‘Klinnggg!
piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep…
kchchchchcttttt …
kchchchchcttttt …
kchchchchcttttt
… … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg …
tüdelüdelüüü ..
kcht-kcht-kcht’. Zo ging het ongeveer, toch?
Dit is
een aflevering in de reeks: ‘Uyt
d’oude modem’ met
stukjes uit de tijd dat mijn site nog geüpload en bekeken werd via de
telefoonkabel, met tussenkomst van een modem. Aan de onderkant van deze
pagina een
overzicht van de eerder verschenen afleveringen.
De vorige aflevering
uit die reeks was een science-fiction-verhaal uit 2000 over de
informatiemaatschappij in de 21ste eeuw. Het verhaal hieronder,
‘Eeuwprobleem’ is
van hetzelfde laken
een pak.
31 oktober 2014
Vrijwel
onmiddellijk
nadat hij ontwaakt was, logde Bender in op het Nieuwsnet. Bender
ergerde zich,
zoals iedere morgen, aan de kille, scherpe vrouwenstem die hem de
belangrijkste
krantenkoppen voorlas. Hij moest de Wereldnetontvanger in zijn hersenen
eens
herprogrammeren op een ander stemgeluid. Daar zou hij zich later op de
dag wel
mee bezighouden. 's-Morgens vroeg, zo vlak na het ontwaken, was zijn
gedachtewereld nog te verward om heldere instructies te kunnen geven
aan de
minuscule Teraherz-implantaatchip onder zijn schedeldak.
Bijna al
het nieuws
die morgen ging over het eeuwprobleem. Hoe kon het ook anders. De
nieuwe eeuw
zou al over anderhalf jaar aanbreken.
Al rond
2083 hadden
computergeleerden de eerste waarschuwingen doen uitgaan. In bijna alle
soft- en
hardware zou de systeemdatum op het moment van de eeuwwisseling
terugvallen
naar 1 januari 2000. De chips van de meeste in gebruik zijnde
computers,
androïden, cyberklonen en implantaten waren nog gebaseerd op midden
21ste-eeuwse
technologie. Fabrikanten en programmeurs hadden indertijd geen rekening
gehouden met het feit dat ook de lange, harde 21ste eeuw ooit tot een
einde zou
komen.
Het zag
er, in het
midden van die eeuw, niet naar uit dat de mensheid het jaar 2100 zou
halen.
Rond 2045 werd de aarde getroffen door de grote milieurampen:
ontbossing,
vergiftiging van de oceanen; het vrijwel verdwijnen van de ozonlaag. De
wereldwijde Ebola-epidemie van 2057 had miljarden slachtoffers geëist.
De nog
overgebleven mensen hielden zich bezig met dringender problemen dan het
bereiken van een nieuwe eeuw.
Toch
overleefde de
taaie diersoort homo sapiens alle crises. Doordat
Ebola de mensheid had
gedecimeerd tot een populatie van ruim een miljard, was het
wereldmilieu
geleidelijk hersteld. Al waren Afrika en Azië grotendeels onbewoonbaar;
de rest
van de wereld zou de 22ste eeuw met vertrouwen tegemoet kunnen zien.
Als dat
vermaledijde eeuwprobleem maar niet bestaan had.
De
computers die
verantwoordelijk waren voor het ontwerp van de Ennium-chips, hadden de
eeuwkwestie
categorisch over het hoofd gezien. Machines werden ontworpen door
machines, die
ontworpen waren door machines, die ontworpen waren door machines. In de
loop
van de eeuw was de menselijke maat verdwenen uit de ontwerp- en
fabricageprocessen.
Het grote
publiek had
de dreigende eeuwramp pas ontdekt rond 2094, 2095. Zoals gewoonlijk
werd
aanvankelijk de ernst van de zaak ontkend. Cabaret-computers
produceerden
eeuwgrappen bij honderden tegelijk. Mensen die zich zorgen maakten over
de
eeuwkwestie, werden bespot. "Ze" zouden er wel iets op vinden, zo was
de mening van het grote publiek. We hebben al zoveel stormen doorstaan;
hier
komen we ook wel overheen.
De ware
eeuwpaniek
brak uit in 2096. Mens en machine waren daarna eendrachtig aan de slag
gegaan
om nog tijdig een oplossing te bedenken voor de fatale nieuwjaarsdag
van 2100.
