‘Klinnggg!
piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep…
kchchchchcttttt …
kchchchchcttttt …
kchchchchcttttt
… … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg …
tüdelüdelüüü ..
kcht-kcht-kcht’. Zo ging het ongeveer, toch?
Dit is
een aflevering in de reeks: ‘Uyt
d’oude modem’ met
stukjes uit de tijd dat mijn site nog geüpload en bekeken werd via de
telefoonkabel, met tussenkomst van een modem. Aan de onderkant van deze
pagina een
overzicht van de eerder verschenen afleveringen.
De
reeks ‘Langs Lange
Lijnen’ die ik heb opgebouwd tussen 1998 en 2001, vormt altijd een
dankbare
bron voor deze retro-rubriek. Het uitgangspunt was simpel: ik nam een
streekbuslijn met een ritduur van minimaal 100 minuten van begin- tot
eindpunt,
stapte hier en daar uit, en een uurtje later weer in, en keek en
fotografeerde
intussen wat om me heen. Dit ‘format’, zal ik het maar noemen, bracht
me in de
meest uiteenlopende oorden van onze 12 provinciën. Hier het overzicht
van alle
artikelen in ‘Langs lange lijnen’.
De
ritten verliepen
niet altijd gladjes. Het streekvervoer zat in een soort crisis,
achteraf bezien.
De ene fusie en overname na de andere. Dat hield busbobo’s en
–chauffeurs meer
bezig dan het neerzetten van een goed product voor de klant.
In
mijn eigen regio,
Leiden en omstreken, had ik het in die jaren voortdurend aan de stok
met
vervoersmaatschappij ZWN (Zuid-West-Nederland, waar Leiden niet eens in
ligt!).
Maar dat het aan de andere kant van het land niet beter was, merkte ik
tijdens
een dag reizen met Oostnet, een naam die nu compleet vergeten is, en de
bussen
gelukkig slechts kort ontsierd heeft.
In
december 1998 nam
ik een heel erg lange buslijn Arnhem – Enschede, wat twee klachten
opleverde
over het optreden van evenzoveel galbakken van buschauffeurs. Anderhalf
jaar
later gunde ik Oostnet een herkansing op een ook nog tamelijk lange
lijn van
Arnhem naar het Achterhoekse Gendringen. Maar het was al te laat;
inmiddels was
de boedel van Oostnet opgekocht door Syntus, inclusief helaas het
chauffeurscorps.
Ik
heb sterk de indruk
dat het volkje achter het stuur zich tegenwoordig wat normaler gedraagt
dan
toen. Indertijd kon ik elke week wel een ruzie en / of klacht noteren,
maar
anno nu is dat hoogstens eens per kwartaal of quadrimester. Het is vast
niet alleen
toe te schrijven aan een grotere mildheid bij het klimmen van mijn
jaren. Ik
geloof echt, dat aanbestedingen een gunstiger invloed hebben op de
kwaliteit
van het OV dan fusies en overnames. Concurrentie is te verkiezen boven
monopolisme. Het voordeel van concessies is, dat je ze verliezen kunt.
Hieronder de
reisverhalen uit 1998 en 2000; lichtelijk ingekort, maar toch nog lang
genoeg
om er een half uurtje kerstweekend mee stuk te slaan.
"Niets is
zo
verschrikkelijk of er is iets dat gruwelijker is". Met dit citaat uit Gerard Reves "De
Avonden" is een
dagje
bussen in het oosten des lands afdoende getypeerd. Wij van de Digitale
reiziger
hebben in De Achterhoek en Twente een lang gekoesterde misvatting
moeten
corrigeren: nl dat ZWN het allerberoerdste busbedrijf van Nederland is.
De dag:
woensdag 2
december 1998; de lijn: nr. 27 (Arnhem - Enschede).
De
sneltrein uit de
richting Utrecht komt om 10.44 aan in Arnhem en biedt mij nog slechts 6
minuten
tijd om over te stappen op de bus van 10.50, waarmee ik de eerste
etappe, naar
Doesburg, hoop af te leggen. Het busstation van Arnhem blijkt lijdend
voorwerp
te zijn van een verbouwing. Er komt vast en zeker dynamische
reizigersinformatie die niet werkt. Door de verbouwing heb ik enige
moeite om
het juiste busperron te vinden.
Uiteindelijk
zie ik de
bus toch nog; op het perron dat het dichtst bij de ingang van het
station ligt.
Het is exact 10.50, de bus naar Groenlo staat gereed voor vertrek. De
chauffeur
heeft de deur al dicht. Dan is het erg veel moeite om hem weer open te
doen. Hij
doet dus net of hij mij niet ziet en doet, als ik op de deur bons, net
of hij
mij niet hoort. Ik loop hem nog na tot het stoplicht. Daar ik nu aan de
andere
kant sta, de kant waarheen de chauffeur keek om mij niet te hoeven
zien, kan
hij mijn bestaan niet meer ontkennen. Ik maak een gebaar van "deur
open,
s.v.p.", maar de man schud pesterig nee. De bus rijdt weg.
Geen
ervaring waar een
ZWN-reiziger van opkijkt. Ik zie het dagelijks gebeuren in Leiden en
omstreken.
