‘Beminde
zaterdag’ is een rubriek over treinreizen op die dag met mijn
Weekend Vrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn
Huygens
die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen. Deze reeks is
geïntroduceerd in deel 1. Het
overzicht van alle tot dusverre
verschenen afleveringen vind je in het archief van mijn Thuispagina.
Dit
is
de eerste aflevering van de jaren 20. Maar de eerste hoofdstukken
spelen zich
nog af in december 2019. De rode draad wordt deze winter op mijn
Thuispagina:
de streekbus, al staat op de eerste zaterdag de streekTREIN nog
centraal.
Leafste Sneon in Leeuwarden - It giet oan, als
het aan Hurdegaryp ligt!
- Bucket List - Wij Vikingen!
Of: wij Friezen, nazaten van Viking-slaven! - Ljouwert yn
ljocht en tsjuster-
Decennia - Dommelen, langs
de
Dommel en de Keersop
-
Geteut in het Teutenhuis;
Rietveld-dorp Bergeijk
Als ik Google Translate mag geloven, is ‘Leafste Sneon’ de correcte vertaling in het Fries van ‘Beminde zaterdag’. Ja, die instinker kende ik al: ‘Sneon’ is zaterdag, en ‘Snein’ is zondag; verwarrend!
Op de 49ste zaterdag van 2019 begeef ik me eindelijk voor het eerst dit jaar naar het Heitelân, het land van mijn voorvaderen. Het doel is een bezoek aan het Fries Museum in Leeuwarden dat op de sterreclame reclame maakt voor de tentoonstelling ‘Wij Vikingen’.
Ik deed dit museum al eens in de winter van ’14, toen ik op de heenweg in Grou onverwachts stuitte op het wereldkampioenschap klunen. Klunen wil zeggen: met schaatsen aan, terwijl er geen ijs ligt, over tapijten lopen. Het museum in Leeuwarden is gewijd aan het typisch Friese, maar dat klunen in een niet-Elfstedenwinter vond ik wel heel, heel erg typisch.
Het zette meteen ook de toon voor dat museumbezoek. Ik stelde vast dat ik, qua afkomst een halve Fries, eigenlijk niet zo gek veel met Friesland heb. Een Fries van de heel koude grond, die niet eens kan schaatsen, laat staan klunen. Maar wanneer het museum een tentoonstelling aankondigt van een nog noordelijker volk, is het misschien wel de moeite waard om het opnieuw te bezoeken.
Ver is het echt niet naar de Friese hoofdstad; vanuit Leiden slechts 2:27 uur via de Hanzeroute, die deze zaterdag zowaar een keer niet gestremd is. NS verwacht vandaag een enorme toeloop van reizigers, want men heeft een Koploper met 10 bakken ingezet. Die toeloop zal ik onderweg niet zien. Nergens, eigenlijk; Nederland verwerkt deze zaterdag zijn Sinterklaaskater; nationale pyjamadag, een heel stille zaterdag, overal.
De werkzaamheden voor knooppunt Herfte zijn nu in volle gang. Een halfjaar geleden fietste ik erlangs, de 4 kilometer tussen Zwolle en de buurtschap Herfte waar de lijnen naar Meppel en Emmen uiteengaan. Er komen 2 extra sporen en een dive under om deze bottleneck op te heffen.
Een kleine 100 km verder ligt de plek waar binnen afzienbare tijd een derde Leeuwardens station moet komen, Leeuwarden Werpsterhoeke. Dat komt in de buurt van verkeersplein Werpsterhoek, zo’n 8 km ten noorden van station Grou-Jirnsum en 5 km ten zuiden van het station dat nog gewoon Leeuwarden heet, en geen Leeuwarden Centraal.
Het station gaat de woonwijk Middelsee bedienen die gebouwd zal worden ten oosten van het spoor. Maar er is nog niets van te zien, alleen heel in de verte de huizen van de wijk Zuidlanden.
Herfte en Zuidlanden
In Leeuwarden staat de Arriva-diesel naar Groningen al te pruttelen voor vertrek. Ik denk dat ik mijn bucket-list met stations waar ik nooit ben in- of uitgestapt, maar eens een item korter ga maken. Nog nooit zette ik voet aan de grond in Hurdegaryp, ook niet toen die plaats en dat station nog Hardegarijp heetten. Aan boord!
De
lijn Leeuwarden – Groningen maakt deel uit van een veel langere
spoorverbinding, Harlingen – Bad Nieuwenschans. Die dateert al uit de
jaren 60 van de 19e eeuw en was de eerste spoorlijn in het noorden. Als
ik deze reis anno 1869 gemaakt had, had ik met de stoomboot van
Amsterdam naar Harlingen gemoeten en had ik er wel 1½ dag over gedaan.
Het traject Leeuwarden – Groningen is de laatste decennia aardig opgebloeid qua reizigersaantallen. Dat geldt wel voor meer regionale lijnen die aanbesteed zijn. Er rijdt nu eens per halfuur een stoptrein Leeuwarden- Groningen en eens per uur een sneltrein die alleen stopt in Buitenpost, waarvan ik niet kan onthouden of het in Groningen of Friesland ligt. Het plan is om die sneltrein ook 2 keer per uur te laten rijden. Daarvoor is nu een pakket van maatregelen in uitvoering.
Zo komt er tussen Zuidhorn en Hoogkerk dubbelspoor. En wordt op 2 trajectgedeelten de maximum snelheid opgekrikt: tussen Leeuwarden en Feanwâlden (v/h Veenwouden) van 100 naar 130 km / uur en tussen Grijpskerk en Hoogkerk van 100 naar 120. Een station in Hoogkerk behoort nog steeds tot de mogelijkheden. Ook worden op alle tussenstations de perrons verlengd en worden enkele spoorwegovergangen ondertunneld.
Verder sneuvelde onlangs een curiositeit, station Leeuwarden Achter de Hoven, 1½ km ten oosten van Leeuwarden Sec. Op dat station, te midden van fabrieksgebouwen, stopten slechts enkele treinen per dag, in de spits. Het kende een zeer minimale klandizie van gemiddeld 10 passagiers per dag. Op 31 augustus 2018 halteerde er voor de allerlaatste keer een trein op het station. Ik zie er vandaag geen spoor meer van; de perrons zijn verwijderd.
Nu is het eerste station op deze lijn Leeuwarden Camminghaburen. Daarna gaan we het platteland op, doorkruisen Tietjerk, en remmen voor Hurdegaryp, waar de stoptrein op het hele en halve uur zijn tegenligger kruist. Voor het stationsgebouw heeft de architect niet echt de diepste lagen van zijn creativiteit aangeboord.
In Hurdegaryp zijn de spoorwerkzaamheden in volle gang. Er is een verlengd perron in aanbouw. En ook hier komt er een ongelijkvloerse wegkruising, nl. bij de spoorovergang Rijksstraatweg, even ten westen van het station.
Want 8 keer per uur de spoorbomen dicht, dat kan echt niet bij de enorme verkeersdrukte die er heerst op het Friese platteland! Ocharm, als ik denk aan Castricum, waar ik doordeweeks de kost verdien. Nu al 12 treinen per uur en binnen afzienbare tijd 16, en nog steeds een gelijkvloerse kruising…
Hurdegaryp
Ik heb een app op mijn telefoon die regelmatig weer-updates geeft: de buitentemperatuur en of het regent. Het laatste merk je zelf wel. Ik heb geen idee hoe die app erop terecht is gekomen en hoe ik hem er weer af krijg. Maar onderweg wees hij steeds een temperatuur van +8 graden aan. Groot is dus mijn verrassing als ik een digitale thermometer tegenover station Hurdegaryp op -19 graden zie staan.
Nou, zo koud was het zelfs niet tijdens die barre, ijzige Elfstedentocht van 1963. Het mag nu wel heel raar lopen als er geen nieuwe Elfstedentocht komt. De rayonhoofden zullen wel in vergadering bijeen zijn. Misschien klinkt vanavond al het verlossende woord: It giet oan!
Gekheid; ik denk dat die maffe Friezen alle thermometers in de provincie onklaar hebben gemaakt en ze 25 graden naar beneden bijgesteld hebben, alleen om in Elfstedenstemming te geraken. Het zou me ook niet verbazen, straks om de hoek een thermometer te zien die + 41,2 graden aangeeft; de hoogte van de Elfstedenkoorts. Die breekt elk jaar uit in de winter, of de weersvoorspellingen daar nu aanleiding toe geven of niet.
Hurdegaryp betekent zoveel als: strook harde grond. Het dorp ontstond op een zandrug, ten zuiden van het huidige dorp dat ooit noordwaarts is opgeschoven naar de Rijksstraatweg en later weer een zuidelijke nieuwbouwwijk kreeg. Daar loop ik nu, eerst over de Wester Omwei en daarna over de Easter Omwei, langs een huis met een Hollandse in plaats van Friese vlag, waar blijkbaar import woont.
De stilte hier is bijna beangstigend. Geen wonder dat niemand zich op straat waagt, als het 19 graden vriest. Wat doe IK hier eigenlijk? Oh ja, die bucket list. En het Friese dorpsschoon fotograferen, maar ik geloof dat ik daarvoor op het verkeerde station ben uitgestapt.
