Uyt d'oude modem (20)
De Informatieoorlog, een toekomstvisioen (2000)



‘Klinnggg! piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep… kchchchchcttttt …
kchchchchcttttt  … kchchchchcttttt … … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg …
tüdelüdelüüü .. kcht-kcht-kcht’. Zo ging het ongeveer, toch? 

De oude modem waarmee deze website t/m 2003 werd ge-upload

Dit is een aflevering in de reeks: ‘Uyt d’oude modem’ met stukjes uit de tijd dat mijn site nog geüpload en bekeken werd via de telefoonkabel, met tussenkomst van een modem. Aan de onderkant van deze pagina een overzicht van de eerder verschenen afleveringen.

Het onderstaande verhaal publiceerde ik op 31 december 2000 in mijn toenmalige rubriek REFLEXXIONZZ!, een soort voorloper van mijn tegenwoordige winterrubriek FHM’s. Er is iets voor te zeggen, 31 december 2000 te beschouwen als de laatste dag van de 20ste eeuw – al werd 31 december 1999 door de meesten als zodanig gezien. Ik gaf mijn fantasie de sporen, en blikte vooruit naar de 21ste eeuw. Hier eerst het stukje, en daaronder de uitleiding, om het allemaal in een wat breder kader te plaatsen, want dat is vaak wel nodig, bij een toekomstvisioen uit het verleden.

De informatieoorlog; een toekomstvisioen

Van één ding kunnen we zeker zijn: de 21ste eeuw zal geheel anders verlopen dan wij ons nu in onze stoutste dromen kunnen voorstellen (een cliché om deze column mee te beginnen).

Toch ontkomt niemand aan speculaties; ook ik niet. Van een intellectueel wordt verwacht dat hij zinniger dingen kan vertellen over de toekomst, dan dat niemand weet, wat die brengen zal. Ik fixeerde mijn beeldscherm, minutenlang, totdat de letters vervaagden, en redelijk heldere toekomstvisioenen de plaats van de tekst innamen.

Laat ik schetsen wat ik zag over hoe de 21ste eeuw zou kunnen verlopen (al zou het natuurlijk ook net zo goed anders kunnen gaan).

- - -

Met de beelden van de Indisch-Pakistaanse kernoorlog nog op het netvlies, kwamen in 2012 de leiders van de enigszins in omvang gereduceerde mensheid overeen, dat atoomwapens voortaan taboe zouden zijn. Toch was - in tegenstelling tot wat verstokte optimisten gehoopt hadden - de tijd nog niet helemaal rijp voor de wereldvrede. Voor het nucleaire wapentuig kwam iets geheel nieuws in de plaats, dat bijna net zo afschrikwekkend was, en dus een perfect verdedigingsmiddel vormde: het wapen dat in de volksmond de "informatiebom" heette.

"Informatiebom" was een zeer onwetenschappelijke term; de Amerikanen, die die ellende natuurlijk uitgevonden hadden, hanteerden er de afkorting ERASOR voor. Waarvoor dat staat, heb ik niet kunnen zien in mijn tijdelijk tot kristallen bol gepromoveerde beeldscherm. "Des-informatiebom" zou een meer adequate term geweest zijn voor dit wapen. De bom was immers ontworpen om alle, maar dan ook alle informatie waarover de vijand kon beschikken, te vernietigen.

Wat zou er gebeuren als er zo'n vijandige ERASOR-bom neerkwam op Nederlands grondgebied? Een doemscenario, waaraan niemand durfde te denken.

In de eerste plaats zou er een kolonie vrijkomen van zich in fabelachtig tempo vermenigvuldigende exemplaren van de insektensoort "grauwe papierknaagkever". Deze diertjes waren in staat, binnen een week tijd vrijwel al het papier binnen een straal van 500 kilometer tot de laatste snipper op te vreten.

In de vroege 21ste eeuw was nog steeds de papierloze maatschappij niet aangebroken, waarnaar in de late 20ste zo hartstochtelijk verlangd werd. 95% van alle informatie stond nog op papier, en archieven waren nog altijd veel waardevoller dan elektronische informatieverzamelingen. Dat wil zeggen: tot de dag dat de grauwe papierknaagkever zijn opwachting zou maken, want die had op een papierverzameling een effect vergelijkbaar met dat van een zwerm sprinkhanen op een hectare graan.

