Een
dankbare bron voor
deze reeks met oude artikelen uit het modem-tijdperk is de rubriek
‘Langs Lange
Lijnen’. In de periode 1998-2001 nam ik tientallen lange
streekvervoerlijnen,
met een reisduur van minstens 100 minuten van begin- tot eindpunt. Hier
de complete
lijst, met ook enkele afleveringen van gastschrijvers; ik
sprak
indertijd terecht in het meervoud over wij van De digitale reiziger.
Deze
keer twee lijnen
die min of meer de route volgden van oude Haarlemmermeerspoorlijnen. In
juni
2000 nam ik Connexxion-lijn 140: Haarlem – Utrecht via o.a. Hoofddorp,
Aalsmeer
en Mijdrecht. Een zomer later deed ik lijn 171 / 172: Kudelstaart –
Landsmeer, door
Amstelveen en Amsterdam. Hieronder deze stukjes – licht ingekort, want
ik
schreef indertijd nóg omslachtiger dan nu, en dat terwijl kabelinternet
nog een
toekomstdroom was, en we artikelen letter voor letter en pixel voor
pixel
binnen moesten sleuren met een modem.
Mijn
OV-reisartikelen
zijn en waren altijd actueel, en daardoor niet tijdloos. Soms snap ik
zelf de
verwijzingen naar de actualiteit niet meer, als ik zo’n stuk 10, 15
jaar later overlees.
De dood van Herman Brood in 2001 herinner ik me natuurlijk wel. Maar:
‘Waar was
jij, toen je het hoorde van Brood?’ Dat herinner ik me nu juist niet
meer.
Vaag
staat me ook nog
het gedoe bij met de OV-reisplanner, de voorloper van 9292.nl. Er was
een tijd
dat je die ineens niet meer gratis via Internet kon raadplegen, maar
ervoor moest
betalen per minuut. En binnen zo’n minuut deed je niet veel, met een
56K-modem. Voor die betaalde verbinding met OVR gebruikte je een
modemcommunicatieprogramma dat ik in die artikelen Shitpoint noemde,
maar
waarvan ik me met geen mogelijkheid meer herinner, hoe het in het echt
heette.
Dit programma verbrak je Internetverbinding, startte die met OVR op, en
dan kon
je de dienstregeling raadplegen. Daarna moest hij dan je
Internetverbinding
weer opstarten (kling-klang, met de telefoon), maar dat mislukte dan
meestal. Gelukkig
was die ellende in 2001 al voorbij.
Hoe
is het afgelopen
met de twee lange lijnen, die ik toen deed? Lijn 140 is ingekort tot
Haarlem –
Uithoorn. Die toen niet meer lange lijn nam ik nog een keer in 2011,
ter
gelegenheid van de opening van een stuk busbaan. Lijn 140 volgt nog
vrijwel
dezelfde route van 2000, rijdt grote delen van de dag in
10-minutendienst, maar
verkreeg geen R-net-status,
wat ooit wel de bedoeling is geweest.
Vanuit Uithoorn reis je nu richting Utrecht
met lijn 130, die echter niet verder rijdt dan station Breukelen.
Lijn
172 is ook
ingekort, en rijdt nu nog maar van Kudelstaart naar Amsterdam CS, maar
wel in
20-minutendienst, en vanaf Aalsmeer zelfs in 10-minutendienst. De
parallelle
lijn 171 rijdt nog steeds over de Machineweg, maar is ingekort tot het
lijntje
Aalsmeer – Amstelveen. Het traject Amsterdam CS - Landsmeer wordt nu
gereden
door EBS-lijnen 124 / 125, waarvan de eerste een snellijn is, die heel
Amsterdam Noord overslaat. Geen lange lijn meer tussen Kudelstaart en
Landsmeer, maar de bewoners van die twee dorpen zijn er beslist niet op
achteruit gegaan.
Hier
volgen de
artikelen uit 2000 / 2001.
Frans
Mensonides
9 juni 2014
Voordat we in de bus
stappen, moeten we het even hebben over de busboekjes. Op de burelen
van De
digitale reiziger (DDR) krijgen we die schandalig dure OVR-reisplanner
sinds
kort helemaal niet meer aan de praat; onze Shitpoint-aansluiting
schijnt nu
ineens niet goed genoeg meer te zijn. OVR beval ons, met zo'n mobiele
rot-telefoon (die we niet hebben) een toegangsnummer te draaien. Wij
niet
begrijpen. Vooral zo ingewikkeld mogelijk maken, die
informatievoorziening.
Maar voor
ons doel heb
je toch al niets aan zo'n OVR-planner. Je kunt niet vragen: "doe me
eens
even alle lange buslijnen volgens de DDR-definitie”.
Zo'n
ouderwets
busboekje is een stuk handiger. Gelukkig werd ik getipt door een lezer
uit de
stad X, niet ver van Leiden. Daar hebben ze in de leeszaal de complete
verzameling streekvervoerdienstregelingen van Nederland. Ik vertel niet
wáár,
want dan gaat straks iedereen er mijn mooie boekjes zitten te
beduimelen.
Op pad,
nu! Lijn 140
van Connexxion (tot voor kort: NZH) mag er wezen, als lange lijn: de
reistijd
van Haarlem naar Utrecht varieert van 1 uur 42 minuten in de avonduren
tot 2
uur 15 in de middagspits.
We maken
een reis over
polderwegen, langs de glamour van v.d. Ende en door het lulligste dorp
van
Nederland. De datum: vrijdag 23 juni 2000; weersomstandigheden: mwah.
De
bestelde schnitzel
werd anderhalve minuut later voor me neergekwakt. "Lekkerrr vloeg,
mienierrr", zei de ober triomfantelijk, hoewel dit vooral de
"verdienste" was van de kok, die binnen die tijd onmogelijk erg veel
zorg aan mijn maaltijd besteed kon hebben. Vervolgens gaf de ober mij
veel te
veel wisselgeld retour, dat ik zonder scrupules in mijn zak liet
verdwijnen.
