gereinigd wordt. Dus nogmaals onze excuses voor het niet-gereinigd zijn van deze trein! Er is trouwens railcatering aan boord, die bij u langs zullen komen met koffie, thee, broodjes, gevulde koek en limonade. Wij naderen nu station Driebergen-Zeist. En nogmaals excuses voor het niet schoongemaakt zijn van deze trein! Ik kom straks nog even bij u langs voor een nadere toelichting, als u daar behoefte aan hebt, of om een omleidingsroute voor u uit te stippelen, of zo, als dat nodig zou zijn. En deze keer geen kaartcontrole, dus u hoeft niet de vervoersbewijzen gereed te houden als ik straks bij u in de coupé kom. En dan nogmaals, ook nog mede namens de meester, excuus voor het feit dat deze trein niet zo schoon is als…’

Nou, nou, hij houdt niet meer op! Hij zit geloof ik tegen harakiri aan, net als de restauranteigenaar in de befaamde ‘Dirty-Fork-sketch’ van Monty Python. Als hij z’n kop had gehouden, was me niets opgevallen; deze trein is niet veel smeriger dan wat ik van NS gewend ben.

‘Dames en heren, wij verlaten station Driebergen-Zeist met twee minuutjes vertraging. En nog even voor degenen die zojuist zijn ingestapt…’. O, god, nee toch, nou krijgen we die hele riedel wéér!

Daarmee zijn de beproevingen nog niet ten einde, want als we Maarn voorbij zijn gestoven, klinkt ineens een vrouwenstem uit de luidspreker: ‘Ja, hier spreekt dus een gewone reiziger. Ik doe u even op verzoek van de conducteur even een mededeling, en dat is dan deze mededeling, die u nu hoort, en dat is alleen zodat de conducteur dan zelf kan horen, hoe het bij u overkomt uit de luidspreker. Want de conducteur heeft daarnet klachten gekregen dat het geluid erg hard uit de luidspreker kwam, vooral in de stiltecoupé. Dus als straks de conducteur bij u langskomt, meldt u hem dan even hoe het geluid uit de luidspreker is gekomen, en verder…’

Jeminee, voor zoiets zou je toch gewoon aan de noodrem moeten mogen trekken! En het dan zo uitmikken dat de trein precies langs het perron van Veenendaal-De Klomp tot stilstand komt, en er dan gillend vandoor gaan!

Veenendaal-De Klomp, had die trouwens ook niet op mijn lijst van onbezochte stations moeten staan? Nee, nee, daar ben ik toch één keer in mijn leven uitgestapt. Een studiegenoot uit Veenendaal was afgestudeerd en  gaf een receptie in een party-boerderij bij dit station in de buurt. Heel Veenendaal liep bijna uit, en iedereen feliciteerde haar met haar ‘promotie’, waarna zij iedere keer geduldig uitlegde dat ze niet gepromoveerd was, maar alleen maar afgestudeerd. Ja, voor mensen buiten het academische kringetje zal dat wel één pot nat zijn.

Waarop denk ik hier nou ineens aan? Oh ja, omdat we Veenendaal-De Klomp passeren.

Na Ede-Wageningen gebeurt wat zo langzamerhand onvermijdelijk is geworden: de zwetsende conducteur verschijnt ook in mijn coupé. Hij loopt langs de banken en vraagt iedereen: ‘Vindt u echt dat ik te hard praat?’
‘Nee, te lang’, sneer ik als hij bij mij is aangekomen.

Voor het eerst in bijna 20 jaar als De digitale reiziger boek ik al een lachsalvo onderweg, en dus nog voordat het stuk op de site staat. De conducteur lacht ook, maar als de spreekwoordelijke landbouwer met klachten van tandheelkundige aard.