Archivarissen zagen - nog steeds volgens het doemscenario - hun werk onder hun handen verkruimelen. Schaduwarchieven in ondergrondse kluizen waren ook niet veilig. De vraatzuchtige kevers lustten even graag kopieën als originelen, konden verschrikkelijk goed graven, en waren bovendien klein genoeg om elke kluis via het geringste kiertje binnen te dringen (kluizen, die men na de informatieramp ook niet meer open zou kunnen krijgen; de code stond doorgaans vermeld op een stuk papier, dat zelf niet in een kluis was opgeslagen). Naast papier was de grauwe papierknaagkever overigens ook verzot op celluloid en video-tape.

Ook de informatie in computersystemen zou ten prooi vallen aan de ERASOR's. Tegelijk met de grauwe papierknaagkevers ontsnapte er bij de landing van zo'n "informatiebom" een zwerm van computervirussen die elk informatiesysteem in het aangevallen land compleet verwoestte, zowel hardware- als softwarematig (een veel effectiever middel dan het Kerstvirus, waarvan we bijzonder weinig gemerkt hebben, de afgelopen week).

Ook backups op CD's en Zip-disks waren gedoemd tot teloorgang. Hiervoor zorgde de gevreesde gemuteerde bit-mot, door genetische manipulatie gekweekt aan de universiteit van Leiden, en Nederlands zeer gewaardeerde bijdrage aan de informatiewapenwedloop in de eerste decennia van de 21ste eeuw.

Vanzelfsprekend slaagden de Japanners er zeer snel in, de ERASOR te imiteren. Een wapenwedloop was het gevolg. Het was een woelige tijd, die 21ste eeuw. In de jaren dertig laaide de koude oorlog op tussen de Westerse Wereld (Amerika, Canada, Europa) en Het Oosten: het China - Australië - Japanpact. (Wat is er van Rusland geworden, vraagt de lezer zich af. Welnu: kort na 2000 kwam daar een nazaat van de laatste Tsjaar op de troon, waarna het rijk spoedig afgleed naar Derde Wereldniveau. De Tsjarevich wilde een studiereis naar Nederland ondernemen, net als zijn verre voorzaat in 1696, maar kreeg het daarvoor benodigde zakgeld niet bij elkaar).

Doemdenkers profeteerden dat de wereld afkoerste op een informatieoorlog, die alle beschaving zou verwoesten. En om een lang verhaal kort te maken; deze keer kregen de zwartkijkers gelijk. In 2042 waren de rapen goed gaar, en de gevreesde informatieoorlog brak uit. Het werd een doorslaand succes: vrijwel alle informatie ter wereld, voor zover niet opgeslagen in de geheugens van de mensen, werd vernietigd. "Vrijwel", want zo ongeveer 0,01 tot 0,05 procent van de op informatiemedia opgeslagen kennis bleef op onverklaarbare wijze bewaard. Je kunt het vergelijken met het Ruhrgebiet, waar je thans (anno 2000, dus) een enkele keer per ongeluk nog wel eens een blok huizen ziet staan van vóór de Tweede Wereldoorlog.

Het is niet moeilijk, je in te denken, wat een ontwrichting zo'n informatieoorlog met zich meebrengt in een moderne maatschappij, die zichzelf graag "de informatiemaatschappij" noemt. Hoe kan bijvoorbeeld een fabriek van - zeg- overhemdenboordenknoopjes, nog één boordenknoopje maken, als alle bedrijfsinformatie in rook is opgegaan: van het programma van de productierobot, tot het ISO 9000-certificaat en de gebruiksaanwijzing van de koffiemachine in de fabricagehal? En hoe moet je als 65-plusser (ik zelf ben tegen die tijd 86, bij leven en welzijn) bewijzen dat je pensioengerechtigd bent, wanneer je geen paspoort meer kunt laten zien, en het ABP-archief in Heerlen veranderd is in één grote hoop papierstof? Een met de ERASOR aangevallen land belandt in één klap in het stenen tijdperk, precies wat doemdenkers voorspelden dat het gevolg zou zijn van een atoomoorlog.

Er was na 2042 nog maar één vorm van kennis over; de kennis die was opgeslagen onder de hersenpannen van degenen die toen leefden. Maar in hoeverre kan men vertrouwen op het geheugen van een generatie die niet meer gewend was, dat te gebruiken, omdat er immers opschrijfboekjes en computers bestonden?

De informatiemaatschappij werd in één klap vernietigd. Noodgedwongen ontstond opnieuw een cultuur van vertellers en toehoorders. Maar met een orale cultuur kan men een niet veel langere periode overbruggen dan twee tot drie generaties.

