Uyt d'oude modem (33)
Touringcar, beltaxi, ‘Airbus’ en ringlijn: de winkeldochters van het Leidse stadsvervoer (2002/2003)


De oude modem waarmee deze website t/m 2003 werd geüpload

‘Klinnggg! piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep-piep… kchchchchcttttt …
kchchchchcttttt  … kchchchchcttttt … … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg … iiiioiiingggg …
tüdelüdelüüü .. kcht-kcht-kcht’. Zo ging het ongeveer, toch? 

Dit is een aflevering in de reeks: ‘Uyt d’oude modem’, met stukjes uit de tijd dat mijn site nog geüpload en meestal ook bekeken werd via de telefoonkabel, met tussenkomst van een modem. Aan de onderkant van deze pagina een overzicht van alle eerder verschenen afleveringen van ‘Uyt d’oude modem’. 

De jaarwisseling heeft ook dit keer niet veel soelaas geboden tegen corona. 2022 begint zoals 2021 is geëindigd: met de zoveelste lockdown tijdens de zoveelste golf. Daarom nog steeds geen nieuwe OV-reisverslagen op mijn Thuispagina, maar wel weer wat uit het archief geviste artikelen uit de beginjaren van deze site.

Ja, het is nog altijd het tijdperk van de herhalingen. Onze staatsomroep zond op 4 januari 2022 opnieuw de complete Elfstedentocht uit van 25 jaar geleden. Op de dag dat ik deze inleiding typ, zaterdag de 8ste, herhalen ze die herhaling ook nog eens grotendeels. Dus vooruit met de geit!, ik wil niet achterblijven.

In 2002 en 2003 maakte ik voor mijn ongeïllustreerde rubriek REFLEXXIONZZ!! een aantal ritten op het stadsbusnet van Leiden en de randgemeenten. Ik nam de winkeldochters, de 4 dunste lijntjes op een altijd al vrij dun beklant lijnennet. 2 van de 4 hebben het niet uitgezongen tot in de jaren 20 van deze eeuw. De 2 andere verbindingen bestaan nog wel, zij het onder een ander lijnnummer.

In één van de onderstaande hoofdstukken blik ik ook terug op de oertijd van de Leidse stadsbus, toen taxibedrijf Eltax een ringlijn verzorgde door de weinige wijken van Leiden waar geen tram reed. Dat bedrijf hield het als stadsvervoerder vol van 1935-1963, en werd opgevolgd door NZH (1963-1994), Westnederland (1994), ZWN (1994-1999), Connexxion (1999-2012) en Arriva (2012-heden).

1994 was dus een soort driekeizerjaar; ik realiseer het me nu pas. De snelle opeenvolging van exploitanten in de 90’s had een verwoestende uitwerking op de kwaliteit van het OV en op de relatie tussen busbedrijf en klant.

De bussen waarmee de stadsdienst gereden werd, evolueerden in 87 jaar van ‘vieze, stinkende benzineblikken’, zoals mijn oma de Fordjes van Eltax placht te noemen, via grijze barrels, gele standaardbussen en bij het publiek weinig populaire hybrids tot de elektrische bussen die er nu rijden.

 

Het oplaadpunt bij station De Vink, beginpunt van de lijnen 1, 2, 3 en 4.

 87 jaar geschiedenis. Laatst in het foto-jaaroverzicht 2021 suggereerde ik, enigszins gemelijk en raillerend, dat het daarbij wel mocht blijven. Gezien de diep gekelderde reizigerscijfers zou de Leidse stadsbus wel vervangen kunnen worden door een taxisysteem. Als ze dat dan weer door Eltax laten verzorgen (welke naam ook nu nog te lezen staat op taxi’s in deze stad), dan is de cirkel weer rond.

 

De complete Eltax-dienstregeling in een advertentie in het Leidsch Dagblad van 29 april 1946.
Overgenomen van de onvolprezen site Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Uit dat krantenarchief heb ik ook deze pagina opgesnord over het afscheid van Eltax in 1963. Het bevat een terugblik op het tijdperk van de blauwe Eltax-bus naast de Blauwe NZH-Tram. Leidsch dagblad, 24 mei 1963.

HIER nog een aardige pagina van een Leidenaar over hetzelfde onderwerp. Daarop een foto van de routestrip van het Eltax-netje.

Frans Mensonides
9 januari 2022
Foto’s 5 en 6 januari 2022, tenzij anders vermeld

 

 

11 Leiden Centraal - Leeuwenhoek - Transferium ’t Schouw / A44




Leeuwenhoek / Bio Science Park
Archief De digitale reiziger, 2013

De Leidse buslijn 11 heeft dezelfde hoofdfunctie als de Utrechtse met dat nummer; namelijk het vervoeren van universitaire en HBO-studenten naar hun collegezalen en vice versa. Daarmee houdt iedere vergelijking tussen Utrecht en Leiden op. Worden de dagelijkse reizigersstatistieken van GVU-lijn 11 geschreven met 5 cijfers; lijn 11 van Connexxion blijft ongetwijfeld steken beneden de 1000 passagiers per dag. Het Leidse universitaire terrein Leeuwenhoek ligt op korte afstand van de binnenstad, en begint bovendien pal achter het station. Er wordt hier voornamelijk gelopen en gefietst.

Lijn 11 rijdt in de spits met intervallen van beurtelings 10 en 20 minuten. Het gat van 20 minuten wordt opgevuld door streeklijn 43 (Leiden Centraal - Wassenaar - Den Haag CS), waarvan de route ook via het universitaire terrein voert.