Goed, deze zaak is dus van eigenaar veranderd, waarmee voor mij, als horeca-masochist, de lol er meteen af is. Tijd om af te dalen naar het busstation voor de bus van 11.57. Het is zo'n nieuwe, in de groene Connexxionkleuren. Hoewel het buiten niet echt warm is, heerst binnen een zompige hitte.
Precies
om 11.57
vertrekken we. Vijf minuten later zijn we al bij de eerste halte:
Raaks. Het
verkeerslicht staat hier altijd eeuwenlang op rood. Op
de Tempeliersstraat zie ik lijn 80
volgestouwd worden met scholieren, die door de achterdeur naar binnen
gaan.
Lijn 140 is met 12 passagiers een stuk rustiger.
Op de
Dreef wordt ons
de weg versperd door een stopbord aan een lange, plastic hengel.
Oversteekmoeders, en een enkele geëmancipeerde oversteekvader, staan
het
verkeer te regelen.
Verder
gaat de rit,
door Heemstede en langs stoomgemaal Cruquius.
Daar voorbij kruisen we de
Spieringweg. Hier is het informatiecentrum De Groene Golf. Een paar
keer ben ik
er op maandag langsgereden; dan zit het dicht. Nu heb ik een buitenkans
om het
van binnen te zien, maar ik heb geen zin om op te staan, en blijf dus
zitten.
Na
station Hoofddorp
hebben we 22 passagiers aan boord; het dagrecord. We rijden
kantorenterrein De
Beukenhorst binnen. Ik kijk reikhalzend uit naar die akelige
beeldengroep van
in de klei wegzinkende werknemers, en voel een tegendraads enthousiasme
als ik
die gedrochtelijke wezens mijn raampje zie binnenrijden.
Voorbij
De Hoek slaat
lijn 174 af richting Schiphol, maar wij rijden rechtdoor, Aalsmeer
binnen. Opnieuw
oponthoud; deze keer bij de Aalsmeerderbrug. Even later stopt de bus in
het
hart van het dorp, op het Driekolommenplein (Lieve Here, wat een naam).
Ik stap
uit.
Aalsmeer
is veel
belangrijker dan het inwonertal van ca. 20.000 zielen zou doen
vermoeden. De
naam van het plaatsje staat met vette letters op de wereldkaart.
Allereerst is
's werelds grootste bloemenveiling er gevestigd, de VBA, met een omzet
van
bijna 3 miljard gulden per jaar. De veilinghal van VBA schijnt het
meest
uitgestrekte gebouw ter wereld te zijn, met een grondvlak van niet
minder dan
77 hectare; bijna een vierkante kilometer.
Daarnaast
is Aalsmeer
de vestigingsplaats van Joop v.d. Ende's TV-studio's, waar al die
smakeloze
bagger vandaan komt, die je niet hoéft te zien omdat er gelukkig nog
een
uitknop op je TV zit. Van hieruit hebben v.d. Ende en zijn maatje De
Mol hun
imperium opgebouwd, dat zich nu uitstrekt over heel Europa en
omstreken.
Die
studio heb ik eens
van binnen gezien. Dat gebeurde tijdens een zgn. afdelingsdag. Ik
werkte bij
een grote afdeling van een zich commercieel noemend bedrijf, waar ik,
met
wisselend succes, iets aan automatisering probeerde te doen. Een maal
per jaar
was er een afdelingsfeest, waarvoor ook alle buitendienstmedewerkers
uit de
vier winstreken van Nederland werden opgetrommeld.
Het
afdelingsfeest
begon altijd met een afdelingsvergadering. Dat had het afdelingshoofd
zo
bepaald. Die kon niet tegen tegenspraak. Hij hoopte dat niemand hem zou
durven
tegenspreken, uit angst de feestvreugde te bederven.
In
Aalsmeer hebben we
het met zijn allen nog knap gehouden, want het jaar daarvoor hadden we
bij
Dekker-Sport in Zoetermeer allemaal de hele avond met verhitte koppen
staan
snoekeren. Wie er op die jaarvergadering begonnen was met tegenspreken,
weet ik
niet meer, maar ik sluit niet uit, dat het schrijver dezes was. Laat
het aan
mij maar over, andermans feeststemming te verpesten.
Ik
zet de TV-studio op
de foto. Je zou zweren, dat het een veiling van potplanten was. Dat is
het ook
geweest, tot 1975. Het gebouw is ontworpen door de architect Staal, een
vertegenwoordiger van de Amsterdamse School.
Op die
afdelingsdag
werden wij er rondgeleid door een aanstellerig juffertje, die de hele
middag te
pas en te onpas angstkreetjes slaakte. Er werd namelijk een programma
opgenomen, waarin een aantal circustijgers figureerden, en onze gids
vreesde
dat ze uit hun kooi zouden ontsnappen, louter met het doel, háár op te
peuzelen.
Mijn
collegae waren
enthousiaster dan ik; voortdurend herkenden zij decors en artiesten.
Kijk, daar
heb je die-en-die, van dat-en-dat programma! Ik keek vrijwel nooit TV.
Al mijn
vrije tijd ging op aan ROVER, waarover straks meer.
Vlak bij
het
Driekolommenplein staat het oude station Aalsmeer van de
Haarlemmermeerlijn,
een kopstation, thans in gebruik als kantoor van een makelaar en
praktijkruimte
van een verloskundige. Het kopstation was ooit beginpunt van maar
liefst drie
spoorlijnen: Aalsmeer – Amstelveen – Amsterdam, Aalsmeer – Hoofddorp –
Haarlem,
en een lijn die ongeveer dezelfde route aflegde als wij vandaag zullen,
en bij
Nieuwersluis aantakte op de lijn Amsterdam – Utrecht.
Ik kies
de Stommeerweg
langs het meer, richting watertoren, maar stuit al snel op een
wegversperring.
De weg wordt opnieuw geasfalteerd. Op een straathoek zie ik restaurant
Het
Bonte Schort. Opnieuw zoekt zich een zure herinnering een weg naar mijn
bewustzijn, waarbij afweermechanismen behendig worden omzeild. Dat
restaurant;
daar heb ik met een aantal andere ROVER's eens gedineerd met
vertegenwoordigers
van wijlen het busbedrijf Centraal Nederland.