De enkeling die op straat loopt, groet me niet. Maar ik word wel enthousiast toegezwaaid door een jongeman vanuit een auto. Ik zwaai maar terug. Daar zie ik toch nooit veel systeem in; de groet-mores in dorpen, wanneer wel en wanneer niet.
Ik loop door het winkelcentrum en passeer Iterij de Fuorman (Snackbar de Voorman), het Fiskhûs (haringwinkel), supermarkt Poiesz (waar het opvalt dat het meevalt) en sporthal De Hege Fiif (The high five). Daarna volg ik nieuwsgierig de pijlen naar het Nieuw Perspectief. Wat zou dat wezen? Daar heb ik soms behoefte aan, een nieuw perspectief. Maar het blijkt een kerk, een moderne. Een meer ouderwetse zie ik iets verder, de Hofkerk, met wapenstenen boven de ingang.
Daarmee ben ik dan terecht gekomen op de Rijksstraatweg en het meer fotografabele deel van het dorp.
Via de Stationsweg keer ik terug naar de spoorbaan, waar net de sneltrein naar Groningen langsdendert. Hurdegaryp kan nu afgevoerd van de emmerlijst, die nu nog bestaat uit:
Warffum, Usquert, Uithuizermeeden, Loppersum, Veenwouden, Dronrijp, Sneek Noord, Koudum-Molkwerum, Almelo de Riet, Hengelo Oost, Hemmen-Dodewaard, Nijmegen Heyendaal, Veenendaal West, Hollandse Rading, Diemen, Heemskerk, Krommenie-Assendelft, Den Helder Zuid, Rotterdam Noord, Dordrecht Zuid, ’s Hertogenbosch Oost, Helmond Brouwhuis, Geleen Oost, Hoensbroek, en Eygelshoven Markt.
Je had Noormannen: bewoners van Denemarken, Zweden en Noorwegen. En je had Vikingen. Dat waren de krijgers, dat waren de Noormannen die vanaf de 7e eeuw zee kozen om half Europa leeg te plunderen, Noord Amerika te ontdekken, handel te drijven tot meer dan duizend mijlen van huis en stukken wereld te veroveren. De overige Noormannen en Noorvrouwen bleven thuis.
Vikingen gebruikten de schedels van overwonnenen niet als theekopje. Daar hadden ze namelijk die bekende hoorns voor, die ze dan ook niet op hun helmen droegen; dat zijn allemaal fabeltjes.
Het waren kundige zeevaarders. Voor oorlogsvoering gebruikten ze snelle, wendbare, smalle schepen; voor de handel bredere, waar meer in kon. Hun schepen werden aanvankelijk voortbewogen door roeiers, maar later door de wind in de zeilen.
Ze wisten Oost-Engeland te veroveren en ook het Franse Normandië; de naam zegt het al. Dorestad (Wijk bij Duurstede), in de vroege middeleeuwen de belangrijkste handelsstad van de Lage Landen, werd talloze malen geplunderd. Hun schrikbewind duurde tot en met de 11e eeuw.
Met Friezen hadden ze menige confrontatie. Friezen spraken zelfs van een ‘tsunami vloed van wilde Vikingen’. Maar sommige Friezen, de NSB’ers onder hen, sloten zich juist bij de Vikingen aan en kozen voor een piratenbestaan. Het Friese rijk was indertijd tussen haakjes veel en veel groter dan het huidige grondgebied van Fryslân; het strekte zich uit van Vlaanderen tot in Noord-Duitsland.
Op de tentoonstelling ‘Wij Vikingen´
worden in een stemmig-donkere ruimte verhalen verteld; overal hangen
luidsprekertjes die je tegen je oren kunt houden. Bijvoorbeeld over het
lot van Walfridus, die ik al tegenkwam tijdens een andere bucket-list
wandeling in het Groningse Bedum. Deze heilige werd door de
Vikingen vermoord.
Een greep uit het tentoongestelde.
Op dit soort balansjes (hier nagemaakt, niet origineel) wogen de Vikingen stukjes zilver af dat zij gebruikten als betaalmiddel – in gevallen dat zij bereid waren om te betalen. Op hun plundertochten hielden ze die balans vast en zeker op zak, net als hun zilver. Maar muntgeld hadden ze ook. Er is een grote muntenschat gevonden in Pingjum; de naam is, zoals zo vaak, een voorteken.
Wijnvat. Ja, ze lustten best wel een slokje, die Vikingen!
Ze kwamen ver van huis.
'Strijkbout' van glas.
‘Glissen’, geslepen runder- of paardenbotten. Het zijn primitieve schaatsen; voorlopers van doorlopers.
Steen met een bebaard hoofd van de god Thor, gevonden bij Lemmer.
Koning uit een soort schaakspel. Je kunt het hier spelen op een bord, volgens de regels die de Vikingen hanteerden.
Slavenband. Vikingen hielden en verhandelden (onder anderen) Friezen als slaaf.
Hee, dat is interessant, zeg! Dat betekent hoogstwaarschijnlijk dat ik - halve Fries, immers - voorzaten heb die in slavernij geleefd hebben, een stuk of 50 generaties geleden. Laat ik daarvoor maar eens gauw compensatie gaan eisen in Kopenhagen, Oslo of Stockholm! Meteen een actiecomité oprichten!! Laten ze maar eens wat zilver afwegen voor mij en mijn Friese lotgenoten! Een stuk erkenning!; het gaat nog niet eens om het geld.
Geloof het of niet, maar ik ga nog dagelijks ernstig, zeer ernstig gebukt onder mijn slavernijverleden – waarvan ik nog niets wist toen ik vanmorgen opstond. Hoe anders zou mijn leven verlopen zijn als ik die last niet had hoeven meetorsen?
Nog een fotorondje door Leeuwarden, bij licht en donker.
Het kantoor van Maandag. Gisteren
was het Freed, Vandaag Sneon en morgen Snein. En daarna komt
onvermijdelijk Moandei. De 2 beelden heten Love en zijn van Jaume
Plensa.
Nee Juh, dat is Leids en daar is geen woord Fries bij.
De scheve Oldehove
Fietsend meisje in laatste oorlogswinter, beeld van Tineke Bot. Het beeld is een eerbewijs aan de vrouwen die eten brachten aan onderduikers.
Ik kan bij dit beeld aan niemand anders denken dan aan mijn moeder die in de Hongerwinter de dorpen rond Leiden affietste en hele middagen bij boerderijen in de rij stond voor een litertje melk; ze heeft het me tientallen keren verteld. Eten bezorgen bij onderduikers heeft zij ook nog gedaan, tijdens een verblijf bij de familie in Apeldoorn.
Het hof van de stadhouder van Groningen en Friesland
De ruim 400 jaar oude Waag
Frans Mensonides
5 januari 2020
Er geweest: zaterdag 7 december 2019
We
were born born in
the fifties
Born born in the fifties
Born born in the fifties
Born born in the fifties.
My
mother cried
When president Kennedy died
She said it was the communists
But I knew better.
Would
they drop the
bomb on us
While we made love on the beach
We were the class they couldn't teach
'Cause we knew better
‘Born in the 50s’, The Police
(1978). Van de LP ‘Outlandos
d’amour’
28 december 2019: de 522ste en
laatste zaterdag van de jaren
’10 is aangebroken. Nog 4 dagen en we kunnen allemaal weer een
decenniumwisseling bijschrijven in onze autobiografie. Voor wie Sting
en mij
kan nazeggen dat hij/zij ‘Born in the fifties’ is, wordt dit al de
zevende keer.
En, met nog een paar vage, mistige herinneringen aan de 50’s, kan ik
straks op
1 januari ook nog zeggen dat ik bewust geleefd heb in 8 decennia,
hoewel ik pas
63 jaar oud ben.
Mijn minst vage herinnering aan de
jaren 50 is tevens mijn allerlaatste
uit dat era. Het was oudejaarsdag en wij logeerden bij opa en oma in
Leiden. En
er gebeurde iets waarvan ik erg schrok.
Mijn moeder moest even iets pakken
van zolder. Ik weet nog
wat: een dikke extra deken voor op mijn bed, opdat ik niet zou
bevriezen in een
koude winternacht in een huis zonder cv. Zij draaide de zolderlamp aan
en die
maakte kortsluiting. Een vonkenregen en een doorgeslagen stop waren het
resultaat. Mijn moeder gillend de trap af: ‘Oh, oh, help, help, de
vlammen
slaan eruit!!’
Nou, dan zal er wel brand komen,
dacht ik. Mijn opa en vader
togen naar zolder om bij kaarslicht te een poging te ondernemen, de
kapotte lamp
te herstellen. Maar ik had weinig fiducie in de 2 belangrijkste mannen
in mijn
leven. Ik nam me voor, de hele nacht wakker te blijven. Ik dacht: als
het huis
dan in de fik vliegt, dan kom ik tenminste nog weg!
Uit deze anekdote blijkt wel, dat
mijn neiging om te denken
in worst case-scenario’s niet bepaald van vandaag of gisteren is. Als
driejarige had ik het al. Ik denk dat zoiets echt aangeboren is; niet
aangeleerd.