Ik neem de bus van 7:50 uur. Het is een touringcar van Brouwers Tours, met het nummer 11 op een kaartje afgebeeld achter de voorruit. Als ik de trap opkom, knetteren luide radioklanken me tegemoet; goed om meteen wakker te worden. Een stuk of 20 studenten en werknemers beklimmen met mij dit wegkasteel. Wonderlijk, zo’n hoge touringcar met fauteuils, kofferruimte en nog net geen toiletgelegenheid, op een stadslijntje met een lengte van niet veel meer dan 2000 meter. Een 20-persoonsbusje was hier toch meer op zijn plaats geweest; arme kostendekkingsgraad!

We zwieren de bocht door, de Darwinweg op, en rijden langs, of liever gezegd door, het museum Naturalis. Er loopt over de weg een loopbrug van het oude Pesthuis uit 1666 naar de nieuwbouw die in 1997 voltooid is, met onder andere een torenflat voor 10 miljoen inwoners. Dode inwoners wel te verstaan, waarvan velen zelfs uitgestorven. In het opvallende zilverkleurige gebouw bevinden zich, naast mineralen en gesteenten, voornamelijk opgezette dieren en opgeprikte insecten, een collectie verzameld in de loop van eeuwen.

Behalve ondergetekende stappen alle passagiers uit in de Leeuwenhoek. Afgezien van collegezalen vindt je hier nauw met de universiteit verbonden high tech bedrijven. Ook het nieuwe hoofdkantoor van Hoogheemraadschap Rijnland is hier gevestigd. Rijnland heeft een iets langere geschiedenis dan de andere bedrijven hier; het hoogheemraadschap is opgericht in de 12e eeuw.

 

 



Bij de Mac

 Ik rijd mee tot het Transferium ’t Schouw / A44, dat er in 1999 per se moest komen, om de lengte van de files tussen Leiden en Den Haag te bekorten. ‘t Schouw is het bekendste transferium van dit land. Meer dan 100.000 automobilisten passeren per dag de lichtkrant waarop het ding staat aangekondigd. Op het transferium is plaats voor 210 voertuigen; als het vol staat, is er een file-reductie bereikt van 2 promille. ‘Als het vol staat’, maar dat doet het nooit. Op dit uur, nu de ochtendspits al voor de helft voorbij is, tel ik hooguit 60 vierwielers.

De bedoeling van een transferium is dat je er kunt overstappen van je auto op het openbaar vervoer en omgekeerd. Daartoe stoppen hier van maandag tot / met vrijdag streekbussen naar Den Haag, Katwijk, Noordwijk, Lisse, Oegstgeest - en natuurlijk stadsbus 11, waarmee ik hier ben gekomen.

Waarom vrijwel niemand hier ooit overstapt, heeft een vervoerspsycholoog (zelf autobezitter) me eens uitgelegd. De forens ziet de auto als een verlengstuk van zijn huis, en de bus - die hij immers, net als zijn kantoor, onvrijwillig deelt met anderen - als een verlengstuk van zijn werk. Wie dus gebruik maakt van een transferium, verkort zijn vrije tijd en verlengt zijn werkdag. Zo zit dat dus, en anders niet.

Het is een wat donkere morgen in maart; het lijkt, alsof de zon vandaag niet echt wil opkomen. In de schemering zoek ik de ingang van MacDonalds. Ik heb wel zin in een vroege kop koffie. Maar die is helaas niet beschikbaar. Hoewel in het gebouw al personeelsleden rondwaren, is de deur hermetisch gesloten.

Ik druip af naar het vertrekpunt van de bussen. De ruim overhuifde abri en het informatiepaneel zagen er fantastisch uit op de dag van de officiële opening (dat weet ik; ik had er een uitnodiging voor, maar heb de plechtigheid geboycot). Sedertdien zijn ze echter niet meer gereinigd. Een vette koek van vuil vertroebelt mijn uitzicht; ik zie bus 11 naderen als een schim in de schemer.

Dit is een normale Connexxion-bus. Ik heb één medepassagier, die uitstapt in de buurt van het Hoogheemraadschap; een denderend succes, dit transferium! Dat vindt ook de provincie Zuid-Holland. De provinciale magistraten zijn van plan in 2004 een gratis busdienst te introduceren tussen transferium ’t Schouw en Den Haag; daar zullen de automobilisten wel op af komen, denkt men. Ik ben benieuwd: de vervoerspsychologie versus de portemonnee; wat is sterker??

Toch staat het transferium eens per week vol auto’s. Dat gebeurt merkwaardigerwijze pas op vrijdagavond, als de forenzen voor wie het bedoeld was, thuis het begin van hun weekend zitten te vieren. De voertuigen die hier dan staan, zijn geen forensenauto’s, maar sportieve, fraai uitgedoste lef-wagens.

Er komen mannen die op auto’s geilen. En vrouwen die geilen op mannen die op auto’s geilen. En ook wel vrouwen die zelf op auto’s geilen, heb ik me laten vertellen.

Het gaat om de mooist opgetuigde auto, met de juiste spoilers, de juiste [noem maar een auto-term; ik ben er niet in thuis], de juiste lampen en de juiste stereofonische lawaai-installatie, met een toereikend aantal decibels. Je laat je auto daar bekijken, bekijkt zelf die van anderen, spreekt er op bewonderende kennerstoon over, en je vindt je eigen wagen toch stiekem de mooiste.