Eens per
jaar werden
we gefêteerd door CN. Dat was een beksnoerdertje; men hoopte ons zo
gunstig te
stemmen, dat wij geen bezwaarschriften meer zouden indienen tegen het
jaarlijks
verder uitkleden van de dienstregeling. De accountmanager van CN
strikte ons.
Hij heette dan ook Strikker. Hij beloofde ons ieder jaar gouden bergen,
die vervolgens
weer "overruled" werden door mensen die echt iets te vertellen hadden
binnen CN.
Braak,
braak. Nee, als
je een positief gristelijke levenshouding zou hebben, moet je vooral
afdelingssecretaris worden bij ROVER, dan gaat het wel over.
Ik loop
naar de
Hortensiastraat, die dienst doet als busstation. Hier kruist lijn 140
de
nummers 171 / 172: Kudelstaart - Landsmeer, een lange lijn die in
gedachten
houd voor een volgende keer. Ook zie ik lijn 198 van het Sternet
Schiphol.
Omdat ik
nog even de
tijd heb voordat bus 140 vertrekt, loop ik door naar de Spoorlaan, waar
de
route van de Haarlemmermeerlijn nog enigszins te herkennen is in het
stadslandschap. Onderweg steek ik de drukke Burgemeester Kasteleinweg
over; de
grote verkeersader die Aalsmeer doormidden klieft. Daarachter moet
ergens die
enorme bloemenveiling liggen.
Een
geleed exemplaar
van lijn 172 baant zich een weg door de smalle Opheliastraat; een
winkelstraat.
1 uur en 5 minuten doe je over een ritje van hier naar Amsterdam CS. Je
praat
over ruim 15 kilometer; was die Haarlemmermeerlijn er nog maar! Als je
snel in
Amsterdam wilt wezen, kun je beter met het Sternet naar Schiphol
reizen, en
daar de trein nemen. De kortste verbinding tussen twee punten is vaak
een
kromme lijn, in OV-land.
Op
het Hortensiaplein
stap ik aan boord van een ouwe 140, met viesblauwe stoeltjes, die tien
jaar
geleden voor het laatst in de Shamporal zijn gezet. We zetten koers
naar
Uithoorn, een slaap-dorp met ca. 25.000 inwoners, eveneens railoos. Er
zijn
vage plannen geweest om de Amstelveenlijn te verlengen naar Uithoorn,
maar nu
schijnt het ding doorgetrokken te worden naar Amstelveen-Westwijk.
Een paar
minuten later
bereiken we het busstation. Het is semi-dynamisch. De bussen hebben
weliswaar
vaste haltes per lijn, maar er zijn toch ook displays te zien met de
vertrektijd. Het lijkt me een beetje dubbelop.
Vroeger
lag het
busstation op loopafstand van de CN-garage, waar wij altijd vergadering
hadden
alvorens het diner begon, en waar wij geacht werden de stemming niet te
verpesten met kritische vragen. Ik herken hier niets meer. Het
busstation ligt
nu te midden van moderne appartementen. Ofwel ze hebben het verplaatst,
ofwel
de omgeving is volgebouwd.
Op het
busstation
Uithoorn ontmoeten wij onder andere lijn 142, de "snelbus" Wilnis -
Amsterdam. Snel is zeer betrekkelijk; zelfs deze bus doet bijna een uur
over
het ritje naar Amsterdam CS. Je kunt ook bij Poortwacher overstappen op
de
Amstelveenlijn; dan win je misschien weer een paar minuten.
Om 14.33,
met twee
minuten vertraging, verlaten we het busstation. De bus rijdt verder
over een
vrije busbaan, die de as van het dorp volgt, en volgens mij is
aangelegd op het
tracé waar ooit de stoomtreinen van de Haarlemmermeerspoorlijn reden.
Zo werpt
dat oude lijntje toch nog een beetje nut af. "Uithoorn", zie ik staan
op een stationsgebouw. Alle Haarlemmermeerstations lijken sprekend op
elkaar.
Busbaan Aalsmeer - Uithoorn; 2011
Enkele kilometers
voorbij Uithoorn ligt Mijdrecht. Het uitzicht tussen Uithoorn en
Mijdrecht
verschilt niet spectaculair van dat uit mijn kantoorraam in Ter Aar.
Later zie
ik op een kaart, dat Ter Aar en Mijdrecht hemelsbreed niet veel meer
dan 10
kilometer van elkaar liggen. Ik kan het nauwelijks geloven; voor mijn
gevoel
lag Mijdrecht even ver weg als de Hondsrug. Dat lijkt maar zo, omdat ik
alles
per bus doe. Een busrit Ter Aar - Mijdrecht zou een uur of anderhalf
duren, en
dan mag je nog van geluk spreken.
In
Mijdrecht stap ik
uit bij de halte Dukaton. Over een dijkje loop ik in de richting van
het dorp.
Allemaal erg doorsnee, hier; Heemschut hoeft hier gerust geen
monumentendag te
organiseren. Het enige opvallende pand op het dijkje is een café met de
obligate Oranje-versiering (Jammer, jongens, jullie waren beter dan
Italië.
Voor het WK van 2002 nog maar eens flink oefenen op de strafschoppen).
Een
eindje verder staat de kerk. Het Bätz-orgel wordt gerestaureerd;
sponsors
kunnen zich nog aanmelden.
Op een
soort
raadhuisplein (dat ongetwijfeld Raadhuisplein zal heten) is veel volk
op de
been. Er is een trouwstoet te zien. Er staat hier weer zo’n obligaat
openluchtcarillon
opgesteld. Als het bruidspaar uit de auto stapt, begint het carillon te
luiden.
Het gevaarte klepelt "Daar komt de bruid". Oorverdovend hard, en zo
vals als een kraai. Ik zie de stalen hamers op de klokken rammen.
Strauss (als
het Strauss was) zou zich omdraaien in zijn graf, als hij zijn
compositie zo
hoorde vermoorden.
In
elke lullige plaats
in Nederland staat zo'n klok- en hamerspel opgesteld. Om middernacht
spelen ze
allemaal "Danse macabre", voor wie nog wakker is, en voor wie net in
slaap is gevallen.