"Wij laten ons door niets ontmoedigen. Veeleer worden we door
kleine en
grote tegenslagen gelouterd." Ik heb nu een halfuur over; het
lijkt me
een nuttige tijdsbesteding om meteen maar een klacht in te dienen. In
het
kantoortje van Oostnet haal ik verhaal. Het ongeïnteresseerde smoelwerk
van een
afgekeurde buschauffeur kijkt me aan. "Klachten, daar gaan we niet
over". Hij drukt me een briefje in de hand, waarop het klachtennummer
van
Oostnet staat.
In een
telefooncel druk
ik dit nummer. Mijn klacht wordt genoteerd. Bij ZWN zegt zo'n juffrouw
van
Klachtenservice in zo'n geval nog, dat ze het erg vervelend voor me
vindt, maar
bij Oostnet zit zelfs dat kleine gebaar er niet in. Mijn
gesprekspartner vindt
het hoogstwaarschijnlijk helemaal niet vervelend wat mij overkomen is.
Vermoedelijk vindt hij het vervelend dat ik opbel, en zijn spelletje
computerflipperen verstoor. Ik vertel dat deze reiservaring vermeld zal
worden
op mijn veelgelezen internetsite. "Dat is voor uw rekening" zegt de
man.
De
volgende bus, die
van 11.20, rijdt maar tot Doetinchem. Als de bussen van .50 tot Groenlo
gaan,
en die van .20 tot Doetinchem, welke bussen rijden dan door naar
Enschede? Ik
begin een vermoeden te krijgen dat de doorgaande busverbinding Arnhem -
Enschede niet meer bestaat, wat het laatste restje betekenis aan mijn
reis
ontneemt. Desondanks stap ik in. "Er
is geen terug meer mogelijk. We zetten een onverschillig of desnoods
vrolijk
gezicht."
De bus
volgt een
ingewikkelde route door Arnhem en Velp en vormt dus blijkbaar een
compromis
tussen stads- en streekvervoer. Dat is een euvel waar veel streeklijnen
aan
lijden. Om nog een paar klanten extra te trekken, rijdt de bus eerst
een lange
kronkelroute door de stad, alvorens koers te zetten naar het
platteland.
Daarmee jaagt men de (veel strippen betalende) lange afstandsreiziger
weg, want
wie wil nu, als hij naar Angerlo moet, eerst een complete sightseeing
hebben
door Velp? Als de bus Velp verlaat, zit er dan ook bijna geen
sterveling meer
in.
Het is
ijskoud in de
bus; voor zover een kachel inzit, wordt die niet gebruikt. Oostnet
bezuinigt
niet allen op wellevendheid, maar ook op energie. Doesburg. Mijn bezoek
aan die
stad zal, dank zij die klantvriendelijke chauffeur, afgeraffeld moeten
worden
in een half uur tijd.
Doesburg is een stokoude Hanzestad en is nog
steeds het
hart van de Nederlandse mosterdindustrie. Bij een vorig bezoek heb ik
(maar ik
kan de plaats nu niet meer vinden) de restanten gezien van een kooi,
waarin
gevallen vrouwen werden tentoongesteld. Brave burgers konden zo'n vrouw
niet
alleen bekogelen met rottend ooft, maar werden ook in de gelegenheid
gesteld
haar in de rondte te draaien; de kooi was gemonteerd op een spil.
25
minuten later sta
ik weer bij de bushalte. Het deftige restaurant vlak om de hoek is rond
lunchtijd alleen op afspraak geopend. Misschien een idee voor een
volgend
bezoek: een afspraak maken, zodat ze speciaal voor mij dat hele
restaurant open
moeten doen, en dan alleen een bordje erwtensoep bestellen. En dat
onverstoorbaar
leeglepelen.
De bus
van 12.37 is
een geleed voertuig, met niet meer dan 10 passagiers erin. Ik zie
vandaag
vrijwel alleen maar scholieren. Iedereen in deze regio koopt in zijn
19e
levensjaar een auto. Ik geef ze geen ongelijk. In een auto kun je
tenminste je
verwarming zo hoog zetten als je wilt. Ook deze bus is ijskoud.
Door een
kil en donker
winterlandschap rijden we naar het busstation in Doetinchem. Hier wordt
de
chauffeur afgelost en staan we niet minder dan 8 minuten stil.
Streekvervoer
betekent soms: langer wachten dan rijden. Bij de volgende halte, het
Graafschappelijk College, stappen nog een paar scholieren in, maar niet
genoeg
om het inzetten van een gelede bus te rechtvaardigen. We passeren
kasteel
Slangenborgh, in de omgeving waarvan ik bij warmer weer nog eens een
middag in
het bos heb gelopen.
Ik ben op
weg naar de
Erve Kots in Lievelde, het beste pannenkoekenrestaurant van Nederland.
Lievelde
is vermoedelijk de enige plaats in Nederland (correct me if
I'm wrong) waar
het station is genoemd naar twee andere plaatsen. Het station, gelegen
midden
in Lievelde, heet nl geen Lievelde, zoals in de lijn der verwachting
zou hebben
gelegen, maar Groenlo - Lichtenvoorde. Je kunt hier eens per uur de
trein nemen
naar Winterswijk en naar Arnhem. Eén halte voorbij het station dat geen
Lievelde heet, stap ik uit.
Het
openluchtmuseum
Erve Kots is gewoon geopend; mensen die de felle kou wensen te
trotseren,
kunnen in het restaurant een toegangskaartje kopen. Ik beveel dit
museum, bij
betere weersomstandigheden, van harte aan. In de eetzaal is het wat
drukker dan
bij mijn vorige bezoek; er zit een gezelschap van plattelandsvrouwen
en een aantal lunchende zakenlieden. De pannenkoek gaat hier standaard
vergezeld van twee sneetjes roggebrood. Koffie wordt geschonken in een
plompe,
flink uit de kluiten gewassen mok.