Vanzelfsprekend werd in 2100 intensief teruggeblikt op de 21ste eeuw, die zo anders was verlopen dan men gehoopt had. 2042 vormde in het denken van de mensen een schier onoverbrugbare barrière. Alles was er sedert de informatieoorlog gebeurd was, stond redelijk goed beschreven; kort na '42 was een primitieve vorm van papierproductie herontdekt, en ook computers en opslagmedia werden sinds 2075 opnieuw geproduceerd. Maar alles van voor die tijd leefde alleen nog voort in verhalen van de ouderen. Geen mens kon zich meer een goed beeld vormen van de 20e eeuw. Een enkele krant; een stukje als door een mirakel onaangetaste videoband van een televisiejournaal: het werd door de historici gekoesterd als een onbetaalbare schat.

Ook was - maar dat was wel het laatste waar men zich zorgen over maakte - vrijwel de complete letterkunde van vóór 2042 uitgewist. Wat er nog van over was, was bovendien heel erg verbrokkeld. Wat moet je doen als je deel 4 van Voskuils "Het Bureau" in handen hebt, en je verkeert in de wetenschap dat van de overige 6 delen geen enkel leesbaar exemplaar ooit is teruggevonden? Je leest zo'n boek met ernstige hiaten in je voorkennis, terwijl je leesgenot ook nog eens beperkt wordt door de wetenschap dat je nooit zult weten, hoe "Het Bureau" afloopt. Weliswaar dook in 2056 zo'n handige samenvatting op, die in 2002 geschreven was ten gerieve van Bureau-fans die de draad dreigden kwijt te raken, en literatuurstudenten die te lui waren, het zevental te lezen. Echt blij was geen enkele literatuurwetenschapper met die vondst: het leek wel of dat boekje alleen maar het vruchteloze verlangen naar de zoekgeraakte 6 delen aanwakkerde.

Bovendien: wát er dan nog over was van de vaderlandse literatuur, was lang niet altijd het summum. Papierknaagkevers maken geen enkel onderscheid tussen kwaliteit en rotzooi, het smaakt hun precies even goed (evenals de meeste lezers). Om een voorbeeld te noemen: van de laat-20ste eeuwse schrijver Hermans, waarvan sommigen ouderen zich nog konden herinneren, dat zij er op school iets van hadden moeten lezen, bleek geen enkel boek overgeleverd. Daarentegen waren er nog tientallen goed leesbare kopieën van de Zuster Britta Omnibus uit 2000, waar geen mens, die ook maar een minimum aan smaak bezat, op zat te wachten.

Feitelijk stonden de literatuurvorsers van 2100 voor hetzelfde probleem als degenen die in onze tijd (2000, nog één dag) de Middel-Nederlandse literatuur bestuderen: je bezit een verbrokkeld tekstcorpus, waarbij je blij moet zijn met wat je hebt, en nauwelijks weet wat je allemaal mist (onnodig te zeggen, dat ook van dit geringe corpus bij de informatieoorlog van 2042 nog eens 99,9 % verloren was gegaan).

Het was om die reden, dat literatuurhistorici dolgelukkig waren met alles wat nog boven water kwam, ook al behoorde het dan niet tot de crême de la crême, en had het zeker de canon niet gehaald als die sakkerse informatieoorlog niet had plaatsgevonden.

En zo geviel het in het jaar 2100, dat de puinhopen werden opgeruimd van een oud flatgebouw in Rijswijk, dat in 2068 was ingestort. Onder het puin vond een bouwvakker een zo te zien ongeschonden zip-disk. Er stond iets op het etiket, maar de bouwvakker was de kunst van het lezen niet machtig: het analfabetisme lag in de periode rond 2100 op 70 tot 80%. De bouwvakker had het schijfje weg kunnen gooien; dat was de meest waarschijnlijke afloop geweest van mijn visioen, maar nu wilde het toeval dat zijn zoon, die had mogen doorleren, het beroep van paleo-informaticus uitoefende.

"Backup Website - t/m 15 december 2000" stond in slordige hanenpoten op het etiket geschreven. De zoon nam de disk mee naar zijn instituut, dat de beschikking had over een Zipdisk-lezer. Zonder veel hoop stak de man de disk in het apparaat; dat het etiket ongeschonden was, betekende nog niet, dat wat erop stond, ook nog leesbaar zou zijn. Maar hij had geluk. Er stonden directory’s op het schijfje, en bestanden. JPG, HTM, las de man; de Internet-standaards uit de jaren 90 van de 20ste eeuw, wist hij. Dit leek interessant te gaan worden. De paleo-informaticus startte de browser.