Natuurlijk kon ik mijn ogen niet tot
de volgende ochtend
openhouden. Toen ik wakker werd, stond het huis er nog. En hoewel ik
het nog
niet helemaal besefte: de jaren 60 waren aangebroken; een flitsend
begin van een
flitsend tijdperk!
En straks gaan de Roaring Twenties
een reprise beleven. We
zitten nu dichter bij de volgende jaren 60 dan bij de vorige. Dat is al
5 jaar
het geval, maar ik besefte het onlangs pas. Raar idee.
Eindhoven
Decenniumwisseling of niet, we gaan
zoals gewoonlijk op
zaterdag aan de wandel. Het thema voor de rest van deze winter is: de
streekbus. Die brengt me vandaag in een streek waar ik in al die
decennia nog
nooit eerder geweest ben: in Dommelen en uiteindelijk Bergeijk, ten
zuiden en
zuidwesten van Eindhoven.
Dommelen ligt, zoals de naam al zegt,
langs de Dommel. Maar
ook langs een zijriviertje of zij-beek, de Keersop. Wie bij die naam
een
associatie krijgt met het ruime sop, en zich een kolkende, schuimende
watermassa voorstelt, moet ik teleurstellen. Een wat atletisch begaafde
wandelaar kan er zonder polsstok overheen springen.
Je komt in die regio met Bravo- /
Hermes-bussen 317
(Eindhoven – Valkenswaard - Dommelen) en 318 (Eindhoven - Valkenswaard
– Dommelen
– Bergeijk - Luyksgestel). Die laatste bus rijdt vanaf Dommelen min of
meer
parallel aan de Keersop, die in België ontspringt en bij Luyksgestel
ons land
binnenkomt.
3 jaar geleden deed ik in Eindhoven
de meeste bussen van de
400-reeks, elektrische
stadsbussen, toen een innovatie. ‘De opmars van de
elektrische bus begon aan het einde van de jaren 10’, zal later in de
geschiedenisboekjes staan.
Tegelijkertijd werd de 300-reeks
geïntroduceerd,
streekbussen die toch nog op diesel reden, maar zich wel HOV mochten
noemen:
hoogwaardig openbaar vervoer. In en om EindHOVen betekent dat, dat de
bussen in
ieder geval een stukje op vrijliggende busbanen rijden.
Voor o.a. 317 en 318 is dat de
busroute HOV-2 die loopt
vanaf de Aalsterweg in het zuiden van de stad totaan het Van
Gogh-dorp Nuenen
ten noordoosten ervan. De route voert door het centrum van Eindhoven,
via
busstation Neckerspoel bij Eindhoven
Centraal en langs het megawinkelcentrum
Woensel XL. Behalve in het centrum heeft de bus op die route overal
vrije
busstroken.
In 2017 was HOV-2 nog niet af. Nu is
dat wel het geval. Ik
kom er nog een keer apart voor terug; je ziet onderweg een aantal
fotograferenswaardige plekken. Maar eerst: Dommelen.
De bussen daarheen, lijnen 317 en
318, rijden in
gezamenlijke kwartierdienst. Ze
verlaten
Eindhoven via de N69, doorkruisen het dorpje Aalst waar die
verkeersader dwars
doorheen loopt, en koersen af op Valkenswaard. Daar ben ik toch wel
eens eerder
geweest, om de Malpie-vennen te bewandelen. Dat
was in 1998. Mijn website
bestaat straks ook al in 4 decennia. Slechts een klein percentage van
alle
websites kan dat aantal evenaren.
Die keer in ’98 heeft het dorpshart
van Valkenswaard geen
verpletterende indruk op me gemaakt; ik herken niets meer. Er ligt ijs
en
sneeuw op het marktplein - maar dat blijkt schraapsel te zijn van een
kunstijsbaantje.
Valkenswaard
Ik
sla de weg naar Dommelen in. Dat maakt deel uit van de
gemeente Valkenswaard. Tot 1970 was het maar een minuscuul dorpje,
omringd door een paar nog kleinere gehuchten, waarvan er een
Keersop heet. Daarna sloeg
de nieuwbouw toe. Tegenwoordig is Dommelen vooral een groot blok
woonerven met
ca. 10.000 inwoners.
Het is, hoe nietig het ook was, als
vanouds bekend door 2
dingen: de watermolen in de Dommel en de bierbrouwerijen van Dommelsch
bier.
De eerste kom ik als eerste tegen.
‘Geleefd in 8 decennia’,
het mocht wat! Deze watermolen heeft gedraaid in 8 eeuwen. Hij dateert
van rond
1350; tel de eeuwen maar na!
Tegenwoordig draait hij niet meer,
maar hij is nog wel
maalvaardig. Er is nu een winkeltje in gevestigd waar voer verkrijgbaar
is voor
diverse diersoorten. Momenteel brengen ze er ook meel aan de man dat
naar hun
zeggen bij uitstek geschikt is om luchtige oliebollen van te bakken.
Immers: we
zitten in dit hoofdstuk nog vóór de jaarwisseling.
Even verderop een RK-kerk met een
ruim park eromheen. Er is
een kerststal met echte schapen en een wensboom waar Dommelaars hun
wensen voor
2020 kenbaar kunnen maken op een briefje. Een kinderhand schreef: ‘Dat
iedereen
in vreeden kan leeven’.
Maar iemand anders hoopt dat iedereen
het komende jaar
krijgt wat hij verwacht. Dat zou dus betekenen dat de realo-pessimist
die
nergens erg hoge verwachtingen van koestert, gewoon een doorsnee-grijs
rotjaar
mag beleven.
Wat een onzin, die hele wenserij,
allerlei dingen te wensen
voor jezelf en voor anderen! Wensen doen ze in sprookjes. ‘Je mag 3
wensen doen’;
ja, dat mag je overal en altijd.
Naast de bierfabriek en de
watermolen, heeft ook deze
RK-kerk historie geschreven en Dommelen op de landkaart geplaatst. In
1967 was
dat. Pastoor Mercks had zich jarenlang elke lente verheugd in het
gekwinkeleer
van een nachtegaal in het park rond de kerk. Maar dat jaar had de vogel
er de
brui aan gegeven. Hij had misschien helemaal geen zin in de summer of love.
Maar een paar lolbroeken in het dorp
wisten raad. Zonder dat
Mercks het merkte, verborgen zij een speaker in het park en verbonden
die via
een versterker met een grammofoon bij een van hen thuis. Daarop
speelden ze
elke avond een plaat af die geheel gevuld was met nachtegaal-geluiden.
Mercks
dolblij!
Toen kregen ze het voor elkaar dat
zij en de pastoor het
verhaal over die opmerkelijk zanglustige nachtegaal mochten komen
vertellen op
tv, in ‘Voor de vuist weg’ van Willem Duys. Dat was een talkshow avant
la
lettre, toen dat woord nog niet bedacht was.
Duys haalde kijkcijfers die Jinek in
haar stoutste dromen niet
zou kunnen wensen. Iedereen had het er de volgende ochtend over. In
tegenstelling tot Jinek, over wie ik het nooit iemand hoor hebben. Ja,
in
andere praatprogramma’s. Op de ochtend dat ik dit typ, was er zelfs een
praatprogramma op tv waarin men praatte over een ander praatprogramma
op tv, waarin
gepraat werd over praatprogramma’s als Jinek. Ze houden zichzelf aan de
praat met
zichzelf. Het gaat helemaal nergens over, en geen hond die er nog naar
kijkt.
Goed, het halve dorp Dommelen naar
Hilversum, die keer in
mei 1967. En staande die show maakten de grapjassen bekend dat het
geluid van
die nachtegaal van een grammofoonplaat kwam. Pastoor Mercks was not
amused, om
het zacht uit te drukken. Een krakende gvd zal hij misschien nog net
binnenboord
gehouden kunnen hebben. Maar men hoorde hem vast wel tussen de opeen
geklemde
lippen ‘Drommelsch!’, fluisteren.
Er is in Dommelen nog decennialang
gelachen om die goeie
grap, tot de dag van heden; het verhaal valt nu nog te lezen in het
park. Een
café in het dorp werd omgedoopt tot De Nachtegaal.
5 x Dommelen; 3x Bergeijk
Met cafés komen we nu op het
onderwerp: bier. Dat ik nooit
drink, tussen haakjes. Voor de ware liefhebber van gerstenat is een
bezoek aan
Dommelen zoiets als een bedevaart.
Sinds 1825 wordt er Dommelsch bier
gebrouwen in Dommelen. Het
uiterlijk van de brouwerij (rechtsboven op de foto) kan me niet erg
imponeren. Het is de
concurrent maar. Ik heb ooit nog een zeer korte periode gewerkt bij de
fabriek van
het heerlijk heldere spul dat uit Zoeterwoude komt. En die brouwerij
was veel
en vééél groterder.
Eerst was die van Dommelen nog
kleinbehuisder dan nu: een
herberg annex brouwerij, in een ‘langgevelboerderij’. Ik dacht dat het
deze
was, op de foto hieronder; ook een behoorlijk lange gevel. Maar als ik
straks met
bus 318 verder rijd, zal ik hem om de hoek zien liggen. En nu heb ik
hem dus
niet op de foto.