Op
de menukaart staat
de geschiedenis van de Achterhoekse pannenkoek beschreven. Als een
dochter haar
vrijer voor het eerst meenam naar het ouderlijk huis, dan werd een
spekpannenkoek geserveerd. Aan de onderlinge stand der spekreepjes kon
de
vrijer opmaken of hij welkom was als schoonzoon. Zo ja, dan kreeg hij
bij
volgende gelegenheden een Vri-jers pannenkoek
voorgezet, een
buitengewoon gecompliceerd gerecht, dat bestemd was voor mensen bij wie
de
liefde in de eerste plaats door de maag ging. Anno 1998 kan de vri-jers
pannenkoek nog steeds besteld worden bij de Erve Kots.
Ik ben om
precies
14.45 terug bij de bushalte, ruimschoots te laat voor lijn 27 naar
Groenlo. De
bus vertrekt hier eens per uur. Ik heb geen zin om 53 minuten te
wachten en
besluit te gaan lopen naar het busstation van Groenlo. Volgens mij gaat
daarvandaan rond 15.17 een bus naar Enschede. Als ik die haal, kan ik
om 16.05
of uiterlijk om 16.35 de trein nemen naar Deventer Colmschate, waar
mijn neef
woont bij wie ik me heb uitgenodigd voor het avondeten. De afstand
bedraagt,
volgens een ANWB paddenstoel, precies 3,0 kilometer.
3
kilometer in een
half uur, dat is een uitdaging. Ik zet er flinke pas in. De kerk van
Groenlo is
te zien in de verte en doet dienst als richtpunt. Ik heb een ijskoude
wind
tegen en filosofeer daarom over de zinloosheid van het bestaan.
Groepjes
scholieren
fietsen me tegemoet. Op het platteland fietsen scholieren altijd in
pelotons
van 10 tot 15 man. "Lekker pindakoas, mien jonkskien" roept een
scholiertje me toe, als hij mij gezwoeg tegen de wind in gadeslaat. Een
reclametekst.
Tekstschrijvers voor reclamespotjes gebruiken vaak dialect als ze
mensen ten
tonele willen voeren die misschien wel sympathiek, maar niet bijster
intelligent zijn. Dank zij deze wonderlijke gewoonte, en dank zij het
feit dat
iedereen die reclameonzin overneemt, kun je Drents horen spreken in
Twente, en
Twents in Drente. En dan zeggen ze, dat "Hilversum" en
"Aalsmeer" de taal vervlakken; ik noem het verrijking.
Even
later krijg ik,
door het volgende peloton, toegeroepen: "zo opa, loop je lekker te
wandelen?"
[Dat is werkelijk het toppunt! Ik was goddomme net 40!] Deze maal in
normaal
Nederlands. Ik ben ontmoedigd. In vijf minuten veranderd van
"jonkskien" in "opa", daar kan geen filosofie tegenop.
Bovendien is er iets engs aan de hand met die kerktoren. Hij komt geen
centimeter dichterbij, hoe stevig ik ook doorloop. Wat akelig; zoiets
gebeurt
normaliter alleen maar in slechte griezelverhalen. Een hond maakt zijn
afkeuring over mijn aanwezigheid luidkeels kenbaar. Gelukkig maakt het
beest
geen aanstalten om een daad te voegen bij zijn geblaf. Ook als de
volgende pluk
fietsers passeert, slaat de hofhond aan. Er zijn slimme honden, die
onderscheid
maken tussen lopers en fietsers, met de redenering dat iemand eerst van
zijn
fiets moet stappen - en dus in een voetganger veranderen - alvorens hij
bij de
hoeve kan inbreken. Deze hond is van het minder snuggere type.
In
Groenlo vind ik
meteen het busstation. Dat is een meevaller; die horribele kerktoren is
nog
steeds niet dichterbij gekomen. Uitnodigend staat de snelbus naar
Enschede
klaar; het is niet lijn 27, maar lijn 21. Ik vind het prima. In de bus
is het
nog een paar graden kouder dan buiten. De passagiers, niet veel meer
dan vijf
in getal, houden hun jas aan. De plaats van de chauffeur is leeg. Pas
om 15.25
komt de man aanschijten. Ik schrap de trein van 16.05 van mijn
verlanglijstje.
Tien kilometer verderop, in Eibergen, komen we tot stilstand. Er wordt
gewerkt
aan de weg en we hebben nog tien minuten oponthoud.
Kort
nadat het verkeer
weer aarzelend op gang is gekomen, parkeert de chauffeur zijn wagen bij
een
halte. "Iedereen uitstappen, we gaan niet verder". Eén Twentenaar is
assertief genoeg om te vragen wat er aan de hand is. "Het is vier uur,
ik
moet over vijf minuten eigenlijk al uit Enschede vertrekken. Dat haal
ik niet
meer. Dan keer ik hier maar om. Dan ben ik straks op de terugweg weer
lekker op
tijd. De bus naar Enschede komt zo".
Als makke
schapen
stappen we uit. Weg naar Veldmaat, heet deze halte. Ik vraag me af, hoe
het nu
moet met die ca. 60 mensen die in Enschede op deze bus staan te
wachten.
