Uyt d'oude modem (25)
Het meezzt fantazztizzche uit REFLEXIONZZ!!



‘Klinnggg! piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep… kchchchchcttttt …
kchchchchcttttt  … kchchchchcttttt … … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg …
tüdelüdelüüü .. kcht-kcht-kcht’. Zo ging het ongeveer, toch? 

De oude modem waarmee deze website t/m 2003 werd ge-upload


Dit is een aflevering in de reeks: ‘Uyt d’oude modem’, met stukjes uit de tijd dat mijn site nog geüpload en bekeken werd via de telefoonkabel, met tussenkomst van een modem. Ik heb mijn website opgericht in november 1996, en die zit nu dus in de 20ste jaargang. Aan de onderkant van deze pagina meer over mijn aanwezigheid van 2 decennia op Internet, plus een overzicht van alle eerder verschenen afleveringen van ‘Uyt d’oude modem’.

Van 1998-2003 schreef ik bij vlagen plaatjesloze columns onder de naam REFLEXXIONZZ!!, soms eens per twee weken, soms twee keer per week, soms wekelijks en soms helemaal niet. Hieronder drie van zulke REFLEXXIONZZ!!, en wel drie exemplaren waarvoor ik mijn gebruikelijke realistische schrijftrant heb omgeruild voor iets meer fantasierijks.

Het eerste stuk dateert uit het jaar 2000 en is geďnspireerd door de vele excuusbetuigingen voor zaken uit een ver verleden. Ik dacht toen dat dat excuusgedoe een modegril was, maar het is sindsdien alleen maar erger en erger geworden.In dit stukje maakt de toenmalige premier Wim Kok excuus aan Spanje voor het kapen van de Zilvervloot in 1628, en biedt hij zelfs herstelbetalingen aan. Maar die breken Nederland zwaar op. De berekening in het stukje klopt echt, hoe ongelooflijk dat ook is; ik heb het daarnet nog een keer nagerekend. Wat helaas niet klopte is mijn voorspelling dat Nederland de EK voetbal 2000 zou winnen (penalty-syndroom!). 

Het tweede stuk komt ook uit het millenniumjaar. Ik beschrijf Hoog Catharijne in Utrecht vanuit een bijzonder perspectief: dat van het ruimtewezen Zork. Hij (of zij, of het) is geland op aarde om een rapportage te maken over de gewoontes van de Nederlander-stam. Dat geeft een wonderlijke kijk op ons doen en laten. Ik moest vaker schrijven over die Zork. Of eigenlijk ook niet, want zoiets is maar één keer leuk, vrees ik.

Deel 3, uit het jaar ’03, is een nachtmerrie die ik ooit eens had, een nachtmerrie in wit, over kalk. Die droom heb ik beschreven zonder verder commentaar. Droomuitlegging behoort tot de vele dingen tussen hemel en aarde waarin ik niet geloof. Dromen betekenen niets. Dromen zijn wat het spreekwoord zegt: bedrog.

Plaatjes stonden zoals gezegd nooit bij REFLEXXIONZZ!!, maar ik heb ze er voor deze gelegenheid alsnog bijgezet.

 

Excuus-diplomatie

 

Piet Hein in zijn geboortestad Delfshaven (archieffoto 2007)


Als gedachtenexperiment, louter om een paar saaie uren door te komen, stelde ik me het volgende voor.

Het gebeurde in het jaar 2000. Excuus-diplomatie was een nieuwe trend in de internationale politiek. Hoe het ontstaan was, wist geen mens; misschien uit behoefte om schoon schip te maken bij het einde van een oude eeuw en het begin van een nieuwe. Hoe het ook zij; politici waren het hele jaar druk doende met het aanbieden van excuses voor de misstappen van hun verre voor-voorgangers. Het was een wonderlijk fenomeen: 55 jaar na beëindiging van de Tweede Wereldoorlog schoten de verontschuldigingen ervoor her en der over de aardkloot.