Wat de kletsmajoor niet verhindert, bij nadering van Arnhem weer een heel verhaal de microfoon in te boeren: ‘Na een pauze van 5, 6 minuten zullen we de andere kant op rijden in de richting van Nijmegen. Wilt u, als u in Arnhem de trein verlaat, graag uw spulletjes meenemen, en dan in het bijzonder uw shawls en handschoenen, want die heeft u straks echt nodig met de kou, en wij vinden ze elke dag bij tientallen in de trein. En als Arnhem uw eindbestemming is, en u reist op saldo, vergeet u dan niet uit te checken met uw chipkaart, en dan wensen wij u nog een prettige zaterdag, en danken u dat u gereisd hebt met NS. Maar als u uw reis voortzet met een andere vervoersmaatschappij, vergeet u dan ook niet om…’

En daarna nogmaals zijn welgemeende excuses voor de rotzooi. Conducteurs, die vormen toch, na de straatkrantverkoper, de meest hinderlijke en overbodige beroepsgroep in dit land. Al dat gedoe om een paar volle prullenbakken. En hier komt de clou van dit verhaal: goed, dat niemand tegen de conducteur geklaagd heeft over die vieze, gore, stinkende plee…

 

Arriva Spurt


Oh ja, mijn doel vandaag is Terborg in de Achterhoek; dat had ik geloof ik nog niet gemeld. Waarom Terborg? Omdat die plaats op dat lijstje staat. De Spurt naar Winterswijk (die ik laatst ook nam in het gezelschap van Maxwell, in de eerste klas) staat al gereed langs het perron, maar zal pas over een kwartier vertrekken. Ik loop eerst de hal van het pas geopende nieuwe station in.

Beneden speelt een meisje van een jaar of 12 een compleet recital op de openbare piano. Het is zo’n romantisch stuk dat uitwaaiert van de hoge tonen naar de lage en terug, waarbij de pianist dus de volle breedte van het instrument benut. Een omstandster maakt zich verdienstelijk door de bladmuziek vast te houden en om te slaan; zelfs een jonge virtuoos speelt dit stuk niet uit haar hoofd.

Er verzamelt zich een hele menigte luisteraars rond de piano. Als het stuk is afgelopen, klinkt er een luid applaus. ‘Meer, meer, meer’, wordt er geroepen; niemand roept: ‘Minder’. Maar ik moet verder.

Boven worden nog twee treinstellen aangekoppeld aan de trein naar Winterswijk. 7 bakken in totaal nu; alleen de reizigersbakken meegeteld en nog niet eens de motorcompartimenten met doorloopmogelijkheid. Ze verwachten nogal een toeloop, vanmiddag. Ik zal later op de dag ook treinen zien met 6 bakken (2x3) en 5 (2+3); veel systeem zit er niet in. En echt druk is het ook niet; één stel van 3 volstaat misschien zelfs wel, op zaterdag in de Achterhoek.

In de Spurt zijn vandaag gelukkig geen conducteurs actief. Het afroepen van de stations vindt automatisch plaats met een beschaafde vrouwenstem die zeker niet te luid is; heerlijk relaxt, allemaal.

Deze trein vertrekt 2 minuten eerder uit Arnhem dan volgens het normale uurpatroon. Dat is om ruim baan te maken voor de ICE Amsterdam-Keulen, die tot Zevenaar over hetzelfde spoor rijdt als de Spurt. Ik passeer Zevenaar 1 uur en 3 kwartier na mijn vertrek uit Leiden; het gaat vandaag een stuk sneller dan die keer dat ik naar Elten ging.

Op zaterdag rijdt Arriva over de hele lijn Arnhem – Winterswijk halfuurdienst. Van maandag t/m vrijdag overdag vult Breng Direct deze dienst aan met 2 extra treinen per uur tot Doetinchem; dezelfde treinen met een ander kleurtje.