Tenminste, ik neem aan, dat het er 60 zijn, want ik ga er niet van uit,
dat ze
bij Oostnet de hele dag met gelede bussen rondrijden om per rit niet
meer dan 5
passagiers te vervoeren. Alhoewel: veel klanten zullen ze op deze
manier niet
overhouden.
De
belofte van de
chauffeur - die we in aan de overkant van de weg in een warme bus
rustig de
krant zien zitten lezen - wordt niet waargemaakt. Eerst om 16.20, na 20
minuten
wachten, komt er een bus. Dit lijkt me typisch iets om het
klachtennummer over
te bellen; aangezien ik ook de trein van 16.35 zal missen, heb ik in
Enschede
tijd zat.
Weer zo'n
begrijpende
meneer aan de telefoon. Een ander; die van vanmorgen is afgelost. Ik
moet maar
begrip hebben voor de situatie; Oostnet kan er ook niets aan doen dat
er een
stremming is bij Eibergen. De bussen zijn te laat, en je moet toch wat.
"Dan gooi je je passagiers er onderweg maar uit", zeg ik sarcastisch.
Ik heb al met al tien minuten in de file gestaan en heb een vertraging
opgelopen van bijna drie kwartier. Daarvan is toch ruim een half uur op
rekening
te schrijven van Oostnet.
De man
zegt alleen,
dat hij mijn "klacht als zodanig" zal noteren. Dit herhaalt hij,
wanneer ik opmerk dat ik zelfs bij ZWN nog nooit zo'n farce heb
meegemaakt
("ik zal dit als zodanig noteren"), en zelfs wanneer ik zeg dat ik
heel Oostnet een spoedige overname door Arriva toewens ("ik noteer uw
klacht als zodanig"). Vervolgens wens ik de man "als zodanig een
prettige avond". Voor mijn geestesoog zie ik hem spiernaakt ronddraaien
in
die Doesburgse schandkooi. Langdurig, en bij helse koude.
"Vragen,
blijf er
niet mee rondrijden" stond een keer of 25 te lezen in elke Oostnetbus
waarmee ik vandaag gereisd heb. Daarachter het telefoonnummer dat ik
vandaag 2
keer gedraaid heb. Oostnet is typisch zo'n bedrijf, waarmee je je
helemaal niet
moet laten rondrijden, dat meen ik als zodanig wel te mogen
concluderen.
Frans
Mensonides
december 1998
Dit
reisje is
bedoeld als herkansing. Vandaag, maandag 24 juli 2000, ga ik de rit van
hierboven gedeeltelijk overdoen. Na de overname van Oostnet door Syntus
in juni
1999, werd het lijnnummer 27 toegekend aan de busdienst Arnhem -
Doetinchem -
Gendringen, die met een rijtijd van 114 minuten ruimschoots voldoet aan
de
definitie van een Lange Lijn. Het traject Arnhem - Doetinchem leggen we
vandaag
dus voor de tweede keer af. Met Syntus kun je tegenwoordig trouwens ook
weer
rechtstreeks van Arnhem naar Enschede, en wel met sneldienst lijn 74.
In
Gendringen is absoluut
niks te zien en te doen; zelfs de ANWB-Toeristenatlas, die toch op de
hoogte is
van alle volksfeesten, braderieën, siertuinen ter grootte van een
krant, en
zich in achterkamertjes bevindende oudheidkamers, heeft dit dorp niet
opgenomen
in zijn alfabetische register. Daarom onderbreken wij de reis met een
uitstapje
naar 's-Heerenbergh, waar een mooi Middeleeuws kasteel staat te popelen
om
bezichtigd te worden.
Bij
Arnhem NS stap ik in
Syntus-bus nr. 1020. Syntusbussen ogen van buiten mooier dan van
binnen. Die
kleurstelling, met dat zachtgeel; prachtig. Maar in wezen zijn het
doodnormale
VSN-bakken, overgenomen van Oostnet en alles wat daarvóór kwam. Deze
bus is er
zo een met blauwgrijze banken; nog niet echt oud.
Het stuk
via Doesburg
naar Doetinchem heb ik, zoals gezegd, anderhalf jaar geleden al gedaan.
Nieuw is
het grote billboard langs de snelweg, even buiten Velp, met de tekst
"IJsselland-2.
Inderdaad. Dit is de plek".
Gloednieuw:
er staat
een hoogwerker opgesteld. Werklieden zijn nog bezig, het grote bord te
beplakken met tekst en beeld.
Tot
Doesburg gaat de
reis door rivierenlandschap. We zien wat meertjes; vermoedelijk
geamputeerde
IJssel-armen. Deze landstreek heet de Liemers. Dat heb ik geleerd op
school, en
ik weet nog hoezeer ik me ergerde aan het feit dat elk streekje weer
een eigen
naam had die ik moest onthouden. Achterhoek, Veluwe en Betuwe: dat kon
ik nog
billijken. Dat zijn flinke lappen grond. Bovendien gingen we ieder jaar
op
vakantie naar de Veluwe. Maar om dat nou allemaal ook nog te gaan
onderverdelen, waar is dan het einde? Doetinchem e.o. heet dan weer De
Graafschap, wat je kunt onthouden aan die voetbalclub.
