Dit
is
aflevering 13 van de
rubriek ‘Beminde zaterdag’ over treinreizen op die dag met
mijn
WeekendVrij. De titel is ontleend aan een dichtregel van Constantijn
Huygens
die ook heel de week naar het vrije weekend liep te verlangen.
Deze zomer heb ik uitgeroepen
tot de fietszomer van een
mooiweerfietser. Sinds begin juni huur ik elke zaterdag bij een station
ergens
in Nederland een OV-fiets om daarmee een stuk provincie te verkennen.
Meestal is
dat een gebied met matige of afwezige bereikbaarheid met het
streekvervoer.
Dat huren is al een avontuur op
zich. Soms gaat dat simpel,
bij een bemande fietsenstalling naast het station. Soms gaat dat wat
ingewikkelder of zelfs ronduit stroef. Dat heb je in de gevallen dat je
de
leenfiets moet zien te ontworstelen aan een automatische, digitale,
computergestuurde fietskluis of een dito fietsenstalling.
Ook het fietsen zelf verloopt niet altijd vlekkeloos, voor mij, als onervaren wielrijder die het peddelen bijna verleerd had (en geen duizelingwekkende snelheden haalt). Maar echt brokken heb ik tot dusverre niet gemaakt. Enfin, lees er alles over in de vorige en voorvorige aflevering van deze rubriek, of lees hieronder gewoon verder.
De
laatste maand van de fietszomer is nu ingegaan. En de
eerste zaterdag van die maand gaan we naar een Brabants dorp, dat
geloof het of
niet, Wouw heet. Wow! Wauw!! Wauwie, dat moet wel een heel bijzonder
verhaal
worden!
Per trein langs Wouw
- Per fiets door Wouw - Langs de Wouwse Plantage - Rijen-Gilze - Netelige
kwesties: Emplacement Utrecht Centraal, IC in Harderwijk, en meer
- Wolderwijd;
Zeewolde - Nuldernauw; ´s Heeren
Loo - Intermezzo: het oor
en de gekte van Vincent van Gogh - Laatste
fietszomerzaterdag: Spangen, Waalhaven en verder - Het Kasteel - Spotter gespot; Maastunnel en Waalhaven
- Pernis en
Beneluxtunnel - Anderhalf
nieuw
station: Utrecht Vaartsche Rijn en Amsterdam RAI
Bergen op Zoom
Nou, dat was deze keer een
last-minute-beslissing op de
zaterdagmorgen. Gisterenavond ben ik er niet echt aan toegekomen om een
reisdoel te zoeken. Dat is trouwens vaak een kwestie van schrappen. Zo
kan ik
dit weekend Noord-Nederland vergeten omdat de Hanzelijn gestremd is.
Ja, via
Amersfoort kom je ook wel in het noorden; ooit wisten we niet beter,
maar sinds
de Hanzelijn er ligt, wil je toch niet anders naar het noorden dan met
de Hanzelijn.
Verder valt het oosten van het land
af omdat daar vanmiddag
regenzones overtrekken en Amsterdam en wijde omgeving omdat daar
vanmiddag de
Canal Parade plaatsvindt. Waardoor Zuid-West-Nederland overblijft. Dus
deze
week opnieuw naar waar altijd de zon schijnt. Wouw heb ik wel eens op
een kaart
zien staan; ik wouw er altijd nog eens naar toe.
Deze weken reis ik 1e klas, net
als afgelopen
oktober. Wederom
heeft de vaste mecenas van mijn rubriek me een bundeltje
Overgangskaartjes
1e-klas doen toekomen (die tegenwoordig in goed vaderlands ´Upgrades´
heten),
waarvoor vanaf deze plek nogmaals dank.
De bijna onwezenlijke stilte in die
1e-klas-coupees. Je komt
er echt tot rust, als je tenminste een rustzoeker zou zijn. En dat
publiek! Een gedistingeerd ouder echtpaar knikt me goedemorgen toe als
ik me in een
zetel laat zakken, en ik knik als een welopgevoede jongen terug.
Helaas trekt de (vermeende) rijkdom
van 1e-klaspassagiers
ook deze keer weer bedelend crapuul aan. Deze keer geen
zakdoekjeslegger, maar
een zanger-gitarist (en
tevens
songwriter, vrees ik) met grove muzikale zelfoverschatting. Na het
beëindigen van
zijn lied of wat ervoor door moet gaan, gaat hij geld ophalen; Ik denk
om te
sparen voor muzieklessen.
Kort nadat we de muzikant bot hebben
laten vangen,
verschijnt een keurige jongeman ten tonele, met de vraag of de
conducteur al langs
is geweest. Het echtpaar knikt van ‘Nee’, waarna de jongen al even
schielijk
van het toneel verdwijnt als hij erop is gekomen. Nee, weinig echte
eersteklassers onderweg, vandaag. Maar die jongen hoeft niet bang te
zijn voor
kaartcontrole. De conducteurs zijn vanmorgen van het cabinezitterige
type.
Wouw ligt exact halverwege de
stations Roosendaal en Bergen op
Zoom, een kleine kilometer ten noorden van de spoorbaan. Het oude
kerkje van
het dorp heb ik al vaak gezien vanuit de trein. Het had eens een
station, maar dat
werd gesloten in 1938. Hoe vaak ik dat zinnetje al niet heb opgetypt.
´38 moet
een rampjaar geweest zijn voor de treinenliefhebber; minstens honderd
stations
zijn dat jaar uit het spoorboekje geschrapt.
Een hele rits stations aan de Zeeuwse
spoorlijn gingen in de
jaren 30 dicht: Woensdrecht tussen Bergen op Zoom en Rilland-Bath,
Vlake tussen
Kruiningen-Yerseke en Kapelle-Biezelinge, ’s-Heer Arendskerke en Noord
Kraaijert
tussen Goes en Arnemuiden. Goed, doorgaande reizigers zal het niet
spijten. Die
verbijten zich nu al bij de stops op Rilland-Bath en de 3 K’s.
Een rit naar
Vlissingen had helemaal een eeuwigheid geduurd met al die
prehistorische
stations er nog bij.
We remmen voor Bergen op Zoom. Ik heb
vanmorgen in de haast nog
een routekaart uitgedraaid. En heb die in dezelfde haast in de printer
laten
liggen, bemerk ik als ik er in mijn tas naar tast.
Met een bekommerd hart begeef ik me
naar de fietsenstalling;
dat wordt weer verdwalen, vanmiddag. De stalling van Bergen op Zoom is
bovendien van hetzelfde type als Goes:
een volautomatische, digitale
zelfservice, met draaihek. Wat altijd nog beter is dan de stalling van
Roosendaal: die is gesloten in het weekend.
Twee onderste foto's: Heerle
Vijf minuten later rijd ik al oostwaarts door Bergen op
Zoom. Dat ging dit keer zonder slag of stoot met dat sleutelkastje en
dat
tourniquet; al die 16 stappen vlotjes doorlopen. Maar laat ik de dag
niet
prijzen voor het avond is; ik moet die fiets ook nog terugbezorgen.
Nou, vanmiddag dan maar goed letten
op de ANWB-paddenstoelen
en het fietsknooppuntennetwerk, dat hier ´Routesinbrabant´
heet. Daar kom ik
al een pijl tegen naar knooppunt 88. Daar maar eens rustig heenrijden
en dan
kijken op de kaart die daar hangt, hoe ik in Wouw moet komen.
De pijlen leiden me naar een
karrenspoor langs de spoorbaan.
Dit is toch geen fietspad? Jawel, jawel, het is een natuurfietspad.
Daar komt
een trein aan; al de volgende IC naar Vlissingen. Ben ik nu al een half
uur
onderweg, alleen om op dit twijfelachtige fietspad te belanden, dat
meer
geschikt is voor mountainbikers en veldrijders?
Nee, 20 minuten nog maar; mijn trein was 10 minuten te
laat en deze is
op tijd.
De weg naar knooppunt 88 voert verder
naar een viersprong,
ergens in een verrommeld stuk niemandsland tussen industrie en natuur.
Ik rijd rechtdoor,
zoals de pijl me beveelt, en beland op een shabby campinkje waar de
gasten al
50 jaar elke zomer terugkeren omdat ze niet de fantasie hebben om iets
beters
te zoeken en omdat ze het verval niet meer zien. Ik keer terug naar die
driesprong, kies het linker pad, en ontmoet barrières en tankvallen.
Tot slot
probeer ik het rechterpad en stuit spoedig op borden VERBODEN TOEGANG.
Er klopt echt helemaal niets van die
pijlen! Die negeer ik
verder maar. Ik rijd nu een kleine kilometer terug, sla af richting een
bedrijventerrein en vervolg mijn weg met de zon als kompas zoveel
mogelijk naar
het oosten, waar dat Wouw zich ergens moet bevinden.
Uiteindelijk beland ik op een
kruispunt waar staat te lezen
dat de situatie rond het fietsnetwerk Routesinbrabant is gewijzigd.
Daar komen
ze nóú mee! Knooppunt 88 zal ik vandaag niet zien. Ik volg vanaf nu de
ANWB-paddenstoelen naar Heerle en Wouw; die zijn toch iets
betrouwbaarder.
