Uyt d'oude modem
(26)
Eeuwig vrijgezel, ofwel: De onbestaanbare ‘nomo'
‘Klinnggg!
piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep…
kchchchchcttttt …
kchchchchcttttt …
kchchchchcttttt
… … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg …
tüdelüdelüüü ..
kcht-kcht-kcht’. Zo ging het ongeveer, toch?
De oude modem waarmee
deze website t/m 2003 werd ge-upload
Dit
is een aflevering in de reeks: ‘Uyt d’oude modem’,
met stukjes uit de tijd dat mijn site nog geüpload en bekeken werd via
de
telefoonkabel, met tussenkomst van een modem. Ik heb mijn website
opgericht in
november 1996, en die zit nu dus in de 20ste jaargang. Aan de onderkant
van
deze pagina meer over mijn aanwezigheid van 2 decennia op Internet,
plus een
overzicht van alle eerder verschenen afleveringen van ‘Uyt d’oude
modem’.
Van
1998-2003 schreef ik bij vlagen plaatjesloze
columns onder de naam REFLEXXIONZZ!!, soms eens per twee weken, soms
twee keer
per week, soms wekelijks en soms helemaal niet.
De onderstaande REFLEXXIONZZ!!,
gepubliceerd in het voorjaar van 2003, verdient het zeker, aan de
vergetelheid ontrukt te worden. Dat heb ik dan ook gedaan, met kleine
aanvullingen en wijzigingen.
Het
gaat over verstokte vrijgezellen als ik die, zoals ik ze omschrijf,
‘ongehuwd zijn, niet samenwonen en zelfs nooit verliefd zijn, of zijn
geweest’. Het wordt hoog tijd voor emancipatie van zulke mensen, zo
betoog ik, voor wie niet eens een algemeen gangbare benaming bestaat
(ik vond er ter plaatse één uit: ‘nomo’) en over wie vrijwel niets te
vinden is op Internet.
Daarin
is wel verandering gekomen in de 13 jaar sinds ik dat stuk schreef.
Niet in mijn status van vrijgezel, maar wel in wat over mensen als ik
geschreven wordt op het Web, dat in 2003 natuurlijk een stuk minder
uitgebreid tekstcorpus leverde dan nu.
‘A-romanticus’
is een recente term; ik las hem tenminste laatst ergens. Maar die term
heeft geen algemene ingang gevonden, en lokt ook misverstanden uit. Het
doet me denken aan een anekdote uit de tijd dat ik aan de universiteit
doorleerde in de schone letteren. Een kennis vroeg me een keer, waarmee
ik me zoal bezig hield op de academie, en ik antwoorde: ‘de laatste
tijd vooral met Romantiek’ (natuurlijk doelend op de literaire stroming
van die naam).
‘Dat zal een keer tijd worden!’, antwoordde hij; ‘heb je eindelijk een vriendin?’
Iets beter bevalt me de term ‘relationship virgin’,
waarop ik laatst stuitte. Op de gelinkte pagina staan de ultrakorte
autobiografieën van 14 van zulke relationele maagden. Als je die leest,
blijkt wel dat het een zeer heterogene groep is. Sommigen betreuren het
diep dat zij tot die categorie behoren – en zijn dus geen nomo, volgens
mijn definitie. Anderen zitten meer op mijn lijn, en zitten er niet
mee. Graag sluit ik me aan bij één van de sprekers, die zichzelf ‘te
uniek’ vindt om bij een partner te passen. Hieronder het originele
stukje uit 2003.
Cupido´s pijlen ontwijken. Beeldje in Kleef, geplaatst op last van graaf Maurits, die niet geloofde in vaste relaties, maar volgens geruchten wel wat losse liaisons gehad heeft.
Ik
besta niet. Mijn soort mensen is non-existent. En ik doel nu op
degenen, die ongehuwd zijn, niet samenwonen en zelfs nooit verliefd
zijn, of zijn geweest. Ik doel op mensen die niet kunnen begrijpen dat
92% van de romans, gedichten, liedjes en ruzies over liefde en
verliefdheid en relaties gaan, terwijl er in het leven minstens 92
boeiender dingen bestaan waarover een mens kan schrijven, dichten,
zingen, en ruziën. Ik doel kortom op wat ik voorlopig maar even de
Verstokte Vrijgezel zal noemen, de mensen die nooit een Intieme Relatie
gehad hebben (ik krijg die twee woorden al nauwelijks uit mijn pen) en
ook geen diepe behoefte koesteren om in die toestand alsnog verandering
te brengen.