Evenmin als de Keersop. Ik had willen
wandelen langs de
boorden ervan. Maar hij bleek te stromen door een blubberig weiland,
een moerasachtig
stuk land ten westen van Dommelens huizenzee. Ik zie hem alleen in een
flits,
alweer vanuit de bus naar Bergeijk.
Nou, ik ben al met al weer lekker
bezig vandaag, met mijn
incomplete mapje foto’s.
Wat dit dan wél is? Het logo van
Dommelsch Bier staat er ook
boven de deur. Het hoort wel bij de brouwerij, op een of andere manier.
In de bus naar Bergeijk ga ik eerst
maar eens opzoeken wat
ik daar beslist zien moet; ik wil ook daarvandaan niet thuiskomen met
een halve
fotorapportage. Maar een van de bezienswaardigheden kun je moeilijk
missen als
je bij de halte Hof in het centrum uitstapt.
Weinig bus-abri’s bereiken de
monumentenstatus. Het is een
vorm van weggooi-architectuur. Geen ontwerper doet er echt zijn best
op. Je
ziet in alle uithoeken van het land honderden dezelfde. Ze dienen als
reclamezuil
en oh ja, busreizigers blijven er droog in. Als ze versleten zijn, of
de mode
voor abri’s veranderd is, gaan ze rücksichtslos op de schroothoop.
Behalve deze. Deze is namelijk
ontworpen door de befaamde
architect en meubelmaker Gerrit Rietveld (1888-1964), bekend van de
Rietveld-stoel en het Rietveld-Schröderhuis. Het bushokje dateert uit
1963. Met
blauwe geglazuurde stenen en rood en geelgekleurde vensters toont
het de 3 elementaire
kleuren van De Stijl.
Rietveld liet in de herfstdagen van
zijn loopbaan en leven
meer na aan Bergeijk dan deze abri alleen. Er bestaan zelfs Rietveld-excursies.
Zo ontwierp hij voor De Ploeg (van de bekende
Ploegstoffen) even ten noorden van het dorpshart een weverij.
Tegenwoordig
huist de fa. Bruns in het gebouw (2e van rechts onder op de foto), een
ontwerpbureau voor exposities.
Verder zette Rietveld twee villa’s
neer in Bergeijk en
ontwierp hij een klok die ik om 16:38 nog net in het laatste daglicht
kan
fotograferen.
Nog een paar monumenten van ver voor
de tijd van Rietveld. Dit
Luihuis heeft niets te maken met de lediggang die des duivels oorkussen
is.
Nee, lui van luiden. Het is een 17e–eeuwse klokkenstoel; deels van
eikenhout en
deels van steen. Het gebouw kwam in de plaats van een toren die tijdens
de
Tachtigjarige Oorlog gesneuveld is. Er was geen geld voor een nieuwe,
en dan
dit maar. Uit nood geboren, maar nu een van de blikvangers van het dorp
en de
enige klokkenstoel in Brabant. Vroeger werd de klok met de hand geluid
(ik kan nu
aan niets anders denken dan ‘Bim Bam’ van André van Duin); tegenwoordig
gaat
het elektrisch.
Het bijna 300 jaar oude Teutenhuis heeft even weinig met
treuzelen te maken als het Luihuis met luiheid. Teuten waren ambulante
handelaars, in sommige andere delen van het land kiepenkerls of
lapkepoepen
genaamd. In de zomer trokken ze half Europa door om hun waren aan de
man te
brengen, tot wel duizend kilometer van huis. Ze waren georganiseerd in
een
soort gilden. En ze boerden goed; veel van hun riante woningen staan in
deze
streek nog overeind.
Zoals
dit Teutenhuis in Bergeijk,
waarin nu een aantal instellingen op cultureel gebied zitten, waaronder
een
sigarenmuseum.
Dit
jaar (2019, nog steeds), is er
ernstig gedonder ontstaan in het Teutenhuis. De verschillende
gebruikers van
het pand vechten elkaar de tent uit.
Het
begon met de ontvreemding van
enkele sigaren uit het sigarenmuseum. Te vrezen valt dat de dief die
kostbare museale
rokertjes doodleuk in vlammen heeft laten opgaan. En die dief wordt
gezocht
binnen het Teutenhuis; het lijkt een inside job.
Er
was ook sprake van diefstal van
2 niet tot een museumcollectie behorende plastic gebaksvorkjes. Daarvan
is
aangifte gedaan bij de politie, alsof Hermandad niets beters te doen
heeft. Er
kwam een camera in het Teutenhuis te hangen, niet met instemming van
iedereen. Een
Teutenhuisbewoner plakte de lens af met zwarte tape. Anderen konden
niet langs
die camera lopen zonder gekke bekken te trekken. Het kwam
allemaal in de krant
– achter een betaalmuur, weliswaar, want het was belangrijk genoeg voor
een
Premium-artikel.
De
gemeente is het geteut meer dan
zat, en zint op keiharde maatregelen. Ik zie die stoere SUV van
Rijdende
Rechter Reid nog wel eens voor het Teutenhuis stoppen. Die kickt toch
al op de
rafelranden van ons koninkrijk, wanneer verblinde stijfkoppen elkaar
daar voor
rotte vis uitmaken in te ondertitelen dialecten.
En
dat allemaal in zo’n
alleraardigst dorp als Bergeijk, fotografabel ook, heel gevarieerd,
Brabants
bont. Daar de streek bekend is geworden om zijn pils, ga ik eetcafé
Tante Thee
binnen voor een late lunch. Ook daar niets dan vriendelijkheid en
gezelligheid.
Geen kille blikken vol dedain naar een Hollander, wat ik ook wel eens
heb
meegemaakt in Brabo-land. Dat Teutenhuis is beslist niet representatief
voor
Bergeijk.
Ik
verlaat het dorp met bus 318,
me opmakend voor een rit van 3 kwartier in het winterduister. Lijn 18
had ik
ook kunnen nemen, die rijdt via Veldhoven en doet het iets sneller.
Maar de 318
stopte als eerste bij de Rietveld-abri.
Als
ik vanmiddag getroffen zou
zijn door een 5-uursdip, zou ik dit stukje besluiten met de mededeling
dat ik
in die bus zat te Dommelen. Maar dat was niet het geval.
Frans
Mensonides
12 januari 2020
Er geweest: zaterdag 28 december 2019.
Eindhoven
Vele bussen, waaronder U-links, nemen het viaduct over de Van Sijpesteijnkade bij Utrecht Centraal
De eerste 2 zaterdagen van de Roaring 20’s was ik op bus-safari met de nieuwe U-linkbussen in de provincie Utrecht (spoiler voor wie het nog niet gelezen heeft: er is weinig nieuws aan). Op de 3e zaterdag snoof ik tijdloze cultuur in de Achterhoek. Over die zaterdag spring ik even heen en beland meteen bij de 4e, 25 januari 2020. Die week waren er twee bus-actualiteiten opgedoken in mijn Twitter-timeline.
In het Brabantse Sint Willebrord wordt geprotesteerd tegen het verdwijnen van de Bravo-bus uit de dorpskern (geen ‘bravo’ klinkt daar dus). Maar in de Nijmeegse wijk Hatert protesteren bewoners juist tegen de aanwezigheid van de Breng-stadsbus in een straat waar hij voorheen niet reed: de Van der Duyn van Maasdamstraat. Bus-Hater(t)’s?
Met enig passen en meten kan ik beide bronnen van bus-onbehagen op één zaterdag bij daglicht bezoeken, als er onderweg niets fout gaat.
Eerst Sint Willebrord. Dat ligt, of lag, op de route van Bravo-lijn 312: Roosendaal – Rucphen – Sprundel – Sint Willebrord – Etten Leur – Breda. Met ingang van de nieuwe dienstregeling afgelopen december is de route gestrekt. In Sprundel en Sint Willebrord mijdt hij nu de bebouwde kom. De dorpelingen moeten het doen met een halte aan een provinciale weg, De Vosdonkseweg, tussen beide kernen in.
De busmaatschappij Arriva wilde sneller van Roosendaal naar Breda (alsof de trein op dit traject sowieso niet de allersnelste is). Je zou denken, je zou zeggen en je zou hopen dat Arriva niks te willen heeft en dat dat is voorbehouden aan de concessieverlener, de provincie. Maar mijn ervaring als bus-voorvechter in Zuid-Holland van lang geleden heeft me geleerd dat provinciale ambtenaren en politici de ballen verstand hebben van OV. En in het Noord-Brabant van heden lijken ze aan hetzelfde euvel te leiden.
Het ziektebeeld wordt meteen duidelijk als je dit kaartje uit GoogleMaps bekijkt, waarop ik de nieuwe busroute van 312 in rood heb aangegeven. Sint Willebrord, 9.000 inwoners, vormt een bijna volmaakte cirkel met een straal van een kilometer, met kerk en kroeg in het middelpunt. De bewoners van het uiterste zuiden hebben nu dus nog een halte om de hoek; die in het noorden moeten 2 km lopen.