Sommigen
beweerden dat
op die dag de complete beschaving te niet zou worden gedaan. Anderen
waren
optimistischer: voor het individu bestonden voldoende mogelijkheden om
de eeuwwisseling
te overleven. Die waren echter zeer kostbaar.
Terwijl
de
food-processor zijn ontbijt genereerde, woog Bender, niet voor de
eerste keer,
zijn overlevingskansen. Een aantal van zijn implantaatchips zou hij
kunnen
laten upgraden. Niet alle. Het werd een kwestie van keuzes maken.
Upgrades
kostten veel geld. De wachtlijsten waren ellenlang.
Mateloos
gecompliceerd
was de wereld geworden. Benders kunsthart was een betrekkelijk
eenvoudig
apparaat dat gemakkelijk aangepast kon worden aan de nieuwe eeuw.
Echter: het
kunsthart werd aangestuurd door een zeer gecompliceerde Ennium
Terahertzchip in
zijn ruggenmerg. Die stond weer onder controle van de centrale chip in
zijn
hersenen. Als die laatste chip faalde, kwam Benders complete backbone
tot stilstand en daarmee zijn kunsthart.
Bender
zou, na het
uitvallen van zijn infrastructuur, verder moeten leven met zijn
gedegenereerde
naturo-hart. Als dat nog mogelijk was. Hoeveel levensvreugde zou hij
daarna nog
kennen, als amechtige, snelvermoeide oude man? Zijn lidmaatschap van de
sportvereniging zou Bender met een gerust hart kunnen opzeggen.
"Tel je
zegeningen" had Benders moeder hem altijd voorgehouden. Nu, tijdens de
eeuwcrisis, was Bender extra blij dat hij moedergeboren was. Hij kon
zich de
tijd nog heugen dat hij alleen zijn eigen hersenen had om na te denken
en hij
op eigen kracht ademde, zonder de van een thermostaat voorziene
respiratorchip.
In zijn jeugd had Bender nooit behoefte gevoeld aan de snufjes waaraan
hij nu
was overgeleverd.
Voor
nieuwe
levensvormen, zoals cyberklonen en androïden, was het allemaal nog veel
erger.
Deze wezens waren opgekweekt in reageerbuizen of vervaardigd in
fabrieken. Bij
het aanbreken van 1 januari 2100 zou het abrupt gedaan zijn met hun
bestaan.
Alleen voor de rijkeren onder hen bestond de mogelijkheid, een
eeuwbestendige
backup te laten maken die in 2105, als alle eeuwchaos voorbij was, tot
leven
gewekt kon worden.
Bender
verliet het
huis. Hij wandelde naar zijn psychiater. Lopen was, in de late 21ste
eeuw,
strikt genomen niet noodzakelijk meer. Mensen konden, zonder hun huis
te
verlaten, werken, winkelen en recreëren. Vooral moedergeborenen hadden
van tijd
tot tijd toch behoefte aan wat lichaamsbeweging.
Ook
Benders psychiater
was moedergeboren. Geen diagnosecomputer. Een ouderwetse arts, met een
prettige
manier van doen, bij wie het plezierig was om je hart uit te storten.
Bender
had hier dikwijls behoefte aan, zeker sinds het uitbreken van de
eeuwhysterie.
Het was
lekker
zomerweer en Bender kreeg er de goede stemming in. Hij besloot de
eeuwramp maar
even de eeuwramp te laten. Gewoon genieten van het heden, de heldere
lucht en
de weerspiegeling van het zonnetje in de grachten.
In het
Vondelpark
hield een kromme, kreupele minimaalse haar handen op. "Een tientje; een
tientje alstublieft" kraste haar stem. Bender bekeek de vrouw met
walging.
Zij was gekleed in een gore, gerafelde lap, die in geen maanden in
aanraking
was gekomen met water en zeep. Een tandeloze mond en vieze, lange
haren.
Minimalen
waren arme
of gestoorde mensen die niet uitgerust waren met digitale implantaten.
Deze
lieden hadden dus geen toegang tot de kennis van het Wereldnet en
konden
daardoor maar heel weinig bereiken in hun leven.
In een
donkere uithoek
van het park was de minimalenrots. Zo luidde de bijnaam voor het
tentenkamp en
de verzameling van wrakkige houten hutjes waar de minimalen gehuisvest
waren.