Ik wist niet, wat ik ervan denken moest (want zelfs in gedachte-experimenten weet je dat vaak niet). Als lid van de naoorlogse generatie mocht ik me er eigenlijk geen oordeel over aanmatigen, vond ik. Maar mij leken die verlate excuses, van de opvolgers der daders aan de kindskinderen van hun slachtoffers, zinloos en onoprecht; nog zinlozer en nog minder oprecht dan die van hedendaagse politieke schurken aan hun tijdgenoten.

Verder werd de vreugde over zo’n late verzoening vaak getemperd door de daarop volgende slepende onderhandelingen over herstelbetalingen. Aangezien je aan excuses-sec niet veel hebt, diende de gewezen agressor zijn daden goed te maken met een flinke schadevergoeding. Maar hoe hoog moest die schadevergoeding uitvallen? De waarde van een mensenleven is niet in geld uit te drukken; geen enkele vorm van compensatie is ooit goed genoeg. Het aangeboden bedrag kon nog zoveel nullen hebben: altijd voelden de slachtoffers zich afgescheept met een fooi.

Kwam het wél tot herstelbetalingen, dan deed zich een extra complicatie voor. Ook de slachtoffers bleek niets menselijks vreemd. Voorheen zo hechte gemeenschappen van nabestaanden rolden vechtend over straat over de verdeling van de gelden.

Meer mensen begonnen twijfels te voelen over de waarde van de excuus-diplomatie. “Hoe ver moet je teruggaan in de geschiedenis?”, was de vraag die brandde op de lippen van vele opiniebladlezers.

Intussen ging de strijd om verontschuldigingen door. Ergens in de herfst van het memorabele jaar 2000 verscheen op de TV het eerbiedwaardige hoofd van een Utrechtse professor in de geschiedenis. Hij had uitgeknobbeld, dat Spanje aan de Nederlanden nimmer excuses had aangeboden voor het aangedane leed tijdens de Tachtigjarige Oorlog.

Nu, dat was natuurlijk koren op de molen van iedereen die nog een laatste restje nationalisme door d’aderen voelde vloeien. Binnen een week tijd werden in Nederland (en natuurlijk vooral in de Zuidelijke Nederlanden, die het ergst onder Spanje gezucht hebben) talloze actiecomités opgericht om druk uit te oefenen op premier Kok. Die moest maar snel het vliegtuig naar Madrid nemen om daar eens flink op zijn ponteneur te gaan staan.

Kok had helemaal geen zin in deze missie. De premier kon terugkijken op een zwaar jaar, met tientallen onderhandelingsronden over aan te bieden en te verkrijgen excuses. Bovendien was daar nog de kabinetscrisis geweest over de besteding van al die meevaller-miljarden. Het liefst zou hij de hele Tachtigjarige Oorlog vergeten, maar dat kon hij niet maken tegenover de Belgen. De betrekkingen tussen Nederland en België waren net weer een beetje genormaliseerd, na de “hete zomer” van 2000. Een keiharde diplomatieke strijd was door beide landen gevoerd over de vraag, wie er aan wie excuses moest aanbieden voor de Tiendaagse Veldtocht van 1830.

Uiteindelijk maakte Kok de gang naar Spanje; met lood in zijn schoenen. Het kostte onze premier wel enige moeite om zijn gesprekspartners duidelijk te maken waarvoor hij kwam. De Tiende Penning, de Bloedraad, de plundering van Haarlem, de Unie van Atrecht: het zijn begrippen die er op Spaanse basisscholen wat minder pregnant worden ingehamerd dan bij ons. Tenslotte heeft Spanje de Tachtigjarige Oorlog verloren, en wij niet.

Om een lang verhaal kort te maken: uiteindelijk bleken de Spanjaarden bereid, excuses aan te bieden voor tachtig jaar oorlogsleed. Echter onder één voorwaarde: Nederland moest de Zilvervloot terugbetalen. Want Spaanse historici, die zich eens in de zaak waren gaan verdiepen, ontdekten wat wij Hollanders allen weten: in 1628 had ene Piet Hein de Spanjaarden op zee een zilverschat ter waarde van 12 miljoen florijnen afhandig gemaakt. Dubbel zuur voor Spanje, want stadhouder Frederik Hendrik kon dank zij dit geld de oorlog in de Zuidelijke Nederlanden nog jarenlang voortzetten (na Piet Hein zuinigjes met een douceurtje van 7000 gulden afgescheept te hebben).