Iets
lulligers is toch
moeilijk denkbaar: trouwen in een dorp als Mijdrecht, onder dit
klokgebeier. En
dan nog zestig jaar moeten kijken en luisteren naar de video.
"Daar
komt de
bruid" eindigt met een snok; midden in een maat. De klokken resoneren
nog
wat na. Dan slaat het carillon drie uur. Daarna treedt een weldadige
stilte in.
Het echtpaar is in het raadhuis verdwenen en zit nu tegenover de BABS
(Bijzondere Ambtenaar Burgerlijke Stand).
Drie uur;
ik moet weer
eens verder. Ik loop naar de bushalte aan de Rondweg. Onderweg passeer
ik drie
jongens, die doen wie het hardst en langdurigst kan boeren.
"Boeehwááárp,
Uhhhhrrrkkk!", hoor ik. Het kaatst tegen de gevels. Het geboer klinkt
vrijwel even welluidend als dat klokkenspel.
Om 15.12
komt de bus
voorrijden. Weer een oudje. Via een uitgestrekt industrieterrein gaan
we naar
Vinkeveen. Ik heb het warm. Onder mijn bank staat een kachel op volle
kracht te
loeien, of het niet eind-juni is.
In
Vinkeveen stappen
de meeste passagiers uit. Een jongen met een Superman T-shirt verlaat
de bus.
Je ziet ze veel; de supermannen vliegen laag, dit jaargetij, maar één
zwaluw
maakt nog geen zomer. In de abri hangt reclame voor de
voordeeluren-kaart. Heeft
dat zin, zo ver van een station?
We
koersen door een
straatje met caféetjes aan de oever van de Vinkeveense plas. Daarna
rijdt de
bus een tweebaans snelweg op, dwars door de plassen. De weg is
aangelegd toen
de natuur- en milieulobby even de andere kant opkeek. Nog 21 kilometer
tot
Utrecht. 21 kilometer in 39 minuten, dat moet toch haalbaar zijn, zou
je
denken.
Het valt
nog niet eens
mee. Na een paar kilometer afgelegd te hebben door de plassen,
verruilen we de
tweebaansweg voor een exemplaar met zes rijstroken. Desondanks is er
langzaam
rijdend verkeer, ter hoogte van dat smakeloze Chinese restaurant in
Breukelen.
Even verderop komen we zelfs helemaal tot stilstand. We staan bij
Maarsenbroek,
het oord dat mij ooit inspireerde tot mijn eerste literair bedoelde
verhaal.
De zaak komt weer in beweging en de bus rijdt Utrecht binnen.
Ook op de
Vleutenseweg, in de troosteloze vooroorlogse wijk Majella Park, schiet
het niet
erg op. Om precies 16.00, toch nog twee minuten te vroeg, arriveren we
bij het
streekbusstation bij Utrecht Centraal. Ik heb in totaal exact twee uur
in de
bus gezeten. Och, wat zal ik er verder van zeggen?
Frans
Mensonides
30 juni 2000
Het weer is net wat
opgehelderd
't Is zondagmiddag, Buitenveldert
De flats zijn hoog en goed gebouwd
Daartussen is het kaal en open
De jongen en het meisje lopen
Er eenzaam en verliefd en koud
De groenstrook langs de supermarkt
Ligt nog te jong, te aangeharkt
Tussen de voorrangswegen
Hij zegt "ik wil met je naar bed"
Zij hoort het niet want er daalt net
Gierend een DC-9
[...]
De twee gaan schuilen in
een portiek
Voor regen, leegte en publiek
Er gaat een licht aan hier en daar
Zondag half vijf, het glas staat klaar
Er worden zakjes friet gehaald
Laag over Buitenveldert daalt
Huilend een DC-9
(Zondagmiddag
Buitenveldert; cabaretliedje uit 1968 van
Frans Halsema)
Busstation Amstelveen
In "langs lange lijnen" deze keer: Connexxion-lijnen 171 en 172, die de verbinding onderhouden tussen Kudelstaart aan de Oosteinder Plassen en Landsmeer in het hartje van Waterland. Twee landelijke dorpen in Noord-Holland, met slechts enkele duizenden inwoners per stuk.
Op de dubbellijn 171/172 wordt van maandag tot/met vrijdag overdag een gecombineerde kwartierdienst gereden met gelede bussen. Dat feit: zoveel vervoerscapaciteit tussen die twee dorpjes, is slechts verklaarbaar na een blik op de wegenkaart. Tussen Kudelstaart en Landsmeer bevinden zich namelijk Aalsmeer, Amstelveen en Amsterdam. Feitelijk is 171/172 een verlengde stadslijn. Het tempo is daarmee in overeenstemming: in de middagspits hebben de bussen 1 uur en 53 minuten nodig voor de luttele 35 kilometer tussen de Bilderdammerweg in Kudelstaart en de Vogelwikkestraat te Landsmeer.
De twee lijnen lopen over 85% van hun route parallel. Alleen op het trajectgedeelte Amstelveen - Aalsmeer scheiden hun wegen tijdelijk. De 171 neemt de Machineweg, terwijl 172 het adres Legmeerdijk 313 aandoet, waarover straks meer.
Al maanden staat
deze lange dubbellijn op mijn verlanglijstje. Vanzelfsprekend heb ik de
rit uitgesteld tot de zomer. Er valt aan beide uiteinden van de lijn
veel te recreëren. Landsmeer ligt op een steenworp van recreatiegebied
Het Twiske, terwijl je vanuit Kudelstaart een fraaie wandeling langs de
Oosteinderplassen kunt maken, richting Aalsmeer, of de andere kant op;
het ziet er aantrekkelijk uit op de toeristenkaart. Gezien mijn
wandelplannen verdeel ik mijn rit over twee dagen: donderdag 19, en
zaterdag 21 juli 2001. De dag daartussenin pak ik de trein, daar ROVER
heeft opgeroepen tot een reizigersstaking; ik zie nog wel waarheen.
Op beide busdagen zal ik de regen
langs mijn busraam zien
druipen.