Iets vergelijkbaars geldt voor Sprundel, al is dat dorp veel kleiner, en daarmee ook de loopafstanden. Snelle bussen zoals op lijn 312 heten in Brabant: Bravodirect. Zulke directe bussen kunnen natuurlijk niet omrijden door allerlei dorpen en dorpjes...
De gemeente Rucphen, waaronder beide dorpen ressorteren, kwam in het geweer in de persoon van verkeerswethouder Lazeroms. Maar die kon het tij niet keren; een gemeente staat nu eenmaal een trapje lager dan een provincie.
Knarsetandend stelde de wethouder geld beschikbaar voor een Dorpsbus Sprundel – Sint Willebrord. Dat is een soort van taxi waarmee je voor een knaak kunt reizen binnen de gemeente Rucphen, en voor 5 euro per rit in Roosendaal kunt komen. Voor hetzelfde bedrag mag je ook helemaal naar Bergen op Zoom of Breda, maar alleen om het ziekenhuis te bezoeken. Deze bus, exclusief voor de inwoners van Sint Willebrord en Sprundel, rijdt helaas alleen maar op maandag t/m vrijdag van 9:00 – 17:00 uur.
Anouk uit Sint Willebrord, een moeder van 3 kleine kinderen, zag zich ernstig belemmerd in haar mobiliteit en sociale leven. Omroep Brabant berichtte over haar petitie om bus 312 terug te krijgen in de dorpskern.
Ik vond het verbazingwekkend om te lezen dat het Reizigersoverleg Brabant, een OV-praatclub van consumentenorganisaties, akkoord ging met de verslechtering voor Sint Willebrord en Sprundel. Ze hebben zich alleen beijverd voor een overdekte fietsenstalling bij die ene nog resterende halte in het dubbeldorp; toch nog even sympathiek meegedacht met de reiziger!
In mijn tijd in ROVER in de 90’s beten we ons als pitbulls in zulke kwesties vast. We hadden toen landelijk een jaarbudget in guldens dat geschreven werd met 5 cijfers. Als secretaris / penningmeester van een regionale afdeling mocht ik elk jaar een bedrag van 3 cijfers opmaken.
Tegenwoordig zijn de belangen van OV-reizigers in handen van organisaties die tonnen en tonnen subsidie slurpen, en voor die centen echt niet meer presteren dan wij vroeger.
Ik kon nergens vinden, hoe de bussen op lijn 312 reden voordat deze wijziging van kracht werd. Ik vermoedde: een noord-zuidroute door die dorpen, die ik alvast maar in groen heb ingetekend op het kaartje. Maar dat kon ik het best ter plaatse gaan verifiëren. Als treurig aandenken aan de bus zouden er vast wel een paar abri’s achtergebleven zijn. Ten tweeden male een spoiler: ik ga deze relieken inderdaad vinden op de route die met groen is ingetekend.
In
Roosendaal heb ik vanuit de IC een aansluiting van 1 minuut op lijn
312. Die bus rijdt in het weekend maar één keer
per uur. Wijselijk neem ik de IC van een half uur eerder en ga in de
stationshal mijn handen warmen aan een kop koffie.
Ik had toch gerust kunnen gokken op die krappe aansluiting. Pas ruim 5 minuten na vertrektijd volgens dienstregeling komt de chauffeur aansjokken om ons, 4 gereedzittende passagiers, te gaan vervoeren. Hij rijdt ook op z'n elfendertigst de stad uit en het platteland op.
Daar raken we achter een ingewikkeld landbouwvoertuig, merk Agrifac, met reusachtige, bijna manshoge wielen. Hij slaat uiteindelijk linksaf, een boerenerf op.
In Rucphen is de bus nog wel welkom in de kronkelstraatjes van de dorpskern. We rijden hier langs een kerk en mogelijk ook vlak langs de werkkamer van wethouder Lazeroms op het gemeentehuis.
Even voorbij het dorp staan we nog een poosje stil voor een tijdelijk verkeerslicht bij wegwerkzaamheden. Als we langs een hoge geluidswal Sint Willebrord / Sprundel binnenrijden, is de vertraging opgelopen tot 10 minuten.
De fietsenstalling, waarvoor Reizigersoverleg Brabant zo hartstochtelijk gepleit heeft, is in aanbouw. Ik fotografeer de bus die nadert uit de richting Breda.
Sprundel
Daarna sla ik de Noorderstraat in richting Sprundel. Daar zie ik op de Rucphensebaan wat ik verwachtte te zien: de archeologische overblijfselen van een bushalte (linksboven op de foto die ergens hieronder staat). Er zijn sporen van recente bestratingswerkzaamheden. Haltepaal en eventuele abri zijn met wortel en tak uitgeroeid.
Er komt me een man tegemoet die een dikke wintermantel draagt, een bontmuts met oorkleppen en drie shawls. Nou, nou, nou, overdrijven is ook een kunst! Het vriest niet eens; het is vandaag 35 graden. Fahrenheit. Maar met een erg schrale wind, dat zeker.
Op een pleintje In Sprundel is een hardholwedstrijd voor kinderen aan de gang. De gevel van Café De Coop is gedeeltelijk aan het oog onttrokken door een feesttent. Het is geloof ik 366 dagen per schrikkeljaar feest in Noord-Brabant.
Het dorp heeft een plantsoen dat gewijd is aan Vincent van Gogh, die in deze omgeving nog geschilderd heeft. Paden in het plantsoen symboliseren zijn levensweg. Midden in het geheel staat een gekleurde, matglazen deur. Als je er doorheen kijkt, zie je de wereld Goghiaans. Er staat een uitvoerige toelichting bij.
Ik
keer terug naar de nieuwe halte en daarmee richting Sint Willebrord.
Dat dorp zag de geboorte van talloze wielrenners en biljarters. Ook die
van Corrie Konings die met haar Rekels in 1970 en 1971 41 weken in de
Veronica Top 40 stond met die bekende smartlap: ‘Huilen is voor jou te
laat.’ Huilen was al in week één te laat; hoeveel te laat zou het
geweest zijn in week 41? Ik weet met aan zekerheid grenzende
waarschijnlijkheid wat mijn oorwurm wordt, vanmiddag.
Verder kan over Sint Willebrord gezegd worden dat het een filiaal herbergt van de Lourdesgrot; een filiaal, zo heet dat werkelijk, een nep-grot waarvan je geen wonderen mag verwachten. Bovendien komt er in het dorp vrijwel geen hond opdagen als er verkiezingen zijn. De weinigen die wel komen, stemmen bijna allemaal op de PVV.
Dit uit de Wikipedia opgedolven feitenmateriaal neemt me op voorhand niet voor Sint Willebrord in. Maar hou me ten goede: ik heb niets, maar dan ook helemaal niets tegen biljarters.
Een wielerdorp, dus. Ik zie een paar wielers de kou trotseren. En in een wielerdorp komen ze maar op de fiets naar de halte, moet de provincie gedacht hebben. Op de Noorderstraat (linksonder op de foto) en de Vijverstraat zie ik ook nog van die restanten van bushaltes. Ze hebben ze snel gesloopt, dan is de bus maar echt definitief verleden tijd. Huilen is te laat voor de busreiziger.
De senioren van het dorp zijn aan het jeu-des-boules-en (sjeudeboelen, hoe schrijf je dat?). Ik hunker werkelijk naar een enorme zak patat en een broodje kroket; schijt aan de diëtiste! Maar helaas, de snackbar zit dicht, en goed dicht ook: met een stalen rolluik.
Dan ga ik in arren moede de kruisweg bij de Lourdesgrot maar lopen. Ik val midden in het verhaal bij nummer 10 van de 14, volg de weg naar het einde en loop daarvandaan terug naar 1. Dat zal eigenlijk wel niet mogen, de Via Dolorosa lopen van 14 naar 1. Ook zal het wel de bedoeling zijn dat je alle kronkels van het pad volgt. Maar aan de voetstappen zie ik dat een hoop pelgrims doen wat Arriva ook graag doet: de hoekjes afsnijden.
Met die bus zal het, net als met U-link, wel een DRU-verhaal zijn, dienstregelingsuren. Met de paar km afstandswinst en die paar minuten tijdwinst zal Arriva wel net een bus uitsparen op lijn 312.
De bus naar Breda arriveert ook weer dik 5 minuten te laat. We rijden door Etten-Leur. In 2008 nam ik de Volans plechtig in gebruik, een bundel lijnen over een nieuwe busbaan tussen Etten-Leur en Breda. Dat artikel, aan het prille begin van de bankencrisis, is leuker dan dit; ik vind oude stukken altijd leuker dan dat waarmee ik nu bezig ben.
In Etten-Leur loopt de bus uiteindelijk nog vol. Als deze zaterdag maatgevend is, is Etten-Leur – Breda het populaire gedeelte van lijn 312 en zijn de passagiers tussen Roosendaal en Etten-Leur er met succes uitgepest.
Van der Duyn van Maasdamstraat
Op station Breda pak ik een FLIRT op die lange Sprinterlijn Dordrecht – Arnhem. 'Ah, joh, dat is in China, dat is een heel end weg', hoor ik in de trein een vrouw zeggen. 'Ja, nou, ja nou', antwoordt haar man; 'dat zeg je nou wel, maar zoiets kan gemakkelijk uitgroeien tot een pandemonium!'