Ik wist al van jongs af
aan dat ik ´zo´ was; al toen ik een jaar of 13, 14 was. En als klein
kind droomde ik van alles wat ik later zou gaan doen en worden, maar
nooit over getrouwd zijn.
Maar
zulke mensen als ik zijn er dus niet; daarvan heb ik me overtuigd na
een uurtje Google-en op het WWW, en een bezoek aan boekhandel en
bibliotheek.
Maar voordat ik
daar op doorga, wil ik eerst graag benadrukken, dat wij Verstokte
Vrijgezellen NIET ZIELIG zijn. Dit wordt geen klagerig stukje, lees
gerust verder! Hoe kun je zielig zijn, zonder dat je weet wat je mist??
Vergelijk het met een kleurenblinde, die zich ook niet voortdurend
loopt op te vreten, omdat hij grijsgroen niet kan onderscheiden van
marineblauw. Een ziekte is het ook niet, het is een geaardheid. Er is
dus ook geen pil tegen of behandeling voor.
Frank van Putten (Wim de Bie) is ervoor behandeld. Maar dat mocht niet baten.
Overgenomen van YouTube.
Terug
naar de leeszaal, nu. De psychologische rubriek biedt plaats aan vele
boeken over partnerrelaties: hoe je die moet krijgen en in stand moet
houden, en op een nette manier kunt beëindigen als je ze zat bent. Maar
niets staat vermeld over mensen voor wie het allemaal niet hoeft; dat
is iets ongehoords.
Verder
levert intypen van ´vrijgezel´ of ´single´ in Google, verrassend
genoeg, een oogst op aan dating-sites, met het doel: een levensgezel
ontmoeten. Want zo wordt over ons gedacht: een vrijgezel is iemand die
niet compleet is, die nog geen partner heeft; die zich hooguit een half
mens mag noemen.
Wíj maken ons
niet zielig; onze omgeving doet dat. Het adjectief ‘verstokt’ geeft al
aan dat er iets naars met ons aan de hand is, in de ogen van de
omstanders, al voelen we dat zelf niet zo. Dat is ook de verklaring
voor het feit, dat ze je altijd proberen te koppelen aan even oude
Verstokte Vrijgezellen van het andere geslacht, als je die ontmoet op
je levenspad. Men redeneert: ‘dan helpen we twee mensen tegelijk onder
de pannen’, alsof het soort wiskunde is, van je één plus één is
twee.
Ook voor de marketing is
de vrijgezel geen issue. Die afdeling heb ik ooit nog bezocht in de
bibliotheek. Ja, veel verhalen over ‘singles’. Maar een single is toch
heel iets anders dan een vrijgezel. Een single is een loslopende yup
van een jaar of 35, die veel te druk is met zijn / haar carrière. Hij
heeft geen tijd voor dat gedoe met relaties, of heeft er even zijn
bekomst van. Hij / zij is, als we de marketeers mogen geloven,
geïnteresseerd in uitgaan, een eenmalige wip voor één nacht, en dure
vakantiereizen naar exotische oorden waar hij ander singles kan
ontmoeten.
Aan de single valt
goed te verdienen. Maar waar blijven dan de Verstokte Vrijgezellen, die
soms toch ook aardig wat geld omhanden hebben, dat ze met niemand
anders hoeven te delen?
Ik heb
behoefte aan een kortere, pakkende benaming dan Verstokte Vrijgezel.
Maar er is niet eens een term voorhanden om ons soort mensen te
beschrijven. ‘Vrijgezel’ sec voldoet evenmin als ‘single’.
‘Alleenstaande’ - afgezien van het feit dat het een nogal jammerlijk
woord is; je kunt het zo lekker larmoyant uitspreken - dat is ook een
vlag die de lading niet dekt. Het duidt louter op het feit dat je een
eenpersoonshuishouding voert. Een Verstokte Vrijgezel, die nog bij zijn
of haar ouders woont, is geen alleenstaande; een alleenwonende weduwe
of weduwnaar is dat wel, hoewel geen Verstokte Vrijgezel.