Amstelveen gaat prat op het feit, de
grootste Nederlandse
gemeente te zijn zonder spoorwegstation. Het bijna 80.000 inwoners
tellende
forenzendorp is nagenoeg een rechthoek, met een lengte van 5 kilometer
en een
breedte van 1200 meter. Langs de nieuwbouwwijken aan de oostzijde van
Amstelveen rijdt de (snel)tram. De westzijde, met de wat oudere wijken,
is
bereikbaar via een dikke bundel van streekbuslijnen.
Je zou in een treinloze gemeente een
uitgebreid busstation
verwachten. Dat is er ook; sedert 1997. Het is ruim opgezet, met een
stuk of 12
perrons. En is plenty
wachtgelegenheid; daarover
geen klachten. De DRIS lijkt hier te functioneren zoals het behoort, en
meldt
alle bussen die het komende uur gaan vertrekken, verdeeld over twee
hoofdstromen: Amsterdam / Weesp / Utrecht en Haarlem / Uithoorn /
Schiphol. Eén
bezwaar tegen dit busstation: er heerst altijd duisternis; ook tijdens
de
heldere uren die door de zonnewijzer zo gaarne geteld worden. Dit
busstation is
de parterre van een torenhoge parkeergarage. De passagiers (de weinige
passagiers, op deze donderdag) dwalen hier als schimmen rond, vergeefs
op zoek
naar daglicht. Een paar kinderen rennen kris kras langs de perrons, met
een
door merg en been snerpend gekrijs, alsof ze levend gevild worden.
De winkelzone van Amstelveen bestaat
uit een weinig logisch
samenraapsel van drukke overdekte galerijen en kale, godverlaten
pleinen in de
openlucht. Hij strekt zich over een lengte van 700 meter uit van het
busstation
in het westen tot de trambaan aan de oostzijde.
Als
ik één van de desolate pleinen wil fotograferen, springt
een junkie, die in een onbewaakt ogenblik de gemeentegrens Amsterdam -
Amstelveen gepasseerd moet zijn, voor mijn lens. "Héé, moak nááuw ook
e's
een fautau van máán!", brult hij, en begint als een spastische aap in
de
rondte te springen, kennelijk om mij te overtuigen van zijn
fotogeniekheid. Ik
voldoe aan zijn verzoek, met het voornemen, zijn persoon later
gewoonweg
elektronisch te verwijderen. "Ken je hem bauve je bêjd hânge,
sláámerd!" roept hij me na.
De junkies van Nederland hebben een
held verloren, en de
rest van ons volk heeft er één bij, sedert Herman Brood vorige week
zijn einde
tegemoet sprong. "Daar ligt Brood, hij is dood", was het eerste wat
bij mij opkwam, na het vernemen van het nieuws. Een weinig eerbiedige
gedachte,
en nog plagiaat ook op een klassiek epigram, toegeschreven aan De
Schoolmeester.
Maar ik dacht het nou eenmaal; sorry. Nog veel ernstiger is de stroom
van
Brood-moppen die de week daarop door ons land vloot. Op kantoor vernam
ik dat
Peter Koelewijn medeplichtig is aan zijn verscheiden. Hij zou geroepen
hebben:
"Kom van dat dak af". Een wel heel cynische kennis vertelde me
gisteren, dat Broods as in porties van vijfhonderd milligram verhandeld
wordt,
met een totale straatwaarde van 30 miljoen gulden, en nu al grotendeels
is
verdwenen in de neusgaten van zijn volgelingen. Diep droevig, zulk
leedvermaak.
Wee het volk, dat zijn helden niet weet te eren!
In het overdekte gedeelte van het
winkelcentrum ga ik zitten
bij een poenig lunchcafé, en ontvang na enig aandringen in ruil voor 3
Euro 75
een buitengemeen karig belegd broodje gezond. Een half eitje, vijf met
een
microtoom gesneden tomaatschijfjes, geeneens kaas, enig konijnenvoer;
dit alles
bijeengemieterd op een klef stukje brood. Het ei eet ik ook maar op,
hoewel ik
dat niet lust.
Daarna ga ik eindelijk die lange lijn
eens nemen. Ik kies
voor de richting Landsmeer. Het display kondigt bus 172 van 13.47 nog
aan,
hoewel dat tijdstip al tien minuten verstreken is. Nummer 171 van 13.02
rijdt
voor. De gelede bus bevat ruim 20 passagiers, een aantal dat tot in het
centrum
van Amsterdam min of meer constant zal blijven. We nemen de
Amsterdamseweg, de
al eerder genoemde verkeersader voor streekbussen. De huizen zijn hier
enigszins landelijk en tuindorp-achtig. Zo nu en dan scheert er een
vliegtuig
over. Het KLM-hoofdkantoor is hier ook in de buurt.
Tussen de huizenrijen door heb je
doorkijkjes op het
Amsterdamse Bos, en op een spoorlijn; de voormalige Haarlemmermeerlijn,
die nu
gebruikt wordt door het trammuseum.
"Ben jij maandag nog bij Brood
geweest?", hoor ik
iemand zeggen.
Achterin de lange bus zijn een paar
jongens elkaar aan het
afrossen met natte kranten, hetgeen gepaard gaat met veel dom gehinnik.
Voor me
kankeren twee mannen over hun werk. "Twee prècent heb ik gekreige, en
ik
heb 'r nog foor moete sááke, auk!"
-"En de târreguts sáán auk weer omhaug gegoajn!", valt de ander in.
De
bus kruist de gemeentegrens en rijdt Amsterdam
Buitenveldert binnen. Even verderop ligt een stukje busbaan; bij een in
aanbouw
zijnd gebouw dat eruit ziet als een vreemd insect op kromme poten. Nog
weer wat
verder, op de Parnassusweg, zie ik een nieuwe trambaan; vooralsnog
zonder
bovenleiding. Binnen afzienbare tijd wordt lijn 24 en / of 16 vanaf het
voormalige Olympisch Stadion verlengd naar het VU-ziekenhuis dat we
zojuist
gepasseerd zijn. Het Haarlemmermeerstation is de thuisbasis van het
trammuseum,
en het beginpunt van de museumtrams. Ik ben er eens geweest: een tempel
voor de
OV-nostalgicus (vond ik toen; wat er te zien is, kan ik me niet meer
herinneren).