Zo passeer ik de Bergse Heide, een in
deze streek vermaard wandel-,
fiets-, paardrij- en horecaparadijs. Heerle, zonder n, is een dorp met
alles
wat een dorp een dorp maakt: kerk, kroeg en zelfs een bushalte. Die zie
ik
vanmiddag in elk dorp dat ik doorkruis; dit is geen witte vlek op de
OV-kaart (maar
wel een grijze, met alleen uurdiensten. En Wouwse Plantage, waarover
straks
meer, is in het weekend niet bereikbaar per bus).
Heerle lijkt net een spookdorp. Iedereen is met vakantie en alles zit dicht, tot de Eeterij aan toe. Ook de Boerderijwinkel Luysterburg kan zich vandaag niet verheugen in een enorme toeloop van klanten.
Door een aangenaam groen landschap
fiets ik nu richting
Wouw. Dat is een dorp met een grasvlakte als hart, de Markt, waaromheen
ook
hier kerk en kroegen liggen. Och, een aardig en redelijk
fotograferenswaardig
dorp, hoor. Ik wil er niets ten nadele van zeggen, maar om hier nou
luidkeels
Wauw! te roepen…
Ik moet denken aan die Amerikaanse
toerist die hoge
verwachtingen koesterde van de Coolhaven in Rotterdam (cool
toevluchtsoord) maar niet wist dat Coolhaven Cabbage Dock
betekent. Wouw is gewoon afgeleid van woud, denk ik.
Ik neem plaats op een bankje aan die
groene Markt. De kerkklok
laat drie beschaafde tingels horen. Ergens anders beiert een
carillon met
meer melodie en decibels. Deze middag is doormidden.
4 jongetjes van een jaar of 12 lopen
met kromme nekken naar
hun phone te kijken, in looppas, druk wijzend naar iets wat zij wel
zien en ik
niet. Ik heb zo´n tafereel wel vaker gezien, deze zomer. Eerst wist ik
niet waar
het goed voor was. Maar nu weet ik dat ze aan het Pokémonnen zijn; daar
heb ik
iets over gelezen in de komkommerkranten. Ze jagen op virtuele wezens
die zich wonder
boven wonder manifesteren in de werkelijkheid zoals wij die kennen.
Kijkduin overtreft Scheveningen dit
jaar in populariteit,
alleen omdat er een nest Pokémons zit. Of zo; echt verdiept heb ik me
er niet
in.
Het schijnt dat deze rage
bewerkstelligt dat kinderen weer
ouderwets buiten gaan spelen op vrije middagen, in plaats van bij huis
en haard
te zitten appen. Daar kun je alleen maar blij om zijn. Maar gevaren
kleven er
wel aan de Pokémonjacht. Het is weliswaar een virtueel spel. Maar als
je in de achtervolging
op zo’n wezen zonder uit te kijken onder een tientons truck loopt, ben
je wel
echt dood. ‘GAME OVER’, verschijnt er dan op je telefoonscherm.
Wouwse Plantage
Ik vaar nu toch nog een keer blind op
Routesinbrabant en
prent me de nummers van de knooppunten in het hoofd die me terug moeten
brengen
naar Bergen op Zoom. Dat gaat dan met een omweg via Wouwse Plantage,
ook al
zo’n intrigerende naam. Maar ook nu zal ik van een vrij lauwe kermis
thuiskomen. Mij wacht een wat saaie tocht over betonplaten fietspaden
(bonk,
bonk… bonk, bonk… bonk, bonk) langs provinciale autowegen.
In deze streek zie ik overal langs de
weg reclame voor ‘3
GRATIS MAANDEN’. Tijd is geld, geen minuut van je leven is gratis, maar
rond
Wouw geven ze zo maar 3 hele maanden weg voor niks. Het is een
sportschool die
dat doet.
Ja, ik snap wel hoe dit zit. Als je
lid wordt van zo’n
school, en je je met regelmaat in het zweet zwoegt op de loopband, in
het
roeiapparaat of met de halters, voeg je zo maar jaren vol gezondheid en
geluk aan
je leven toe. Maar dat gefitness kóst je ook weer een hoop tijd, want
je wilt
je abonnement eruit halen. En per saldo, als je het een van het ander
aftrekt,
win je misschien in totaal niet meer dan een armetierige 3 maanden op
een heel
mensenleven. Zo moet het zijn, zo zal het wezen, dat is de achtergrond
van 3
GRATIS MAANDEN.
Hè, het is me al vaker opgevallen.
Waar je als wandelaar
soms komt tot diepzinnige inzichten, blijven je gedachten op de fiets
maar een
beetje ronddwarrelen; spring je hooguit van de ene onzin naar de
andere. Ik
kijk nu ineens uit naar alle herfstwandelingen die ik binnenkort zal
maken voor
deze rubriek. De zomer is voor oppervlakkigen van geest, maar in de
herfst komt
de mens echt tot inkeer (en moet de kachel en de jas weer aan, dat ook).
Het bosrijke gebied dat ik nu
doorkruis is de 9 km2 grote
Wouwse Plantage. Dat landgoed dateert al uit de 16e eeuw en is
achtereenvolgens
eigendom geweest van verschillende aanzienlijke, deftige en rijke
families.
Ik rijd door het dorpje dat ook
Wouwse Plantage heet. Het is
anderhalve eeuw geleden gesticht door de eigenaars van het landgoed. Op
veilige
afstand van hun eigen woning realiseerden ze hier een steenfabriek.
Ik zie hier weer zo’n snelheidsmeter
om automobilisten te
manen tot traagheid. Nu wil ik wel even aanzetten om goed voor de dag
te komen
op dat bord. Maar ik scoor niet meer dan een armetierige 14 km/uur.
Fotograferend fietsen valt ook niet mee, en is bijna net zo gevaarlijk
als
Pokémonnen. Meestal stap ik wel even af voor een foto.
Dan heb je nog de buurtschap Plantage
Centrum, waar het landhuis
staat en alle wandelroutes starten. Maar daar zal ik niet komen. Dit is
meer
een wandelgebied dan een fietsgebied; Routesinbrabant wil Plantage
Centrum niet
kennen.
De route scheert langs de Belgische
grens en ook langs Vliegbasis
Woensdrecht. Die is goed gecamoufleerd, want je ziet er niets van vanaf
de weg.
De basis was 30 jaar geleden vaak in het nieuws. Er zouden, op het
hoogtepunt
van de Koude Oorlog, kruisraketten gestationeerd worden, kernwapens.
Tegenstanders zaten in een tentenkamp bij de ingang, richtten
vernielingen aan
en bakkeleiden en vochten regelmatig met het personeel van de basis.
Ik had in principe alle sympathie
voor de pacifisten. Maar
cynisch als ik was, moest ik wel vaststellen dat er klaarblijkelijk
knokploegen
en knokpartijen nodig waren voor de vrede. Die raketten kwamen er
uiteindelijk niet,
maar dat was niet de verdienste van de actievoerders. Tot ieders
opluchting
ontdooiden de verhoudingen tussen de grootmachten in de wereld - om
heden ten
dage weer aardig af te koelen.
Hadden we de oorwurm al behandeld,
bijna een vast
programmapunt in deze rubriek? Vanmiddag is dat ‘The girl from Ipanema’
van
Astrud Gilberto, met Stan Gatz op de droeftoeter. Dat komt: ik kon
vannacht
niet slapen. Ik heb de laatste tijd de vervelende gewoonte ontwikkeld
om in het
holst van de nacht te ontwaken en dan urenlang niet meer in slaap te kunnen komen.
En zo ook vannacht weer. Ik stapte
uit bed en zette in arren
moede de tv maar aan voor de openingsceremonie van de Olympische Spelen
in Rio.
Daar zat dat lied in of Ipanema werd er in genoemd; ik weet het niet
meer.
De intocht van tienduizend sporters
in een stadion, dat is
ongeveer even absorberend als de olympische sporten dressuur, zeilen,
handboogschieten of synchroonschoonspringen, of een doorsnee-aflevering
van
‘Beminde zaterdag’.
Het ging alfabetisch, ze waren pas
bij Estonia, maar ik
wilde Holland nog wel even meepakken. De H kwam en ging echter zonder
Nederlandse sporters. Dus ik wachtte maar op de N van Netherlands. Maar
ook
daar zaten wij niet bij. Het ging alfabetisch in het Portugees, had ik
inmiddels in de smiezen. Nederland zou in die taal wel net zoiets zijn
als Pays
Bas, dacht ik. En inderdaad, onder de noemer Países Baixos marcheerden
onze
landgenoten binnen.
Toen kon ik eindelijk weer naar bed.
Zo’n openingsceremonie
is een probaat middel tegen slapeloosheid.
Als deze aflevering verschijnt, weten
we of de Nederlandse sporters
de hoge verwachtingen hebben kunnen waarmaken die iedereen van ze
heeft. Ik heb
er een hard hoofd in. Onze helden teren allemaal op oude roem. Ze
hebben 4 of 8
jaar geleden eens een medaille behaald; dat is een eeuwigheid in de
dynamische
sportwereld. De vaandrig van Nederland, Jeroen Dubbeldam, moet zelfs 16
jaar
teruggaan in de tijd om zich een olympische zege te kunnen heugen.
Zouden er de
komende 14 dagen nieuwe helden opstaan?