Van
de alleenstaanden onder de 50 jaar koestert driekwart een schreeuwend
verlangen naar een levensgezel, hebben onderzoeken aangetoond, heb ik
gelezen. Dat zijn dus geen Verstokte Vrijgezellen; die begrippen hebben
totaal niets met elkaar te maken. Iets vergelijkbaars geldt natuurlijk
ook voor het nog droeviger woord ‘alleengaande’, dat ooit stond voor
iemand die in zijn eentje op vakantie ging, maar steeds vaker gebruikt
wordt voor iemand die alleen door het hele leven wil.
Ja,
er is een woord: ‘blauwkous’. Maar bij ‘blauwkous’ zie ik een zwaar
bebrilde vrouw voor me met een tuttige grijze rok, konijnentanden en
een spraakgebrek; kenmerken die beslist niet alle Verstokte
Vrijgezellen dragen. Het is een akelig, discriminerend rotwoord dat
bovendien alleen voor vrouwen geldt, en geen mannelijk equivalent heeft.
‘Maagd’,
dan? Dat woord verwijst slechts naar een biologisch-fysieke
omstandigheid, en niet naar een levenshouding. Iemand die het één keer
gedaan heeft om het eens te proberen, is geen maagd meer, maar
misschien wel een des te verstoktere vrijgezel.
Dan
heb je nog het woord ‘celibatair’. Maar dit wordt meestal gebruikt voor
mannen en vrouwen die om religieuze redenen afzien van een
partnerrelatie (en hun hele leven broeiende frustraties daarover moeten
onderdrukken; je krijgt je plekkie in de hemel niet cadeau). Als ik het
woord ‘celibaat’ opzoek in Google, vind ik alleen sites over nonnen,
priesters en dat soort spul. Maar ik vind niets, waarin ik me zou
kunnen herkennen, en daar was het om begonnen.
Ik
wou dat er een korte kreet voor ons slag mensen bestond, waarvan
iedereen meteen wist wat er bedoeld werd; zoals ‘homo’ of ‘hetero’. Ik
spreek zelf vaak wel over ‘nomo’s’ om mensen van de derde soort aan te
duiden, die homo noch hetero zijn. Maar ik verwacht niet, dat ik die
term algemene ingang kan doen vinden; daarvoor wordt deze rubriek door
te weinigen gelezen.
“Nomo”
(< no homo) slaat natuurlijk op het feit, dat de Verstokte Vrijgezel
uiteindelijk geen homo blijkt te zijn. Dat is wat zijn / haar omgeving
eerst jarenlang gevreesd heeft, en daarna jarenlang heeft gehoopt: laat
het alsjeblieft een homo zijn, dat is beter dan helemaal niks. Ik had
ook kunnen spreken over ‘homo-geen’, natuurlijk, maar dat is wat
woordspelig.
Sprekend over
homo’s: dat is een groepering waarop wij nomo’s best jaloers kunnen
zijn. Homo’s komen er luidkeels voor uit, we zúllen het weten!, dat ze
zich aangetrokken voelen tot mensen van het gelijke geslacht. Dat zijn
fiere mannen en vrouwen, die zich de beteren achten van hetero’s - en
over nomo’s helemaal nog nooit hebben nagedacht. Er is een
homo-subcultuur, er bestaat homo-kunst, er zijn
homo-belangenverenigingen, er zijn homo-beroepen, er is een onevenredig
aantal boeken geschreven over, door en voor mensen die homo zijn, of
als ‘bi’ van twee walletjes eten. Maar wat heb je gelezen over nomo’s,
voordat je dit stukje onder ogen kreeg??
Hoe
herken je de nomo in het leven van alledag? Helaas zijn daarvoor geen
algemene regels te geven; nomo’s verschillen onderling even hemelsbreed
van karakter als beide andere groeperingen. Vrouwenhaters, c.q.
mannenhaatsters zijn de meesten helemaal niet. Ik zeker niet; sommige
van mijn beste vrienden zijn vriendinnen.