Heel populair is het ‘gummen’, ofwel het ‘burnen’: de auto op de handrem zetten en dan volop gas geven. De wielen draaien dan stationair, en brengen een wolk van stuivend stof voort, gecombineerd met de geur van smeltend rubber. Na een stijf kwartiertje burnen zijn allevier de banden wel versleten. Dan kun je zaterdagmiddag naar de bandenwinkel om vier nieuwe te kopen en om daar de halve middag te ouwehoeren met andere autobezitters; over jouw bolide en de hunne. Je zult mij dit alles niet horen veroordelen, maar het kost me toch erg veel moeite om er de gein van in te zien.

De politie houdt op vrijdagavond een oogje in het zeil. De taferelen die zich dan op het transferium afspelen worden oogluikend toegestaan; men is al lang blij dat dit soort mensen zich vrijwillig isoleert, in plaats van zich over de gehele gemeenschap te verspreiden.

Het was laatst op TV West, en het stond ook in de krant. Ik geloof het direct, zonder de behoefte te gevoelen, er op vrijdagavond eens langs te gaan, met mijn fiets. Kun je met een fiets ook “gummen”? Een vraag die hier onbeantwoord moet blijven.

lente 2003

 


Wat is er van lijn 11 geworden, anno 2022? Toen ik dit stukje uit 2003 herlas, kon ik me niet eens meer herinneren dat er ooit een lijn 11 geweest was. Die lijn is al lang verdwenen uit het busboekje, maar hij krijgt op maandag 10 januari 2022 een verre opvolger in de nieuwe lijn 9. Dat is een spitslijn die Leiden Centraal verbindt met wat nu Bio Science Park heet; de naam Leeuwenhoek is wat in onbruik geraakt.

Het transferium ’t Schouw / A44 ligt nog steeds bij de Mac, maar telt wat minder parkeerplaatsen dan toen. De bushalte bij het transferium heet nu Oegstgeest - Bio Science Park West. De bussen die er halteren zijn de nieuwe R-net’s  Katwijk – Leiden (lijn 430 / 431) en lijn 38: Katwijk Unmanned Valley / Vliegkamp Valkenburg – Leiden. Die gratis bus naar Den Haag is er nooit gekomen; er rijdt nu zelfs geen betaalde bus meer die kant op.

De bussen naar Leiden Centraal halteren nog steeds aan de kant van de Mac. Voor die naar Katwijk moet je een halve kilometer omlopen over een rommelig, onoverzichtelijk fiets-voetpad langs een in aanleg zijnde weg, onder een tunnel door. Ik kan me niet voorstellen dat je daarmee veel automobilisten uit hun vierwieler krijgt.

Als ik hier rondloop voor de foto’s – en dat is op donderdag 6 januari 2022, halverwege de middag – staan er dan ook maar enkele tientallen auto’s geparkeerd. In de meeste daarvan zitten mensen achter het stuur met een trog vol vette kledder die ze zojuist aangeschaft hebben bij de MacDrive. 15:00 uur, een ideaal dinunch-uur, in mijn terminologie.

Een complete mislukking, dit transferium. En of er op vrijdagavond achter de Mac nog gegumd en geburned wordt; ik zou het de lezer niet kunnen vertellen.



Lijn 527 Leiden Centraal - Oegstgeest Poelgeest - Oegstgeest Lange Voort (Beltaxi)


Poelgeest
Archief De digitale reiziger, 2020

 
Een landerige zondagmiddag in de wijk Poelgeest. Rijtjes nieuwe huizen, in de voorgeschreven kleuren, met voor elk minstens één auto. In de verte is hoogbouw in aanbouw. Jongens spelen een partijtje voetbal op een blubberig graslandje. De busabri op de Jac. P. Thijsselaan is bevlekt met modderige balafdrukken.

Dit is Oegstgeest, wat je alleen al ziet aan de wat frivole, doch slecht leesbare geel-op-oranje straatnaambordjes. De wijk wordt afgesloten door de spoorlijn naar Haarlem en Schiphol. 20 keer per uur hoor je hier het gedruis van een passerende trein. Aan de overzijde ligt de Leidse Merenwijk. Ik volg met mijn ogen de hoogspanningskabels die een vore door Poelgeest hebben getrokken; het lome ritme van hoog-laag, hoog-laag, hoog-laag, naar de horizon.

Poelgeest, een planologisch ongeluk, waarover grote beroering is ontstaan in de politiek van het normaal zo bedaagde villadorp. Voor tientallen miljoenen euro’s is de gemeente het schip ingegaan met de bouw van deze wijk. Bovendien kon een belangrijke belofte niet waargemaakt worden: Poelgeest had een plek moeten worden met optimale ontsluiting door het openbaar vervoer.

Begin jaren 90, toen dit wijkje met 1000 woningen op de tekentafel lag, was het de bedoeling dat NS een station zou openen ter hoogte van de Merenwijk en Poelgeest; een kleine 2 kilometer ten noordoosten van Leiden Centraal. Ter hoogte van het nieuwe station - Leiden Noord was de voor de hand liggende werktitel - zou een fietsers-, voetgangers- en bustunnel onder de spoorbaan door komen, om Leiden en Oegstgeest met elkaar te verbinden.

Dat station is er nooit gekomen; het is definitief van de baan. Over de tunnel wordt nog zwaar gesteggeld tussen beide gemeenten. Als de verbinding alsnog aangelegd wordt, dan kunnen de Poelgeesters gebruik maken van bus 45 die zijn eindpunt heeft in de Merenwijk; aan de andere kant van het spoor. Hemelsbreed ligt dit eindpunt op 200 meter van de abri op de Thijsselaan waar ik nu sta; om er te komen is een wandeling van een klein kwartier noodzakelijk.