Het trajectgedeelte Zevennaar - Winterswijk is 50 kilometer lang, bestaat sinds 1885 en werd aangelegd in opdracht van de Geldersch-Overijsselsche Lokaalspoorweg-Maatschappij (GOLS). De nieuwste aanwinsten op de lijn zijn de stations Westervoort (2012) en Gaanderen (2006). Die stops konden allebei net nog ingepast worden in een knap krappe dienstregeling op dit grotendeels enkelsporige traject.

Terborg ligt nog geen 2 minuten voorbij Gaanderen en wordt 40 minuten na vertrek uit Arnhem bereikt. Het is een kruisingsstation van het type: kwart vóór en kwart over. Je hebt ze ook van heel en half; in beide gevallen is de dienstregeling gemakkelijk te onthouden.

Het station ligt aan de rand van het stadje en kijkt aan de noordkant uit over uiterwaardenlandschap. In de voormalige stationswachterswoning is een architectenkantoor gevestigd.

 



Arnhem



Terborg en Silvolde: in het rijk van de Tonater


Kerk met papklok


De winter van 2015 / 2016 behoort tot de laatbloeiers. Hij is nog sterk teruggekomen in de laatste week dat de meteorologen zijn statistieken bijhouden. Het zachte weer van vorige zaterdag heeft plaatsgemaakt voor stevige nachtvorst, de zuidwestenwind voor een noordooster en de bewolking voor een zon die al aardig wat kracht heeft. Uitgelezen weer, vandaag, voor een wandeling.

En die voert aanvankelijk door dit stadje aan de rivier de Oude IJssel, gelegen bij de ‘borg’ (het kasteel) waaraan het zijn naam ontleent. Terborg kan over 3 jaar zijn 6e eeuwfeest vieren; in 1419 kreeg het stadsrechten. Al die gegevens heb ik later pas opgezocht, voor zover ik ze onderweg niet ben tegengekomen. Ik doe deze maand alleen verrassingstochten, wat met mijn gammele oriëntatievermogen altijd een hachelijke onderneming is.

Zo loop ik vandaag dan ook bij verrassing Gaanderen binnen, waar ik al geweest ben en dat ik nog vaag herken. Ik keer op mijn schreden terug en bereik dan de kern van Terborg.

Huizen zijn bijna gratis in deze streek. Voor de etalage van een makelaardij vergaap ik me aan een foto van een villa met een dozijn kamers en een lap grond van 20.000 m2 eromheen. Dat is op de kop af 2 hectare, maar 20.000 m2 klinkt als nog veel meer. Slechts 8,5 ton moet dat landhuis inclusief landgoed kosten. Als ik dat kon ophoesten, zou ik toch nog wel afpingelen tot 825.000 euro. Met gierigheid word je rijk, of blijf je het, als je het al was.

De Oude Sint-Gregoriuskerk is een opvallend stuk architectuur. De onderdelen ervan dateren allemaal uit heel verschillende eeuwen en lijken niet helemaal bij elkaar te passen. In de toren bevindt zich de papklok. Die riep tegen 21:00 uur de boerenknechten terug van het land naar de stad. De poort ging op dat tijdstip dicht en men keerde dan huiswaarts voor de avondpap.

Jammer dat er nog steeds geen geurenfotografie bestaat, anders roken jullie de prikkelende geur van pasgehakt hakhout. Er ligt hier, keurig onder dekzeil, een enorme stapel, van 2 meter hoog, 2 meter breed en  wel 100 meter lengte. Men had misschien een héél strenge winter verwacht.

Kasteel Wisch is ook al zo’n bijzonder geval; ook een kleine hectometer lang. Deze ‘borg’ kent een ingewikkelde bouw- en verwoestingsgeschiedenis. De eerste versie ervan dateert uit de diepe middeleeuwen, toen roofridders er hun rovershol hadden. In 1531 ging het kasteel al een keer plat bij een soort Achterhoekse en Kabeljauwse twist, zal  ik maar zeggen. Ze hielden in dat tijdperk van heel ingewikkelde oorlogen; die zijn bijna niet te bevatten, als je erover leest op historische sites.