In het bos, daar zijn de jagers. Ik hoor geweerschoten. Er laten weer wat konijnen en fazanten het toch al zo korte leven.
De buitenwijken van Bergen op Zoom
naderen. Ik maak nog een
lusje door de binnenstad en langs de wateren van de Binnenschelde en
het
Markizaatsmeer; het leukste stuk van deze fietstocht. De lof van deze
verrassende,
carnavaleske stad met eclatante schoonheid, heb ik een olympiade
geleden al
eens gezongen; HIER en ook HIER.
Daarna lever ik mijn fiets in, zonder
problemen. Dat systeem
met die 16 stappen: het went, zoals alles went.
We
hadden nog die bucket-list van een stuk of 60
spoorwegstations in Nederland waar ik nog nooit van m´n leven ben in-
of
uitgestapt. Afgelopen winter heb ik hem iets korter gemaakt
door Eindhoven
Strijp S te bezoeken, Baflo
en nog een paar andere. Laat ik dat weer eens
oppakken. Die lijst luidt nu als volgt:
Warffum,
Usquert,
Uithuizermeeden, Bedum, Stedum, Loppersum, Delfzijl West, Kropswolde,
Sappemeer
Oost, Zuidbroek, Grijpskerk, Zwaagwesteinde, Hurdegaryp, Dronrijp,
Sneek
Noord, Koudum-Molkwerum, Vroomshoop, Vriezenveen, Almelo de Riet,
Wijhe,
Hengelo Oost, Klarenbeek, Lochem, Ruurlo, Arnhem Presikhaaf, Didam,
Duiven,
Hemmen-Dodewaard, Zetten-Andelst, Nijmegen Heyendaal, Veenendaal West,
Hollandse Rading, Diemen, Heemskerk, Wormerveer, Krommenie-Assendelft,
Den
Helder Zuid, Rotterdam Noord, Capelle Schollevaar, Nieuwerkerk a/d
IJssel,
Dordrecht Zuid, ’s Hertogenbosch Oost, Etten-Leur,
Gilze-Rijen, Vught,
Helmond Brouwhuis, Deurne, Horst-Sevenum, Geleen Oost, Bunde,
Houthem-Sint
Gerlach, Voerendaal, Spaubeek, Schinnen, Hoensbroek, Landgraaf en
Eygelshoven
Markt.
Ik pik Gilze-Rijen eruit, tussen
Breda en Tilburg; dat is
hier niet ver vandaan.
Gilze-Rijen ziet IC´s alleen maar
langs-rijen en de Sprinter
Breda - ´s-Hertogenbosch – Utrecht elk half uur stoppen.
Ondanks deze minimale bediening trekt
het station nog 2500 passagiers
per dag op een bevolking van 17.000 Rijers (?) en 7500 Gilzenaren. Het
station
ligt vlak bij het hart van Rijen. Gilze ligt zo´n 4 km ten zuiden van
hier.
Waarom heet het station dan niet: Rijen-Gilze? Nee, OK, dat KLINKT
helemaal
niet. Maar dat is maar net omdat je het andersom gewend ben. Er zou ook
niets
mis zijn met Voorburg-Leidschendam, Dodewaard-Hemmen of
Molkwerum-Koudum.
Nee, het zit zo. Toen het station in
1863 open ging, was
Gilze verreweg de grootste van de twee. Maar Rijen groeide door
aanwezigheid
van een spoorwegstation uit tot een industrieplaats, en Gilze bleef wat
achter,
zodat de eerste de laatste al spoedig inhaalde. Rijen werd bekend om
zijn
leerlooie-Rijen; een standbeeld van een leerlooier staat in de
dorpskern.
Ik weet niet waarom ik, als
doorgewinterde ongelovige, toch
overal waar ik kom, speciaal mijn best doe om het godshuis goed op de
foto te
krijgen. Ik denk omdat de kerk als geen ander gebouw de skyline van een
dorp
bepaalt. Of omdat de klok op de kerktoren zowel gelovigen als
goddelozen eraan
herinnert dat onze tijd beperkt is.
Wist je trouwens, dat een kerktoren
vaak eigendom is van de
overheid (nl. de gemeente), en niet van de kerk? De wereldlijke
autoriteiten gaan over de
tijd; de kerkelijke over de eeuwigheid.
Meestal loop ik een rondje om de kerk om een gunstig standpunt te zoeken. Deze keer schiet ik dé kerkfoto al op hectometers afstand.
Ook hier is het heel erg
vakantietijd, en bovendien verschrikkelijk
zaterdagavond-na-zessen. Meneer pastoor van de kerk wenst ons door
middel van
een groot bord ´FIJNE ZOMERVAKANTIE EN BEHOUDEN THUISKOMST´. Betekent
dat dat
de kerk de hele zomer gesloten is?
Ik had gehoopt dat Rijen net zo´n
plaats was als Oisterwijk,
met een lange rij van bourgondisch-Brabantse restaurants. Maar Rijen is
niet
zo´n dorp. Na enig zoeken vind ik wel de plaatselijke vetput, die
gelukkig nog
open is. Daar bestel ik een snackdiner; zondag eet ik wel weer
verantwoord.
Hier zijn ze vooral bourgondisch voor
wat betreft kroketten.
Je kunt kiezen uit rundvlees-, kalfsvlees-, groente-, goulash-, kaas-,
saté-,
Kwekkeboom- en nog 7 andere soorten kroketten. Embarrassment des choix,
zoals
de Fransen zeggen. Maar de ware connaisseur aarzelt niet en kiest
natuurlijk
voor Kwekkeboom.
Als ik naar het station loop, zie ik
de stoep versperd door
een grote hond die me roerloos aanstaart. Bij nader inzien blijkt de
hond van
brons. Knap, daar had de beeldhouwer me echt tuk!
Twee jongetjes, weer van die
Pokémonners, die zitten te
appen op hun fiets, rijden me op de stoep bijna overhoop; ik kan nog
net opzij springen.
Die bronzen hond kan dat niet en ze botsen er pardoes tegenop. Geen
gewonden;
alleen een slag in het wiel. Dit incident is het slotakkoord van deze
zaterdag.
Frans Mensonides
21 augustus 2016
Er geweest: zaterdag 6 augustus 2016
1e klas DDZ
De zaterdag daarop is Harderwijk mijn vertrekpunt. Daarvandaan
wil ik de Knardijk nemen naar Zeewolde, op het nieuwe land.
Utrecht Centraal is, na weken
stremming, weer bereikbaar.
Een hoop wissels op het spoorwegemplacement worden deze zomer
verwijderd; die
mega-klus is bijna geklaard. Daardoor worden de routes van de treinen
gestrekt
en loopt het treinverkeer rond Utrecht Centraal straks op rolletjes. En
loopt
het straks ook op rolletjes in de soep, als er een storing of stremming
is,
want uitwijken naar een ander perron kan niet meer. Enfin, ik schreef
er vorig
jaar september al over.
In Utrecht neem ik de Sprinter naar
Zwolle, een DDZ. Ik mag
deze maand, zoals gezegd, 1e klasse reizen en kies voor de stiltecoupé
bovendeks, waar ik in oktober koos voor de lounge beneden. Het is hier
echt
doodstil, terwijl de trein verder is afgeladen met lawaaiige
dagjesmensen die, net
als ik, op weg zijn naar Harderwijk. Weer een topdag in het dolfinarium!
Die zeedierenparken staan onder druk.
Na de wilde dieren uit
de circussen, moeten volgens sommigen ook nog de dolfijnen verdwijnen
uit de
dolfinaria. Wat er daarna nog overblijft van een dolfinarium… Nu nog de
planten
uit de horti en de bomen uit de arboreta.
Het lijkt wel of elke vorm van lol,
plezier en ontspanning ontmoedigd
moet worden. Ik denk dat dát erachter zit. Het is calvinisme in een
modern
jasje. Laat alsjeblieft geen mens zich meer amuseren, want wie lacht op
aard´,
zal in het hiernamaals schreien. Zo was de calvinistische filosofie
toch? Zie
mijn pagina over humor in de 17e-eeuwse literatuur,
onder het kopje: ´Helemaal
geen humor´.
Die stop in Harderwijk zit al heel
lang in de pen; in de
jaren 80 is er al eens een balletje over opgegooid. Maar NS wilde er
niet aan, omdat
dat 2 minuten extra rijtijd zou kosten in een al uit zijn voegen
barstend
spoorboekje, en ook omdat Nunspeet toen natuurlijk ook een IC wilde
hebben.
NS wil er nu nog steeds niet aan. Er
is extra infrastructuur
voor nodig, inhaalsporen, en daar is geen geld voor. Ook de twee extra
Sprinters per uur, die Harderwijk beloofd waren, gaan om die reden niet
door. Maar:
gewoon op de deur blijven kloppen, Harderwijk; dit soort dingen vergen
een zeer
lange adem.
Over kwesties gesproken: ik had het
de vorige zaterdag over
de olympische spelen. De medailleoogst van gevestigde sportcoryfeeën is
inderdaad wat tegengevallen, de eerste week van de spelen, maar er zijn
nieuwe
helden opgestaan. Het is wel jammer, dat er geen olympische medaille
wordt
uitgereikt op het onderdeel: Je eigen glazen ingooien. Dan hadden we er
één
voor Yuri van Gelder bij de Nederlandse totaalscore kunnen optellen
(met nadruk
op ‘glazen’ in dit
geval).