Naarmate we het centrum naderen,
neemt het aantal in- en
uitstappende passagiers af. Amsterdammers nemen liever de tram, en
hebben een
afkeer van de gele streekbus, die ze zien als een indringer uit een
vijandige
buitenwereld. Ze vrezen, de dienstregeling en het tariefsysteem niet te
kunnen
doorgronden. Aan de andere kant zul je mij als heikneuter niet snel in
een
Amsterdamse stadsbus zien stappen. In een tramstad reis ik het liefst
met de
tram. Toch loop ik al maanden met het plan rond, een artikel te
schrijven over
de bussen van het GVB, maar ik schuif het steeds voor me uit. [een paar
maanden
later is alsnog deel 1 van
die reeks verschenen, maar het vervolg stel ik nu
al 13 jaar uit].
Bij het Leidseplein wil ik
uitstappen, maar het begint weer
te hozen. Ik reis mee tot de Westermarkt, aan de voet van de
veelbezongen
Westertoren. Omdat het Amstelveense broodje, met dat gezonde lage
aantal
calorieën, al bijna verteerd is, koop ik bij de frietkraam op de brug
maar zo'n
dampende zak vol goudgele rakkers. Ik loop de Prinsengracht op, en zie
de
Opstapper passeren, het achtpersoonsbusje van de GVB, dat je tegen
strippenkaarttarief vervoert door de grachtengordel (op momenten dat
hij niet
vast is komen te staan achter een bestelauto). Er staat een lange rij
toeristen
voor het Anne
Frankhuis;
helemaal tot om de hoek. De mensen praten opgewonden, en zijn vol
verwachting
van wat ze te zien krijgen. Anne Frank's Achterhuis lijkt verworden tot
een
toeristische attractie; een pretpark. Ik vind het wat genant.
Ik doorkruis wat willekeurige straten
in de Jordaan,
waaronder de smalle Tichelstraat, waar ik nog nooit geweest ben. De
Jordaan was
honderd jaar geleden een arme volkswijk, maar nu wonen er meer gegoede
burgers,
en flaneren er toeristen uit vijf werelddelen.
Terug op de Westermarkt zie ik lijn
171, v. 15.05, net voor
mijn neus wegrijden, met een vertraging van bijna 10 minuten. Ook lijn
170
(Mijdrecht - Amsterdam) passeert; de chauffeur houdt een biele foon aan
het oor
geklemd. Al snel komt 172, waar ik instap voor de rit naar Landsmeer.
De bus,
die pal achter zijn voorganger zit, is vrijwel leeg.
Bij Centraal station stapt een jonge
man in, en gooit meteen
het dak open. Dit tot ongenoegen van de bestuurder, die oprijst van
zijn stoel,
naar achteren beent, en het dak met een vinnige ruk weer dichtschuift.
"Als het straks gaat regenen, zít ik er weer mee!", snauwt hij. Nu
stapt hij door naar de achterbak, waar ik onder het open dak van wat
frisse
lucht zit te genieten. Ook dit dak gaat dicht. "Als het straks gaat
regenen; wie zit ermee? IK!", grauwt de chauffeur me toe.
Dat is dan wel het enige waar de man
mee zit. Hij rijdt als
een dronken imbeciel, zo zal blijken als we de IJtunnel door zijn, en
we een
kronkelige route volgen door de wijk Buiksloot. Hij heeft haast; de
snelheidsmeter staat constant op 70, en hoeken worden zonder merkbare
snelheidsvermindering genomen. De achterklep van de gelede bus deint op
en
neer, en heen en weer. Op de achterste bank zit een man, die
boodschappen heeft
gedaan in Amsterdam. Zijn twee volle beugeltassen schuiven van links
naar
rechts over de vloer. De man kijkt er mistroostig naar, en doet geen
enkele
moeite om zijn boodschappen in toom te houden.
We passeren het Boven-IJ Ziekenhuis.
Daarna rijdt de bus het
landelijke gedeelte van Amsterdam binnen. Via een nieuwe weg door een
plassengebied naderen we de wijk Kadoelen, die een ondergeschikte
positie
inneemt in een uithoek van deze grote stad.
Dank
zij de uitdraai van de OVR kan ik de reis van halte tot
halte volgen. OVR heeft zich aardig gerehabiliteerd voor de
capaciteitsproblemen, vorig jaar, en voor dat idiote gedoe met
ShitPoint.
Tegenwoordig kun je gewoon alles weer gratis opzoeken in OVR, zoals een
lijst
van haltes, en een plattegrondje van de wijk waar je naartoe rijdt of
vandaan
komt. Daarmee steekt de site ver uit boven die van Connexxion, waar nog
steeds
niet alle dienstregelingen beschikbaar zijn, en je bovendien eerst
allerlei
rare toeters en bellen moet downloaden, om de tabellen die er wél zijn,
op je
scherm te krijgen.
Niet altijd klopt de informatie van
OVR. Volgens mijn
haltelijst heet de laatste stop in Amsterdam Stentorstraat, maar in
werkelijkheid prijkt de naam "Vorticelliweg" op het gele bord; een
veel welluidender naam dan die schreeuwlelijk uit de Klassieke oudheid.
Via een lange vaart met boerderijen
aan weerszijden, rijden
we Landsmeer binnen. Dit is zo'n beetje het meest bochtige dorp van
Nederland.
Enkele minuten later sta ik lichtelijk misselijk op de
Vogelwikkestraat, waar
een bushuisje is in Zaanse stijl. De bus kwam daar 7 minuten te vroeg
aan,
hoewel hij, door dat gedoe met die daken, 3 minuten te laat van
Amsterdam CS
vertrok. Zo wordt een lange lijn een korte lijn.
Het is nu te laat voor Het Twiske.
Bovendien zal het niet
lang droogblijven, en dan zít ik ermee. De weersverwachtingen voor
zaterdag
zijn wat beter.