Poelgeest kreeg een minimale OV-voorziening, waarvoor geen bus werd ingezet doch een taxi. Onder lijnnummer 27 worden in de spits enkele ‘vaste’ taxiritjes gereden tussen het station en deze geïsoleerde wijk. Gedurende de rest van de dag heb je de beltaxi lijn 527, die uiterlijk een uur voor de rit telefonisch ontboden moet worden.

Gedurende de afgelopen maanden heb ik Poelgeest enkele malen moeten bezoeken, om redenen die hier niet vermeld zullen worden. Het heeft me enige moeite gekost, te achterhalen waar lijn (5)27 naar Poelgeest vertrok. Niet van de taxistandplaats aan de voorzijde van het station, zoals voor de hand gelegen zou hebben; ook niet van het busstation met het DRIS. Ook de juffrouw van de telefonische taxicentrale kon het me niet vertellen.

- Hij vertrekt van het station Leiden Centraal.
- Ja, dat begrijp ik. Maar waar precies? Dat station is zo groot.
- Ja, kweenie. Hij vertrekt van het station Leiden Centraal, staat hier.
- Van voren of van achteren?’
- Van station Leiden Centraal.
- Mevrouw, bent u écht een mevrouw, of heb ik een computer aan de lijn, die in een oneindige lus staat?
- Van Leiden Centraal, staat in mijn computer.

Door schade en schande ben ik erachter gekomen dat de taxi vertrekt van de achterzijde, en wel bij de halteplaats voor de bus naar congrescentrum Leeuwenhorst. Daar hangt geen haltebordje met het lijnnummer (5)27; je moet het allemaal maar raaien, blijkbaar.




Poelgeest
Archief De digitale reiziger, 2020

Een uur geleden heb ik de taxi gebeld voor de terugrit van Poelgeest naar het station. Deze keer kan het niet missen. In de bewoonde wereld van Poelgeest staat slechts één halte; de andere ligt tussen in aanbouw zijnde huizen en zal nog minder vaak gebruikt worden.

Op het voorgeschreven uur komt er een taxi aanrijden van het bedrijf met de speaking name Wielkens. Je kunt op deze taxilijn gewoon met sterren en strippen reizen, maar de chauffeur heeft geen stempel bij zich. Hij plaatst een paraafje op mijn strippenkaart en begint te rijden. De brug naar de Oegstgeesterweg vormt de enige uitgang van deze wijk.

Uit het gekraak door de mobilofoon komt het woord ‘Eurotransplant’ naar voren. ‘Eurotransplant’, zegt de chauffeur. ‘Die ritjes rij ik graag. Die klanten zeggen niks terug, nietwaar? Ha, ha, ha! Heerlijk, nergens op hoeven letten. Ja, niet dat mijn normale klanten nou zo lastig zijn, hoor. Maar voor Eurotransplant rij ik lekker onderuitgezakt, met de radio keihard. Die klantjes protesteren niet!’

Mijn morbide fantasie produceert beelden van een nachtelijke taxirit met geraamten, on-doden, Dracula’s en zombies als passagiers, schouder aan schouder op de achterbank. Bij storm, bliksem en regen, uiteraard, en met passende griezelmuziek op de achtergrond.

Achterzijde station. De taximeter staat op 8 euro. Dat hoef ik vanzelfsprekend niet te betalen, dat moet Connexxion betalen aan Wielkens, en VOC Leiden weer aan Connexxion.

Een paar dagen later stap ik op een andere stadslijn, en gebruik de strippenkaart waarop die paraaf staat van de taxichauffeur. ‘Dat was een taxirit’, verklaar ik aan de buschauffeur, ‘hij had geen stempel bij zich’. De man kijkt me met troebele ogen aan, geconfronteerd met een kwestie die zijn bevattingsvermogen verre te boven gaat, en waar hij zich liever ook niet nader in verdiept. Hij knalt zijn stempel over de paraaf heen.

Mijn ritje van Poelgeest is daarmee met terugwerkende kracht geheel gratis geworden, al kostte hij 8 euro. Een tunnel en een nieuw station kosten tientallen miljoenen euro’s, daar kun je heel wat taxiritjes voor maken. Dat schijnt de redenering te zijn van NS en de gemeenten Leiden en Oegstgeest. En zo werd Poelgeest géén wijk met optimale OV-ontsluiting, en vaart alleen Wielkens er wel bij.

zomer 2003


Van de week, nu weer in 2022, fietste ik eens door Poelgeest, en heb vergeefs gezocht naar die ene abri op de Thijsselaan. Die is al lang met de grond gelijk gemaakt, en buslijn (5)27 is al jaren geleden opgeheven. Poelgeest is nu helemaal niet meer bereikbaar met het OV. De dichtstbijzijnde halte is een kilometer ver.

Ik las in dat oude stukje dat ik een paar keer in Poelgeest geweest was om redenen die onvermeld moesten blijven. Die bezoeken waren indertijd blijkbaar zo geheim dat ik ze me zelf aanvankelijk niet meer te binnen kon brengen. Maar uiteindelijk gaf mijn geheugen prijs dat ik indertijd betrokken was bij een OV-kwaliteitsonderzoek dat een vertrouwelijk karakter droeg. Als je dacht dat ik iets spannends had gedaan in Poelgeest, dat het daglicht niet kon verdragen, nee.

Het voor mijn doen wel heel vroege ritje in het volgende hoofdstuk stond ook in verband met dat onderzoek.