Ik
heb altijd veel nomo’s gehad onder mijn collega’s. In het archiefwezen
tref je ze opvallend vaak aan; wist ik maar, waarom. Een tijdlang heb
ik gedacht, dat dit de typische nomo was: hij / zij kan niet tegen
tocht en sigarettenrook, ouwehoert veel te veel, heeft negen keer per
jaar griep, kan verschrikkelijk teuten, en krijgt nooit iets af. Maar
die stereotypen bleken niet houdbaar. Ze waren slechts gebaseerd op
twee ongehuwde collega’s die toevallig wat op elkaar leken. Eén daarvan
kondigde bovendien op een kwade dag aan, in concubinaat te gaan leven,
en moest daardoor geschrapt worden uit het rijtje van nomo’s. Verder:
voor mijzelf geldt deze reeks van eigenschappen beslist niet.
En
neem nu de wat blauwkouserige, verstokte nomo-vrouw die lang geleden
mijn collega was op een kantoor waar ik tijdelijk werkte. Die kon op
maandagmorgen oeverloos uitweiden over bijvoorbeeld haar diarree-aanval
van zaterdag, en hoe het er dan uitzag nadat het er was uitgekomen.
Liefst op het moment dat iedereen zat te smullen van een gebakje. Ze
had ook altijd van die verhalen over vastzittende verkoudheid, die
plotseling ‘loskwam’: “Het bleef maar stromen. In een uur tijd twee
pakken tissues volgesnotterd!”
Maar
ook dat: onsmakelijke praatjes over lichaamsfuncties, is niet typerend
voor nomo’s. Er werkte op die afdeling ook een hetero, die dwangmatig
de hele dag gore sekstaal uitsloeg, en er overkwam me daar trouwens nog
iets heel raars.
Een man die
pas vader was geworden, vroeg, of ik het fotoalbum van zijn boreling
wilde zien. Ik stemde toe, met abominabel geacteerd enthousiasme -
nomo’s zijn over het algemeen helemaal niet geïnteresseerd in
babyzaken. Ik bereidde me voor op afbeeldingen van zo’n roze
schreeuwlelijk in een wieg, vergezeld gaande van mondeling verstrekte
gegevens over geboortegewicht en lengte, maar neen. Het album volgde,
in meer dan 100 zeer bloederige close-up foto’s, het complete
geboorteproces, vanaf het moment van de eerste ontsluiting tot het naar
buiten bulken van de moederkoek. ‘Is het niet prachtig??; dit is het
mooiste wat er op de wereld bestaat’, sprak de trotse vader half
huilend, terwijl ik stond te braken in de prullenbak.
Waarom
vertel ik dit nou allemaal? Ik ga weer helemaal van het rechte pad af
met mijn uitweidingen. Laat ik me liever spiegelen aan de vele grote
geesten uit de geschiedenis die eeuwig vrijgezel waren, zoals de
chemicus Henry Cavendish, de filosoof Immanuel Kant, mijn dorpsgenoot
de natuurwetenschapper en uitvinder Christiaan Huygens en Florence Nightingale, de moeder van alle verpleegsters. Zulke mensen, daarmee zit je toch graag in één categorie!
Cavendish, Huygens, Kant en Nightingale, allen overgenomen van de Wikipedia
Dit
stukje is nog lang af. We hebben het bijvoorbeeld helemaal nog niet
gehad over de etiologie van nomo-schap. Evolutionair gezien zijn wij
nomo’s natuurlijk onbestaanbaar. Daar wij ons per definitie niet
voortplanten, zouden die nomo-eigenschappen, als ze al bestonden,
binnen tien, twintig generaties uit de menselijk genen verdwenen moeten
zijn. Wij zijn de losse uiteindjes van de evolutie. Hoe kunnen we ooit
een excuus aanvoeren voor onze volstrekt nutteloze en ongerijmde
aanwezigheid op deze planeet?
In
dit opzicht kunnen nomo’s veel leren van de homo’s. Immers, ook
homoseksuelen werpen doorgaans geen nakomelingen. Maar daar hebben ze
dan hele theorieën omheen geweven. Homo’s zouden van groot belang zijn
voor de rest van hun familie: hun broers en zussen en neven en nichten.
Die zouden, door het naakte feit dat zich een homo in hun familiekring
bevindt, een grotere overlevingskans hebben, zodat ze die
homo-eigenschappen via een omweg toch nog aan hun nazaten kunnen
doorgeven.