Deze ongemanipuleerde primitieven hadden weerzinwekkende
levensgewoonten. Zij
poepten, paarden en baarden zomaar in het openbaar.
Moedergeborenen,
klonen en androïden keken neer op de minimalen. Zij sloegen geen acht
op de
borden "verboden te voederen". Lachend staken zij nootjes en bananen
door het hekwerk van de "rots", alsof de bewoners niet meer waren dan
mensapen. Gretig pakten de minimaal-kindertjes de etenswaren aan. De
schillen
wierpen zij gewoon op de grond, naast hun uitwerpselen. Een
minimalenrots was
nooit moeilijk te vinden. Je ging maar af op de stank.
Bij de
minachtende
houding tegenover de minimalen speelde de laatste jaren ook jalousie
mee. Hoe
je ook over die primitieve levensvormen oordeelde; zij waren het best
toegerust
voor de 22ste eeuw, simpelweg doordat zij niet afhankelijk waren van
digitronica.
Midden in
het
Vondelpark stond een reclamezuil. "Uw gegarandeerd eeuwbestendige
cyberkloon, slechts 2.500.000 gulden ... geen wachtlijst!" schreeuwden
de
manshoge letters.
Door
kloning kon je
een evenbeeld van jezelf ter wereld laten brengen: perfect, genetisch
gemanipuleerd en van geavanceerde digitale technieken voorzien. Een
cyberkloon
was gezuiverd van al je aangeboren kwalen en van al je aangeboren nare
karaktertrekjes. Zo'n wezen was niets anders dan je volmaakte ik. Vele
mensen
vonden het een aantrekkelijk vooruitzicht, een kloon groot te brengen.
Zij
zouden hun kloon-kind perfect begrijpen en nooit opvoedingsproblemen
ondervinden.
Bender
had niet willen
beginnen aan kloning. Opvoeding was een veel te zware taak voor een
toch al wat
oudere man. Bovendien bezat Bender geen overmaat aan eigendunk. Hij
achtte het
voldoende dat er één exemplaar van hem bestond; deze wereld zou beslist
geen
behoefte hebben aan een tweede. Toch vond Bender het idee
aantrekkelijk, dat in
ieder geval zijn kloon de nieuwe eeuw binnen zou gaan.
De
kloningsfirma
maakte reclame met een levensverzekering die uitbetaald werd wanneer de
kloon
of zijn ouder de nieuwjaarsdag niet zou overleven. Bender lachte
schamper. Wie,
o wie zou het verzekeringsgeld moeten innen als hij zou sterven? Het
weeshuis
van zijn kloon-baby? En wie zou het uitkeren? Trouwens: hoe kon het
bedrijf
garanderen dat de verzekeringspolis de eeuwwisseling zou doorstaan?
Plotseling lieten Benders verdedigings-chips hem in de steek. Binnen één seconde drong de volle omvang van het eeuwprobleem tot hem door. Hij werd bevangen door paniek. O God, anderhalf jaar nog. Anderhalf jaar nog maar. En geen geld voor een cyberkloon! "Nee, nee, nee, neeeeeh", schreeuwde hij.
***
Langzaam
kwam Bender
bij uit zijn droom. Het park met de minimalenrots en de reclamezuil
vervaagde.
Daarvoor in de plaats kwam het schemerduister van de onirator (de
droommachine,
in de volksmond). Het duurde even voordat Bender zich realiseerde dat
het nog
lang geen 2100 was. Pffoeiii!, deed hij. Wat een opluchting! Nog 52
jaar. 2048.
Hij lachte. Het Eeuwprobleem!
Bender
was geboren in
1995, maar kon zich uit zijn kleutertijd de zwarte winter van 2000 nog
goed
herinneren. De complete bestuurlijke chaos van januari 2000 had geleid
tot
hongersnood, plunderingen, massacriminaliteit en werkeloosheid. Na alle
narigheid die de mensheid had doorstaan met het millenniumprobleem,
zouden ze
er honderd jaar later niet opnieuw intrappen. Hij keek op de doos van
de
onirochip. "Eeuwprobleem" heette de film. Bender bleef een onirogram
een film noemen; hij was een wat ouderwetse man.
Knipperende
letters op
de doos: "INTERACTIEF!" Bender had geen aanleg voor interactief.