Ik loop via de busroute terug naar
het centrum van het
dorpje. In een abri hangt een plattegrond van de Zaanstreek, waar
Landsmeer
zelf niet opstaat. Het vergeten dorp; ook op plattegronden van
Amsterdam is het
niet te vinden. Ik ben hier nog nooit geweest, maar waar ken ik die
naam ook
alweer van? Na enig nadenken weet ik het: de ontvoerder en moordenaar
van A.
Heijn woonde hier; de gekgeworden ingenieur die heel Nederland in 1987
enkele
weken in zijn greep hield. De enige beroemde Landsmeerder was een
seriemoordenaar.
Een seriemoordenaar met slechts één moord op zijn geweten; hij had na
Heijn nog
een ellenlange dodenlijst af te werken, maar werd gelukkig in zijn
kraag
gegrepen in een supermarkt in Amsterdam-Noord. Inmiddels is hij alweer
uit de
bak, geloof ik.
Speurend loop ik rond, of hier
misschien iets moois te
fotograferen valt. Dat is niet het geval. Om halfvijf neem ik de bus
terug naar
Amsterdam CS. "Realiseer op deze prachtige lokatie uw droomhuis"
staat te lezen op een bordje langs de lange vaart. Maar mijn Elysium
ziet er
toch anders uit, en ligt zeker niet in Landsmeer.
Kudelstaart, dan. Ook daar ben ik nog
nooit geweest. Het
ligt niet meer dan 20 kilometer van Leiden Zuid-West. Zelfs op mijn
verroeste
herenrijwiel zou je er niet langer over doen dan pakweg 80 minuten. Per
OV moet
je rekenen op 1 uur 45, als je via de kortste weg reist, die loopt via
Hoofddorp en Aalsmeer, en afgelegd wordt ten koste van drie
overstappen. Ik wil
lijn 171/172 echter oppikken bij Busstation Amstelveen, dat ik bereik
via een
treinreis naar Amsterdam Zuid-WTC, een ritje met tram 5, en een
wandeling door
dat horribele winkelcentrum.
Slechts eens per halfuur rijdt er een
bus van en naar
Kudelstaart; héén 172 en terug 171. Dat geldt op doordeweekse dagen;
zaterdag
rijdt de bus op het hele traject om het halfuur.
Het weerbericht is omgeslagen; er
heerst op deze zaterdag
een penetrante motregen, die hopelijk nog overgaat.
Ik neem bus 172 van 12.00 uur, die redelijk op tijd vertrekt, met
alweer niet
al te veel passagiers aan boord; een stuk of 10. Eén van hen staat
voorin, en
staat gezellig te kletsen met de chauffeur.
We rijden door Westwijk, een nieuw
aanbouwsel aan
Amstelveen, met inmiddels al 10.000 inwoners. Deze buurt staat op de
nominatie
voor railvervoer. De sneltram Amsterdam CS - Amstelveen Middenhoven
wordt - na
pakweg tien jaar politiek gepalaver - over een afstand van bijna 2,5
kilometer
doorgetrokken. Een paar maanden geleden heb ik het traject gelopen. Het
baanlichaam was toen al duidelijk zichtbaar als een spoor van zand door
Westwijk. Helaas rijdt de tram straks langs de rand van de wijk, in
plaats van
door het midden. De trambaan eindigt ergens tussen de kassen, op
hoogstens 2
kilometer afstand van de bebouwde kom van Uithoorn, waarheen hij
hopelijk ooit
nog doorgetrokken zal worden.
Abrupt houdt de stad op. Bus 172
rijdt verder langs een weg
met tuinbouwbedrijven. Al spoedig komt de bloemenveiling VBA in zicht.
Ik zie
hellingbanen en vreemde constructies die over de weg heen lopen. De VBA
is met
een omzet van ruim 3 miljard gulden per jaar, verreweg de grootste
bloemenveiling ter wereld. Bovendien is het het meest uitgestrekte
handelsgebouw op deze aardbol; 77 hectare groot. Ik zei het al:
Legmeerdijk 313
is een bijzonder adres.
Het is hier stil; de bloemenveiling
slaapt in het weekend.
Vrachtwagens van Hans Vissers, Verhaar, Wesseling en "Blumex für
Qualität" staan werkeloos. 172 rijdt een rondje om het immense complex
van
de VBA, en heeft maar liefst vijf haltes op het terrein: Hoofdingang,
Ingang
B1, Ingang B4-B5, Bemiddelingsbureau en Ingang C1-C3. De veiling is ook
opengesteld voor toeristen die zich aan dit toppunt van Holland-isme
willen
vergapen.
Een hekwerk met ijzeren pieken opent
zich voor de bus. We
rijden Aalsmeer binnen. Op de Hortensialaan kun je overstappen op
diverse
andere lijnen, waaronder lijn 140, hierboven besproken. Hoewel onze bus
dit
busstation 6 minuten te vroeg bereikt, stuift de chauffeur door.
Nu gaat het richting Kudelstaart. Dat
meer is nergens te
zien, en echt wandelweer is het ook nog niet. De motregen lijkt steeds
mottiger
te worden. We doorkruisen het dorp, dat er veel minder aantrekkelijk
uitziet
dan ik gehoopt had. Ik had een soort Laren in mijn hoofd, waar rijke
kunstluizen
wonen, en artiesten van de televisie; mensen die je fijn kunt haten,
terwijl je
langs hun optrekjes loopt. Snobs, die een brood boven de
schoorsteenmantel
hebben hangen (een Herman Brood, bedoel ik; geen heel plaatwit). Maar
nee,
Kudelstaart bestaat uit een lang lint van duffe buitenwijken.
Het eindpunt van lijn 171/172 ligt
volgens het kaartje van
OVR midden in de polder. Ik stap dus uit bij de op één na laatste
halte,
geheten "Calslager Bancken". Deze ligt aan de rand van de nieuwste
uitbreiding van dit dorp. Ik ben de laatste passagier, op die man na,
die nog
steeds voorin staat. Vermoedelijk is dat een kennis van de haastige
chauffeur,
die voor de lol meerijdt. Meestal zijn dergelijke "reizigers" van de
vrouwelijke kunne; vrouwen met een slechte smaak, die vallen op een
Connexxion-uniform.