In Nederland werd anno 2000 het binnenhalen van de Zilvervloot nog regelmatig als heldendaad bezongen; vooral nadat het Nederlands elftal had gezegevierd in de EK-finale. In Spanje zag men Piet Hein echter als een doodordinaire piraat. Logisch, dat de Spaanse diplomaten wel een woord van excuus van ons verwachtten; en liefst niet alleen excuses, maar ook een fikse schadeloosstelling.

Toen beging Kok een fatale fout. Als voormalig minister van financiën had hij toch beter moeten weten. Hij ging niet alleen akkoord met volledige terugbetaling van die 12 miljoen gulden, maar beloofde ook nog ruimhartig, 4% rente te vergoeden voor elk jaar dat de Zilvervloot op Nederlandse bodem had doorgebracht. We hadden tenslotte een paar meevallers gehad; er bestond geen enkele reden om krenterig te zijn.

Kok kreeg spijt van zijn generositeit: de vergoeding die Nederland aan Spanje verschuldigd was, bleek met rente-op-rente ruim 26 biljoen gulden te bedragen. In één onbewaakt moment had Kok ons complete land aan de bedelstaf gebracht.

Met hangende pootjes keerde de premier terug op Schiphol. Hij heeft later nog geprobeerd, de schade op België te verhalen. Of dat gelukt is, vermeldt mijn gedachtenexperiment niet. Wel weet ik zeker, dat Kok voor zijn misstap het Nederlandse volk zijn oprechte excuses heeft aangeboden.

27 februari 2000

 

 

Zork op rapportage

 

 

Zo zou Zork eruit kunnen zien

 
Vroeger keek ik graag naar dierenfilms onder leiding van David Attenborough. Niet dat het dierenrijk me nu zo veel interesseerde. Het ging mij om Attenbourough zelf. Ik houd van contrasten. Altijd weer een prachtig gezicht, die onkreukbare Engelsman, die bij een temperatuur van 115 graden Fahrenheit tot zijn middel in een moeras stond, slappe tropenhoed op de schedel, en ons in het meest bekakte Oxford-Engels een lesje leerde over de aanwezige dieren: hoe ze het met elkaar deden, en elkaar opvraten, en waarom.

Vaak heb ik behoefte aan een Attenborough; niet in een moeras, maar gewoon in Hoog-Catharijne. Een commentator, die me de diersoort ‘Nederlander’ uitlegt, in heldere bewoordingen. Desnoods die buitenaardse Zork, die zich in de STER-reclame verbaast over de primitiviteit van onze mobiele telefoons, die op zijn thuisplaneet al lang en breed in het museum van oudheden staan.

Soms, als ik een balorige bui heb, speel ik zelf wel eens voor Zork. Ik voorzie wat ik zie van commentaar. Bijvoorbeeld rond halfvier bij Hoog-Brabant: “in de tweede helft van de middag begeven de Nederlander-wijfjes zich naar de drenkplaats, alwaar zij genieten van een kopje thee met een gebakje” [Close-up van dame die taartje eet].

Of: “Winkelcentra behoren in Nederland tot de belangrijkste ontmoetingsplaatsen. Hier geeft men zich over aan de ritus van het “shoppen”. Zoals in dit grote winkelcentrum, in het hart van het territorium der Nederlanders. De Nederlander-dieren bedrijven hier een primitieve vorm van ruilhandel. Nog altijd kent deze stam een ruilsysteem dat gebaseerd is op muntgeld [shot op guldens en kwartjes], al wordt dit geld de laatste jaren voornamelijk aangeboden in zuiver symbolische vorm [shot op creditcard]. Dit geld verwisselt van eigenaar in zogenaamde ‘winkels’. In ruil voor het geld ontvangt de Nederlander daar levensbehoeften als kleding en voedsel, maar ook artikelen die niet echt nodig zijn voor zijn voortbestaan, en die hij zelf aanduidt met de verzamelnaam ‘luxeartikelen’.