Tijdens de complete oniro-vertoning had hij op geen enkel moment het
gevoel
gehad dat hij deze met zijn gedachten kon beïnvloeden. Oniro-kunst, het
was
eigenlijk meer voor jonge mensen, die ermee opgegroeid waren.
Bender
keek om zich
heen. Zijn ogen waren nu gewend aan het schemerduister. Overal zag hij
mensen
die zich uitgestrekt hadden op lange, comfortabele ligbanken. Gelukkig
had
niemand hem horen roepen. De jonge vrouw naast hem slaakte een
angstkreet en
rukte wild aan de veiligheidsriemen van haar bank. Een
griezel-onirogram, wist
Bender.
In de
hoek lag een
jongeman met zijn heupen te schokken. Hij uitte een wellustig gekreun.
Bender
kon wel raden welk soort film deze man bekeek. Oniro-porno was onlangs
vrijgegeven, met tegenstemmen van de kleine Christelijke partijen.
Ook van
menswetenschappelijke zijde waren bezwaren geuit tegen de levensechte
interactieve seks-onirogrammen. Sinds kort was het mogelijk,
oniro-scènes op te
slaan. Bij een volgend bezoek aan de onirator kon de kijker verder gaan
op het
punt waar hij gebleven was. Ook kon men een buitengewoon bevredigende
scene
opnieuw afspelen; zo vaak als men wilde. Vele jonge mannen en vrouwen
hadden
hun partner-van-vlees-en-bloed inmiddels al verlaten en waren
verslingerd aan
de volmaakte gelieven van de oniro-chip. De voorspelde daling van de
geboortecijfers had ingezet.
Zou zijn
alter-ego
anno 2098 erin slagen, de eeuwwisseling te overleven? Bender was er
niet erg
nieuwsgierig naar; hij had schoon genoeg van de oniro-voorstelling en
besloot,
niet opnieuw voor een half uur bij te betalen.
Bender
liep over
straat. Het was hem vreemd te moede. Hij had het gevoel dat hij leed
aan
jet-lag, maar dan in versterkte mate, als na een maanvakantie. Hij kon
nog
nauwelijks geloven dat de eeuwramp niet echt was. Een kloon-zoon, dacht
hij.
Bewaar me! Klonen was ten strengste verboden, althans in Europa.
Na een
bezoek aan de
onirator haalde hij realiteit en fantasie wel vaker door elkaar. De
Ebola-epidemie die in zijn onirogram genoemd was. Kon zoiets nou echt
gebeuren?
Hem stond iets bij van de uitvinding van een Ebola-vaccin in 2027. Of
had hij
dat gezien in een ander onirogram? Morgen moest Bender het maar eens
naslaan op
een kennisdisk, in de bibliotheek.
Ineens
werd Bender
getroffen door een idee dat hem stokstijf deed stilstaan. Veronderstel
dat deze
stad, Amsterdam anno 2048, nu ook eens een onirogram was? Een
geschiedenis-chip. Welk jaar was het dan werkelijk? 2148?
"Nee, dit
kan
toch niet!", zei hij hardop. "Een mens moet toch zeker kunnen zijn
van wat hij waarneemt?" Bender kneep in zijn arm. Hij voelde wel iets,
maar was dit werkelijke pijn, als gevolg van zenuwprikkeling, of
virtuele pijn,
veroorzaakt door een reeks enen en nullen?
Een
vriendin, dacht
Bender. Hij moest terug naar die onirator om een perfecte, interactieve
vriendin te kiezen. Hij was een beetje vereenzaamd, sedert zijn
pensionering op
38-jarige leeftijd. Daardoor kreeg hij steeds van die wonderbaarlijke
gedachten.
De
psychiater, die
vriendelijke, begrijpende man met zijn smaakvol ingerichte kamer waar
computers
taboe waren. Hem zou Bender graag nog een keer consulteren. Met schrik
bedacht
Bender dat de arts niet bestond. De man was slechts onderdeel van het
onirogram
'Eeuwprobleem'.
Bender
dwaalde door de
straten van de stad. Misschien was het raadzaam om eens een echte
psychiater te
raadplegen. Maar wat moest hij zeggen? "Dokter, ik ben zo bang dat de
wereld een onirogram is" Kon de psychiater bewijzen dat alles echt was?