Lijn 28 Leiden Centraal – Roomburg (juni 2003)

 



Industrieterrein Roomburg
Archief De digitale reiziger, 2009

‘Michel, Michel, de bus komt eraan!’. Een schel vrouwengekrijs graait en grijpt over het vrijwel verlaten en in duister gehulde busstation bij Leiden Centraal. Michel zet het op een rennen, en is nog net op tijd. Gelukkig maar; een uur wachten bij een temperatuur van minus 8 graden Celsius is geen plezant begin van een werkdag.

Met een stuk of 25 passagiers rijdt de bus door de nanacht. De meesten van ons zijn medewerkers van DZB, De Zijl Bedrijven, dat geen sociale werkplaats meer genoemd mag worden. DZB ligt bij het eindpunt van deze lijn, op het bedrijventerrein Roomburg, langs de spoorlijn naar Utrecht.

Mijn buurman draait een CD van Koos Alberts op zijn walkman, en weet misschien niet dat het maar kitsch is. Aan de overkant van het gangpad zit een schriel wijfje met een gebreide muts op het schedeldak. Met een bozige blik en half dichtgeknepen ogen kijkt zij voor zich uit; op dit vroege uur nog niet openstaand voor menselijk contact.

De bus verlaat de Hoge Rijndijk voor een meandertje door de wijk Meerburg. Speciaal voor de bewoners van Zorgcentrum Roomburg rijdt lijn 28 op elke rit een kleine kilometer om. Vergeefs, op dit vroege tijdstip; de bejaarde bewoners van Roomburg stellen hun mobiliteit vandaag uit totdat de zon is opgekomen.

We zijn terug op de Hoge Rijndijk. Er stapt een forse man in met een woeste zwarte baard en een vettig petje. Hij groet de chauffeur, die op deze lijn al zijn klantjes kent, en ploft neer naast een collega. ‘Weer een dag…’ zucht hij.

Weer een dag. Deze mensen doen tientallen jaren hetzelfde werk, vormen zoiets als een grote familie, stel ik me voor, met alle problemen van dien, en hoeven zich geen zorgen te maken over hun CV, hun commissariaten, hun voorkennis, hun netwerk en hun loopbaanmanagement.

‘Heb jij je nog opgegeven voor dat kerstgedoe, dan?’, hoor ik vragen. De bus bereikt het eindpunt, de halte Zaalbergweg, genoemd naar een Leids grootindustrieel, die zich bezighield met de fabricage van wollen dekens. Werknemers drommen naar de glazen toegangsdeuren van DZB, waarachter het in ieder geval warm is.

 

Nieuwbouwwijk Roomburg
Archief De digitale reiziger, 2009

 

Ik zet mijn ijsmuts op en loop over een fietspad in de richting van station Lammenschans. En denk over de wonderlijke voorgeschiedenis van deze buslijn, nummer 28. Ooit reed de NZH onder lijnnummer 60 van Noordwijkerhout naar de wijk Meerburg, en was er een apart spitslijntje naar DZB. In 1994 werd lijn 60 ingekort. Dat kwam erg ongelukkig uit, want er zou een groot asielzoekerscentrum geopend worden langs de snelweg A4, tussen Meerburg en Roomburg, vol mensen zonder auto en met een vervoerbehoefte in hun nieuwe vaderland.

De gemeente Leiden besloot in het voorjaar van 1995 een buslijn Leiden Centraal - Meerburg - Asielzoekerscentrum - Roomburg in het leven te roepen, tegen een afwijkend tarief. Het ministerie van Justitie, verantwoordelijk voor het wel en wee van de asielzoekers, verleende subsidie voor een periode van 3 jaar. De exploitatie werd gegund aan DZB, in samenwerking met taxibedrijf Schutte. Deze buslijn heette om één of andere duistere reden de R-bus. Sommigen verstonden het als Airbus, en zagen een zwevend gevaarte voor zich.

Westnederland, die NZH in onze regio was opgevolgd als busmonopolist, was des duivels over deze doorbraak van zijn alleenheerschappij. Ik heb de districtschef er toen fijntjes op gewezen, dat het streekvervoerbedrijf zelf lijn 60 had ingekort. ROVER prees het initiatief van de gemeente, maar was niet erg ingenomen met de tariefbreuk die daarvan het gevolg was.

De Reiziger, het clubblad van ROVER, verzocht mij een achtergrondartikel te schrijven over deze R-bus, en dit te larderen met enkele interviews met opvarenden. Daar ik toen nog een voltijdbaan had, maakte ik het ritje op een zondag. Er waren geen DZB-ers om te interviewen, en ook de bejaarden bleven die dag binnen. Ik behielp me dus met de asielzoekers, waarvan er slechts één, een vrouw uit een brandhaard in de Balkan, wat gebroken Engels machtig was.

‘Bus werry nice, Holland werry nice country, people nice’. Veel meer kreeg ik niet uit haar, na een zeer moeizame uiteenzetting over het doel van het vraaggesprek; ook mijn Engels gaat het pidgin-niveau nauwelijks te boven. Omdat haar commentaar wat mager was, begon ik haar ook te ondervragen over waar ze heen ging met die bus. Verder sneed ik de vraag aan, hoe zij er zo toe was gekomen, haar huis en haard achter te laten voor een vlucht naar Holland.

De vrouw gaf nietszeggende antwoorden en begon me steeds angstiger aan te kijken. Misschien vermoedde ze in mij een geheim agent uit haar vaderland, zich uitgevende voor journalist van een tijdschrift over openbaar vervoer.

Na afloop schaamde ik me een ongeluk, dat ik een vluchtelinge had ondervraagd over zoiets triviaals als een stadsbus. Ik besloot, dat journalistiek niets voor mij was. En dat is de reden, dat je sedertdien in OV-reisverhalen van mijn hand nooit meer een interview hebt gelezen.