Deze man [close-up van een bedelaar] schijnt het handelssysteem niet helemaal door te hebben. Hij vraagt geld, zonder dat hij daarvoor een zichtbare tegenprestatie wil leveren. Wat verkoopt hij eigenlijk? Het is onduidelijk en in ieder geval niet tastbaar; ook na lange observatie hebben wij het niet kunnen ontdekken. De reactie van de overige dieren op de geldvrager is wisselend. Sommigen geven hem iets; anderen lopen door met een uitdrukking van wat je [Zorks woord] zou kunnen noemen, bij gebrek aan een betere term. Het lijkt erop, dat de geldvragers op de onderste trede staan van de Nederlandse maatschappelijke ladder, die sterk hiërarchische trekken vertoont”.

Zo brengt Zork alles wat we zelf zo gewichtig vinden, terug tot zuiver biologische categorieën. Een vrijend paartje op een terras vertoont “baltsgedrag”; ge-unformeerde stadswachten laten “imponeergedrag” zien tegenover zich misdragende mededieren die zij proberen te dwingen tot “onderwerpingsgedrag”. Hoe zou Zork mij beschrijven, als zijn cameralieden mij in de peiling zouden krijgen?

En wat zou Zork aanmoeten met de discussie rond de toekomst van het winkelcentrum Hoog-Catharijne, die de laatste weken zo hevig woedt in het Utrechtse?

Zijn camera staat opgesteld in de raadszaal van de gemeente Utrecht. De voice-over: “na weken van geduldig afwachten, hebben wij op de dingplaats unieke opnamen kunnen maken van een bijeenkomst van stamoudsten. Hier ziet u het langharige mannetjes-exemplaar dat door zijn soortgenoten wordt aangeduid met de naam Hen Kwestbroek. Dit exemplaar is zeer omstreden, wat wel blijkt uit de heftige reacties van zijn soortgenoten, hier op de dingplaats. De discussies lopen zo te zien hoog op; jammer genoeg hebben onze zoölogen nog niet alle finesses van de gecompliceerde Nederlander-taal kunnen ontcijferen. Wel is duidelijk, dat het gaat over het winkelcentrum waar wij de afgelopen maanden opnamen hebben gemaakt. Dit primitieve samenraapsel van bouwwerken begint al na 30 jaar tekenen te vertonen van verval en verloedering.

De dingplaats is één van de plekken waar het voor de Nederlander zo typerende óverleg-ritueel plaatsvindt. Het óverlegritueel, dat bij andere stammen op de planeet Terra niet (of in ieder geval niet in die opvallende mate) voorkomt, is tot de dag van heden nog onverklaard. Voor buitenstaanders lijkt het erop, dat het óverleg helemaal niet de bedoeling heeft om tot een besluit te komen. Over dit winkelcentrum wordt al vijf jaar óverlegd, zonder dat ‘de knoop is doorgehakt’, ook al weer zo’n typisch voorbeeld van het Nederlandse taaleigen.”

Nu zien we weer een shot van Hoog-Catherijne. De camera pent de stationshal in. Zork: “Plotseling heerst er onrust onder de Nederlander-dieren. Er is iets vreemds aan de hand. Groepjes ge-unformeerde mannetjes lopen door de hal. Zij dragen pakken zoals normaal gedragen worden door Nederlander-mannetjes die tot taak hebben, zieke en gewonde exemplaren te vervoeren naar de ziekenverzorgingsplaats. Maar zijn er hier zoveel zieken?

Wij zijn niet de enigen, die verbaasd zijn. Overal zien wij mannetjes en wijfjes verwonderd opkijken. De meeste hier aanwezige ziekenmannen vertonen sterk ontwikkelde secundaire geslachtskenmerken, zoals snorren en baarden. Zij hebben een grimmige gelaatsuitdrukking. Vermoedelijk gaat het hier niet om een uiting van het zogenaamde carnavalsfeest, dat in het zuidelijk territorium van deze stam meer in zwang is, en waarvan we u in onze volgende uitzending beelden hopen te tonen. Nee, dit is dodelijke ernst. Toch valt er feestmuziek te horen. Een van de ziekentransportmannen blaast op een primitief koperen instrument en brengt klanken voort die sterke gelijkenis vertonen met de waarschuwingssignalen die dikwijls opklinken uit een transportmiddel voor het vervoer van zieken.