Op de dienstregeling in de abri van
Calslager Bancken zie ik
dat de bus, die wegrijdt over de kale landweg, inmiddels 10 minuten
voorloopt
op zijn schema. Dit is zo'n lijn waar nooit een bus op tijd rijdt.
Ik loop de wijk in. Op een pleintje
staat een gedenkplaat
ter herinnering aan de nationale boomplantdag van vorig jaar. Kinderen
hebben
hier bomen gepland (geplant, sorry) als bijdrage aan een gezondere
wereld,
staat er. Ik vind dat wat boombastisch uitgedrukt. Overal zie ik hier
de auto's
van hun ouders, minstens één per ouder, en het duurt nog zeker 25 jaar
voordat
die ellendige sprietboompjes een substantiële bijdrage gaan leveren aan
het
absorberen van de CO2-uitstoot
De motregen gaat over in een
plensbui. Ik ga schuilen onder
een spiraalvormige brandtrap. De onderste acht treden ontbreken, ter
voorkoming
van inbraak, zodat in geval van brand de van de verbrandingsdood
geredde
bewoners een doodsmak maken op de keien.
Ik wacht een stijf kwartiertje. De
regen wordt iets minder,
en ik ga op pad, door een kilometerslange zone van nieuwbouw uit de
jaren
negentig, tachtig, zeventig en zestig. Het is stil op straat; de hele
bevolking
van dit dorp is afgereisd naar zonnige streken. Tijdens de wandeling
van drie
kwartier zie ik slechts twee andere levende wezens: een man die zijn
hondje
uitlaat. Man en hond kijken of ze liever ergens anders zouden lopen dan
in
Kudelstaart.
Ik
nader de dorpskerk. Daarachter zie ik, tussen twee huizen door, de
Oosteinder Plassen, waarboven een donkergrijs regengordijn hangt. Er
staat geen
zuchtje wind; de regen valt loodrecht uit het zwerk, en er is de
komende uren
geen uitzicht op een droog moment. Bek-af ben ik; het mag dan regenen,
maar er
heerst wel een zomerse temperatuur, en de klamme warmte is me in de
benen
geslagen.
Ik loop de begraafplaats op, en raak
zwaar aan het peinzen -
niet over de vergankelijkheid van het bestaan, wat wel erg afgezaagd
zou zijn
op een kerkhof in de regen. Nee, ik denk aan allerlei trivialiteiten,
waaronder
(ik geef toe, het is een merkwaardige gedachte op deze plek) aan mijn
huidige
werkkring, waar weinig op aan te merken valt, behalve dat men
consequent
spreekt over "HET subsidie", in plaats van "DE subsidie".
Dat is niet correct, vind ik; immers woorden op -ie zijn vrouwelijk, en
krijgen
dus DE als lidwoord. Maar de dikke van Dale sanctioneert deze rare
afwijking op
Neêrlands grammatica, en beweert glashard, dat "subsidie" ook
onzijdig kan zijn. Ik ben er inmiddels bijna aan gewend; het komt nog
eens zo
ver, dat ik zelf op zekere dag "het subsidie" uit mijn bek laat
kletteren.
Ik loop naar de dichtstbijzijnde
halte, en zie dat de
volgende bus, lijn 171, pas over een kwartier vertrekt. Er is geen
abri, en
aangezien ik nu toch al doornat ben, blijf ik gewoon een kwartier lang
in de
regen staan. In de bus laat ik afstempelen tot het Leidseplein, een rit
van
bijna een uur, een hele zit.
De route tussen Aalsmeer en
Amstelveen wijkt af van die van
172, of had ik dat al gezegd? Bij elke halte stappen wel een paar
mensen in,
zodat het reizigersaantal eindelijk eens boven de 40 komt. Daarvoor zet
je toch
gelede bussen in. Tegen drieën bereikt de bus het Leidseplein. Ik loop
de
Leidsestraat in, waar sinds kort, nadat het wegdek langdurig opgebroken
is
geweest, weer trams rijden. Het regent nog steeds, en ik was net weer
een
beetje opgedroogd.
Dit was een zwaarbewolkte aflevering
van Langs Lange Lijnen,
maar als wij gelijk de zonnewijzer alleen de heldere uren hadden
geteld, dan
was het een erg kort stukje geworden; het is niet anders, dus het zij
zo.
Frans Mensonides
24 juli 2001
Deel 0: Gecensureerd:
aan het
ziekbed van een wethouder (1998, 2001) - 15 jaar thuispagina
Deel 1: Nunc est bulborum; langs
de Geestlijn (2003)
Deel 2: Opkomst en ondergang van
Lovers Rail (1996-1998)
Deel 3: Twee
(mis)managersportretten: Zich
installeren (2002) en Wereld
op Wielen (2000)
Deel 4: Spoorrampjaar 2001
Deel 5: Het hoofdstuk Horeca:
een paar eet- en drinkervaringen (1999, 2000)
Deel 6: Start van Syntus
(1999)
Deel 7: Langs Lange Lijnen: Emmen -
Groningen, met toegift in Beijum (1998)
Deel 8: Stadsdienst Alkmaar op de
digitale snelweg (1997)
Deel 9: Bahn en
Kerstmarkten in het Ruhrgebiet (1998, 1999)
Deel 10: The Lotus Man en andere
ICT-treurnis (1999-2003)
Deel 11: Het aller, allerbeste
uit Langs Lange Lijnen (voorjaar 1998)
Deel 12: Treinreizgerstypen
(1998-2000)
Deel 13: Vier uit 'twee;
verhalen uit REFLEXXIONZZ! (2002)
Deel 14: Lange Lijn langs de Lek
(1998; met foto's uit 2013)
Deel 15: Mannen van 45
(2002)
Deel 16: Provinciaal triest:
Stadsvervoer 4 provinciehoofdsteden (1999-2000)
Deel 17: Buffel-blues;
oostelijke nevenlijnen (2001)
© Frans Mensonides, Leiden, 2014.