Herfst 2002

En dan nu weer een sprong naar het heden van 2022. Ja, 2002 is al 20 jaar geleden….

Aan lijn 28, die toen liep van Oegstgeest Haaswijk naar de bierfabrieken van Heineken, heb ik in 2009 een apart verhaal gewijd. Die is nu vervangen door lijn 7, Leiden Centraal – Zoeterwoude-Rijndijk, die alleen rijdt van maandag t/m vrijdag overdag. Buiten die tijden maakt lijn 187 (Leiden – Boskoop) een extra lusje door de wijk Roomburg.

 

Lijn 13: Leiden Centraal - Houtkwartier - Noord - Kooi - Centrum Oost - Professorenwijk - Lammenschans NS - Zuid West - De Vink NS - Stevenshof - Mors - Leiden Centraal.
Lijn 14: Idem dito; vice versa.


Reïncarnatie van lijn 13 in De Kooi
Archief De digitale reiziger, 2009.

Het Leidsch Dagblad schreef op zaterdag 7 juni 2003 dat buslijn 13 / 14, de ringlijn die vrijwel alle Leidse buitenwijken met elkaar verbindt, met opheffing wordt bedreigd. Dat is het gevolg van een bezuiniging van € 330.000 die het rijk in 2004 zal opleggen aan Leiden.

Nou moet ik toegeven: het ringlijntje haalt geen indrukwekkende vervoersstatistieken. Maar toch vind ik de opheffing jammer, om meer dan één reden. De ringlijn komt in hoeken en gaten van de stad, die niet door andere buslijnen bediend worden. Bovendien doet de lijn vrijwel alle bejaarden-, zieken- en verpleeghuizen aan, en wordt hij gereden met lagevloermaterieel, ten gerieve van de slecht ter been zijnde reiziger. In mijn ROVER-tijd, toen de ring ook al vaak ter discussie stond, hamerde ik altijd op de sociale functie ervan, maar in de 21ste eeuw is dat misschien geen geschikt argument meer om een zwakke broeder in het lijnennet te behouden.

Een tweede argument, nog minder rationeel dan dat van de sociale functie, is de historische waarde van lijn 13 / 14. Ooit bestond de Leidse stadsdienst uit niet veel meer dan deze ringlijn, die daarmee in zekere zin de oerlijn is van het net.

 

Eltax-stadsbus naar De Kooi op het Stationsplein. 1958.
Foto: A. van Vliet, gevonden op beeldbank Erfgoed Leiden en omstreken

Leiden was tot begin jaren 60 een tramstad; er was een lokaaldienst Oegstgeest - Hoge Rijndijk en er reden streektrams naar Den Haag, Katwijk, Noordwijk en Haarlem (de laatste, de Bollentram, maar tot 1949). De verschillende tramroutes bestreken samen bijna alle wijken. Voor de bus bleven niet meer dan wat restjes over.

In 1935 begon de Fa. Eltax desondanks een stadsbusdienst binnen Leiden. Niet lang daarna opende het bedrijf de ringlijn.

Tot in de jaren 60 heeft Eltax het volgehouden, in een stad die zich langzaam maar zeker uitbreidde tot ver buiten de bestaande tramroutes. De tram verdween in 1961 uit de Leidse straten, maar dit wil niet zeggen dat Eltax daarna het monopolie verwierf over het stadsvervoer. Dat ging naar de ex-tramexploitant NZH, die Eltax uit de stad verdreef in 1963, het jaar dat wij in Leiden Zuid-West kwamen wonen. Eltax bestaat tot de dag van heden voort als taxibedrijf, en heeft zich met OV nooit meer ingelaten.

Ik heb nog heel wat herinneringen aan het Eltaxtijdperk. Vóór 1963 logeerde ik al vaak in Leiden; mijn grootouders woonden er. De vrouw links op de foto lijkt wel wat op mijn oma, en de man bij de busdeur op mijn opa; zo gingen senioren gekleed in de 50's.

Ik zat veel liever in een tram dan in een bus, maar tegen een Eltax-ritje zei ik toch ook nooit nee. Altijd zette ik een keel op, als de volwassenen besloten dat het mooi weer was, en de fiets werd genomen in plaats van de bus.

Eltax reed in mijn prille jaren met blauwe Mercedesbussen, allesbehalve in lagevloeruitvoering. Die bussen waren meters hoog, je moest er op handen en voeten inklauteren - herinner ik me, en dat wás natuurlijk ook zo; ik heb ze alleen betreden met korte peuter- en kleuterbeentjes. Als ik zo’n bus terug zou zien, zou ik zeggen: ‘Wat zijn die dingen kléin!’

Erg populair was Eltax niet. Vele Leidenaars deelden mijn voorkeur voor de tram. Mijn oma sprak altijd over ‘die smerige, stinkende benzineblikken’, een kwalificatie die beslist niet van toepassing was op die nieuwe Mercedessen. Die was nog blijven hangen van hun voorgangers, de beruchte Fordjes, uitgerust met een walmende Perkins dieselmotor. Van die bussen is in 1959 het laatste exemplaar naar de sloper gereden.

In de laatste jaren van Eltax kreeg de ringlijn twee uitlopers naar de nieuwbouw; een naar het Morskwartier en een naar Zuid-West. De bus reed via die laatste wijk door naar de Garenmarkt in de binnenstad.