In DE oorlog, WOII bedoel ik dan natuurlijk, herfst 1944, is het slot ook nog eens een keer platgebombardeerd. Het was toen nog enige tijd het hoofdkwartier van de Duitse generaal  Von Rundstedt. Mijn oma tekende op 29 maart 1945 in haar hongerwinterdagboek aan dat Terborg bevrijd was. Ze is er vast nooit geweest, en hoorde die dag die naam misschien voor het eerst. Maar elke plaats die van Duitsers gezuiverd was, telde mee; ook een minuscuul stadje helemaal aan de andere kant van het land.



Kasteel Wisch wordt tegenwoordig particulier bewoond door iemand die erg op zijn/haar privacy is gesteld; de borden VERBODEN TOEGANG zijn niet van de lucht.

Ik sla een pad in langs het kasteel en beland in een landschap waar ik elk moment verwacht de Oude IJssel te zien opdoemen. Die rivier heeft haar naam gegeven aan de gemeente waaronder Terborg en buurdorpen ressorteren: Oude IJsselstreek. Zij ontspringt ergens bij het Duitse Borken, komt 55 km verder bij Dinxperlo de grens over en stroomt langs onder meer Terborg en Doetinchem, om bij Doesburg in de IJssel uit te monden.

Maar in plaats van een rivier ligt er ineens een heuvel voor me, de Paasberg. In oertijden stookten de bet-bet-bet-bet…….overgrootouders van de huidige Terborgenaren een vreugdevuur als de lente in het land kwam. Na een rondje kerstening deden ze dat voortaan ter gelegenheid van Jezus’ opstanding. In de jaren 20 verrezen er een paar knotsen van villa’s op de kleine doch steile heuvel, die van origine een rivierduin is en nu een bescheiden natuurgebiedje.


Voorbij de Paasberg loop ik een nieuwbouwwijkje binnen. Dit zal Terborg wel niet meer wezen; een nieuw dorp op deze verrassingswandeling, en ik ben benieuwd hoe het heten zal. Het blijkt Silvolde, zo maak ik op uit een bord ’Herinrichting kern Silvolde’. Inderdaad ligt de boel hier aardig op de schop. Stratenmakers doen zelfs op zaterdagmiddag hun werk. En toch gaat de hele operatie een jaar duren en zijn ze nu nog maar op de helft.

Ook de kerk van Silvolde is beslist het fotograferen waard, een kort, gedrongen torentje en een romp met grove stenen in allerlei kleuren. Bij Creatieplein, een winkel-van-alles aan de Markt, staat een carnavalesk uitgedoste man die mij vriendelijk groet, en zie ik een schoolbord met de tekst ‘Vier het leven’. De straten van Silvolde zijn geplaveid met de confetti van een recente carnavalsoptocht. Valt carnaval hier later dan elders in het land, of is het elk weekend carnaval in dit dorp?

Bij Creatieplein zal later deze middag een verloting plaatsvinden om verschillende mooie prijzen die door ondernemers beschikbaar werden gesteld. Wie daaraan had willen deelnemen, had een envelop met 10 opgespaarde Tonaters bij de winkel moeten inleveren. Tonaters?? Aan de rand van het dorp staan ze ook weer genoemd: voor slechts 5 Tonaters kun je je auto APK laten keuren.

Het moet gaan om een munteenheid die alleen in Silvolde en omstreken geldigheid bezit. Maar ik zal er later weinig over kunnen google-en: hoe ze eruit zien, wat de wisselkoers is. We stuitte ik op een Tonaterfestival, een theaterhappening met muziek en dans op de Paasberg waar ik daarnet overheen gelopen ben. Hij werd met Pasen 2015 opgevoerd en ging over de barre tijden dat horigen moesten werken voor een wrede heer. 



Een wagen, getrokken door een pony, krijg je niet alle dagen voor je lens, evenmin als een molen zonder wieken, overwoekerd door klimop.