Een krankzinnig
verhaal; echt een redenering die onmogelijk kan kloppen. Maar misschien
moesten wij nomo’s ook eens zoiets verzinnen om de wereld te verzoenen
met onze existentie. Onze neefjes en nichtjes worden bevoordeeld, dank
zij die rare, vrijgezelle suikeroom of -tante, die altijd bereid is, op
ze te passen, en hen te zijner tijd een aanzienlijk vermogen zal
nalaten. Zo zit dat.
Tot slot:
bevinden er zich in mijn lezerskring mensen, die sedert consumptie van
dit artikel weten, dat zij zich nomo mogen noemen? Zo ja, laten zij míj
er dan niet mee vervelen, want ik kan er ook niets aan doen, en mij
vertel je er niks nieuws over.
Nee,
er is meer te doen. Wij moeten en masse uit de kast komen, voor het
voetlicht treden, en de wereld duidelijk maken dat wij bestáán, dat we
nomo’s heten, niet zielig zijn, en het niet meer pikken, door iedereen
vergeten en over het hoofd gezien te worden. Waar wachten we nog op:
werk aan de winkel!
Frans Mensonides
25 mei 2003
PS: 20 jaar
op het Web
Er
is veel te vertellen
over de beginjaren van deze
site. Maar dat heb ik al een paar keer gedaan. Dat is de makke met
jubileumjaren:
de scheppingsverhalen, de anekdotes uit de beginjaren, worden bij ieder
kroonjaar weer opgediept en ze veranderen nooit. Zo schreef ik het
meeste wat er vertellen valt al in 2001,
bij het eerste
lustrum van mijn homepage.
En vijf jaar later, bij
het
10-jarig
bestaan ervan, schreef ik
alles wat ik in 2001 nog niet verteld had. Om het weer vijf
jaar later toch nog weer eens heel dunnetjes over te doen. Ik
volsta kortheidshalve met het linken van
deze
stukjes, in plaats van alles weer opnieuw te gaan zitten oprakelen.
Frans Mensonides
10 juli 2016
Eerder verschenen in deze reeks:
Deel 0: Gecensureerd:
aan het
ziekbed van een wethouder (1998, 2001) - 15 jaar thuispagina
Deel 1: Nunc est bulborum; langs
de Geestlijn (2003)
Deel 2: Opkomst en ondergang van
Lovers Rail (1996-1998)
Deel 3: Twee
(mis)managersportretten: Zich
installeren (2002) en Wereld
op Wielen (2000)
Deel 4: Spoorrampjaar 2001
Deel 5: Het hoofdstuk Horeca:
een paar eet- en drinkervaringen (1999, 2000)
Deel 6: Start van Syntus
(1999)
Deel 7: Langs Lange Lijnen: Emmen -
Groningen, met toegift in Beijum (1998)
Deel 8: Stadsdienst Alkmaar op de
digitale snelweg (1997)
Deel 9: Bahn en
Kerstmarkten in het Ruhrgebiet (1998, 1999)
Deel 10: The Lotus Man en andere
ICT-treurnis (1999-2003)
Deel 11: Het aller, allerbeste
uit Langs Lange Lijnen (voorjaar 1998)
Deel 12: Treinreizgerstypen
(1998-2000)
Deel 13: Vier uit 'twee;
verhalen uit REFLEXXIONZZ! (2002)
Deel 14: Lange Lijn langs de Lek
(1998; met foto's uit 2013)
Deel 15: Mannen van 45
(2002)
Deel 16: Provinciaal triest:
Stadsvervoer 4 provinciehoofdsteden (1999-2000)
Deel 17: Buffel-blues;
oostelijke nevenlijnen (2001)
Deel 18: Lange lijnen langs d'oude
Haarlemmermeerlijn (2000 - 2001)
Deel 19: Het volgen van
sportevenementen / Mekkero (2003)
Deel 20: De
informatie-oorlog; een toekomstvisioen (2000)
Deel 21: Eeuwprobleem
(1998)
deel 22: Bussen in het oosten des
lands (1998/2000)
deel ??: Mijn eigen
Zeestraat van Huygens (2002/2003)
deel 23: Het
Bezzte uit REFLEXXIONZZ!! (2000)
deel 24: Foutje?
Blanco erover! Stoptrein 's Hertogenbosch - Nijmegen
deel 25: Het meezzt fantazztizzche uit REFLEXXIONZZ!!
© Frans Mensonides, Leiden, 2016