Er arriveren nog meer groepjes ziekenmannen. Ze worden aangevoerd met de zogenaamde ‘treinen’ [shot op koploper], die je zou kunnen beschouwen als een primitieve vorm van onze [onvertaalbare Zorkiaanse uitdrukking]. Sommige mannen voeren hiërogliefen met zich mee op wat in de Nederlandertaal ‘spandoeken’ heet. Alle groepen ziekenverzorgingsmannen begeven zich via een loopbrug naar wat genoemd wordt ‘De jaarbeurs’, een zeer grote ontmoetingsplaats voor Nederlanders, waar in sommige gevallen ook vertegenwoordigers van andere stammen welkom zijn.

Onze cameraman probeert mee naar binnen te lopen, maar wordt tegengehouden door een wel zeer potige mannetjes-Nederlander. Enkele uren later komen de mannetjes weer naar buiten. Nooit zullen wij weten, welk duister ritueel zich heeft afgespeeld in het binnenste van deze ‘Jaarbeurs’.”

Zork keerde de volgende dag terug naar zijn eigen planeet, met een blik vol films. De afloop van de mysterieuze bijeenkomst in de Jaarbeurs is hem daardoor niet bekend (al zou hij er toch weinig van begrepen hebben). Het ambulancepersoneel kreeg de gewenste loonsverhoging. In sommige gevallen heeft het óverlegritueel wél resultaat.

 

 

Kalk (droomreisverslag)

Calciumhydroxyde

 

 [...] en nader een klein Duits stadje. Waar ergens bevindt het zich, op de kaart van dit uitgestrekte rijk? Kalk vormt hier het voornaamste middel van bestaan, zegt de reisgids. Er is een roemruchte kalkfabriek. Langs een spoorbaan loop ik het plaatsje tegemoet en zie er een sleep overkolkende, overborrelende witte goederenwagons vandaan rijden, die een druipend spoor achter zich aantrekken.

Waarvoor gebruik je kalk nog meer, dan voor het belijnen van wegen en voetbalvelden, het aanbrengen van taal op schuttingen en het overlakken van fouten in een tekst? Er moeten meer toepassingen zijn; kalk is klaarblijkelijk een veelgevraagd artikel, als hier een hele stad…

Een heuvelig oord. Laten we ons storten op de architectuur; je bent toerist of je bent het niet, al herinner ik me helemaal niet dat ik besloten heb, naar Duitsland af te reizen. Vakwerkhuizen zie ik; niets bijzonders in dit deel van de wereld, ware het niet, dat ongeveer een op de drie woningen hagelwit is. Dat zijn de huizen van hen die werken in de kalkfabriek. Het goedje gutst langs de dakgoot naar beneden. Een stigma; iedereen kan het zien. Hoe heet ook alweer die vreemde Franse snoeshaan die huizen en bruggen voorziet van witte lakens? Daar heeft het iets van weg.

Een kalkauto, vrachtauto, groot, tientonner, brult zich een weg door de straat, wit, brede witte bandensporen op het asfalt. Hij rijdt een eveneens wit druipende garage binnen. Het is zaterdag, ze gaan de auto schoonspuiten, al heeft dat weinig zin en is hij maandag zo weer smerig; de wagen is trouwens wit van nature, als een melkauto, omdat hij toch altijd maar weer wit wordt.

Er zit iets helemaal scheef in dit stadje; er heerst dreiging, er klinkt nu horrormuziek; dit is feitelijk een film. Over-perfectie, volstrekt overbodig: ook zonder die muzikale omlijsting had ik al in het snotje dat hier betreurenswaardige dingen gaande zijn. Het is die kalkfabriek. Die fabriek trekt leed aan, rampen, geschreven in witte letters. Het is hier in de stad dreigend donker, om drie uur in de middag, onnatuurlijk duistere mist, waarin alleen de kalkgebouwen oplichten.