Ik loop terug naar Terborg. Voor mij mag de papklok nu zo langzamerhand wel luiden. Snel schiet ik Lunchroom Terborg binnen, ‘Net even een andere cafetaria’.

Alles is hier net even anders, in deze streek, volgens mij. Behalve dan deze cafetaria, waar ik echt niks bijzonders aan zie. Ook hier mag ik afrekenen, als ik daarom vraag (onzinnige vraag: ‘Mag ik even afrekenen?’ Het zou een heel origineel gezegde zijn voorafgaande aan een afrekening in het criminele circuit). De prijzen zijn opgegeven in euro’s en niet in Tonaters. Ik deponeer een tientje op de toog, in de vage hoop dat ik Tonaters als wisselgeld krijg, maar dat is niet het geval. Ik had het gewoon ergens aan iemand kunnen vragen, wat Tonaters zijn, maar het heeft ergens ook wel een charme om zulke dingen niet te weten en er naar te blijven raden.

De Oude IJssel vind ik ook nog, op de valreep van mijn bezoek, onder een brug die voert naar alweer een volgende nederzetting: Etten (zonder -Leur, dit keer). Nu terug naar station Terborg. Hè, hoe was het nou ook alweer? Was dit nou een heel-half-station of één van het type kwart-voor-kwart over?




  

Huet; De dichteren van Doetinchem

Ik neem de trein terug naar Arnhem maar verlaat die op station Doetinchem de Huet, want die staat ook op mijn lijstje. In puur enthousiasme over deze treinenstopplaats gaat de stem van de stations-afroepster met een gilletje ineens twee octaven omhoog: ‘DOET-inchem de Huet’. Huet is dan: Húút, met een u als in ‘tuut-tuut’. Wordt de bekende 19e-eeuwse literatuurcriticus Conrad Busken Huet dan soms ook uitgesproken als Busken Húút? Nee toch, dat zal toch wel niet? Je had in mijn geboortebuurt de Busken Huetstraat. Buskenuwetstraat, zei iedereen altijd; ik dacht dat het één woord was.

Ik kan het enthousiasme van de omroepdame niet zo delen; ik beland in een buitenwijk die lijkt op honderden andere buitenwijken in dit land. Dat is wel een bezwaar dat kleeft aan veel van de voorstadhaltes op mijn lijst van stations-waar-je-nooit uitstapt; Er valt weinig te beleven, en daarom ben ik er ook nog nooit uitgestapt. Ik zou ook nooit uitstappen bij De Vink of Leiden Lammenschans, als ik daar niet toevallig in de buurt zou wonen.


Station Doetinchem de Huet telt één perron langs één spoor en mag volgens sommige spoor- en taalpuristen niet eens een station heten, maar moet een halte genoemd worden. Het woord ‘station’ veronderstelt in die opvatting de aanwezigheid van een emplacement, of tenminste wissels om treinen van het ene spoor naar het andere te laten rijden. Maar met slechts één spoor zal dat lastig worden.

Deze HALTE, dus, is geopend in 1985, bij gelijktijdige sluiting van Doetinchem West. Die lag meteen ten westen van de Oude IJssel, en maar op 800 meter van station Doetinchem-sec. Station De Huet ligt wat verder weg, op een stevig half uur lopen van het hoofdstation van Doetinchem.

Ik loop af op een abri, om een stadsbus te nemen, maar dat zit me niet glad. Hier rijdt alleen een ‘Servicebus’, een achtpersoons busje, en dat doet hij alleen op maandag t/m vrijdag van 9:00 – 17:00 uur. Het hele stadsvervoer van Doetinchem bestaat uit Servicebussen. Sommige wijken hebben nog een streeklijn over hun grondgebied lopen, maar De Huet niet, en die wijk kent dus in de avonduren en de weekends geen busvervoer.