In
Doesburg en Angerlo
maken we een voorzichtige tocht over hoge verkeersdrempels. Ik zie een
levensgrote waarschuwing: "overstekende schoolkinderen" (die kunnen
je bumpers inderdaad lelijk beschadigen). Op elk woonerf staat
bovendien een
bord "Attentie Buurtpreventie". Ook een waarschuwing waard: hier niet
uitstappen, vreemdeling! Het is in deze buurt niet pluis. Al die
knokploegen
van agressieve buurtbewoners, met enge honden, die illegalen en
vermeende
pedofielen molesteren! (Zoiets stel ik me er bij voor; je ziet die
waarschuwingen tegen Buurtpreventie alleen in heel nare wijken en
dorpen, maar
ik heb geen idee wat het inhoudt).
Om 6
minuten na het
noenuur, 48 minuten na vertrek uit Arnhem, bereiken wij de halte
Kraakselaan in
Doesburg, waar overgestapt kan worden op lijn 28 (Doesburg - Deventer
via
Dieren en Zutphen). We hebben nog niet echt oerend hard gereden; wie
vanuit
Arnhem wat vlugger in Doesburg wil zijn, kan lijn 74 nemen.
Na de
Kraakselaan
hebben we nog maar 6 passagiers aan boord. Nu gaan we non-stop door
naar
Doetinchem. Om 12.21 (4 minuten te vroeg) arriveren we op het
busstation. Deze
plek is het hart van het busvervoer in "De Graafschap", zullen we
toch maar zeggen. Bussen komen er steevast veel te vroeg aan en
vertrekken er
veel te laat. Het staat hier dus altijd vol met bussen, en er valt veel
te
fotograferen.
Eén
vreemde eend in de
Syntus-bijt: een OAD-bus, die lijn 25 rijdt; de enige stadslijn van
Deutekom. OAD,
beroemd om zijn busreizen naar zonnige oorden, bestaat dus ook nog
steeds als
stads- en streekvervoerder. Die paar lijntjes van OAD, die niet eens
een
aangesloten busnet vormen, staan vermeld in de dienstregeling van
Syntus. Ik
reis zuinigjes met het busboekje dat ik vorig jaar in Aalten kocht; er
zal wel
niet veel veranderd zijn (hoop ik).
Busstation
Doetinchem:
een herinnering aan mijn ROVER-tijd. Ik ben hier nog eens geweest voor
een
vergadering van de ROVER-Adviesraad (die ik in vijf jaar tijd nooit één
verstandig advies heb horen geven. Ik heb ze nog eens aangeraden,
zichzelf met
onmiddellijke ingang op te heffen, maar deze uitspraak had helaas niet
de
status van een bindend advies; ze bestaan nog steeds).
Het was
in of rond
1992. Wie reed er toen in de Graafschap? De TET (Twentsche Elektrische
Tramwegen)? De GSM (Geldersche Stoomtram- of Streekvervoer
Maatschappij)? Ik
weet het echt niet meer; het is niet meer bij te houden met de fusies.
De
Adviesraad
inviteerde zichzelf voor zijn bijeenkomsten meestal in een busgarage,
ergens in
een uithoek van ons koninkrijk. Daar werd ons door de streekvervoerder
soms een
bescheiden lunch aangeboden, die niet zelden bestond uit brood met
kroketten. "Buskroketten",
zei een van mijn ROVER-collega’s altijd, alsof dat een speciaal soort
kroketten
was. Nu ik er aan denk: ik krijg best trek; desnoods in een boterham
met
buskroket. Maar er valt hier niets te scoren voor gewone passagiers,
niet lid
zijnde van enigerlei adviesorgaan. Ik stap maar gauw in bus 24 richting
Emmerich (D).
Lijn 24
rijdt elk
halfuur tot 's-Heerenbergh; eens per uur gaat er een bus door naar
Emmerich
Bahnhof. Je kunt vanuit Nederland per OV op twee manieren in Emmerich
komen:
per Eurocity-met-toeslag, of met Syntus-bus 24; tegen sterren en
strippentarief. Ik reis vandaag overigens met een beduimelde
Zomerzwerfkaart,
die vanmorgen door de eerste chauffeur uit een zijzak van zijn colbert
is
getrokken. In De Graafschap doet een chauffeur een heel seizoen met een
boekje
van 10 Zomerzwerfkaarten; wat zoekt een mens er ook?
Het
busstation van
Doetinchem ligt op 1,5 kilometer van het échte station. Diverse
buslijnen
rijden erlangs, en geven soms zelfs aansluiting op de treinen. Ik zal
het
station vandaag 4 keer passeren.
We rijden
zuidwaarts
via Braamt en Zeddam. Ook in dit stuk Nederland zijn de wegen
overvloedig
voorzien van minirotondes. De chauffeur snijdt ze nogal scherp aan;
bovendien
neemt hij in de bebouwde kom alle verkeersdrempels met volle snelheid.
Het is
een goed ding dat ik me in Doetichem niet heb staan volstouwen met
buskroketten.
Het
busstation van
's-Heerenbergh bestaat uit twee haltes en twee abri's, aan weerszijden
van een
steil aflopend straatje. Op het haltebord zie ik dat de tussenritten
Doetinchem
- 's-Heerenbergh in de vakantietijd niet meer gereden worden. Ik kan
hier dus
alleen nog weg om twéé voor het hele uur. Dat wordt dan 15.58, want ik
wil een
rondleiding door het kasteel bijwonen.