De affaire-van Gelder spleet ons al
zo verdeelde volk de
afgelopen week nog drastischer in tweeën. Bij alles waarover we al een
mening
moesten hebben, voegde zich nu ook nog het wegsturen van die beschonken
turner
- die zijn sof naar mijn onbescheiden mening geheel aan zichzelf te
wijten
heeft.
Ook in Harderwijk weer een fietsensysteem dat ik nog nooit
eerder ben tegengekomen op al die OV-fiets-zaterdagen. De
fietsenstalling is hier
tijdelijk ingekrompen, in verband met een ‘upgrade’, zal ik dan ook
maar zeggen,
van de stationsomgeving, die geloof ik een tienjarenplan is. De fietsen
staan
nu in de buitenlucht, naast de deur van de Kiosk, waar je op vertoon
van je
OV-chipkaart een fietssleutel kunt halen.
Ik doe dat; je kaart moet daarvoor
gescand worden. Maar
buiten vind ik geen fiets met het nummer dat op de sleutel vermeld
staat. Ik
terug de Kiosk in. ‘Dat komt door die monteur’, zegt de dame achter de
toonbank
geërgerd. ‘Die nam laatst een hele boel fietsen mee. Hij deed al zo
raar met
die sleutels. Ik zeg nog: “Moet je de sleutels dan ook niet meenemen”,
maar ja,
een beetje eigenwijs type. Nou zit ik met een berg sleutels zonder
fietsen, en
ben ik helemaal het overzicht kwijt’.
Goed, ik krijg een andere sleutel, en
moet daarvoor weer
mijn kaart overhandigen. ‘Kost niks extra, hoor; je mag sowieso een
fiets
binnen een kwartier inruilen, zonder dat het je iets kost’. Wat me
eraan doet
denken dat ik voor de vorige 9 zaterdagse fietstochten ook nog nooit
een
afrekening heb gezien. De organisatie rond die OV-fiets is op puntjes
toch wel
voor verbetering vatbaar.
Deze fiets staat er wel. Ik brul nog
even door de winkeldeur
dat het in orde is, en vertrek polderwaarts.
Niet alle wegwijzers op het oude land
willen het nieuwe land
kennen. Op de meeste van die trossen ANWB-fietswegwijzers ontbreekt
Zeewolde.
Dan zie ik er ineens een met Zeewolde 11, maar een paar hectometer
verder een
met, oh schrik: Zeewolde 17. Ze-ven-tien kilometer??
Daardoor niet definitief ontmoedigd,
verlaat ik Harderwijk
ter hoogte van het Dolfinarium en de nieuwbouwwijk Waterfront, en ga
onder een
aquaduct door. Dat waterstaatwerk is aangelegd zodat de recreatievaart
het
wegverkeer niet langer in de weg zit, zo staat te lezen op een
explicatiebord.
Na het aquaduct (met een venijnig
klimmetje alweer) zie ik
tot mijn opluchting een pijl naar Zeewolde 8. Die 17 was slechts
afschrikmiddel.
Ik ben nu op de Knardijk, waarlangs
zich het Wolderwijd
weids uitstrekt, het Veluwse randmeer dat Harderwijk van Zeewolde
scheidt. De
Knardijk zelf scheidt enkele kilometers verderop het nieuwe Zuidelijk
Flevoland
van het iets oudere Oostelijk Flevoland, waarop Lelystad.
In de jaren 60 maakten we tijdens
onze vakanties in Putten wel
eens een rondvaart vanuit Harderwijk naar de ´Flevowerken´. Oostelijk
Flevoland
was toen al af, Zuidelijk in wording. Wij voeren zo ongeveer waar nu
Zeewolde
is. Hoe kon uit die blubbertroep ooit iets gedijen waar menselijke
bewoning
mogelijk zou zijn?
In 1968 viel Zuidelijk Flevoland
droog. De kwartiermakers
konden aan de slag, die nu in Zeewolde geëerd zijn met een straatnaam.
Het
nieuwe land werd verdeeld in twee gemeenten, Almere en Zeewolde, beide
enorme lappen
grond. Van begin af aan was het de bedoeling dat Almere zou uitgroeien
tot een
soort Nieuw-Amsterdam, een poldermetropool, terwijl Zeewolde het kleine
zusje
daarvan zou blijven, landelijk en dorps van opzet.
In 1984 werden de sleutels uitgereikt
aan de eerste bewoners
van Zeewolde. De bebouwde kom van Zeewolde telt nu ruim 20.000
inwoners, en
ligt aan het Wolderwijd tegenover Harderwijk. De rest van de gemeente
bestaat
voor 2/3 uit weiland en voor 1/3 uit bos. Er wordt geboerd en er zijn
veel
campings. Ook telt Zeewolde een paar bescheiden bedrijventerreinen.
Het pad aan de voet van de dijk is
lang, recht en saai. Ik
heb een straffe westenwind pal tegen en zie niets van het water, tot ik
mijn
fiets op de standaard zet en de dijk beklim.
Dat ik dan net een bus voor de lens
krijg, is puur toeval.
In het weekend rijdt er maar eens per uur een van Zeewolde naar het
centrum en
het station van Harderwijk, met dan ook nog eens geen beste aansluiting
op de
treinen. Ook voor Zeewolde zou het niet slecht zijn als Harderwijk de
Intercitystatus kreeg.
Door de weeks rijden er ook Connexxion’s naar Almere en Nijkerk. Verder zie ik op deze zaterdag overal in Zeewolde een vintage Amerikaanse schoolbus rijden die misschien dienst doet als stadsbus in dit dorp?? Al met al geloof ik dat niet-autobezitters beter kunnen gaan wonen in het meer stadse Almere, met zijn vrije busbanen.
Een kilometer verder, bij een knik in
de dijk,
hangt een reusachtige
paarse inktvis te spartelen boven het land. Vreemde dingen zie je toch
in zo’n
polder! Of is het een fata morgana, of heb ik de polderkolder? Nee, dat
gevaarte hoort bij een vliegerfestival dat vanmiddag gehouden wordt bij
de Biezenburcht,
een uitkijkpunt met horecavoorziening. Vliegeren, bijna net
zo spannend
voor de
jeugd als Pokémon Go.
Ideaal vliegerweer, op deze zomerdag.
De hier in
ruime mate aanwezige windmolens produceren heel wat kilowattuur. En ook
vandaag kunnen we het wel stellen zonder zonnebrandolie.
Als fietser kun je de koperen ploert toch wel missen. Wel vervelend dat
ik
daarmee nu ook mijn kompas kwijt ben. Toch zal deze dag niet met
ernstige
verdwalingen gepaard gaan, tegen alle verwachtingen in.
Er wordt dit jaar flink traditioneel
Hollands gemopperd op
de zomer. Maar die is volgens mij niet eens zo verschrikkelijk slecht.
Ik heb
in ieder geval tot nu toe op 10 van de 11 zomerse zaterdagen kunnen
fietsen en
moest er slechts één keer vanaf zien in verband met voorspelde regen.
Dat er toch zoveel over de zomer
geklaagd wordt, komt door
al die doemverhalen over klimaatverandering (alsof dat helpt, miljard
keer
zeggen dat de wereld ten ondergaat aan opwarming, en intussen gewoon
verder
gaan met kolencentrales bouwen en asfalt aanleggen).
Zorgelijke berichten: nu worden in
2016 mondiaal alweer alle
hitterecords gebroken… behalve
in
Nederland, denkt de scepticus die haakt naar tropische dagen. Voordat
we door
de opwarming van de aarde verschroeien en verkolen, eerst nog een paar
topzomers, het zou niet gek zijn. Maar nu worden we lekker gemaakt met
hitte die
hier dag na dag ontbreekt.
Na nog een kilometer of 5 over die
dijk, langs een
recreatiestrand in aanleg, bereik ik de eerste huizen van Zeewolde. Het
dorp
kent alleen laagbouw: eengezinswoningen en flatjes met een bescheiden
aantal
woonlagen. De vakantiestilte schreeuwt me hier bijna in de oren, in
deze
verlaten lanen, meer nog dan elders in den lande.
Heel toepasselijk vandaag, zijn de
straten in deze buurt
genoemd naar soorten winden: Sirocco, Föhn. Ik beklim met fiets en al
een
trappetje over een dijk heen. Daarachter ligt een autoweg. Zeewolde
heeft een
netwerk van brede ring- en randwegen langs bossen. Ik neem de Spiekweg,
kruis
de Horsterweg en sla na een paar kilometer linksaf de Dasselaarweg in
die me
terugbrengt naar de bebouwde kom.
Een fietstocht die ik van harte zou
aanraden aan mensen die
Nederland ‘te vol’ vinden. De Flevopolders zijn op de groei gepland. In
de tijd
dat ze werden aangelegd, gingen planologen uit van een verdubbeling van
de
bevolking van 11 miljoen naar 22 miljoen Nederlanders. Zo ver is het
niet
gekomen, dank zij pil en spiraaltje. Zuidelijk Flevoland heeft vooral
een hoop
groen en recreatieterrein toegevoegd aan Nederland.