Profetische woorden; de corona-crisis zal in de loop van de week dat ik dit stukje schrijf, in de media inderdaad uitgroeien tot een waar pandemonium, nog voordat het een pandemie wordt. Er komen slechte tijden voor hypochonders die gewend zijn, te denken in rampscenario's.
Ik verlaat de trein op Station Nijmegen Goffert (dat zijn eerste lustrum viert; ik was er in januari 2015 om het plechtig in gebruik te nemen). Daarvandaan loop ik in een klein halfuur naar de wijk Hatert, waar die Nijmeegse buskwestie speelt.
Hatert is een hoekje in het zuiden van Nijmegen. De doorsnee-jaren-50-60-wijk wordt in het noordoosten afgesloten door een paar wanden met moderne appartementen en in het zuidoosten door de Malderburchtstraat. Die heeft aan de ene kant flats en kijkt aan de andere kant uit op, ja op wat?, op een park of een weiland. Zie de foto hieronder, waarop het niet te zien is, omdat die pas na donker gemaakt is
Twee buslijnen verbinden Hatert met de rest van Nijmegen, lijn 6 (Dukenburg – Hatert – Station – Centrum – Neerbosch) en lijn 8 (Hatert – Canisiusziekenhuis - Station - Berg en Dal). En lijn 6 vormt nu het probleem. Die reed eerst over de Malderburchtstraat. Maar die straat werd duurzaam, milieuvriendelijk, of CO2-en stikstof-reducerend heringericht, of zo, en daarmee ongeschikt voor de bus.
Was dit een stripverhaal, levensgrote vraagtekens zouden uit mijn voorhoofd ontspringen. Wie van mijn lezers dit verhaal snapt, snapt er meer van dan ik.
De busroute werd verlegd via de Cort van der Lindenstraat naar de Van der Duyn van Maasdamstraat, een straatje met flatjes en eengezinswoningen. Het lijkt hier wel wat op mijn eigen Fortuinwijk in Leiden, met dit verschil dat daar slechts eens per half uur een stadsbus doorheen rijdt, terwijl Breng-lijn 6 elk kwartier rijdt, en in de spits zelfs elke 10 minuten.
Het echtpaar dat woont op de hoek van de Van der Duyn van Maasdamstraat en de Cort van der Lindenstraat haalde de krant (mogelijk achter betaalmuur). Ze zien elke 10 minuten een gelede bus op zich afkomen. Zij vrezen dat er een keer één de bocht uit vliegt en hun woonkamer binnenrijdt. Een gebeurtenis waarop naar mijn schatting nog minder kans bestaat dan op het winnen van de jackpot. Ik geloof niet dat het ook maar één keer gebeurd is in de vaderlandse geschiedenis dat een stadsbus een woning binnenreed.
Ik durf dan ook best een foto te maken op de hoek in kwestie, met de rug naar de woning van het echtpaar dat liever snooker ziet op tv dan bussen door het raam.
Een grief van andere straatbewoners is dat er parkeerplaatsen zijn opgeheven om ruimte te maken voor ´die rotbussen´ van een kennelijk populaire stadslijn. Eén aspect van de zaak komt helemaal niet aan de orde in het krantenartikel. Er wonen vast ook mensen in de buurt die blij zijn met de nieuwe halte op de Van der Duyn van Maasdamlaan.
Als ik hier rondloop, vind ik de klachten van buurtbewoners nogal overtrokken. Ik heb veel smallere straten gezien en veel krappere bochten, waar ook bussen reden.
De gemeente heeft wel het boetekleed aangetrokken over de communicatie naar de buurtbewoners toe; die had beter gemoeten.
Ik
pak bus 6 bij de halte Irene Vorrinkstraat, bedenk onderweg dat ik nu
de Malderburchtstraat niet op de foto heb, pak bij het station meteen
bus 8 terug naar Hatert, fotografeer die straat alsnog (bij duister,
nu) en neem opnieuw bus 6 bij de Irene Vorrinkstraat.
De gemeente overweegt de situatie terug te draaien na de klachten van wat ik de Hatertse NBIMY´s noem (No Bus in My Yard). Er komen inloopavonden, hoorzittingen en wat dies meer zij. Het resultaat daarvan zou kunnen zijn dat de Malderburchtstraat weer wordt ingericht voor de bus.
Daarmee zal 1,2 miljoen euro door het putje spoelen. Ik vraag me af, wat de gemeentecontroller daar wel van vindt, die zo’n uitgesproken mening had over het (vermeende) aquaduct van Nijmegen. 1,2 miljoen, dat zijn een hoop DRU’s, daar kun je heel wat bussen voor laten rijden.
In mijn ROVER-tijd hadden wij vaak overleg met een in het vak vergrijsde busbaas. Je had niets aan die vent. Maar hij deed nogal eens puntige, wat Cruyffiaanse uitspraken. Eén ervan spookte me vandaag regelmatig door het hoofd, naast ‘Huilen is voor jou te laat’. Die uitspraak luidde:
‘Niemand wil een bus door zijn straat en iedereen wil een halte voor de deur’.
Dixit!
Frans Mensonides
2 februari 2020
Er geweest: zaterdag 25 januari 2020.
310. Profijt'ge
besigheid en vlijt
Verkort op 't allerbest den tijdt.
Daer niemant duisent vreugden soek,
Mijn vreugt is in dees' achter-hoek.
Willem Sluiter, Eensaem Huis- en Winter-leven (1668), op DBNL uit een herdruk uit 1687. Eensaem huis- en
winter-leven begint op pagina 80 van de PDF
Ik zit in de trein naar Winterswijk´, roept een jonge vrouw
op wanhopige toon door de telefoon; ´Mijn bereik valt hele stukken weg. Ik kan
er echt niks aan doen!´
Ja, we reizen door wat ik met veel Randstedelijk dedain de
rimboe pleeg te noemen. Om precies te zijn: door de Achterhoek. Dat is een benaming
waar ze niets van willen weten in sommige plaatsen langs deze spoorlijn Arnhem
- Winterswijk. In Didam bijvoorbeeld geldt het als een grove belediging als je
die plaats tot de Achterhoek rekent.
Maar hoe verder je doordringt in die landstreek, hoe trotser
ze zijn op hun geuzennaam. De benaming Achterhoek heet bedacht te zijn door de 17e-eeuwse
Eibergse predikant en dichter Willem Sluiter of Sluyter (1627-1673). Hij zou die naam als
eerste gebruikt hebben in een gedicht, of eigenlijk lied, uit 1668, en dat was
2 jaar geleden 350 jaar geleden.
Om de feestvreugde van dat jubileum te verhogen, schreef
Peter Rutgers, een streekbewoner, een artikel waaruit blijkt dat er helemaal
niets klopt van dat verhaal. Het woord ‘achterhoek’ werd al in de 16e eeuw
gebruikt voor een afgelegen oord op het platteland (met hetzelfde dedain dat ik
hierboven al noemde). Maar voor deze streek kwam de benaming Achterhoek pas
eeuwen na Sluiter in zwang.
Rutgers kan zich nu vermoedelijk nauwelijks meer op straat
vertonen in Eibergen zonder bekogeld te worden met bergen eieren. Sluiter is
een literaire streekheld; Rutgers’ bevindingen werden hem bepaald niet in dank
afgenomen. Het moet ongeveer even ontzettend zijn als wanneer iemand straks ter
gelegenheid van 450 jaar Leidens Ontzet gaat lopen roepen dat dat ontzet helemaal
mislukt is, alle watergeuzen daarbij verdronken zijn en de Spanjaarden de
Tachtigjarige Oorlog gewonnen hebben.
Maar heeft Rutgers niet gewoon gelijk? Ik kom straks nog
terug op de kwestie-Achterhoek.
Station Varsseveld (archieffoto 1999)
Eibergen is mijn doel, deze zaterdag 18 januari 2020. Ik
moet daarvoor de trein verlaten op het voor-voorlaatste station, Varsseveld.
Hoorde dat eigenlijk niet thuis op mijn bucket-list van nog nooit bezochte
stations? Hij staat er niet op. Maar ik kan me niet herinneren, hier ooit
eerder in- of uitgestapt te zijn. *) Enfin, als hij op de lijst stond, had hij er
nu toch ook afgekund.
*) Wel degelijk, als ik nog eens ga google-en in mijn eigen
werken. Ik fotografeerde het station in 1999 toen ik hier was om herinneringen
op te halen aan een Achterhoekse vakantie in 1966.
Heerlijk rustig aan de ogen, die blanco reclameborden die je
nog steeds vindt op elk Nederlands station. Ik heb nu eindelijk eens opgezocht wat
er precies aan de hand is. NS heeft een conflict met abri-exploitant JCDecaux
over Europese aanbesteding. NS had het reclamegebeuren gegund aan concurrenten
van JCDecaux zonder de hele rompslomp van zo’n aanbesteding te willen doorlopen.
Daarvoor zijn ze nu door de rechter teruggefloten.