Bender
liep terug naar
de onirator. Hij had opeens heel erg veel behoefte aan verstrooiing.
***
Vrijwel
onmiddellijk
nadat hij ontwaakt was, logde Bender in op het Nieuwsnet. Bender was
vroeg
wakker; zijn nieuwe vriendin lag nog in diepe slaap. "Dit is het nieuws
van 9 januari 2100" zei de prettige, warme nieuwslezersstem. "Het
eeuwprobleem".
Bender
ergerde zich.
Weer dat eeuwprobleem. Was het niet erg genoeg dat hij al zijn
spaarduitjes,
meer dan een miljoen gulden, had uitgegeven om zijn belangrijkste
levenssystemen te upgraden? Dit feit, en de pijn van de operaties,
wilde hij
liefst snel vergeten.
De stem
ging verder.
"De Euroregering maakt zich ernstige zorgen over het onlangs ontdekte
schrikkelprobleem. Volgens de Gregoriaanse kalender is het jaar 2100
géén
schrikkeljaar. In veel upgrades is echter wél een schrikkeldag
geprogrammeerd.
Op 1 maart 2100 dreigen deze systemen problemen te krijgen met de
synchronisatie. Bezitters van niet-schrikkel-bestendige hardware dienen
rekening
te houden met de hoge kosten van een nieuwe upgrade".
Bender
schrok hevig.
Zo hevig dat zijn hart, zijn echte hart, even stilstond. Zijn kunsthart
zou het
op 1 maart wel begeven. Alles voor niets! Alle pijn, al het geld. De
schoften!
Die gemene, gewetenloze schoften! Hij had geen geld meer voor een
schrikkel-upgrade.
"Nee,
nee, nee,
nee", brulde hij.
***
Deze keer
bleef Bender
doorschreeuwen totdat de artsen van de onirator bij hem kwamen. "Kijk
eens
op de doos", hoorde Bender zeggen.
-"'Eeuwprobleem',
ik dacht het al" zei een andere stem.
-"Altijd
hetzelfde gemieter met 'Eeuwprobleem'" zei de eerste stem. "Ze
moesten dat rotding uit de roulatie nemen! Vooruit, geef hem een
injectie!"
Bender voelde een prik
in zijn bovenarm. Daarna vervaagden de stemmen en zakte hij weg in een
diepe
bewusteloosheid.
Frans
Mensonides
20 april 1998
Deel 0: Gecensureerd:
aan het
ziekbed van een wethouder (1998, 2001) - 15 jaar thuispagina
Deel 1: Nunc est bulborum; langs
de Geestlijn (2003)
Deel 2: Opkomst en ondergang van
Lovers Rail (1996-1998)
Deel 3: Twee
(mis)managersportretten: Zich
installeren (2002) en Wereld
op Wielen (2000)
Deel 4: Spoorrampjaar 2001
Deel 5: Het hoofdstuk Horeca:
een paar eet- en drinkervaringen (1999, 2000)
Deel 6: Start van Syntus
(1999)
Deel 7: Langs Lange Lijnen: Emmen -
Groningen, met toegift in Beijum (1998)
Deel 8: Stadsdienst Alkmaar op de
digitale snelweg (1997)
Deel 9: Bahn en
Kerstmarkten in het Ruhrgebiet (1998, 1999)
Deel 10: The Lotus Man en andere
ICT-treurnis (1999-2003)
Deel 11: Het aller, allerbeste
uit Langs Lange Lijnen (voorjaar 1998)
Deel 12: Treinreizgerstypen
(1998-2000)
Deel 13: Vier uit 'twee;
verhalen uit REFLEXXIONZZ! (2002)
Deel 14: Lange Lijn langs de Lek
(1998; met foto's uit 2013)
Deel 15: Mannen van 45
(2002)
Deel 16: Provinciaal triest:
Stadsvervoer 4 provinciehoofdsteden (1999-2000)
Deel 17: Buffel-blues;
oostelijke nevenlijnen (2001)
Deel 18: Lange lijnen langs d'oude
Haarlemmermeerlijn (2000 - 2001)
Deel 19: Het volgen van
sportevenementen / Mekkero (2003)
Deel 20: De
informatie-oorlog; een toekomstvisioen (2000)
© Frans Mensonides, Leiden, 2014.