Na de opheffing van Eltax in 1963 kregen we NZH-lijn 2 (later 12): Zuid West - Centrum - Station - Oegstgeest. Weer een paar later werden de stadslijnen zoveel mogelijk geïntegreerd met het streekvervoer, en reed de bus vanuit Zuid West door naar Katwijk, onder lijnnummer 41. Deze lijn heeft alle wijzigingen overleefd, en bestaat anno 2003 dus nog steeds. Hetzelfde geldt dus voor de ringlijn die, als het aan de autoriteiten ligt, aan het eind van dit jaar wel met pensioen kan. Tijd voor een - hopelijk voorbarige - afscheidsrit.

Reïncarnatie van lijn 13 in Zuid-West
Archief De digitale reiziger, 2009

Lijn 13 / 14 rijdt 7 dagen per week van 8.00 tot 20.00 uur in halfuurdienst. Een volledige rondrit duurt een klein uur. Vanuit mijn buurt is het station via het westen van de stad te bereiken in ruim 20, en via het oosten in ruim 30 minuten. Ik doe de oostroute, en pak zo’n groene Citarobus van Mercedes-Benz; dat merk heeft de ringlijn na 40 jaar heroverd. De Citaro heeft ook voorzieningen voor het vastsjorren van een rolstoel, maar die heb ik nog nooit aan boord gezien. De vloer van de bus begint heel laag, en loopt voorbij de achterdeur ineens steil omhoog; onvermijdelijk, want de motor moet érgens zitten.

Vroeger hoorde je in de ringlijn het sappigste Leids, in drukke gesprekken over niks, tussen mensen die elkaar toevallig waren tegengekomen in de bus. Echte Leidenaars schijnen elkaar op een of andere wijze altijd te herkennen, zijn meestal ook familie van elkaar, in de zoveelste graad, en beginnen ogenblikkelijk tegen elkaar te schreeuwen en te zwetsen. Misschien zal ik er gedurende de volgende 40 jaar aan wennen. Vanmiddag zitten er alleen maar solitaire allochtonen in de bus, bij wie de rollende ‘r’ niet over de lippen komt.

Ik zie op deze overbekende route niets nieuws meer, en alleen maar herinneringen.

Voorbij Lammenschans duiken we de statige Professorenwijk in en passeren we de 2 middelbare scholen waar ik 6 jaar, resp. 11 weken op de leerlingenlijst heb gestaan (en niet veel meer heb gedaan dan dat). In 1968, toen ik naar de brugklas ging, had de NZH net de route van de ringlijn veranderd, zodat hij voortaan buiten de Professorenwijk om zou rijden. Mijn moeder was ten einde raad (hoe moest ik nu bij storm en regen en sneeuw en ijzel op school komen?) en schreef een boze brief naar de NZH. Daarop zal ze niet meer retour gekregen hebben dan een beleefd antwoordbriefje. Ik leerde toen al, dat OV nooit rekening houdt met wensen van individuen, en heb zes jaar lang in weer en wind naar die rotschool gefietst. Wanneer de Professorenwijk weer is teruggekeerd in de route van 13 / 14; dat weet ik echt niet meer.

 



Meelfabriek
Archief De digitale reiziger, 2009

Wat verderop, langs de slingerende Zijlsingel, ligt de voormalige meelfabriek (mailfabriek, schreef ik bijna), eens deel uitmakend van het Meneba-concern. Het is één van de hoogste gebouwen van de stad; een grote stenen olifant, grimmig als een dwangburcht en indrukwekkend in zijn lelijkheid.

Veel jongens uit mijn buurt gingen in de zomervakantie werken in de meelfabriek, waaronder mijn broer. Ik deed niet mee, had weinig geld nodig, zei ik, maar had eigenlijk een broertje dood aan hard werken.

Erg enthousiast werd ik ook niet van de verhalen die ik hoorde. De hele dag sjouwen met balen meel van 50 kilogram, in een smerige en onveilige fabriek. Er was een gammele paternosterlift, waarmee in die tijd een dodelijk ongeval gebeurd is. Je kon in de pauze zonnen op een 40 meter hoog richeltje - liever maar niet naar beneden kijken. Volgens het getuigenis van mijn broer bestond het personeelsbestand voor een aanzienlijk percentage uit debielen, van wie er nog wel eens een in een silo viel, in een tijd dat ARBO nog niet in het afkortingenwoordenboek stond.

15 jaar geleden verlieten de arbeiders de fabriek. Naar goed gebruik in deze stad hebben ze het complex eerst maar eens een poosje laten staan wegrotten. Vervolgens is het - vermoedelijk omdat niemand zin had, het te slopen - uitgeroepen tot industrieel erfgoed. Het gebouw zal verbouwd worden tot appartementencomplex.

Bij de monumentendagen, afgelopen september, was het opengesteld. Je kon het dak op, en achter een wrakke reling van het uitzicht genieten - een beker die ik aan me voorbij heb laten gaan. Wel heb ik rondgedwaald door de onderste twee, drie verdiepingen - een duister inferno; ik gaf mezelf met terugwerkende kracht groot gelijk, dat ik er niet heb willen werken.

Aan het eind van de rit rijdt de bus nog een rondje door het Houtkwartier, een wijk met opvallend veel onderwijsinstellingen. Op de Zweilandlaan zie ik een trapje dat naar een deur leidt die wat raar boven het maaiveld uitsteekt. Het trapje jaagt me nog altijd de stuipen op het lijf. Ik weet, wat erachter zit (en ruik die penetrante chloorwalm weer): een nog veel langere trap naar beneden, die vroeger voerde naar het instructiezwembad.