Ik pak dan straks de trein maar naar Doetinchem en wandel eerst nog even in de nieuwe wijk Dichteren ten zuiden van het station.

Over dichteren gesproken: In het centrum van Doetinchem zal ik straks het volgende gedicht zien:

 


Het spreekt me om meer dan één reden aan, temeer daar ik zelf door de week in het dagelijks leven de kost verdien in een raadhuis.

H.H. ter Balkt moet dan maar het laatste woord krijgen van deze aflevering, waar Constantijn Huygens altijd het eerste heeft.

Die stationslijst moet nog korter. In maart hebben we daarom in deze rubriek hetzelfde thema als in februari: stations waar je nooit uitstapt.

Frans Mensonides
10 maart 2016
Er geweest: zaterdag 27 februari 2016


Lees verder in deel 8 > > > > >



Eerder verschenen afleveringen:

januari 2016: Stadsbussen, met voorbedachten rade of op de bonnefooi -  Breda Princenhage: ontdekking van het tweede Den Haag  -  Roermond: gekte in de Outlet - Met de ICE niet over de Valleilijn - Enschede Kennispark - Stokhorst revisited - Microdienst van Deventer - Schiphol Airport - Stadsbus Lelystad - In het voetspoor van de Maharishi - Museum Nieuw LandStrijp-S: het ‘nieuwe’ station en de nieuwe wijkHOV en Phileas-sof in Eindhoven8 met achtbaan door Acht - Flehite, land van de vele waterlopen - Vathorst, wederom -  Nog een keertje de Valleilijn  december 2015: Rotterdam - Tilburg / Tilburg: verrassende contrasten - Museum De Pont Apeldoornse roots - CODA - Oss, of wat gebeurde er met de halteloze bus? - Oss, de stad en Museum Jan Cunen - Maassluis aan de Hoekse lijn   november 2015: Boven het Noordzeekanaal - Blindganger: Sprinter Hoofddorp – Hoorn KersenboogerdWognum; Scheringa geschoren -  Bastaard van Holland; Schagen schimmig in de schemer (Skagen skimmig in de skemer) - Leiden versus Deventer - Cultureel weekendZwaan op het spoor: Sloterdijk-Hoorn - Power to the pieper: Opperdoes - Met de blik op Medemblik - Toegift: Geestlijn exit  oktober 2015:  1e klas-maand  - IRM - SLT - 'Berliner'- Sprinter - Twello - Protos - Van Boxtel: kip zonder kop - Koploper - IC Direct - Plan V - Station Breda verbouwt zich - De Evangelist van de Lichtstad - Venlo - Velios - DDZ en DDAR - Assen - Arriva-Vechtdallijn - Buffelen naar Kampen - Bilthoven-Lage Vuursche- Den Dolder: herfstkleuren - de 'Panwag', ICE, de 1e der 1e klassen - MerwedeLingeLijn - Wolfheze en Oosterbeek - Achterhoekse Spurt - Twents/Syntus-LINT - And da winner izzzzz:  - september 2015: Hoekse Lijn vermetrood (of: verlightraild?) - Harderwijk; architectuur en moraalStation Zwolle zonder dolle (en zonder winkels)Utrecht Centraal mag best wat meer kosten - Culemborg, waar dode schrijvers voortleven / Weeshuis: van weldoenster tot helleveeg; juli-augustus 2015: Introductie - Een dag met gegeven omstandigheden (zomerstorm)  - Veenboemel Alphen a/d Rijn-Gouda - Op Papland  - Doesburg: goed geconserveerd - Nijmegen Lent  en De Oversteek -  Westerscheldetunnel - Terneuzen, waar het licht bijna te zout is voor het oog - Museum Schooltijd: zwijmelen in nostalgie -  Haagse School in Dordrecht - Oudenbosch: de koepel in de kop  -  Boheemse Rapsodie, of: haat-liefdeverhouding met RandstadRail  

© Frans Mensonides, Leiden, 2016