In het hart van Zeewolde, bij de
haven, is een winkelcentrum
in een voetgangersgebied. Hier staat op een pleintje het hoogste
bouwwerk van
de gemeente: de 36-meter hoge Open Haventoren.
Op zo´n fietsknooppuntennetwerkkaart heb ik gezien dat er
een pont vaart over het Nuldernauw tussen Zeewolde en Strand Horst. Nu
hoef ik
op de terugweg tenminste niet opnieuw over die saaie dijk. Het is me
verder ook
niet onwelkom, nog een stuk Veluwe mee te pikken op mijn tocht.
Och, het is echt heel bijzonder,
hoor, zo´n polder, nieuw
aangemaakt land, uniek in heel de wereld. En Zeewolde ziet er best
leefbaar
uit; weinig op aan te merken. Maar mijn hart ligt toch aan de overkant,
de
Veluwe van onze jeugdvakanties, met die eerbiedwaardige oude wouden. In
Zeewolde staat niets, geen woning, geen grasspriet, geen boom, die
Abraham al
gezien heeft.
Wat niet wegneemt dat er ten tijde
van Karel de Grote al
mensen woonden, of liever: NOG mensen woonden, terwijl de rest van wat
nu
Flevoland heet, al vóór het begin der jaartelling in de golven was
verdwenen.
Er was een dorp Seaewald, waar ongehoorde vroegmiddeleeuwse dingen
gebeurden,
tot hekserij aan toe. Zegt men.
Ik kan de aanlegsteiger van de pont
eerst niet vinden, maar
dat komt omdat de boot in de zomervakantie op een andere plek aanmeert
dan
daarbuiten. Nu doet hij dat op de Rede, vlak bij het gemeentehuis. De
pont vaart
om de 40 minuten. Hij komt er net aan in de verte; ik heb niet te
klagen over
gebrek aan mazzel.
Een zeer ruime boot over het ruime
sop van het Nuldernauw. Nuldernauw
was ook de titel van een stuk van mij uit 2005 waarin ik naar Strand
Nulde liep,
om jeugdsentimentele redenen.
Deze keer fiets ik richting ´s Heeren
Loo, een landgoed (zo
lijkt het) onder de gemeente Ermelo, op de grens met Harderwijk. Ze
hebben iets
te vieren: ´s Heeren Loo bestaat 125 jaar. Een pijltje ´Theehuis´ lokt
me die
kant op; het is zo langzamerhand tijd voor koffie met appelgebak, vind
ik.
Ik ga dan nog uit van een
informatiecentrum of
natuureducatiecentrum, of zo. Maar daar lijkt het helemaal niet op: een
donker
geval met ouderwetse inrichting. De natuur-educatieve boekwerken en
folders die
ik verwachtte, zie ik niet. Wel groepen… hoe zeg je dat met een correct
eufemisme? mensen met verstandelijke beperkingen, met hun
mantelzorgers, in
geanimeerd gesprek aan grote tafels. Een dagje uit met de stichting,
denk ik.
‘Dat drink ik niet’, hoor ik een
vrouw gillen, ‘dat is
vergift, dan ga ik dood!’ Hierdoor niet afgeschrikt, meld ik me bij het
buffet.
Daar vragen ze me of ik kom afrekenen. Ik zeg dat ik eerst nog kom
bestellen,
doe mijn bestelling, en negeer een enigszins verbaasde en wazige blik.
Ik mag ergens gaan zitten. Maar eerst
bekijk ik nog wat
tentoonstellingsstukken over 125 jaar ’s Heeren Loo, en wordt gewaar
dat dit
oorspronkelijk, vanaf 1891, een instituut was voor ‘idioten en
achterlijke
kinderen’. Dat is het heel lang gebleven, voordat ze via zwakzinnige
jongens
evolueerden naar volwassenen met verstandelijke beperkingen. En die
zijn nu ook
geen patiënten meer, doch bewoners.
De hele boel hier is indertijd in het
leven geroepen door
zekere Fokko Kortlang, die de eerste directeur ervan werd, hoewel hij
geen arts
was, doch architect. Dat is wonderlijk, en daar kun je kort of lang
over
nadenken.
Goed, ik zit dus in een theehuis dat
eigenlijk alleen voor mensen
met verstandelijke beperkingen toegankelijk is. Maar ik heb nu al
besteld, en
zin in koffie met appelgebak, dus loop niet weg en laat me vallen op
een stoel;
hè, hè, even zitten, daar was ik aan wel toe.
Echt uit de toon vallen doe ik hier
niet; niemand neemt
aanstoot aan me. Behalve één bewoner, een magere man met rollende ogen,
die me minutenlang
verbijsterd aanstaart. Maar dat doet hij misschien bij iedereen. Wie
kan
trouwens in alle eerlijkheid beweren dat hij /zij ONbeperkte
verstandelijke
vermogens bezit?
Het smaakt me allemaal best; ik kan
het theehuis van ´s
Heeren Loo van harte aanbevelen bij mijn lezersschare. Nu loop ik weer
naar het
buffet, om af te rekenen. ´Ik mot zonder gluten´, schreeuwt een vrouw
voor me
in de rij.
´Wilt u afrekenen? Ik kom zo bij u´, belooft een serveerster me. Ze
gaat
bedienen op het terras. Een kleine 10 minuten later zie ik haar terug.
´Wat kan
ik voor u doen, meneer?´, vraagt ze.
´Mag ik afrekenen?´, vraag ik, met al het verschuldigde geduld. Het mag.
Een rondje door het centrum van
Harderwijk is de kers op de
taart van deze fietstocht. Ik hoef niet meer af te stappen voor foto´s;
die heb
ik 48 zaterdagen geleden al gemaakt toen ik Open
Monumentendag vierde in deze
voormalige vissers-, Hanze- en universiteitsstad aan de al even
voormalige
Zuiderzee.
Tijdens onze laatste vakantie op de
Veluwe, in 1971, deden
we vanzelfsprekend een dagje dolfinarium. Ik bekeek die dag alles met
de sceptische
blik van een 14-jarige puber, en vond die hele dolfijnenshow ineens
maar niks. Klootjesvolk dat en masse
komt kijken
naar intelligente zoogdieren die kunstjes moeten doen voor een maaltje
vis, en
misschien uitgehongerd worden om ze tijdens de show des te gretiger te
maken.
En dat alles voor puur commercieel gewin; uitbuiterij, iets anders was
het
niet. Geef die dieren toch de vrijheid in de oceanen, in plaats van ze
op te
sluiten in een bassin van 13 miljoen liter – wat veel en veel groter
klinkt dan
het is.
Ik vroeg me af, wanneer er eens een
goeie protestsong
geschreven zou worden over zulke wantoestanden. Waarom schreef ik die
zelf
niet? Die avond nam ik in de bungalow een leeg vel papier voor me, en
schreef
daarboven: ´The Dolfinarium Song´, maar verdere inspiratie bleef helaas
uit.
Ik had toen dus de opvattingen over
dolfijnenshows die ik hierboven nog hekelde. Maar wie in zijn leven
nooit van mening
verandert, is een eigenwijze klootzak, al zal hij zichzelf misschien
zien als
standvastig en compromisloos.
Ik ga die fiets terugbrengen, wat
iets simpeler is dan hem
ophalen: buiten de Kiosk op slot zetten en de sleutel binnen afgeven.
Frans Mensonides
21 augustus 2016
Er geweest: zaterdag 13 augustus 2016
Geen
gefiets op zaterdag de 20ste. Het weerbericht heeft
storm, regenvlagen en zelfs onweersbuien afgekondigd voor grote delen
van
Nederland. Dat blijkt in de loop van de dag erg mee te vallen; het ware
noodweer barst pas los in de nacht van zaterdag op zondag. Het KNMI zat
ernaast.
Maar ik had nu al besloten, de fiets te laten staan en de
tentoonstelling ‘De
waanzin nabij. Van Gogh en zijn ziekte’ te bezoeken in Amsterdam.
Daarover schreef ik in de rubriek
FHM’s onder meer:
Bij
dit onderwerp is
er één thema waar je niet omheen kunt, en dat is uiteraard: Het Oor.
Iedereen,
zelfs wie nooit van zijn leven een schilderijententoonstelling zou
bezoeken,
weet dat Van Gogh zijn oor afsneed - behalve hardnekkige gelovigen in
de
complottheorie dat zijn kunstbroeder en huisgenoot Paul Gauguin die
wandaad op
zijn geweten had.
Hoe
dan ook, het
gebeurde op 23 december 1888 in Het Gele Huis in het Zuid-Franse Arles,
waar
beide kunstenaars samen woonden, samen werkten en samen ruzieden over
vrijwel
alles. Die conflicten liepen uiteen van principiële kwesties over de
schilderkunst tot strijd om de gunst van de plaatselijke barmeid.
Vincent
liep, al
bloedend, met dat oor in zijn hand naar een bordeel en toonde het daar
om
onduidelijke redenen aan een prostituee, die daar erg van schrok en in
katzwijm
viel. Het voorval haalde de plaatselijke krant. De schilder werd
vervolgens
voor enkele weken opgenomen in het hospitaal van Arles.