's-Heerenbergh
is een
grensplaats, gebouwd rond het Huis Bergh. Het ligt op de Gelderse
kastelenroute, een 700 kilometer lang netwerk van fietspaden, dat
aansluiting
geeft op een vergelijkbare route in Duitsland; want zoals wij ons
moesten
verdedigen tegen de Teutoonse horden, zo moesten zij op hun beurt langs
de
grens kastelen oprichten om zich de Batavieren van het lijf te kunnen
houden.
De in historie geïnteresseerde toerist profiteert momenteel nog steeds
van die
wapenwedloop.
Ik
fotografeer en eet
mijn krentewegge, een uit zijn krachten gegroeide boterham met boter,
en zonder
buskroket. Omdat het nog geen twee uur is, loop ik een rondje over de
vestingwal rond het slot. De zon gaat weg; een nieuwe regenzone nadert
de
Liemers, of zit ik nu in De Graafschap?
De
rondleiding door Huis Bergh neemt bijna
anderhalf uur in beslag. Een moeder met een jengelend klein kind
verlaat de
groep al voordat de tour op de helft is. Maar zelfs voor een
doorgewinterde
cultuurliefhebber als ik duurt het wel wat lang. Ik zal zeer in het
kort
samenvatten wat ik gehoord heb over de geschiedenis van Huis Bergh.
Het werd
gebouwd
ergens midden in een middeleeuw. (Het woord 'middeleeuwen' heeft met
'hersenen'
en 'mazelen' gemeen, dat het alleen in het meervoud voorkomt. 'Eén
middeleeuw'
mag je dus niet schrijven, tenzij je Drs. P of De digitale reiziger
heet).
Het slot
werd de
woonstede voor opeenvolgende baronnen v.d. Bergh, die het muntrecht
bezaten en
een waar schrikbewind uitoefenden over hun horigen. Onnodig te zeggen,
zo dicht
bij Duitsland, dat één van deze baronnen Fout was tijdens de
Tachtigjarige
Oorlog, terwijl hij nota bene familie was van de Prins van Oranje.
De
baronnen v.d. Bergh
hielden zich beslist niet alleen bezig met munten slaan en oorlog
voeren. Ze
verwekten ook altijd een flink aantal nakomelingen, echte zowel als
onechte.
Sommige kinderen in de naburige dorpen droegen de achternaam Thuis
(spreek uit:
Tuus); dit beduidde dat zij waren verwekt in 't
huis, en wel via
de piemel van zo'n bronstige baron. Thuis is nu nog steeds een veel
voorkomende
naam in deze streek, vertelt de rondleidster veelbetekenend.
Nadat een
der baronnen
kinderloos was gestorven (een schande voor de familie) werd het slot
verkocht aan
een zijtak van de Hohenzollerns. Begin deze eeuw (nog vijf maanden lang
de
20ste; ik blijf stug volhouden) deden zij het van de hand aan Baron van
Heek;
geen echte baron, maar wel een textielbaron. Veel was er in de loop der
eeuwen
niet veranderd in 's-Heerenberg: boeren, burgers en buitenlui vielen
bij
nadering van de textielmagnaat bij wijze van spreken plat op de vloer
om het
vuil van zijn schoenen te likken.
Van Heek
bracht zijn
uitgebreide kunstcollectie onder in het slot. In 1939 ging van die
verzameling
helaas een aanzienlijk gedeelte, zo'n 35%, in rook en vlammen op bij
een brand.
De rest is nu te bewonderen tijdens de rondleiding door het kasteel.
Hij omvat
onder meer een collectie 14e-eeuwse Italiaanse schilderijen.
Huis
Bergh wordt nu
beheerd door een stichting. De laatste van Heek verruilde het kasteel
enkele
jaren geleden voor een penthouse in Doetinchem. Eens per week keert hij
terug
naar zijn oude huis om de klok in de studeerkamer op te winden; hij is
de
enige, die het uurwerk aan de gang krijgt.
Het
uitzicht vanaf de
korte, dikke toren is erg mooi. Helaas is het gaan regenen.
Even
later loop ik
terug naar de bushalte, met een vol kijkglas. Het stortregent nu. Op
het
busstationnetje neem ik inderdaad de bus van 15.58 naar Doetinchem. De
drukste
rit van de dag; na Zeddam hebben we wel 15 passagiers aan boord. Twee
vrouwen
achter me klagen over de hoge bustarieven. ‘Maar
ik ga er toch echt niet om loep'm, hoor!’
‘Het is
niet te merk'n dat 't zoemer is’,
zegt de ander, wijzend op de nattigheid buiten.
In
Doetinchem stap ik
over op lijn 51 naar Gendringen. Die volgt een iets andere route dan de
27, die
eigenlijk het onderwerp is van dit verhaal. Lijn 27 rijdt door Terborg,
en
geeft daar aansluiting op de trein. Nummer 51 rijdt om Terborg heen en
gaat via
de snelweg en via Etten (zonder -Leur) naar Ulft; gemeente Gendringen.
Een
reizigster klaagt
tegen de chauffeur over slechte aansluitingen. Ze reist soms van Arnhem
naar
Doetinchem met sneldienst 74, en stapt dan over op 27 of 51. ‘Ik dacht: ik was moei op tied, maar ik zag
jullie net wegrajd'n. Jammer dat die aansloeting altied zo slecht is!’
"Dat ligt
aan
Connexxion", zegt de chauffeur. De schuld aan een ander geven is in het
OV
zo ongeveer een geconditioneerde reflex.
Dit is
weer een chauffeur
die van opschieten houdt. Met een verbeten kop zit hij achter het
stuur.