De zip-disk bevatte enkele honderden afleveringen van een website, genaamd "De digitale reiziger". Ook waren er wat korte verhalen, en een rubriek die REFLEXXIONZZ! heette, een woord dat niet voorkwam in de facsimile-uitgave van het enige exemplaar van Van Dale's woordenboek, dat de informatieramp overleefd had.

De man legde REFLEXXIONZZ! terzijde en begon De digitale reiziger te lezen. Deze site bevatte verslagen van reizen per openbaar vervoer, gemaakt in de periode 1996-2000. De schrijver van de meeste artikelen, ene Frans Mensonides, lardeerde zijn verhalen met commentaar op de maatschappij van rond de eeuwwisseling, de vorige eeuwwisseling wel te verstaan, die hij met een zekere afstandelijkheid bekeek, en waaraan hij, zo scheen het, slechts tegen wil en dank deelnam.

Hoogstaande literatuur stond niet op de zip-disk. Te oordelen naar de kwaliteit van zijn verhalen, zou Frans Mensonides wel geen bekende schrijver geweest zijn in zijn dagen. Nergens bleek uit, dat de auteur deze verhalen beroepshalve schreef. Hij was een amateur. Wat zou hem dan gemotiveerd hebben om week-in-week uit die website te vullen? Het moet wel een heel vreemde snuiter geweest zijn, en hij had in ieder geval ongezond veel vrije tijd tot zijn beschikking.

Maar wat een goudmijn was deze disk! Die vent was bijna overal geweest. Vrijwel het complete Nederlandse OV-net van 2000 zou je aan de hand van dit schijfje kunnen reconstrueren! En mooie foto's erbij van zo ongeveer alle in 2000 gangbare materieeltypen. Die uitputtende ruzies onder OV-hobbyisten, over hoe alles er precies had uitgezien, konden nu op afdoende wijze beslecht worden.

En dan alle verwijzingen naar de actualiteit van die tijd. Helemaal duidelijk waren die niet altijd; er zou heel wat historisch onderzoek nodig zijn, om alles in zijn kader te plaatsen. Maar daarvoor had je het "Beerta-instituut voor de bestudering van de 20ste- en eerdere eeuwen". Die zouden ook wel in hun nopjes zijn.

En hoe zou dat ding in Rijswijk terecht gekomen zijn? Misschien had de schrijver het daar tijdens zijn vele omzwervingen verloren. Maar hoe had het de informatieramp overleefd?? En waarom eindigde het verhaal uitgerekend op 15 december 2000? Misschien was de schrijver nog wel jaren doorgegaan met zijn Internetrubriek; jaargangen die wel nooit meer teruggevonden zouden worden.

Het hoofd van de paleo-informaticus duizelde. Deze zip-disk was zonder meer de vondst van het jaar. Wat een eer zou hij er mee inleggen! Ongetwijfeld kwam hij ermee op de TV (de uitzendingen waren, na tientallen jaren van stilte, rond 2065 weer op gang gekomen). Misschien zou hij wel een award winnen; wie was trouwens die Sjef Koekenbakker, die vaak genoemd werd in De digitale Reiziger? Zouden ze daar ooit nog achterkomen?

- - - -

Graag had ik gezien, hoe dit allemaal was afgelopen. Maar de bewegende beelden op mijn beeldscherm vervaagden, en de letters kwamen weer te voorschijn. Ik kon niet veel beginnen met mijn visioen. Maar ik heb in ieder geval nu één extra reden om elke week een internetmagazine te vullen.

Frans Mensonides
31 december 2000

 

Niets is zo moeilijk te voorspellen als de toekomst; dat blijkt maar weer uit dit stukje. Die kernoorlog tussen India en Pakistan heeft gelukkig nooit plaatsgevonden, evenmin – helaas! – als de verwording van Rusland tot Derde Wereldnatie. Misschien dat de huidige komkommer- en tomatenboycot daaraan een bijdrage kan leveren.

De Sjef Koekenbakker Award was een ‘prijs’ die op mijn site elke maand werd uitgereikt aan een persoon of organisatie die de belangen van de OV-reiziger geschaad had. Daarvoor hield ik soms een online enquête onder mijn lezers; soms wees ik de winnaar zelf aan. Ik had als regel dat de NS, inclusief hun vele dochters, hem niet vaker dan zes keer per jaar mochten winnen. In 2001 ben ik gestopt met die hyper-melige rubriek, maar ik zou hem anno 2014 gemakkelijk weer in het leven kunnen roepen; kandidaten te over.