Zijn
behandelende
arts, Félix Rey, stelde de diagnose: epilepsie, wat weinig zegt, want
alle
onbegrepen vormen van waanzin werden in die tijd onder die noemer
gebracht. Van
Gogh was de arts zo dankbaar voor zijn goede zorgen, dat hij hem een
portret
van hemzelf (van Dr. Rey, bedoel ik) cadeau wilde doen. Maar Rey vond
dat het
portret niet goed geleek, en weigerde het geschenk. Daar zal hij later
wel spijt van gekregen hebben.
Na Vincent van Goghs
ontslag uit het hospitaal stelden buurtgenoten een petitie tegen hem
op: de
schilder was een gevaar voor zijn omgeving en moest daarom opgesloten
worden.
---- > lees verder
op FHM’s.
OV-technisch gesproken maakte ik die
zaterdag niets mee wat
het vermelden waard zou zijn, en…
… zo breekt dan zaterdag 27 augustus 2016 aan, de laatste
fietszaterdag van deze fietszomer. Ik zal er nog naar terugverlangen,
als de herfstregen
de treinramen geselt en als er straks sneeuw ligt.
Voor de verandering ga ik nu eens op
pad in eigen provincie,
een rondje Rijnmondgebied in het gezelschap van en gegidst door mijn
medestrijder voor beter openbaar vervoer: Maxwell van Haeghwijck.
We starten bij station Schiedam, waar
weer zo´n onbewaakte
stalling is met ´geautomatiseerde in- en uitgang´, waar de
toegangshekken van
vuistdik staal slechts willen wijken voor pasjes of voor de chip in de
fietssleutel. Met enige moeite weten we er elk een OV-fiets uit te
bevrijden.
Maxwells familie-roots liggen in
Schie- en Rotterdam; zowel
zijn vader als moeder zijn opgegroeid in deze contreien. Ik snap daarom
niet,
dat ik hem Maxwell van Haeghwijck genoemd heb en niet Maxwell van
Rheynmondt.
Voor hem wordt dit dus een
sentimental journey. Maar mijn
eigen wortels liggen feitelijk ook voor een klein deeltje in deze
buurt. Rotterdam Spangen’,
schreef ik vorig
jaar al in een stukje over de te langzame sneltram TramPlus,
‘zag in 1928 de
geboorte van mijn moeder. Zij heeft er slechts 2,5 jaar gewoond, had
geen
herinneringen aan Rotterdam en wist lange tijd niet eens precies waar
in die
stad zij ter wereld was gekomen. Maar in de nalatenschap van haar
moeder vonden
we een paar oude brieven, geadresseerd aan de Mathenesserdijk nummer
zoveel
(die brieven ben ik inmiddels weer kwijt, en daarmee het nummer). Dus
ik nam
haar eens mee op verkenning door haar geboortebuurt.
Dat
was in de jaren
80, en mijn moeder verbaasde zich over de vele hoerenkasten op Spangen,
de
wrakke huizen en de portieken, waarin schamele luyden zich de aderen
vol
stonden te pompen en de neusgaten vol te snuiven. ‘Is DIT mijn
geboortebuurt?’,
vroeg ze, sipjes.
Maar dat is allemaal
nog goed gekomen. Anno 2016 is Spangen weer wat het eens was, een heel
knappe
woonwijk. In gerenoveerde toestand kan het met vertrouwen zijn
eeuwfeest
tegemoet zien’.
We zijn vanmiddag van plan, de Maas
twee keer over te
steken, via de Maas- en de Beneluxtunnel, en een kijkje te nemen bij de
Waalhaven. Als we de fiets zo halverwege de middag weer in geleverd
hebben, gaan
we per trein nog de ronde doen langs anderhalf nieuw station: het
onlangs
eindelijk geopende Utrecht Vaartsche Rijn en het verdubbelde Amsterdam
RAI.
In een smal straatje in het centrum van Schiedam woonde
Maxwells opa. Hij was een van de getroffenen door het ´vergeten
bombardement´
op woensdagmiddag 31 maart 1943, en verloor bij die gelegenheid een
oog. Amerikaanse
toestellen waren opgestegen in Engeland, met het doel, de
industriegebieden Keilehaven
en de Merwehaven te bombarderen.
Maar zoals niet ongebruikelijk was,
mikten de bommenrichters
erg slecht en gingen er complete woonwijken ten gronde. In en om de
wijk
Bospolder-Tussendijken werden 13000 huizen verwoest en waren er ruim
300 doden
te betreuren.
Ondanks deze grote tol aan
mensenlevens, werd het toch een
vergeten bombardement. Het heeft altijd in de schaduw gestaan van het
nog veel
grotere Duitse bombardement op 14 mei 1940. Hoogst pijnlijk was het
feit dat de
geallieerden, waarop zoveel Nederlanders hun hoop gevestigd hadden, in
feite de
daders waren. Die maakten zich dan ook bij vele vaderlanders diep
gehaat met
dit soort vergissingen en misrekeningen; lees ook de ’Apeldoornse
brieven’ uit
mijn eigen familiearchief.
Het bekendste gebouw in de wijk
Spangen is Het Kasteel, het
inderdaad monumentaal aandoende stadion van voetbalclub Sparta. Maxwell
stopt voor
het gebouw, vraagt: ‘Jij ook koffie?’, en loopt de kantine van Sparta
binnen,
waarvan de deur uitnodigend openstaat. Hij loopt altijd naar binnen op
plaatsen
waarvan ik me dan afvraag of dat zo maar mag; in zijn gezelschap zie ik
altijd veel
meer dan alleen.
We bestellen en krijgen koffie.
Niemand vraagt ons naar een
lidmaatschapskaart van Sparta of een supporterspas. Het gaat er hier
nogal
gemoedelijk toe.
Een kantine als een zaal. Op de
wanden herinneringen aan de
clubiconen van weleer: Bok de Korver, die aan het begin van de 20ste
eeuw
triomfen vierde, Lex Bosselaar, die dat deed in de jaren vóór WOII en
Denis
Neville, de Britse trainer die de club in 1959 naar zijn enige
kampioenschap in
de Eredivisie leidde.
Bok de Korver was een
gentleman-voetballer. Na een nederlaag
feliciteerde hij zijn tegenstanders altijd hartelijk met hun
overwinning. Hij was
wars van lauwerkransen en liep na een doelpunt niet zo idioot te dansen
en te
springen zoals tegenwoordig vrijwel alle voetballers doen.
Hij vond het ook niet juist om al te
fanatiek te trainen.
Dan had je een voordeel boven arbeiders die elke dag 12 uur keihard
moesten
zwoegen voor hun brood en alleen op zondag een balletje konden trappen.
De
Korver, die een beleidsbaan had op het Rotterdamse stadhuis, vond het niet sportief om hun daardoor
de loef
af te steken, en trainde daarom zo weinig mogelijk. Zo ging dat, toen
profvoetbal nog niet bestond.
Sparta komt nog steeds over als gentleman-club, zonder nare toestanden met supporters. Een beetje vergane glorie is het ook wel met die vereniging, die zijn enige titel vierde in de oertijd van het betaalde voetbal in Nederland, 58 seizoenen geleden. Maar vorig jaar zijn ze kampioen geworden in de divisie die genoemd is naar een biermerk, en dit seizoen komen ze dus weer uit op het hoogste niveau.
In het stadion staat de wedstrijd van
11:00 uur op punt van
beginnen. De kantinedame weet niet tegen wie Sparta moet, maar de
tegenstanders
dragen in ieder geval witte shirts en rode broeken. Er zit zo´n man of
100 op de
Kasteel-tribune, en wij voegen ons daar maar bij; ook als je ongenode
gast bent
bij een voetbalclub, wil je geen balomwenteling missen.
Eerst wordt het kunstgras nog even
gesproeid voor de wedstrijd,
en krijgt de assistent-scheidrechter de volle laag van het water, tot
hilariteit
van het hele stadion. Dan wordt er afgetrapt. Het zijn allemaal vrij
jonge
jongens, vóór in de 20, maar niet hét beloftenteam, want die spelen
vanmiddag uit
tegen H.H.C. Hardenberg, een wedstrijd in de pas ingevoerde Derde
Divisie. Dit
zijn meer de voormalige beloften, vrees ik; het
niet-ingeloste-beloftenteam. Dit
is geen erg hoogstaand voetbal.
Er worden veel aanwijzingen gebruld,
vanuit de dug-out en
onderling, die niet allemaal even zinvol zijn: ´Naar voren, naar
voren´, bij
een counter, ´Ga door, ga door, ga door!’, als een speler een rush naar
het
vijandelijke doel heeft ingezet, en ´Kom op, jongens, voetballen!´ Er
luistert volgens
mij geen hond naar.
Wij nemen ons eerst voor, te wachten
totdat er een goal
valt, maar als die te lang uitblijft naar onze smaak, dalen we van de
tribune
af en stappen weer op de fiets. Ik besluit spontaan dat ik voortaan
voor Sparta
ben, in ieder geval voor de rest van dit seizoen. Wel jammer dat ze
vanavond
meteen al zullen verliezen bij F.C. Twente (in een stadion dat ook al
genoemd
is naar een biermerk; wat heeft het voetbalwezen toch met die drank,
die je juist
moet laten staan als je een sportieve topprestatie wilt leveren?).
Verder gaat onze tocht door de westelijke wijken van
Rotterdam. In Delfshaven koestert nu de
westzijde zich in het zonlicht. Het
ziet er dan meteen heel anders uit. Ik kom hier om een of andere reden
anders
altijd laat in de middag. Daarna koersen we zo langzamerhand op de
Euromast af.