En ik heb er wat instructie genoten! Verspreid over de periode 1965-1970 toch wel een les of 280, voordat ik een zwemdiploma A kon tonen. Zwemmen behoorde tot de 1001 dingen die ik niet kon en durfde. Het schoolzwemmen was altijd op dinsdagmiddag, en zondagavond gierden de zenuwen me al door de buikholte; kinderleed waar volwassenen geen vermoeden van hebben. Tegenwoordig komen die twee trappen uit bij een sportschool. Heerlijk, zelf volwassen te zijn, en die weg niet te hoeven gaan als je niet wilt!

Bij het station stap ik over op een andere Citaro, die het westelijke gedeelte van de ring gaat berijden. Deze rit voert door de nieuwe stadswijken, waar minder herinneringen liggen. De halte Trompweg in Voorschoten moet nog even genoemd worden. Deze wordt bediend sedert 2001. Daarmee kwam de ringlijn voor het eerst in zijn 65-jarig bestaan buiten de gemeentegrenzen.

Tot slot dit: lijn 13 en 14 moeten behouden blijven!, want ze vormen ook een soortement erfgoed.

Lente 2003

Maar deze lijn verdween en is nooit meer teruggekomen, al zijn de nummers 13 en 14 nog wel gerecycled en een poosje gedragen door lijnen met een andere route. Kronkellijnen, maar nooit meer ringlijnen.

Wat ik in 2003 nog vergat te vertellen over de ringlijn: op die weinig gebruikte, door de rustige lanen van nieuwbouwwijken sukkelende bussen werden vaak chauffeurs ingezet die het tempo van het stadsverkeer niet konden bijhouden. Veel stokoude chauffeurs met 45 dienstjaren, of juist piepjonge, die net hun grootrijbewijs hadden. Verder zag je soms heel vreemde types achter het stuur.

Ook die ene aartsluie controleur trof ik er vaak. Hij stapte in bij Leiden Centraal, controleerde even de stempeltjes van de 3 à 4 passagiers en zat de rest van de rit uit op de achterbank, helemaal totdat de bus weer terug was bij het station.

Dat alles onderschrijft het sociale karakter van de ringlijn wel. Maar het is voltooid verleden tijd.  

Als ik nu, nog steeds woonachtig in Zuid-West, in de Mors moet wezen, kan ik kiezen uit een halfuur lopen, een busreis met overstap bij Leiden Centraal, of 6 à 7 minuten fietsen. 3 maal raden, wat ik dan doe!

Betere berichten dan over de stadsbus van Leiden kan ik geven over de verbouwing van de Meelfabriek tot o.a. appartementen. Dit project lijkt in dit pas begonnen jaar 2022 toch nog op zijn voltooiing af te koersen.

Frans Mensonides



Eerder verschenen in deze reeks:

Deel 0: Gecensureerd: aan het ziekbed van een wethouder (1998, 2001) - 15 jaar thuispagina
Deel 1: Nunc est bulborum; langs de Geestlijn (2003)
Deel 2: Opkomst en ondergang van Lovers Rail (1996-1998)
Deel 3: Twee (mis)managersportretten: Zich installeren (2002) en Wereld op Wielen (2000)
Deel 4: Spoorrampjaar 2001 
Deel 5: Het hoofdstuk Horeca: een paar eet- en drinkervaringen (1999, 2000)
Deel 6: Start van Syntus (1999)
Deel 7: Langs Lange Lijnen: Emmen - Groningen, met toegift in Beijum (1998)
Deel 8: Stadsdienst Alkmaar op de digitale snelweg (1997)
Deel 9: Bahn en Kerstmarkten in het Ruhrgebiet (1998, 1999)
Deel 10: The Lotus Man en andere ICT-treurnis (1999-2003)
Deel 11: Het aller, allerbeste uit Langs Lange Lijnen (voorjaar 1998)
Deel 12: Treinreizgerstypen (1998-2000)
Deel 13: Vier uit 'twee; verhalen uit REFLEXXIONZZ! (2002)
Deel 14: Lange Lijn langs de Lek (1998; met foto's uit 2013)
Deel 15: Mannen van 45 (2002)
Deel 16: Provinciaal triest: Stadsvervoer 4 provinciehoofdsteden (1999-2000)
Deel 17: Buffel-blues; oostelijke nevenlijnen (2001)
Deel 18: Lange lijnen langs d'oude Haarlemmermeerlijn (2000 - 2001)
Deel 19: Het volgen van sportevenementen / Mekkero (2003)
Deel 20: De informatie-oorlog; een toekomstvisioen (2000)
Deel 21: Eeuwprobleem (1998)
deel 22: 
Bussen in het oosten des lands (1998/2000)
deel ??:
Mijn eigen Zeestraat van Huygens (2002/2003)
deel 23: Het Bezzte uit REFLEXXIONZZ!! (2000)
deel 24: Foutje? Blanco erover! Stoptrein 's Hertogenbosch - Nijmegen
deel 25: Het meezzt fantazztizzche uit REFLEXXIONZZ!!

deel 26: Eeuwig vrijgezel, ofwel: de onbestaanbare 'nomo' (2003)
deel 27: Vier aparte typetjes uit REFLEXXIONZZ!!  (1999-2003)
deel 28: 'Ik hoop dat hij nog te eten is!' Verloedering van de stationsrestauratie (1998-2003)
deel 29: 'Solstitium' en nog 2 andere literair bedoelde apartjes (2002/3)
deel 30: Oant sjen, hete Friese 7-stedentocht (2003)
deel 31: Interliners (1996)
deel 32: Drie bijzondere stadsdiensten: Almere, Apeldoorn en Arnhem (1996)





© Frans Mensonides, Leiden, 2022