Niets beter dan contemplatief naar die witte posters te
staan staren, als je op een trein staat te wachten. Kunnen ze het niet beter zo
laten? Nee, dat is NS niet van plan. Er zijn tientallen miljoenen euro’s
gemoeid met die reclameborden.
Ik snap niet helemaal waarom de reisplanner me via station Varsseveld
gestuurd heeft en niet via Groenlo-Lichtenvoorde; het lijkt óm. Maar ik kan Eibergen
van hier rechtstreeks bereiken met Arriva-bus 474.
Doordeweeks rijdt nummer 74 elk halfuur van Doetinchem via
Varsseveld, Groenlo en Eibergen naar Enschede. In het weekend wordt het nummer
opgehoogd naar 474 en de route drastisch ingekort. De bus rijdt dan slechts het
traject Varsseveld - Haaksbergen. Daar heb je aansluiting op bussen naar
Hengelo en Enschede. Vanaf Vasrsseveld rijdt bus 474 elk halfuur tot Groenlo en
maar eens per uur door naar Ei- en Haaksbergen.
In veel streken van Nederland geldt: hoe hoger het
lijnnummer, hoe kleiner het busje. Maar hier komt een normale 40-persoonsbus
voorrijden. Waarvan de chauffeur ons handjevol passagiers mededeelt dat hij ons
‘Eev’n gaat ontvoer’n’. Want hij moet dringend even langs zijn huis. Excuses
voor de vertraging van 5 minuten die we daardoor gaan oplopen.
Waarom hij langs huis moet, versta ik niet; ik zit helemaal
achterin. Deze chauffeur doet sowieso al of hij thuis is, met zijn blèrende
radio.
We rijden een Varssevelds woonerf op met smalle, kronkelige
straten vol kuilen. Een streekbus is daar geen alledaags verschijnsel. Een
buurman die zijn tuin staat te schoffelen, vergeet te schoffelen en staart,
leunend op zijn schoffel, de bus na.
Nu stoppen we voor een riante kast van een villa. Krijgen
chauffeurs van Arriva zo overvloedig betaald? Na ruim 5 minuten keert de bestuurder
terug, rennend alsof hij daarmee de verloren tijd nog goed kan maken, en we
verlaten het woonerf. Wie nog illusie had op het halen van een krappe
aansluiting op busstation Haaksbergen, kan die nu wel vergeten.
Ik heb dit stuk één keer eerder afgelegd. Dat was die keer
in 1998 toen we, op een ijskoude winterdag, tussen Eibergen en Enschede ergens
op een weg midden tussen de velden uit de bus werden gezet. De chauffeur had een
te grote vertraging opgelopen, vond hij. Hij keerde hier nu maar om, dan was
hij op de terugweg tenminste op tijd. En ging eerst doodgemoedereerd in de nu
lege bus zitten lezen.
Er schijnt hier nou nooit eens een busrit normaal te kunnen
verlopen. En de reizigers accepteren ten plattelande als makke schapen alle
ellende, is mijn ervaring; niemand die zijn stem verheft tegen een chauffeur.
We slaan een doorgaande weg op, passeren het dorp Harreveld en
lopen nog meer vertraging op als er ergens een opstopping is door werkzaamheden.
In Groenlo kruisen we het spoor Zutphen – Winterswijk, maar doen het station
niet aan. Dat zal de reden zijn dat 9292
me via Varsseveld stuurde.
Zo’n minuut of 10 na Busstation Groenlo doemt Eibergen op.
Behalve in bus 474, kun je daar op zaterdag alleen nog instappen in bus 73,
Lichtenvoorde – Neede, en daarmee houdt het wel op.
De bezienswaardigheid die je hier beslist bezien moet, is de
mallemolen, sorry: de Mallumse Watermolen, een nog maalvaardige koren- en
pelmolen. Die maalt in de Berkel, bij de buurtschap Mallum, een ruime kilometer
stroomopwaarts in een prettig aandoend uiterwaardenlandschap. Het water valt
met veel geklater, en ik moet al zo nodig plassen.
De huidige molen dateert uit de 18e eeuw, maar zijn voorloper
stond al in de 15e op dezelfde plek. Het was een dwangmolen, waarvan alle
boeren in de omgeving verplicht gebruik moesten maken. De Heer van Mallum liep
erdoor binnen.
Na 1750 nam die Heer zijn intrek in het grote Muldershuis
ernaast, dat nu een restaurant is. Ik wil in januari niet te ver op het hele
jaar 2020 vooruitlopen, maar dit panorama gaat vast het fotojaaroverzicht halen
op deze site; die mooie, oude molen die al zo lang maalt…
Zo’n steen als op de collage-foto linksboven tref ik onderweg nog een paar keer vaker aan. Het is een markesteen die de grens aangaf van een marke. En een marke was een stuk grond dat eigendom was van een collectief van boeren.
Terug naar de stad. Stad? Eibergen, dat 11.000 inwoners
telt, heeft ooit eens wat halfslachtige stadsrechten gekregen. Ze hadden wel
een eigen stadsbestuur maar geen eigen rechtspraak. Het plaatsje doet in weinig
aan een stad denken en in veel aan een dorp. Een deel ervan is dan ook
beschermd dorpsgezicht en geen beschermd stads-.
De naam Eibergen heeft niets te maken met eieren, maar alles
met eiken, eek en ekers. Zoals elke kruiswoordpuzzelaar weet, is eek de schors
van de eik, en een eker degene die die schors lossnijdt van de eik. De eek werd
gebruikt om leer te looien. In Eibergen was de leerfabriek van Prakke
gevestigd, waar voornamelijk lederen transmissieriemen gemaakt werden voor weer
andere fabrieken.
Ik lunch in een degelijke dorpsherberg. Voor de tweede helft
van de middag kan ik kiezen tussen een demonstratie in die watermolen (elke
zaterdagmiddag tussen 2 en 5) en Historisch Museum De Scheper. Ik kies voor
het streekmuseum; sorry hoor voor de watermolen, maar ik kan me namelijk echt niet
splitsen. Ik was al eens in die van Singraven.
Het museum is een initiatief van Herman Schepers, een
Eibergse amateurarcheoloog die onlangs is overleden. In het museum wordt veel
aandacht besteed aan regionale schrijvers, waaronder Sluiter, de vermeende
naamgever van de Achterhoek.
Een andere schrijver is Menno ter Braak (1902-1940). Die
werd geboren tegenover het museum. Zijn geboortehuis is helaas afgebroken, maar
op die plek staat nu toepasselijk wel de openbare bibliotheek. Het museum was
ooit het huis van Menno ter Braaks oom en tante. De laatste, Betsy Ter Braak-Prakke,
dochter van de leerfabrikant, liet na haar dood in 1968 de riante woning na aan
de gemeente Eibergen. Het pand moest een culturele bestemming krijgen.
Menno ter Braak (linksboven op de foto), een felle
antifascist, maakte een eind aan zijn leven op de avond van 14 mei 1940, de dag
van het bombardement op Rotterdam en de capitulatie van Nederland. Een bizarre
speling van het noodlot zorgde ervoor dat zijn kunstbroeder Eduard du Perron
vrijwel op hetzelfde tijdstip overleed aan een hartaanval.
Andere schrijvers die in dit museum herdacht worden, zijn
Gerrit Achterberg, die enige tijd in Neede gewoond heeft, en A.C.W. Staring,
wiens museum ik een paar jaar geleden voor restauratie gesloten vond in Almen;
ik zou eens kunnen gaan kijken of het inmiddels al weer open is.
Een videopresentatie neemt de bezoeker als in een
tijdmachine mee door de geologische geschiedenis van Eibergen, vanaf de
oerknal, via het ontstaan der aarde 5 miljard jaar geleden, tot heden. Je volgt
de fascinerende reis van Eibergen - en daarmee heel Twente, Nederland en
West-Europa – op een op drift zijnd continent naar de tropen, de koude streken
(‘ijsbergen trekken Eibergen binnen’), naar de bodem van de zee en tenslotte
naar de plek waar het nu ligt.
Het ´Potje van Mol´ is zo´n 5000 jaar oud en dateert uit het
tijdperk van de hunebedbouwers. Herman Schepers kocht het voor 100 gulden van
de hoogbejaarde heer Mol, maar zou het pas na diens dood in handen krijgen. Maar
toen Van Mol sterfelijk was gebleken, kon Schepers het voorwerp ternauwernood redden
uit de vuilnisbak. In het Eibergse bejaardentehuis waar Mol zijn laatste jaren gesleten
had, hadden ze het ding weggegooid bij het ontruimen van zijn kamer.
De kantoorklerk van Prakkes Leerfabriek moest zijn
werkzaamheden de hele dag staande verrichten, wat ze tegenwoordig wel
vrijwillig doen voor hun gezondheid. Maar dan ligt er geen dikke, vette sigaar op
het bureaublad, zoals het geval is bij deze kantoorbediende van 100 jaar
geleden.
En… jawel, hij ligt er hoor, in de vitrine: de mammoetkies
zonder welke een streekmuseum geen streekmuseum mag heten.