Eens stonden hier in de buurt havenloodsen tot waar het oog reikte,
maar die hebben
plaats gemaakt voor nieuwe woonwijken met opvallende flats.
Een echtpaar zit op een bankje aan
het water van de
Waterweg. ´Als jullie nog even wachten´, zegt de man verlekkerd, ´komen
er wel
50 vissersboten langs. Hoezo? Nou, dat is een vissersprotest tegen dat
ze van
Europa de bijvangst niet meer terug mogen zetten, of juist andersom,
dat ze de
bijvangst juist wel terug moeten zetten van Brussel, ik weet niet
precies
waarom, maar er komen in ieder geval straks 50 vissersboten langs; het
stond in
de krant´.
Wij bedanken voor de tip en passeren
Oceans Paradise, een
groezelig hotel, dat laatst op tv was omdat het er zo smerig was. Een
paar
waaghalzen zijn aan het abseilen vanaf de Euromast. Waar hep dat nou
voor nodig,
als er ook een lift is? Ze worden beneden opgewacht door een handlanger
die alvast
zijn leren broek heeft laten zakken, en nu in zijn blote billen in de
struiken staat.
Bizarre taferelen, die volgens Maxwell meer in Amsterdam passen dan
Rotterdam. Maxwell
zag het; ik niet, ik durf sowieso al niet naar dat abseilen te kijken.
Waar is
dat nou goed voor?
Met een fiets op je bult de steile,
lange, houten roltrap
van de Maastunnel af, dat durf ik ook al niet. Maar gelukkig is er ook
een
lift. De Maastunnel is 550 meter lang, gaat tot een diepte van
20 meter onder NAP,
en werd geopend in 1942. Er zijn afzonderlijke tunnelbuizen voor
auto’s,
fietsers en voetgangers. Als wielrijder ga je eerst met een noodvaart
naar
beneden en moet dan voldoende vaart maken voor de klim voorbij het
midden, om
de lift aan de zuidelijke oever te bereiken.
Aan de overzijde aangekomen, zien we de parade van de boze vissers (het stond inderdaad in de krant) en het welgevormde achterwerk van de S.S. Rotterdam. Die voer van 1959-2000 voor de Holland Amerika Lijn van Rotterdam naar New York en v.v.. Nu is het schip hotel-restaurant-café en een toeristische attractie, waar je rondleidingen kunt krijgen.
We vervolgen onze weg door het
Waalhavengebied. Geloof het of
niet, maar er bestaan, naast spotters van vissersboten, ook speciale
treinspotters
voor goederentreinen. Voor diegenen is de Waalhaven een waar paradijs,
terwijl ik
het er nogal naargeestig vind, en op de zaterdag onheilspellend stil;
slechts een
doodenkele auto of medefietser kruist ons pad.
De Waalhaven is een haven, de naam
zegt het al, maar hij
biedt meer uitzicht op kantoren dan op schepen, kaden en hijskranen.
Maar een
rubriek als deze staat of valt met afwisseling, en vanmiddag hebben we
eens een
heel andere tocht dan altijd die eeuwige bossen, weiden en heide, in
normale
fietsafleveringen.
Er is hier een goederenemplacement waar ik Maxwell ook nu weer door hekken zie lopen om locs te fotograferen. Daarachter rijden de metro’s van en naar Rhoon, en is er een opstelterrein voor metrowagens.
Verder heb je hier het bedrijf
Shunter, waar ze locs van
allerlei landen, modellen en spoorwegmaatschappijen repareren. Er is
hier één
persoon op zaterdag aan het overwerken. Ook zijn activiteiten,
bestaande uit
rangeren met een ingewikkeld verplaatsingstoestel voor locomotieven,
kunnen we
zo maar gadeslaan en fotograferen.
Een echt fanatieke spotter ontmoette
Maxwell een maand
geleden, toen hij op een doordeweekse dag deze route fietste. Die
spotter stond
bij een grote containeroverslagplaats langs de Vondelingenweg en langs
de
Betuweroute voor goederentreinen. ‘Een man op een scooter; iemand die
niet veel
om handen had; zonder werk, denk ik. Hij stond er al drie uur, zei hij,
en er was nog niks
langsgekomen. Ik bleef ook
nog even staan kijken en praten, maar er kwam nog steeds geen
goederentrein
langs´.
Een weinig dynamische hobby in een
dynamische omgeving,
lijkt me. Al snel bereiken ook wij de Vondelingenweg, waar kleurige
containers
staan opgesteld. Niets is hier te horen, behalve het doordringende
piep-piep-piep waarmee een rijdende kraan aankondigt dat hij aan het
rijden is.
Die kraan rijdt op rails en tilt, zo
het ons voorkomt,
volstrekt willekeurige containers van de ene trein op de andere. Het
gevaarte heeft
zijn eigen stroomdraad bij zich, die telkens wordt opgerold op een gele
haspel
als hij naar rechts gaat, en afgerold over het spoor als hij naar links
beweegt.
Ook deze overslag wordt draaiende gehouden door welgeteld één persoon. Er zit een kraandrijver het werk te doen waarvan hij als jongetje droomde, en verder zien we niemand. Ik schreef het al in het stuk over de aanleg van de Tweede Maasvlakte: hier wordt een hoop geld verdiend, maar er staat maar een handjevol mensen op de loonlijst.
Ik fotografeer vanuit de verte een spotter bij een scooter;
een spotter gespot. ´Het is, geloof ik, dezelfde’, zegt Maxwell. ´Die
staat
hier iedere dag, zeker’.
Het is inderdaad dezelfde. Alweer
urenlang niks gezien. Toch
moeten hier per dag en per richting minstens 6 ertstreinen passeren.
Die gaan
naar de hoogovens in Dillingen a/d Saar bij Trier. Een rit van een uur
of 12,
en er zijn dus altijd heel wat van die treinen tegelijkertijd onderweg
in Neder-
en Duitsland.
We hebben het erover, en daar komt er
net een aan, richting
Saar. ´Ja, dat is er een’, zegt de spotter opgewonden, ´ja, hij heeft
van die
speciale erts-haken!´ Nu verwacht ik dat hij een camera tevoorschijn
zal halen,
of een dichtbeschreven, beduimeld cahier, een logboek om alle
treinbewegingen vast
te leggen. Maar dat is niet het geval; hij kijkt er alleen maar naar.
Nog geen 5 minuten later verschijnt
een andere ertstrein ten
tonele, die met lege ertswagens op weg is naar de Maasvlakte, om ze
weer te
laten vullen. Volgens de spotter moeten er vóór donker ook nog een
styreentrein
en een methanoltrein passeren. Blijkbaar hebben goederentreinen ook een
soort
spoorboekje, dat je ergens kunt raadplegen. Maar ze rekenen daar met de
kalender en niet met de klok.
Wat niet wegneemt, dat beide
chemische treinen elkaar een
stijf kwartiertje later bijna voor onze ogen kruisen. ´Dat komt doordat
ik
erbij ben´, beweer ik. ´Ik trek ze hier naartoe. En dat terwijl ik
eigenlijk alleen
maar geïnteresseerd ben in reizigerstreinen. En dat dan nog meer om
ermee te
reizen dan om ernaar te kijken!´
Ondanks deze plotselinge vloed van
cargotreinen krijgen wij
niet de indruk dat die dure Betuweroute, die er persé moest komen, erg
intensief bereden wordt. Alles wat vanaf de Maasvlaktes naar het oosten
gaat, moet
hier langskomen; dit is DE spotplek.
´Rijden ze wel eens op het
linkerspoor?´, vraagt Maxwell.
´Ja, ja, dat gebeurt wel eens. Dat is echt helemaal tóp, als je dat
ziet!´
We nemen afscheid van de cargospotter en rijden verder
richting Pernis. Er is een stelsel van fietsbruggen. Je kunt een steile
helling
op fietsen of met je fiets op een roltrap gaan staan. Ik heb die
fietsinfrastructuur wel eens gezien vanuit metro C
(Spijkenisse-Nesselande) en
me afgevraagd wat het was.
Het bijzondere van het dorp Pernis is
dat er niets
bijzonders aan is te zien, evenmin als aan Rozenburg.
Als je niet wist dat het
helemaal omsingeld was geraakt door havens, wegen, op- en
overslagplaatsen en
raffinaderijen, zou je dat in het dorp ook nergens aan kunnen merken.
Een
contrast met Heijplaat,
dat vanaf dag één een stuk van de haven is geweest.
Donderwolken beginnen zich op te
stapelen, maar het zal de
rest van de dag droogblijven. De Beneluxtunnel onder de Nieuwe Waterweg
is het
moderne broertje van de Maastunnel; 7 km westelijk ervan. In 1967 ging
de Eerste
Beneluxtunnel open, alleen voor auto´s. In 2002 werd de Tweede
Beneluxtunnel
geopend, vlak ernaast, met meer rijstroken voor auto’s, maar ook buizen
voor
voetgangers, (brom)fietsers en de metro´s van de Beneluxlijn (toen door
mij in
gebruik genomen; deel 1, deel 2, deel 3).