Een Zipdisk was een schijf voor externe opslag, even groot als een aloude diskette, maar wel veel dikker en met een veel grotere capaciteit. Je stak hem in een Zipdrive. Ik had zo’n ding en maakte er altijd backups op van mijn site. Het was de voorloper van de USB-Memorystick; Zipdisks hebben volgens mij maar een hele korte bloeitijd gekend. Of ze in 2100 nog leesbaar zullen zijn? Ik betwijfel het heel sterk, zelfs al zou er helemaal nooit een informatieramp plaatsvinden.

Toen ik in 2000 dit stukje schreef over een complete informatiecatastrofe, had ik natuurlijk de vermeende, niet doorgegane millenniumramp in mijn achterhoofd. Verouderde computerprogramma’s (vertel ik voor de jongeren onder de lezers) konden het jaartal 2000 niet weergeven. Volgens onheilsprofeten zou dat in de nacht van 31 december 1999 op 1 januari 2000 leiden tot mondiale computeruitval en daardoor tot complete ontwrichting van de (informatie)maatschappij. Dat viel heel erg mee; de millenniumramp was vooral een door de ICT-wereld en de media opgeblazen hoax.Toen ik dit stukje schreef, precies een jaar later, was iedereen die hele kwestie al bijna weer vergeten.

Wat mij nu, in 2014, die millennium’ramp’ en mijn stukje weer in herinnering bracht, waren een aantal verontrustende artikelen die enkele weken geleden in de komkommermedia verschenen, zoals dit. Een grote uitbarsting op de zon, en de daarop volgende ‘zonnestorm’ van elektrisch geladen deeltjes, zou een verwoestend effect kunnen hebben op onze informatievoorziening; net zo erg als wat ik in mijn glazen bol zag. De stroom zou uitvallen, alle elektriciteitscentrales ter wereld zouden onherstelbaar doorbranden en alle informatie op digitale opslagmedia zou definitief gewist worden. In juli 2012 was dat allemaal al bijna het geval. 

Anderen denken dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen. Ik weet het niet; ik snap de ballen van elektriciteit en elektronica, en mijn natuurkundeonderricht op school was ook niet je dát; ruim onvoldoende voor deelname aan de Nationale Wetenschapsquiz, zoals ik van de winter schreef. 

Laten we er maar het beste van hopen. Een onheilsprofeet zijn, daar is de lol vanaf, zodra je gelijk krijgt.

Frans Mensonides
17 augustus 2014

Het schijfje waarmee deze site begon

 

Foto van zonnevlam overgenomen van Wikipedia (Engels) Solar flare
Foto van Zip-drive overgenomen van Wikipedia (Engels) Zip Drive

 

 


Eerder verschenen in deze reeks:

Deel 0: Gecensureerd: aan het ziekbed van een wethouder (1998, 2001) - 15 jaar thuispagina
Deel 1: Nunc est bulborum; langs de Geestlijn (2003)
Deel 2: Opkomst en ondergang van Lovers Rail (1996-1998)
Deel 3: Twee (mis)managersportretten: Zich installeren (2002) en Wereld op Wielen (2000)
Deel 4: Spoorrampjaar 2001 
Deel 5: Het hoofdstuk Horeca: een paar eet- en drinkervaringen (1999, 2000)
Deel 6: Start van Syntus (1999)
Deel 7: Langs Lange Lijnen: Emmen - Groningen, met toegift in Beijum (1998)
Deel 8: Stadsdienst Alkmaar op de digitale snelweg (1997)
Deel 9: Bahn en Kerstmarkten in het Ruhrgebiet (1998, 1999)
Deel 10: The Lotus Man en andere ICT-treurnis (1999-2003)
Deel 11: Het aller, allerbeste uit Langs Lange Lijnen (voorjaar 1998)
Deel 12: Treinreizgerstypen (1998-2000)
Deel 13: Vier uit 'twee; verhalen uit REFLEXXIONZZ! (2002)
Deel 14: Lange Lijn langs de Lek (1998; met foto's uit 2013)
Deel 15: Mannen van 45 (2002)
Deel 16: Provinciaal triest: Stadsvervoer 4 provinciehoofdsteden (1999-2000)
Deel 17: Buffel-blues; oostelijke nevenlijnen (2001)
Deel 18: Lange lijnen langs d'oude Haarlemmermeerlijn (2000 - 2001)
Deel 19: Het volgen van sportevenementen / Mekkero (2003)





© Frans Mensonides, Leiden, 2014.