Ik bezoek een café dat is genoemd naar een Duitse schrijver die ik nooit gelezen heb, Bertold Brecht of Günter Grass; ik herinner het me niet meer. Hier heerst geen vreugde, hier wordt op sombere toon gefluisterd: “van de week wéér twee”. Ik hoef het niet te vragen om het te weten: twee kinderen verdronken in een kalkput. De foto’s van de slachtoffertjes staan in de plaatselijke krant, zwart omrand; zonder commentaar (een krant aan een stokje, op de leestafel van het café); iedereen weet het, al mag er niet hardop over gesproken worden.

Hoe ik verzeild ben geraakt in dit witte inferno, op weg naar wat, weet ik niet. Je reist, je ondergaat, een grote lijn zit niet in zo’n verhaal; de ene scčne lokt de volgende uit. Elke poging, het op te schrijven, is een vervalsing; logica is ver te zoeken. Speur niet naar een bedoeling; dit is bovendien maar een droom, ik begon het al te vermoeden.

2 maart 2003


PS: 20 jaar op het Web

Er is veel te vertellen over de beginjaren van deze site. Maar dat heb ik al een paar keer gedaan. Dat is de makke met jubileumjaren: de scheppingsverhalen, de anekdotes uit de beginjaren, worden bij ieder kroonjaar weer opgediept en ze veranderen nooit. Zo schreef ik het meeste wat er vertellen valt al in 2001, bij het eerste lustrum van mijn homepage. En vijf jaar later, bij het 10-jarig bestaan ervan, schreef ik alles wat ik in 2001 nog niet verteld had. Om het weer vijf jaar later toch nog weer eens heel dunnetjes over te doen. Ik volsta kortheidshalve met het linken van deze stukjes, in plaats van alles weer opnieuw te gaan zitten oprakelen.

Frans Mensonides
24 april 2016



Eerder verschenen in deze reeks:

Deel 0: Gecensureerd: aan het ziekbed van een wethouder (1998, 2001) - 15 jaar thuispagina
Deel 1: Nunc est bulborum; langs de Geestlijn (2003)
Deel 2: Opkomst en ondergang van Lovers Rail (1996-1998)
Deel 3: Twee (mis)managersportretten: Zich installeren (2002) en Wereld op Wielen (2000)
Deel 4: Spoorrampjaar 2001 
Deel 5: Het hoofdstuk Horeca: een paar eet- en drinkervaringen (1999, 2000)
Deel 6: Start van Syntus (1999)
Deel 7: Langs Lange Lijnen: Emmen - Groningen, met toegift in Beijum (1998)
Deel 8: Stadsdienst Alkmaar op de digitale snelweg (1997)
Deel 9: Bahn en Kerstmarkten in het Ruhrgebiet (1998, 1999)
Deel 10: The Lotus Man en andere ICT-treurnis (1999-2003)
Deel 11: Het aller, allerbeste uit Langs Lange Lijnen (voorjaar 1998)
Deel 12: Treinreizgerstypen (1998-2000)
Deel 13: Vier uit 'twee; verhalen uit REFLEXXIONZZ! (2002)
Deel 14: Lange Lijn langs de Lek (1998; met foto's uit 2013)
Deel 15: Mannen van 45 (2002)
Deel 16: Provinciaal triest: Stadsvervoer 4 provinciehoofdsteden (1999-2000)
Deel 17: Buffel-blues; oostelijke nevenlijnen (2001)
Deel 18: Lange lijnen langs d'oude Haarlemmermeerlijn (2000 - 2001)
Deel 19: Het volgen van sportevenementen / Mekkero (2003)
Deel 20: De informatie-oorlog; een toekomstvisioen (2000)
Deel 21: Eeuwprobleem (1998)
deel 22: 
Bussen in het oosten des lands (1998/2000)
deel ??:
Mijn eigen Zeestraat van Huygens (2002/2003)
deel 23: Het Bezzte uit REFLEXXIONZZ!! (2000)
deel 24: Foutje? Blanco erover! Stoptrein 's Hertogenbosch - Nijmegen





© Frans Mensonides, Leiden, 2016