Ook hier kun je kiezen tussen met de
fiets afdalen via de
roltrap en de lift. Op de tunnelwand staat in letters van tegels een
gedicht
van Jules Deelder (tussen haakjes de meest fanatieke Sparta-supporter
die in
Rotterdam te vinden is):
Lieve Ari /
Wees niet bang
De
wereld is rond / en dat istie al lang
De
mensen zijn goed / de mensen zijn slecht
Maar
ze gaan allen / dezelfde weg
Hoe
langer je leeft / hoe korter het duurt
Je
komt uit het water / en gaat door het vuur
Daarom
lieve Ari / Wees niet bang
De
wereld draait rond / en dat doettie nog lang
Met een lengte van 900 meter is dit
het langste gedicht ter
wereld. Net als het dijkgedicht tussen Goudswaard en Piershil,
kun je het
gedicht eigenlijk ook nog wel min of meer begrijpen als je het in de
andere
richting leest.
Maxwell voert me door een stuk
Schiedam dat de toerist nooit
ziet, door de wijken waar zijn grootouders, ooms, tantes, neven en
nichten woonden.
Daarna worstelen we ons opnieuw door de hekken van de volautomatische
digitale
fietsenstalling.
Nu gaan we volgens plan het
gloednieuwe station Utrecht
Vaartsche Rijn doen en Amsterdam RAI, waar het aantal perronsporen
onlangs is
verdubbeld van 2 tot 4.
Het eerste station is vooral voor
studerenden en
kantoorklerken gesticht. Vandaag staan er voornamelijk treinfotografen
op
het perron, waaronder
wij. De omgeving
van het nieuwe station, het ´achterland´, zoals ik het altijd noem,
moet je
eigenlijk op een doordeweekse dag verkennen. Ik kom er binnenkort op
terug,
maar hieronder alvast een foto, genomen op deze zaterdag, en één op een
doordeweekse dag:
De uitbreiding van station RAI maakt deel uit van een veel groter
project, onder de afkorting SAAL:
Schiphol – Amsterdam – Almere – Lelystad. SAAL heeft tot einddoel: het
drastisch vergroten van het aantal treinen tussen Schiphol en Almere.
Op den
duur moeten er op dat traject per uur en per richting 6 IC´s gaan
rijden plus 6
Sprinters. Hoogfrequent Spoorvervoer dat ook wel, met een onzinnige
kreet,
Spoorboekjesloos Rijden genoemd wordt.
Behalve de uitbreiding van station
RAI omvat SAAL ook
spoorverdubbeling naar 4 sporen vanaf de Riekerpolder (waar de treinen
vanuit
Schiphol de tunnel uitkomen) totaan station Duivendrecht, over een
afstand van
8 km.
Deze twee deelprojecten zijn onlangs
voltooid. Nog op de
planning staat de aanleg van twee extra IC-sporen bij station Weesp,
zodat de
Sprinters daar iets minder lang hoeven te wachten op passage van de
IC’s.
Verder worden er opstelsporen aangelegd bij de stations Almere Centrum
en Almere
Oostvaarders.
Een goed in de spoorwegmaterie ingevoerde lezer schreef me
naar aanleiding van dit stukje onder meer dat hij niet erg gelooft in
die
hoogfrequente dienstregeling tussen Schiphol en Almere. Als je IC’s en
Sprinters
allebei 10-minutendienst wilt laten rijden (12 treinen per richting per
uur,
dus), zul je ervoor moeten zorgen dat de IC’s de Sprinters kunnen
inhalen. Dat kan
in principe wel op dat vierspoor, maar daar rijden nog meer treinen.
Speciaal de
vier IC’s Schiphol – Utrecht per uur zouden roet in het eten gooien;
een kwartierdienst
en een 10-minutendienst combineren toch al niet zo lekker.
Vierspoor tussen Riekerpolder en
Duivendrecht. Deze foto is
op een andere dag genomen vanaf metrostation Amstelveenseweg. Het
voorste spoor
is een metrospoor.
Op Utrecht Centraal nemen we de IC
richting Schiphol, om op
Amsterdam Zuid ´terug te steken´ naar RAI, dat we voorbijgereden zijn.
In die IC lees ik net op mijn
smartphone een nieuwsbericht
over Eringa, het opperhoofd van ProRail. Die lanceert het idee, de
Amsterdamse Noord/Zuidlijn,
als die in 2018 eindelijk af is, vanaf het eindpunt Zuid door te
trekken via
bestaand NS-spoor naar Schiphol. Ja, welzeker, ik lees het goed: via
bestaand
spoor! Je moet er vooral geen nieuwe infra voor aanleggen; goed OV mag
vanzelfsprekend
niks kosten!
Een onzalig plan. Er rijden nu al 20
treinen per richting
per uur door de Schipholtunnel, verdeeld over 2 sporen per richting. En
dat geeft vaak al
vertragingen en opstoppingen genoeg. Daar komen in de toekomst nog de
extra treinen
bij voor de hoogfrequente dienstregeling Schiphol - Almere. Daarvoor is
de spoorverdubbeling
Riekerpolder – Duivendrecht juist uitgevoerd. Hoe wil Eringa er in de
Schipholtunnel nog 12 metro’s per uur per richting tussenwringen?
Maxwell vindt het ook een slecht
plan; Rikus Spithorst van
de Mij voor Beter OV twittert vrijwel onmiddellijk hetzelfde. Hij
heeft, voegt
hij eraan toe, nog wel alle vertrouwen in de bekwaamheid van Eringa.
Maar voor
wat mij betreft heeft de ProRail-baas toch wel de schijn tegen zich,
als hij
zulke kletsica uitbraakt in de media.
Waar we gelukkig niet meer aan hoeven
te twijfelen is de deskundigheid
van ROVER-orakel Arriën Kruyt, of liever: de complete afwezigheid
daarvan. Die man
heb ik nog vrijwel nooit iets zinnigs horen beweren over OV – wat wel
treurig
is voor dé OV-voorvechter van Nederland. Vanzelfsprekend is hij het ook
dit
keer weer volmondig eens met het belachelijke plan van Eringa.
Natuurlijk, doortrekking van de metro naar Schiphol, daar is het tweekoppig deskundigenforum van De digitale reiziger een warm voorstander van. Maar er zal dan nog een slordige miljard, schat ik, besteed moeten worden aan een nieuwe metrotunnel. Goedkoop is ook in het OV duurkoop. Ik schreef al in de vorige aflevering: een miljard is zó op.
Nauwelijks bijgekomen van de schrik
van Eringa's plan ondergaan we het nieuwe
halve station RAI. Waar ons een nieuwe shock wacht: in de RAI is dit
weekend
een trollen- of horrorfestival gaande, of zoiets. Op de perrons zien we
vreemd
uitgedoste lieden, waaronder een man in groen leer met pijl en boog en
vrouwen
van uiteenlopende leeftijd met heel erg rare kleuren haar. Plus types
die er altijd
al vreemd uitzien, die je op elk station wel ziet, maar vandaag nu eens
niet
opvallen.
Met een voor planologen ongewoon
staaltje van vooruitdenken
heeft men indertijd tussen de A10 en de bestaande spoorbaan ruimte
overgelaten
voor twee extra sporen, en ter hoogte van station RAI
voor een extra perron. De nieuwe sporen 3 en
4, bestemd voor de treinen richting Duivendrecht, liggen dan ook mooi
naast de
oude, 1 en 2, die nu alleen gebruikt worden voor het treinverkeer
richting
Schiphol.
Ondanks de uitbreiding wordt station
RAI nog bepaald niet
overbediend, met voorlopig nog steeds slechts Sprinters Leiden –
Schiphol –
Weesp – Hilversum – Utrecht en Sprinters Hoofdorp – Almere
Oostvaarders;
gecombineerde kwartierdienst.
Of de ronde overkapping van het oude
perron mooi of lelijk is,
daarover staken ook binnen De digitale reiziger de stemmen. Feit is,
dat het
nieuwe perron niet, zoals je zou verwachten, net zo´n zelfde ronde
overkapping
heeft gekregen, maar een platte. Ook dit moest blijkbaar op een
uitrekening.
In de stationshal hebben we nog een
punt van kritiek op het
feit dat daar geen digitale vertrekstaat aanwezig is. Als je die alsnog
wilt
raadplegen, moet je uitchecken en weer in. En daarmee verklaren we dit
halve
nieuwe station voor geopend. Tussen haakjes: de foto hieronder van het
nieuwe gedeelte
van de hal is later genomen: op een doordeweekse ochtend, zonder
trollen.
We keren terug via Hilversum, Utrecht
en Rotterdam. Met al
die korte ritjes binnen de Randstad hebben we in totaal vandaag per
trein toch
een kilometer of 250 afgelegd; het loopt snel op…
Frans Mensonides
8 september 2016
Er geweest: zaterdag 29 augustus 2016
Laatste wijziging: 11 september 2016
PS: op de grens van augustus en
september bracht ik 4 zonnige
dagen door in en om het Vlaamse Kortrijk. Daarvan zal ik in de loop van
deze
maand uiteraard verslag doen op deze site. Deze rubriek ´Beminde
zaterdag´ gaat
daardoor een paar weken of misschien zelfs wel een hele maand in de
ijskast.
Onze excuses voor dit ongemak.
FM
© Frans Mensonides, Leiden, 2016