Vuistschuddend en scheldend geeft hij blijk van zijn ongenoegen over
een trage
bestelwagen waar hij achter rijdt. Dat is de tragiek van het OV rond
Doetinchem: er wordt hier best dóórgereden, maar alleen met het gevolg
dat je
nog eerder bij dat busstation bent, zodat je daar nog langer moet
wachten. De
gemiddelde snelheden zijn al met al toch niet indrukwekkend.
Gendringen.
Het
eindpunt ligt op een pleintje naast een meubelhandel. "Drie etages
sfeervolle woonideeën", staat er op de gevel, naast
"opheffingsuitverkoop".
Nooit heb
ik het deze
zomer nog zo hard zien stortregenen. Ik schuil onder de luifel van de
meubelhandel en aanschouw de collectie in zijn volledige
weerzinwekkendheid.
Veel donker eikenhout, veel somber namaak-antiek; loodzwaar en flink
aan de
prijs. Ik onderdruk de neiging om te vomeren tegen de winkelruit, en
loop dan
toch het dorp maar in. Zal ik hier iets gaan eten? Misschien wel, maar
beslist
niet bij het eetcafé met het opschrift "Bij Te Pas ben je altijd in je
sas".
Ook
Gendringen is een
grensplaats; als je bij de meubelwinkel rechtsaf slaat, loop je vrijwel
meteen
Duitsland binnen. De meeste dorpen en steden langs de grens oefenen een
voor
mij onbegrijpelijke aantrekkingskracht uit op onze Oosterburen. Ik zie
er drie
hangen op het stoepje voor de bakker. Ze zijn strontlazarus, en ze
zitten in de
regen te schreeuwen, te schelden en te brallen. En dan vinden ze het
nog gek,
dat iedereen de pest heeft aan Duitsers. Verder geen mens op straat.
In
looppas van luifel
naar luifel keer ik terug naar het busstation. Maar ik ben nu echt wel
toe aan
iets warms. Net voordat de bus van 17.22 vertrekt kan ik in de
Dorpsstraat nog
wel even een patatje eten. De ene snackbar zit dicht; de tweede, een
zeer ruim
etablissement, is gelukkig open.
Nu weet
ik meteen,
waar de complete plaatselijke bevolking van Gendringen gebleven is
(voor zover
niet naar zonnige oorden): in deze snacktent. In een zijzaaltje zie ik
een
grote groep mensen van sterk uiteenlopende leeftijd. Men is vrolijk; de
gesprekken zijn geanimeerd. Als ik niet beter wist, zou ik denken
getuige te
zijn van een low budget gouden huwelijksfeest. Och,
waarom ook niet: een
familiefeest bij de snackbar; wie weet wat voor bizarre gewoontes men
er hier
nog meer op nahoudt.
Aan de
bar zitten
lawaaiige kerels met dikke bierbuiken. Deze zijn zojuist door de waard
gespijzigd en gelaafd, en laten de inhoud van pullen en borden in hoog
tempo
naar het maag-darmkanaal verhuizen. Dan staan er in de zaak nog een
stuk of
tien afhalers; uit hun geërgerde blikken maak ik op, dat zij hier al
heel lang
staan te wachten op hun dagelijkse portie vet.
Dit gaat
lang duren;
het kost me de bus van 17.22. Tenzij ik nu heel hard wegren, maar ik
heb al
besteld en betaald. Achter de toonbank wordt voortvarend gewerkt aan de
maaltijd van de bruiloftsgasten in het opkamertje. Ze hebben mogen
kiezen uit
één standaardmenu, bestaande uit een portie frites en een dikke, grauwe
worst
waarop grote vetdruppels parelen. De waard stapelt deze lekkernijen op
een
bord, en reikt dit aan aan zijn dochter; die pompt er een
centimetersdikke laag
mayonaise overheen, alvorens de maaltijd op de tafel van de
bruiloftsgasten te
deponeren. Lopende bandwerk.
Als ik de
zaak
eindelijk kan verlaten, met mijn patat, zie ik de bus wegrijden. Ik
nuttig de
patat in de abri. Geheel tegen mijn verwachting in, is het nog best te
eten. In
het bushokje hangt de aankondiging van een badkuiprace. Die heeft
plaatsgevonden op 8 juli (8 juli 1951, vermoed ik); dat bordje kan er
nu af.
Even
later zie ik de
dikke mannen uit de patattent het dorp verlaten; elk gezeten op een
heel
ouderwetse tractor. Het zal wel ergens goed voor zijn.
Dit
pleintje is het
eindpunt van de lijnen 27 en 51; ook stopt de "Mobimax" er; het
Collectieve Vraagafhankelijke Vervoer, zoals dat tegenwoordig heet.
De bus
van 17.52
verschijnt. Deze keer een heuse touringcar. Ik besluit, in één ruk door
naar
Arnhem te rijden; 's avonds een kleine anderhalf uur.
Na Ulft,
dat ik nog
ken van de heenweg, volgt Wisch. Ik zal deze plaatsnaam maar niet
opvatten als
een gebiedende wijs, anders zou ik alles wat ik tot dusverre geschreven
heb,
aan de deleteknop moeten prijsgeven. Niet dat iemand er veel aan zou
missen, na
dat wissen.
Terborg,
waar we de
spoorlijn Winterswijk - Doetinchem kruisen, ziet er iets meer dan
Gendringen
uit alsof de beschaving er al is doorgedrongen. Smalle lanen; nette
huizen met
aangeharkte tuintjes eromheen.