Tegen valavond leidt een bejaarde museumvrijwilliger me nog
rond door de heuse, compleet herbouwde Achterhoekse boerderij op het
museumterrein. Alles is daar ingericht zoals het er een eeuw geleden uitzag. Het
wekt bij mij geen verlangen naar tijden dat mensen hier leefden met de dieren
onder éen dak, zonder koelkast, zonder tv, zonder WiFi, en zittend sliepen in
een muffe bedstee.
Tijd om Eibergen te verlaten. De bus naar Haaksbergen is
deze keer op tijd. In Haaksbergen was ik in de Twents-reeks en deed het Buurtspoorwegenmuseum, dat meer nostalgische gevoelens wekte. Daar nam ik
toen, net als vandaag, de bus naar Hengelo.
Met de trein terug via Deventer. Ik merk het nu ook weer: echt
een verademing, die blanco posters. Beter dan al die nerveuze, schreeuwerige,
opdringerige reclames voor allerlei dingen die je vaak niet eens nodig hebt.
De regionale dichterlijke held Willem Sluiter zou het daar
beslist mee eens zijn, getuige zijn woorden in Eensaem Huis- en Winter-leven:
136. Het Volkje dat voort koopt en snoept
Wat langs de straet de Roeper roept,
En vaerdig is met ’t hoogste bodt,
Blijft altijdt op wat nieuws versot.
137.’t Is met verwond'ring aen te sien,
Hoef', in de Steen *), ter Merkte vlien *).
Dan dingt en dringt' er, d'een voord'aer *),
Alsof men uitgehongert waer.
*): Steen: steden, vlien: haasten, aer: ander
In datzelfde Eensaem Huis- en Winter-leven zou
Sluiter de naam Achterhoek geïntroduceerd hebben voor de streek waar hij
woonde:
310. Profijt'ge
besigheid en vlijt
Verkort op 't allerbest den tijdt.
Daer niemant duisent vreugden soek,
Mijn vreugt is in dees' achter-hoek.
Zoals hierboven gezegd, dong de (amateur)geschiedkundige
Peter Rutgers daar wel het nodige op af.
Onderweg naar huis, en onderweg op de volgende zaterdag, ben
ik me eens gaan verdiepen in Willem Sluiter. Het werd ook wel een keer tijd dat
ik, afgestudeerd in dode dichters, er weer eens één ging lezen. Echt lézen, in
de huidige tijd van sociale media; het wil er nog wel eens bij inschieten.
Sluiters opus magnum Eensaem Huis- en Winter-leven *)
is een gedicht in niet minder dan 445 strofen. Coupletten, moet ik eigenlijk
schrijven, want elk van de 15 hoofdstukken begint met een notenbalk, en daarmee
is het dus een lied en geen gedicht. Ik waag me niet aan een schatting hoe lang
het zou duren om het van a tot z te zingen – noch aan het zingen zelf;
notenschrift is puur abracadabra voor me. Maar je kunt zo’n lied ook lezen en
dan is het gewoon een gedicht.
*) Eensaem Huis- en Winter-leven kan in PDF-formaat gedownload
worden van de Digitale Bibliotheek der Nederlanden (DBNL). Het gedicht / lied
begint op pagina 80.
Sluiter behoort zeker niet tot de eredivisie van de dichters
uit de 17e eeuw. Zijn taalgebruik is simpel. Hij is weliswaar niet gespeend van
humor, maar is zelden te betrappen op een origineel denkbeeld of op een opvallende,
originele manier van zeggen. Bovendien herhaalt hij zich tot in het oneindige,
om zijn boodschappen er flink in te hameren bij zijn schaapjes. Dat alles
doorspekt hij met honderden voetnoten met bijbelverwijzingen.
Zijn geboden komen neer op het leiden van een vroom en
arbeidzaam leven, en het ten volle benutten van de aan de mens toegemeten tijd.
Zelf wil hij vooral een goede herder zijn voor de gelovigen. Geld en luxe, daar
maalt hij niet om. Lezen en dichten zijn zijn geliefde vrijetijdbestedingen. Verre
houdt hij zich van drinkgelagen en zwelgpartijen. Hij heeft een meid - een
werkster, zouden wij zeggen, zo niet: interieurverzorgster - voor een uurtje
per dag; beslist geen stoet personeel.
Verder zingt hij op
talloze plaatsen de lof van het plattelandsleven en meet hij de ellende van het
bestaan in een stad breed uit. Hij heeft zelf een korte periode doorgebracht in
Den Haag, maar dat was: eens en nooit meer: de drukte, het gewoel, de volte.
Het is nogal braafjes allemaal, ook wel wat zelfingenomen. Maar
er walmt desondanks een diepe, treurige eenzaamheid op uit zijn coupletten.
Sluiter schreef Eensaem Huis- en Winter-leven in een
zeer woelige periode, zowel in zijn eigen leven als in de geschiedenis van de
streek. Een calvinistische predikant in Oost-Nederland speelde in die tijd een
uitwedstrijd. Men voelde daar als nergens anders de hete adem in de nek van
Nederlands vijand nummer 1: Bernhard van Galen. De oorlogszuchtige bisschop
van Münster was alom bekend onder zijn bijnaam: Bommen Berend.
Sluiter moest in 1665 vluchten voor de beruchte kerkvorst. Een
jaar later kon hij terugkeren naar zijn Eibergse kerkgemeente, maar niet voor
lang: in het Rampjaar ’72 sloeg Sluiter opnieuw op de vlucht. Hij werd daarna
beroepen in Rouveen, en zou het jaar daarop overlijden.
In zijn privéleven was het de dichter ook niet voor de wind
gegaan. In 1662 was hij getrouwd met Margareta Hoornaert, die hem 2 kinderen schonk, maar
overleed in het kraambed van het tweede kind. Zijn 2 jonge telgen werden daarna
opgevoed door hun grootouders.
Helemaal aan het slot van Eensaem Huis- en Winter-leven
treurt Sluiter om het gemis van zijn vrouw en zijn kinderen. Van de problemen
met zijn machtige oosterbuur Bommen Berend rept hij niet.
Maar nu die Achterhoek. Sluiter schrijft weinig of niets specifieks
over het dorp Eibergen of de landstreek daaromheen. Dat in tegenstelling tot de
hofdichters aan wie ik eens een pagina gewijd heb; die putten zich vaak uit in
geografische beschrijvingen.
Eensaem Huis- en Winter-leven zou kunnen gaan over
elke plattelandsdominee, ongeacht in welke landstreek. Heel onwaarschijnlijk
dat hij zijn eigen streek in couplet 310 ineens de Achterhoek zou dopen.
Dat fragment gaat dan ook helemaal niet over de Achterhoek,
en zelfs niet over Eibergen. Bedoelt Sluiter met achter-hoek niet gewoon zijn
hoekje bij de haard? Dat gevoel kreeg ik sterk. Hij zegt in couplet 305 dat hij
liever thuis zit dan op reis gaat en in 312
/ 313 dat hij in het hoekje bij de kachel niet in lediggang zo maar wat
in het vuur gaat zitten staren.
Even verderop komen we de woorden ´achter´ en ´hoek´ ook
weer tegen:
320.Indien ik d'een of d'aer besoek,
’t Is niet, om dat ik, in mijn hoek,
Hier achter niet, meer raet en weet,
Waer in mijn tijdt sal zijn besteedt;
Nee, hij bezoekt mensen niet uit verveling, maar om ze te
stichten, en geeft alleen daarvoor zijn geliefde plekje in zijn eigen hoekje
op.
Ook in Sluiters Buitenleven uit ca. 1660 (te lezen op
hetzelfde PDF’je) komt dat ‘hoekje’ vaak om de hoek, meestal in combinatie met
boeken.
Bijvoorbeeld in couplet 9:
Men haelt, in d'allerstilste hoeken,
De beste buit uyt heyl'ge boeken,
En in 22:
Bequaem *) voor my en mijne boeken,
Is my genoeg, 't zy waerse staet.
Wat raekt my hoe 't er buyten gaet?
*) slechte: eenvoudige; Bequaem: geschikt
Bij kou kun je ook beter met je neus in de boeken zitten dan
je neus buiten de deur te steken:
52.Wie gaet dan lang op straten dralen?
Men weet sijn neus daer in te halen,
En soekt een hoekje dicht by't vier,
Tot sijn vermaek, soo wel als hier.
In couplet 79 zegt hij het nog eenvoudiger:
79.Begeert ge vreed' en rust? Waer soeckje?
S'is in een hoekje met een boeckje.
Als Sluiter het in Buitenleven heeft over zijn hoekje, dan
bedoelt hij steeds het boekenhoekje in zijn woning, en niet Eibergen en al
helemaal niet de landstreek waar hij woont.
Al met al denk ik dat de Achterhoek zich ermee zal moeten
verzoenen: Sluiter heeft die naam niet bedacht.
Frans Mensonides
9 februari 2020
Er geweest: zaterdag 18 januari 2020
Dit is het einde van deze aflevering van Beminde zaterdag.
Maar niet het einde van de reeks hoofdstukken over het thema voor deze winter:
de bus. Daarmee gaan we (on)gewoon verder in de speciale februariaflevering
> > > over een heel speciale februarimaand, die 5 zaterdagen heeft.
© Frans Mensonides, Leiden, 2020