Het
oponthoud in
Doetinchem duurt deze keer tien minuten, waarvan enkele passagiers
gebruik
maken om buiten een sigaretje te roken. Nu stapt er een nieuwe
chauffeur in.
Die zet de radio meteen op orkaankracht. Bij ons in Leiden is dat ook
de
gewoonte, maar door helemaal achterin te gaan zitten, en je oren dicht
te
stoppen, kun je er soms nog bij lezen. In deze touringcar, met
microfoontjes
boven elke zitbank, is dat niet mogelijk.
De radio
staat
afgestemd op een house-zender. Er zitten enkele bejaarden in de bus; ik
kan me
niet voorstellen dat zij deze rotherrie zullen appreciëren.
Deze
chauffeur behoort
tot het slag OV-personeel, dat zijn arbeidsvreugde louter ontleent aan
het
treiteren van de passagiers die zijn boterham betalen. In De Liemers en
omstreken, waar de geest van de (textiel)baronnen nog levend is, zal
niemand
assertief genoeg zijn om er iets van te zeggen.
Niemand,
behalve een
hier verdwaalde westerling. Als we Doesburg voorbij zijn, beginnen de
nieuwsberichten van zeven uur. De chauffeur is bang, dat wij ze niet
zullen
verstaan en zet de radio nog eens dubbel zo hard. Kijken hoever hij kan
gaan.
Het geluid buldert en toetert nu werkelijk uit de microfoon. Ik heb er
schoon
genoeg van en brul eroverheen: "zet dat kolereding zachter!". Ik voeg
er nog enige termen aan toe, die onmogelijk de goedkeuring zouden
kunnen
wegdragen van het orthodoxe deel van de bevolking.
En hoor
wat er
gebeurt: de chauffeur zet de radio niet alleen zachter, maar zelfs
geheel uit.
Dit was meer, dan ik had durven hopen. Ik dank hem vriendelijk voor dit
gebaar,
want zo ben ik dan ook wel weer. Waarom hij me nou nog een kwartier
lang vuil
blijft aankijken via de achteruitrijspiegel; ik begrijp het werkelijk
niet, en
het interesseert me eerlijk gezegd geen biet.
Deze rit
ging
"oerend hard", zowel qua volume als qua snelheid. Bijna tien minuten
te vroeg arriveren we op het streekbusstation van Arnhem.
Het was
vandaag een
herkansing, zoals gezegd. Een geslaagde herkansing, want ik hoef deze
keer geen
klacht in te dienen waarop ik toch nooit antwoord krijg; ik heb het
probleem
zelf opgelost.
Bepaald
tevreden keer
ik de bus de rug toe, en loop het station binnen. Dag Liemers, dag
Graafschap;
ik kom nog wel eens terug als het complete busnet is vervangen door de
Mobimax.
Frans
Mensonides
augustus 2000
P.S.: Wie
tegenwoordig
persé met de streekbus van Arnhem naar Enschede wil, moet Breng-lijn 29
nemen
tot Doetinchem, daar overstappen op lijn 74 van Arriva, en 2:35 uur
uittrekken
voor de hele reis. Als je per bus van Arnhem naar Gendringen reist,
moet je nu zelfs
twee keer overstappen: in Doesburg en Doetinchem. Maar wie zou er in
vredesnaam
voor de tweede keer in zijn leven naar Gendringen willen?
Frans
Mensonides
18 december 2014
Deel 0: Gecensureerd:
aan het
ziekbed van een wethouder (1998, 2001) - 15 jaar thuispagina
Deel 1: Nunc est bulborum; langs
de Geestlijn (2003)
Deel 2: Opkomst en ondergang van
Lovers Rail (1996-1998)
Deel 3: Twee
(mis)managersportretten: Zich
installeren (2002) en Wereld
op Wielen (2000)
Deel 4: Spoorrampjaar 2001
Deel 5: Het hoofdstuk Horeca:
een paar eet- en drinkervaringen (1999, 2000)
Deel 6: Start van Syntus
(1999)
Deel 7: Langs Lange Lijnen: Emmen -
Groningen, met toegift in Beijum (1998)
Deel 8: Stadsdienst Alkmaar op de
digitale snelweg (1997)
Deel 9: Bahn en
Kerstmarkten in het Ruhrgebiet (1998, 1999)
Deel 10: The Lotus Man en andere
ICT-treurnis (1999-2003)
Deel 11: Het aller, allerbeste
uit Langs Lange Lijnen (voorjaar 1998)
Deel 12: Treinreizgerstypen
(1998-2000)
Deel 13: Vier uit 'twee;
verhalen uit REFLEXXIONZZ! (2002)
Deel 14: Lange Lijn langs de Lek
(1998; met foto's uit 2013)
Deel 15: Mannen van 45
(2002)
Deel 16: Provinciaal triest:
Stadsvervoer 4 provinciehoofdsteden (1999-2000)
Deel 17: Buffel-blues;
oostelijke nevenlijnen (2001)
Deel 18: Lange lijnen langs d'oude
Haarlemmermeerlijn (2000 - 2001)
Deel 19: Het volgen van
sportevenementen / Mekkero (2003)
Deel 20: De
informatie-oorlog; een toekomstvisioen (2000)
Deel 21: Eeuwprobleem
(1998)
© Frans Mensonides, Leiden, 2014.